Kirsten Jacobsen
Henning Mankell Over het leven van de idealist, workaholic en schrijver van de beroemde Wallander-serie
Uit het Deens vertaald door Roald van Elswijk, Ingrid Hilwerda en Carla Joustra
de geus
Deze uitgave is tot stand gekomen met een bijdrage van The Literature Centre of The Danish Arts Agency (Kopenhagen) Oorspronkelijke titel Mankell (om) Mankell, verschenen bij Gyldendal Oorspronkelijke tekst © Kirsten Jacobsen 2011 Published by agreement with Leonhardt & Høier Literary Agency A/S, Copenhagen Nederlandse vertaling © Roald van Elswijk, Ingrid Hilwerda en Carla Joustra, via het Scandinavisch Vertaal- en Informatiebureau Nederland, en De Geus bv, Breda 2012 Omslagontwerp Berry van Gerwen Omslagillustratie © Lina Ikse Foto voorin Harriet Cederqvist Foto achterin Martin Harvey/Scanpix isbn 978 90 445 2203 7 nur 321 Niets uit deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van De Geus bv, Postbus 1878, 4801 bw Breda, Nederland. Telefoon: 076 522 8151. Internet: www.degeus.nl. Wilt u het gratis magazine Geuzennieuws met informatie over onze nieuwe uitgaven ontvangen, ga dan naar www.degeus.nl en meld u aan.
New Delhi, 2011
Laat me doen waar ik goed in ben – namelijk verhalen vertellen en daarmee mijn kijk op de wereld toelichten. Ik denk dat de manier waarop ik vertel misschien het beste beeld geeft van wie ik ben. Henning Mankell
‘Zelfs in de grootste ellende bezitten wij mensen een onvoorstelbaar vermogen om onze waardigheid te behouden en weerstand te bieden’, aldus Henning Mankell, die de helft van het jaar in Mozambique woont. (foto: Torbjörn Selander)
‘Beste vrienden.’ Het vertrek is kaal met gepleisterde, gevlekte wanden, neonlampen aan het plafond en zoemende ventilatoren. Na zijn eerste begroeting vraagt Henning Mankell de Indiase studenten in de zaal, de helft van hen vrouwen en de andere helft mannen: ‘Wie van jullie droomt ervan schrijver te worden?’ Er worden een paar handen opgestoken. ‘I don’t believe you’, antwoordt Mankell in een ontspannen Engels zonder noemenswaardig Zweeds accent. Hij bevindt zich op de University of Delhi, de grootste universiteit van India met driehonderdtwintigduizend studenten. In de loop der tijd is Henning Mankell vaak uitgenodigd om hier, en de dagen daarna tijdens het literatuurfestival in Jaipur, te komen spreken, maar pas dit jaar heeft hij toegezegd. Hij voelt zich in deze omgeving duidelijk in zijn element; de studenten hangen aan zijn lippen. ‘Laat ik jullie eerst een verhaal vertellen. Ik sta hier als storyteller, dus dit lijkt me wel een gepaste en logische introductie. Zoals jullie weten, heb ik een groot deel van mijn leven doorgebracht op het Afrikaanse continent, voornamelijk in Mozambique. Ik zal er later op terugkomen waarom ik dat heb gedaan. Aan het begin van de jaren tachtig was het land verwoest door een verschrikkelijke burgeroorlog. Groepen huursoldaten en betaalde bandieten die werden gesteund door het in die tijd heersende apartheidsstelsel in Zuid-Afrika, deden alles wat maar mogelijk was om verwarring en angst te stichten in Mozambique. Het waren huiveringwekkende tijden. Niemand in het land ontkwam aan de vreselijkste verschrikkingen, op welke manier dan ook. Tijdens de burgeroorlog verbleef ik een keer in het noorden 11
van Mozambique, in de provincie Cabo Delgado, bij de grens met Tanzania. Op een dag liep ik over een smal paadje naar een dorp. Het gebied was verwoest, de gewassen waren verbrand, alles om mij heen stonk naar dood, armoede en pijn. Plotseling zag ik een jonge Afrikaanse man over het pad op mij komen aflopen. Hij was een jaar of vijftien, heel mager en hij had vast honger. Hij was armoedig gekleed, maar toen ik naar zijn voeten keek, zag ik iets wat ik de rest van mijn leven niet zal vergeten: hij had schoenen op zijn voeten geschilderd. Met behulp van kleuren en kruiden die hij uit de aarde had getrokken, had hij de schoenen geschilderd die hij niet had. Ik dacht: zo sterk is dus de wil en het vermogen van de mens om zijn waardigheid overeind te houden, zelfs in periodes van uiterste nood. Dit is zijn manier om zijn waardigheid te bewaren: door schoenen op zijn voeten te schilderen, en door dat te doen geeft hij zichzelf hoop voor de toekomst. Hij is een man die weerstand biedt, a man of resistance. Ik weet niet wat er van deze jongeman is geworden. Ik ken zijn naam ook niet. Hij is hoogstwaarschijnlijk dood, maar voor mij leeft hij, en hij heeft mij een van de belangrijkste dingen in het leven laten zien: zelfs in de grootste ellende bezitten wij mensen een onvoorstelbaar vermogen om onze waardigheid te behouden en weerstand te bieden. Misschien herinnerde hij mij er ook aan dat er een dag kan komen, waarop we allemaal moeten weten dat we juist dit vermogen bezitten, dat we een manier kunnen vinden om onze waardigheid te behouden! Dat we ons kunnen verzetten tegen de krachten van kwaad en onderdrukking, die nog steeds de wereld waarin we leven teisteren. We bezitten allemaal het vermogen om schoenen op onze voeten te schilderen. Het beeld van deze jongeman staat me voor de geest, wanneer ik aan het werk ben met mijn boeken, mijn toneelstukken of mijn filmmanuscripten. Normaal gesproken schrijft een auteur vermoedelijk wat hij of zij zelf graag wil lezen; 12
maar ik schrijf ook voor deze jongeman. Hij zal altijd mijn belangrijkste lezer zijn, ook al is hij waarschijnlijk dood of was hij zijn hele leven analfabeet. Wat ik jullie net heb verteld, is echt gebeurd, maar het had ook een verhaal kunnen zijn dat ik had verzonnen. Zoals ik het zie, is er slechts één definitie van fictie: fictie is schrijven wat er had kúnnen gebeuren, maar niet noodzakelijkerwijs is gebeurd. Zo simpel is het.’ Henning Mankell is even stil …
13
In zijn leven en schrijverschap staat Henning Mankell met één voet in de sneeuw, Zweden, en met de andere in het zand, Afrika. (foto: Torbjörn Selander)
Göteborg, 2010
Zo ziet Zweden eruit, dacht hij. Bomen, wind, kou. Grind en mos. Een eenzame man diep in het bos. De terugkeer van de dansleraar
Waarom heeft hij ja gezegd? Op een nevelige dag in augustus, even voor 12.00 uur, glijdt de boot van Stena Line door de mooie scherenkust naar de een na grootste stad van Zweden. De veerboot draait langzaam om in de Götarivier en legt aan bij de Masthuggskade. Plotseling verandert het licht, en de regen klettert met zo’n enorme kracht op het stalen dek dat de druppels ervan afketsen. Bijna als een waarschuwing voor de passagiers die het Kurt Wallandergebied naderen, het meer onderkoelde deel van de Zweedse sociaal-democratie, hoewel de jachtvelden van de internationaal vermaarde Zweedse inspecteur zich voornamelijk concentreren rond de havenstad Ystad en de omringende dorpen, uitgestrekte weilanden en dichte loofbossen, een kleine vierhonderd kilometer verder naar het zuiden, in de richting van de Oostzee. Hier in Göteborg wacht mij de ontmoeting met de schepper van Kurt Wallander, de man die – na negen door de recensenten geprezen literaire romans – aan het begin van de jaren negentig zijn landgenoten wilde waarschuwen voor het racisme en die met zijn eerste Wallanderboek de lacune vulde na het succesvolle schrijversduo Sjöwall en Wahlöö. Daarmee gaf hij de aanzet tot een formatie nieuwe Zweedse detectiveschrijvers, maar door zijn geheel eigen taalgebruik en geloofwaardigheid in de beschrijvingen van de personages, heeft geen van hen hem overtroffen. Om die reden werd hij in een documentaire op de bbc door zijn collega-schrijver John Harvey ook geprezen als ‘The Master of Crime Fiction’; maar tegelijkertijd schuwt hij de publiciteit als het gaat om zijn privéleven. Keer op keer heeft hij zijn medewerking aan projecten als deze afgeslagen – ongeacht of ze een nationaal of een internationaal karakter hadden. 17