Nr. 60000
DE COMMISSIE GEDRAGSCODE BOUWEND NEDERLAND
heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 5 juli 2012 binnengekomen aangifte tegen de besloten vennootschap SCHIJF BOUW B.V., inmiddels gevestigd te Woudenberg, met een postadres te Maarn, hierna te noemen “aannemer”.
2 Verloop van de procedure 1.
De Commissie heeft kennis genomen van: - de brief van Bouwend Nederland van 4 juli 2012 met als bijlage een brief met bijlagen van 17 juni 2012 van de heer A en B, wonende te X – verder gezamenlijk te noemen “opdrachtgevers” en afzonderlijk “opdrachtgever” en “opdrachtgeefster” –, waarin zij aangifte doen tegen aannemer; - de e-mail van Bouwend Nederland van 10 juli 2012 met als bijlage “20 juni 2012 claim C aan Schijf.pdf”; - de e-mail van Bouwend Nederland 30 augustus 2012 met als bijlagen een e-mail van opdrachtgever van 29 augustus 2012 en een e-mail van opdrachtgevers van 30 augustus 2012; - de e-mail van opdrachtgevers van 31 augustus 2012 met als bijlage een email van 30 augustus 2012 aan D; - de e-mail van Bouwend Nederland van 4 september 2012 met als bijlage een e-mail van opdrachtgevers, eveneens van 4 september 2012; - de e-mail van 5 september 2012 van opdrachtgevers met als bijlage twee foto’s; - de e-mail van 11 september 2012 van opdrachtgevers met als bijlage een rapport van E, welk rapport eveneens is binnengekomen per post op 25 september 2012; - de brief van het secretariaat van 14 september 2012 waarin aannemer akte wordt verleend van het niet dienen van verweer; - de e-mail van 22 oktober 2012 van opdrachtgevers met als bijlage een e-mail van aannemer van 11 oktober 2012, welke e-mail ook is binnengekomen per post op 29 oktober 2012, vergezeld van een brief van opdrachtgevers van 25 oktober 2012 en een factuur van 14 februari 2008 ter zake van een driezitsbank.
2.
De aangifte is tijdens een zitting op 16 november 2012 behandeld, waarbij behalve de hierna te noemen leden en de secretaris van de Commissie de volgende personen aanwezig waren: - aan de zijde van aannemer: de heer D. Schijf, directeur, wonende te Woudenberg, alsmede – gedurende het laatste deel van de zitting – F, monteur in dienst van aannemer; - aan de zijde van opdrachtgevers: opdrachtgevers in persoon.
3 Bij die gelegenheid hebben opdrachtgevers hun klacht nader toegelicht en heeft aannemer verweer gevoerd. Vaststaande feiten 3.
Op grond van de stukken en hetgeen ter zitting heeft plaatsgevonden kan van het volgende worden uitgegaan: a.
Rond eind februari 2012 hebben opdrachtgevers en aannemer een aannemingsovereenkomst gesloten waarbij aannemer de verplichting op zich nam de bestaande woning van opdrachtgevers, gebouwd rond 1900, deels te renoveren en te verbouwen.
b.
De totale aanneemsom bedroeg € 21.000,00, waarvan € 10.000,00 betaald diende te worden voorafgaand aan de start van de werkzaamheden en € 11.000,00 na uitvoering en oplevering.
c.
Op 2 maart 2012
hebben opdrachtgevers de eerste termijn
van
€ 10.000,00 voldaan. d.
Op 17 maart 2012 betaalden zij – na aandringen van aannemer – een bedrag van € 7.000,00.
e.
Op 23 maart 2012 trad er lekkage op vanuit de nieuw aan te leggen badkamer op de eerste verdieping. Vanuit die badkamer droop cementwater op de begane grond, alwaar zich onder meer een nieuwe parketvloer, nieuw gestuukte wanden en divers meubilair bevonden; dat bleef nog enige tijd druppen. Die lekkage was aan een van de medewerkers van aannemer te wijten.
f.
Opdrachtgevers zijn toen enige tijd op kosten van aannemer elders ondergebracht.
g.
Nadien liep de onderlinge communicatie stroever.
h. Op dinsdag 17 april 2012 vond een gesprek plaats tussen aannemer en opdrachtgever (op verzoek van aannemer zonder opdrachtgeefster). Toen is onder meer gesproken over een meerwerkfactuur ten bedrage van € 3.500,00. i.
Die factuur werd de volgende dag op het aanrecht van opdrachtgevers achtergelaten.
j.
Op donderdagmorgen 19 april 2012 liet aannemer weten dat hij zijn medewerkers van het werk zou halen omdat de meerwerkfactuur niet was betaald.
k.
Op vrijdag 20 april 2012 staakte aannemer het werk.
4 l.
Er volgde correspondentie per e-mail over onder meer sleutelteruggave, verzekeringskwesties en het hervatten van het werk.
m. Op 26 april 2012 ontving opdrachtgever een voicemailbericht van aannemer waarin deze onder meer zei: “Als het geld niet betaald wordt, dan maken we bij jou de kachel aan op een manier die je nog nooit van je leven hebt meegemaakt, dus denk er om [opdrachtgever], daag me niet uit want dan gaan we nog hele rare dingen meemaken”.
n. Op 27 april 2012 is aannemer door de advocaat van opdrachtgevers in gebreke gesteld. o.
Op 24 mei 2012 berichtte aannemer opdrachtgeefster per e-mail onder meer: “Wij hebben altijd de intentie gehad er een mooi geheel van te laten maken maar met jou valt niet te werken, laat staan te leven, maar dat is aan [opdrachtgever]. Met jou als vriend heb je geen vijanden meer nodig. […] Ik kreeg zelfs het idee dat je met me naar bed wilde als je maar korting kreeg om al je plannen uit te voeren, alleen het idee al. […] Je huis is een bende van bij elkaar geraapte knutselarij, en dan zijn wij de gebeten hond. Misschien is het eens een idee je onder doktersbehandeling te laten stellen”.
p.
En op 13 juni 2012 aan opdrachtgevers: “Ik zou graag mijn sexueel getinte smsjes willen lezen en [opdrachtgeefster] al was je de laatste vrouw op aarde dan nog”.
q.
Aannemer heeft geen werk meer verricht.
r.
Opdrachtgevers stellen dat zij nadien hebben ontdekt dat aannemer structurele fouten heeft gemaakt.
s.
Ten tijde van de mondelinge behandeling was het werk van aannemer nagenoeg hersteld en voltooid. Opdrachtgevers schatten dat daar circa € 33.000,00 extra mee gemoeid is (geweest).
De ontvankelijkheid 4.
De overtredingen waarvan opdrachtgevers aannemer beschuldigen, zijn begaan na 1 januari 2012 en de aangifte is gedaan binnen twaalf maanden na die overtredingen, zodat de aangifte in zoverre in behandeling kan worden genomen.
Het standpunt van opdrachtgevers 5.
Opdrachtgevers geven als reden voor hun aangifte aan:
“▪
Grove nalatigheid van [aannemer] omtrent schade en verzekering
5 ▪
Grote bezorgdheid [opdrachtgevers] over uitkering schadepenningen aan [aannemer] in plaats van aan de gedupeerden, in deze [opdrachtgevers]
▪
Bedreigingen en beledigingen en grove intimiderende opmerkingen via mail door [aannemer]
▪
Tijdens mondelinge bespreking voortgang werkzaamheden toenemende beledigingen vanuit [aannemer] richting [opdrachtgeefster], die in grofheid toenemen.
▪
Huisvredebreuk/weigeren teruggave van onze huissleutels.
▪
Onze dochter kan door de situatie niet bij ons in huis zijn.
▪
Ernstige schade parketvloer en balkenplafond op de benedenverdieping door lekkage veroorzaakt door [aannemer]
▪
Zonder overleg vanuit [aannemer] zijn ernstige wijzigingen aangebracht in bouwconstructie van het huis: draagbalken plafond woonkamer op diverse plekken doorboord voor afvoeren en ongevraagd weghalen dakspant (draagconstructie) in de toekomstige badkamer voorzijde woning (opdrachtgever[s] had[den] slechts een advies vraag hieromtrent neergelegd bij [aannemer])
▪
Ernstige ondeugdelijke bouw geconstateerd door onafhankelijk expert (zie rapport)
▪
Nog meer ondeugdelijke bouw geconstateerd in de afgelopen weken, afvoerconstructie nieuwe badkamer, nu zichtbaar in plafond moet geheel opnieuw aangelegd en getest om lekkage te voorkomen, dit geldt ook voor de, door [aannemer] aangepaste elektra
▪
Andere materialen gebruikt dan afgesproken
▪
Eigendommen zijn vernield, onze tuintafel is gebruikt als zaagtafel en inmiddels afgevoerd, ons gereedschap zoals kruiwagen, bezems en scheppen werden gebruikt omdat er op dat moment voor zijn jongens geen materiaal aanwezig was. Wij zijn genoodzaakt, elders te eten en te douchen wat extra reis- en overige kosten met zich meebrengt.
▪
Extra betalingen afgedwongen door [aannemer]: niet afgesproken meerwerk factuur als claim neergelegd bij opdrachtgever[s] voor niet uitgevoerde c.q. ondeugdelijk uitgevoerde werkzaamheden
▪
Na ca 85% betaling offertebedrag door opdrachtgever[s] en veroorzaken schade door [aannemer], stopt deze met de bouw en beweert voor geen enkele schade verantwoordelijk te zijn, die hieruit voortkomt
▪
Nadat opdrachtgever[s] aannemer via officieel schrijven 2 weken de tijd [hebben] gegeven de werkzaamheden te hervatten en nogmaals via officieel schrijven van een advocaat, het verzoek neergelegd de werkzaamheden te hervatten en te zorgen voor naleving van het schadeherstel is hieraan op geen enkele wijze gehoor gegeven. Enige reactie van [aannemer] op diverse mail van opdrachtgever[s]: “als jullie nog meer zeuren stop ik subiet met de bouw”
▪
Gevolg van bovengenoemde heeft voor opdrachtgever[s] tot grote kosten geleid en zal nog leiden tot: advocaatkosten, onafhankelijke standkeuring, te verwachten verblijf- en reiskosten tijdens herstel van de ontstane schade in de woonkamer, hogere kosten door herstel toekomstige aannemer door ondeugdelijke bouw, kosten constructeur en gevolgkosten. Daarbij komt nog dat er een zeer lastige kwestie is ontstaan met betrekking tot de garantie
6 ▪
Ernstige opstal- en inboedelschade in woonkamer en hal ontstaan na lekkage veroorzaakt door [aannemer]”.
Het verweer van aannemer 6.
Aannemer stelt – samengevat – dat hij geen wijzigingen aan de constructie van de woning heeft aangebracht. De woning van opdrachtgevers is een oud huis waaraan een vorige bewoner het nodige heeft geklust. Opdrachtgevers hebben de woning gekocht zonder bouwkundige keuring of andere deskundige bijstand. Aannemer ontkent dat hij enige constructieve fout heeft gemaakt; de geconstateerde gebreken waren er al. Voor wat betreft de opgetreden schade is hij van mening dat hij daarvoor is verzekerd maar dat hij nog niets uitgekeerd heeft gekregen. De afwikkeling laat dus op zich wachten. Het is verder zijn gewoonte de overeengekomen aanneemsom zo snel mogelijk – en anders dan in zijn offerte vermeld – te factureren omdat het inmiddels zijn ervaring is dat hij anders moeilijk zijn geld binnenkrijgt. Hij maakt het werk dan ook nooit af voordat hij alles wat hem verschuldigd is, heeft ontvangen. En natuurlijk heeft hij recht op betaling van meerwerk: er moest steeds iets anders en opdrachtgevers moeten dan toch begrijpen dat dat meer kost, ook zonder dat hij daarvan vooraf opgave doet. Hij was er dan ook klaar mee: zonder betaling kon hij zijn jongens niet door laten werken.
De overwegingen van de Commissie 7.
Desgevraagd hebben opdrachtgevers te kennen gegeven dat zij met de onderhavige procedure willen bereiken dat anderen niet op eenzelfde wijze worden gedupeerd. Zij hebben onder meer voor aannemer gekozen omdat deze is aangesloten bij Bouwend Nederland. Zij gingen er vanuit dat daarmee een zekere kwaliteit was gewaarborgd, maar dat is niet het geval gebleken.
8.
In het licht van de stukken en wat er verder ter zitting is besproken, begrijpt de Commissie dat opdrachtgevers stellen dat aannemer (en de directeur) artikel B onder 4 en 5 van de Gedragscode heeft overtreden.
9.
Zij merkt op dat de vraag of en in hoeverre aannemer is tekortgeschoten in de nakoming van zijn contractuele verplichtingen, niet de vraag is die voorligt. Zij kan zich daar in het onderhavige geval ook geen oordeel over vormen nu niet vast staat wat de staat van de woning was voordat aannemer met zijn werkzaamheden aanving. Dat aannemer door de kwaliteit van zijn werkzaam-
7 heden de beeldvorming van de sector bouw negatief zou hebben beïnvloed (artikel B onder 5) is dan ook niet komen vast te staan. 10.
Dat is anders waar het gaat om de schriftelijke en mondelinge communicatie van aannemer. De citaten hiervoor getuigen niet van een professionele houding en zijn naar het oordeel van de Commissie als onbetamelijk aan te merken. Daarmee heeft aannemer niet alleen de beeldvorming van de bouw negatief beïnvloed (artikel B onder 5) maar heeft hij ook gehandeld in strijd met de algemeen aanvaarde maatschappelijke opvattingen over normen en waarden (artikel B onder 4).
11.
Ook het staken van de werkzaamheden omdat opdrachtgevers een meerwerkfactuur ten bedrage van € 3.500,00 niet betaalden nadat opdrachtgevers al € 7.000,00 meer aan aanneemsom hadden betaald dan afgesproken, komt – nu aannemer er naar eigen zeggen een gewoonte van maakt het werk niet te voltooien alvorens een opdrachtgever alle al dan niet terecht verzonden facturen heeft voldaan – de beeldvorming van de bouw niet ten goede. Daarbij liet aannemer in het onderhavige geval opdrachtgevers achter met alle waterschade, waarvan hij erkent dat hij daarvoor verantwoordelijk is.
Slotsom 12.
De Commissie oordeelt het gedrag van aannemer dusdanig laakbaar dat zij de als sanctie een berisping op haar plaats acht.
13.
Dit impliceert volgens artikel 15 lid 2 van het Procedurereglement een publieke bekendmaking.
14.
De Commissie zal het bestuur van Bouwend Nederland dan ook – op grond van artikel 16 lid 10 van het Procedurereglement – opdragen de uitspraak via de website van Bouwend Nederland openbaar te maken. Daartoe zal de uitspraak, met uitzondering van de gegevens van aannemer, worden geanonimiseerd.
15.
De Commissie geeft het bestuur in overweging om de website voor wat betreft de Commissie en haar taken en bevoegdheden (en uitspraken) beter toegankelijk te maken voor het publiek. Zoeken naar termen als “klacht”, “klachten”, “klachtencommissie”, “tuchtrecht” of “geschillencommissie” levert
8 niet het gewenste resultaat op. Daartoe moet specifiek gezocht worden naar “gedragscode” of “procedurereglement”, dat wil zeggen naar termen die zonder voorkennis niet onmiddellijk voor de hand liggen. De kosten van de procedure 16.
Nu aannemer een sanctie krijgt opgelegd, oordeelt de Commissie het op zijn plaats dat hij – op grond van artikel 16 lid 9 van het Procedurereglement – bijdraagt in de kosten van de procedure. De Commissie bepaalt deze bijdrage naar redelijkheid op € 1.500,00, welk bedrag aannemer binnen 14 dagen na dagtekening van deze uitspraak aan Bouwend Nederland dient te voldoen. De overige kosten van de behandeling blijven voor rekening van Bouwend Nederland.
De beslissing De Commissie Gedragscode Bouwend Nederland: berispt aannemer; draagt het bestuur van Bouwend Nederland op deze uitspraak openbaar te maken via de website van Bouwend Nederland met vermelding van de naam en de plaats van vestiging van aannemer; draagt aannemer op om binnen 14 dagen na dagtekening van deze uitspraak € 1.500,00 (vijftienhonderd euro) te voldoen aan Bouwend Nederland als bijdrage in de kosten van deze procedure.
9 Aldus gewezen op
18 december 2012
door:
mr. K.E. Mollema, voorzitter, prof. dr. R.J.M. Jeurissen en jhr. ir. C.J.A. Reigersman, leden, bijgestaan door mr. B.J. Broekema-Engelen, secretaris.
De voorzitter: w.g. mr. K.E. Mollema
De secretaris: w.g. mr. B.J. Broekema-Engelen, secretaris