Health Behaviour in School-aged Children HBSC 2013-2016 Studie-protocol Januari 2013
Principal Investigator Prof. Dr. W.A.M. Vollebergh (ASW, Universiteit Utrecht)(PI) Prof. Dr. T. ter Bogt (ASW, Universiteit Utrecht) (Co-PI) HBSC-Team Nederland Drs. S. van Dorsselaer (Trimbos-nstituut) Dr. S. de Roos (SCP) Dr. G. Stevens (ASW, Universiteit Utrecht) Dr. J. Verdurmen (Trimbos-instituut) Dr. T. Huijts (Universiteit Utrecht) Drs. M. de Looze (ASW, Universiteit Utrecht) R. Gommans, MSc (ASW, Universiteit Utrecht)
Figuur 1
Het conceptuele model van de HBSC-studie
Sociaal-demografische achtergrondfactoren • gezinswelvaart • etniciteit • gezinsstructuur • opleidingsniveau • schoolfunctioneren
Schoolkenmerken • etniciteit ll • schoolbeleid • schoolgrootte • ziekteverzuim • werkdruk docenten
Sociale steun • ouders • vrienden • klasgenoten • peer culture
(Psychische) gezondheid Risicogedragingen • • • • • • • • •
roken alcohol cannabis ongezonde voeding diëten lichaamsbeweging agressief gedrag pesten/gepest worden onveilige seks
• • • • • • •
geestelijke gezondheid ervaren algemene gezondheid life-satisfaction (psycho)somatische klachten Body Mass Index (BMI) body image satisfaction betrokkenheid bij ongelukken
2
Health Behaviour in School-Aged Children 2013-2016 1. Achtergrond van de HBSC-studie De HBSC-studie is een vierjaarlijkse studie naar psychisch welbevinden, gezondheid en risicogedragingen in relatie tot de dagelijkse leefomgeving van schoolgaande kinderen in de leeftijd van 11, 13 en 15 jaar. In het schooljaar 2013-2014 wordt de studie opnieuw uitgevoerd in ruim 40 aan de studie deelnemende landen in Europa, Noord-Amerika en Israël. Nederland nam in 2001 voor het eerst deel aan de studie en is inmiddels als volledig lid van het HBSC-consortium geaccepteerd. Daartoe moest eerst een volledig survey zijn afgerond conform het HBSC-protocol en de dataset worden geaccepteerd door de databank in Bergen. In 2013-2014 zal het Nederlandse HBSC-team opnieuw een dataverzameling in ons land realiseren. Belangrijkste doelstelling van de HBSC-studie De HBSC-studie wil vierjaarlijks een landelijk beeld schetsen van het welbevinden, de fysieke en geestelijke gezondheid en de risicogedragingen van Nederlandse schoolgaande kinderen van 11-16 jaar in de context van gezin, school en de groep van leeftijdgenoten. Daarnaast kan met de HBSC-studie het Nederlandse beeld vergeleken worden met de gegevens van een groot aantal andere landen om: a. na te gaan in welk opzicht Nederlandse kinderen verschillen van kinderen in andere landen op een groot aantal indicatoren voor welbevinden, gezondheid en risicogedragingen, en b. verklaringen te zoeken voor de verschillen die zijn gevonden tussen de kinderen in Nederland en andere deelnemende landen. Rationale voor deelname aan de HBSC-studie HBSC kan op basis van een nationaal sample een betrouwbaar en representatief beeld voor de genoemde indicatoren kan schetsen voor schoolgaande kinderen in Nederland in de leeftijd van 11-16 jaar. Met behulp van deze studie kunnen normgegevens worden gegenereerd voor de talrijke meer lokale en regionale studies die in Nederland worden uitgevoerd. Om die reden wordt zoveel mogelijk afstemming nagestreefd met de lokale monitoring, zoals door plaatselijke GGD’en georganiseerd wordt. De HBSC-studie biedt een belangrijke verdieping van deze monitoring op lokaal niveau door meer gedetailleerd in te gaan op (psychische) gezondheid, risicogedragingen en de mogelijke invloed van de context waarbinnen deze gedragingen zich voordoen (gezin, school, leeftijdgenoten). Door in 2013-2014 de studie voor de vierde keer uit te voeren zullen voor alle genoemde indicatoren tevens trendgegevens beschikbaar komen over de afgelopen twaalf jaar. Daarmee kan worden bekeken welke trends zich met betrekking tot de onderzochte indicatoren voordoen, waar zich onrustbarende trends voordoen, en hoe trends in Nederland zich verhouden tot trends in een groot aantal andere landen. 2. Specifieke doelstellingen van de HBSC-studie Om een zinvol beeld te kunnen schetsen van de gezondheidssituatie van schoolgaande kinderen van 11-16 jaar is het belangrijk om niet alleen indicatoren voor gezondheid en welbevinden na te vragen, maar tevens in te gaan op de sociale context waarbinnen kinderen opgroeien. Daarom worden het gezin, de school en de leeftijdgenoten als de sociaal belangrijkste domeinen voor kinderen in het onderzoek betrokken. Daarnaast wordt uitdrukkelijk gestreefd naar het opnemen van indicatoren voor sociaal-economische status die ook internationaal een vergelijking met andere landen mogelijk maken. Het onderzoek overstijgt met deze ambitie een puur epidemiologische beschrijving van de verschillende indicatoren voor (psychische) gezondheid en welbevinden, en streeft er naar om deze gedragingen begrijpelijk te maken door ze in relatie te brengen met sociale en sociaal-economische indicatoren. Het onderzoeksmodel van de studie is in een figuur
3
samengevat (zie figuur 1). De specifieke onderzoeksthema’s van de studie laten zich hieruit afleiden: Psychische gezondheid en risicogedragingen Het is van belang om na te gaan hoe sterk risicogedragingen in de (vroege) adolescentie samenhangen met de verschillende indicatoren voor (psychische) gezondheid van kinderen. Veel van de hier onderzochte risicogedragingen zijn immers kenmerkend voor de (vroege) adolescentie, en deels worden zij ook juist in de hier onderzochte leeftijd aangeleerd (in het bijzonder middelengebruik: roken, drinken, cannabisgebruik). Zo was het nagaan van de relatie tussen roken, drinken en cannabisgebruik enerzijds, en psychische problemen anderzijds een belangrijk aandachtspunt in de eerste HBSC-studie (Monshouwer et al., 2006; Verdurmen et al., 2005). Deze eerste analyses hebben laten zien dat het belangrijk is om bij het nagaan van deze relatie goed te differentiëren tussen verschillende risicogedragingen en de verschillende gezondheidsuitkomsten, omdat de structuur van de relaties verschilt. Sociaal-demografische factoren, risicogedragingen en (geestelijke) gezondheid Internationale studies hebben uitgewezen dat er belangrijke verschillen zijn tussen de sociaal -economische strata met betrekking tot risicogedragingen voor gezondheid. Ook voor psychische gezondheid zijn deze verschillen aangetoond. Het is van belang om na te gaan in hoeverre dit ook in de adolescentie wordt teruggevonden. Naast sociaaleconomische status van het gezin van herkomst speelt in de adolescentie ook het eigen opleidingsniveau – een van de belangrijkste indicatoren voor de later te bereiken sociaaleconomische status van de kinderen– een belangrijke rol. Daarnaast is etniciteit een belangrijke determinant van risicogedragingen. In veel studies bij Nederlandse jongeren ontbreken etnische minderheden. Het design van de HBSC-studie maakt het echter mogelijk om ook kinderen afkomstig uit de verschillende etnische minderheidsgroepen adequaat in het onderzoek te betrekken. Daarmee wordt het nagaan van de relatie tussen etniciteit en risicogedragingen, gecontroleerd voor de invloed van andere achtergrondfactoren, een belangrijke additionele doelstelling van de onderhavige studie (Vollebergh et al., 2006). Ook in de internationale studie vormt het nagaan van de associatie tussen sociaal-economische ongelijkheid en de verschillende gezondheidsuitkomsten een belangrijk thema (Currie et al., 1997, 2008, 2012; Holstein et al., 2009). Schoolfactoren, risicogedragingen en (geestelijke) gezondheid Kinderen in de leeftijd van 11-16 jaar brengen een aanzienlijk deel van hun tijd op school door. Het valt dan ook te verwachten dat de school – als belangrijke context – ook een bepalende rol kan spelen bij het aanleren van verschillende risicogedragingen. Ook reacties van scholen op de verschillende problemen van leerlingen kunnen daarbij een rol spelen. In het HBSC-onderzoek wordt daarom bij de directies van de deelnemende scholen een gestandaardiseerde vragenlijst afgenomen. Dat maakt het mogelijk om in de studie de kenmerken van de verschillende scholen in kaart te brengen en de relatie hiervan met de risicogedragingen na te gaan. In de internationale studie is om die reden een gestandaardiseerde vragenlijst in de maak met behulp waarvan de verschillende landen de schoolkenmerken van de aan het onderzoek deelnemende scholen op eenzelfde manier kunnen meten. Sociale steun, peeroriëntatie, risicogedragingen en (geestelijke) gezondheid Uit het onderzoek naar psychische stoornissen is inmiddels bekend dat de sociale omgeving van kinderen een bepalende invloed heeft op hun welbevinden en risicogedragingen. Om die reden is het van groot belang dat in de HBSC-studie indicatoren zijn opgenomen voor sociale steun van ouders, vrienden en klasgenoten, en voor de affiniteit van jongeren met verschillende jeugdculturele oriëntaties. Daarmee kan ook de sociale context in verband gebracht worden met de verschillende maten voor welbevinden,
4
risicogedragingen en (geestelijke) gezondheid (Mulder et al., 2007, 2009, 2010; Ter Bogt 2004a, 2004b, 2012) . Het relatieve belang van de verschillende determinanten In veel voorafgaand onderzoek naar de relatie tussen sociale, sociaaldemografische en schoolkenmerken werd tot dusver weinig (tot niet) gecontroleerd voor de gelijktijdige invloed van de verschillende indicatoren. In de HBSC-studie is het, door het onderzoeken van leerlingen afkomstig uit verschillende scholen en het nagaan van schoolkenmerken onafhankelijk van de waarneming van de leerlingen, mogelijk om sociale kenmerken in te bedden in de sociale schoolcontext en deze weer in de bredere sociaal-economische omgeving. Daarmee wordt het mogelijk om het relatieve belang van de verschillende contexten voor het te onderzoeken gedrag goed mogelijk (Ter Bogt et al. 2003, 2005; Van Dorsselaer et al. 2007, 2010; Vollebergh et al., 2006). Het vergelijken van Nederlandse kinderen met kinderen in andere landen Een van de doelstellingen van de HBSC-studie is het maken van een vergelijking van Nederlandse kinderen met kinderen in een groot aantal andere landen. Zoals gezegd is de HBSC-studie de enige ons bekende internationaal vergelijkende studie met een geaggregeerde dataset die het mogelijk maakt om meer geavanceerde vergelijkende analyses te maken van een groot aantal landen. Het is daarbij niet alleen een belangrijke vraag in hoeverre het beeld van de Nederlandse kinderen afwijkt van het beeld in andere landen, maar ook in hoeverre mogelijke verschillen begrepen kunnen worden vanuit de kenmerken van die verschillende landen (Schmid & Ter Bogt, 2003, 2004; Schmid et al., 2004; Ter Bogt et al., 2006; Simons-Morton et al., 2010) Het vergroten van de beleidsrelevantie van de studie Er is in Nederland veel behoefte aan meer inzicht in de werking van de in deze studie onderzochte risicofactoren voor gezondheid, welbevinden en risicogedrag onder adolescenten. De beleidsrelevantie van de studie is daarmee potentieel groot. Dit is ook onderkend door het recente overleg onder leiding van het RIVM over de jeugdmonitor in Nederland, waar HBSC en de Peilstations over middelengebruik bij scholieren geïdentificeerd zijn als de benckmarkstudies (Kramers et al., 2012), die de landelijke cijfers kunnen genereren, waar andere meer lokale studies zich meer kunnen vergelijken. en kan door de volgende aandachtspunten verder vergroot worden. (a) Door een vierjaarlijkse uitvoering van de studie is het mogelijk om na te gaan in hoeverre bepaalde risico’s bij kinderen in deze leeftijdsfase toe- of afnemen. Het onderzoek kan daarmee inzicht geven in de voor het beleid relevante risicofactoren en niet alleen proberen inzichtelijk te maken waar zich de risicogroepen bevinden, maar ook te laten zien welke factoren het meest voor mogelijke beïnvloeding in aanmerking komen. (b) Afstemming van de HBSC-studie op het al lang lopende Peilstations Middelengebruik Scholieren maakt vergelijking van de bevindingen in deze twee studies mogelijk, en biedt op het brede terrein van het leefstijlonderzoek onder jongeren de mogelijkheid van goede landelijke trendgegevens over de jeugd. (c) In 2009-2010 is voor de eerste keer een longitudinale component aan de HBSCstudie toegevoegd. Dit vergroot de beleidsrelevantie van de studie aanzienlijk, omdat hiermee ook de stabiliteit en veranderingen in de onderzochte gedragingen kan worden nagegaan. (d) Door de internationale inbedding van de studie bestaat voorts de mogelijkheid om na te gaan op welke punten de Nederlandse jeugd het in vergelijking met andere landen goed of juist niet goed doet. (e) Daarnaast willen wij deze mogelijkheid benutten om na te gaan welke kenmerken van de Nederlandse samenleving mogelijk verschillen genereren. Dat kan goede aanknopingspunten bieden voor landelijk beleid ten aanzien van kinderen in de door ons onderzochte leeftijd (11-16 jaar). Andere studies in Nederland bieden deze mogelijkheid niet.
5
3. Organisatie van de studie De internationale HBSC-studie is een ‘WHO Collaborative Cross-national Study’, die wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van het HBSC Onderzoeksnetwerk, dat daarin nauw samenwerkt met de WHO, die op internationaal niveau de belangrijkste samenwerkingspartner is. De organisatie van dit internationale netwerk, en de positie van Principal Investigators, Nationale Onderzoeksteams, samenwerkingsafspraken, gedragsrichtlijnen en de richtlijnen voor uitvoering van het HBSC-onderzoek zijn uitvoerig beschreven in de HBSC Network Terms of Reference, en in het HBSC Research Protocol (per dataverzameling vast te stellen). Elk land, dat deelneemt aan de studie, verplicht zich een PI af te vaardigen, een nationaal onderzoeksteam samen te stellen, en zich bij de uitvoering van de studie en alle daaraan gekoppelde werkzaamheden te conformeren aan de richtlijnen, die in deze documenten beschreven staan. Elk land, dat er in geslaagd is een volledig survey uit te voeren conform het Research Protocol, dat gold voor de betreffende dataverzameling (1), en waarvan de dataset werd geaccepteerd door en ondergebracht in de databank in Bergen, Noorwegen (2) wordt binnen het HBSC Netwerk geaccepteerd als ‘full member’ en heeft stemrecht in de Assembly van HBSC. Nederland heeft het survey 2001-2002 volgens de richtlijnen uitgevoerd, en is daarmee in 2002 geaccepteerd als full member van het HBSC Onderzoeksnetwerk. Principal Investigator De verantwoordelijkheden van de PI zijn uitvoerig beschreven in de Terms of Reference. De belangrijkste verantwoordelijkheden van de PI zijn: leiding geven aan het Nationale onderzoeksteam, zorg dragen voor uitvoering van de studie conform het Research Protocol van HBSC, zorg dragen voor actieve deelname aan het internationale onderzoeksnetwerk en het respecteren van de Terms of Reference van de studie door alle hierbij betrokken participanten. De PI voor het Nederlandse HBSC-survey is Prof. Dr. W. Vollebergh van de Universiteit Utrecht. Co-PI van de studie is Prof. Dr. T. ter Bogt, ook van de Universiteit Utrecht. Nationaal onderzoeksteam HBSC in Nederland Het nationale onderzoeksteam is samengesteld uit vertegenwoordigers van de organisaties, die aan de uitvoering van het HBSC-survey participeren. De PI is verantwoordelijk voor de samenstelling van dit nationale onderzoeksteam en voor de continuering van de werkzaamheden, die door dit team moeten worden uitgevoerd, in het bijzonder uitvoering van de dataverzameling van het survey, participatie aan het internationale onderzoeksnetwerk, analyse en rapportage van de data conform de publicatierichtlijnen, die hiertoe nationaal en internationaal zijn opgesteld. Het Nederlandse onderzoeksteam bestaat momenteel uit vertegenwoordigers van de samenwerkende partners afkomstig uit de universiteit Utrecht (Vollebergh, Ter Bogt, Stevens, Huijts, De Looze, Gommans), het Trimbos-instituut (van Dorsselaer, Verdurmen) en het Sociaal en Cultureel Planbureau (De Roos). Verdere uitbreiding van het nationale onderzoeksteam is mogelijk. Met additionele samenwerkingspartners zullen daartoe afspraken worden gemaakt, die in overeenstemming zijn met de Terms of Reference van het HBSC Netwerk. Uitvoering van de dataverzameling Het Trimbos-instituut en de Universiteit Utrecht hebben de surveys in 2001-2002, 20052006 en 2009-2010 van HBSC in Nederland uitgevoerd, in nauw overleg en samenwerking met de overige partners binnen het HBSC-team. Ook voor het survey in 2013-2014 zal een veldwerkteam worden samengesteld dat bestaat uit onderzoekers van Universiteit Utrecht en Trimbos-Instituut.
6
4. Onderzoeksopzet HBSC is een vierjaarlijkse studie die in schooljaar 2001-2002 voor het eerst werd uitgevoerd. Voor de studie in 2013-2014 zal opnieuw het studie-protocol van de HBSCstudie worden gevolgd dat binnen het internationale consortium voor ieder survey opnieuw wordt vastgesteld. In deze notitie geven wij een korte samenvatting van het design van dit internationale protocol. In aanvulling op het internationale protocol is in Nederland een aantal accenten gelegd die in dit Nederlandse protocol kort zullen worden aangegeven. In vergelijking met de vorige surveys zullen in 2013-2014 geen wezenlijke veranderingen worden doorgevoerd, om daarmee de betrouwbaarheid van de trendgegevens te waarborgen. Populatie en steekproef De onderzoekspopulatie bestaat uit leerlingen van groep 8 van het basisonderwijs en scholieren uit de eerste vier leerjaren van het voortgezet onderwijs (VMBO, HAVO en VWO) in heel Nederland. Gewenste steekproefomvang Het internationale protocol schrijft een steekproefomvang voor van 1500 leerlingen voor het basisonderwijs en 4500 leerlingen voor het voortgezet onderwijs. Voor het benodigd aantal scholen wordt rekening gehouden met de volgende factoren. In het basisonderwijs neemt op elke school één klas deel aan het onderzoek. In het voortgezet onderwijs nemen 4 klassen per school deel. Per klas wordt uitgegaan van een gemiddeld aantal leerlingen van 22 leerlingen. Verwacht wordt dat de helft van de benaderde scholen bereid is tot deelname. De omvang van de bruto steekproef van scholen moet dus worden vastgesteld op tweemaal het benodigd aantal scholen. Dit betekent dat voor het basisonderwijs 150 scholen benaderd zullen worden voor deelname, waarvan er naar verwachting 75 zullen participeren, resulterend in 1650 ingevulde vragenlijsten. Voor het voorgezet onderwijs zullen eveneens 150 scholen moeten worden benaderd, , waarvan er naar verwachting 75 zullen participeren, resulterend in 6600 ingevulde vragenlijsten. Het trekken van de steekproef De steekproef wordt getrokken in twee fasen en op random wijze. Fase 1: Random selectie van scholen Voor het trekken van de steekproef van scholen wordt gebruik gemaakt van een bestand van alle scholen in heel Nederland. Voor het voortgezet onderwijs komen alle scholen in aanmerking die regulier onderwijs verzorgen op de volgende schoolniveaus: VMBO-basisen kaderberoepsgerichte leerweg, , VMBO-gemengde en theoretische leerweg, HAVO en VWO. Om te zorgen voor een goede spreiding van de scholen over stad en platteland, wordt vooraf gestratificeerd op stedelijkheidsniveau (bij het basisonderwijs vier en bij het voortgezet onderwijs vijf niveaus). Vervolgens worden via een geautomatiseerde random routine de scholen geselecteerd (proportioneel ten opzichte van het aantal scholen binnen elk van de stedelijkheidsniveaus). Werving van de scholen Elk van de scholen die in de bruto steekproef terecht komt, wordt aangeschreven met een uitnodiging om deel te nemen aan het onderzoek en extra informatie over het doel van het onderzoek. De uitnodiging wordt gericht aan de directie van de school. Indien twee weken na verzending van het schriftelijke verzoek nog geen reactie is ontvangen wordt telefonisch om medewerking aan het onderzoek gevraagd. Fase 2: Random selectie van klassen De vragenlijst wordt op elk van de deelnemende basisscholen afgenomen in één groep acht. Indien twee groepen acht aanwezig zijn, wordt op willekeurige wijze één klas geselecteerd. In het voortgezet onderwijs wordt een overzicht opgevraagd van alle klassen van de eerste vier leerjaren. Vervolgens wordt binnen de scholen at random uit ieder
7
leerjaar een klas getrokken zodat elke klas dezelfde kans heeft om getrokken te worden. Alle leerlingen uit de klas worden als cluster getrokken. Representativiteit van de steekproef De gerealiseerde steekproef van leerlingen zal op enkele kenmerken (zoals geslacht, stedelijkheidsniveau, leeftijd en schoolniveau) vergeleken worden met de landelijke verdeling. Indien de steekproefverdeling afwijkt van de landelijke verdeling zal op de betreffende kenmerken herweging van de dataset plaatsvinden. Dataverzameling De dataverzameling voor de HBSC-studie vindt plaats binnen scholen, in klassenverband. Hierbij wordt gebruik gemaakt van vragenlijsten die door leerlingen zelf worden ingevuld. Anonimiteit hierbij wordt gewaarborgd. De vragenlijst De vragenlijst voor het HBSC-onderzoek bestaat uit het verplichte deel van het internationale onderzoek. Dit deel bevat meetinstrumenten voor een groot aantal thema’s. (Zie het internationale protocol van de HBSC-studie voor een beschrijving van en een verantwoording voor de meetinstrumenten (Griebler et al., 2010)). In aanvulling hierop zal in de Nederlandse vragenlijst een instrument worden afgenomen voor het uitgebreider meten van geestelijke gezondheid van adolescenten. Bij de afname in 2001 was dat de Youth Self Report (Achenbach, 1991). Bij het tweede en derde survey was dit de Strenth and Difficulties Questionnaire, de SDQ (Goodman, 1999). Ook in het 2013-2014 survey zal hoogstwaarschijnlijk de SDQ worden afgenomen, tenzij het internationale HBSCconsortium besluit om een ander instrument voor geestelijke gezondheid in de internationale studie op te nemen. Klassikale afname van de vragenlijst De vragenlijst wordt schriftelijk en klassikaal afgenomen, bij voorkeur onder begeleiding van een onderzoeksassistent. Deze assistenten krijgen gedurende een dagdeel instructie over de uitvoering van het onderzoek. Er wordt met name aandacht besteed aan de afname van de vragenlijsten. Om uniformiteit van de afname verder te waarborgen ontvangen de assistenten tevens alle relevante informatie op schrift. Dit betreft onder andere een standaardtekst voor de introductie van de vragenlijst, instructies over de wijze waarop de afname moet plaatsvinden en hoe op eventuele vragen van leerlingen geantwoord kan worden. Bij afname van de vragenlijst in de klassen zal een tentamenopstelling van banken en stoelen worden gemaakt om wederzijdse beïnvloeding van leerlingen te minimaliseren. Planning van het onderzoek Eerdere nationale scholierensurveys uitgevoerd door het Trimbos-instituut hebben laten zien dat afname in de herfst, in het bijzonder oktober-november, goed haalbaar is en scholen niet overmatig belast. Om die reden zal de afname in Nederland plaatsvinden in de periode oktober-november 2013. Werving van de scholen zal plaatsvinden in voorjaar 2013. De oudermodule In het survey 2009-2010 werd voor de eerste keer een oudermodule aan de studie toegevoegd. Aan alle kinderen, die aan het HBSC-survey hebben meegedaan, werd een gesloten enveloppe meegegeven, met daarin een vragenlijst voor hun ouders/verzorgers. Ouders werd uitleg over het onderzoek gegeven, en hen werd gevraagd de vragenlijst in te vullen en te retourneren in de bijgesloten retourenveloppe. De vragenlijst voor de ouders is vooral gericht op het bevragen van de ouderlijke opvoedingsstijl, zowel meer algemene aspecten (steun, monitoring) als specifiek op het stimuleren van gezond gedrag gerichte opvoedingsaspecten (regels over alcoholgebruik, stimuleren van gezonde eetgewoonten etc).
8
Het longitudinale onderzoek Aan het eind van de vragenlijst van het HBSC-onderzoek is aan alle jongeren binnen het Voortgezet Onderwijs gevraagd om aan te geven of zij bereid zijn om deel te nemen aan een longitudinaal onderzoek, waarin zij nog vier keer (jaarlijks) ondervraagd zullen worden over de thema’s in het HBSC-onderzoek. Bij bereidheid werd hen gevraagd om de relevante adresgegevens door te geven. Het longitudinale onderzoek zal via internet worden afgenomen gedurende vier jaar, dus tot aan het volgende HBSC-survey. Data-analyse De data van het nationale survey worden verzameld op het Trimbos-instituut en tot in detail gecontroleerd op onvolkomenheden. Na cleaning van deze dataset wordt een subset van de data – de data die betrekking hebben op de kinderen van 11, 13 en 15 jaar– naar de internationale databank van de HBSC gestuurd voor opname in de geaggregeerde internationale dataset. Een eerste beschrijvende analyse van de Nederlandse dataset zal worden gemaakt om de prevalentie van de verschillende indicatoren voor welbevinden en risicogedragingen te kunnen bepalen. Verdere analyses op deze dataset vinden plaats, zo mogelijk in samenwerking met externe partijen (onderzoeksgroepen, onderzoeksinstellingen). Voor het maken van meer verklarende analyses zal gebruik worden gemaakt van een groot scala aan statistische technieken. 5. Data-management Documentatie van de data De nationale dataset wordt, met alle bijbehorende documentatie, ondergebracht bij de PI van het onderzoek, en ter beschikking gesteld aan alle partners die participeren aan het HBSC-onderzoeksteam van Nederland. De internationale dataset wordt eveneens, voorzien van alle benodigde documentatie, ondergebracht bij de PI en ter beschikking gesteld aan de samenwerkingspartners. Elk van de deelnemende onderzoeksgroepen dient er zorg voor te dragen, dat eventuele fouten in de dataset worden gemeld aan de datamanager van het HBSC-onderzoek zodat deze de fout kan herstellen en in de documentatie kan opnemen. Eigendom van de data De data van het nationale survey zijn eigendom van het HBSC-team, en worden ter beschikking gesteld aan alle leden van het HBSC-team. Bij gebruik van de data voor publicaties en rapporten zal in overeenstemming hiermee naar de data worden verwezen (HBSC-Nederland 2013: Universiteit Utrecht, Trimbos-instituut, SCP). Toegang tot de nationale dataset Toegang tot de dataset van het nationale onderzoek valt onder de verantwoordelijkheid van de PI (Vollebergh) van het HBSC-onderzoek. Participanten aan het HBSC-onderzoek, die deel uitmaken van het HBSC-team in Nederland, hebben toegang tot de dataset en kunnen hierover publiceren in overeenstemming met het publicatieprotocol. Externe onderzoekers die toegang tot de dataset willen, kunnen dit aanvragen bij de PI van het HBSC-onderzoek. Hiertoe kan een aanvraagformulier worden ingevuld, dat binnen het HBSC-team wordt besproken en moet worden goedgekeurd. Dit formulier kan worden aangevraagd bij de PI, of worden gedownload van de website van de HBSC-studie (www.hbsc-nederland.nl). Indien er geen overlap bestaat met lopende trajecten, zal hen een dataset ter beschikking worden gesteld. Het gebruik van de data voor het schrijven van publicaties is gebonden aan het publicatieprotocol voor HBSC. Dit publicatieprotocol is ook te vinden op de website van HBSC.
9
Publicatieprotocol Voor het schrijven van publicaties is het publicatieprotocol voor HBSC van toepassing. In dit protocol worden de regels beschreven, waaraan iedereen (samenwerkingspartners, externe onderzoekers) die op HBSC-data wil publiceren zich moet houden. Toegang tot de internationale dataset: Terms of Reference Het Nederlandse HBSC-team heeft toegang tot de internationale dataset. Dit dient te geschieden in overeenstemming met de Terms of Reference (ToR) van het HBSConderzoek. In de Terms of Reference worden, evenals in het publicatieprotocol van de Nederlandse dataset, de regels beschreven die gelden voor ieder lid van het HBSCconsortium dat met de internationale dataset wil werken. Alle samenwerkingspartners binnen het HBSC-team van Nederland zien er op toe dat zij zelf, en onderzoekers die onder hun verantwoordelijkheid werken, zich strikt aan deze ToR houden. Externe onderzoekers uit Nederland die belangstelling hebben voor analyses op de internationale dataset, kunnen zich rechtstreeks wenden tot de databankmanager van de HBSC-studie in Bergen (zie Terms of Reference), of kunnen contact opnemen met de PI van het HBSC-onderzoek in Nederland. Deze zal de mogelijkheden voor samenwerking met Nederlandse partners op de internationale data nagaan, onder respectering van de Terms of Reference van HBSC. Op deze samenwerking is tevens het publicatieprotocol van de Nederlandse HBSC van toepassing. 6. Geplande output van het HBSC-onderzoek De nationale dataset van het HBSC-onderzoek wordt beschreven in een Nederlandstalig rapport, waarin de belangrijkste kerngegevens van de studie op meer descriptieve wijze staan beschreven, en in relatie worden gebracht met de belangrijkste achtergrondfactoren als sekse, opleidingsniveau, familiestructuur, leeftijd en etniciteit. Daarnaast zullen artikelen worden geschreven voor zowel de Nederlandstalige wetenschappelijke en vaktijdschriften, als voor internationale peer-reviewed journals. De internationale dataset is beschreven in het internationale rapport dat onder auspiciën van de WHO is uitgebracht (zie Currie et al., 2000, 2004, 2008, 2012 voor het internationale rapport over de studies van respectievelijk 1998, 2001/02, 2005/06 en 2009/10). Ook aan het schrijven van dit rapport leveren HBSC-teamleden uit Nederland een bijdrage. Daarnaast zullen in samenwerking met onderzoekers uit andere HBSClanden artikelen worden geschreven over de internationale dataset. Dit zullen in de regel artikelen zijn in internationale peer-reviewed tijdschriften (zie referenties). 7.
Referenties
Achenbach, TM (1991) Manual for the Youth Self-Report and 1991 Profile. Burlington: University of Vermont Department of Psychiatry. Currie C, Elton RA, Todd J, Platt S. (1997). Indicators of socioeconomic status for adolescents: the WHO Health Behaviour in School-aged Children Survey. Health Education Research, 12, 385-397. Currie, C., Hurrelmann, K., Settertobulte, W., Smith, R. and Todd, J. (Eds.) (2000) Health and health behaviour among young people. Copenhagen: World Health Organization, Regional Office for Europe. Currie, C, Roberts, C, Morgan, A, Smith, R, Settertobulte, W, Samdal, O e.a. (2004). Young people’s health in context. The Health Behaviour in School-aged Children (HBSC) study: International report from the 2001/2002 survey. Copenhagen: WHO Regional Office for Europe. Currie C, Nic Gabhainn S, Godeau E, Roberts C, et al. (editors) (2008) Inequalities in Young People's Health HBSC International Report from the 2005/2006 survey. WHO Regional Office for Europe, Copenhagen.
10
Currie, C, Zanotti, C, Morgan, A, Currie, D, De Looze, M, Roberts, C, Samdal, O, Smith, OR, & Barnekow, V (2012). Social determinants of health and well-being among young people: Health Behaviour in School-aged Children (HBSC) study: International report from the 2009/10 survey. Copenhagen, Denmark: WHO Regional Office for Europe. Goodman, R (1999) The extended version of the Strengths and Difficulties Questionnaire as a guide to child psychiatric caseness and consequent burden. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 40, 791-799. Griebler, R, Inchley, J, Theunissen, A, Molcho, M, Samdal, O, Dür, W & Currie, C (eds.) (2010). HBSC Study Protocol: Background, Methodology and Mandatory Items from the HBSC 2009/10 Survey. Vienna: LBIHPR & Edinburgh: CAHRU. Available at: http://www.hbsc.org Holstein, BE, Currie, C, Boyce, W, Damsgaard, M.T, Gobina, I, Kökönyei, G, Hetland, J, de Looze, M, Richter, M, Due, P, and the HBSC Social Inequalities Focus Group (2009) Socio-economic inequality in multiple health complaints among adolescents: international comparative study in 37 countries. International Journal of Public Health, 54, S260-270. Kramers, P, van den Brink, C, Achterberg, P, Harbers, M, van Oers,H, (2012) Monitoring van leefstijl in Nederland, een traject voor verbetering, RIVM, Bilthoven Monshouwer, K, Van Dorsselaer, S, Verdurmen, J, Ter Bogt, T, De Graaf, R & Vollebergh, W (2006) Cannabis use and mental health in secondary school children. Findings from the Dutch 2001 Health Behaviour in School-aged Children Survey’ The British Journal of Psychiatry, 188, 148-153. Mulder, J, Ter Bogt, T, Raaijmakers, Q. Vollebergh, W. (2007) Music taste groups and problem behavior. Journal of Youth and Adolescence, 36, 313-324. Mulder, J Ter Bogt, TFM, Raaijmakers, QAW, Gabhainn, S N, Monshouwer, K, & Vollebergh, WAM (2009). The soundtrack of substance use: Music preference and adolescent smoking and drinking. Substance Use & Misuse, 44, 514-531. Mulder, J, Ter Bogt, TFM, Raaijmakers, QAW, Gabhainn, S N, Monshouwer, K, & Vollebergh, W AM (2010) Is it the music? Peer substance use as a mediator of the link between music preferences and adolescent substance use. Journal of Adolescence, 33, 387-394. Schmid H, ter Bogt T, Godeau E, Hublet A, Dias S F, Fotiou A. (2003) Drunkenness among young people. A cross-national comparison. Journal of Studies on Alcohol, 64 (5), 650661. Schmid, H, & Ter Bogt, T (2004) Cross national comparison of cannabis use among adolescents - Does context make a difference? Psychology & Health, 19, 153-154. Simons-Morton, B, Pickett, W, Boyce, W, Ter Bogt, TFM & Vollebergh, W (2010) Crossnational comparison of adolescent drinking and cannabis use in the United States, Canada, and the Netherlands. The International Journal on Drug Policy, 21, 64–69. Ter Bogt T , Dorsselaer S van, Vollebergh W (2003). Psychische gezondheid, risicogedrag en welbevinden van Nederlandse scholieren HBSC 2002 Utrecht, Trimbos-instituut Ter Bogt, T (2004a) Tijd onthult alles. Popmuziek, ontwikkeling carrières. Amsterdam: UvA (oratie). Ter Bogt, T (2004b) De smaak van bloed. Muziek en problemen van adolescenten. Amsterdam: UvA/HvA. Ter Bogt T, Dorsselaer S van, Vollebergh W (2005) Sociale integratie, schoolbeleving, psychosomatische problemen en welzijn van scholieren: de Nederlandse HBSC studie Tijdschrift Jeugdgezondheidszorg, 37/1; 2-7 Ter Bogt T , Schmid H, Nic Gabhainn S , Fotiou A, Vollebergh W (2006) Economic and cultural correlates of cannabis use among mid-adolescents in 31 countries, Addiction, 101, 241–251 Ter Bogt, T, Dorsselaer, S van, Monshouwer, K, Verdurmen, JEE, Engels, RCME, Vollebergh, WAM (2006b) Body mass index and body weight perception as risk factors for internalizing and externalizing problem behavior among adolescents. Journal of Adolescent Health, 39 (1), 27-34.
11
Ter Bogt, TFM, Nic Gabhainn, S, Simons-Morton, B, Ferreira, M, Hublet, A, Goudeau, E, Kuntsche, E, & Richter, M (2012) Dance is the new Metal: Adolescent music preferences and substance use across Europe. Substance use and Misuse, 47, 130142. Van Dorsselaer S , Zeijl E, van den Eeckhout S, ter Bogt T, Vollebergh W.(2007) HBSC 2005: Gezondheid en welzijn van jongeren in Nederland. Utrecht, Trimbosinstituut Van Dorsselaer S, M. de Looze, E. Vermeulen-Smit, S. de Roos, J. Verdurmen, T. ter Bogt & W. Vollebergh (2010). HBSC 2009. Gezondheid, welzijn en opvoeding van jongeren in Nederland. Utrecht Trimbos-instituut Verdurmen J, Monshouwer K, Dorsselaer S van, Bogt T ter, Vollebergh W (2005) Alcohol use and mental health in adolescents: interactions with age and gender. Findings from the Dutch 2001 Health Behaviour in School-aged Children Survey. Journal of Studies on Alcohol, 66/5; 605-609 Vollebergh, WAM, Dorsselaer, S van, Monshouwer, K, Verdurmen, J, Ende, J van der, Bogt, T ter (2006) Mental health problems in early adolescents in the Netherlands. Differences between school and household surveys. Soc Psychiatry Psychiatr Epidemiol, 41, 156-163.
12