Ap: 7 - 2009
Section: RUSS I A, THE BALTIC, AND THE WEST Katern: VEILI GHEID IN HET MIDDEN-OOSTEN
inhoudsopgave 3
Redactioneel
Section: Russia, the Baltic, and the West 4 NATO-Russia Relations after the Georgian Conflict Marcel de Haas 10 Energy Cooperation in the Baltic Sea Region Caught between ‘Modernism’ and ‘Post-modernism’? Jeroen Bult 16
Katern: veiligheid in het Midden-Oosten Het Arabische Vredesinitiatief
Historie en betekenis Hans Schippers
22
Turkije
26
Atlantisch Nieuwsoverzicht
31
Signalement
Op weg naar een leiderschapsrol in het Midden-Oosten? Iclal Akcay
Atlantisch perspectief: Nummer: 7 / 2009 Jaargang 33 tijdschrift voor internationale betrekkingen en veiligheidspolitiek
colofon Atlantisch Perspectief is een
genmaj marns b.d. Kees Homan
betalen ? 19,50. Opgave schrif-
Advertentietarieven zijn te bevragen
uitgave van de Stichting
Joris Janssen Lok
telijk, t elefonisch of elektronisch
bij de redactie.
Atlantische Commissie
prof. dr. Ruud Janssens
bij het bureau van de Atlantische
ingeschreven bij de Kamer van
prof. dr. Wim Klinkert
Commissie.
Koophandel Haaglanden onder
Hans van Leeuwe
nummer 41149134. Atlantisch
prof. dr. Marianne van Leeuwen
Vormgeving
kalenderjaar verlengd tenzij voor
Perspectief verschijnt 8x per jaar
Rik van der Linden
Arthur Meyer; M/vG ontwerpers
1 december schriftelijk is opgezegd.
Abonnementen en lidmaatschappen worden automatisch met een
Anselm van der Peet dr. Sebastian Reyn
Opmaak & Druk
Auke Venema
Koninklijke De Swart, Den Haag
Bezuidenhoutseweg 237A-239A
Internationale Adviesraad
ISSN-nr.: 0167-1847
2594 AM Den Haag
dr. Hans Binnendijk
telefoon: 070 363 94 95
dr. Ivo Daalder
Artikelen uit Atlantisch P erspectief
fax: 070 364 63 09
dr. Ann-Sofie Dahl
mogen alleen worden overgenomen
e-mail:
[email protected]
Marten van Heuven
na schriftelijke toestemming van
internet: www.atlcom.nl
prof. dr. Jan Willem Honig
de redactie.
Bureau & Redactie
1990: een militair van de United Nations Interim Force in Lebanon (UNIFIL) maakt een praatje met een tegenligger (foto: UN Photo/J. Isaac)
prof. dr. Margarita Mathiopoulos Eindredacteur
prof. dr. Alexander Moens
De redactie van Atlantisch
David den Dunnen
dr. Henning Riecke
Perspectief is het niet noodzakelij-
Stanley Sloan
kerwijs eens met de strekking van
Julianne Smith
de artikelen in het tijdschrift.
Adviesraad
voorzitter Niklaas Hoekstra senior redacteur
Ap:
Losse en voorgaande nummers
dr. Bram Boxhoorn Abonnementen
van Atlantisch Perspectief zijn
Een abonnement kost ? 24,50
te verkrijgen bij de Atlantische
per jaar. Studenten en scholen
Commissie.
7 - 2009
SECTION: RUSS I A, THE BALTI C, AND THE WEST KATERN: VEILI GHEID IN HET MIDDEN-OOSTEN
98719_AP_7.indd 1
11-11-2009 10:50:48
Ap: 2009nr7
Redactioneel
3
Zorg voor de militair Our commitment to our veterans is a sacred trust, and upholding that trust is a moral obligation. President Barack Obama, 22 oktober 2009
Het dramatische schietincident op de militaire basis Fort Hood in Texas, waarbij op 5 november 13 militairen om het leven kwamen, roept vragen op die dringend beantwoording behoeven. Zo zou de verdachte, een landmachtmajoor, tijdens zijn loopbaan als psychiater op de basis gaandeweg opgeschoven zijn naar de radicale islam. Senator Joe Lieberman kondigde enkele dagen na het bloedbad aan een onderzoek in te zullen stellen om na te gaan of er sprake was van een terroristische aanslag, en of het leger signalen van radicalisering bij de majoor gemist had. Volgens betrokkenen was het voor de verdachte militair “een nachtmerrie” om uitgezonden te moeten worden naar Afghanistan of Irak. Hij had in zijn werk ontelbare soldaten zien langskomen die van hun uitzending terugkwamen met een posttraumatische stressstoornis (PTSS). Een klinisch begrip – maar het betekent emotionele verwonding. In een alarmerend artikel in Newsweek (6 november) stelde Andrew Bast dat de moordpartij mogelijk “symptomatisch” is voor de huidige toestand van de Amerikaanse krijgsmacht in een tijdperk waarin het land nog steeds verwikkeld is in twee slepende, bloedige oorlogen: “[S]oldiers and their families are living, and bending, under a harrowing and unrelenting stress.” Cijfers over wie er aan deze stoornis lijden, lopen sterk uiteen. Het Nederlandse Ministerie van Defensie gaat uit van bescheiden getallen door te stellen dat “één procent” van de Nederlandse militairen na een uitzending “een risicogroep” voor PTSS vormt, aldus de Defensiekrant (29 oktober). Een rapport van de Amerikaanse landmacht uit 2004 stelde dat één op de acht Irakveteranen lijdt aan een posttraumatische stressstoornis. Sommige studies in de VS stellen dat maar liefst een derde van alle Amerikaanse militairen die terugkeren van een uitzending, aan de stoornis zou lijden. De uitgestrekte militaire basis waar het bloedbad plaatsvond, Fort Hood, staat in de volksmond bekend als ‘Fort Hell’. Het is een treffende verwijzing naar de missies waar de manschappen op worden voorbereid. In weerwil van wat
defensief abrikanten en techniekfreaks ons willen doen geloven, worden oorlogen niet uitsluitend ‘schoon’ gevoerd – door een luchtmacht die hoog boven het slagveld haar precisiegeleide wapens afvuurt op helder afgebakende doelen. Vaker vereisen oorlogen ‘boots on the ground’: jonge mannen en vrouwen die onder een vijandig gezinde bevolking huiszoekingen moeten doen, tijdens nachtelijke patrouilles onder vuur worden genomen, of met hun konvooi op klaarlichte dag op een bermbom rijden. ‘Posttraumatische stressstoornis’ betekent dat de oorlog mee naar huis wordt genomen. Ook aan Nederland gaat dit niet voorbij. De problemen die veel Bosniëgangers in de jaren ’90 ondervonden bij terugkeer, leidden ertoe dat de veteranenzorg in Nederland aanzienlijk werd verbeterd. Ook wordt er momenteel veel onderzoek naar gedaan. De majoor van Fort Hood beging zijn misdaad voordat hij uitgezonden zou worden. Bij hem was – voor zover bekend – geen PTSS vastgesteld. Het feit dat hij niettemin blindelings aan het moorden sloeg, roept in de Amerikaanse media onder andere de vraag op of uitzending naar het slagveld al in de aanloop er naartoe een ondraaglijke last kan worden. In Nederland ligt de uiteindelijke verantwoordelijkheid om militairen in te zetten in handen van de regering. Voorafgaand aan de uitzending weegt zij in hoeverre het ‘nationaal belang’ en ‘de internationale rechtsorde’ in het geding zijn (art. 97 Grondwet). ‘Oorlog’ is daarbij een woord dat een Nederlandse regering niet gauw in de mond neemt; zij spreekt liever van een ‘vredesoperatie’ of ‘wederopbouwmissie’. De politiek verantwoordelijken dienen zich echter nadrukkelijker rekenschap te geven van de effecten die zo’n operatie kan hebben op degenen die hun beslissingen moeten uitvoeren: de militairen. David den Dunnen 10 november 2009 Wilt u reageren? Mail de redactie:
[email protected].
4
Ap: 2009nr7
NATO-Russia Relations after the Georgian Conflict Marcel de Haas
In August 2008 Russia fought and won a five-day war against Georgia.1 This short conflict can be considered a case study of Moscow’s foreign security policy of this decade. Russia’s warfare against Georgia – considering that the foundations for this armed struggle had been visible for a longer time – was part and parcel of Moscow’s security politics. The conflict did not only have an impact on Georgia and the remainder of the South Caucasus but also on the global level of international politics.
After a short description of the course of the conflict this article concentrates on the response of NATO to Russia’s military action against Georgia and the subsequent consequences for Moscow’s relationship with the Western alliance. Finally, some thoughts will be given on how NATO might proceed in cooperating with Russia in the years ahead.
Warfare and Moscow’s Protracted Action After days of shooting incidents between the de facto South Ossetian armed groupings and the Georgian armed forces, in the late evening of Thursday 7 August 2008 Georgian President Saakashvili ordered his troops to return law and order and Tbilisi’s rule in the rebellious province of South Ossetia.2 Considering the speed with which the armed forces of Georgia and Russia brought in troops, it was clear that both parties had prepared for an armed clash. Moscow sent reinforcements to South Ossetia but also to Abkhazia, and responded fire. Russia’s air force carried out attacks on targets in Georgia proper – i.e. outside Abkhazia and South Ossetia – and its Black Sea Fleet started a maritime blockade of Georgian ports. On 11 August Russian forces invaded Georgia proper from South Ossetia and Abkhazia. The Georgian armed forces were no match for the Russian superiority in troops and arms, and were forced to withdraw around Tbilisi.3 On 12 August Georgia and Russia agreed on a cease-fire, the so-called ‘six point peace plan’, drafted by French President Sarkozy, fulfilling
the EU Presidency, and his Russian counterpart Medvedev.4 However, in spite of the six point peace plan, Russian forces continued military operations to further destroy Georgia’s arms, equipment and military infrastructure. On 22 August Russia withdrew its military forces from Georgia proper but not all territory was released. The Russian troops installed buffer zones south of Abkhazia and South Ossetia, effectively controlling Georgia on the whole.5 Russia justified the continued occupation of Georgian territory upon point five of the MedvedevSarkozy peace plan, which stated that “prior to the establishment of international mechanisms the Russian peacekeeping forces will take additional security measures.” Not earlier than at the beginning of October Russia withdrew from the buffer zones in Georgia proper. On 26 August Russia recognised the independence of Abkhazia and South Ossetia. A second agreement between Sarkozy and Medvedev on 8 September arranged for Russian forces to withdraw from Georgia proper within 10 days as of 1 October, and their replacement by at least 200 EU observers.6 Although the mandate of this EU Monitoring Mission (EUMM) covered the entire territory of Georgia, Russia subsequently denied EU observers access to the separatist regions. Next, Russia decided that it would keep 7,600 troops permanently deployed in South Ossetia and Abkhazia, and intended to establish military bases accordingly. On 30 April 2009 Russia signed joint border protection agreements with Abkhazia and South Ossetia, allowing Russian border troops to secure the borders of the regions. The EU and NATO
expressed their concern over these agreements, violating the six point peace agreement.7 A next move of Moscow was to get rid of the presence of the international community in the separatist regions. The OSCE, which maintained a mission in Georgia that included monitors for South Ossetia, saw its mandate expire on 31 December 2008 and not being prolonged, as a result of a Russian veto in May 2009. Furthermore, on 15 June 2009 Russia exercised its veto power to terminate the UN observer mission UNOMIG, created in 1993 to monitor a cease-fire between Georgia and its breakaway region of Abkhazia. The force was the only international observation body based in Abkhazia since the August 2008 Georgian war. In the case of both missions Russia demanded recognition of the independence of the separatist territories at the threat of vetoing the operation. As of July 2009 the EUMM was the only international mission left, with access to the separatist regions denied by Russia, however.
NATO’s Response to Russia After the conflict with Georgia, NATO froze most military and political cooperation with Moscow. On 19 August 2008 NATO’s foreign ministers declared that Russia’s military action had been disproportionate and inconsistent with its peacekeeping role, as well as incompatible with the principles of peaceful conflict resolution set out in the Helsinki
Final Act, and with the cooperation agreements with the Alliance. They called on Russia to take immediate action to withdraw its troops from the areas it was supposed to leave under the six principle agreement. Furthermore, the implications of Russia’s military actions for the NATO-Russia relationship were that NATO could not continue doing ‘business as usual’, and that cooperation in the NATO-Russia Council (NRC) was suspended until Russia would have withdrawn its armed forces from Georgia. In response to NATO suspending talks with Moscow in the NRC, Russia’s Minister of NATO and Russia Foreign Affairs Sergey Lavrov decided to stop should exchange military cooperation with the Alliance, whilst cadet officers President Medvedev even threatened to cut ties with NATO completely. Moscow suspended all peacekeeping operations and exercises with NATO and its participation in NATO’s Partnership for Peace (PfP) programme. However, cooperation with NATO on Afghanistan was continued.8
Obviously, energy security will remain a crucial element of future NATO-Russia relations. A gas facility in Siberia, operated by Gazprom and BASF (Photo: BASF/Wintershall)
6
Ap: 2009nr7
Towards Georgia, NATO decided different sorts of immediate relief and support, as well as forming a NATO-Georgia Commission, to strengthen cooperation. Convening a meeting of NATO’s highest organ, the North Atlantic Council, in Tbilisi mid-September 2008, was a clear demonstration of moral support for Georgia. However, in December NATO’s foreign ministers refrained from granting the Membership Action Plan status to Georgia and Ukraine, but instead brought them closer to that by encouraging political and military reforms via the NATO-Ukraine and NATO-Georgia Commissions. Russia’s invasion of Georgia had alarmed Alliance members from the former Soviet sphere of influence. Poland, the Czech Republic and the Baltic States considered Moscow’s military action a threat. They demanded that the Alliance again look seriously into its resources for collective defence, as based on Article 5 of the NATO Treaty, comprising military assistance upon attack. These countries were now in doubt whether the Alliance would live up to its commitments of collective defence in case of an attack on individual members.9
Development of the NATO-Russia Relationship after the Conflict Already in September 2008, NATO members with close ties to Russia, such Clearly, both as France and Germany, instigated a gradual Georgia and Russia return to normal relations with Moscow. Moreover, had prepared for an in the format of the Euro-Atlantic Partnership armed clash Council, talks with Russia had not been suspended. At an informal meeting in September NATO defence ministers expressed their willingness to continue cooperation with Russia on subjects such as counterterrorism, Afghanistan, the Conventional Forces in Europe (CFE) Treaty and nuclear weapons. However, this careful recovery of relations with Moscow was soon again disturbed, when NATO expressed grave concern after Medvedev in his parliamentary speech of 5 November threatened to deploy missiles in Kaliningrad to counter the U.S. missile defence shield.10 In December NATO’s foreign ministers agreed to start informal sessions in the NRC format, whilst maintaining that the Alliance did not accept Russia’s takeover of Abkhazia and South Ossetia nor Medvedev’s threat to install missiles in Kaliningrad. On 5 March 2009 NATO’s foreign ministers decided to resume the formal dialogue with Russia in the NRC, even though Moscow had not complied with the 12 August 2008 armistice plan including the withdrawal of its forces. The reason of the decision seemed to be the feeling in the Alliance that NATO needed Russia to carry on with co-
operation on issues of common interests, such as Afghanistan, counterterrorism, drugs trafficking, non-proliferation, arms control and the new threat of piracy. On 4 April, at the Strasbourg/Kehl Summit, NATO’s declaration reiterated its dual position towards Moscow: on the one hand, demanding from Russia to meet its commitment of forces withdrawal from the Georgian separatist regions, and condemning Moscow’s recognition of the independence of Abkhazia and South Ossetia; on the other hand, emphasising continued cooperation in the abovementioned areas, as well as proposing the linkage of U.S., NATO and Russia missile defence systems, and once more offering parallel actions aimed at resuming the CFE mechanism.11 A NATO PfP exercise, conducted in Georgia from 6 May until 1 June 2009, caused another dispute between Russia and the West. The drills were planned long before the Russo-Georgian conflict, and NATO offered Moscow to send observers. Nevertheless, Medvedev condemned the drills and cancelled Moscow’s participation in a NRC meeting at chiefs of defence level on 7 May as well as the first NRC session to be resumed at foreign ministers level with Sergey Lavrov on 18-19 May. A next clash occurred when NATO expelled two Russian diplomats from the Russian mission to NATO on the accusation of spying. In spite of these series of confrontations, finally, on 27 June, nearly a year after the break-down of the NRC resulting from the Georgian conflict, Sergey Lavrov attended a NRC meeting at foreign ministers level at Corfu, at which parties decided that military cooperation between NATO and Russia be restarted. Cooperation was also being agreed on the war in Afghanistan, and action against drugs trafficking, Somali piracy, terrorism and nuclear proliferation. However, both parties acknowledged that they continued to disagree on the situation of Georgia and the separatist regions.12
Russia and NATO: How to Move on? Although the relationship between Russia and the West after the Georgian conflict should not be regarded as a new ‘Cold War’, it was evident that the interaction between both parties had suffered considerably. In spite of the difficulties, options for a better relationship between the West and Russia remain. These opportunities can be found, for instance, in the fields of energy security, Afghanistan, and in political and military cooperation.
Energy Security On first sight, the topic of energy security portrays an exclusively hostile attitude of both players towards each other, as a result of Russia’s energy dominance and the West’s energy dependence on Russia. Russia has used its ‘energy weapon’, i.e. cut-offs of energy supplies against pro-Western states in what it considers its sphere of influence, e.g. Georgia and Ukraine. These cut-offs have also affected energy deliveries to NATO/EU states.
Ap: 2009nr7
7
The West tries to establish a diversity of supplies and consequently a decrease in dependence on Russia by creating alternative pipelines to obtain Central Asian energy sources via Azerbaijan and Georgia. Conversely, Moscow wants to get rid of its dependence on transit of its gas through the Ukrainian pipeline network and tries to get Western and Southern European states interested in constructing alternative pipelines through these regions. For NATO, energy security – due to the increasing global demand and the danger of crises from a decrease in supply levels – will gain further weight as a topic on its agenda. Clearly, energy security is likely to remain a crucial element of future NATORussia relations, either positively or negatively, or even both at the same time. In diminishing its energy dependence from Russia by obtaining oil and gas from elsewhere and by replacing carbonate by alternative durable energy resources, NATO and the EU can also decrease tensions with Russia in this domain, because Russian opposition would then become less effective. Furthermore, international terrorism and piracy – such as off the coast of Somalia – is a threat to the Western but also to the Russian energy infrastructure. These international developments offer possibilities for joint action in energy security of both actors, which can also have a positive effect on their relationship.
tion between NATO and CSTO/SCO still seems to be out-of-the-way because of political sensitivities.
Afghanistan Around Afghanistan Russia and its Central Asian and Chinese allies – united in the Collective Security Treaty Organisation (CSTO) and the Shanghai Cooperation Organisation (SCO) – face the same threats as NATO: terrorism by Taliban and Al-Qaeda and drugs trafficking.13 Russia and its partners in CSTO/SCO could support NATO in Afghanistan. First of all, this could be achieved by a military contribution, by dispatching troop contingents, which would strengthen the military force in the war against the Taliban. However, actual military coopera-
Alternatively, other options for political and socio-economic cooperation of CSTO/SCO with NATO, for instance in reconstruction projects in Afghanistan and in the fight against drugs, are also conceivable. By cooperating in and around Afghanistan, NATO and Russia, together with its allies, can improve stability and security in Afghanistan and elsewhere in the Central Asian region. An example of this East-West cooperation on Afghanistan was Russia and other CSTO/SCO member states granting NATO transit rights to transport goods for its operation in Afghanistan through their territories.
After the conflict between Russia and Georgia, NATO froze most military and political cooperation with Moscow. Russia’s seat at the NATO-Russia Council (Photo: NATO)
8
Ap: 2009nr7
Furthermore, Russia did not withdraw this permission during the deterioration of relations with NATO resulting from the Georgia conflict. This is a good example of structural and mutual beneficial cooperation on Afghanistan, which should be followed by other initiatives.
Political-strategic and Military-operational Cooperation Russia and NATO can also make efforts to improve relations on the political-strategic level. From its side Russia should remove the antiWestern entries from its security documents and refrain from antiNATO/USA statements. On the other side, unless there is a military necessity to continue this, NATO should withdraw its air protection over the Baltic states, after having trained and equipped these Allies to perform this task themselves. Furthermore, the U.S. and NATO should abstain from deploying forces near Russia. However, such politicalstrategic decisions are Obama and difficult to achieve and if so, they will take Rasmussen have considerable time. In the meantime militarysincerely created operational cooperation comes forward as an opa rapprochement tion for improved relations which can be implemented towards Russia easier, and is – e.g. in the case of arms control inspections – a proven confidence-building measure. Therefore, it would be helpful if Russia ended its suspension of the CFE Treaty, in order for mutual inspections to be restored, which will foster confidence and trust on both sides. With regard to military-operational opportunities, both parties share good experiences: Russia’s contribution to NATO-led peacekeeping operations in Bosnia (SFOR) and Kosovo (KFOR) and in NATO’s Article 5 maritime operation Active Endeavour – fighting international terrorism – as well as in joint theatre missile defence exercises. These examples of military-operational cooperation could be expanded with other joint operations: e.g. cooperation between NATO (ISAF) and the Russian-led CSTO in Afghanistan against narcotics trade, as repeatedly proposed by Moscow; joint peacekeeping exercises; information exchanges by commanders and military-academic lecturers, for example on operational experiences, as well as exchanges of (cadet) officers in training modules and of military academic staff in lecture postings. In political talks as well as exchanges of military academies a very useful topic could be to discuss the statements in Russian security documents on threats from the West. To discuss these in public could clear the skies. Increased military cooperation
in due course might also encourage progress and the strengthening of political-strategic ties. Such cooperation in political-strategic and military-operational dimensions promotes international stability as well as a decrease in mutual suspicion and distrust.
Rapprochement as Onset of an Improved Relationship Recently, the U.S. and NATO took steps towards a structural improvement of relations between Russia and the West. On 17 September 2009 U.S. President Obama annulled the plan of deploying a missile shield in Poland and the Czech Republic.14 This missile shield had been a major obstacle in Western-Russian relations for a number of years. The next day NATO’s new Secretary-General, Rasmussen, dedicated his first major speech to a new beginning in the relationship with Russia.15 With this gesture he clearly expressed the intention to stop the ‘time of troubles’ with Moscow. These two policy initiatives could be considered a genuine breakthrough in Western-Russian relations, certainly since Moscow has responded to them in a similarly constructive way. However, that does not mean that all related problems now have been solved. The missile defence system will not be built in Eastern Europe but will be replaced by a mobile system on ships. In addition to this, by 2015 corresponding land-based missiles will be deployed in Europe, possibly also in Poland and the Czech Republic. Rasmussen’s plan for improved relations with Russia was aimed at reinforcing practical cooperation, rejuvenating the NATO-Russia Council and jointly reviewing the security challenges of the 21st century. Although improving cooperation in these areas is laudable, matters of dispute remain. For instance, concerning the joint fight against terrorism, the West considers the Palestinian movement Hamas a terrorist group, whereas Moscow receives its representatives at the Kremlin. Another example would be if U.S., NATO and Russian missile defence systems could technically be linked, would NATO be able to launch a Russian missile against an Iranian nuclear missile heading for the U.S.? Nevertheless, Obama and Rasmussen have sincerely created a rapprochement towards Russia which does depart from the confrontational path of the last years. A primary prerequisite for better relations is that Russia and the West should well consider the sensitivities of the other side and take each other seriously. Furthermore, Russia should realise that U.S. policy is not necessarily the same as NATO policy. Conversely, the West should accept the fact that Russia is ‘back in business’ in the international arena, whether it likes it or not. Also, the U.S., EU and NATO should carefully consider their actions in the East to avoid unnecessary conflicts with Russia. Yet at the same time, the West should continue guarding its own values and interests, regardless whether they are rejected by the Kremlin. The best way to achieve results in improving
Ap: 2009nr7
9
the relationship between NATO and Russia is to concentrate on mutual beneficial, non-politically sensitive and practical projects.
9. ‘Meeting of the North Atlantic Council at the Level of Foreign Ministers Held at NATO Headquarters’, 19 August 2008, www.nato.int/docu/pr/2008/p08-104e.html; N. Busse, ‘Krieg gegen Russland’, Franfurter Allgemeine Zeitung, 3 November 2008.
Lieutenant Colonel Dr Marcel de Haas is a Senior
10. ‘NATO/Georgia: Russian Troops Start to Withdraw’, EDD,
Research Fellow at the Netherlands Institute of
16 September 2008; ‘NATO/London: Moderation at Allied
International Relations ‘Clingendael’. This article is
“Informal Informal” in London’, EDD, 23 September 2008;
partly derived from his book Russia’s Foreign Security
A. Lobjakas, ‘NATO Says Russian Missile Deployment Threatens
st
Policy in the 21 Century: Putin, Medvedev and beyond, which will be published by Routledge in spring 2010.
Arms-control Efforts’, Radio Free Europe/Radio Liberty (RFE/RL), 6 November 2008. 11. J. Blitz, ‘NATO Seeks to Heal Divisions over Russia’, Financial
Would you like to react? Mail the editor at
[email protected]
Times, 3 December 2008; ‘NATO/Russia: Allies Take Step towards Russia’, EDD, 7 March 2009; ‘NATO/Russia: Ministerial Council Foreseen on 27 June’, EDD, 4 June 2009.
1. For a detailed description of the causes, warfare and aftermath of the Georgian conflict, see: M. de Haas, ‘The Georgia Conflict of
EDD; R. Coalson, ‘ “Resetting” Russia’s Relations with West
August 2008: Exponent of Russia’s Assertive Security Policy’, Carré,
Gets off to Rough Start’, RFE/RL, 5 May 2009; D. Brunnstrom and I.
January 2009, pp. 46-49.
Melander, ‘NATO and Russia Resume Security Ties despite Georgia
2. There are also claims that the other side started the conflict. Georgia’s invasion was allegedly in response to South Ossetian attacks on Georgian villages, which triggered the conflict. Another source claims that Russian reinforcements were already in South Ossetia on 7 August 2008. See: De Haas, ‘The Georgia Conflict of August 2008: Exponent of Russia’s Assertive Security Policy’. 3. A. Nicoll, ‘Russia’s Rapid Reaction’, IISS Strategic Comments Vol. 14, No. 7, September 2008. 4. The Medvedev-Sarkozy 6 points armistice plan comprised:
(1) No resort to the use of force; (2) The absolute cessation of all hostilities; (3) Free access to humanitarian assistance; (4) The Georgian Army must withdraw to their permanent positions; (5) The Russian Armed Forces must withdraw to the line where they were stationed prior to the beginning of hostilities. Prior to the establishment of international mechanisms the Russian peacekeeping forces will take additional security measures; (6) An international debate on the future status of South Ossetia and Abkhazia and ways to ensure their lasting security.
12. ‘EU/NATO/Russia: More Disruption on Moscow-Brussels Line’,
‘Press Statement Following Negotiations with French President Nicolas Sarkozy’, 12 August 2008, www.kremlin.ru/eng/speeches/ 2008/08/12/2100_type82912type82914type82915_205208.shtml.
5. A. Rusetskiy, ‘V Poti za zaborom mirotvortsy ne sidyat’, Nezavisimoye Voyennoye Obozreniye, 29 August 2008; R. Allison, ‘Russia Resurgent? Moscow’s Campaign to “Coerce Georgia to Peace” ’, International Affairs, 84, 6, November 2008, pp. 1157-60. 6. ‘Dmitry Medvedev Met with French President Nicolas Sarkozy’, 8 September 2008, www.kremlin.ru/eng/text/news/2008/09/206284.shtml. 7. ‘EU/NATO/Russia: More Disruption on Moscow-Brussels Line’, Europe Diplomacy & Defence (EDD), 5 May 2009. 8. ‘NATO-Russia Links “Should Remain” ’, BBC News, 25 August 2008; ‘Medvedev Says Russia Ready to Cut Ties with NATO’, RIA Novosti, 25 August 2008; ‘Russia Freezes Peacekeeping Operations with NATO for 6 Months’, RIA Novosti, 26 August 2008.
Row’, Reuters, 27 June 2009. 13. See also: De Haas, ‘De NAVO en de Shanghai Cooperation Organisation: natuurlijke partners in het Oosten?’, Atlantisch Perspectief Vol. 32, No. 6, October 2008, pp. 25-30. 14. ‘U.S. Dramatically Alters Plans for European Missile Defense’, RFE/RL, 17 September 2009, www.rferl.org/content/Report_US_To_ Abandon_European_Missile_Defense_Plans/1824647.html. 15. ‘NATO and Russia: A New Beginning’, NATO, 18 September 2009, www.nato.int/cps/en/natolive/opinions_57640.htm.
10
Ap: 2009nr7
Energy Cooperation in the Baltic Sea Region
Caught between ‘Modernism’ and ‘Post-modernism’? Jeroen Bult
Russia has returned to the international stage, probably for good. Under the Putin Presidency (1999-2008) the country regained its self-confidence, the lucrative gas and oil bonanza being the foundation for this revival of national pride. Although the Global Credit Crunch has surely harmed the Russian economy, most experts seem to agree that the demand for its natural resources will remain high in the years and decades to come. The Russian leadership is aware of that; therefore, it has not hesitated to employ Russia’s energy power as an instrument of classic, 19th century-style power politics – especially against rebellious neighbouring ex-soviet republics, which Russia still perceives as its “eternal spheres of influence.” At the same time, Russia has intensified energy and business ties with Western European countries, such as Germany, Italy, and the Netherlands. Some observers have described this as a cynical, calculating policy of ‘Divide et Impera’.
As a consequence, those former soviet ‘satellites’ that, for various reasons (colliding visions on history, minority, border and trade issues, further NATO enlargement, etc.1), have had tense relations with Russia since the end of the Cold War after the break-up of the Red Empire, – Estonia, Latvia, Lithuania, and Poland – are seeking a re-affirmation of their energy security within the European and transatlantic frameworks. First of all, they want to reduce their dependence on Russian gas (“What happened to Ukraine in 2006 and 2009 could happen to us as well”), gas that is used chiefly for generating electricity. Second, they want to thwart the aforementioned growing Russian influence within the ranks of the European Union (and NATO). Third, they have been caught by fears of Russia’s post-imperialist foreign and defence policy as such since the outbreak of the Russian-Georgian war in August 2008. The Polish government and Estonian President Toomas Hendrik Ilves even suggested to give NATO a bigger role in the field of energy security.2 Sweden, Finland, Denmark (and Norway) are distrustful of Russia’s growing assertiveness as well, even though they are normally taking a more cautious, diplomatic stand. Their major concern is that Russia gains a foothold in Estonia, Latvia, and Lithuania, thus expanding its influence in the Baltic Sea region as a whole.3
European Help Did the Northern EU member states wisely join forces in order to counterbalance the perceived Russian threat, and is a vigorous com-
mon energy policy flourishing? Or, are energy politics in the Baltic Sea region still a matter of national priorities and ditto interests? Overlooking recent developments one gets ‘Pupils’ of the postthe impression that the first scenario has modernist European prevailed. On 17 June this year, Sweden, Commission have Finland, Poland, Estonia, Latvia, and Lithuania, more in common with together with Germany, and in accordance with modernist Russia European Commission rules, officially launched the so-called ‘Baltic Energy Market Interconnection Plan’ (hereafter: BEMIP). The plan, which elaborates on the Second Strategic Energy Review of the Commission (November 2008), mainly aims at connecting Estonia, Latvia, and Lithuania to the EU energy networks.4 Its purpose is two-fold: the energy markets of the three countries should integrate and, subsequently, this integrated ‘Baltic’ market should amalgamate with the (liberalised) Nordic energy market. Materialising the first phase depends on meeting certain conditions, such as removing the various cross-border restrictions and the accomplishment of the ‘un-
bundling’, i.e. the separation of the activities of Transmissions System Operators. BEMIP also includes the construction of gas storage and LNG facilities. The project will receive funding from the European Energy Programme for Recovery (EEPR), covering several key energy infrastructure projects (in May, the European Parliament officially endorsed a proposal, worth nearly 3.98 billion euro, to upgrade the energy connections within the EU, to start up environmental-friendly projects, among others). It will most probably also be referred to in the EU’s Strategy for the Baltic Sea Region, which should be accomplished under the auspices of the current Swedish EU Presidency.5 The BEMIP initiative corresponds with the Energy Security and Solidarity Action Plan that the European Commission officially presented on 13 November 2008 (among others, it recommends a reduction of the EU’s dependence on Russian gas and oil). Yet, BEMIP mainly focuses on the construction of a ‘Baltic Ring’ of electricity grids and on the extension and improvement of the grids between the individual EU member states that already exist. Examples of the first category are the planned grids between Poland and Lithuania (LitPol, the official agreement signed in February 2008), and between Sweden and Lithuania, which is to be extended to Latvia and Estonia (NORDBALT, previously known as SwedLit, the final agreement signed in July 2009). Examples of the second category are the planned extensions of the grids between Sweden and Poland (SwePol I, operative since June 2000), between Sweden and Finland (Fenno-Skan I,
operative since November 1989), and between Finland and Estonia (EstLink I, operative as of January 2007). All cable projects should be managed or are being managed by the national electricity companies.
Practical Complications Yet the practical implementation of the planned (and EU-sponsored) energy projects in the Baltic Sea region has been a laborious – if not to say: frustrating – affair. Especially the cooperation between Estonia, Latvia, Lithuania, and Poland is most problematic. It is hard to offer a plausible overall explanation for the complications that have come up, but it seems that historically and economically inspired distrust vis-à-vis neighbouring countries is playing a pivotal role. Poland and Lithuania agreed on the building of an electricity grid – that is sometimes referred to as the ‘energy bridge’ (‘elektros tiltas’ in Lithuanian) – in September 2006, when President Kaczyński of Poland and his Lithuanian counterpart Adamkus signed a joint declaration in Warsaw. The ceremony took place exactly six months after the signing of a communiqué on the construction of a common ‘Baltic’ nuclear power plant in the Lithuanian town of Visaginas by the prime ministers of Lithuania, Latvia, and Estonia. The energy companies of the three republics were encouraged to invest in the project.6 Soon after the meeting, it turned out that Lithuania wanted to involve Poland as well – much to the annoyance of Estonia and Latvia, who
Berlin and Warsaw are contemplating the idea of closer cooperation in the field of energy. The ‘Baltic connection’ is currently given less priority by Warsaw. A heat and power plant at Ludwigshafen, Germany (Photo: BASF)
12
had not been informed in advance. Therefore, the Polish-Lithuanian ‘bridge’ agreement could be interpreted as an exchange: Lithuania promised Poland a future share of 1,000-1,200 megawatt (the plant should generate 3,400 megawatt in total), while Poland would link up Lithuania to the electricity grid of continental Europe, thus ending the status of “energy island,” as the European Commission once characterised the Baltic states. An official agreement was signed by the CEOs of national energy companies Polskie Sieci Elektroenergetyczne Operator SA and AB Lietuvos Energija in February 2008, which stipulates that a joint venture dealing with the technical aspects of the ‘bridge’ will be set up, possible routes for the connection will be studied, and assessments of the possible environmental impact will be conducted. Little progress has been booked so far. Both Implementation Poland and Estonia have frequently complained of energy projects that the decision-making process in Lithuania with around the Baltic has regard to the construction of the nuclear power been a frustrating plant is too slow (which has mainly got to do with affair most complicated internal legal problems): “We are absolutely dissatisfied with the very slow pace of the preparations regarding the plan to build a new nuclear power station at Ignalina in Lithuania,” Estonian Prime Minister Ansip said during a joint press conference with Polish colleague Tusk in April.7 As a consequence of this discontent, Poland is hardly willing to take a more (pro-)active stand in realising the Polish-Lithuanian grid. Apart from that, it seems that under the Tusk Government Poland has gradually shifted its priorities. Poland’s relationship with Germany is less tense than it used to be under the previous nationalist, reactionary-conservative Kaczyński government. Berlin and Warsaw are now contemplating the idea of closer cooperation in the field of energy.8 The result is that Lithuania – i.e. ‘the Baltic connection’ – is currently given less priority by Warsaw. Back in October 2008, Prime Minister Tusk and Minister of Economic Affairs Pawlak announced that Poland also intends to build more nuclear power plants itself. This implies that Lithuania is no longer the partner in nuclear energy, but a partner. Lithuanian President Grybauskaitė has alluded to the possibility of closer energy cooperation with neighbouring Belarus and the Russian Kaliningrad exclave. Shortly after taking office in May 2008, Prime Minister Putin announced that Russia is planning to construct around 25 new nuclear power plants in the years to come. One plant,
Ap: 2009nr7
the Baltyskaya NPP, consisting of two reactors, will be built in the town of Neman, in the Kaliningrad exclave, not far from the border with Lithuania. The total number of megawatts this plant will yield amounts to 2,300, far too much for just the exclave itself.9 A Lithuanian newspaper wrote that even Russia has plans to start negotiations with Sweden and Poland on the construction of an electricity cable in the Baltic Sea to be connected to the future nuclear power plant in Kaliningrad.10 Politicians, high-ranked officials, and academics in Estonia have been contemplating the idea of the construction of an Estonian nuclear power plant, while Poland is pondering on a more intensive form of energy cooperation with Ukraine.11 This broadening orientation of Poland seems to correlate with the country’s self-image of regional power. In Lithuania, the idea that Poland is deliberately playing the ‘grid card’ and is using the much-needed electricity connection for ‘blackmailing’ purposes has fed the old historical suspicions towards neighbouring ‘Lenkija’. Problems have also manifested themselves during the working out of the NORDBALT grid. Both Lithuania and Latvia insisted on serving as the ‘end point’ of the cable, and tried to point out that their networks are better equipped to function as a regional distributor. Sweden had to make serious mediating efforts to avert an embarrassing deadlock. A breakthrough was accomplished in late April, when the prime ministers of Estonia (that kept a rather low profile during the LithuanianLatvian dispute), Latvia, and Lithuania agreed that the undersea power cable would be built between Sweden and Lithuania. The Lithuanian, Latvian, and Swedish energy companies would purchase an equal number of shares in the project, while the Latvian grid would be modernised. On 10 July the heads of Lietuvos Energija, Latvenergo, and Svenska Kraftnät signed a memorandum of understanding. Five days later the three governments submitted a tender to the European Commission, requesting 175 million euro to finance the project.
Modernism and Post-modernism The Lithuanian-Latvian ‘cable war’ has ended (although some financial details still need to be fleshed out), but a striking similarity with the LitPol debate can be discerned. Irrational arguments and other slumbering sentiments that are deeply anchored in history threatened to halt the project. Obviously, Lithuania sees itself as the leader of the ‘Baltic Three’, having a natural right to claim the connecting point of the cable from Sweden. This is all the more striking, since from a purely technical point of view it is completely irrelevant whether the cable will end in Lithuania or in Latvia – as the then Swedish ambassador to Vilnius also pointed out – and both countries hold the view that the region’s dependence on Russian energy should be diminished.12 Estonia was hardly willing to play a mediating role during this conflict, for it already has its ‘own’ EstLink I cable from Finland (an EstLink II cable has been planned for 2013). Furthermore, Estonia
Ap: 2009nr7
does not want to get involved in disputes between Latvia, Lithuania, Poland (and Belarus) since this would affect the self-image of being a ‘Põhjamaa’ (‘Nordic country’) that it dearly cherishes.
13
3. See: Robert L. Larsson, Nord Stream, Sweden and Baltic Sea Security, Defence Analysis (Stockholm: Totalförsvarets Forskningsinstitut, 2007), pp. 35-38; ‘Scandinavia’s Concern? “Russia, Russia, Russia” ’, in: International Herald Tribune, 2 October 2007; ‘Kriget i Georgien
20 years after the collapse of communism the process of nationbuilding is still continuing in Estonia, Latvia, Lithuania, and Poland. The national paradigm that is inherent to this very process and that serves as a compass for foreign policy sometimes collides with the post-modernist orientations of Sweden, Finland, and the Western EU member states. Estonia, Latvia, Lithuania, and Poland are caught between two extremes: on the one hand, they are absolutely aware of the fact that Russia’s whims are making closer cooperation necessary, yet on the other, they do not want to give up too much of their regained national sovereignty, since this would be at right angles to the process of (post-soviet) nation-building. Rebelling against and frowning upon each other seems to be an integral part of that selfcomplacent process.
skakar om gamla doktriner’, in: Svenska Dagbladet, 16 August 2008; and ‘Umdenken in Schweden und Norwegen’, Frankfurter Allgemeine Zeitung, 21 August 2008. 4. See also: ‘The Baltic Sea Region States Reach Agreement on the Baltic Energy Market Interconnection Plan’, European Commission, Press Release (IP/09/945), Brussels, 17 June 2009, europa.eu/rapid/ pressReleasesAction.do?reference=IP/09/945&type=HTML. 5. The European Council asked the European Commission to compile a strategy for the Baltic Sea region in December 2007. See: ‘Communication from the Commission to the European Parliament, the Council, the European Economic and Social Committee and the Committee of the Regions Concerning the European Union Strategy for the Baltic Sea Region’, COM(2009) 248 final, European Commission, Brussels, 10 June 2009, ec.europa.eu/regional_policy/
The launching of BEMIP and EEPR clearly illustrates that Brussels is indeed aware of the necessity to take the initiative. It is willing to exert pressure on the junior EU members in order to force them to subordinate their mutual disagreements for the sake of the common, regional, and European good. One could even argue that the European Commission and the Nordic countries have profiled themselves as post-modernist ‘headmasters’, who want to educate the modernist ‘pupils’. It is most ironic that regarding foreign political mentality those ‘pupils’ – Estonia, Latvia, Lithuania, and Poland – still have more in common with the ultimate symbol of modernist political thinking: Russia. At the same time, that very Russia will do everything it can to forestall the formation of an energy ‘front’ in the Baltic Sea region. Therefore, it remains to be seen whether a Common Baltic Energy Market will become reality in the years to come.
cooperation/baltic/pdf/communication/com_baltic_en.pdf. 6. The plant should be constructed next to the existing nuclear power plant in Visaginas (Ignalinos Atominė Elektrinė) that was built in the soviet era. The European Commission has insisted on the closure of both reactors of the plant, Ignalina 1 and 2. No. 2 will be switched off on 31 December, and will then be de-commissioned. 7. ‘Eesti ja Poola loodavad Ignalina tuumaprojekti kiiremat edasiminekut’, Eesti Postimees online, 16 April 2009, www.postimees.ee. 8. This does not mean, however, that Prime Minister Tusk has given up Poland’s opposition to the construction of the Russian-GermanDutch Nord Stream gas pipeline. 9. ‘ “Nuclear Renaissance”: Will Kaliningrad and Belarus Have Nuclear Power Plants?’, Geopolitika, 4 May 2009, www.geopolitika.lt; ‘Grybauskaitė no longer Confirms Lithuania’s N-Plant Plans’, Baltic News Service, 30 July 2009, www.bns.ee. 10. ‘Atominė karaliaučiuje virsta realybe’, in: Respublika, 11 June 2008.
Jeroen Bult is a researcher at Tallinn University, Estonia. He frequently publishes on (the foreign policies of) Estonia, Latvia, and Lithuania.
11. ‘Eestisse võib 15 aasta pärast tulla tuumajaam’, in: Äripäev, 27 February 2008; ‘Eestisse tuleb 2023. aastaks tuumajaam’, in: Äripäev, 27 February-1 March 2009. 12. ‘Žodžiais sutinka, bet parašu nėra’, in: Verslo žinios, 13 October 2008.
Would you like to react? Mail the editor at
[email protected].
1. See: Jeroen Bult, ‘Everyday Tensions Surrounded by Ghosts from the Past: Baltic-Russian Relations since 1991’, in: Heli Tiirmaa-Klaar & Tiago Marques (eds.), Global and Regional Security Challenges. A Baltic Outlook (Tallinn: Tallinna Ülikool/Tallinn University, 2006), pp. 132 ff; and: Bult, ‘Russische geopolitiek en Baltische boosheid: nieuwe wending in een eindeloze psychologische oorlog’, in: Internationale Spectator, No. 5, May 2006 (Vol. 60), pp. 250-253. 2. ‘U.S. Lawmaker Urges Use of a NATO Clause’, in: International Herald Tribune, 29 November 2006; ‘Raunen über eine “Energie-Nato” ’, in: Frankfurter Allgemeine Zeitung, 11 April 2008.
14
Ap: 2009nr7
Ap: 2009nr7
15
16
Ap: 2009nr7
Het Arabische Vredesinitiatief
Historie en betekenis Hans Schippers
Het Arabische Vredesinitiatief speelt al geruime tijd op de achtergrond en onder verschillende benamingen (Fahd-plan, Fez-plan) een rol in het proces om een eind te maken aan het conflict tussen Israël en zijn Arabische buren. Sinds 2002 is het tevens het officiële vredesvoorstel van de Arabische Liga. Het initiatief is door politici uit verschillende kampen geprezen als een belangrijke bijdrage aan het vredesproces. De reële invloed in de praktijk van het politieke proces is vooralsnog echter beperkt.
Dit artikel onderzoekt de achtergronden van het initiatief en gaat na welke rol het kan spelen bij het bereiken van een vergelijk tussen Israël en de Palestijnen.
Saoedi-Arabië en het Midden-Oosten Een groot land, rijk aan olie, maar dunbevolkt, met moeilijk verdedigbare grenzen – en daarom kwetsbaar. Dat is wellicht de beste omschrijving van de positie van het koninkrijk Saoedi-Arabië in de 20e en het begin van de 21e eeuw. Na 1945 had het een conflict met Iran over twee eilanden in de Perzische Golf. De Egyptische president Nasser liet in de jaren ’60 weten dat hij Saoedi-Arabië als een sta-in-de-weg beschouwde bij zijn streven naar een Arabischnationalistische eenheidsstaat. Hierna volgden schermutselingen met het marxistische Zuid-Jemen en linkse revolutionairen in de emiraten. Begin jaren ‘80 kwam een complot van de Iraanse leider Khomeini aan het licht om de macht in Saoedi-Arabië over te nemen. Dan was er nog de onberekenbare Iraakse dictator Saddam Hoessein, wiens annexatie van Koeweit in 1990 leek bedoeld als aanloop tot de bezetting van Saoedi-Arabië. Om die kwetsbaarheid te bestrijden sloten de heersers van het land, de familie Saoed, een groot aantal al dan niet officiële overeenkomsten met een reeks wisselende regionale partners. Oliedollars waren hierbij een belangrijk smeermiddel. Bondgenoot buiten de regio
zijn de Verenigde Staten, die al vanaf de jaren ‘30 en met de nodige ups en downs, via de oliewinning (Aramco) nauw met Saoedi-Arabië verbonden zijn. De as Riaad-Washington is in feite de basis van de buitenlandse politiek van het land en beïnvloedt ook zaken als de opstelling van het land in het Israëlisch-Palestijns conflict. SaoediArabië bemoeit zich hiermee overigens niet actief, maar financiert wel tegenstanders van Israël.1
De achtergronden van het Fahd-plan Rond 1980 kreeg de Arabische wereld een aantal zware politieke schokken te verwerken. In november 1977 reisde de Egyptische president Sadat naar Israël met een vredesaanbod. Een jaar later sloten de twee landen in Camp David een verdrag, waarbij Egypte de Sinaïwoestijn terugkreeg. Sadats initiatief leidde tot grote spanningen in de Arabische wereld. Eind 1978 kwam verder de sjah in Iran ten val, waarna kort daarna de Sovjetunie, bezorgd over de toenemende invloed van een radicale islam, Afghanistan binnenviel. In SaoediArabië zelf bezetten soennitische opstandelingen de Grote Moskee in Mekka, waaruit ze pas na enkele weken met behulp van Franse commando’s konden worden verdreven. In 1980 ten slotte viel Irak buurland Iran binnen – het begin van een oorlog die acht jaar zou duren. Om aan deze nieuwe dreigingen het hoofd te bieden achtte feitelijk
Vorige pagina: Sinaïwoestijn, 1959: een karavaan met voorraden op weg naar een Deens-Noors bataljon, dat deel uitmaakte van de United Nations Emergency Force (UNEF). Deze hield bij de demarcatielijn in de Sinaï toezicht op de wapenstilstand tussen Egypte en Israël na de Suezcrisis (foto: UN Photo/KDS/dr)
heerser kroonprins Fahd versterking van de defensie nodig. In het voorjaar van 1980 vroeg hij de Amerikaanse president Carter om een technische opwaardering van de enkele jaren daarvoor geleverde F-15-straaljagers. Carter stelde de beslissing uit in verband met de presidentsverkiezingen in het najaar. Hij verloor die echter van Ronald Reagan. Fahd hernieuwde zijn verzoek begin 1981, maar hij vroeg nu tevens om de levering van vijf AWACS-inlichtingenvliegtuigen. Reagan stemde ook hiermee in. Onder druk echter van de pro-Israël-lobby kwam het Congres met zoveel bezwaren, dat hij de beslissing uitstelde. In deze situatie kwam Fahd met zijn voorstel voor een vergelijk in het Israëlisch-Arabische conflict. Fahds initiatief – ‘plan’ was een te groots woord voor het schetsmatige voorstel – was er dus in de eerste plaats op gericht het wantrouwen van het Congres over de levering van de AWACS weg te nemen.2
Inhoud en interpretaties De belangrijkste punten uit het acht punten tellende zogeheten plan-Fahd waren: - De terugtrekking van Israël uit alle in 1967 bezette gebieden, inclusief Oost-Jeruzalem; - De ontmanteling van alle Joodse nederzettingen in bezet gebied;
- De garantie dat alle godsdiensten vrijelijk gebruik mochten maken van de zogeheten ‘Heilige Plaatsen’; - Het recht op zelfbeschikking van het Palestijnse volk, en de uitoefening van de onvervreemdbare nationale rechten onder leiding van de PLO. Andere punten hadden betrekking op de instelling van een kort VN-overgangsbewind in de bezette gebieden, het oprichten van een onafhankelijke Palestijnse staat “met Jeruzalem als hoofdstad,” en een door de VN-Veiligheidsraad gegarandeerde vrede tussen alle staten in de regio, inclusief de tot stand gekomen Palestijnse staat.3 Fahds voorstel, in hoofdlijnen gebaseerd op de Arabische interpretatie van VN-Resolutie 242, was in zoverre nieuw dat het duidelijk afstand nam van de in september 1967 in Khartoem door de Arabische Liga uitgesproken ‘drie nee’s’: geen vrede met, geen erkenning van en geen onderhandelingen met Israël. Hierbij moet worden bedacht dat Egypte, door het sluiten van een vredesverdrag met Israël, al eerder en radicaler met die opstelling had gebroken. De tekst was verder ambivalent geformuleerd. Een door de VN gegarandeerde vrede was ver verwijderd van de door Israël gevraagde wederzijdse erkenning en normalisatie in de betrekkingen tussen de staten in de regio. De uitoefening van de nationale rechten onder leiding van de PLO kon betekenen dat alle Palestijnse vluchtelingen
Welke rol kan het Arabische Vredesinitiatief spelen bij de pogingen om het conflict tussen Israël en zijn Arabische buren te beëindigen? Kinderen in Tyre (Zuid-Libanon) in 1978, na een aanval van het Israëlische leger (foto: UN Photo/J. Isaac)
18
Ap: 2009nr7
het recht op terugkeer zouden krijgen. Omdat de PLO in 1981 Israël nog niet had erkend, zou de terugkeer van de vluchtelingen een Palestijnse meerderheid opleveren. Dit zou leiden tot het verdwijnen van de joodse staat Israël. Het Fahd-plan was een compromis tussen de standpunten van het door Syrië geleide zogeheten Afwijzingsfront, dat elk vergelijk met Israël afwees, en Egypte. Als zodanig kreeg het ook de steun van gematigde Arabische landen, die zo de na Camp David ontstane impasse wilden doorbreken. PLO-leider Arafat liet zich voorzichtig positief over het plan uit. De tot de rechtse Likoedpartij behorende Israëlische premier Begin wees het plan direct van de hand. Na de moord op Sadat, begin oktober 1981, kreeg het plan ook de steun van de Amerikaanse regering, die het nu zag als een mogelijk alternatief voor het Camp David-project. Fahd kreeg eind oktober van Reagan te horen dat de levering van de AWACS en de opwaardering van de F-15 door zouden gaan. Gesterkt door deze ontwikkeling stelde Saoedi-Arabië voor het plan op de agenda van de bijeenkomst van de Arabische Liga, in november 1981 in het Marokkaanse Fez, te plaatsen. Hier stuitten de voorstellen echter op scherp verzet van Syrië. Na vier uur vruchteloze discussies verdaagde de voorzitter, koning Mohammed, de vergadering zonder dat een besluit was genomen.4
Naar de bureaula De situatie in het Midden-Oosten ver Oliedollars zijn slechterde daarna snel. De rechtse premier Begin een belangrijk annexeerde kort na de mislukte top in Fez de smeermiddel in tot Syrië behorende hoogte van Golan. Een het Saoedisch Palestijnse moordaanslag op zijn ambassadeur in buitenlandbeleid Londen was voor Israël aanleiding om begin juni 1982 Libanon binnen te vallen. Na hevige gevechten, met aan beide zijden zware verliezen, zag de PLO zich in september gedwongen zich uit Beiroet en Libanon terug te trekken. In de oorlog tussen Irak en Iran wist dit laatste land de aanvallen van Irak af te slaan en zelf het initiatief te nemen. Khomeini verwierp midden 1982 alle vredesvoorstellen en dreigde Irak binnen te vallen. In deze omstandigheden lanceerde Fahd zijn voorstel opnieuw. Dit gebeurde onder druk van Reagan, die op deze wijze de Arabische radicalen de wind uit de zeilen wilde nemen, en als steun voor een
eigen vredesplan. In de oorspronkelijke versie werd het initiatief in september 1982 aangenomen op een Arabische topconferentie, opnieuw in Fez.5 Het plan speelde daarna echter geen rol van betekenis meer. De aandacht van de Arabische staten ging in de daarop volgende jaren vooral uit naar de oorlog tussen Irak en Iran (1980-1988).
Een nieuwe start in 2002 Op 11 september 2001 vonden de beruchte terreuraanslagen in de Verenigde Staten plaats. 15 van de 19 daders waren burgers van Saoedi-Arabië, een feit dat de relaties tussen de twee landen onder druk zette. In Amerika gingen stemmen op om de band met Riaad te verbreken of de olievelden te bezetten – dit laatste uit vrees voor een fundamentalistische staatsgreep à la Iran. Enkele maanden na 9/11 was de in het Midden-Oosten gespecialiseerde journalist Thomas Friedman (The New York Times) in Saoedi-Arabië voor een interview met kroonprins Abdoellah, de feitelijke heerser van het land. Tijdens het gesprek, dat duidelijk was bedoeld als een gebaar naar Washington, verontschuldigde Abdoellah zich voor de aanval, maar beklemtoonde hij de goede banden tussen de twee landen. De kroonprins deed ook een mededeling over de gespannen situatie tussen Israël en de Palestijnen. Na het mislukken van het vredesoverleg in Camp David was eind 2000 de tweede intifada uitgebroken, waarbij door Palestijnse (zelfmoord)aanslagen en Israëlische reacties daarop inmiddels honderden doden waren gevallen. Diverse pogingen om een bestand te bereiken waren na korte tijd mislukt. Friedman had kort daarvoor in een artikel in zijn krant een beroep gedaan op de landen van de Arabische Liga om tijdens de aanstaande top in Beiroet, eind maart 2002, Israël volledig diplomatiek te erkennen, er normale relaties mee aan te gaan en de veiligheid ervan te garanderen. In ruil daarvoor moest dit land zich terugtrekken tot de grenzen van 4 juni 1967 en de oprichting van een Palestijnse staat aanvaarden. Toen hij dit aan Abdoellah vertelde, zei deze: “Have you broken into my desk?” De kroonprins bleek een tekst met ongeveer die inhoud klaar te hebben. Hij had overwogen die uit te spreken op een Arabische top in Beiroet, maar had daarvan afgezien vanwege het brute optreden van premier Sjaron tegen de Palestijnen. Op Friedmans reactie dat een wapenstilstand tussen Israël en de Palestijnen vóór de top in Beiroet mogelijk de impasse kon doorbreken, antwoordde de kroonprins dat “the speech is written and still in my drawer.” Friedman mocht deze woorden publiceren.6 Naast een toenadering tot de Verenigde Staten was het SaoediArabische voorstel bedoeld om het radicaliserende effect van de tweede intifada op de Arabische wereld weg te nemen. Dit dreigde
Ap: 2009nr7
gematigde regimes in de regio te ondermijnen. Bij gebrek aan andere leiders wilde Abdoellah met het initiatief deze rol op zich nemen. Een volledige wapenstilstand kon niet worden bereikt, en op de top in Beiroet waren slechts 10 van de 22 regeringsleiders van de Arabische Liga-lidstaten aanwezig. Onder meer PLO-voorzitter Arafat was er niet, omdat Israël zijn terugkeer niet had willen garanderen. Het aangepaste Fahd-plan werd op 27 maart besproken, en met drie voornamelijk door Syrië voorgestelde wijzigingen aanvaard. In de eerste plaats werd een terugkeer uit “alle” in 1967 bezette gebieden gevraagd, inclusief de Hoogte van Golan. In Abdoellahs tekst stond “de” bezette gebieden, wat ruimte zou laten voor grenscorrecties. Voor de Palestijnse vluchtelingen werd verwezen naar VN-Resolutie 194, die in de Arabische optiek een terugkeer van alle vluchtelingen vroeg. In plaats van “een normalisatie van de betrekkingen” was in de slottekst sprake van “normale betrekkingen” met Israël. Andere punten uit het oorspronkelijke Fahd-plan, zoals het tot stand komen van een Palestijnse staat met Oost-Jeruzalem als hoofdstad, waren niet of nauwelijks gewijzigd. Onder de naam ‘Arab Peace Initiative’ werd het nu het officiële vredesvoorstel van de Arabische Liga.7
19
Texas. Volgens onofficiële berichten zou Abdoellah daar een aan de realiteit aangepast plan hebben gepresenteerd, waarin bijvoorbeeld een terugtrekking uit alle bezette gebieden niet werd genoemd. De Amerikaanse ambassadeur in Israël Kurtzner legde deze variant kort daarna aan Sjaron voor, die het echter opnieuw als ‘niets nieuws’ bevattend van de hand wees. In rechtse Israëlische politieke kringen zag men het plan als een reeks ultimatums, waar aan Arabische zijde niets tegenover stond. In een situatie waarin de terroristische aan slagen doorgingen, was deze eenzijdigheid niet aanvaardbaar. Bijna een jaar later lanceerde Bush samen met Rusland, de Europese Unie en Verenigde Naties de ‘Road-map’, die zou moeten leiden tot een bestand tussen Israël en de Palestijnen, en daarna tot een verdergaand vergelijk. Als een van de fundamenten ervan werd Abdoellahs initiatief genoemd. Het bestand kwam na verloop van tijd tot stand, maar daarna werd nauwelijks meer vooruitgang geboekt met de ‘Roadmap’. Sjaron zette zijn kaarten op de eenzijdige terugtrekking uit de Gazastrook, die door het ontbreken van contact met de Palestijnse Autoriteit leidde tot een versterking van Hamas. De situatie in Irak nam verder de aandacht van Bush en regionale leiders jarenlang in beslag.9
Nieuw leven voor het plan en ‘Annapolis’ Reacties De aanvaarding van het initiatief had nauwelijks op een ongunstiger moment kunnen komen. Die zelfde avond nog pleegde een Hamasstrijder in Netanya een zelfmoordaanslag op een hotel waar een Pesach-diner plaatsvond. Hierbij vielen 30 doden en ruim 100 gewonden. Hamasleider sjeik Ahmed Yassin verklaarde dat aanslag een boodschap was aan de Arabische topconferentie in Beiroet, namelijk dat het Palestijnse volk de strijd zou voortzetten. Of de aanslag ook echt gepland was om de top te ontregelen is overigens niet duidelijk. De Palestijnse Autoriteit veroordeelde de aanslag, en Arafat gaf bevel leden van Hamas en andere radicale groepen te arresteren. Na nog een zware aanslag in Haifa, vier dagen later met 15 doden, gaf Sjaron het bevel voor een grote veiligheidsoperatie in de bezette gebieden. Door deze gebeurtenissen bleef een Israëlische reactie op het plan lange tijd uit. Jeruzalem liet daarna weten dat het plan niets nieuws bevatte. Een terugkeer van alle Palestijnse vluchtelingen en terugtrekking uit alle bezette gebieden was onaanvaardbaar. Vredesgroepen en linkse partijen lieten een positiever geluid horen.8 De Amerikaanse president Bush reageerde aanvankelijk eveneens nogal lauw op het initiatief. Hierbij speelde waarschijnlijk de als reactie op het plan verslechterde veiligheidssituatie een rol, en verder het beperkte belang van de top in Beiroet. Bij gebrek aan andere vredesinitiatieven werd zijn toon echter geleidelijk positiever. Eind april 2002 nodigde hij de Saoedische vorst uit op zijn ranch in
In de loop van 2006 ontstond er in gematigde Arabische landen ongerustheid over de opkomst van Iran als regionale macht. Door de uitschakeling van Saddam Hoessein was Teheran zijn voornaamste tegenstander kwijtgeraakt, terwijl het via de Iraakse sjiieten zijn invloed in het land kon uitbreiden. In 2003 was verder bekend geworden dat Iran in het geheim bezig was met het verrijken van uranium, wat kon wijzen op het vervaardigen van een atoombom. In de Arabische wereld werd dit vrij algemeen gezien als een bedreiging. Via Hezbollah in Libanon en in mindere mate Hamas had Iran verder zijn positie in Libanon en de Palestijnse gebieden weten te versterken. Via deze bewegingen leek Teheran aan de voordeur van Egypte en Jordanië te morrelen. De ontstane situatie leidde tot hernieuwd overleg tussen Saoedi-Arabië, Egypte, Jordanië en de Verenigde Staten. Doel ervan was het stagnerende Israëlisch-Palestijnse vredesproces vlot te trekken, om zo te verhinderen dat Iran het conflict kon gebruiken om invloed te verwerven. Een eerste resultaat was het opnieuw bevestigen van het Arabische Vredesinitiatief op een conferentie van de Arabische Liga in Riaad in maart 2007.10 Na bezoeken van de ministers van Buitenlandse Zaken van Egypte en Jordanië aan Israël in de zomer van 2007, lieten premier Olmert, minister van Buitenlandse Zaken Livni en president Perez zich gematigd positief uit over delen van het voorstel. Struikelblok bleven de gevraagde volledige terugtrekking uit de bezette gebieden en de terugkeer van de vluchtelingen. De Verenigde Staten concludeerden hieruit dat een benadering waarbij de Israëlisch-Palestijnse relatie voorop stond meer kans van slagen had.
20
Ap: 2009nr7
Dit werd dan ook het uitgangspunt van de door Bush georganiseerde Annapolis-conferentie eind november 2007. Bij wijze van compromis was een groot aantal Arabische staten aanwezig om steun aan zijn initiatief te betuigen; zelfs Syrië was vertegenwoordigd. Bij het aftreden van Bush, een jaar later, was er echter geen substantiële vooruitgang geboekt.11
Obama en het initiatief
Volgens Palestijnse bronnen zou dit betekenen dat de Amerikanen het initiatief wilden ontdoen van het imago van ‘purely theoretical framework’ en het op enkele punten wilden concretiseren. Later bleek dat zij hieronder verstonden het maken van goodwill-gebaren naar Israël, zoals het toelaten van toeristen, culturele uitwisseling, het openen van een consulaat of het verlenen van overvliegrechten voor verkeersvliegtuigen. Israël moest van zijn kant het initiatief positief beoordelen, controleposten in bezet gebied opheffen en de uitbreiding van nederzettingen staken.13
In zijn verkiezingscampagne had de Democratische presidentskandidaat Barack Obama benadrukt dat hij hoge prioriteit gaf aan een oplossing van het Israëlisch-Palestijns conflict. Na zijn verkiezing herhaalde hij die belofte, waarbij hij over het Arabische Vredesinitiatief zei dat hij het niet met elk aspect ervan eens was, “but it took great courage to put forward something that is as significant as that. I think that there are ideas across the region of how we might pursue peace.”12
Eind juli verklaarde premier Netanyahoe dat hij de geest van het initiatief waardeerde en het zag als een goede basis voor verdere onderhandelingen naar een alomvattende vrede. Er werden verder controleposten opgeheven en er kwam een tijdelijke bevriezing van bouwactiviteiten. Maar voor de Palestijnen was dit niet genoeg. Zij eisten een totale bouwstop. Hiertoe was Israël niet bereid. Het uitblijven van Arabische goodwill-gebaren speelde hierbij een rol.
Een aantal Arabische politici en commentatoren drongen er bij Obama op aan het Vredesinitiatief als basis voor zijn beleid te nemen. Dat deed hij echter niet. George Mitchell, de speciale gezant van de president voor Israëlisch-Palestijnse betrekkingen, verklaarde in maart 2009 tijdens een workshop van het Brookings Institution dat de Verenigde Staten van plan waren het initiatief onderdeel te maken het beleid.
Een reden voor dit laatste is waarschijnlijk het grote Arabische wantrouwen ten aanzien van de nieuwe premier Netanyahoe. Niet vergeten is hoe deze met zijn vertragingstactiek eind jaren ’90 het vredesproces deed vastlopen. Ook verdeeldheid in eigen kring, waarbij geen enkel land een eerste stap durft te zetten, speelt een rol. Kortom: op het ogenblik is sprake van de zoveelste vertraging in het vredesproces. Om voortgang te boeken kan waarschijnlijk, zonder
De Israëlische premier Benjamin Netanyahoe zal de Palestijnen en de Arabische wereld ervan moeten overtuigen dat hij serieus is in zijn streven naar een vergelijk (foto: UN Photo/M. Castro)
Ap: 2009nr7
voorwaarden vooraf, het beste zo snel mogelijk worden begonnen met onderhandelingen tussen Israël en de Palestijnen. Wanneer dat eenmaal het geval is, zouden volgens de Egyptische president Moebarak de Arabische landen het proces kunnen steunen en verder helpen.14
Betekenis en mogelijkheden Het Arabische Vredesinitiatief is ontstaan als een gebaar van Saoedi-Arabië naar de Verenigde Staten om de levering van AWACSvliegtuigen mogelijk te maken. Het voorstel heeft daarna, misschien tot verbazing van de opstellers, een eigen identiteit gekregen als een brug tussen de Arabische wereld en Israël. Het doorbrak de impasse van de drie nee’s van Khartoem, waarbij natuurlijk Egypte was voorgegaan. Het voorstel van Fahd en later Abdoellah was ook in staat de vaak zeer verdeelde Arabische wereld te verenigen in een gezamenlijke formule om een vergelijk met Israël mogelijk te maken: terugtrekking uit bezet gebied, een rechtvaardige oplossing voor het vluchtelingenprobleem en de stichting van een Palestijnse staat, in ruil voor vrede en normale betrekkingen.
21
Op zijn beurt zal Netanyahoe de Palestijnen en de Arabische landen moeten overtuigen dat hij serieus is in zijn streven naar een vergelijk. Een duidelijke rem op de uitbreiding van nederzettingen zou daarbij helpen. Voorlopig is het met veel elan begonnen vredesoffensief van Obama ontregeld. Dat lot verdient het niet. Duidelijke steun van de Europese Unie voor de Amerikaanse inzet zou een goede zaak zijn.
Dr. J.L. Schippers is als techniekhistoricus verbonden aan de Technische Universiteit Eindhoven. Hij coördineert het college Techniek, Vrede en Veiligheid, en publiceert regelmatig over politieke ontwikkelingen in het MiddenOosten. Wilt u reageren? Mail de redactie:
[email protected].
1. Nadav Safran, Saudi Arabia. The Ceaseless Quest for Security, Ithaca, 1988; Hans Schippers, ‘Vreemde vrienden: de relatie Verenigde Staten-Saoedi-Arabië’, in: Atlantisch Perspectief nr. 5, 2003,
Aan het initiatief kleeft echter ook aan aantal nadelen. Om het voor alle Arabische staten aanvaardbaar te maken, bevat het de nodige ambivalente formuleringen, zoals de eis dat alle vluchtelingen moeten terugkeren en “niet elders gevestigd mogen worden.” Deze laatste toevoeging werd opgenomen in de versie van 2007, zoals aanvaard in Riaad. In Hebreeuwse en Engelse vertalingen, zoals die door de Arabische Liga in advertenties in Israëlische kranten werden gepubliceerd, was deze toevoeging vertaald door “geen andere nationaliteit mogen verkrijgen.” Een duidelijk andere betekenis. Het initiatief is verder nooit officieel aan Israël voorgelegd. Het is het standpunt van de Arabische Liga om het conflict op te lossen. De Liga onderhoudt echter geen betrekkingen met Israël.15
pp. 18-23. 2. Safran, ibid., pp. 332-341. 3. ‘Final Declaration of the Twelfth Arab Summit Conference’, 15 december 1982, repr. MidEast Web, 2006. 4. Safran, ibid., pp. 337, 338. 5. Ibid., pp. 415-416. 6. Thomas L. Friedman, ’An Intriguing Signal from the Saudi Crown Prince’, The New York Times, 17 februari 2002, repr. MidEast Web, 2006. 7. Beirut Declaration, 28 maart 2002, BBC News (intl. ed.); Gary C. Gambill, ‘Syria and the Saudi Peace Initiative’, in: Middle East Intelligence Bulletin jrg. 4 nr. 3, maart/april 2002; Gawdat Bahgat, ‘The Arab Peace Initiative: An Assessment’, in: Middle East Policy jrg. 16 nr. 1, 2009, pp. 33-39.
Van Arabische kant kan twijfel over deze en andere zaken worden weggenomen door via praktische stappen het “Have you broken voorstel inhoud te geven. De besprekingen in Camp into my desk?” David mislukten in 2000 mede omdat Arafat geen rugdekking kreeg van de Arabische grootmachten in de regio over onder meer de kwestie-Jeruzalem. Pas toen de tweede intidafa was uitgebroken kwamen Egypte, Jordanië en Saoedi-Arabië te hulp, maar toen was het te laat. Een dergelijke situatie moet worden voorkómen. De recente toenadering tussen Saoedi-Arabië en Syrië kan voor de concrete stappen wellicht ruimte scheppen.16
8. Elie Podeh, ‘The Arab Peace Initiative: A Missed Opportunity’, in: Palestine-Israel Journal jrg. 14 nr. 4, 2007, pp. 7-9; CNN News (intl. ed.), 27 maart 2002. 9. Podeh, ibid., pp. 8-9. 10. Haaretz, 28 maart 2007. Hamasleider Haniye onthield zich van stemming. 11. Bahgat, ibid., pp. 34, 35. 12. Citaat ‘Arab Peace Initiative’, Wikipedia, 11. 13. Haaretz, 5 april 2009. 14. Jerusalem Post, 23 juli 2009; Haaretz, 18 augustus 2009. 15. Haaretz, 18 december 2008; ‘The Saudi Peace Initiative: What Is and Isn’t New’, The Estimate, 15 maart 2002. 16. BBC News (intl. ed.), 8 oktober 2009.
22
Ap: 2009nr7
Column
Turkije
Op weg naar een leiderschapsrol in het Midden-Oosten? Iclal Akcay
De Turkse leiders houden journalisten flink bezig dezer dagen. Een paar dagen na het tekenen van een akkoord met Armenië om de grens tussen beide landen te heropenen, werd de Turkse minister van Buitenlandse Zaken Ahmet Davutoglu in een vertrouwelijke sfeer gesignaleerd met zijn Syrische collega en andere leidende figuren uit het zuidoostelijke buurland. Beide ontmoetingen hadden één ding gemeen: hoe ongemakkelijk de Turkse critici zich ook voelen bij beide ontwikkelingen, de Turkse regering geeft hiermee een duidelijk signaal af over de manier waarop zij de geschillen met haar buurlanden wil oplossen. Tegelijkertijd toont Turkije dat het krediet wil opbouwen om zijn regionale leiderschapsambities realiteit te laten worden.
De overeenkomst tussen Turkije en Armenië om de gezamenlijke grens te heropenen en de diplomatieke betrekkingen te herstellen (het ‘Zürich-akkoord’) is veel meer dan alleen een stap van Turkije om het vertrouwen van de buren te herwinnen. Met dit ‘historische akkoord’ heeft de Turkse leidende AKP-partij de stap gezet van de alledaagse politiek naar daadwerkelijke leiderschapsambities in de regio. Dat de Turkse regering naar regionaal leiderschap streeft is niet alleen de overtuiging van de buurlanden in het Midden-Oosten, maar ook van grofweg de helft van de Turkse bevolking. De andere helft vindt dat de regering het land tot een marionet maakt in de handen van de Europese Unie en de Verenigde Staten, die Turkije voortdurend concessies willen laten doen aan zijn onwelgevallig gezinde buurlanden. Dit zou allemaal onderdeel zijn van een Amerikaans project voor het Midden-Oosten waarbij heel veel op het spel staat, maar waar Turkije erg weinig voor terugkrijgt. Dit deel van de bevolking is er dan ook van overtuigd dat met iedere stap die gezet wordt om de oude problemen met de buurlanden op te lossen, meer Turkse soevereiniteit wordt prijsgegeven in ruil voor schimmige voordelen voor de AKP. Te midden van alle politieke wirwar is er voor de argumenten van zowel voor- als tegenstanders wel wat te zeggen. Of zoals het oude gezegde luidt: ook een stilstaande klok toont twee keer per dag de goede tijd. De scheiding der geesten onder de bevolking zou uiteindelijk echter wel kunnen voorkómen dat Turkije een leidende rol in de regio gaat spelen, zelfs al heeft de regering hiervoor de steun van
haar westerse partners. Na pijnlijke lessen te hebben geleerd van het EU-lidmaatschapsproces is het uitgangspunt in Turkije nu dat overal waar vitale Turkse belangen op het spel staan, er niet vertrouwd kan worden op het Westen. Op een recente positieve uitlating van de Duitse bondskanselier Angela Merkel na, die haar rigide houding ten aanzien van Turkije iets versoepelde, geldt de EU met haar eenzijdige visarestricties nog steeds als ‘vijandig gebied’ voor Turkse burgers. Bovendien onderneemt de EU niets concreets om de relatie met Turkije goed te houden, al belooft ze dat wel. De Turkse burgers hebben landen als Bulgarije en Roemenië in rap tempo lid van de EU zien worden, en zijn het zat om – in hun optiek – nog langer vernederd te worden door het Westen. Opvallend genoeg blijft de AKP nog altijd enthousiast voorstander van het lidmaatschap. Het nieuwste rapport van de Europese Commissie meldt overigens geen specifieke vorderingen in Turkije, waarmee het voorbij lijkt te gaan aan belangrijke ontwikkelingen met mogelijk gunstige effecten op het binnen- en buitenlands beleid van Turkije. Premier Erdogan lijkt het sowieso niet veel uit te maken. Integendeel, hij heeft zich positief uitgelaten over de algemene toon van het rapport en gaat ervan uit dat het tempo van de ontwikkelingen in Turkije het belang van het rapport zal overschaduwen. Voor zowel de Turkse nationalisten als de seculieren heeft de EU haar aantrekkingskracht verloren vanwege haar nadruk op de Koerdische kwestie en de rol van het leger in de Turkse staat.
Ap: 2009nr7
De aanwezigheid van de buitenlandministers van de Verenigde Staten, Rusland en Frankrijk bij de ondertekeningsceremonie van het TurksArmeense akkoord toont het belang dat zij hechten aan de overeenkomst. Als co-voorzitters van de zogeheten ‘Minsk-groep’ streven de drie mogendheden naar een oplossing voor het territoriale conflict tussen Armenië en Azerbeidzjan over de enclave Nagorno-Karabach. In dit kader hebben ze een aantal voorstellen voorgelegd aan Armenië en Azerbeidzjan. Hun beider leiders, Serzj Sarkisian en Ilham Aliyev, zijn de afgelopen vier maanden al vijf keer bijeengekomen om te werken aan een vreedzame oplossing. De situatie in Nagorno-Karabach is de belangrijkste kwestie die opgelost moet worden voordat het Zürich-akkoord tussen Turkije en Armenië geratificeerd kan worden door het Turkse parlement. Na het tekenen van de overeenkomst met de Armenen gaf premier Erdogan dit ook verschillende malen aan. Hij onderstreepte hiermee de blijvende Turkse loyaliteit aan Azerbeidzjan, en verwierp tevens de beschuldigingen dat de Turkse regering blind het Westen volgt. Vreemd genoeg beschuldigt de Armeense diaspora in het Westen de Armeense regering ervan de zaak te verkwanselen – iets wat de Turkse nationalisten ook beweren. Het feit dat de moord op de Armenen in 1915 onderzocht zou moeten worden door een speciale onderzoekscommissie maakt geen indruk. Ook Azerbeidzjan is niet erg gelukkig met de situatie, waarin Turkije een akkoord tekent met Armenië zonder dat de laatstgenoemde zijn troepen in en rond Nagorno-Karabach terugtrekt.
23
De Azerbeidjaanse autoriteiten hebben hun teleurstelling inmiddels tot uiting gebracht door te dreigen de ‘geprivilegieerde’ gasprijs aan Turkije te verhogen. Dat er ontmoetingen blijven plaatsvinden tussen Armeense en Azeri leiders, en dat er een akkoord is gesloten tussen Turkije en Armenië, zijn niettemin aanwijzingen dat de betrokken partijen er meer vertrouwen in krijgen eens vrede te kunnen bereiken.
Nauwere banden met Syrië… De steeds actievere Turkse buitenlandpolitiek heeft betrekking op verschillende kwesties die niet alleen regionale, maar ook bredere gevolgen kunnen hebben. Het opheffen van de visrestricties aan de grens tussen Turkije en Syrië is in beide landen met Midden-Oosterse warmte ontvangen. Eerder had de relatie met Syrië voor Turkije de status van een ‘koude oorlog’, ondanks de regimewisseling na 30 jaar hardhandig leiderschap van Hafiz Assad. De Turken hadden het bloedige Arabische verraad – met steun van de Britten – in de nadagen van het Ottomaanse Rijk nooit helemaal vergeten. De Turken beschouwden het Syrische optreden toentertijd als een dolkstoot in de rug. De bilaterale betrekkingen waren ook al verzuurd omdat Syrië de zuidoostelijke Turkse stad Hatay op de landkaarten binnen zijn grenzen had opgenomen. Gevallen van slecht behandelde Turkmenen in de handen van de Syriërs werden bij iedere gelegenheid weer in herinnering gebracht. Daar kwam nog bij dat Syrië in het geheim schuilplaats bood aan PKK-leider Abdoellah Öcalan eind jaren ’90. Dit deed
De Turkse minister van Buitenlandse Zaken, Ahmet Davutoglu, is sterk voorstander van een ‘Unie van het Midden-Oosten’ (foto: UN Photo/D. Berkowitz)
24
Column
de relatie zo sterk verslechteren dat Turkije op een gegeven moment voorbereidingen trof om troepen aan de grens met Syrië te stationeren. De oorlog in Irak bracht een ommekeer in de Turkse houding. Dat de VS Syrië als een mogelijk tweede doel noemden, wekte bij veel Turken woede op. Zij voelden zich solidair met hun islamitische buurland en trokken de legitimiteit van een dergelijk plan dan ook openlijk in twijfel.
… en bekoelde betrekkingen met Israël Tot dusverre hebben de nauwe banden tussen Turkije en Israël de Turkse politici maar weinig ruimte gegeven voor manoeuvre in de regio. Dit staat ook op het punt te veranderen, omdat de AKPregering iets wil ondernemen tegen Israëls herhaalde offensieven tegen de Palestijnen. Door de internationale militaire oefening ‘Anatolian Eagle’, die medio oktober op Turks grondgebied gehouden zou worden, af te zeggen, maakte de Turkse regering Israël duidelijk dat de eerdere steun voor de Joodse staat en voor diens acties tegen de Palestijnen in Gaza niet langer onbetwist was. De Turkse premier Erdogan nam hier al eerder een voorschot op toen hij tijdens het World Economic Forum in Davos, in januari dit jaar, het podium afstormde na een felle discussie met de Israëlische president Sjimon Peres. Hierdoor werd de Turkse leider bij zijn terugkeer niet alleen binnengehaald als een held, maar haalde hij ook de internationale krantenkoppen – en zorgde hij voor grote vreugde onder moslims. Israël kon altijd rekenen op het seculiere Turkije als trouwe bondgenoot in de regio. De beide landen onderhielden niet alleen een strategisch partnerschap, maar gingen ook uitgebreide handels- en culturele betrekkingen aan. Steeds meer Israëliërs gingen op vakantie aan de Turkse kust. Maar dat was allemaal tot voor kort. Hoewel een echt krachtige reactie van Israël dankzij Amerikaanse bemiddeling is uitgebleven, zou dat wel eens kunnen veranderen nu Turkije zich openlijk verzet tegen Israëls Gaza-beleid. Aan de andere kant heeft het Turkse leiderschap, ondanks de kritiek op ‘Gaza’, nog niet serieus aangegeven de relatie met Israël te willen herzien. De kritiek op Israël moet daarom eerder als een indirecte boodschap van solidariteit van de Turken aan hun Arabische buren beschouwd worden. Het was tenslotte Israël dat Turkije hielp de kloof met Armenië te overbruggen, door onder meer weerstand te bieden aan de invloed van de Armeense lobby in de VS. Hiermee reikten de Israëli’s Turkije de helpende hand.
De As van Mesopotamië Het bevorderen van de banden met Armenië zou geen prioriteit zijn geweest voor de Turkse leiders als zij zouden streven naar een buitenlands beleid dat zich puur richt op het Oosten. Daarnaast is de positie van Turkije ten aanzien van de Iraanse regering en haar nucleaire ambities een belangrijke indicator voor de manier waarop de AKP richting gaat geven aan het Turkse buitenlandbeleid.
Ap: 2009nr7
Zowel het aanhalen van de banden met Irak, Syrië en de leiders van de Koerdische bevolking in Irak, als het stimuleren van een vriendschappelijke relatie met Iran, wordt door Turkije gezien als een manier om een ‘Unie van het Midden-Oosten’ te ontwikkelen. Dit project zou volgens buitenlandminister Davutoglu, naar voorbeeld van de EU, de vrede, eenheid en welvaart moeten stimuleren en zou verder vooral moeten steunen op het Turkse leiderschap in de regio. Davutoglu sloot in het kader van dit plan eerder al 40 verdragen met Syrië, waaronder een overeenkomst voor de ontwikkeling van een symbolische treinverbinding tussen de Syrische stad Aleppo en het Turkse Gaziantep. Aangezien dit project het opheffen van paspoortrestricties vereist, geven Turkije en Syrië met de constructie ervan aan meer te willen zijn dan goede buren, en bereid te zijn een solide partnerschap op te bouwen. Naast een intensivering van het contact met Syrië werkt de Turkse regering bovendien aan de poliDe Turken streven tieke betrekkingen met Irak. Tijdens het bezoek niet langer naar van Erdogan aan Bagdad begin oktober werd duiintegratie met de EU delijk dat Turkije ook met dit land het plan heeft om een treinverbinding te realiseren. Het traject hiervoor zal vanuit Turkije naar Bagdad lopen en eventueel worden uitgebreid naar de stad Basra in het zuiden. Opvallend is dat dit project al in 1886 werd uitgewerkt door sultan Abdoelhamid II, die met deze treinverbinding – het zogeheten ‘Bagdad-spoorproject’ – meer controle wenste te krijgen over het gebied tussen Bagdad en de Golf. In die tijd bleek dit project onderwerp van complexe onderhandelingen tussen de grote spelers in de wereldpolitiek, die hun invloed door middel van het spoortraject in de regio wilden vergroten. Volgens de Turkse journalist en Midden-Oostenexpert Cenzig Candar vormt het plan voor de treinverbinding tussen Turkije en Irak onderdeel van een groter pakket van niet minder dan 48 verdragen die beide landen onder het motto “Twee landen, één regering!” hebben gesloten. Candar, die met Turkse politici meereisde naar zowel Syrië als Irak en bovendien een ontmoeting had met de Koerdische leiders in Irak, pleit sterk voor het idee van een ‘As van Mesopotamië’, oftewel een bondgenootschap dat Turkije, Irak en Syrië omvat. Maar voordat dit concept verder onderzocht kan worden, moet er eerst gekeken worden naar de laatste ontwikkelingen rondom de Koerden in Turkije. Verschillende PKK-strijders die in het verleden hun wapens niet gebruikt hebben, zijn na een oproep van de gevangengenomen PKK-leider Öcalan teruggekeerd naar Turkije en hebben zich overgegeven aan de Turkse autoriteiten. Deze duidelijk gecoördineer-
Ap: 2009nr7
25
Column
de actie volgt op een eerder gebaar van de PKK, waarbij de strijders de wapens neerlegden. Deze eerste stap van de zijde van de PKKterroristen zal wellicht een vredesproces tussen Turkije en de Koerden op gang brengen en de weg vrijmaken voor de Turkse regering om haar leiderschap in de regio te versterken.
van de Europese Commissie, juist aan zelfvertrouwen heeft gewonnen, geeft aan dat de Turken niet langer streven naar integratie met de EU. De EU op haar beurt zou er echter goed aan doen om Turkije toetreding te blijven garanderen om voor zichzelf een veilige toegang tot het Oosten te waarborgen.
Sommige Turkse journalisten die in het verleden met veel wantrouwen tegen het regeringsbeleid van de AKP aankeken, hoor je nu op een andere toon over de ambities van Turkije spreken. Degenen die uit hebben gekeken naar een heropleving van de Ottomaanse glorie in de regio vieren feest. De centrumrechtse journalist Hasan Celal Guzel van het nieuwsblad Radikal (dat overigens onderdeel is van de voor belastingfraude beboete Dogan Media Groep), stelt dat men zich geen zorgen hoeft te maken over de veranderende koers van het Turkse buitenlands beleid. Volgens hem zien we vooral dat Turkije in andere dimensies begint te denken: de Turkse bevolking accepteert eindelijk de grootheid van haar land. Het is nu afwachten in welke mate onder meer de gevoelige Cypruskwestie invloed zal gaan uitoefenen op het buitenlands beleid van Ankara. Midden-Oostenexpert Candar wijst erop dat de recente bezoeken van Erdogan aan de regeringsleiders in de regio bedoeld zijn om meer duidelijkheid te scheppen over de ambities van Turkije. Het feit dat Erdogan, ondanks de kritische toon van het recente rapport
I. Akcay MSc is onderzoeksjournalist. Zij werkte in Turkije en Duitsland als verslaggever voor televisie en dagbladen, en als radioredacteur. Zij studeerde Science and Technology Studies aan de Universiteit van Amsterdam. Iclal Akcay is gevestigd als freelance journalist in Nederland en schrijft over onderwerpen variërend van het Turkse buitenlands beleid tot de sociale impact van technologische ontwikkelingen. Met dank aan Marijn Hoijtink bij de vertaling. Wilt u reageren? Mail de auteur:
[email protected].
In het volgende nummer gaat onderzoeker Peyman Jafari in op de situatie in Iran en Teherans buitenlands beleid.
Publicatie Atlantische Commissie
(Dis)Organising European Security The Iraq Controversy and Patterns in US-European Relations Arnout Molenaar
‘Dit boek [is] mede door zijn gedegen historische benadering een zeer waardevolle bijdrage aan discussies over hoe het nu verder moet met de Europese veiligheid’ Dr. Doeko Bosscher Hoogleraar contemporaine geschiedenis Rijksuniversiteit Groningen in: ‘Internationale Spectator’, oktober 2008
Deze publicatie is te bestellen door € 15,- (begunstigers: € 10,-) over te maken op rekeningnummer 63.04.97.044 van de Atlantische Commissie, onder vermelding van naam, adres en ‘Boek Molenaar’.
Atlantisch Nieuwsoverzicht
26
•
KARZAI
Ap: 2009nr7
OPNIEUW
PRESIDENT
Nieuwsoverzicht op het gebied van de trans-Atlantische betrekkingen, Europese veiligheid en het Nederlandse buitenlands beleid
Periode 10 oktober – 4 november 2009
Auteurs Marijn Hoijtink en Janneke Suiskind
Bronnen NRC Handelsblad, de Volkskrant, Defensiekrant, International Herald Tribune, Financial Times, Jane’s Defence Weekly, e-nieuwsbrieven van Eastweek, RFE/RL Balkan Report, ISN Security Watch en IPRIS Digest, en websites van onder meer CNN, BBC News, The Wall Street Journal, The Washington Post en de NAVO
Afghanistan – Pakistan Karzai opnieuw president na terugtrekking Abdoellah • Op 1 november 2009 maakte de
lijk 49,67 procent van de stemmen en
gewoon door zou gaan. Onder druk
Abdoellah 31,0 procent. In de eerste
van de internationale gemeenschap
ronde had een kandidaat ten minste
maakte de IEC op 2 november echter
50 procent van de stemmen nodig om
bekend dat de tweede ronde was afge-
te worden gekozen.
last, en riep zittend president Karzai uit
• De IEC, die in naam onafhankelijk is
tot winnaar van de verkiezingen.
Afghaanse oppositieleider Abdoellah
maar waarvan de leden door pre-
Abdoellah bekend zich terug te trekken
sident Karzai zijn benoemd, moest
de VN, feliciteerde Karzai tijdens een
uit de strijd om het presidentschap
uiteindelijk beslissen of er daad-
bezoek aan Kaboel en riep hem op snel
van Afghanistan. Een dag later besloot
werkelijk een tweede ronde moest
een regering te vormen die zowel op
de Electorale Kiescommissie (IEC)
plaatsvinden. Hoewel Karzai zich tot
de steun van het Afghaanse volk als de
daarop de tweede stemronde, die voor
het laatste moment tegen de uitslag
internationale gemeenschap zou kun-
7 november gepland stond, te schrap-
van de ECC verzette, zwichtte hij
nen rekenen. Ook de Verenigde Staten
pen, en Hamid Karzai uit te roepen tot
uiteindelijk onder grote internationale
feliciteerden Karzai. President Obama
president van Afghanistan.
druk en stemde hij in met een tweede
attendeerde hem er echter op dat dit
verkiezingsronde. In deze ronde zou
“hét moment” was voor verbetering van
Karzai het moeten opnemen tegen zijn
het Afghaanse bestuur en voor de be-
was om te bepalen wie de nieuwe
voormalig minister van Buitenlandse
strijding van de grootschalige corrup-
president van Afghanistan zou
Zaken Abdoellah.
tie. Een naaste adviseur van Abdoellah
• Dat er een tweede stemronde nodig
• Ban Ki-moon, secretaris-generaal van
• Op 1 november kondigde Abdoellah
reageerde door te zeggen dat “winnen
IEC bekend gemaakt. Het besluit
echter onverwachts aan zich terug
zonder verkiezingen een staatsgreep
van de Kiescommissie volgde op
te trekken in de strijd om het presi-
is.”
de bekendmaking van de Electorale
dentschap. Hij boycotte de tweede
Klachtencommissie (ECC) dat zittend
stemronde niet. Abdoellah stelde dat
president Karzai niet genoeg geldige
er onvoldoende maatregelen zouden
stemmen had gekregen in de eerste
zijn genomen om fraude bij de tweede
ronde om te worden herkozen.
stemronde te voorkómen. Geen van
ambassade in Kaboel op 7 oktober
zijn eisen voor eerlijkere verkiezingen
kwamen ten minste 41 mensen om het
sprake was van “duidelijk en overtui-
waren door Karzai ingewilligd. Zo eiste
leven; 139 mensen raakten gewond.
gend bewijs van fraude” bij de eerste
de oppositieleider het aftreden van
De Afghaanse autoriteiten meld-
verkiezingsronde op 20 augustus. In
het hoofd van de IEC, een voormalig
den dat de aanslag was uitgevoerd
totaal verklaarde de ECC 1,3 miljoen
adviseur van Karzai, en de sluiting van
“in coördinatie en overleg met een
van de 5 miljoen uitgebrachte stemmen
“spookstembureaus.”
actieve inlichtingendienst in de regio,”
worden, werd op 20 oktober door de
• Uit onderzoek van de ECC bleek dat er
op 20 augustus ongeldig. Ongeveer
• Ondanks het feit dat Karzai hiermee
Aanhoudend geweld • Bij een zelfmoordaanslag op de Indiase
waarmee zij zinspeelden op betrokken-
een miljoen daarvan waren op Karzai
de enige overgebleven kandidaat was,
heid van Pakistan. Islamabad ontkende
uitgebracht. Na aftrek van de fraudu-
meldde de IEC dat de tweede stem-
iedere betrokkenheid en veroordeelde
leuze stemmen kreeg Karzai uiteinde-
ronde, overeenkomstig de grondwet,
de aanslag. Hoewel het geweld in
•
KARZAI
OPNIEUW Atlantisch Nieuwsoverzicht
PRESIDENT
Ap: 2009nr7
A F G H A N I S TA N
Atlantisch Nieuwsoverzicht
27
•
GEWELDSGOLF
Afghanistan de laatste maanden is
in Groot-Brittannië en de regering er
• Bijna twee weken na de start van het
toegenomen, was Kaboel tot op heden
eerder van beschuldigd is de Britse
offensief, op 28 oktober, meldde het
relatief buiten schot gebleven.
troepen in Afghanistan onvoldoende
Pakistaanse leger dat de operatie
te hebben bewapend.
“succesvol” verloopt. In totaal waren
• Op 28 oktober kwamen zes VNmedewerkers om het leven bij een aan-
• Ook Georgië heeft het plan om in het
rond de 240 militanten gedood en
val op hun gastenverblijf in Kaboel. De
voorjaar van 2010 ongeveer 1.000 extra
30 militairen aan Pakistaanse zijde
aanval werd opgeëist door de Taliban.
troepen naar de instabiele provincie
gesneuveld.
• De maand oktober is voor de VS de dodelijkste maand in Afghanistan
Helmand te sturen. • President Obama bezint zich mo-
• Volgens het Pakistaanse leger zijn 200.000 inwoners van het gebied op
sinds de invasie in 2001. Op 27 oktober
menteel nog op een verzoek van de
de vlucht geslagen voor het geweld.
kwamen bij twee afzonderlijke aansla-
ISAF-bevelhebber, generaal Stanley
Doordat Zuid-Waziristan door het
gen met Improvised Explosive Devices
McChrystal, om ca. 40.000 extra
Pakistaanse leger is afgesloten voor
(IED) in het zuiden van Afghanistan
gevechtstroepen naar Afghanistan te
journalisten en hulpverleners, zijn
acht Amerikaanse militairen om het
sturen. Het is nog onduidelijk wanneer
leven, waardoor het dodental voor de
Obama zijn besluit zal nemen.
maand oktober op 53 kwam. Dit jaar kwamen al 275 Amerikaanse soldaten
president Obama de ‘Kerry-Lugar
NAVO gaat Afghaanse politie trainen
om het leven, in vergelijking met 155 in heel 2008.
Uitbreiding ISAF-troepen • Op 13 oktober werd bekend dat de VS 13.000 extra manschappen naar
deze cijfers echter oncontroleerbaar. • Op 15 oktober tekende de Amerikaanse Bill’ waarmee hij 7,5 miljard dollar voorwaardelijke steun aan Pakistan
• Op 7 oktober werd bekend dat de
toezegde. De steun is bedoeld om
NAVO de Afghaanse politie (ANP)
de armoede in Pakistan te bestrijden
zal gaan trainen, en haar trainings-
en daarmee de steun voor de Taliban
inspanningen met betrekking tot het
te doen afnemen. De Pakistaanse
Afghaanse leger (ANA) zal uitbreiden.
legertop reageerde ontstemd op het
• Het besluit volgde op kritiek van de
nieuws en zei de steun te ervaren als
Afghanistan sturen ter ondersteuning
VS dat de Alliantie niet voldoende zou
“ongewenste inmenging” van de VS in
van de 21.000 extra gevechtstroepen
doen in Afghanistan. Eerder wilde de
hun binnenlandse zaken.
die het Witte Huis in maart aankondig-
NAVO geen civiele trainingsmissies
de. Het gaat voornamelijk om ingeni-
uitvoeren uit vrees haar militaire rol
eurs, medisch personeel, veiligheids-
te ondermijnen. Met deze koerswij-
specialisten en militaire politie. Dat
ziging probeert de NAVO relevant te
maakte The Washington Post op gezag
blijven voor de VS, die in het over-
offensief van het Pakistaanse leger in
van bronnen binnen het Ministerie van
grote deel van troepen en materieel in
Zuid-Waziristan pleegden de Taliban
Defensie bekend. Normaliter wordt
Afghanistan voorzien.
vele aanslagen. In totaal kwamen daar
er in de media alleen bericht over de zending van gevechtstroepen. • Een dag later maakte de Britse pre-
• In de aanloop naar en gedurende het
tot nu toe meer dan 300 mensen bij om
Pakistaanse leger voert grondoffensief tegen Taliban uit
het leven. De Pakistaanse Taliban voerden de aanvallen uit om de dood van hun oud-leider Baitoellah Mehsoed,
mier Gordon Brown bekend dat GrootBrittannië 500 extra troepen naar de
Golf van aanslagen teistert Pakistan
• Op 17 oktober 2009 startte het
die bij een Amerikaanse luchtaan-
Zuid-Afghaanse provincie Helmand
Pakistaanse leger een groot grond-
val in augustus om het leven kwam,
stuurt. De premier verbond hier een
offensief tegen de Taliban in de
te wreken. Ook proberen de Taliban
aantal voorwaarden aan. Zo worden de
tribale provincie Zuid-Waziristan.
middels de aanslagen steun onder de
troepen pas gezonden als er voldoen-
Het doel van de operatie, waarbij de
bevolking voor het legeroffensief in
de materieel voor hen beschikbaar is,
Pakistaanse regering 30.000 soldaten
Zuid-Waziristan te doen afnemen.
de Afghanen meer eigen militairen
heeft ingezet tegen naar schatting
opleiden en er een nieuwe Afghaanse
12.000 Talibanstrijders, is het herstellen
regering is gevormd. Daarnaast
van het gezag in het anarchistische ge-
digste aanslagen waar Pakistan vanaf
zouden andere NAVO-landen ook
bied in het noordwesten van Pakistan.
begin oktober door werd geteisterd.
hun “eerlijke deel moeten bijdragen”
Volgens de Pakistaanse regering wordt
Volgens de autoriteiten zijn de aan-
aan de missie. Het besluit van Brown
het merendeel van de aanslagen in
slagen het werk van de Pakistaanse
is niet zonder risico, aangezien de
Pakistan georkestreerd door militanten
Taliban, hoewel niet alle aanslagen
Afghaanse oorlog erg impopulair is
uit Zuid-Waziristan.
door hen zijn opgeëist.
A F G H A N I S TA N
• Atlantisch Nieuwsoverzicht
Hieronder een overzicht van de bloe-
GEWELDSGOLF
Atlantisch Nieuwsoverzicht
28
PA K I S TA N
•
• 5 oktober: bij een zelfmoord-
IRAN
•
VS
• 15 oktober: bij aanslagen van
Ap: 2009nr7
BETREKKEN Baluchistan, die geteisterd worden
aanslag op het kantoor van het
gewapende strijders op het Federal
door religieuze en etnische conflicten,
Wereldvoedselprogramma (WFP)
Investigation Agency en twee oplei-
en drugssmokkel.
van de VN in Islamabad kwamen
dingscentra van de politie in Lahore
vijf mensen om het leven. Het kan-
kwamen zeker 30 mensen om het le-
toor werd na de aanslag gesloten.
ven. In Kohat kwamen 11 mensen om
• 9 oktober: door een aanslag met
Opnieuw dialoog over Iraanse nucleaire ambities
het leven bij een zelfmoordaanslag
een bomauto op een drukke markt
met een bomauto op een politiebu-
in Pesjawar kwamen 52 burgers om
reau.
Rusland hebben gedurende de maand
• 16 oktober: in Pesjawar kwamen bij
het leven. Meer dan 100 mensen raakten gewond. • 10 oktober: tien gewapende
• De Verenigde Staten, Frankrijk en oktober wederom met de Iraanse rege-
een dubbele zelfmoordaanslag op
ring onderhandeld om tot een oplos-
een politiebureau en nabijgelegen
sing te komen voor haar omstreden nu-
opstandelingen vielen het hoofd-
moskee 11 mensen om het leven;
cleaire programma. Het Internationale
kwartier van Pakistaanse leger
15 mensen raakten gewond.
Atoomenergieagentschap (IAEA)
• 28 oktober: een aanslag met een
in Rawalpindi aan en hielden
presenteerde in het kader hiervan op
urenlang tientallen militairen
bomauto op de drukbezochte Mina-
21 oktober een ontwerpakkoord, waarin
gegijzeld. Op 11 oktober bevrijd-
bazaar in Pesjawar doodde zeker
werd voorgesteld om 75 tot 85 procent
den Pakistaanse commando’s de
118 mensen. Volgens de autoriteiten
van de Iraanse voorraad laagverrijkt
gijzelaars. Daarbij kwamen 20
raakten meer dan 200 mensen ge-
uranium naar Rusland en Frankrijk te
mensen om het leven, onder wie
wond. De aanslag vond plaats enkele
drie gijzelaars en negen opstande-
uren nadat de Amerikaanse minister
lingen.
van Buitenlandse Zaken, Hillary
nium vervolgens tot 20 procent moeten
Clinton, in Islamabad arriveerde.
verrijken, waarna het voor de productie
• 12 oktober: bij een zelfmoordaanslag op een militair konvooi bij
• 2 november: bij een zelfmoord-
verschepen. • Rusland en Frankrijk zouden het ura-
van medische isotopen terug zou wor-
een markt in Shangla kwamen 41
aanslag met een motorfiets op een
mensen om het leven, waaronder
parkeerplaats in Rawalpindi kwamen
zes militairen. Tientallen burgers
35 mensen om het leven; meer dan
raakten gewond.
60 mensen raakten gewond.
den vervoerd naar de Iraanse reactor bij Teheran. • Hoewel de regeringen van de VS, Rusland en Frankrijk met het voorstel instemden, liet een officiële reactie van Iran op zich wachten. Volgens commentatoren zou de Iraanse rege-
Iran
Brittannië van betrokkenheid bij de
ring er de voorkeur aan geven om haar
aanslag, maar haalde vooral scherp
voorraad uranium niet in één keer,
uit naar buurland Pakistan. De Iraanse
maar geleidelijk te exporteren. Deze
president Mahmoud Ahmadinejad
wijziging van het akkoord was voor de
beweerde dat Joendallah-strijders
onderhandelingspartners echter on-
tijdens voorbereidingen op de bom-
aanvaardbaar, omdat Teheran op deze
zelfmoordaanslag in de provincie
aanslag steun hadden gekregen van
manier over voldoende uranium zou
Sistan-Baluchistan in het zuidoosten
Pakistaanse officieren in het grensge-
blijven beschikken om een kernbom te
van Iran volgens berichten zeker 42
bied. Pakistan herbergt, net als Iran,
ontwikkelen.
mensen gedood, waaronder ten minste
in deze regio een Baluchi-minderheid.
zes hoge officieren van de Iraanse
In reactie op de uitspraken van Iran
Revolutionaire Garde. De aanslag
ontkenden Pakistan, de VS en Groot-
Aanslag doodt topofficieren Revolutionaire Garde • Op 18 oktober 2009 werden bij een
werd dezelfde dag nog opgeëist door
Brittannië elke betrokkenheid.
de radicale verzetsgroep Joendallah.
• De Revolutionaire Garde vormt
Raketschild VS betrekken Polen bij nieuwe variant
Deze beweging streeft naar onafhan-
sinds 1979 een speciale en machtige
kelijkheid voor de Baluchi-bevolking,
eenheid van het Iraanse leger en is
21 oktober Polen voorgesteld om deel
een soennitische minderheid in het
gericht op het beschermen van de
te nemen aan een alternatief plan voor
overwegend sjiitische Iran.
verworvenheden van de Islamitische
een raketverdedigingssysteem op
Revolutie. Haar troepen zijn vooral
• Teheran beschuldigde in een eerste reactie de Verenigde Staten en Groot-
PA K I S TA N
•
actief in grensgebieden, zoals Sistan-
IRAN
•
VS
Atlantisch Nieuwsoverzicht
• De Verenigde Staten hebben op
Europese bodem. • De Poolse premier Donald Tusk liet
BETREKKEN
Atlantisch Nieuwsoverzicht
Ap: 2009nr7
POLEN
BIJ
RAKETSCHILD
29
• AANSLAG
Oktober 2009 was de dodelijkste maand voor de Amerikaanse troepen in Afghanistan sinds het begin van de oorlog in 2001. Vooral bermbommen (IED’s) eisen vele levens: een militair op zoek naar een IED (foto: U.S. Air Force/J. Harper jr.)
in een eerste reactie weten dat zijn
annuleren. De huidige Amerikaanse
zal vanaf 2011 in eerste instantie
regering het concept voor het nieuwe
regering gaf echter op dat moment al
gebaseerd zijn op het stationeren van
raketschild als “interessant en nood
aan een moderner en flexibeler schild
SM-3-interceptors op Aegis-kruisers
zakelijk” beoordeelt en dat Polen
te willen realiseren dat niet gericht zou
in het Middellandse Zeegebied. De
bereid is om “op gepaste schaal”
zijn op de dreiging van langeafstands-
onderdelen van het verdedigingssys-
aan dit plan mee te werken.
raketten, maar op het onderscheppen
teem die op Pools grondgebied zouden
• In september dit jaar stelde de
van korte- en middellangeafstandsra-
worden geplaatst, dienen vervolgens
Amerikaanse president Barack Obama
ketten. De Verenigde Staten zouden
operationeel te zijn vanaf het jaar 2018.
de Polen en Tsjechen nog teleur toen
met dit alternatieve verdedigings-
De Amerikaanse regering hoopt in 2020
hij besloot het oorspronkelijke plan
systeem beter anticiperen op recente
uiteindelijk in staat te zijn intercon-
voor een Europees raketschild, dat door
ontwikkelingen in Iran.
tinentale raketten te kunnen onder-
de Bush-regering ontwikkeld werd, te
POLEN
BIJ
• De nieuwe versie van het raketschild
RAKETSCHILD Atlantisch Nieuwsoverzicht
scheppen.
• AANSLAG
30
Ap: 2009nr7
IRAK
•
LISSABON
Irak Zware aanslag op overheidsgebouwen Bagdad • Op 25 oktober 2009 zijn bij een zelfmoordaanslag in het centrum van de hoofdstad Bagdad ten minste 155
G E R AT I F I C E E R D
•
regering meer werk maakt van het
wetgeving Tsjechië zou kunnen opza-
tegengaan van de georganiseerde
delen met schadeclaims van Duitsers
misdaad en corruptie, en daarnaast
die na de Tweede Wereldoorlog uit
beter samenwerkt met het door de
het land waren verdreven. Nadat de
Verenigde Naties geleide onderzoek
regeringsleiders van de Europese Unie
naar oorlogsmisdaden ten tijde van de
de Tsjechen voor deze kwestie echter
Balkanoorlog.
een uitzonderingspositie hadden
• Commentatoren verwachten verder
beloofd, en ook het Constitutionele Hof
mensen om het leven gekomen en
dat behalve Kroatië ook IJsland in
in Tsjechië in een uitspraak liet weten
ruim 520 mensen gewond geraakt. De
2012 lid zal worden van de Europese
dat het Verdrag niet in strijd is met de
aanslag, die vermoedelijk door Al-
Unie. IJsland heeft tenslotte een
Tsjechische grondwet, staakte Klaus
Qaedastrijders werd gepleegd, is hier-
lange democratische traditie en
mee de dodelijkste aanval in Irak sinds
maakt bovendien reeds deel uit van de
• Nu het Verdrag van Lissabon binnen-
augustus 2007. Doelwit van de bomaan-
Europese Economische Ruimte en de
kort in werking zal treden, nemen de
slag waren twee overheidsgebouwen,
Schengenzone.
speculaties toe over mogelijke kandi-
zijn verzet.
de Provinciale Raad van Bagdad en
• De Europese Commissie toonde zich
daten voor de twee nieuwe posities die
het Ministerie van Justitie. Het hoge
ook enthousiast over de democrati-
het verdrag creëert: een vaste voorzit-
dodental werd onder meer veroorzaakt
sche en economische progressie in
ter van de Europese Raad en een EU-
door het feit dat de Iraakse regering
kandidaatlid Macedonië. Echter, de
‘minister van buitenlandse zaken’.
recentelijk een aantal veiligheidsmuren
kans dat dit land in de nabije toekomst
rond beide gebouwen had verwijderd.
zal toetreden tot de EU lijkt minimaal,
voorzitter van de Europese Raad,
• De aanslag in Bagdad viel samen met
aangezien Griekenland de officiële on-
inmiddels al bestempeld als ‘EU-
de terugtrekking van Amerikaanse
derhandelingen met de Macedonische
president’, worden verschillende
militairen uit Irak, die op dit moment
regering tot op heden blokkeert. Tussen
namen genoemd. In het bijzonder de
gaande is. Zo liet de Amerikaanse
de beide landen bestaat sinds de on-
premiers van de Benelux, te weten
commandant in Irak, generaal Raymond
afhankelijkheid van Macedonië in 1991
Balkenende, Van Rompuy (België), en
Odierno, weten gedurende de maand
een conflict over de naam van het land.
Juncker (Luxemburg), lijken hiervoor in
oktober ruim 4.000 Amerikaanse
De Grieken hebben namelijk zelf een
de race. De voormalige Britse premier
soldaten naar huis te sturen. Hiermee
provincie met de naam ‘Macedonië’ en
Tony Blair wordt, nadat hij in eerste in-
zou Odierno de totale omvang van de
vrezen dat hun buurland aanspraak wil
stantie een belangrijke kandidaat was,
troepenmacht in Irak terugbrengen tot
maken op dit gebied.
inmiddels minder kansrijk geacht.
• Vooral voor de functie van vaste
ca. 120.000.
Tsjechië ratificeert ‘Lissabon’ alsnog
Europa
Kijk voor het uitgebreide nieuwsoverzicht
• De Tsjechische president Václav Klaus
Kroatië dichtbij toetreding EU
op www.atlcom.nl/site/atlnieuws.
heeft op 3 november het Verdrag van Lissabon ondertekend. Hierdoor zal
• Op 14 oktober 2009 publiceerde de
het nieuwe EU-verdrag na negen jaar
Europese Commissie haar jaarlijkse
van onderhandelingen uiteindelijk
rapportages over de voortgang van of-
op 1 december in werking treden. De
ficiële kandidaatlidstaten en landen die
eurosceptische Klaus was, nadat de
wensen toe te treden tot de Europese
Ieren begin oktober hadden ingestemd
Unie.
met het Verdrag en de Poolse president
• De Commissie liet zich vooral positief uit over het voortgangsproces in Kroatië – een land dat sinds 2005 officiële onderhandelingen voert over
er op 9 oktober zijn handtekening onder had gezet, de laatste tegenstander van het Verdrag van Lissabon. • Klaus weigerde in eerste instantie het
toetreding. Het rapport voorziet dan
nieuwe verdrag te ratificeren, omdat hij
ook dat Kroatië uiterlijk in 2012 deel uit
het als een inbreuk op de Tsjechische
zal gaan maken van de EU. Voorwaarde
soevereiniteit beschouwde. Daarnaast
hierbij is echter wel dat de Kroatische
wees hij erop dat de nieuwe Europese
IRAK
•
LISSABON
G E R AT I F I C E E R D
•
Ap: 2009nr7
31
Signalement
De nieuwe wereld Marcel ten Hooven, Ben Knapen, Peter Kooijmans e.a. (red.) Uitgeverij Boom, Amsterdam, 2009 Paperback, 308 pp., € 24,90, ISBN: 978 90 8506 671 2 De veranderende machtsverhoudingen
polariteit zonder multilateralisme – een
in de wereld vormen het thema van de
ongeordende toestand dus. De EU, als “de
zomeruitgave 2009 van de ‘Christen
belichaming van instellingen en regels,”
Democratische Verkenningen’ (CDV). De
zou een voortrekkersrol moeten vervullen
bundel biedt een breed palet aan korte
bij de herziening van het stelsel.
beschouwingen, waarin auteurs van naam hun zeer uiteenlopende posities
De bundel bevat ook een interview met
over ‘de nieuwe wereld’ uiteenzetten.
minister van Buitenlandse Zaken Maxime
Er wordt ingegaan op onderwerpen
Verhagen. In de ronkende inleiding tot het
variërend van de positie van de Verenigde
vraaggesprek wordt ervan uitgegaan dat
Staten – aan wiens stoel “met een
iedereen het er tijdens de val van de Muur
nagelvijltje gezaagd” wordt – tot aan
in 1989 wel over eens was dat “de demo-
Staten. Maatregelen ter bestrijding van
ontwikkelingen binnen de theorie van
cratie had overwonnen, de dictatuur verlo-
uitsluitend financieel-economische
de internationale betrekkingen.
ren” – ja, zelfs dat “goed […] kwaad [had]
problemen zullen dan ook niet toerei-
verslagen.” Verhagen verklaart vervolgens
kend zijn. Heldring vreest op den duur
Het feit dat de wereld getuige is van een
dat hij meent dat er momenteel sprake is
voor de weerslag die dit kan hebben op
aantal groeiende machtspolen, betekent
van “een toenemende morele schaarste in
onze vertrouwde politieke overtuigingen
nog niet dat er al sprake is van een nieuwe
de wereld.” Hij wekt hiermee de suggestie
en instellingen – inclusief de democra-
multipolaire orde. Professor Fred van
dat wij (Nederland/het Westen) hierbij
tie. “Niets beklijft op deze wereld, dus
Staden (Universiteit Leiden) wijst er in
vanzelfsprekend de maat der dingen zijn.
waarom de democratie wel?”
regels en instellingen vereist die een ze-
Overtuigender is het vraaggesprek
Het is al met al een zeer ambitieuze bun-
kere mate van voorspelbaarheid en stabili-
met de journalistieke nestor Jérôme
del geworden, waarin grote woorden niet
teit garanderen. Algemeen aanvaard is dat
Heldring. Hij stelt dat de economische
geschuwd worden. Een origineel detail is
zijn bijdrage op dat ‘orde’ een geheel van
Project1:stopper ap
19-08-2008
10:24
Pagina 1
Project1:stopper ap 19-08-2008 10:24 Pagina 1is van crisis slechts een symptoom er vérgaande hervormingen nodig zijn in
het stelsel van global governance. Vinden
een dieper probleem, vooral van de
die niet plaats, dan dreigt er een multi-
‘imperial overstretch’ van de Verenigde
dat het boek gelardeerd is met gedichten. David den Dunnen
Ap: Ap:
Atlantisch Atlantisch perspectief perspectief
T i jdschrif t voor int er nationale betrekkingen enerveiligheidspolitiek T ijdschrif t voor int nationale betrekkingen en veiligheidspolitiek Ik neem een jaarabonnement en ontvang acht
Ik word begunstiger en ontvang voor 40,75 per jaar naast Atlantisch
Ik neem een
nummers van Atlantisch Perspectief voor 24,50.
Perspectief alle overige publicaties gratis of tegen korting, evenals
studentabonnement en
bon
uitnodigingen voor bijeenkomsten van de Atlantische Commissie.
Ik word lid van Jonge Atlantici en ontvang Atlantisch Perspectief,
ontvang acht nummers van Atlantisch Perspectief voor 19,50 per jaar.
de overige publicaties (gratis of tegen korting), plus de uitnodigingen
Ap: 7 - 2009
SECTION: RUSS I A, THE BALTI C, AND THE WEST KATERN: VEILI GHEID IN HET MIDDEN-OOSTEN
Naam:
voor de bijeenkomsten van Jonge Atlantici en de Atlantische Commissie,
Welkomstgeschenk:
voor 21,50 per jaar.
(Dis)Organising European Security. The Iraq Controversy and Patterns in US-European Relations door Arnout Molenaar.
U kunt deze bon opsturen naar de Atlantische Commissie
Adres:
Antwoordnummer 304 2500 EB Den Haag
Postcode/woonplaats:
(geen postzegel nodig)
Atlantisch perspectief 7
2009 • Jaargang 33 Prijs e 4,-