Hans Brans
Het leven zelf Een vrolijke, ernstige, soms zelfs filosofische en in alle opzichten aan uw eigen leven of theatrale behoeften aanpasbare theater collage over het leven zelf tussen wieg en graf
2012
Woord vooraf 'Het leven zelf' geeft een beeld van het leven van gewone mensen. Het is geen strak, aaneengesloten verhaal, maar het zijn uiteenlopende scènes rondom de drie grote gebeurtenissen in ieders leven: geboren worden, verliefd worden, en dood gaan. De rode draad wordt gevormd door de vier scènes met 'levenslessen'. Dit zijn de ankerpunten van het stuk. Indien gewenst kan het het stuk in meerdere of mindere mate worden aangepast aan de behoeften en mogelijkheden van de spelersgroep zodat het een meer eigen, 'autobiografisch' karakter krijgt. In dat geval wordt aangeraden om de namen van de personages te vervangen door de namen van de spelers. Verder kunnen (delen van) verhalen worden vervangen door eigen verhalen. In scène 6 bijvoorbeeld (Fotoalbum) kan gebruik worden gemaakt van eigen foto's van de spelers, die daar dan ook hun eigen verhaal bij vertellen. Ook kunnen er liedjes, muziek of gedichten worden toegevoegd. Aangeraden wordt om het stuk niet langer te maken dan het nu is. De auteursrechten gelden ook in aangepaste vormen van het stuk. 'Het leven zelf' kwam tot stand in het kader van een samenwerkingsproject van de 'Toanielfederaasje Achtkarspelen' in 2010. Daarbij was de inbreng van de spelers en de regisseur van groot belang. Graag wil Anne Visser, Chantal Wiersma, Dictus Benedictus, Henk Overdijk, Hielkje Hamstra, Keimpe de Vries, Renate van der Meulen, Tamme Alma, Willy Bijma en Jenny Hoekstra bedanken voor hun persoonlijke en artistieke inzet. Hans Brans januari 2012
2
Spelers: Arend, ong. 45 jaar Celine, ong. 15 jaar Dick, ong. 50 jaar Hein, ong. 17 jaar Helma, ong. 38 jaar Kevin, ong. 16 jaar Riekje, ong. 40 jaar Teun, ong. 70 jaar Wytske, ong 40 jaar.
Overzicht van de scènes Deel 1 – Proloog scène 1 – Dit ben ik! scène 2 – Van de wieg tot het graf scène 3 – Levensles 1 - Het Leven Deel 2 – Geboorte scène 4 – Ligging scène 5 – Kraamvisite scène 6 – Foto album Deel 3 – Liefde scène 7 – Levensles 2 - De liefde scène 8 – De perfekte jongen scène 9 – De eerste zoen scène 10 – A-Merk scène 11 – Relatiebureau Knipperlicht scène 12 – Blind date scène 13 – De Tredmolen scène 14 – [Eerste liefde / laatste liefde] Deel 4 – Dood scène 15 – Levensles 3 - De Dood scène 16 – Twee verhalen scène 17 – 'Heb je 't verteld, lieverd?' scène 18 – De balans scène 19 – De begrafenis scène 20 – De regenboog scène 21 – Levensles 4 – Het examen
3
Deel 1 – Proloog (Alle spelers zitten in principe steeds zichtbaar aan weerskanten of naast het speelvlak) Scène 1 – Dit ben ik! (Baby geluidjes. Celine komt op met dekentje op de arm waarin een baby zou liggen. Ook de andere spelers komen later zo op, steeds als de voorgaande speler klaar is. Spelers die klaar zijn nemen ergens op of aan de rand van het speelvlak plaats.) Celine
(fluistert) Sst. Ik slaap. Ik heb net gedronken en een boertje gelaten en nou ben ik al weer moe. Ik moet groeien. Groot worden voor later. Ik bin Celine. Maar dat weet ik nog niet. Ik weet nog helemaal niks. Mooi hè?
Teun
Wat in prachtig kaal koppie. Zou daar nog wel wat haar op komen. En zou dat er dan later ook weer af gaan? Kijk dit is Teun, dit ben ik. Is het geen geweldig kereltje?
Wytske
(sjongt) Rije, rije, rije in een wagentje. En als je dan niet rije wil dan draag ik je. Slaap, kindje slaap... Moet je die kleine vingertjes eens zien. Grijp het leven maar vast, meisje. Kijk, ik lach! Ik lach in m'n slaap. Ik kan wel smoor worden op mezelf. En waarom zou dat niet mogen? Hou jij maar van jezelf, meid. Lach jij je maar mooi door het leven heen.
Hein
(komt samen met Kevin op, trots) Kijk. dit is Hein.
Kevin
Je ziet er uit als een ouwe kerel. Wat een rotkop.
Hein
(blij) Gaaf, hè?
Kevin
En toch gluren alle ooms en tantes over de rand van je wieg alsof je Mister Universe in eigen persoon bent.
Hein
En dat ben ik ook. Wacht maar af, dit wordt de knapste gozer van Nederland, dat kan ik je nou al beloven. En wie hebben we daar? Het lijkt wel een zeehondje.
Kevin
(blij) Gaaf, hè? Kevin is mijn kampioen. Ik kan al knijpen en bijten en (ruikt; Hein ruikt ook bij Keimpes baby) ..
Hein
… en schijten.
Kevin
Gaaf, hè. Kevin kan de wereld in kijken als was het een veld met paardebloemen en tegelijk een emmer vol poepen. 4
Hein
Laat de wereld maar een poepje ruiken, jochie!
Riekje
(snikkend op, zonder dekentje) Ik bin Riekje kwijt. Riekje, waar ben, waar ben je? Och heremetijd.
Kevin
Kalm nou maar. Hou eens even stil.
Hein
STILTE ALSTUBLIEFT!! (Iedereen is doodstil. De jongen geven hun eigen baby's aan Riekje en luisteren met één oor van onder tot boven en van achteren en voren langs haar lichaam. Dan horen we zacht uit de verte het geluidje van een baby. Tenslotte haalt ergens uit Renates kleren een mini-dekentsje, met daarin een mini-baby'tje.)
Hein
Hebbes!
Riekje
O gelukkig.., daar was ik al. Wat was ik ongerust. (Ieder neemt voorzichtig zijn eigen baby).
Hein
Nou moet u er de rest van uw leven wel goed op passen, hoor.
Kevin
Dat u uzelf niet kwijt raakt.
Riekje
Dat doe ik. Zo lang als ik leef. Hoe vinden jullie Riekje? (De jongens kijken van de baby naar elkaar; ze vinden het een oud mannetje.)
Kevin
Schitterend.
Hein
Net Miss Universe.
Kevin
Wel een beetje aan de kleine kant.
Riekje
Couveuse kindje, niet. Maar dat komt wel goed, reken daar maar op. (Arend en Dick komen tegelijk van twee kanten op.)
Dick
Ben ik dit?
Arend
Ben ik dit?
Dick
(ze ontmoeten elkaar in het midden) Wat heb jij daar?
Arend
(twijvelend) Ik denk dat ik dit ben. En wat heb jij daar? 5
Dick
Ik denk dat ik dit niet ben.
Arend
Ik denk het ook niet.
Dick
Wat niet? Dat ik dit ben?
Arend
Nee, dat ik dít ben.
Dick:
Waarom niet?
Arend
Ik weet niet. Het ruikt niet als Arend.
Dick
Hoe ruikt het dan?
Arend
(fys gesicht) Als Dick.
Dick
Maar dat ben ik!
Arend
O ja? Dan moet dat Arend zijn. Ruilen? (Ze ruilen van deken en kijken nu heel tevreden naar hun eigen kindje, richting zaal. ogge tefreden mei harren eigen poppe op 'e earm nei foaren.)
Dick
(tegen publiek) Zo zie je maar. Een mens had net zo goed een ander kunnen wezen.
Arend
Ja wel, maar voor jezelf was je dan nog altijd jezelf.
Dick
Dat is waar. Al ben je een ander, jezelf raak je nooit kwijt.
Arend
Al lijkt het soms van wel. Nietwaar Riekje? (Helma komt op van midden achter. Ze heeft twee babys in haar armen. De andere spelers stellen zich achter haar op.)
Helma
Ik vraag mij wel eens af hoe ben ik hier beland? Waar kom ik vandaan? Waar ga ik heen? en waarom voel ik mij zo vaak alleen? Zo zit ik vaak te prakkiseren. Maar alleen dat ben ik niet. Kijk, dit ben ik, Helma. Wat in wangetjes, wat in kleur! Zo'n blos zie je niet op deze hier. Selama's leven was alweer voorbij, toen het mijne net begon. En als het mijne over veertig jaar voorbij is dan ben jij al tachtig jaar geweest. 6
Toch ben je mij me, zusje. Elke dag, en elke ochtend. In de tijd tussen nog niet en niet meer neem ik je mee en pas op je. Ergens tussen mijn gedachten heb ik je verscholen Onder mijn hart adem jij steeds mee zoals het hartje van ons twee klopte op het ritme van ons mam Pas als ik dood ben is ons beider leven klaar. Pas als ik dood ben, is dat het einde van ons twee. (muziek) scène 2 – Van de wieg tot het graf (Alle spelers staan op een rij, deken nog op de arm) Celine
En wat gebeurde er daarna?
Dick
Daarna ontrolde zich het leven.
Kevin
Toen ontrolde zich het leven? Hoe dan?
Dick
Hoe dan? Gewoon, vanzelf. (Hij laat zijn dekentje aan twee punten uitrollen. De anderen doen het ook. Er staan worden op als 'Au!', 'zucht', 'kreun', 'shit', 'smak', maar ook 'Ik hou van', 'Ik zeg' enzovoort. De spelers bekijken verrast elkaars dekens, maken zinnen door naast elkaar te staan, geven commentaar, duwen elkaar weg, trekken aan elkaars deken, of ruilen die. Het wordt een rommeltje.)
Hein
EN TOEN? WAT GEBEURDE ER TOEN! (In een keer staat iedereen stil, deken vormeloos in de hand)
Dick
Toen viel het doek! (Iedereen laat tegelijk zijn/haar deken vallen.)
Celine
En dat was alles?
Dick
Ja. Op naar het graf! (Alle spelers in één rij, gezicht naar links. Tegelijk buigt iedereen zich voorover, rechterhand op de rechterbil, linkerhand op de linkerbil van man/vrouw voor hem. Treurmarsmuziek begint. Tegelijk begint men te lopen, stram maar in exact dezelfde pas. 7
Dick als laatste. De teksten gaan door, ook als de voorten al af zijn.) Wytske
Ik wil nog niet dood!
Arend
Ik wil niet meer leven!
Riekje
O, ik ben zo bang!
Teun
O, ik heb zo'n pijn!
Hein
O, ik ben zo bang!
Helma
Liefste, ik kom!
Celine
O, ik ben zo bang!
Dick
Je hoeft niet benauwd te wezen. Nergens voor nodig. Zo lang als jij er bent, is de dood er niet. Als de dood er een keer is, dan ben jij er niet meer. Jullie hebben dus niets met elkaar te maken. (Iedereen af. Kevin steekt zijn hoofd vanachter een gordijn)
Kevin
Heeft-ie niet zelf bedacht hoor. Is van een filosoof. (kijkt op blaadje) Epicurus.
scène 3 – Levensles 1, It Libben (Een voor een komen de spelers weer op, met een klein blocnootje en pen in de hand. De dekens worden opgevouwen en aan de kant gelegd.) Celine
Nou, dat ging wel heel vlug voorbij.
Hein
'Is this all there is?”
Teun
Ach kindje, in werkelikheid gaat het nog veel vlugger.
Kevin
Het gaat mij anders niet hard genoeg. Nog twee weken en dan heb ik eindelijk mijn rijbewijs.
Arend
(op) Waar hebben jullie het over?
Celine
Over de tijd. Het leven.
Teun:
En dat het zomaar voorbij is.
Kevin:
Behalve hier. Hier staat de tijd stil.
8
Riekje:
(op) Waar hebben jullie het over?
Celine
Over de tijd. Het leven.
Teun:
En dat het zomaar voorbij is. .
Kevin
Behalve hier.
Wytske
(op) Waar hebben jullie het over?
Celine
Over de tijd. Het leven.
Teun:
En dat het zomaar –
Hein:
Wacht eens. (Iedereen bevriest) Dat is het! Ik heb weleens een film gezien over een jongen die steeds maar weer opnieuw diezelfde dag mee maakte. Het leven zat vast op die ene dag en dat was vreselijk want...
Helma
(op) Waar hebben jullie het over?
Kevin
(met ingehouden adem) Over herhaling gesproken...
Hein
- want als de tijd niet doorgaat dan zit je gevangen in de tijd. Als een hamster in een tredmolen. Dan heeft het leven totaal geen zin meer. Dus..
Helma
En als alles zomaar voorbij gaat? Heeft het dan wel zin?
Hein
Hè? Wat? Ja, nou.., dan eh.. Weet ik veel.
Dick
LES EEN! (Dick op met stift of krijtje en/of aanwijsstok. Iedereen haalt weer adem, en neemt gauw zijn plaats in, in een schoolklasje. Dick is een strenge, boze bovenmeenster. Op een flipover of schoolbord schrijft hij met grote letters: LEVENSLES 1.) Dit lijkt nergens op! Tsjonge, jonge, jonge. Volwassen mensen, al ik weet niet hoe lang bij het leven in de leer en nog steeds geen flauw benul wat het leven inhoudt of hoe het geleefd moet worden. (schrijft) Wat is leven? Nou, wie?! (Iedereen zwijgt, kijkt naar de grond.)
Kevin
(mompelt zacht) Een pijp kaneel.
Dick:
Dat hoorde ik, Kevin! Volgende week 500 strafregels: 'Het leven is geen pijp kaneel'. 9
Kevin
Ah nee, niet wéér.
Dick
Zie ik nog vingers?! Arend, jij dan maar.
Arend
(Leest uit zijn aantekeningen) Eh.. 'Wij worden geboren om te leven, en wij leven om te sterven.' (Dick schrijft: geboren → leven; leven → sterven)
Wytske
Goh, zelf bedacht?
Riekje
Welnee, dat is 'n joods gezegde.
Hein
Nou. Ik vindt het leven klote! Mijn vader is zijn baan kwijt, mijn ouders gaan scheiden en ik heb net m'n nieuwe brommer in de prak gereden. Én een bekeuring.
Celine
Ik vindt het leven wel mooi hoor. Ik heb net in nieuw mobieltje èn een nieuwe fiets.
Dick:
Ik vraag niet wat jullie van het leven vinden, maar wat het ìs.
Teun
Het is van alles wat. Nu is het dit en dan is het dat.
Kevin:
Precies, het is mooi (wijst naar Celine) klote (wijst naar Hein)!
Dick
Kevin, volgende week 500 strafregels 'Men mag geen kloten zeggen, men moet ze laten zien'.
Kevin
Wat heeft dat nou voor zin?
Helma
Ja! Wat heeft het voor zin? Het leven is zinloos. Het heeft geen zin.
Dick
Hmm. Ik vroeg alleen niet wat het niet is, maar wat het wèl is.
Hein
Zegt u het dan als u het zo goed weet.
Dick
Hein, volgende week...
Wytske
Ik heb hier staan: 'De zin van het leven is niet het einddoel van de reis, maar de weg ernaar toe'. Lao Tse.
Riekje
(kijkt in notities) Wat zeg je hiervan: 'De zin van het leven ben jij.' Jules Deelder.
Dick
Aha! Nou komen we ergens. (Hij schrijft driftig op.)
10
Wytske
Precies. De zin, die moet je er zelf aan geven. Dat is het.
Arend
Goh. Zelf bedacht?
Kevin
(zingt, Hein en Celine vallen in) “Ik heb geen zin om òp te staan. Ik heb geen zin om uit m'n bèd te gaan.”
Dick
Hein en Kevin! Volgende week...
Teun
Ach meester, laat die knapen. Pubers moeten nu eenmaal 50% van de tijd slapen.
Helma
(tegen Riekje) Maar hoe doe je dat dan? Waar haal je de zin vandaan om uit je bed te komen? Met al die ellende in de wereld.
Dick
(noteert) Goeie vraag, goeie vraag!
Arend
Ik heb hier staan: 'Iedereen die diep in zichzelf kijkt, staat voor een afgrond. Die staart verbijsterd in een groot gat.'
Wytske
Dat klinkt wel heel depressief. Van wie is dat?
Arend
Nou, niet van Erwin Krol.
Dick
(Schrijft verwoed). Juist! Zichzelf. Afgrond. Gat. Krol. Ach. (Hij streept Krol weer door.)
Kevin
Je komt uit een gat..
Hein
En je verwijnt in een gat.
Teun
Nou, ze zijn weer wakker.
Celine
Leuk hoor. Wat ben ik? Iets dat uit een gat komt, in een gat verdwijnt en ondertussen in een gat staart. Nee, daar wordt ik blij van. Gatverdamme.
Wytske
Daar hoef je niet perse ongelukkig van te worden.
Riekje
Als je alleen maar in dat gat blijft staren, ja dan ben je eenzaam en alleen.
Wytske
Maar kijk je om je heen, dan zie je
Arend
Dat je niet de enige bent met zo'n gat. (Dick heeft ondertussen de woorden GAT, IN/UIT, STAREN, EENZAAM, MAAR NIET ALLEEN opgeschreven)
11
Dick
Niet zo snel.
Helma
Dus je kan eigenlijk, om het zo maar eens te zeggen, het ene gat met het andere vullen?
Wytske en Riekje: Precies! Wytske
Want uiteindelijk gaat het niet om het gat..
Riekje
.. maar om wat je erin stopt!
Teun
Het gaat om de vulling. (Dick schrijft weer: GAT IN GAT, VULLING)
Hein
O, dus het draait om seks?
Kevin
Ik dacht om geld.
Riekje
Geld is een middel. Het gaat om eten, drinken, warmte.
Wytske
En aandacht. Geborgenheid.
Hein
Seks dus.
Riekje
Tuurlijk jochie, jij moet ook aan je trekken komen.
Arend
Seks is de motor van alles. Maar je wordt er zo moe van. (gelach.) (Dick heeft weer geschreven: ETEN, WARMTE, AANDACHT, SEKS)
Dick
Is er niet een woord om dat allemaal samen te vatten? Alles waar een mens behoeft aan heeft?
Teun
Volgens mij noemen ze dat liefde.
Dick
Liefde! Dat is het. (Hij schrijft het op. Op de achtergrond klinkt een schoolbel. De leerlingen hi-fiven met elkaar omdat ze eruit zijn en verlaten op kousenvoeten het toneel. Dick heeft het niet in de gaten.)
Dick:
Dus. Conclusie: (hij tekent overal pijlen en cirkels op het bord) we komen uit een gat. We gaan naar een gat. En we zien een groot gat diep in onszelf. Alles draait dus om het gat. Maar het gaat NIET om het gat, het gaat om de vulling. En de vulling is... - tja, alles wat we nodig hebben om het leven zin te geven: eten, drinken, warmte, seks, maar vooral: LIEFDE. Mooi. Dan wou ik daar de volgende les verder mee. Want als we dieper in dat gat kijken dan zien we dat 12
(hij draait zich om: iedereen is weg). Wat? Ik sta hier gewoon in de ruimte te kletsen. (af). Hallo? Is daar iemand?
13
Deel 2 – Geboorte scène 4 – Ligging Riekje
Hallo allemaal! Wat fijn dat jullie er allemaal zijn. Bijna tenminste. Namens voorlichtingsbureau 'Bezint eer gij begint' mag ik u gratis een versnapering aanbieden die u dan afloop bij de kassa mag afrekenen. Goed, dan zullen we maar los, niet? Ik zie op uw voorhoofdjes al de vraag staan: HOE KOM IK HIER UIT? Want laten we eerlijk zijn: het is hier dan wel reuze knus en warm en gezellig en het eten en drinken is ook prima verzorgd – al die behoeftes van voor en van achter, het gaat allemaal vanzelf.. We hoeven niets anders te doen wat om te poedelen in dit warme badje en dan maar uitdijen. Maar met dat steeds maar uitdijen, snappen we allemaal wel dat we hier binnen langzamerhandTE KRAP behuisd zijn. Voor je het weet kun je je kont niet meer keren. Dus waar moet dat naar toe? We hebben dan weliswaar geen flauw idee hoe we hier eigenlijk ooit BINNEN zijn geraakt – daar horen we later vast meer over! - maar we weten langzamerhand wel dat we ER UIT moeten. Kortom: hoe geraken wij van mammies krappe koektrommeltje in die grote, lichte spannende wereld, waar we eindelijk ruim kunnen ademhalen en waar het leven pas echt schijnt te beginnen? Welnu jongens en meisjes, dat is vooral een kwestie van LIGGING. Een goede ligging is voor alle partijen van het grootste belang. Maar ja, er zijn vele wegen die naar.. eh, Rome leiden. Voordat jullie zelf het licht zien wil ik jullie uit de doeken doen hoe het nou precies zit met die verschillende liggingen. Daarvoor heb ik hier een team van ervaringsdeskundigen mee genomen. (De andere spelers demonstreren een voor een de verschillende geboorte-liggingen. Dit zou ook met dia's op een scherm geprojecteerd kunnen worden. Riekje noemt de spelers een voor een bij hun naam.) Allereerst demonstreert (…) hier de meest voorkomende ligging: 'de hoofdligging'. Wij van de Wegenwacht zeggen dan: als ze de kop erbij houden en de neus in de wind, komt het vanzelf op zijn pootjes terecht. Maar zoals (…) hier laat zien, kan het ook anders. Dit hier is de 'stuitligging'. Is iets lastiger, vooral voor de huisbaas zal ik maar zeggen. Maar niet ongebruikelijk. Een variant is de 'onvolkomen stuitligging', kijk dan ligt dit zo (ze verlegt wat). De dwarsligging die (..) hier demonstreert is natuurlijk echt een probleem. U kent die types wel. Die komt zo dus niet door het controlepoortje, dus daar moet nog wel wat aan gedaan worden. Maar een beetje vroedvrouw krijgt dat wel in het gareel. Een heel ander karaktertje spreekt uit de 'sterrenkijker', die (..) hier demonstreert. Met een dromerige blik glijdt hij rechtstandig 14
het heelal in, de ogen gericht op zijn ascendant. De sterrenkijker aanschouwt het levenslicht het liefst 's nachts, dat spreekt. Dan hebben we nog het trouwe, eerlijke en loyale type van de 'aangezichtsligging'. Deze is klaar voor een gesprek van mens tot mens. Maar ook om zijn brood te verdienen in het zweet van zijn aangezicht. Persoonlijk vind ik het geen gezicht, maar het kan. Dan heb je ook nog de 'doorligger', zoals (...) daar. De doorligger is eigenlijk veel te vroeg naar buiten gekomen, maar heeft dat zelf nog niet zo goed in de gaten en daarom eerst in zo'n speciaal bakje, waar we anders de kuikentjes mee uitbroeden, nog even doorliggen. Dan hebben we nog een paar uitzonderlijke liggingen waar ze zelfs in het ziekenhuis niet altijd raad mee weten. Over de dwarsligger sprak ik al. Maar wat dacht u van de 'ligger met oplegger': dat is er een die neemt ongevraagd een broertje of zusje mee – soms zelfs meer dan een. Vooral vroeger was dat nog wel eens een extra eter waar ze helemaal niet op gerekend hadden. Dan hebben we de 'onderligger'. Die wordt geboren voor een dubbeltje en meer zal het ook nooit worden. Die krijgt het dus nog zwaar te verduren. Of hij méént dat hij het zwaar te verduren heeft, dan kan ook. Vaak krijgt hij het later aan de stok met de 'bovenligger', herkenbaar aan de gouden lepel in de mond bij zijn uittreding. De onderligger stemt meestal SP of PVV en de bovenligger VVD of D66. En tenslotte hebben we nog de 'tegenligger', ook wel de 'spookrijder' genoemd. Dat zijn meestal mannen, die spijt hebben van hun komst en niets liever willen dan terug naar de bron. Maar helaas, gedane zaken nemen geen keer. Dat was het dames en heren. Ik hoop dat ik u voldoende heb voorgelicht over de mogelijkheden. Het is verder aan u om er wat van te maken. Of om het te verprutsen. Vragen kunnen helaas alleen achteraf gesteld worden. Rest mij u nog een paar tips mee te geven. 1. Eert uw vader en uw moeder. 2. Onderzoekt alles en behoudt het goede. En 3. Draag altijd een schone onderbroek voor het geval u door een strontkar overreden wordt. Goede reis! scène 5 – Kraamvisite Riekje
Oe, oe, oe! Hein, het begint! (Zakt kreunend op de vloer)
Hein
Ach schat, wat nou? Is het zover? Geen paniek, geen paniek!
Anderen
(Iedereen stort zich als één man op Riekje die daardoor niet meer te zien is. Iedereen praat door elkaar) Geen paniek! Geen paniek! Is er een dokter in de zaal? Rustig blijven! Gewoon doorademen. Water! Warm water! Puffen, goed puffen. Geen mannen hier, weg jij. Waar blijft de dokter nou? Is er al ontsluiting? Alsof jij der verstand van hebt. Een meter? Niet persen! Puffen! Dit komt niet goed, dit komt niet goed... 15
(Hein kruipt uit de kluwen pratende mensen met een dekentje op de arm) Hein
Het is een meisje!! (Prompt stopt de rest, draait zich in een ruk om.)
Allen
Hoera!!
Hein
Ssst! Moeder en de kleine hebben rust nodig! (Hij geeft de baby aan Riekje die ergen achter op het toneel op de grond ligt. De rest stelt zich aan de zijkant op in een rij.)
Allemaal
Ssst. Sst.
Hein
Tijd voor de kraamvisite! (Hy pakt ergens een jeneverfles vandaan en ondertussen drukt het eerste stelletje – Helma en Teun – zogenaamd op een deurbel. Iedereen praat voortdurend te luid.)
Teun
Hein! Gefeliciteerd met je zoon!
Helma
Oen. Het is een meisje!
Hein
Ssst.
Allen
Ssst!! (Hein schenkt zogenaamd in)
Allen
Gezondheid!! (Hein, Helma en Teun 'drinken'. De rest kijkt vanaf de zijkant toe, maar proost wel steeds mee.)
Helma
(tegen Teun) Jij bent net als m'n vader. Die sloeg overal ook maar een slag naar. Toen ik geboren werd hè – toen was-ie niet eens in de buurt. Nou was ik weliswaar al de vijfde, dus het nieuwe was er af. En vader had het altijd druk op het land, hè. De aardappels moesten er af. Afijn, buurvrouw d'r heen om hem te waarschuwen. 'De baby komt er aan Douwe'. 'Laat maar komen.' 'Moet je niet 'ns kijken?' 'Ik kan het er toch niet uit trekken'. Én de aardappels moesten gerooid. Na uur of vijf kwam ze weer. 'Het is een meisje, Douwe' 'Mooi zo.' 'Moet je nou niet 'ns kijken?' 'Ik ben nog niet zover.' En op het eind van de dag kwam zo nog een keer. 'Moet je nou niet eens gaan rond zeggen in de buurt, Douwe?' 'Ja, ja, nog 16
één bunder.' De volgende dag ging-ie dan eindelijk eens bij de buren langs. 'Hee, Douwe, je hebt een meisje.' Iedereen wist het al. Ja, zo was vader hè: eerst de aardappelen en dan kwam ik. (Hein schenkt weer in) Allen
Gezondheid! (Wytske en Arend bellen aan)
Arend
(tegen Hein) Gefeliciteerd, vader!
Wytske
Wat een snoepje!
Allen
Sssst!
Hein
(schenkt in) Kom d'r maar bij hier. De kleine slaapt en moeder moet rusten.
Allen
Gezondheid!
Wytske
Ik weet nog precies van toen mijn moeder van mij op alle dagen liep en dat ze toen naar het ziekenhuis moest.
Hein
Op alle dagen? Welke dag was dat dan?
Arend
Haar geboortedag. (tegen Wytske) Hoe kan jij dat nou weten?
Wytske
Ik was er toch zeker zelf bij. (Men kijkt elkaar vreemd aan en Hein schenkt nog eens bij.)
Allen
Gezondheid!
Wytske
De huisdokter vond het beter om de kleine wat eerder te laten komen. In het ziekenhuis keek de verpleegster al een beetje apart naar mijn moeder toen ze moest gaan persen, maar het ging heel vlot en daar kwam ik aan, zo gezond als een vis. Toen zegt die dokter: 'Wat krijgen we nou? D'r kon er daar nog wel een in zitten.' Dus toen moest ons moeder nog een keer persen, en ja hoor, vijf minuten later had ik een zusje. Maar ja, daar had niemand op gerekend. De dokter niet, mijn moeder niet, en ons vader al helemaal niet. Er was niet eens een wiegje voor. Dus toen hebben ze het bakje met doktersspullen maar leeg gehaald en daar kwam mijn zusje in te liggen. Ze was nog kleiner dan ik.
Arend
Maar ze is groter dan jij. Was jij niet de tweede?
Wytske
Was meneer er ook bij dan? 17
Teun
Wel goed voor de kinderbijslag natuurlijk. (Hein schenkt ondertussen weer in)
Allen
Gezondheid! (Arend verslikt zich bijna en begint te lachen.)
Wytske
Wat zit jij nou weer te grijnzen?
Arend
Toen ons eerste kindje kwam, dat was me een feest.
Helma
Dat is het toch altijd, normaliter?
Arend
Tuurlijk, maar bij ons stond het hele dorp op z'n kop.
Teun
Hoe dat dan?
Arend
Nou kijk, Wij hadden destijds een speciale revue, want de toneelvereniging had een jubileum of zo. Iedereen deed er aan mee en de rest ging kijken, dus de zaal bij het café was afgeladen vol. Nou was mijn vrouw precies op die dag uitgerekend. En die is een pietje precies in die dingen.
Wytske
Hoor hem. Alsof ik op een knop kan drukken.
Arend
Eerst dachten we nog: dat zou wel heel toevallig zijn. En d'r was ook helemaal niks aan de hand. Dus wij gezellig naar de revue. En een lol, jongen en een drukte – het was ook echt een schitterende revue. Maar toen in de pauze begon ze met toch ineens te jammeren.
Wytske
Jammeren? Jammeren noemt-ie dat.
Arend
Van 'oei-oei-oei. D'r knapt iets'. En 'ik voel wat komen'. Dus ik als een haas de auto gehaald, zij d'rin en als een speer naar huis gereden. De dokter op gebeld en die man was nog niet binnen of, floep, daar was ze al: ons Madeliefje! Man, man, man, wat had die een haast. Nou, het was volgens mij rond de klok van tien, half elf, dus ik zet meteen de ooievaar in de tuin – die had ik namelijk al klaar gezet in het schuurtje – en nog geen tien minuten later gaat de telefoon. Hoe dat zo snel ging weet ik nou nog niet, maar het hele dorp wist er al van. En door de telefoon hoorde we ze zingen en proosten en gelukwensen en de fanfare toeterde 'lang zal ze leven'. Het dak ging eraf! Man, man, man zo'n ontvangst krijgt zelfs een prinses niet.
Hein
Laten wij daar dan ook maar een op nemen, niet? (Hij schenkt in.) 18
Allen
Gezondheid! (Celine, Kevin en Dick bellen aan)
Kevin
Daar hebben we de kersverse vader. Kerel, wat zie je d'r oud uit.
Celine
Hoe is het met de baby? En met de jonge moeder?
Allen
Sssst!
Hein
Ze slapen. We nemen nog maar een dan? (Instemmend gemompel. Hij schenkt in.)
Allen
Gezondheid! Sûnens! (Langzaam maar zeker wordt iedereen aardig teut. Riekje, de moeder, is al niet meer te zien achter op het toneel en zonder dat het publiek het ziet verdwijnt ze.)
Dick
Je vrouw zal het vast wel niet zo zwaar gehad hebben als zijn moeder (doelt op Kevin) destijds.
Kevin
Hoe zwaar was ze dan?
Arend
Niet zwaar, zwanger.
Dick
Ze had al acht uren liggen te puffen en te persen, maar het kindje wou er maar niet uit.
Celine
(strijkt Kevin zijn haar door de war) Het was altijd al een dwarskop, niet?
Kevin
Niet aan m'n haar!
Dick
Hij vond het daar wel lekker warm en gezellig, denk ik. Maar ja, de huur was opgezegd.
Teun
Wat er in gaat..
Arend
– moet er ook weer uit.
Dick
Dus er zat maar één ding op: naar het ziekenhuis. Wij met de ambulance door de stad, zwaailichten op, door rood. Het zweet stond bij haar op het voorhoofd en bij mij in de handen. Komen we in het ziekenhuis, is er geen hond. Eindelijk komt er een dokter aan, zo'n klein ventje. Ik dacht man, schiet nou op. Vraagt die op z'n dooie gemak aan mijn vrouw: 'Draagt u een bikini?'
19
Wytske
Watte!?
Arend
Ongeoorloofde intimiteiten!
Wytske
Wat in smeerlap!
Kevin
Was het een katholiek ziekenhuis?
Dick
Nee joh, niks van dat alles. Die man had meteen door dat het een keizersnede moest worden en in die tijd deden ze dat meestal met zo'n jaap in de lengte. (gebaart) Maar sinds pas konden ze dat ook over de breedte. Dus met een bikini aan, zag je er dan veel minder van.
Kevin
Met zo'n tangeslipje van tegenwoordig maakt dat ook geen barst meer uit.
Allen
(Hein heeft ondertussen weer in geschonken) Gezondheid!
Celine
Maar hoe gaat het nu eigelijk met moeder en kind?
Allen
Ssst!!
Teun
We moeten maar weer eens op huis aan. Moeder en dochter hebben rust nodig. (Ze waggelen aangeschoten de deur uit, terwijl ze tegen Hein mompelen: Sterkte vader, Tot de volgende keer, Kijk je wel uit voortaan, Er gaat niets boven melk, Ik voel me net een blijde doos. Als iedereen eindelijk weg is staat Hein verdwaasd met de fles in de hand.)
Hein
Schat? Liefje? Waar zijn jullie? Hein?! Wêr is...? Leafe...? (Hij vindt een briefje en leest:) “Wij hebben een hotelkamer gehuurd. Niet storen a.ub. Vergeet vader niet om de lege flessen naar de glasbak te brengen?”.
scène 6 – Foto album (Celine komt op als oud omaatje: pruik, brilletje, omslagdoek e.d. In haar hand heeft ze spullen voor Hein meegenomen: kale, nep schedel, snor, wandelstok, enz. Er wordt een bankje voor ze neergezet. De anderen lopen rond als toeristen met een fototoestel in de aanslag en knippen er op los.) Celine
Hier. Trek aan.
Hein:
Dit gaat hard. Eerst vader, nou opa. Ik dacht dat we onszelf 20
mochten zijn in dit stuk? (doet met tegenzin de spullen aan.) Celine:
Nee. We hebben de geboorte gehad en de kraamvisite. Dus nu gaan we het hebben over 'toen we nog jong waren...' (Ze gaan op een bankje zitten en Celine krijgt een groot fotoalbum in haar handen gedrukt.)
Hein
Waarom zijn we dan nou ineens opa en oma in het bejaardentehuis?
Celine
Verzorgingstehuis, Hein! Bejaardentehuis dat zeg je niet meer, dat is niet politiek correct.
Hein
Schiet mij maar lek.
Celine
Nou kijk. Wij zijn nog jong, niet?
Hein
Nu? Hoe bedoel je?
Celine:
Zonder die kleren. Denk jij wel eens aan “toen ik nog jong was?”.
Hein
Eh, (krapt op zijn hoofd) nee.
Celine
Ik ook net. En waarom? Als je jong bent, denk je alleen aan ouder worden. En als je oud bent, denk je aan toen je jong was. Ja, ik heb het ook maar van horen zeggen, hoor. Zie je wat die daar aan het doen zijn?
Hein
Foto's maken?
Celine
Precies. (fluisterend) Ze willen alles vast leggen. Want het leven glipt hen door de vingers. De eerste stapjes van de kleine, het schoolreisje, op visite bij opa en oma, de eerste fiets. Alles moet op de foto. Met die digitalisering is dat tegenwoordig nog veel erger dan in onze tijd.
Hein
(komt in zijn rol) Digidielie-wat, oma?
Celine
Laat maar. Nou, opa Henkie, zullen we vanmiddag eens gezellig in het fotoalbum bladeren?
Hein
Ja gezellig. Och heden, is dat onze kleine Teun niet? (Op een groot scherm zien we oude foto's geprojecteerd. Liefst van de spelers zelf toen ze klein waren. Hun verhaal kan daar desgewenst bij aangepast worden.).
Teun
Ach heden dat ben ik. Onderweg naar de kleuterschool. Ik denk dat m'n vader die genomen heeft. Wat in prachtig pakje, niet. Helemaal 21
in het zwart. Dat hoorde toen zo. Wij moesten een kilometer lepen naar school. Over een zandpad, want de meeste wegen waren toen nog niet bestraat. Hein
(fluistert) Nou komt dat van zijn moeilijke jeugd.
Teun
Ik vond school prachtig, vooral omdat ik bij juffrouw Hogeboezem in de klas zat. (Celine en Hein gniffelen: “Hogeboezem”). Ja, zo heette ze echt. Ik denk dat ik verliefd op haar was. En de spelletjes op het schoolplein kan ik me ook nog wel herinneren: hoepelen,, jagen, tiepelen, bokspringen...
Celine
Tippelen?
Teun
Tiepelen. Dat is met zo'n stokje. (hij legt het met woorden en gebaren uit.)
Kevin
Dus eigenlijk een soort Wi, maar dan zonder televisie.
Teun
Wie? (Celine heeft de bladzijde omgeslagen en op het scherm zien we de volgende foto)
Dick
Hé, dat ben ik!
Hein
Je ziet er een beetje sip uit.
Dick
Wat wil je ook. Ze hebben me voor de schoolfoto achter een puzzel gezet, maar ik had verschrikkelijk de pest aan puzzelen. Ik kon het niet en ik wou het niet. En dan roepen ze ook nog: lachen! Je moet lachten! Ze hadden met net zo goed een bord spruitjes voor kunnen zetten en dan zeggen: je moet lachen!
Hein
Dus jij had wel een moeilijke jeugd?
Dick
Dat viel nogal mee. Er waren wel eens dingen die je niet leuk vond. Bijvoorbeeld als ik school een gitaar zeg. Dan raakte ik al in paniek, want dat moesten we 'zakdoekje leggen' – in ondergoed, op een koude, stenen vloer.
Wytske
Ach ja. Gymnastiekkleren, dat had je in die tijd niet.
Hein
Ja, dat was pas een moeilijke jeugd. (Hij slaat de pagina om en op het scherm verschijnt een klassefoto.)
Dick
Kijk op deze foto sta ik er al een stuk vrolijker op. Maar hier heb ik ook een brilletje op. Dat had meester Veldstra bedacht. “Volgens 22
mij heeft dat jonkje een brilletje nodig”, had hij tegen mijn ouders gezegd. Zelf had ik niks in de gaten, maar misschien zag ik er daarom op die andere foto ook niet zo gelukkig op. (Celine slaat een bladzijn op. Op het scherm verschijnt een foto van Riekje.) Allen
Riekje..!! (vertederd) Ahh!
Wytske
En wat in schattig jurkje.
Riekje
O wat had ik de pest aan dat ding. Wij moesten toendertijd op zondag de zondagse kleren aan. En dit was dus mijn zondagse jurkje.
Kevin
Zondagse kleren? Had je ook maandagse en dinsdagse kleren dan?
Hein+Teun Die jeugd van tegenwoordig snapt ook niks meer. Riekje
Op zondag moest je nette kleren aan. En door de week de schoolkleren. En als je dan thuis kwam van school, dan moest je je nog een keer omkleden om te kunnen spelen; want anders werden je schoolkleren vies. O, wat had ik daar een hekel aan. (Een andere foto van Riekje verschijnt op het scherm)
Allen
(vertederd) Aahh!!
Riekje
Kijk, hier heb ik wel m'n speelkleren aan. Dat kon eigenlijk helemaal niet want...
Kevin
– het was zondag?
Riekje
Nee.
Kevin
– het was op school?
Riekje
Nee, het was een officiële foto van een fotograaf. Mijn vader en moeder waren twaalf en een half jaar getrouwd en dus moesten wel met z'n allen in de zondagse kleren op de foto.
Kevin
Ik kan het niet meer volgen.
Riekje
Maar het duurde mij allemaal veel te lang, dus had ik m'n gewone jurkje weer aangetrokken. En voor één keer heeft ons moeder het toen maar zo gelaten.
Wytske
Ik weet nog wel dat we op zondag naar de kerk gingen en dan moest je niet alleen je zondagse jurk aan, maar dan moest ook je 23
haar op z'n zondags, zo helemaal opgestoken en met een grote strik erin. (Ondertussen heeft Celine de bladzijde al omgeslagen en zien we op het scherm een foto van de kleine Wytske met strik.) Allen
(vertederd) Aah!!
Wytske
O, wat vonden m'n zusje en ik dat vervelend, want dan moest je dus uren stil zitten voor dat het klaar was. En voor deze schoolfoto moest dat dus ook. Tegen de tijd dat die genomen werd hadden wij een verschrikkelijk humeur.
Dick
Alsof ze een pan spruitjes moesten op eten.
Hein
Ja oma Celine, wij hadden een héle moeilijke jeugd in onze jeugd. (Celine slaat een bladzijde om, er verschijnt een oude foto van een klein jochie.)
Arend
Hoe komt u daar nou bij, opa? Ik heb een schitterende jeugd gehad.
Allen
(niemand herkent hem) Arend..!?
Arend
Ja, nee, dan ben ik niet. Dit was Sjakie. Sjakie was mijn grote held toen ik klein was. Nou ja, held. Sjakie die had .. hoe zeg je dat, wat minder grijze celtjes. Die moest eigenlijk naar de BLO; zo heette dat destijds. Nu noemen ze dat speciaal onderwijs. Maar zijn vader die wou dat niet en die heeft dat jaren tegen weten te houden. Dus speelde Sjakie alle dagen buiten op straat. En als wij dan uit school kwamen, dan mochten wij met hem mee doen. Hij had zo'n karretje met fietswielen, die had zijn vader voor 'm gemaakt. En daar onderhielden wij een pakjesdienst mee. Dan gingen we door de buurt pakjes rond brengen en Sjakie zei dan waar we heen moesten: van de buurman naar de sloot en van de sloot naar Het Laag, en van Het Laag naar Golgotha.
Helma
Golgotha?
Arend
Zo noemde Sjakie de Eidoppen.
Helma
De Eidoppen?
Arend
Daar vlakbij was een boerderij waar kuikens werden uitgebroed, voor de slacht. En die boer die gooide die eidoppen gewoon in een greppel langs de weg. Dat zou je nou niet meer moeten proberen, had je gelijk de gemeente op je dak. Maar toen was dat heel gewoon. Voor ons heette die plek 'de eidoppen', maar voor Sjakie was dat Golgotha. 24
Dick
Hm. Golgotha betekent 'schedelplaats' in de bijbel. Zat die die dan wel op godsdienstles?
Arend
Nee, maar zijn moeder las hem wel voor uit de bijbel. En voor Sjakie gebeurde dat allemaal bij ons om de hoek. Want die jongen had een geweldige fantasie. En voor ons was het dus ook allemaal om de hoek. De opstanding van Lazerus: dat was in de schuur. De apostelen met de vurige tongen van de Heilige Geest: dat was aan het eind van de straat. En de kruiziging van Christus: dat was op de eidoppen.
Dick
En daar moesten jullie natuurlijk allemaal pakjes naar toe brengen.
Arend
Prachtig niet? Lezen en schrijven kon die niet, maar wat fantasie betreft heb ik een hoop geleerd van Sjakie. (Celine slaat het boek dicht.)
Celine
Zo zie je maar weer, de kindertijd kent mooie en minder mooie herinneringen. Maar waar het om draait is.. eh..
Allen
Ja? Waar draait het om? (Zachtjes klink ''All you need is love”)
Celine
Wat was het ook al weer? Ik word ook een dagje ouder.
25
Deel 3 – De Leafde scène 7 – Levensles 2, De leafde, altiid wer de leafde. ('All you need is love” schettert nu door de ruimte. De cursisten dansen, blocnootjes in de hand. Op het 'mindmapping' bord staat: 'Levensles 2 – Alles = liefde.' Dick komt op. De vetgedrukte woorden worden weer door hem opgeschreven.) Dick
Kan die herrie ook uit?!? (Iedereen neemt snel zijn plek in en de muziek stopt abrupt.) Jullie zijn nog amper droog achter de oren en menen al te weten hoe het in de praktijk moet? Stelletjes snotapen. Eerst de theorie, net als met rijles. En dan zullen we nog wel eens zien hoe jullie het er in het grote mensenleven van af brengen. Goed, wie kan mij een een samenvatting van de vorige les geven? (stilte, iedereen kijkt een andere kant op.) Niet allemaal tegelijk graag. We hebben het gehad over de oorsprong van het leven en over wát het leven is. En wat ís het leven dan wel?
Allen
(door elkaar mompelend) Wie zijn geboren om te leven / wij leven om te sterven / wij leven tussen de moederschoot en het graf / iets met een gat of zo / iedereen ziet een afgrond in zichzelf / we vallen in een gat / we vallen op ons gat, maar we zijn niet voor een gat gevangen – was dat het? / nee, het leven is een gat. Het leven is een gat, dat was het.
Dick
Precies! Het leven is een Gat! En waar draaide het om in dat gat?
Allen
(door elkaar) Ja, verdraait.. / waar draait om? / is het linksdraaiend? / rechtsdraaiend / mijn geheugen is een gatenkaas / wat valt er in het gat? / was het niet het ene gat met het andere vullen? / vulling / vulling? / ja, de vulling, wat je erin stopt.
Dick
Precies! Het draait in het leven om de vulling! En wat ís de vulling?
Allen
(door elkaar) Gatenkaas? / slagroom? / de liefde / fondant? / lood om oud ijzer / het draait om de liefde / alles is liefde! / (zingend) All you need is love! / (zingend) Tèt-tè-dè dèdè.
Dick
Hè hè, we zijn er. 'Alles is liefde.' O, dat staat er al. Goed. Hebben jullie je huiswerk gemaakt? Kevin blijf met je jatten van Celine af of ik stuur je d'r uit.
Kevin
Ja meester.
Dick
Huiswerk Kevin?
26
Kevin
Nou, ik heb wel een vraagje voorbereid, meester. Die Liefde, dat is allemaal heel hoog en zo, maar geldt dat ook voor bijvoorbeeld.. mijn brommer? Of geld? Of ..eh, ik hou wel van een patatje oorlog.
Hein
Nee, natuurlijk niet, eikel.
Dick
(schrijft) Brommer. Patat oorlog. Jazeker. Alles waar een mens van houdt, wat die wil hebben, waar die naar streeft – dat drijft 'm. En dat wat hem drijft is de motor fan het leven. Ah, motor.
Arend
En als een getrouwd man nu van een andere vrouw houdt? (gejoel van de anderen) Theoretisch hoor, volkomen theoretisch.
Wytske
Ja, of een vrouw houdt niet meer van haar man? Ook theoretisch hoor.
Teun
Of een man houdt van twee vrouwen tegelijk.
Allen
Oh, Teun!
Teun
Zuiver theoretisch.
Hein
Ik ken iemand die denkt de hele dag aan seks –
Helma
Ook zuiver theoretisch, Hein?
Hein
Ja, ja, zuiver theoretisch. Maar dan wel seks met alles wat los en vast zit, zal ik maar zeggen. En nou kan die verkering krijgen met een heel aardig meisje. Wat moet zo'n jongen nou, met 'de liefde'?
Helma
Ja meester. Waar moet die arme jongen het nou zoeken?
Riekje
Arme Hein.
Dick
Kijk, ik heb het hier nu niet over de moraal, over wat wel en wat niet mag. En ook niet over wat verstandig is of onverstandig. Dat is allemaal vers twee. Ik wil alleen maar zeggen dat liefde, in de ruimste zin van het woord, de motor is die het leven aan de gang houdt. Of dat nou liefde is voor een ander, of voor je werk, of voor de gemeenschap, of voor macht, of voor een postzegelverzameling of wat dan ook: 'love makes the world go round'.
Celine
Dat kan wel zo wezen. Maar hoe weet ik nou, van wie ik moet houden? Moet ik nou voor die ene, of voor die andere kiezen?
Allen
Oh! Celine!
Celine
(boos) Theoretisch!
27
Dick
Ook dat is vers twee. Kijk, om op die brommer van Kevin terug te komen – natuurlijk is het heerlijk om lekker te scheuren op z'n ding.
Kevin
(stiekum) Die van mij is opgevoerd!
Dick
Die van mij ook, destijds.
Allen
Meester! u!?
Celine
Is hij dan ook jong geweest?
Dick
Maar om met zestig kilometer per uur door de buurt te scheuren – dat is niet zo slim.
Riekje
En gevaarlijk. En het mag niet.
Dick
Met andere woorden: het is verstandig om je verlangen op een bepaald moment in de hand te houden. Neem die 'vriend' van Hein die de hele dag aan seks denkt. Als je niet de baas blijft van je verlangen, maar de slaaf wordt van je begeerte, tja, dan verlies je jezelf. En dan krijg je dus ook niet wat je hebben wilt.
Wytske
Ik blijf dat met die motor toch een wat banale vergelijking vinden hoor. Ik dacht dat liefde iets te maken had met 'de ander'. Er voor elkaar zijn en zo.
Dick
Dat is ook zo. Als Kevin wil scheuren moet die wel rekening houden met de andere weggebruikers.
Teun
En wat is er mooier dan scheuren met een vriendinnetje acherop de brommer.
Hein
Wat is mooier dan 'n viool?
Kevin
Twee violen!
Riekje
Het klinkt allemaal zo onromantisch.
Helma
Vind ik ook. Liefde is toch ook opofferingsgezind? Neem nou moederliefde.
Wytske
Of zijn we allemaal grote egoïsten?
Dick
(raakt een beetje geïrriteerd) Dat zeg ik niet. Als jij er graag voor een ander wilt zijn, prima. Niks mis mee. Heb je een ideaal, wil je je voor een ander opofferen? Lijkt me het mooiste wat er is. Maar je moet niet vergeten dat JIJ dat dan graag wilt. Dat JIJ daarmee JOUW leven wilt vullen. En dat jij dus zelf verantwoordelijk bent vooor je eigen levensvervulling. 28
Arend
Voor iemand die het niet over moraal heeft, staat hij nou toch wel behoorlijk te preken.
Dick
O, gaan we nu de meester de les lezen? (loopt boos weg) Volgende les: de dood. Bereid je er maar op voor! (af)
Helma
Zou die wel genoeg van zijn werk houden?
scène 8 – De perfecte jongen (Celine wordt het toneel op geduwd en staat er wat verloren bij, weet niet wat ze zeggen moet. Achterop het toneel staan vier mannen op een rij. Ze hebben een houten lat vast waarop een foto zit, waarachter hun gezicht precies verscholen gaat. Op de foto's staan (gezichten van) knappe mannen / jongens. Later draaien ze de bordjes om: op de achterkant staat meer rare, idiote mannen, ook getekend. Celine merkt de mannen niet op.) Wytske
(vanuit de coulissen) Celine?
Celine
Ja?
Wytske
Wat is voor jou nou de prins op het witte paard?
Celine:
(misschien gaat ze op de rand van het podium zitten) Wat is voor mij de prins op het witte paard? Tjee, het is dat je het vraagt. Ik heb er nooit zo lang bij stilgestaan Ik dacht dat komt er pas op aan als ik de ware voor m'n neus zie staan. Maar zo 'out of the blue'... Ik wou dat ik het wist, pfoe! Waar moet ik in 's hemelsnaam beginnen? Bij zijn tenen? Bij zijn haren? Bij zijn tanden of bij zijn handen? Wat maakt voor mij de ware? Of zit het meer van binnen? Zal ik daar maar mee beginnen? Om te beginnen... hij is... aardig. Dat lijkt misschien niet heel bijzonder maar ìk kan echt niet zonder. Ik houd niet van branies of brulapen. Nee – mijn prins is aardig. En lief. En zorgzaam. En zacht en sympathiek, 29
ja – dàt wordt mijn hartedief. Maar wat zie ik dan als ik hem zie? Hoe kan ik hem herkennen? Straks ben ik te laat omdat ik eerst moet wennen. Verdorie nog an toe, ik weet het nie. Is hij groot, sportief en blond? Of klein en donker, met een leuke kont? Heeft-ie blauwe ogen waar ik dromerig in kan verdrinken? of licht-bruine knikkertjes waar ik op kan verkikkeren? Is het een onbezorgde vrolijke flierefluiter? of meer een vriendelijke, gevoelige snuiter? Hoe moet ik dat nou weten? Misschien loopt-ie wel mank, godbeter en breekt-ie toch het record op de honderd meter. Misschien ziet hij er uit als een bruut, maar heeft hij een heel klein hartje. Misschien ziet hij er uit als een watje, maar weet hij precies wat hij wil. Ach, mijn oma zei altijd: het is nooit zo schoon of er zit wel een vlekje aan. Maar ben ik dan de volmaaktheid in persoon? Welnee, gaat heen. Als hij maar een beetje zichzelf is, en ik ook, als we daar staan op dat lang verwachte moment dat ineens de vonken over slaan. Dat het dan goed voelt en veilig en vrij om wat dan ook te zeggen en te doen. Dàn weet ik het zeker. Dan weet ik zeker dat ik me niet vergis. Dàn weet ik zeker dat hij het is. (af) scène 9 – De eerste zoen (Hein en Kevin komen smoezend op en blijven achter op het toneel stiekem staan fluisteren, met hun rug naar de zaal. Op hun rug 30
hebben ze de woorden 'fietsen' en 'hok' staan. Af en toe horen we woorden als 'fietsenhok', 'mokkel', 'Ah nee?' 'plat op de bek' 'natte zoen', enz. Celine komt op van de andere kant en ziet het aan. Dan komt Riekje op.) Riekje
Wat staan die twee daar te smoezen?
Chantel
Volgens mij hebben ze het over 'de eerste zoen'. Gedverdemme wat 'n klef gedoe.
Arend
(stapt opgetogen op het toneel) Nou, ik kan me die van mijn anders nog herinneren als de dag van gisteren. (Hein en Kevin staan nu naast elkaar rug zaal zogenaamd te vrijen, met hun eigen handen op hun schouders en rug. Ook produceren ze zuigende en smakkende geluiden.)
Helma
(stapt minder positief het toneel op) Anders ik wel.
Wytske
(idem) De eerste zoen? Praat me d'r niet van.
Arend
Hoezo niet? Dat was toch het mooiste wat er was?
Dick
(op) Nou en of. Dat vergeet je je hele leven niet.
Riekje
(op) Ik weet niet of dat voor jongens anders was dan voor meisjes, maar ík heb de vieze smaak nóg in mijn mond!
Celine
Vertel, vertel.
Riekje
Ik was een jaar of zestien denk ik. Toen werd er op school al in boel over gepraat over jongens en meisjes en zus en zo en dit en dat – nou ja, je weet wel.
Celine
Nee.
Arend
Zoals die twee daar, in het fiestenhok.
Riekje
Precies.
Celine
Getfer.
Riekje
Precies. Nou ja, ik was natuurlijk best wel nieuwsgierig, dus op een keer ging ik er op af, op een woensdagmiddag, met een vriendin. Toen stond d'r een jongen bij van een klas hoger, die vond ik best wel aardig. Dus we staan zo wat met z'n tweeën te kletsen – en ineens, voordat ik het in de gaten had, pakte die me beet en duwt zijn tong in mijn mond. 31
Celine
Getfer!
Riekje
Dat vond ik dus ook. Het voelde net alsof ik een slak in m'n mond had. Zo klef en week, weet je wel.
Celine
(gruwt ervan) Wè-èhggh!
Riekje
Ik wist niet hoe gauw ik weg moest komen. Op de fiets zat ik nog een hele tijd te spugen om die smaak weg te krijgen.
Celine
Ik wil NOOIT een eerste zoen! Die sla ik gewoon over.
Arend
Zo erg hoeft het toch niet te zijn.
Dick
Ik heb in Frankrijk wel eens slakken gegeten. Die waren heerlijk.
Celine
Getfer de getfer!
Helma
Mijn eerste keer was ook niet zó erg hoor. Op zich dan.
Arend
Hoe bedoel je, 'op zich'?
Helma
No kijk, dat zat zo. Ik was net zestien en ik mocht eindelijk voor het eerst naar de disco –
Hein+Kevin (Komen er nu ook bij) Zestien!? Helma
Ja, ik had het al eens stiekum gedaan, maar dat wisten mijn vader en moeder natuurlijk niet. Maar nu mocht het dus echt. Dus op zaterdag avond, ik met m'n vriendin op de fiets naar de 'Calypso'. (hier eventueel andere naam/plaats invullen). Hartstikke vroeg, want om elf uur moesten we thuis zijn.
Hein
Thuis zijn!?
Kevin
J
Helma
Nee, dan moesten we thuis zijn.
Teun
Laat maar. Die leven op een andere planeet.
Helma
Nou, wij struinen daar wat rond, een beetje verlegen natuurlijk, een beetje de kat uit de boom kijken. Wat kletsen over niks. Mijn vriendin had patchouli-parfum weet ik nog wel. Dat vond ik wel lekker. Dus wij wat swingen en zo en natuurlijk om ons heen loeren om te zien of er ook leuke jongens waren.
e bedoelt, jullie gingen er al om elf uur heen?
Hein+Kevin O, là là! 32
Helma
Op in bepaald moment komt er een knul bij ons uit de buurt bij ons tafeltje staan. Die kende ik wel een beetje. Was nogal een populaire gozer. Wij raken wat aan de praat en ja hoor, ineens, voor ik het goed en wel in de gaten had, had ik mijn eerste zoen te pakken. Ik schrok me rot, want zoiets had ik nog nooit eerder mee gemaakt. Ik vond het wel een beetje vreemd, maar ja 'go with the flow', niet. Dus ik stond daar toch wel met mijn hoofd in de wolken. Dit was wat. Maar ja, elf uur thuis – dus mijn vriendin en ik moesten er als een speer vandoor. En onderweg kon ik alleen maar aan die jongen denken. Ik was helemaal hotel de botel, en de dagen erna ook nog.
Dick
Dus dit was 'op zich'.
Helma
Een paar dagen later komt ik een jongen bij ons uit de straat tegen. Die was ook in die disco. Dus we raken wat aan de praat en ik vertel hem over die gozer en toen zei hij...
Celine
Wat dan? Vertel, Vertel.
Helma
Toen ze hij: “Die? O, die heb ik later toen jij weg was nog met Anneke zien zoenen. En daarna nog met Nicoline en rond sluitingstijd met Eveline.”
Riekje
Oh.. kerels...!
Riekje, Wytske, Celine:
Rotzakken zijn het!
Arend
Klopt. Maar niet allemaal, hè Dick!
Dick
Mijn eerste zoen, daar kon ik niets aan doen. Dat kwam door Ria.
Wytske
Ach, nog in slachtoffer.
Dick
Ria was bij ons op school de expert op het terrein van zoenen. Op schoolkamp had ze daar hele verhalen over, waar ik en mijn klasgenoten dan met rode oren naar zaten te luisteren.
Wytske
O, dat was er zo een.
Dick
Welnee. Ria had misschien een duimlengte meer ervaring dan wij. Maar wel een straatlengte meer fantasie.
Arend
En die kus?
Dick
Die kwam later. Eerst was het theorie-examen, zal ik maar zeggen, en daaran de praktijk. Toen zaten we een keer achter in de bus, na het zwemmen. En toen er niemand keek, toen kreeg ik die zoen. 33
Nou ik kan je wel vertellen, die bus die zweefde over de weg. Arend
Mijn eerste kus was nog veel mooier. Dat wie zó mooi, dat bang ben dat jullie 'm té mooi vinden. Dus dat vertel ik maar niet.
Celine e.a. Ah nee, vertel, vertel, vertel!! Arend
Nou graag. Het was midden in de winter.
Dick
Ja, ja. En het sneeuwde. Een kerstplaatje.
Arend
Wat zei ik? Ik vertel het niet.
Celine e.a. Ah jawel, kom op! Arend
Nou graag. Ik kan het ook niet helpen, maar het sneeuwde echt. Ik was met een maat gaan babysitten en toen we daar waren kwamen er twee meiden van school langs. Die hadden niks te doen en die wilden wel helpen om dat jonge grut naar bed te krijgen en zo. Toen die ouders thuis kwamen, gingen wij ook naar huis. En toen sneeuwde het dus. Die vriend van mij ging de ene kant op en het ene meisje sloeg ook al gauw af. Toen we bij ons voor het huis stonden zouden wij ook uit elkaar. Maar we staan nog wat te praten, onder een lantaarnpaal midden op straat. En het sneeuwde en het sneeuwde maar en alles was zó stil om ons heen. En ineens gebeurde het. Ik weet echt niet wie er begon en ik wist al helemaal niet hoe ik het had. Het was alsof ik kerstengeltjes uit de verte hoorde zingen. Het duurde ein-de-loos. Maar op een gegeven moment ging dat engelengezang over in iets dat het meest leek op het geluid van een VW Kever. En mijn oudste broer, die had zo'n autootje. Dat moeten we maar niet hebben, dacht ik nog, dus wij wensten mekaar heel vlug goeienacht. En net toen ik mijn fiets in de schuur zetten, zie ik die Kever voorbij rijden. Was het mijn broer niet..! Ik dacht verdorie, die eeuwigheid had best nog wat langer mogen duren.
Wytske
Dan mocht jij nog van geluk spreken. Bij mij was de eeuwigheid al voorbij toen de engeltjes net begonnen te zingen.
Helma
Hoezo dat?
Wytske
Bij mij was het ook zo'n fietsenhok verhaal. Je was gewoon vooral nieuwsgierig. Ik was niet echt verliefd, zoals jullie.
Allen
Noah...
Arend
Nou.. ik wel. Daarna in ieder geval.
Wytske
Achteraf ja. Maar zover kwam het bij dus helemaal niet. Mijn 34
tweelingzusje en ik hadden dat gerommel achter in het fietsenhok ook wel gezien. Dus we hadden het er zo'n beetje over: hoe zou dat nou zijn en met wie zouden wij het kunnen doen, en waar. Op een bepaald moment had zij het helemaal geregeld. Ze had twee jongens gevonden die wij allebei wel leuk vonden en daar had ze mee afgesproken, ergens waar een enorme berg zand lag. Dan moest ik met die ene jongen aan de ene kant van die bult staan en zij met die andere jongen aan de andere kant; en dan zou het gebeuren. Afijn, ik sta daar dus met die jongen aan de ene kant van die bult en we hadden geen idee hoe we dit nou moesten aanpakken. Maar ja beloofd was beloofd. We konden niet achter die bult te voorschijn komen, zonder dat er wat gebeurd was. Dus heel voorzichtig begonnen we toen maar, een beetje tegen mekaar aan staan, en dan een klein kusje, en nog een. En ja hoor, daar kwam die tong. En net toen ik me zat af te vragen: vind ik dit nou wel leuk of niet – hoorde ik ineens een soort gegniffel van boven komen. We schrokken ons te pletter! Zat m'n zus daar met die jongen boven op die berg om te zien hoe wij het er van af brachten. Ik was zó kwaad! Kevin
(beetje stoer) Ik kan mijn eerste zoen ook nog wel herinneren, hoor.
Hein
Ja, ik ook wel.
Celine
Ja, ik ook wel.
Dick
Hoe was dat dan?
Kevin
Nou, gewoon...
Hein
Het sneeuwde.
Kevin
En de zon scheen.
Dick
Ja, ja.
Kevin
En de eerste keer sex. Kan ik me ook nog als de dag van gisteren herinneren.
Hein
Ik ook. Het sneeuwde.
Celine
Ik ook. En de zon scheen.
Arend+Dick Kevin
Ja, ja.
Maar wat mij zo opvalt is dat jullie het alleen maar hebben over die uiterlijke dingen: de eerste kus, de eerste keer sex.
35
Arend
Daar hebben we het nog niet over gehald.
Hein
(negeert het) Vind ik ook wel, ja. Het is allemaal zo... zo..
Celine
..oppervlakkig!
Hein+Kevin Precies! Oppervlakkig. Kevin
Echte liefde heeft toch wat meer diepgang.
Celine
Dat zit van binnen.
Hein
Echte liefde is als een.., als een A-merk.
Helma
Nou jullie schijnen er alles van af te weten.
Hein
Toevallig heb ik daar net een gedicht over geschreven.
scène 10 – A-Merk (Celine zit achter de kassa van de supermarkt. Op een rijtje staan aan paar klanten: Dick, Helma Teun, Riekje, Arend en Wytske. Ze hebben van Kevin allemaal een (denkbeeldig) mandje met boodschappen gekregen en kijken allemaal even duf. Celine rekent blijmoedig af. Hein wordt door Kevin het toneel opgeduwd. Zonder mandje sluit hij aan bij de rij en staart in extase naar Celine.) Kevin
(vanuit de coulissen) Zeg Hein. (geen reactie) Heintjuhh!?
Hein
Wat?
Kevin
Hoe ziet jouw ideale vrouw er eigenlijk uit?
Hein
Mijn ideale vrouw? Die kan ik zo uittekenen.
Kevin
O, ja. Hoe dan?
Hein
Nou, mijn ideale meisje, dat is 'n ..eh,.. 'n A-merk.
Kevin
Een A-merk?! (muzak-muziekje. Terwijl de rij langzaam opschuift en de klanten voor hem verdwijnen blijft Hein naar Celine staren. Ondertussen horen we zijn stem in het echt, of als 'voice over'.)
Hein
Je bent zo lekker al Kitkat, Mars en MilkyWay
36
Je bent als Duracell batterijen Je gaat tot in de eeuwigheid mee. Je bent de Pickwick onder de thee En als de w.c.-eend voor in de w.c. Je bent de Friesche Vlag onder de koffiemelk Je bent echt goed voor elk. Je bent de Redbull voor mijn energie Jij geeft me vleugels, telkens als ik je zie. Je bent als Bastogne onder de koek Liefje je bent precies wat ik zoek: (Hein is aan de beurt. Celine ziet dat hij geen boodschappen heeft.) Celine
(opgewekt) Goedemiddag, meneer Hein. Wat mag het zijn?
Hein
(hapt als een vis op het droge naar adem) Uh.. Een Kitkat alstublieft. En een Mars. En een MilkyWay.
Celine
Anders nog iets mee?
Hein
Ja, een paar.. eh Duracell -batterijen. En een pakje Pickwick. En een fles eh Friesche Vlag WC-eend, een blikje Redbull en .. eh..
Celine
Volgens mij wil meneer Hein maar één ding.
Hein
Ja! Ja! Er is maar één ding dat ik zoek.
Celine
Een pak Bastogne koek!
Hein
(teleurgesteld) Ja. Dat is, bij wijze van spreken, wat ik zoek. (ze werpt hem een kushandje toe terwijl hij achterwaarts afloopt)
Celine
Een prettige dag nog! (donker)
scène 11 – Relatiebureau Knipperlicht (Wytske op als mooie, vlotte zakenvrouw, met kort zwart haar en een brilletje. Terwijl ze eerst nog tegen het publiek praat, wordt er ondertussen een bureautje en een twee stoelen klaar gezet. Misschien zien we ergens in een hoek een knipperlicht.)
37
Wytske
Ach ja, de liefde, de liefde. Iedereen wil liefde geven, iedereen wil liefde ontvangen en toch is het vaak zo moeilijk om diegene te vinden die je levensgeluk in vervulling kan doen gaan. Of om in ieder geval een leuke avond mee te hebben. Wij van relatiebureau Knipperlicht – dat wil zeggen ik – zijn met liefde in dat gat van vraag en aanbod gesprongen en wij kunnen dat gat gegarandeerd voor u vullen. (vertrouwlijk) Weet u, de meesten mensen zijn gewoon verschrikkelijk onzeker over zichzelf. Ze hebben geen idee wat ze willen. Toevallig ben ik zelf verschrikkelijk zeker van mezelf en weet ik precies wat ik wil. Daar heb ik een ander gelukkig niet bij nodig. (dingdong bel) Ah. Een klant. (Ze neemt plaat achter haar bureautje. Dingdong bol.) Komt u maar verder hoor. (tegen publiek) De meesten zijn zo verlegen als een non in een bordeel.
Arend
(op met een zware, zwarte bril en een tas voor zijn borst. Hij ziet er erg verlegen uit, maar kijkt toch wel slim uit zijn oogjes.) Relatiebureau Knipperlicht?
Wytske
U ben hier goed hoor. Neemt u rustig plaats. De meeste mensen die hier komen vinden het best wel een beetje spannend, hoor.
Arend
O.
Wytske
Je maakt tenslotte toch de keus van je leven, nietwaar?
Arend
O.
Wytske
Tenminste, met ons 'gegarandeerd getrouwd' lange-termijn abonnement. (legt een folder op tafel) U bent dan verzekerd van een roestvaste relatie van tenminste zeven jaar.
Arend
O?
Wytske
Begint het dan toch nog te kriebelen – de 'seven years itch' noemen we dat – dan kunt u altijd nog overstappen naar ons knipperlicht abonnement. (nieuwe folder). Afhankelijk van het inleg geld kunt u dan uit onze voorraad kiezen uit (wijst aan met een pen) een liefde per jaar, een liefde per maand, een liefde per week. Of een per nacht.
Arend
Zo?
Wytske
Maar u lijkt me meer een man voor houvast.
Arend
Jazeker.
38
Wytske
Zullen we dan maar meteen met de intake beginnen?
Arend
Jazeker. (Hij staat op en begint zich uit te kleden.)
Wytske
Wat doet u nu?
Arend
Voor de intake. U moet toch weten wat voor vlees u in de kuip heeft?
Wytske
Nee hoor. Dat zie ik zo wel.
Arend
O. (gaat weer zitten)
Wytske
Ik wil graag weten wat uw voorkeur is.
Arend
(Indringend) U bedoelt.. standjes?
Wytske
Nee, nee. Ik bedoel: wat zijn uw hobby's? Waar houdt u van? Bijvoorbeeld... – vissen?
Arend
Nee.
Wytske
Biljarten?
Arend
Nee.
Wytske
Voetbal?
Arend
Nee.
Wytske
(zucht) Juist. Waar houdt u wel van?
Arend
Vrouwen.
Wytske
(onzeker) O. Juist ja. En mag ik vragen hoe uw ideale vrouw er dan uitziet?
Arend
Jazeker. (kijkt haar weer indringend) Kort zwart haar. Brilletje.
Wytske
Oh, u zoekt het intellectuele type. Laat ik die nu net in de aanbieding hebben. (drukt op een knopje. Helma verrschijnt heupwiegend, met net zo'n korte zwarte pruik en brilletje als Wytske. Met een boek en een potlood in de hand loopt ze voorbij als in een modeshow. Arend schrikt als door een adder gebeten.)
Arend
Nee, nee, die niet! Ik zoek meer een vrouw (leunt weer over de tafel) die het liefst thuis werkt. Met kort zwart haar en een brilletje.
Wytske
Oh, u zoekt het huishoudelijke huismus-type. Die heb ik ook hoor. 39
(Ze drukt op een knop en Helma erschijnt weer met dezelfde pruik en bril, maar nu met een hoofddoekje om en een plumeau – of wcborstel. ) Arend
Nee, nee! Die niet. (Helma af; Arend wordt veeleisender) Ik zoek een vrouw, die zeker is van haar zelf. Die weet wat ze wil. Die niemand nodig heeft. Met kort zwart haar. En een brilletje.
Wytske
(wordt steeds onzekerder) O zo. Ja ja. Dus misschien meer het dominante type? Moment, alstublieft. (Ze drukt op de knop. Helma verschijnt met dezelfde pruik en bril, maar nu in het leer en met een zweepje.)
Arend
Nee, nee, nee! Maak dat je wegkomt jij! (Hij jaagt Helma van het toneel af en klimt nu over het bureau naar Wytkse, die terug deinst. Arend spreekt dwingend, maar zonder stemverheffing.) Mevrouw. Ik ben een verschrikkelijk verlegen man. Als iemand mij een kopje koffie aanbiedt durf ik niet eens om suiker en melk te vragen. Zó onzeker. Alleen als ik niemand bij de bakker meer voor kan laten gaan, durf ik te vragen om een halfje knip. Zó verschrikkelijk onzeker. Daarom zoek ik een vrouw uit één stuk. Een sterke vrouw. Een onafhankelijke vrouw. Een vrouw die niemand nodig heeft. Een vrouw die weet hoe zijn het gat tussen vraag en aanbod kan opvullen.
Wytske
(bedeesd) Met kort zwart haar en een brilletje?
Arend
Met kort zwart haar en een brilletje.
Wytske
Is dit een huwelijksaanzoek?
Arend
(dubt) Ik zou graag met u een relatiebureau willen beginnen.
Wytske
Voor dag en nacht?
Arend
Als de zaken goed lopen... (Hij komt van tafel en helpt Wytske galant-vriendelijk uit haar stoel.) Kijk, ik denk dat ik me al een stukje zekerder van me zelf zou voelen als ik even in die stoel zou zitten. Mag ik? En voor u lijkt het me niet verkeerd als u zich even in zo'n sneu figuur verplaatst die op zoek is naar een partner. Kunnen we even ruilen, partner? (Hij drukt haar zijn tas in de hand.)
Wytske
(onzeker) Goed. (Ze gaat af en komt meteen weer op, met de tas verlegen voor 40
haar borst. Arend zit als een zelfverzekerde directeur op haar stoel. ) Goede middag. Neemt u mij niet kwalijk. Relatiebureau Knipperlicht? Ik.. eh. Ik zoek een man die heel zeker is van zichzelf. Die weet wat hij wil en eigenlijk niemand nodig .. heeft..? Arend
(zachtaardig) Mevrouw, ik denk dat ik wel wat voor u heb. (Ze lopen langzaam op elkaar af. Donker.)
scène 12 – Blind date (In deze scène speelt een wat ouder stel (Sjaak en Jeanette) en een wat jonger duo (Ron en Roely). Ze zouden gespeeld kunnen worden door Teun en Riekje (Sjaak en Jeanette), en door Dick en Helma (Ron en Roely). Maar ook een andere bezetting is mogelijk. Op het toneel staan vier stoelen op een rijtje tegen elkaar aan. Uiterst links, gezien vanuit de zaal, zit Sjaak, naast hem Ron. De stoel naast hem is gereserveerd voor Roely en de stoel uiterst rechts voor Jeanette. Als de scène begint ruikt Sjaak aan Ron.) Ron
Wat doe jij nou?
Sjaak
Nog even en de schimmel staat er op.
Ron
Hou op, zeg.
Sjaak
Hoe oud ben je nou eigenlijk, oude bok?
Ron
Mwôh, dat valt wel mee hoor.
Sjaak
Je moet aan de vrouw.
Ron
Ja, ja.
Sjaak
Ik meen het. Dat vrijgezellengeknoei is niks voor jou.
Ron
Trek maar een blik open en doe mij d'r maar een dan.
Sjaak
Afgesproken. Ik ga wat voor jou regelen.
Ron
Ja, ja. (tegen publiek) Die Sjaak is een bovenste best vent hoor. Prima collega en altijd in voor een geintje. Maar de laatste tijd zeurt-ie me wel erg veel over de zegeningen van het huwelijk. Nou is die Jeanette van hem een top wijffie hoor. Ik kan me wel voorstellen dat je daar graag voor naar huis komt. Daar ben ik best wel eens 41
jaloers op. Mag je gerust weten. Maar ik ben nou eenkeer niet zo'n versierder. Af en toe heb ik ook wel eens genoeg van de zelfbediening, zal ik maar zeggen. Maar wat moet ik? Vrouwen lusten me niet. Denk ik. Sjaak
(tegen publiek) Die Ron is een best vent hoor. Goeie collega, altijd in voor een geintje. Maar volgens mij verstoft hij de laatste tijd steeds meer. Als hij niet aan het werk is, zit hij dom te kaarten met een paar maten in de kroeg. Of hij hangt op de bank voor de televisie. Is toch waardeloos, zo'n goeie vent. Altijd behulpzaam, attent, een ideale vader volgens mij. Wat hij nodig heeft is een schop onder de kont. Nou ja, een duwtje dan. Ik zal het er eens met Jeanette over hebben. (Ondertussen heeft Jeanette op de rechterstoel plaats genomen. Sjaak slaat tevreden met twee handen op z'n buik. Tegen Jeanette:) Dat heeft maar weer lekker gesmaakt. Jij kon wel een restaurant beginnen.
Jeanette
Ik heb aan een klant meer dan genoeg. Hoe was je dag?
Sjaak
Goed. Ik zit alleen wat in over Ron. Volgens mij moet-ie nodig aan de vrouw.
Jeanette
Tjsa, wat wil je er aan doen? Een blik open trekken?
Sjaak
Jij had het toch laatst over die nieuwe collega bij jullie op het werk? Hoe heette ze ook al weer?
Jeanette
Roely? Roely..., ja daar zeg je wat. Ze is wat verlegen, maar als je er over nadenkt is het echt wat voor Ron.
Sjaak
Hoe pakken we dit aan?
Jeanette
'Relatiebureau Sjaak en Jeanette – Zoekt uw partner voor in bed.”
Sjaak Jeanette
Nee, even serieus. Oké, ik ga het proberen. (Tegen publiek) By de lunch had ik het zo geregeld dat ik naast haar zat in de kantine. (Roely neemt plaats tussen Ron en Jeanette) We kletsen wat over ditjes en datjes. Maar ja, hoe moest ik het gesprek nou op Ron brengen? Ik kon toch moeilijk plompverloren zeggen 'Ik weet nog een leuke man voor je'. Terwijl ik zo zit te 42
prakkiseren stoot Roely me ineens aan. Roely
A penny for your thoughts.
Jeanette
(schrikt) Watte?
Roely
Wat zit je te beprakkiseren?
Renkse
Nou, als je het dan weten wilt...
Roely
Heb je Tom Cruise voor me aan de haak geslagen?
Jeanette
Zo ongeveer. Alleen heet die niet Tom maar Ron. (Tegen publiek) het was er zomaar uit! Afijn, ik vertellen wat een leuke vent hij was. Natuurlijk zag ze er eerst ontzettend tegen op... Nou ja, laten we dat maar overslaan.
Roely
Ja, sla dat maar over.
Renkse
Maar uiteindelijk had ik haar zover. Ze wou wel proberen om Ron een brief te schrijven.
Roely
“Beste onbekende. Als jij het net zo vreemd vindt om deze brief te lezen, als ik het vind om hem te schrijven, dan zitten we wat dat betreft in ieder geval op dezelfde golflengte. Zal ik me even voorstellen? Roely Winsemius, 34 jaar – “
Ron
“Ik ben niet dik en niet dun. Ik heb blond haar, maar ik ben toch niet dom. En hoe ik er verder uitzie of hoe ik ben dat vind ik te moeilijk om op papier te zetten, dus daar moet je zelf maar achter zien te komen. Misschien kunnen we een keer samen op stap? Dat was 'n ideetje van Jeanette hoor! Wat dacht je van volgende week zaterdag. Laat je het dan even weten? Vriendelijke groet, Roely.” (knipoogt tegen de zaal) Ja, ja.
Jeanette
Ik dacht die twee moeten maar eens samen naar de bioscoop of naar het theater. Hebben ze wat om over te praten.
Sjaak
Dus tijdens de pauze geef ik die brief aan Ron. (tegen Ron) Jongen, dit zou wel eens een lot uit de loterij kunnen zijn.
Ron
Ja, ja. Weet jij dat de kans om de hoofdprijs in de loterij te winnen even groot is als de kans dat je door de bliksem wordt getroffen?
Sjaak
Dan word jij zaterdag door de bliksem getroffen. Ga daar maar van uit.
Ron
Hij had met wel door, die Sjaak, maar deze grap ging wel erg ver. Ik had die brief even tussendoor op het werk gelezen en ik zag 43
meteen dat dat handschrift van Jeanette was. Die zat dus ook in het complot. Nou dacht ik, ik laat ze mooi even zweten. Ik zou ze nog wel een keer te grazen nemen. Jeanette
(tegen Roely) Heeft-ie nou al eens wat van zich laten horen?
Roely
Nee, nog niet. Heeft Sjaak hem die brief wel gegeven?
Sjaak
(tegen Jeanette) Natuurlijk heb ik die gegeven. (tegen Ron) Heb je nou al eens wat van je laten horen?
Ron
(Onnozel) Wat? Wie laten horen? O, je bedoelt die brief. Nee, die heb ik nog niet opengemaakt.
Jeanette
(tegen Sjaak) Had ie nog niet opengemaakt!? Wat is dat nou voor een klojo!
Sjaak
Wat ben je nou toch voor een klojo? Schrijf die meid nou terug.
Ron
Ja, ja.
Sjaak
Zo ging dat dus de hele week, iedere dag weer.
Jeanette
(tegen Roely) Heb je al wat gehoord?
Roely
Nee, nog niet.
Jeanette
Heb je het hem gevraagd..?
Sjaak
Ja natuurlijk.
Ron
Ja, ja.
Jeanette
(tegen Roely) Heb je al wat gehoord?
Roely
Nee, nog niet.
Jeanette
Heb je het hem gevraagd..?
Sjaak
Ja natuurlijk.
Ron
Ja, ja. (Tegen het publiek). Ik werd er op het laatst wel kriegel van. Sjaak bleef er maar over door zagen. “Straks is het zaterdag. Je kan dat meisje niet gewoon maar laten barsten.”
Sjaak
Precies!
Ron
Ik begon toch wel een beetje nattigheid te voelen. Stel nou dat het 44
echt een collega van Jeanette was. En ik laat niks van me horen. Dat zou wel lullig wezen. Sjaak + Jeanette + Roely: Dat kan je wel zeggen ja! Ron
Dus een dag voor die bewuste zaterdag heb ik haar een briefje gestuurd met de boodschap dat ik haar toch wel even wou zien, om het een en ander uit te leggen. Ik dacht, als die Roely echt bestaat dan vertel ik haar wel dat het allemaal een flauwe grap van Sjaak en Jeanette was en dat het me speet dat zij daar nu het slachtoffer van was en dat het allemaal een beetje uit de hand gelopen was. (zucht) Dus de volgende dag, ging ik er heen. (Hij staat op en draait een kwart slag.)
Jeanette
Met 'n bosje bloemen!
Ron
O ja, omdat ik het zo zielig voor dat meisje vond.
Sjaak
Ding dong! (Roely staat ook op. Ze staan nu tegenover elkaar. Ron houdt de zogenaamde ruiker die hij van Jeanette heeft gekregen op zijn rug. Roely opent een denkbeeldige deur. Ze kijken elkaar aan en weten lange tijd niet wat ze moeten zeggen. Er klinken twee regels uit: With a little help from my friends' van the Beatles: “Would you believe in love at first sight? / Yes, I'm certain it happens all the time”.)
Sjaak
Nou wat heb ik gezegd: getroffen door de bliksem.
Ron
Dus jij bent... eh.. Roely?
Roely
Dan ben jij zeker Ron.
Ron
Ik kwam eigenlijk alleen even langs om te zeggen dat... eh dat..
Roely
Wil je niet even binnen komen?
Ron
Ja graag. (Hij veegt het zweet van zijn voorhoofd met de hand waar de denkbeeldige ruiker in zit.)
Roely
Wat heb je daar?
Ron
O dit? Dit is 'n ..eh.
Jeanette
(fluistert) Bosje bloemen.
45
Ron
Bosje bloemen. Voor jou. Zomaar. Voor de aardigheid. (Ze gaan alle twee weer zitten, maar hebben vanaf nu alleen nog maar oog voor elkaar.)
Sjaak
Nou en van het een kwam het ander. Ze zijn nog naar het toneel geweest; een of ander klucht over het leven zelf. (Tegen Ron) Was het een mooie voorstelling?
Ron
Wat? Ja, ja.
Jeanette
Laat ze maar.
Sjaak
Maar evenzogoed hebben ze ons nog wel te grazen genomen.
Jeanette
Ja, want toen ik later vroeg of het nog wat geworden was zei Ron tegen Sjaak:
Ron
(houd zijn ogen niet van Roely af) O, dat? Nee, die meisje is niks voor mij. Veel te verlegen.
Sjaak
En toen Jeanette op haar werk aan Roely vroeg of het nog wat geworden was, zei zij:
Roely
Die kerel? Nee, die is mij te brutaal.
Sjaak
Jammer, dachten wij nog. Maar ja, ze gingen er zelf niet zo onder gebukt, leek het.
Jeanette
En drie maanden later kregen we een uitnodiging voor het huwelijksfeest. (De rest van 'With a little help from my friends' klinkt.)
scène 13 – De Tredmolen (Celine en Kevin trouwen, ruikertje in de hand, bloem in revers. Dick is de ambtenaar / dominee die de ceremonie voltrekt. Teun en Riekje zijn de vader en moeder vd bruid, Arend en Wytske van de bruidegom. Henkie is de fotograaf. Helma is een tante die klaar staat met de ringen. Begint als 'tableau vivant'.) Dick
(met een diepe, vertraagde slowmotion stem) Wilt u deze man tot uw wettige echtgenote ne –?
Celine
(snel) Ja'kwil!
Dick
(even traag) Wilt u deze vrouw in voor- en tegenspoed...
46
Kevin
Ja schiet nou maar op. Ik bedoel: JA!
Dick
(even traag) Dan verklaar ik u bij deze –
Iedereen
Hoera! (Celine en Kevin geven elkaar een hartstochtelijke zoen, onder luid gejuich van de omstanders.)
Hein
Kijk even naar het vogeltje..! (Freeze. Iedereen kijkt trots en plechtig naar de camera. Alleen het bruidspaar is verdiept in elkaar. Tijdens de freeze klinkt de stem van Helma)
Helma
De ringen! Ze hebben de ringen nog niet om!
Hein
(tegen publiek, de freeze blijft) Voor eeuwig en altijd staat het mooiste moment van hun leven in hun geheugen gegrift. Het was alsof de tijd even stil hield.
Celine
Ik had die foto zelfs op het nachtkastje staan.
Kevin
Maar af en toe draai ik hem éven om.
Hein
Maar de tijd staat niet stil. Oh nee! (Hij knipt met zijn vingers en iedereen komt in beweging. Vanaf dat moment gebeurt alles als in een te snel afgedraaide film.)
Celine
(op de grond) Ah..! Ah!
Riekje:
Puffen! Puffen!
Kevin
(wiegt een baby) Het is een meisje!
Arend
Daar nemen we een op! ! (Hij schenkt in, de mannen proosten. De vrouwen helpen Celine overeind.)
Mannen
Proost!!
Teun
Goed gedaan, Kevin!
Kevin
Met zo'n vrouw is dat niet moeilijk. (Hij geeft haar een kus. Zij grijpt haar buik en valt op de grond.)
Celine
Ah! Ah!
47
Riekje
Puffen! Puffen!
Kevin
Het is een jongen!
Arend
Proost!! (Alles wat Hein vertelt wordt nu razendsnel door de spelers uitgebeeld, maar ze kunnen het temp niet bij benen.)
Hein
En van de ene pufferij kwam de andere. Schreeuwende kinderen, stinkende luiers, met het broodtrommeltje naar het werk, thuiskomen, eten koken, de eerste keer naar school, het vijf minuten gesprek, schoolreisje, een nieuwe baan, een konijnenhok timmeren, majorette, voetbal, paardrijden, muziekles, citotoets, kinderen uit de disco op halen, huis verbouwen, moeilijkheden op het werk, ontslag, oma naar het ziekenhuis, eerste vriendje, eerste zoen – (luide klap van een deur die dichtslaat. Iedereen bevriest en hijgt uit.) – en dan.. Zomaar, in een keer...
Celine
(verbaasd) Ze zijn de deur uit.
Kevin
Op kamers. Studeren. Baan.
Celine
Hoe lang zijn wij nou eigenlijk getrouwd?
Kevin
Vijf minuten?
scène 14 - Eerste Liefde / Laatste Liefde (Deze tekst kan over verschillende personages verdeeld worden. Misschien is er ook wel een melodie op te vinden en kan het, na de eerste regel, gezongen worden.) Na de eerste liefde komt vroeg of laat de laatste. De laatste liefde wordt zelden bezongen in een lied en vlinders in de buik kent ze niet. De laatste liefde is een haven na de storm een vijver zonder steen is als merg in het been Wil je nog een mandarijn? Hoe zou het met de kinders zijn? De krant kleppert met de brievenbus 48
Zal ik een warme deken om je slaan? Hier zit je niet zo op de tocht. Heb jij de bijlage van de krant al uit? Waar is de wereld heen gegaan terwijl wij met het leven bezig waren? Een vloek, een zucht en alles was voorbij. Maar nog steeds hou ik van jou en jij van mij. Zolang het duurt blijven wij nog samen en mocht ik er straks alleen voor staan, of jij dan nog blijf ik ergens bij jou en jij bij mij.
49
Deel 4 – De Dood scène 15 – Levensles 3 – De Dood (Op it toneel is nog niemand te zijn, maar enkele spelers hangen wat bang en nerveus in de zaal om. Dick komt o pen zet het 'mindmapping' bord (of projeksie) klaar. In het midden staat met grote letters 'DE DOOD – LAATSTE LES'. Daar om heen staan in cirkeltjes woorden als 'verdriet, afscheid, begrafenis, verlossing, hemel, hel, angst, vervulling' enz.) Dick
Nog één les en dan mogen jullie op voor het theorie-examen 'De zin van het leven'. Het huiswerk! (ziet nu pas dat er niemand is.) Krijg nou wat. Niemand. Het lijkt hier wel uitgestorven. Hallo, is daar iemand? (De spelers in de zaal proberen zich te verstoppen.) Ja Kevin! Gespot! Hier komen.
Kevin
Sorry meester, maar ik kan niet. Ik moet naar een .. eh.. begrafenis.
Dick
Kletskoek. Helma! Waar gingen wij naar toe?
Helma
Het spijt me, ik heb een afspraak.
Dick
Zeg maar af. En zie ik daar Wytske? En Celine. En Arend. En Hein. Allemaal doodsbenauwd, zo te zien. Stelletje angsthazen. (Met tegenzin komen de spelers het toneel weer op.)
Wytske
Het onderwerp staat ons gewoon niet zo aan.
Celine
Kunnen we het niet over wat leukers hebben?
Hein
Ja, auto's of voetbal. Of desnoods sex.
Dick
Dat hebben we al behandeld. Beter opletten.
Arend
En wat denkt u van die mensen hier? Die hebben betaald voor een gezellig avondje toneel en dat moeten wij dan op het eind bederven met zo'n loodzwaar thema.
Teun
Ik hoorde ook al klachten van de catering. 'Straks verkopen we alleen nog maar begrafeniscake', zeiden ze.
Riekje
Kunnen we het niet hebben over 'het leven na de dood'? Dat lijkt me veel positiever. 50
Dick
Nee, want daar weten we niks van. En nu zitten! Wat is er in vredesnaam zo erg aan de dood?
Hein
Om te beginnen: je kunt het niet na vertellen.
Dick
Ja nou, en?
Arend
Als je er niks over kunt vertellen omdat je het niet kunt navertellen, waarom zouden we het er dan over hebben?
Hein
Precies, dan kun je het nog beter over sex hebben.
Celine
Alsof jij daar wel wat over kunt navertellen.
Dick
Heel slim Arend, maar dan heb ik er toch nog wel een vraagje over: als je er niets over kunt navertellen, waarom zijn jullie er dan zo doodsbenauwd voor?
Riekje
Ik denk precies daarom. Angst voor het onbekende.
Teun
Zo doodsbenauwd ben ik daar niet voor. Ik zie wel. Of niet.
Dick
Dat is mooi. En dat zegt notabene de oudste van ons allemaal.
Teun
Hoe ging die zegswijze van die ene filosoof ook al weer waar jij het over had?
Kevin
Dat snapte ik ook al niet. “Zolang als ik er ben, is de dood er niet. En als de dood er is, ben ik er niet meer. We hebben dus niets met elkaar te maken.”
Dick
Precies. Van Epicurus was dat.
Wytske
Neem me niet kwalijk, maar het komt op mij toch een beetje dom over. Je ziet de dood toch overal om je heen? De mensen proberen het dan wel zo ver mogelijk weg te stoppen, maar het is er toch: ziekte, ongelukken, natuurrampen.
Helma
Ja, of je kat wordt door een auto overreden. Dan ben je ook aardig van slag, kan ik je wel vertellen.
Dick
Natuurlijk is dat moeilijk en verdrietig. Maar ik denk dat die meneer Epicurus het vooral heeft over een mens z'n eigen dood.
Wytske
Maar de dood hoort toch bij het leven?
Dick
Jawel, de dood hoort bij het leven. Maar mijn leven hoort niet bij de dood. HET leven – dat is een cyclus. Net zoals zomer, herfst, 51
winter en lente. Dat is de natuur, die gaat altijd door en begint steeds opnieuw. En daar hoort de dood ook bij. Maar het hoort niet bij MIJN leven, of in dat van JOU. Wij levenden moeten het leven leven. Hein zei het al: je kunt het niet navertellen. We weten er niets van. Dus waarom zou je je er dan bang door laten maken? Arend
Het klinkt logisch, maar waarom zijn heel veel mensen dat dan wel?
Helma
Mensen zijn bang voor de dood ook al is-ie er niet. Dieren hebben dat niet.
Dick
Inderdaad. Want mensen hebben geleerd dat ze vooruit moeten kijken. En achteruit, in het verleden. Ze weten waar ze vandaan komen, ze kunnen leren van het verleden. En ze moeten rekening houden met de toekomst. Als ik straks wil zaaien, moet ik nu oogsten. Als we later drogen voeten willen houden, moeten we nu de dijken verhogen. Als ik later een goede baan wil, moet ik nou leren. En als ik later met pensioen wil, moet ik nu dat gat opvullen.
Riekje
Daar is toch niks mis mee?
Dick
Op zich niet. De mens heeft het ook zover geschopt omdat hij verder kan zien dan zijn neus lang is. Maar hij is zó handig en goed in het achteruit kijken en het vooruit kijken in de tijd, dat het tijdstip waarin hij leeft een klein eilandje wordt in een enorme zee van het grote NIETS. Want het verleden is er NIET meer. En de toekomst is nog NIET. Het nu is het enige dat echt bestaat. Alleen is dat nu naar ons gevoel een heel klein, smal eilandje geworden. Kijken we dan naar die grote oceaan van niets, dan slaat het ons koud op het hart. (Iedereen zit stil na te denken.)
Teun
Toen ik jong was, dacht ik vaak: áls ik maar gelukkig wordt voordat ik dood ga. Wat een tijdverspilling niet?
Celine
Wat een college zeg. (tegen publiek) Jullie mogen wel aantekeningen maken.
Kevin
Ja, want na afloop hebben we een nagesprek en dan overhoort meerster jullie hoor.
Riekje
Het is allemaal heel diep en filosofisch, maar wat moet 'n mens ermee?
Dick
Misschien is de kunst van het leven wel om te leven als een goede toneelspeler.
Kevin, Hein, Arend e.a.
Als een toneelspeler? 52
Dick
Ja. Een toneelspeler weet wat hij straks moet zeggen, hij weet wat er gaat gebeuren. Hij kent het hele verloop van het stuk. Maar een goeie tooneelspeler houdt zich daar zo min mogelijk mee bezig. Die probeert in het moment te leven en te voelen. Hij weet wel van de tijd, maar hij probeert uit alle macht te doen alsof hij alleen maar in het hier en nu leeft.
Hein
(staat op) Ik ben een toneelspeler en ik ben niet bang voor de dood.
Kevin
Of je doet tenminste alsof.
Celine
Ik weet niet, maar ik heb ineens helemaal geen zin meer in toneelspelen. Al dat vooruit denken en dan net doen als je niet vooruit denkt.. Ik wil eigenlijk alleen maar luisteren naar mooie verhalen.
Dick
Goed idee! Wie weet er een mooi verhaal?
scène 16 – twa ferhalen Wytske
Ik weet wel een mooi verhaal. Als mensen ouder worden krijgen ze vaak grijze haren, of witte. Wist je dat een mens ook zomaar, van de ene dag op de andere, wit haar kan krijgen?
Kevin
Dat lijkt me kras.
Wytske
Dat is echt een keer gebeurd, hier in de buurt. Ik hoorde het van m'n oma. Op het platteland, voor de oorlog waren veel mensen erg arm. Toen was er een man, die ging op reis, om ergens anders werk te zoeken. Hij bleef wel meer dan een jaar weg, maar op een dag in de herfst kwam die terug en ging naar het huis van zijn moeder. Haar man was allang dood en toen haar enige zoon vertrokken was, woonde het oude mensje dus alleen in dat kleine, oude huisje. Telefoon had je toen nog niet en brieven schrijven kon ook niet iedereen dus het vrouwtje had nooit meer iets van haar zoon gehoord. Toen die eindelijk thuis kwam, moe van een lange reis, was het al nacht en alles was donker. Het was slecht weer, het regende en onweerde. Hij klopt op de deur, maar hoorde niets. Ze zal wel op bed liggen, dacht hij. Nu was er onder dat huis een kelder er was ergens een luik waardoor je van buiten af in die kelder kon komen. Waarschijnlijk voor de aardappels of voor de kolen voor de kachel. Als jongetje was hij daar vaak door heen gekropen. Dus hij dacht, dat doe ik nu ook maar, dan zien we morgen wel verder. In die kelder was het natuurlijk pikkedonker, dus hij moest op de tast vooruit. En toen voelde hij iets raars.
53
Celine
O jee.
Wytske
Hij struikelde bijna over een grote kist die daar op schragen stond en in die kist..
Dick
.. lag zijn moeder.
Wytske
Precies. Die was de dag ervoor gestorven.
Arend
En in die kelder was het natuurlijk koel.
Wytske
Precies. Maar die man die was zo verschrikkelijk geschrokken, dat zijn haren de volgende dag spierwit waren. Hij had in prachtige bos zwart haar, volgens mijn oma, maar in één nacht was het krijtwit geworden.
Celine
Jeeminee.
Arend
Ik weet ook nog wel een verhaal dat zich in net zo'n klein, oud boerenhuisje af speelde.
Hein
Fertel!
Arend
Vroeger had je zoiets als 'burenplicht' hè.
Teun
Dat bestaat nog steeds wel hoor, op het platteland.
Kevin
Wat is dat dan?
Arend
Nou, als er iemand stierf, dan was je als buren verplicht om mee te helpen: de overledene netjes maken, de de kist dragen, het graf graven, enzovoort. Een begrafenisvereniging dat hadden de mensen toen nog niet, of ze konden het niet betalen. Nou kwam er eens een man te overlijden die ook in z'n eentje in zo'n piepklein boerderijtje woonde. Maar wel een boom van een kerel. Goed, de buren hadden keurig een kist gemaakt en klaar gezet in de voorkamer en daarin werd die dode man dus netjes in opgebaard. Maar toen ze hem twee dagen later wilde gaan begraven, begon het gedonder. Want die kist was zo groot, en dat huisje zo klein, dat ze hem amper de deur uit kregen. Met z'n vieren begonnen ze te sjorren en te schuiven en ze deden hun uiterste best om niet te vloeken en alles met gepaste eerbied te doen, maar het was echt onmogelijk om die kist netjes recht te houden. Toen het dan eindelijk bijna gelukt was, stootte die kist tegen de deurpost van de voordeur aan. Een van de dragers liet de kist uit zijn handen vallen, het deksel schoot los en er zwaaide een arm uit de kist – zó in het gezicht van een van de andere dragers. Die man schrok zich natuurlijk dood.
54
Dick
Natuurlijk schrok die zich dood.
Kevin
Hoezo... dood?
Arend
Hij deinsde naar achteren, sloeg met zijn hoofd tegen een balk aan en...
Dick
Je bedoelt.. ècht.. dood..?
Arend
Morsdood. Op slag. En dat is echt gebeurd.
Celine
Harrejakkes.
Helma
Ik heb ook nog een verhaal. Het is niet helemaal écht gebeurd, maar ik heb het wel zelf meegemaakt. Zal ik het laten zien?
Celine
Niet weer zo'n verhaal met zo'n akelige afloop hoop ik?
Helma
Nee hoor, anders stond ik hier nu niet.
Teun
Ik had ook nog een verhaal, maar dat loopt niet zo goed af.
Hein
Laat dan maar zitten.
Teun
Maar het is eigenlijk best een mooi verhaal.
Dick
Nou dan willen wij het graag horen. Zullen we dat eerst doen, Helma?
Helma
Dat lijkt me veel beter.
Teun
Maar dan moet er wel wat ruimte gemaakt worden, want ik wil het ook graag laten zien.
Dick
Dan maken we wat ruimte. Wat heb je nodig?
Teun
Alleen twee stoelen. En Riekje. (De anderen gaan af. Hein en Kevin zetten nog even twee stoelen klaar.)
Riekje
Mij?
Teun
Ja. (Tegen publiek) Kijk, Rieke is even mijn dochter. Ze is getrouwd, ze heeft twee kinderen, mijn kleinkinderen. Maar een tijd terug kreeg ze slecht nieuws, heel slecht nieuws.
55
Riekje
Oei, dàt verhaal. (Het licht verandert)
scène 17 – 'Hast it ferteld, leave?' (Tekst Tamma Alma bewerking Hans Brans) (Dochter (Riekje) sit op stoel, hânnen foar de eagen. Heit (Teun) stiet efter de oare stoel.) Heit:
Bakje kofje?
Dochter:
Nee heit.
Heit:
Kopke tee?
Dochter:
Nee heit.
Heit:
(giet sitten) Hast it ferteld leave? (Dochter knikt) Wie it swier? (Dochter knikt) Ja fansels wie it swier. Hoe moat in mem har bern fertelle dat se dea giet?
Dochter:
Ik haw har frege at se har noch herinnerje koene fan doe't beppe ferstoan wie. En dat dat ek hiel gau mei mem barre sil.
Heit:
Koene se it begripe?
Dochter:
Us Jan wol. Dy seach my mei grutte eagen oan en do stowde der de doar út, nei syn heit ta.
Heit:
Wie die der net by?
Dochter:
Dy koe it net opbringe om der by te wêzen doe't ik it de bern fertelle. Hy gong nei de tún en der siet er op it bankje. Ik seach troch it rút hoe de lytse jonge him om 'e hals fleach en sa binne se hiel lang sitten bleaun. (stilte)
Heit:
Berntsje, berntsje, wat is dit wat.
Dochter:
Mei ús lytse Sjoukje wie it hiel oars. Dy.. (stopt)
Heit:
Dy wie ek noch mar fjouwer doe't jim mem ferline jier weirekke.
56
Dochter:
Ik hie nea ferwachte dat dat bern der noch safolle fan witte soe. Hja krûpte by my op 'e skurte en begûn te fertellen oer wat se noch wist en oer.. no ja.. (Heit leit in earm op har rêch) O heit, wat soe ik no ek graach wer lyts wêze wolle.
Heit:
Kom mar. (Hja krûpt by him op skurte en snottert yn in bûsdoek.) Wat sei it famke dan?
Dochter:
It earste wat se my freege wie, komt mem dan ek yn sa'n moaie houten bak? Doet'ik ferlle dat ik ek y sa'n moaie houten bak kaam, wie se der wil klear mei. Se hat my presies fertelt wat er dan barre moast. Pakemoat dy bak hiel moai oppoetse en as mem er dan yn leit, sil sy de blommen wetter jaan. Se fertelle dat pake gûle moast at dy by beppe kaam te sen. Beppe gûlde net, dy lei hiel stil en lake in bytsje mei de lippen, sei se. Doe freege se at ik dan ek troch dy doarkes gong. Dat hie bepe ek dien. Ja leave, sa sil it mei mem ek gean en dan komt mem mea wer werom. Dat wie se net mei my iens. Dat is net wier mem. Bepp is ek dea, mar dy sit moarsn at ik wekker wurdt hie fak by myn bêd. Dan laket se nei my en efkes letter is se wer fuort. Doe't beppe troch de doarkes gong moast eltsenien stean gean en sjonge. Bart dat ek mei mem? Ja leave, dat bart ek mei mem. Doe hat se my frege dat, as de misnken stean geane en mem troch de doarkes giet, as hja dan wat alline sjonge mei foar mem. Mem hie krekt sein dat se net werom kaam, en dan wist hja in hiel moai ferske. Dan sil se foar mem sjonge fan Berend Botje. Want die kaam ek nea wer werom. (Se glimkje nei inoar. Dan stiet de dochter op en giet stadich ôf. ûnderwillens hearen we in pear stimmen út de coulissen sjonge:)
Stimmen: Berend Botje ging uit varen met zijn scheepje naar Zuidlaren De weg was recht De weg was krom. Nooit kwam Berend Botje weerom. (tjuster) scène 18 – De Balans [Bewerking van het verhaal van Helma] (Helma zit op een stoel. Plotseling voelt ze een steek en grijpt naar haar hart. De Dood komt haastig op. Het is een een jongeman in het zwart (Hein of Kevin) met een klembord in zijn hand.)
57
De Dea:
Soa mefrou, jo tiid is op. Ik kom efkes de balans opmeitsjen. Helma Haarsma wie it?
Helma:
Binn jo no de dea? Ik hie in âld man ferwachte.
De Dea:
Mei in zeis (?) tink? Nee, mefrou, wy geane mei ús tiid mei. No, hoe wie it?
Helma:
Wa binne jo hastich. Ha jo it net oan tiid?
De Dea:
Eins net. Dat heart by dizze tiid no, altyd mar drok, drok, drok. Ik sil noch nei it âldereintehús. Dy hie syn nocht.
Henkie:
No, dan geane jo der dochs earst hinne.
De Dea:
Altyd mar besykje der foar wei te krûpen. Werom binne jim minsken noait ris tefreden?
Helma:
Dat kin ik net sizze, dat ik sa ûntefreden wie, wier net.
De Dea:
(noteart) Dus jo hiene wol in gelokkich libben?
Helma:
No, gelok, der haw ik net in soad fan krigen. Wie ik gelokkich? Wat is dit dreech.
De Dea:
Earst de minne punten dan mar. Dan hawwe dat mar hân.
Helma:
(sucht). Ik tink net dat jo der de tiid foar ha.
De Dea:
Wie it sa slim? Twa kear skieden sjoch ik.
Helma:
Man, man, wat had my dat sear dien. En wat duorde dat lang, foar it in bytsje oer wie. En doe't ús heit sa lang siik west hat en ferstoar, dat hakte der ek yn. Ik tink noch elke dei oan him, wier.
De Dea:
Jo koene minsken wer dat jo fan hâlden mar min los litten.
Helma:
Wie dat dan ferkeard?
De Dea:
Der haw ik net in miening oer. Ik haw noait in fêste relaasje hân.
Helma:
O nee? Jo hawwe, hoe neame se dat, binningseangst?
De Dea:
Sille we it net oer my ha? Gelokkige mominten, wienen dy der ek?
Helma:
(sucht) O jawis ja. Doe't myn dochter berne waard. En letter myn soan. Man, man wat wie ik yn'e himmel. It is oan de iene kant niks bysûnders en dochs wie it sa'n wûnder, dat lytse bultsje libben op myn búk. En doe ik ferkearing krige, krekt nei myn earte skieding. 58
Doe tocht ik ek dat ik net mear stikken koe. Mar ja.. De Dea:
(set in grutte streep op syn papier). En ast wy dit no allegear ris optelle, wat is dan de balans?
Helma:
De balans?
De Dea:
Ja. Is jo libbe slagge, of is it mislearre?
Helma:
Hoe moat ik dat witte?
De Dea:
Jo hiene dochs wol in doel yn it libben? No as dat helle is, is it slagge. En as it net helle is, is it mislearre. Wat kin ik ynfulle?
Helma:
Ik ha gjin idee wat it doel wie yn myn libben.
De Dea:
Dan is it dus net slagge.
Helma:
Nee, mar ek net milslearre.
De Dea:
Wat ful ik no yn? Wy moatte dat witte foar ús administraasje.
Helma:
Dat fan dy balans, hein, dat hat dochs te krijen mei lykwicht?
De Dea:
Ja, sjoch. (hy toant har syn notysjes). We ha hjir debet en dêr credit. Oan dizze kant stiet fan alles en oan dy kant ek, mar ûnder de streek moat it oan beide kanten gelyk wêzen.
Helma:
Dat slagget net ien. Sa'n balans haw ik wol tûzend kear yn myn libbe makke. Dan toch ik der moat wer mear sinneskien yn, Helma en wat minder stront. Mar in lykwicht waard it selden.
De Dea:
It is ek in hulpmiddel. Sil ik dan mar ynfulle: Comme si, comme ca?
Helma:
Wat betsjút dat?
De Dea:
Ik kin frieze it kin taaie – sokssawat. Soa. 'Gezien en goed bevonden'. Ast jo der noch efkens tekenj wolle (jout har in penne). Dan meie jo dernei met mei meikomme.
Helma:
(sucht) No ja, wat moat dat moat. (Se tekent en jout it noatysjeblok werom. Dan betinkt se sich.) Mar wachtsje ris? Wat stiet der? (Se wiist op it blok)
De Dea:
Jo namme. Helma Haarsma.
Helma:
Mar ik bin Helma Haersma net. Ik bin Helma Herringa. Helma Haersma wennet dy kant út, yn de nijbou. Ach heden, dat is dat leave frommis dat kanker hat. 59
De Dea:
God-..
Helma:
Net flokken!
De Dea:
-allemachtig! (Hy slacht him foar de harsens.) Nim my net kwea ôf.
Helma:
Abosuluut net. Wêr hakt wurdt falle spaanders, sie ús heit altiid.
De Dea:
No dan sil ik dy kant ris út. Oan't de folgende kear soe ik mar sizzen. (Hy jout in hân en is fuort.)
Helma:
(lûkt har hân werom) Uh, kâld! No dat wie eins bêst in goed petear. (rint ôf) Mar wat spitich dochs foar dy Helma. Sa'n aardich minske.
scène 19 – Begraffenis (Arend komt op, folge troch Dick, Kevin en Hein. Alle fjouwer ha se in hege hoed op. Se stelle har tsjin oer inoar op: twa links, twa rjochts. Arend stiet foar oan en draait hem nei it publyk ta.) Arend
As in minsk dea giet dan ferlit syn syl it lichem. En letter, op 'de dag des oordeels' sil it weropstean. En yn de himmel sil it lichem wer mei de syl ferenige wurde.
Hein + Kevin
Amen.
Dick
Oare minsken leauwe net dat der noch wat is nei de dea, mar ek dy minsken wolle likegoed dat wy hoeden en mei earbied om gean my it lichem fan de ferstoarne. It is net in ferslite jas, dy je samar by it jiskefet smite. Ek in deade minsk bliuwt foar ús in minsk.
Hein
Mar der giet wolris wat mis.
Arend
Dizze menear wie in hiele wichtige menear en de neibesteane trúne de der op oan dat hy in hiele moaie begrafenis krije soe. Alles moast ta yn de puntjes regele wurde.
Dick
No dogge dat we dat altyd, dus dat wie net in punt.
Hein
Mar ja, der giet wolris wat mis.
Kevin
Sjoch, dit is de kiste en dy stiet op sa'n draachbaar op tjiltjes. En oan de onderkant siet sa'n doek ta de flier.
Hein
Mar ja... 60
Dick
Ssst. (Se stien alle fjouwer strak yn de hâlding, in knikje fan Dick en se pakke de sabeare kist op, mar it wol net)
Kevin
(flústert) It wol net.
Dick
Sst. (Se lûken alle fjouwer, Kevin falt heal om, de kiste ek. Kevin herstel him. Nei wat ûnderdrokt gekreun, wurdt de kist plechtich fan it toaniel ôfdrage. Noch op it toaniel stapt Arend út syn rol en keart him nei it publyk.)
Arend
Die bliken dat dy kist net op in draagbaar, mar op skammels stie. Dat koene wy ek net witten.
Hein
(keart mei de oare twa werom) Sa ast ik al sei: der giet wolris wat mis.
Dick
No goed, de like-auto (?) giet mei de famylje nei it tserkhôf en wy riden foarút mei in oare auto. Komme we by it tsjerkhôf... (Se stean alle fjouwer foar in sabeare ticht stek)
Kevin
Krij no wat, it stek is ticht!
Arend
Wat sille we no beleve?
Dick
Binne we by it ferkearde tsjerkhôf?
Arend
Nee, ik bin der wis fan.
Hein
O godskes noch oan ta. Dy rouwstoet stiet hjier oer tweintich minuten...
Kevin
Sjoch, der ha se wol in grêf dolle, mar de skep stiet der noch by.
Dick
Dat is noch lang net klear.
Arend
Gjin panyk, gjin panyk!
Hein
Sa ast ik sei...
Arend, Dick, Kevin: Kevin
Ssst!!
Sjoch der rint ien!
61
Arend
Menear! Der is hjir aanst in begraffenis!
Wytske
(fan út de coulissen, sloech) Ja. Om trije oere.
Arend
Nee. No! Om tsien oere!
Kevin Arend
Meitsje dat stek iepen. (De oeren sille drok dwaande om fan alles op te rêden rûn it sabeare grêf.) De behearder makket it stek iepen. Hy hie him fersint. Mei syn fiifen begûne we fuort alles op te rêden om dat grêf: de modder wat oan'e kant, it ark yn de boskjes, de planken oer it gat.
Dick
Ien minuet foar de rouwstoet oan kaam hiene we it oprêden.
Kevin
Wy wienen folslein út de liken.
Dick
Mar it goe der min ofte mear op troch.
Arend
(se stean alle fjouwer strak om it grêf). Wy helje de kiste op, de famylje folget, de behearder lûkt oan it touw fan de klokkestoel.
Hein
(Hein lûkt oan in sabeare touw) Bim-bam. Bim-bam.
Arend
Alles giet sa ast it moat. Dan in ien kear: stilte.
Dick
It touw brekt ôf.
Hein
Wat sei ik?
Arend
Dan mar sûnder klokkelûd (?). It moment komt dat we de kist sakje litte moaten. (Alle fjouwer ha se in sabeare touw yn 'e hânnen.)
Hein
Brekt dit touw ek.
Arend
Nee, dit touw brekt net! Mar der ris wat aparts mei de kist.
Kevin
Dit wie sa'n kist, dy wie niet rjochthoekich, mar dy rûn taps toe.
Arend
En sa hie se ek it grêf dolle.
Dick
Mar dan wol oarsom.
Arend
(sêft) Ien, twa, trije.
Dick
(flústert) Dit kin net! Dit kin sa net.
62
Arend
(flústert) It moat. It moat.
Kevin
It koe dus net. Fan gjin kant.
Arend
(nei it publyk) Achte oanwêzigen. We hawwe in lyts technysk probleemke. Ast jim sa freonlik wêze wolle om in einsje tebek te gean, dan losse we dit no op.
Hein
(tsjin it publyk) Der giet wolris wat mis, no?
Oaren
Ssst.
Arend
Ien. Twa. Trije. (Hoeden lûken se de kist omheech.) Ien. Twa. Kearen. (Se draaien rjochts om. Alline Hein draait earst noch twa stappen linksom. Se rinne mei lytse stapkes. Ast se te plak stean flústert Arend:) Ien. Twa. Sakje. (Se litte it touw fieren, mar healwei stapt Hein al út de hânneling)
Hein
Mer dernei gong der hielendal neat mear mis! (De oaren sette harren hoeden ôf en feie it swit fan it gesicht.)
Arend
Efternei is it in moai ferhaal, mar as it bart dan hast it swit yn 'e hânnen. Dat kin ik dy wol fertelle. (allegear ôf)
scène 20 – De reinbôge
[NB Nammen feroarje?]
Wytske
Ik tink dat jim sa wol genoch ferhalen heart ha oer de dea en oer begraffenissen. Oars soe it wolris hielendal misrinne kinne.
Dick
(hâstich op) No, ik hie noch ien ferhaal en dat woe ik wol graach kwyt.
Wytske
Net wer wat trystichs wol? Want der kin Celine net oer.
Dick
It begjin wol, mar it ein net. Krekt oars as de measte ferhalen yn dit genre. Ik giet oer ús boarman Meinko. Better bekend as master Flikkema.
Wytske
O, dy. Der hawwe ús bern ek noch by yn' e klasse sitte. Dat wie in earsteklas master.
63
Dick
Jawis. Ús bern hie der ek yn de klasse en dan wie it master Flikkema dit en master Flikkema dat. Se hiene him heech hear. Mar thús wie it gewoan 'buorman Meinko'. Dat koene de bern maklik skieden.
Wytske
Mar doe, op in dei...
Dick
Doe kaam syn frou by ús de keuken yn stowe. It reinde dat it spylde, wit ik noch wol. 'Meinko is net goed, Meinko is net goed!'. Dat ik der hinne. Hy hie in hertoanfal krige. Dus reanimeren, it sikehûs bellen. Mar doe de ambulance de strjitte yn kaam wie it al te let. En krekt op dat moment, hâlde it op mei reinen en der kaam in almachtich grutte reinbôge oer it doarp. Yn minder dan gjin tiid wist it hiele doarp dat master Flikkema ferstoarn wie en elkenien seach dy reinbôge doe it se it hearden.
Wytske
Ik wit it ek noch. It hiele doarp en foaral de hiele skoalle wie folslein fan it sintrum. En doe ha de bern op skoalle, ik wit it noch goed, mei syn allen in prachtige, grutte reinbôge makke. (sûver oandien). Ach, wat wie dat moai.
Dick
En foar de begraffenis hie se dy reinboge yn 'e tsjerke ophongen, boppe de kiste. Foar ús wie dy reinbôge alles wer master Flikkema foar stie. Mar it moaiste dat komt noch. Wist dat noch?
Wytske
Jawol, fansels wit ik dat. Mar do moast it mar fertelle. It wie sa moai.
Dick
Yn'e tsjerke hie it op'e nij reint, mar doe't we master Flikkema te hôf brochten, wie it krekt droech en dêr, by it grêf, ferdomd as it net wier wie, der kaam wer sa'n prachtige, grutte reinbôge.
Wytske
Ast ik it yn in film sjoen hie, hie ik it net leauwe, mar dit wie echt.
Dick
It rint wolris mis yn it libben, mar it rint ek wolris moaier dan dast it ea betinke kinst.
Wytske
Do binst der nea wis fan hoe dat it rint yn it libben.
Dick
Nee. En dat is mar goed ek.
[slot scène?]
64
Colofon Dit stuk werd mede geschreven op basis van improvisaties en verhalen in kader van een theaterproductie van de Toneelfederatie Achtkarspelen in 2010. De schrijver is dan ook dank verschuldigd aan spelers en regisseur, die ook hun eigen leven voor een stukje 'op het spel' zetten. Het zijn: Anne Visser, Chantal Wiersma, Dictus Benedictus, Henk Overdijk, Hielkje Hamstra, Keimpe de Vries, Renate ... Tamme Alma, Willy Bijma en Jenny Hoekstra (regie).
65