Handreiking externe veiligheid gemeente Kollumerland c.a. Een handreiking voor het verantwoord meenemen van externe veiligheid bij Ruimtelijke ordening & Omgevingsvergunning
Provinsje Fryslân 29 maart 2011 Rapport versie 3 9T7977
A COMPANY OF
HASKONING NEDERLAND B.V. MILIEU
Chopinlaan 12 Postbus 8064 9702 KB Groningen +31 (0)50 521 42 14
Telefoon
+31 (0)50 526 14 53
Fax
[email protected] www.royalhaskoning.com Arnhem 09122561
Documenttitel
Handreiking externe veiligheid gemeente Kollumerland c.a.
Status
Rapport
Datum
29 maart 2011
Projectnaam
Fries Uitvoeringsprogramma Externe Veiligheid
Projectnummer
9T7977
Opdrachtgever
Provinsje Fryslân
Referentie
Auteur(s)
9T7977/R00006/JTLA/Gron
ing. A.M.C. Boxman, ing. J.T. Lankveld
Collegiale toets
ing. J.T. Lankveld
en vrijgave door
ing. J.T. Lankveld
Datum/paraaf
………………….
………………….
E-mail Internet KvK
INLEIDING Rampen en incidenten met gevaarlijke stoffen in binnen- en buitenland tonen aan dat een maatschappij zonder risico’s niet bestaat. Onze reacties op deze rampen en incidenten geven aan dat we ze willen en tot op zekere hoogte ook kunnen voorkomen en beheersen. Deze handreiking helpt bij de afwegingen die in ruimtelijke ordening en bij de verlening van omgevingsvergunningen gemaakt moeten worden. Het werkveld blijft in beweging, dus deze handreiking ook Beleid en wet- en regelgeving rondom externe veiligheid hebben de afgelopen jaren een sterke ontwikkeling doorgemaakt. De verwachting is dat het werkveld in beweging blijft. Daarnaast wordt verwacht dat de wijze waarop wij ons werk organiseren en uitvoeren de komende jaren zal veranderen, bijvoorbeeld door de komst van regionale uitvoeringsdiensten (RUD). Deze Interne en externe veranderingen kunnen een aanpassing van de handreiking noodzakelijk maken. De handreiking dient regelmatig te worden beoordeeld op actualiteit en volledigheid. Toepassen van wet- en regelgeving Toepassing van (landelijk) EV-beleid en wet- en regelgeving vraagt van de gemeente Kollumerland c.a. kennis, capaciteit en vaardigheden. Dit vereist professionele inbreng en integraal werken binnen de vakdisciplines ruimtelijke ordening, milieu, civiele techniek, brandweer, communicatie, openbare orde & veiligheid. Daarnaast dient afstemming met andere overheden en de veiligheidsregio plaats te vinden. Wanneer de handreiking toepassen Deze handreiking voor externe veiligheid beperkt zich tot activiteiten met gevaarlijke stoffen die risico’s veroorzaken voor de maatschappij en tot de beïnvloedingsmogelijkheden van de gemeente behoren. Wij nemen bij besluiten in het kader van ruimtelijke ordening en de omgevingsvergunning de in dit document weergegeven werkwijze in acht. Status van deze versie De concept handreiking is ter beoordeling intern aan de gemeente overlegd. Eventuele wijzigingen, opmerkingen en aanvullingen zijn vervolgens verwerkt in de definitieve rapportage. Kader Friese gemeenten, de Milieuadviesdienst Regio Noord-Friesland, de (regionale) Brandweer Fryslân en de provincie Fryslân werken samen aan de uitvoering van het Fries uitvoeringsprogramma Externe Veiligheid (FUEV). Binnen het FUEV richt één van de projecten zich op het ondersteunen van Friese gemeenten bij het opstellen van deze eigen handreiking voor externe veiligheid.
1
HOE ZORGEN WE VOOR VEILIGHEID?
1.1
Beheersen van externe veiligheidsrisico’s De Nederlandse strategie voor de beheersing van externe veiligheidsrisico’s bestaat uit drie lagen. Deze meerlaagse aanpak vormt de basis van deze handreiking en is hieronder kort toegelicht:
1.2
1.
Voorkomen van kans op calamiteiten via maatregelen aan de bron Door maatregelen aan de bronkant, afgedwongen in de omgevingsvergunning en met diverse andere normen en regelingen, wordt geprobeerd de kans op een calamiteit klein te houden. Deze eerste peiler bepaalt hoe frequent rampen veroorzaakt door externe veiligheidrisico’s zich kunnen voordoen. In de wet- en regelgeving rondom externe veiligheid is deze peiler vooral vertaald naar het plaatsgebonden risico (zie de begrippenlijst in de bijlage voor een toelichting).
2.
Beperken van de effecten van calamiteiten door goede ruimtelijke ordening Door maatregelen in de omgeving, geregisseerd vanuit de ruimtelijke ordening, wordt geprobeerd het effect van een calamiteit te beperken. Deze tweede peiler bepaalt hoeveel mensen zich nabij gevaarlijke locaties bevinden en dus hoe omvangrijk het aantal slachtoffers als gevolg van een ramp kan zijn. In de weten regelgeving rondom externe veiligheid is deze peiler vooral vertaald naar het accepteren van een groepsrisico door het bestuur van het bevoegd gezag.
3.
Rampenbeheersing door hulpdiensten en zelfredzaamheid Door een goede voorbereiding van hulpdiensten en burgers wordt geprobeerd de duur van en blootstelling aan een calamiteit te beperken. Deze derde peiler bepaalt in hoeverre de mensen die worden getroffen kunnen worden gered of in staat zijn om zichzelf te redden. In de wet- en regelgeving rondom externe veiligheid is deze peiler vooral vertaald naar de verantwoording van het groepsrisico door het bestuur van het bevoegd gezag. Hierbij is nadrukkelijk ook aandacht voor de zelfredzaamheid van aanwezige personen en wordt advies gevraagd aan de regionale brandweer.
Het begrip RISICO In deze handreiking wordt aangesloten bij de in Nederland gangbare aanpak om op basis van een risicobenadering te bepalen of veiligheidsmaatregelen nodig zijn. Om deze aanpak effectief te kunnen passen is een goed begrip nodig van de term risico. RISICO = KANS X EFFECT Onder de kans verstaan we de mogelijkheid dat zich een situatie voordoet waarbij in bijvoorbeeld een opslag van gevaarlijke stoffen een grote brand ontstaat. Op basis van ervaringscijfers en modellen is het mogelijk om een dergelijke kans te bepalen. Onder de effecten verstaan we binnen de externe veiligheidswetgeving uitsluitend het aantal dodelijke slachtoffers van een ongeval, bijvoorbeeld het aantal personen dat bij een grote brand in een opslag van gevaarlijke stoffen wordt blootgesteld aan dodelijke concentraties van gevaarlijke dampen. Dat daarnaast ook een groot aantal gewonden kunnen vallen wordt in de risiconorm niet meegenomen. Uiteraard is dit aantal gewonden voor de hulpdiensten wél erg relevant.
9T7977/R00006/JTLA/Gron 29 maart 2011
Handreiking externe veiligheid -2-
Rapport
1.3
Risicosituatie gemeente Kollumerland c.a. De gemeente heeft de taak om risico’s te inventariseren. Deze zijn weergegeven op de risicokaart. Een uitsnede is opgenomen in figuur 1.1. Hierbij is aangesloten bij het Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen (RRGS). De risico inventarisatie dient bruikbaar te zijn voor procedures waarin externe veiligheid een rol heeft. Om dit mogelijk te maken heeft de gemeente een signaleringskaart opgesteld (zie bijlage), waarop onder andere de risicobronnen en kwetsbare objecten zijn weergegeven. Hierop zijn ook geprojecteerde (toekomstige) woningbouwgebieden en bedrijventerreinen weergegeven. De signaleringskaart geeft snel een indruk van (potentiële) probleemlocaties en knelpunten op het gebied van externe veiligheid. De risicoinventarisatie en de bijbehorende signaleringskaart dienen actueel te blijven. Hiertoe wordt bij wijzigingen de signaleringskaart periodiek bijgewerkt. Hieronder worden voor de gemeente Kollumerland c.a. de risicobronnen (inclusief transportassen en buisleidingen) beschreven. Voor de terminologie wordt verwezen naar bijlage 2 (Begrippen en afkortingen): BEVI-inrichtingen: • 2 lpg tankstations. Inrichtingen uit drempelwaardentabel: In de gemeente Kollumerland c.a. bevinden zich inrichtingen uit de drempelwaardentabel. Een Gasdrukregelmeetstation aan de Tochmalaan te Kollum, Zwembad “it Paradyske” te Kollum, Mts Hietkamp, Foarwei Kollumerzwaag (mestvergister), Pluimveehouder Eek gasopslag, NAM boorput Kollumerland 100 Hesseweg Burum (EZ), NAM boorput Kollumerpomp 1 Kwelderweg en NAM boorput Munnekezijl 1. Overige inrichtingen die mogelijk risico’s veroorzaken: Voor het overige bevinden zich in de gemeente Kollumerland c.a. geen inrichtingen die mogelijk risico’s veroorzaken. Figuur 1.1: Voorbeeld risicocontouren (zie voor de legenda de signaleringskaart in de bijlage)
Handreiking externe veiligheid Rapport
9T7977/R00006/JTLA/Gron -3-
29 maart 2011
Vervoer over de weg In de gemeente Kollumerland transportroutes: • N358 • N910 • E 10 (Friesestraatweg)
c.a. vormen de
volgende
wegen belangrijke
Volgens het definitief ontwerp Landelijk Basisnet (Werkgroep Basisnet weg, november 2009) gelden er geen ruimtelijke beperkingen langs dit wegvak. Dit neemt niet weg dat het bevoegd gezag bij relevante ruimtelijke ontwikkelingen dient te voldoen aan verplichtingen die volgen uit wet- en regelgeving (zoals Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen). Vervoer over het spoor Prorail heeft aangegeven dat in principe geen vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor door de gemeente Kollumerland c.a. plaatsvindt. Mocht het voorkomen dat vervoer van gevaarlijke stoffen over de aangewezen sporen niet mogelijk blijkt, dan wordt niet uitgesloten dat incidenteel vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor door de gemeente Kollumerland c.a. zal plaatsvinden. Vervoer over het water N.v.t. Buisleidingen De gemeente Kollumerland c.a. heeft de volgende relevante buisleidingen op haar grondgebied: • Kollum – Buitenpost; • Burum – Lutjegast; • Engwierum – Kollumerpomp; • Munnekezijl – Grijpskerk; • Munnekezijl- De Marne; • Anjum – Grijpskerk.
9T7977/R00006/JTLA/Gron 29 maart 2011
Handreiking externe veiligheid -4-
Rapport
2
EXTERNE VEILIGHEID
2.1
Wat is externe veiligheid? Bepaalde maatschappelijke activiteiten brengen risico’s op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van risico’s veroorzaakt door gevaarlijke stoffen. Onderstaande tabel bevat voorbeelden van wat wel en niet onder het begrip ‘externe veiligheid’ valt. Externe veiligheid
Geen Externe veiligheid
Bij de ontwikkeling van woonwijken voldoende afstand
Verbieden van een voetbalwedstrijd ter voorkomen en
houden van hogedruk aardgastransportleidingen
bestrijden van paniek in menigte.
Aanwijzen van een zo veilig mogelijke transportroute
Het verbeteren van de verkeersveiligheid door het
voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
aanleggen van veiligere oversteekplaatsen.
Het opleggen van en toezicht houden op
Voorkomen van bos- en heidebranden door regelmatig
veiligheidsafstanden bij de opslag van vuurwerk.
onderhoud van bos- en heidegebieden.
Het (ver)plaatsen van bedrijven met een opslag van
(Ver)plaatsen van GSM- en UMTS-masten.
meer dan 10 ton gevaarlijke stoffen in emballage naar locaties op ruime afstand van woonwijken.
2.2
Wat is voor externe veiligheid een relevante risicobron? Onder risicobronnen worden in het kader van externe veiligheid verstaan: 1. Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI-inrichtingen), zoals lpg-tankstations; 2. De inrichtingtypen op de drempelwaardenlijst (Leidraad Risico Inventarisatie); 3. Transportleidingen voor gas, olie en chemicaliën (buisleidingen); 4. Transporten met (routeplichtige) gevaarlijke stoffen over wegen, water of spoor. In de bijlage 2 is een toelichting op deze begrippen opgenomen.
2.3
Plaats binnen de veiligheidsketen Onderstaand is in de veiligheidsketen weergegeven hoe de rampenbestrijding en de voorbereiding daarop is georganiseerd en wat de relatie is met de gemeentelijke externe veiligheidstaken. Deze handreiking externe veiligheid heeft betrekking op de eerste twee schakels (pro-actie en preventie), maar werkt door op alle andere schakels. PRO-ACTIE
PREVENTIE
PREPARATIE
Het structureel voorkomen van situaties met onaanvaardbaar hoge risico’s in de omgeving van activiteiten met gevaarlijke stoffen
Het voorkomen van directe oorzaken van zware ongevallen en het beperken van de gevolgen hiervan
De daadwerkelijke voorbereiding op de bestrijding van de gevolgen van mogelijke zware ongevallen
Risiconormering externe veiligheid Lokaal beleid RO
Vergunningverlening Handhaving
Hulpbehoefte, rampenplan, aanvalsplan, rampenbestrijdingsplan
NAZORG
REPRESSIE
RISICOVOORLICHTING
Alles wat nodig is om zo snel Mogelijk terug te keren in de ‘normale’ verhoudingen
De bestrijding van de gevolgen van een zwaar ongeval en de verlening van hulp in acute situaties
Functie sirenenet. Beschrijving risicobronnen, aard van de risico’s, omvang van de schade, inhoud RBP en VR
Inwerkingtreding bestrijdingsplannen
Handreiking externe veiligheid Rapport
9T7977/R00006/JTLA/Gron -5-
29 maart 2011
3
WETTELIJKE VERPLICHTINGEN Het Nederlandse externe veiligheidsbeleid berust op twee peilers die zijn vastgelegd in wet- en regelgeving: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Voor het plaatsgebonden risico is een wettelijke norm vastgelegd, die een basisniveau voor veiligheid biedt voor individuele burgers in de omgeving van een risicovolle activiteit. Voor het groepsrisico is gekozen voor een verantwoordingsplicht. Hierbij dient bestuurlijk te worden gemotiveerd in hoeverre een verandering in de hoogte van het groepsrisico opweegt tegen andere aspecten van die ontwikkeling.
3.1
Verplichte registratie van risicovolle situaties Het is wettelijk verplicht risicovolle situaties in te voeren in een tweetal landelijke databases (RRGS en ISOR). Het RRGS moet door het bevoegd gezag worden gevuld met de vergunde risico’s en het ISOR moet door de gemeente worden gevuld met risicolocaties en kwetsbare objecten. Beide databases worden geprojecteerd op de landelijke risicokaart. Van deze kaart is een basisversie beschikbaar voor burgers. Het bevoegd gezag moet echter gebruik maken van de versie voor professionals. De databases en risicokaart zijn voor professionals bereikbaar via www.risicokaartinvoer.nl.
3.2
Verplichte toetsing van het plaatsgebonden risico (PR) aan een norm De normering voor het plaatsgebonden risico is afhankelijk van de aard van het te beschermen object. Er wordt onderscheid gemaakt tussen kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten. De norm voor kwetsbare objecten (zoals woningen, ziekenhuizen e.d.) is een grenswaarde waaraan moet worden voldaan. De norm voor beperkt kwetsbare objecten (zoals kleinere kantoorgebouwen of bedrijfsgebouwen), is een richtwaarde waarvan alleen gemotiveerd mag worden afgeweken. -6
De grenswaarde voor het plaatsgebonden risico voor kwetsbare objecten is 10 per jaar. -6 De richtwaarde voor het plaatsgebonden risico voor beperkt kwetsbare objecten is 10 per jaar.
3.3
Verplichte verantwoording van het groepsrisico (GR) door het bestuur Het groepsrisico is een maat voor de kans dat, door een ramp bij een activiteit met gevaarlijke stoffen, een groep mensen die niet rechtstreeks bij deze activiteit betrokken is, tegelijkertijd omkomt. Met de verantwoordingsplicht van het groepsrisico wordt recht gedaan aan de ruimtelijke afwegingsbevoegdheid en beleidsruimte van gemeenten. Het gebruik van deze beleidsruimte is wel gebonden aan voorwaarden. In het bijzonder zijn te vermelden: • de verplichting om gegevens over de verandering van het groepsrisico en mogelijkheden om dit te beheersen te verzamelen en bij de besluitvorming te betrekken; • de verplichting om advies bij de regionale brandweer in te winnen en ook dit advies te betrekken bij de gemeentelijke besluitvorming; • de verplichting van het bestuur om een afweging te maken over de aanvaardbaarheid van het groepsrisico.
9T7977/R00006/JTLA/Gron 29 maart 2011
Handreiking externe veiligheid -6-
Rapport
4
BEPALEN EN ACCEPTEREN VAN RISICO’S
4.1
Bepalen of berekenen van de omvang van het risico De gegevens waarmee het plaatsgebonden en het groepsrisico worden bepaald vormen de basis voor de afweging of een risico al dan niet wordt geaccepteerd. In een aantal gevallen (inrichtingen waarop het Revi van toepassing is) kunnen de risico’s door middel van een tabel worden bepaald. In de meeste gevallen zal echter een risicoberekening (QRA) noodzakelijk zijn op basis van een standaard rekenmethode (Safeti, RBM, Gevers, etc.). Kanttekeningen bij het berekenen van risico’s; Berekenen is anders dan beleven! De berekende hoogte van het risico is niet altijd een goede indicator voor de wijze waarop mensen risico’s beleven en accepteren. Zo is de kans op een dodelijk verkeersongeluk voor de gemiddelde burger veel groter dan de kans om slachtoffer te worden van een ramp met gevaarlijke stoffen. Toch achten veel burgers de risico’s van het verkeer acceptabeler. Het gevoel van veiligheid wordt sterker beïnvloed door onderstaande zaken dan door de uitkomst van een risicoberekening: • de mate van bekendheid met het risico; • de mate van invloed die iemand zelf kan uitoefenen (beheersbaarheid); • de vrijwilligheid van blootstelling; • het vertrouwen in de informatiebron; • media-aandacht; • de waarneembaarheid en omvang van het ongeval. • persoonlijke factoren, zoals gevoeligheid en angsten.
4.2
Acceptatie van risico De mate van bereidheid om risico’s te accepteren wordt bepaald door de wijze waarop het gevaar wordt ervaren. Dit betekent dat de mate van acceptatie blijft veranderen, net als het gevoel van veiligheid als gevolg van technologische, economische en culturele ontwikkeling in een samenleving. (bron: MilieuBalans, 2001). Om een beeld te schetsen hoe groot de kans op overlijden van een individu is als gevolg van een calamiteit met gevaarlijke stoffen (externe veiligheid) is hieronder een tabel opgenomen met andere risico’s in het dagelijks leven. De toevoeging van de kolommen ‘vrijwilligheid’, ‘waarneembaarheid’ en ‘eigen invloed’ maken duidelijk hoe beperkt de berekende hoogte van een risico de mate van acceptatie beïnvloedt. Activiteit Getroffen door neerstortend vliegtuig Verdrinking door dijkdoorbraak Getroffen door bliksem Externe veiligheid Vliegen Werk in een gemiddeld bedrijf Autorijden Brommer rijden Roken (bij 1pakje sigaretten per dag)
Risico op overlijden per jaar 1 op de 10 miljoen 1 op de 10 miljoen 1 op de 2 miljoen 1 op de 1 miljoen (10-6) 1 op de 814.000 1 op de 77.000 1 op de 5.700 1 op de 5.000 1 op de 200
Handreiking externe veiligheid Rapport
Vrijwilligheid blootstelling Nihil Beperkt Beperkt Nihil Groot Groot Groot Groot Groot
Waarneem baarheid Groot Groot Beperkt Groot Groot Beperkt Klein Klein Nihil
Eigen invloed beheersbaarheid Nihil Nihil Klein Nihil Beperkt Groot Groot Groot Groot
9T7977/R00006/JTLA/Gron -7-
29 maart 2011
5
HET WERKPROCES
5.1
Inleiding In dit hoofdstuk is het werkproces in de gemeente uiteengezet. Aangegeven wordt hoe de gemeente met Externe veiligheid omgaat, welke taken en rollen ze vervult en welke verantwoordelijkheden hierbij horen. Daarnaast is de relatie met enkele andere betrokken partijen weergegeven die een belangrijke rol spelen in dit vakgebied.
5.2
Rollen, taken en verantwoordelijkheden
5.2.1
Gemeente Het oplossen van huidige en voorkómen van toekomstige knelpunten staat centraal. Huidige knelpunten zijn momenteel niet (meer) aanwezig (geen overschrijdingen van wettelijke grenswaarden). Aspecten met betrekking tot externe veiligheid zijn ondergebracht bij de afdeling VROM. Door overige betrokken afdelingen wordt al in een vroegtijdig stadium van de planvorming een beroep gedaan op de eenheid. Aspecten met betrekking tot EV worden door deze aanpak al in een vroegtijdig stadium inzichtelijk gemaakt. Risicocommunicatie is ondergebracht bij de afdeling Communicatie. Risicobedrijven: • bij alle Bevi-bedrijven zijn risicoberekeningen uitgevoerd; • waar mogelijk zijn de vergunningen aangepast (bijvoorbeeld doorzet LPG); • alle Bevi bedrijven worden jaarlijks bezocht; • de bezoeken bij RRGS bedrijven zijn variabel. Externe veiligheid betreft een complex taakveld. Wij sluiten om die reden aan bij het provinciaal uitvoeringsprogramma EV en het bureau Externe veiligheid Fryslân. Het Bureau EV geeft voor alle gemeenten in Fryslân ondersteuning bij bestemmingsplan, omgevingsvergunning en ondersteuning ten aanzien van overige EV-aspecten.
5.2.2
Regionale brandweer/Veiligheidsregio Bij het vaststellen van bestemmingsplannen, het verlenen van ontheffingen en vergunningen en bij het houden van toezicht wordt specifiek aandacht gegeven aan de mogelijkheden voor inzet van hulpdiensten (gemeentelijke brandweer, geneeskundige dienst en politie) in termen van bereikbaarheid, bestrijdbaarheid en capaciteit. De beheersing van calamiteiten is door maatregelen als rampenplannen, rampbestrijdingsplannen, aanvalsplannen, bereikbaarheidskaarten, vluchtroutes, waarschuwings- en bestrijdingsvoorzieningen door de hulpdiensten (met name de brandweer) afgestemd op de risico’s die zich in de gemeente ten gevolge van gevaarlijke stoffen kunnen voordoen.
9T7977/R00006/JTLA/Gron 29 maart 2011
Handreiking externe veiligheid -8-
Rapport
5.3
Werkproces Het werkproces kan worden onderverdeeld in vier fasen: 1. Voorbereiding 2. Ontwerp 3. Vaststelling en beroep 4. Beheersfase Op de naastgelegen pagina is schematisch het werkproces weergegeven. Het werkproces wordt navolgend toegelicht. 1. Voorbereiding De betrokken afdelingen, meestal VROM, krijgen een initiatief binnen (bijvoorbeeld een nieuw bestemmingsplan of een omgevingsvergunning) en maakt een concept voorontwerp. Hierin worden randvoorwaarden en uitgangspunten benoemd. Dit wordt voorgelegd aan de EV coördinator in de gemeente die vervolgens contact opneemt met het bureau externe veiligheid voor advies. 2. Ontwerp De verzamelde gegevens worden in een voorontwerp opgenomen. Dit wordt vervolgens ambtelijk door de EV coördinator en door de regionale brandweer/Veiligheidsregio technisch inhoudelijk getoetst en er wordt over geadviseerd. De adviezen worden in een conceptplan meegenomen dat wordt gepubliceerd. 3. Vaststelling en beroep Na ter inzage legging en eventueel beroep worden de zienswijzen gewogen, ook op advies van de EV coördinator, Bureau externe veiligheid en de regionale brandweer/Veiligheidsregio, en vervolgens al dan niet meegenomen in het definitieve plan dat bestuurlijk wordt vastgesteld. 4. Beheerfase Vervolgens treedt de beheerfase in werking, waarbij het plan wordt uitgewerkt en actueel wordt gehouden, waarbij indien relevant de EV coördinator, bureau EV en/of de regionale brandweer/Veiligheidsregio om advies wordt gevraagd.
Handreiking externe veiligheid Rapport
9T7977/R00006/JTLA/Gron -9-
29 maart 2011
Werkproces externe veiligheid
Voorbereiding
Ontwerp
Vaststelling & Beroep
Beheersfase
Bevoegd gezag Maakt programma van eisen of nota van uitgangspunten Maakt concept voorontwerp Vraagt informatie aan gemeentelijke coördinator externe veiligheid Vraagt informatie aan Veiligheidsregio
Concept voorontwerp
Informatie van coördinator externe veiligheid en de Veiligheidsregio
Bevoegd gezag Verwerkt gegevens in voorontwerp Vraagt ambtelijk advies aan gemeentelijke coördinator externe veiligheid Vraagt ambtelijk advies aan Veiligheidsregio Verantwoord de keuzes t.a.v. externe veiligheid Maakt ontwerp definitief Publiceert ontwerp
Voorontwerp inclusief externe veiligheidsrisico
Advies van coördinator externe veiligheid en de Veiligheidsregio
Bevoegd gezag Weegt zienswijzen of beroep Vraagt in geval van relevante zienswijze/beroep ambtelijk advies aan gemeentelijke coördinator externe veiligheid Publiceert vastgesteld plan/ vertaalt uitspraak naar plan Plan in werking
Bijgesteld plan
Advies van coördinator externe veiligheid en de Veiligheidsregio
Bevoegd gezag Verwerken en inzichtelijk houden van herzieningen, uitwerkingen, wijzigingen en ontheffingen Vraagt in geval van relevante wijzigingen advies aan gemeentelijke coördinator externe veiligheid Verantwoordt de keuzes t.a.v. externe veiligheid
Concept herziening, uitwerking, wijziging of ontheffing
Advies van coördinator externe veiligheid en de Veiligheidsregio
9T7977/R00006/JTLA/Gron 29 maart 2011
Coördinator externe veiligheid Levert planinhoudelijke/ technische uitgangspunten m.b.t. kans op en effect van een calamiteit. Veiligheidsregio Levert planinhoudelijke/ technische uitgangspunten m.b.t. hulpverlening en zelfredzaamheid
Coördinator externe veiligheid Geeft advies over de mogelijkheden om de kans op en het effect van een calamiteit. Veiligheidsregio Geeft advies over de mogelijkheden van hulpverlening en zelfredzaamheid
Coördinator Externe veiligheid Geeft advies over de kans op en het effect van een calamiteit Bepaald of advies Veiligheidsregio nodig is
Veiligheidsregio Geeft advies m.b.t. hulpverlening en zelfredzaamheid
Coördinator externe veiligheid Geeft advies over de kans op en het effect van een calamiteit Bepaald of advies Veiligheidsregio nodig is
Veiligheidsregio Geeft advies m.b.t. hulpverlening en zelfredzaamheid
Handreiking externe veiligheid - 10 -
Rapport
6
HET KOMEN TOT EEN GOEDE AFWEGING VAN HET GROEPSRISICO Op naastgelegen pagina is schematisch weergegeven hoe te komen tot een afweging van het groepsrisico. Het schema wordt navolgend toegelicht. Het proces om te komen tot een goede afweging van het groepsrisico kan worden onderverdeeld in vier fasen: 1. Initiatief 2. Plaatsgebonden risico 3. Wel/niet accepteren groepsrisico 4. Exploitatie Op naastgelegen pagina is schematisch het werkproces weergegeven. Het werkproces wordt navolgend toegelicht. 1. Initiatief De initiatiefnemer levert inhoudelijke gegevens over de risicobron. De RO coördinator bepaalt of dit past binnen de structuurvisie en het bestemmingsplan. De EV coördinator beoordeelt technisch inhoudelijke onderdelen en vraagt indien nodig advies aan het bureau externe veiligheid Fryslân en de regionale brandweer. Als dat nodig is kan ook aanvullend advies aan de initiatiefnemer gevraagd worden. 2. Plaatsgebonden risico De initiatiefnemer levert de berekeningen, risicocontouren en (toekomstige) (beperkt) kwetsbare objecten aan. Daarnaast toont deze aan dat alle mogelijke bronmaatregelen zijn genomen. De EV coördinator beoordeelt of alle gegevens compleet en van voldoende kwaliteit zijn, waarna bepaald wordt of al dan niet aan het plaatsgebonden risico wordt voldaan. 3. Wel/niet accepteren groepsrisico De initiatiefnemer levert de berekeningen en risicocontouren aan waaruit blijkt wat de hoogte is van het groepsrisico. Daarnaast toont deze aan dat alle mogelijke bronen effectmaatregelen zijn genomen en dat de maatregelen voor zelfredzaamheid en hulpverlening zijn geoptimaliseerd. De EV en RO coördinatoren en de regionale brandweer beoordelen of alle gegevens compleet en van voldoende kwaliteit zijn. Indien nodig wordt een verzoek tot aanpassing van het initiatief ter beperking van het groepsrisico gevraagd. Vervolgens worden de keuzes in concept met de bestuurlijke verantwoordelijke besproken, waarna de betrokken ambtenaren het definitieve besluit voorbereiden en het bestuur de gemaakte keuze verantwoord. 4. Exploitatie In de exploitatiefase beheerst de initiatiefnemer de risico’s en is op de hoogte van de mogelijkheden voor zelfredzaamheid. De gemeente houdt hierop toezicht en zorgt samen met de hulpverleningsdiensten voor de beheersing van de risico’s. Daarnaast signaleert de gemeente eventuele wijzigingen in wet- en regelgeving en veranderingen in de directe omgeving.
Handreiking externe veiligheid Rapport
9T7977/R00006/JTLA/Gron - 11 -
29 maart 2011
Komen tot een afweging van het (groeps)risico
Initiatief
Plaatsgebonden risico
Wel/niet accepteren groepsrisico
Exploitatie
Bevoegd gezag Bepaalt of initiatief past binnen structuurvisie,bestemmingspl an Gemeentelijke coördinator externe veiligheid beoordeelt de aangeleverde informatie Vraagt informatie aan regionale brandweer Vraagt om nadere informatie
Bevoegd gezag Controleert de PR 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico Gemeentelijke coördinator externe veiligheid beoordeelt of sprake is van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten Bepaalt of kan worden voldaan aan de norm voor het plaatsgebonden risico
Bevoegd gezag Controleert uitgangspunten (aard en omvang risico, aantal personen in invloedgebied, omvang invloedsgebied en de zelfredzaamheid aanwezigen) Vraagt ambtelijk advies aan gemeentelijke coördinator externe veiligheid en veiligheidsregio Ambtelijke voorbereiding verantwoording groepsrisico Bestuurlijke verantwoording keuzes t.a.v. groepsrisico.
Bevoegd gezag Bepaalt toezichtfrequentie Zorgt samen met hulpverleningsdiensten voor beheersing van de risico’s Signaleert mogelijk relevante wijzigingen van wet- en/ of regelgeving
9T7977/R00006/JTLA/Gron 29 maart 2011
Initiatief
Vraag om nadere informatie/gegevens
Aanvraag + nadere informatie over plaatsgebonden risico
Wel/geen akkoord voor wat betreft plaatsgebonden risico
Aanvraag + nadere informatie over groepsrisico
Eventueel verzoek om aanpassing initiatief ter beperking groepsrisico
Toezicht/ handhaving
Eventuele wijzigingen
Initiatiefnemer Levert planinhoudelijke/ technische informatie m.b.t. risicorelevantie risicobron of informatie over de aard (kwetsbaarheid) en omvang (aantal mensen) van de ontwikkeling
Initiatiefnemer Levert de risicoberekeningen waaruit de ligging van de PR 10-6 contour blijkt Toont aan dat alle mogelijke bronmaatregelen zijn getroffen om de kans op een calamiteit te minimaliseren (bedrijf) Toont aan dat er geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen de PR 10-6 worden gerealiseerd (ruimtelijke ontwikkeling)
Initiatiefnemer Levert de risicoberekeningen de hoogte van het groepsrisico blijkt Toont aan dat alle mogelijke bronmaatregelen zijn getroffen om de kans op een calamiteit te minimaliseren (bedrijf) Toont aan dat alle mogelijke maatregelen zijn getroffen om het effect van een calamiteit te minimaliseren Toont aan dat maatregelen zijn getroffen om zelfredzaamheid en hulpverlening te optimaliseren.
Exploitant/gebruiker Is op de hoogte van de aanwezige risico’s en beheerst deze Is bekend met de mogelijkheden voor zelfredzaamheid
Handreiking externe veiligheid - 12 -
Rapport
7
RISICOCOMMUNICATIE
7.1
Risicocommunicatie en Veiligheidsregio Wij hebben de plicht onze inwoners en belanghebbende organisaties vooraf te informeren over mogelijke rampen en ongevallen. Risicocommunicatie is iets anders dan crisiscommunicatie, die immers plaatsvindt tijdens en na een ramp. Onze inwoners worden geïnformeerd over risico’s die zich in hun directe woon- en werkomgeving kunnen voordoen en voorbereid op een eventueel ongeval. Er bestaan afspraken tussen de verschillende overheden wie op welke wijze over risico’s communiceert. Wet veiligheidsregio’s Op 1 oktober 2010 is de Wet veiligheidsregio's in werking getreden. Met deze wet worden brandweerzorg, geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen, de rampenbestrijding en crisisbeheersing samengebracht in één organisatie. Hiermee wordt de slagkracht van gemeenten vergroot en ontstaat er meer eenheid in beleid. Met de Wet veiligheidsregio's vervalt de Wet rampen en zware ongevallen. De Veiligheidsregio’s zullen de risicocommunicatie voor een groot deel op zich nemen. De Veiligheidsregio heeft in dit kader een Implementatieplan risicocommunicatie opgesteld.
7.2
Regionale afstemming Een aantal EV aspecten vergt afstemming met buurgemeenten en andere overheden, bijvoorbeeld bij transport van gevaarlijke stoffen. Hierbij worden de volgende uitgangspunten gehanteerd: • •
•
gemeentegrensoverschrijdende risico’s worden meegenomen in de afweging; bij aanleg of uitbreiding van transportassen of buisleidingen spannen betrokken gemeenten zich in om de veiligheidsrisico’s (PR en GR) zo laag mogelijk te houden bij een tegelijkertijd zo optimaal mogelijke bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. De gemeente treedt hiertoe (samen met andere betrokken gemeenten) in overleg met het bevoegd gezag van het initiatief en de exploitant van de risicobron om het gemeentelijk standpunt uit te dragen; regionaal wordt uitgegaan van dezelfde brongegevens (transportintensiteiten gevaarlijke stoffen).
In voorkomende gevallen waarin de gemeente niet het bevoegd gezag is, trekt de gemeente in regionaal verband op met andere gemeenten. Bijvoorbeeld bij de aanleg of uitbreiding van transportassen. Zij zal zich samen met eventuele andere betrokken gemeenten inspannen om de veiligheidsrisico’s (PR en GR) zo laag mogelijk te houden bij een zo optimaal mogelijke bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. Tot slot is communicatie met externe partijen (buurgemeenten, provincie, Milieuadviesdienst, regionale brandweer etc.) nodig om bekend te zijn met risicobronnen die onder een ander bevoegd gezag vallen en om hierop invloed te kunnen uitoefenen.
Handreiking externe veiligheid Rapport
9T7977/R00006/JTLA/Gron - 13 -
29 maart 2011
BIJLAGEN 1. Signaleringskaart 2. Begrippen en afkortingen
9T7977/R00006/JTLA/Gron 29 maart 2011
Handreiking externe veiligheid - 14 -
Rapport
Begrippen en afkortingen Beheersbaarheid De beheersbaarheid van een calamiteit of ramp wordt bepaald door de mogelijkheden van de hulpdiensten en andere betrokken instanties om hun hulpverlenende taken goed uit te voeren. Denk hierbij aan de bereikbaarheid van de locatie, opstelmogelijkheden, aanwezige bluswatervoorziening, de beschikbaarheid en inzetbaarheid van materieel en personele capaciteit. Bestaande situaties Het betreft situaties vóór of op het tijdstip van inwerkingtreding van het BEVI (27 oktober 2004): Een op het tijdstip van inwerkingtreding van het BEVI: • •
geldende Wm-vergunning; vastgesteld bestemmingsplan of vrijstellingsbesluit op grond waarvan de bouw of vestiging van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten is toegelaten;
•
aanwezige kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten.
(Zie ook nieuwe situaties.) BEVI Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) heeft betrekking op een aantal nader omschreven inrichtingen namelijk op BRZO bedrijven1, LPG-tankstions, bedrijven met een ammoniak koelinstallatie(1.500 – 10.000 kg), bedrijven met een opslag voor gevaarlijke stoffen van meer dan 10 ton (zogenaamde PGS 15-bedrijven) en spoorwegemplacementen die zijn aangewezen voor het rangeren van gevaarlijke stoffen. Door middel van een ministeriële aanwijzing kunnen in de toekomst ook andere categorieën van bedrijven onder de werkingssfeer van het Bevi gebracht worden. Deze categorieën bedrijven zullen waarschijnlijk afkomstig zijn van de zogenaamde drempelwaardenlijst. Dit is reeds enkele malen gebeurd. De meest recente wijziging van het Revi (Revi-III) is per 13 februari 2009 in werking getreden. De bedrijven die vallen onder het Bevi dienen continu te worden geïnventariseerd. Bevoegd gezag Het bevoegd gezag is de overheidsorganisatie die verantwoordelijk is voor de naleving van bepaalde wetgeving. In de regel is de gemeente of de provincie het bevoegd gezag, maar een waterschap of een ministerie kunnen ook bevoegd gezag zijn. Deze verantwoordelijkheid kan bestaan uit het afgeven van vergunningen, maar ook uit handhaving en het vaststellen van een bestemmingsplan. Dat is zorgen dat de regels worden nageleefd. Beheerders van (water)wegen, concessiehouders van buisleidingen en bedrijven zijn echter op de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor de veiligheid en het naleven van de regels. Bijzonder kwetsbaar object Object waarin zeer kwetsbare groepen verblijven. Denk hierbij aan o.a. kinderdagverblijven, verzorgingstehuizen en politiebureaus met cellen/gevangenissen. BRZO-inrichting In het Besluit Risico’s Zware Ongevallen (BRZO, 1999) staan criteria die aangeven welke bedrijven een risico van zware ongevallen hebben. Dit hangt samen met de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen. Voor deze bedrijven gelden strengere regels dan normaal. Er wordt binnen de groep BRZO-bedrijven nog onderscheid gemaakt tussen een zware en een lichtere categorie. De lichtere categorie wordt ook wel PBZO (preventiebeleid zware ongevallen)bedrijven genoemd, omdat ze een preventiebeleid moeten hebben en een veiligheidsbeheersysteem (VBS). Voor
1
BRZO bedrijven zijn bedrijven die vallen onder het Besluit risico’s zware ongevallen. Het BRZO stelt eisen aan het veiligheidsbeleid van bedrijven die op grote schaal met gevaarlijke stoffen werken. Dergelijke bedrijven dienen onder meer over een veiligheidsbeleid en een veiligheidsbeheerssysteem te beschikken.
Handreiking externe veiligheid Rapport
9T7977/R00006/JTLA/Gron - 15 -
29 maart 2011
bedrijven van de zware categorie geldt dit ook, maar deze moeten tevens een risicoanalyse uitvoeren en een veiligheidsrapport (VR) opstellen. Die bedrijven worden daarom ook wel VR(plichtige)-bedrijven genoemd. Buisleidingen Het rijk heeft twee circulaires opgesteld die zich richten op buisleidingen. Het gaat om de Circulaire Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen van 26 november 1984 en de Circulaire Bekendmaking van beleid ten behoeve van de zonering langs transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie van 24 april 1991. In augustus 2009 is het ontwerp Besluit externe veiligheid buisleidingen gepubliceerd, met daarin ruimtelijke, technische
en
veiligheidsaspecten.
Hierin
zijn
normen
voor
het
Plaatsgebonden
Risico
en
een
verantwoordingsplicht opgenomen voor het Groepsrisico. Naar verwachting treedt het besluit medio 2010 in werking. Met het definitief worden van het Besluit externe veiligheid buisleidingen komen de beide circulaires die hierboven zijn genoemd, te vervallen. Daarnaast wordt op dit moment door het rijk een landelijke structuurvisie buisleidingen voorbereid. Inrichtingen van de drempelwaardenlijst 1 Naast het BEVI is een lijst met categorieën van bedrijven aangewezen in de Leidraad Risico Inventarisatie (v4.1 februari 2009, inclusief transport) die in principe een externe veiligheidsrisico zouden kunnen veroorzaken. Deze staan in de zogenoemde ‘drempelwaardenlijst’. Voor elke categorie is een drempel opgenomen, bijvoorbeeld een minimale aanwezigheid van een hoeveelheid van een bepaalde gevaarlijke stof, die bepaalt of een bedrijf wel of niet risicovol is. De drempelwaardenlijst wordt gebruikt om te bepalen of een bedrijf opgenomen dient te worden in een landelijk register, het Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen (RRGS). Effect De effecten ten gevolge van: •
explosie: het ontstaan van een drukgolf en/of warmtestraling;
•
brand;
•
toxisch: gevaar van vergiftiging door giftige gassen of dampen.
Effectgebied Het effectgebied van een risicobron geeft aan tot op welke afstand er directe gezondheidseffecten kunnen zijn als er een ernstig ongeval bij de risicobron plaatsvindt. Om te bepalen hoe groot dit gebied is wordt gebruik gemaakt van de alarmeringsgrenswaarde (schade voor mensen). De kans dat een ongeluk gebeurt, is in het effectgebied niet verrekend. Dat is het belangrijkste verschil met risicocontouren. Gevaarlijke stoffen Gevaarlijke stoffen zijn stoffen waarvan het gebruik, het transport of de opslag, risico’s met zich meebrengt. Het kan gaan om explosiegevaar, brand, giftigheid of radioactiviteit. De gevaren zijn vaak de keerzijde van nuttige eigenschappen van die stoffen. Het zijn vaak brandstoffen, of grondstoffen voor nuttige producten zoals medicijnen, kunststoffen en kunstmest of hulpstoffen die voor allerlei doeleinden worden gebruikt, bijvoorbeeld voor koelen, reinigen of conserveren. Daarnaast kan het ook om afvalstoffen gaan. Grenswaarde Grenswaarde als bedoeld in artikel 5.1 van de Wet milieubeheer. Van een grenswaarde mag niet worden afgeweken.
1
De inventarisatie van bedrijven van de drempelwaardenlijst is nog niet volledig. Enkele van deze risicoveroorzakende bedrijven zullen op een later tijdstip mogelijk worden aangewezen als Bevi-inrichting als gevolg van gewijzigde regelgeving. Onder de drempelwaardenlijst vallen ook risicovolle objecten die onder het activiteitenbesluit vallen.
9T7977/R00006/JTLA/Gron 29 maart 2011
Handreiking externe veiligheid - 16 -
Rapport
Groepsrisico (GR) Cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is. Anders gezegd geeft het groepsrisico weer wat de kans is op het overlijden van een groep personen ten gevolge van een ongeval bij een bedrijf. Voor het groepsrisico is geen grenswaarde vastgesteld Inrichting Het woord inrichting komt onder andere uit de Wet milieubeheer. Het betreft bedrijven die vallen onder een AMvB ex. 8.40 van de Wet milieubeheer of inrichtingen waarvoor een milieubeheervergunning noodzakelijk is. Invloedsgebied Gebied waarin volgens bij regeling van de minister vast te stellen regels personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico. Het invloedsgebied voor het groepsrisco bij bedrijven of transportroute is het gebied tot de 1% letaliteitsgrens, tenzij er een vastgesteld rekenafstand bestaat, zoals bij LPG van 150 meter. Deze 1% letaliteitgrens geeft de afstand aan van de risicovolle inrichting of transportroute tot een punt waarbij een daar aanwezige persoon nog een kans van 1% heeft om te overlijden ten gevolge van een ongeval binnen die inrichting. Kans op dodelijke slachtoffers Bij het externe veiligheidsbeleid wordt gesproken over risico’s. Hierbij gaat het om de kans dat er een ongeval gebeurt waarbij het effect is dat er dodelijke slachtoffers kunnen vallen. Het gaat hierbij om slachtoffers die direct en binnen 2 à 3 weken overlijden ten gevolge van dat ongeval. Naast het effect dat er dodelijke slachtoffers kunnen vallen, kunnen er ook veel gewonden zijn. Het effectgebied van een risicobron geeft aan tot op welke afstand er directe gezondheidseffecten kunnen zijn als er een ernstig ongeval bij de risicobron plaatsvindt. De effectbenadering is dan ook vooral van belang bij de repressietaak van de hulpverleningdiensten, want het geeft het gebied aan waarbinnen zij moeten optreden. Over het algemeen kan het aantal gewonden worden gekoppeld aan het aantal dodelijke slachtoffers, aangezien met het beperken van de kans op dodelijke slachtoffers tevens de kans op gewonden wordt verkleind. Ook de voorbereiding op en de bestrijding van de effecten van een ongeval en de nazorg hebben betrekking op zowel gewonden als op dodelijke slachtoffers. (Zie verder bij plaatsgebonden risico en bij risicocontour.) Kwetsbaar object en beperkt kwetsbaar object In het BEVI zijn niet limitatieve definities opgenomen van de begrippen beperkt kwetsbaar en kwetsbaar object. Nieuwe situaties Het betreft situaties ná inwerkingtreding van het BEVI (27 oktober 2004): •
het oprichten van een inrichting;
•
het veranderen van een bestaande inrichting waarvoor een milieuvergunning nodig is en waarbij de verandering nadelige gevolgen heeft voor het Plaatsgebonden Risico;
•
een bestemmingsplan dat wordt vastgesteld of herzien (inclusief de goedkeuring ervan);
•
een vast te stellen wijzigings-, uitwerkings- of vrijstellingsbesluit en de in verband daarmee af te geven
•
besluiten die betrekking hebben op vervangende nieuwbouw en opvulling van gaten binnen
verklaring van geen bezwaar; aaneengesloten bebouwing in bestaand stedelijk gebied. (Zie ook bestaande situaties.)
Handreiking externe veiligheid Rapport
9T7977/R00006/JTLA/Gron - 17 -
29 maart 2011
Oriënterende waarde Betreft een toetsingswaarde (die het karakter heeft van een oriënterende waarde) waarvan het bevoegd gezag gemotiveerd mag afwijken. Een oriënterende waarde heeft in tegenstelling tot een grens- en richtwaarde geen juridische status. Plaatsgebonden Risico (PR) Het plaatsgebonden risico is de berekende kans per jaar dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Plasbrandaandachtsgebied (PAG) Het plasbrandaandachtsgebied (PAG) is de zone langs de transportroute die gevoelig is voor effecten die kunnen ontstaan door een ongeval met een zeer brandbare vloeistof. De zone bedraagt 30 meter. Ramp Een ramp of zwaar ongeval is een gebeurtenis: •
waardoor een ernstige verstoring van de openbare veiligheid is ontstaan, waarbij het leven en de gezondheid van vele personen, het milieu of grote materiële belangen in ernstige mate worden bedreigd of zijn geschaad, en
•
waarbij een gecoördineerde inzet van diensten en organisaties van verschillende disciplines is vereist om de dreiging weg te nemen of de schadelijke gevolgen te beperken
Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen (RRGS) Het Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen is een centraal landelijk register met gegevens over risicosituaties die in Nederland bestaan rond het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Deze gegevens worden beheerd door het RIVM en via internet op een risicokaart gepresenteerd. Daarnaast worden deze gegevens gebruikt in plaatselijke risicokaarten die ook andere risicosituaties tonen. Richtwaarde Richtwaarde als bedoeld in artikel 5.1 van de Wet milieubeheer ten aanzien van het niveau van het plaatsgebonden risico. Van een richtwaarde mag slechts om gemotiveerde redenen worden afgeweken. Risicobron De plaatsen waar risico's vandaan (kunnen) komen, worden risicobronnen genoemd. Het betreft hierbij: •
bedrijven waar gevaarlijke stoffen worden gemaakt, gebruikt of opgeslagen;
•
routes en pijpleidingen waarover of -door gevaarlijke stoffen worden getransporteerd.
Risicocontouren Een risicocontour geeft aan hoe hoog in de omgeving de overlijdenskans is door een ongeval met een risicobron. Deze contourlijnen kan men vergelijken met de gewone hoogtelijnen op een kaart: binnen de contour is het risico groter, buiten de contour is het risico kleiner. Risicokaart Een risicokaart laat zien waar risicobronnen liggen. Het gaat daarbij om risicobronnen waardoor mensen direct letsel kunnen oplopen. Bijvoorbeeld gevaarlijke stoffen en andere relevante risico's, zoals overstromingen. In totaal kunnen de risico's van een dertiental verschillende ramptypen op kaart worden getoond. Maar er zijn ook risicokaarten waarop alleen risicosituaties met gevaarlijke stoffen staan. Route gevaarlijke stoffen Voor de routering van gevaarlijke stoffen is de Wet vervoer gevaarlijke stoffen van belang. Alle rijkswegen (enkele tunnels onder belangrijke vaarwegen daargelaten) en de meeste provinciale wegen zijn aangewezen als route voor gevaarlijke stoffen. Gemeenten mogen voor de zogenaamde routeplichtige stoffen gemeentelijke wegen binnen hun grenzen aanwijzen waarover deze gevaarlijke stoffen mogen worden vervoerd (en daarbuiten dus niet). Redenen
9T7977/R00006/JTLA/Gron 29 maart 2011
Handreiking externe veiligheid - 18 -
Rapport
voor routering zijn bijvoorbeeld kwetsbare situaties, zoals dichte bebouwing, de aanwezigheid van een ziekenhuis of de ligging van een waterwingebied. De gemeente kán vervolgens ook vrijstelling verlenen aan bedrijven als deze hiertoe een verzoek indienen. Transportassen Voor transportassen heeft het Rijk specifiek op externe veiligheid gerichte wet- en regelgeving opgesteld. De Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen richt zich op transport van gevaarlijke stoffen via weg, water en spoor. Voor wat betreft de risiconormering (inclusief de verantwoording van het groepsrisico) sluit de Circulaire aan bij het Bevi. De Circulaire wordt naar verwachting in 2010 omgezet in een Amvb externe veiligheid transport, waarmee de risiconormering wettelijk zal zijn verankerd. Transportroute Transport van gevaarlijke stoffen vindt vooral plaats over de weg, over het water, per spoor en door buisleidingen. Vervoer over het spoor Vervoer van gevaarlijke stoffen vindt ook plaats over het spoor. In 2007/2008 is in het kader van het Landelijk Basisnet een externe veiligheidsanalyse uitgevoerd voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over spoor in Nederland. De werkgroep Basisnet Spoor heeft vooralsnog geen voorstellen gedaan met betrekking tot aan te houden afstanden bij vervoer van gevaarlijke stoffen over spoor. Vervoer over de weg In het kader van het Landelijk Basisnet2 is op basis van cameratellingen een externe veiligheidsanalyse uitgevoerd. Gebaseerd op prognoses voor transportintensiteiten, die zijn opgewaardeerd met een extra groeifactor, zijn voor transportassen maximale PR 10-6 contouren bepaald. Deze zogenaamde PR max legt de gebruiksruimte voor de betreffende transportas vast. De werkelijke PR 10-6 contour mag deze PR max in de toekomst niet overschrijden. In het Basisnet weg wordt de PR max gelijkgesteld aan de kwetsbaar-object-vrije zone (KOV-zone). Binnen deze zone zijn geen nieuwe kwetsbare objecten toegestaan, maar beperkt kwetsbare objecten in uitzonderlijke gevallen wel. Zelfredzaamheid Zelfredzaamheid is de mate waarin de aanwezigen (bewoners, werkenden, bezoekers) zich op eigen kracht in veiligheid kunnen brengen. Voorbeelden van aspecten die de zelfredzaamheid beïnvloeden zijn: • •
preventieve voorlichting/communicatie in de richting van bewoners; de planning van functies van gebouwen met gebruikers met een hoge dan wel een verminderde zelfredzaamheid;
•
infrastructurele voorzieningen om de gevarenzone te ontvluchten, vluchtrichtingen, e.d.;
•
maatregelen voor het alarmeren en informeren van bewoners;
•
mogelijkheden om bouwwerken via maatregelen beter te beveiligen, zoals de ventilatie van af te sluiten ruimte (te controleren, reguleren), beter gas, nooduitgangen, etc.
Zeer kwetsbare groepen Onder “zeer kwetsbare groepen” worden personen verstaan, die geen of een beperkte fysieke mobiliteit hebben en dus niet of verminderd zelfredzaam zijn. Deze personen kunnen zichzelf niet goed in veiligheid brengen, bijvoorbeeld door een geestelijke of lichamelijke beperking of zeer jonge leeftijd.
2
Landelijk Basisnet: In de Nieuwe Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen heeft de overheid het zogenaamde Landelijke Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen aangekondigd. Dit basisnet met daaraan gekoppeld gebruiksruimtes en veiligheidszones, moet de spanning verminderen tussen vervoersbelangen en ruimtelijke ordening. Het Basisnet beoogt een netwerk te zijn van bestaande spoor-, weg- en vaarwegverbindingen.
Handreiking externe veiligheid Rapport
9T7977/R00006/JTLA/Gron - 19 -
29 maart 2011