Handleiding voor innerlijke zuivering en opbouw op basis van het boek “het Gehoorde” van r. B. Ashlag
door Rabbi Michael ben Pesach Portnaar
Verkabbala Uitgevers
1
Vereniging tot Bevordering van Kennis van Kabbala E-mail:
[email protected] Internetpagina: www.kabbalah-arizal.nl
Spuistraat 293 1012 VS Amsterdam Nederland Telefoon: + 31 (0)20 620 26 31
Alle rechten voorbehouden. Eerste uitgave: oktober 2005
Niets uit deze digitale uitgave mag worden verveelvoudigd of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever, uitgezonderd voor eigen gebruik of ten behoeve van artikelen en recensies ongewijzigd met vermelding van de bron.
ISBN: 9789080806344
2
Toegewijd aan de 100-jarige verjaardag van r. Baruch Ashlag (1906 – 1991)
3
Oproep aan de lezer Als u vast komt te zitten bij een deel van de tekst ondanks dat u zelf van alles heeft geprobeerd om er uit te komen, dan mag u vrijblijvend contact met mij opnemen via:
[email protected] Dit e-book moest zo snel mogelijk beschikbaar zijn voor onze studenten en lezers, waardoor er nog enkele taalfouten in kunnen voorkomen. Wij blijven er aan werken.
4
Inhoud 1. 3. 4. 7.
Er is geen ander buiten Hem Over spirituele bevatting Waarom is het zo moeilijk om zich voor de Schepper weg te cijferen Wat betekent het in het geestelijke werk wanneer een gewoonte tot de tweede natuur wordt. 8. Het verschil tussen de heilige schaduw en de schaduw van de sietra áchra (ongezuiverde kracht) 10. Wat is de toestand van vlucht in het geestelijke werk 12. Het belangrijkste werk van de mens 13. De essentie van de granaatappel 14. Wat is de grootheid van de Schepper 18. In duisternis huil, o mijn ziel 20. Lie sjma 21. De tijd van verheffing 22. Thora lie sjma 23. Zij die de Schepper liefhebben, haten het kwaad 25. Wat van het hart uitgaat 26. De toekomst hangt af van de evaluatie van het verleden 27. Groot is de Schepper en slechts de nietige zal Hem zien 28. Ik zal niet doorgaan, maar leven 29. Als twijfels de mens bezoeken. 30. Het voornaamste is om te wensen te ‘geven’ 31. Toegekeerd naar de ziel van schepselen 32. ‘Lot’- dat is de wens van boven 34. Het voordeel van de aarde boven alles 35. De levenskracht van de heiligheid 36. Drie lichamen in de mens 39. En zij naaiden zich bladeren van de vijgenboom 40. Hoe moet het vertrouwen in de Leraar zijn 41. Klein en groot geloof 43. Waarheid en geloof 44. Verstand en hart 45. Twee toestanden in de Thora en het geestelijke werk 46. De macht van Israël over de onreine kracht 47. Daar waar je Zijn grootheid vindt 48. De belangrijkste basis 49. Het belangrijkste zijn verstand en hart (mócha ve lieba) 50. Twee toestanden 51. Als bullebak kwetste je 52. Het zondigen dooft een voorschrift niet 53. Beperking 54. Het doel van het geestelijke werk 56. De Thora heet ‘joré’ 57. Laat hem tot zijn wens naderen 58. Hilariteit is een teken van goede daden 59. Stok en Slang 60. Een voorschrift dat veroorzaakt is door zonde 61. Het is zeer moeilijk om naast de Schepper te zijn 62. Hij daalt neer om op te stoken. Staat op om te klagen. 63. Leen bij mij en ik zal teruggeven 64. Van ‘voor zichzelf’ komt men tot ‘voor de Schepper’ 65. Het openbaarlijke en het verborgene 66. Het schenken van de Thora 67. Verwijder je van het kwaad 67a. Een slechte gewoonte 68. De verbondenheid van de mens met de sfirot 69. Eerst – de correctie van de hele wereld 70. Met sterke arm 71. In de duisternis huil, o mijn ziel 72. Veiligheid is een bekleding van het licht
5
6 12 15 20 23 26 27 28 30 32 33 35 37 39 41 43 44 49 50 51 52 53 54 59 60 61 63 65 66 68 69 70 74 75 76 77 79 80 82 83 85 89 91 92 95 96 98 99 100 101 102 104 105 107 109 110 111 112
76. Bij je offers, voeg zout toe 77. De ziel leert een mens 78. De Thora, de Schepper en Israël zijn één geheel 81. Het opstijgen van ma”n 84. Adam werd uit het paradijs verjaagd 94. Behoed uw zielen 98. Het spirituele betekent het eeuwige 100. De schriftelijke en mondelinge Thora 107. Twee engelen 113. Het gebed ‘Sjma’ 115. Het levenloze, het vegetatieve, het dierlijke en de mens 116. Voorschriften behoeven geen intentie 134. Dronken makende wijn 138. Vrees en angst die de mens soms in hun greep nemen 141. Als een mens op zijn stuk staat. 148. Wat is bitter en wat is zoet 172. Obstakels en hindernissen 181. Eerbetoon 184. Het verschil tussen geloof en verstand 196. Aanzuiging van het egoïsme 201. Het geestelijke en het materiële 202. In het zweet des aangezichts zul je je brood eten 203. Hoogdravendheid leidt tot vernedering 206. Geloof en behagen 208. De zin van inspanningen 209. Drie voorwaarden van gebed 211. Zoals hij die voor de Koning staat 232. Het voltooien van inspanningen
6
114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 125 127 128 129 130 131 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 145 146
1. Er is geen andere buiten Hem.(1) (1) Tot wie richt de auteurkabbalist zich? Alles bestaat uit 2 principiële delen: het innerlijke en het uiterlijke. 1 De ‘uiterlijke’ mens leeft volgens de wetten van de lagere, materiële wereld. Hier bestaan zijn voornemens en handelingen in de categorie bitter of zoet (zie verder het art. 148). Bitter, omdat onaangename beslissingen en toestanden als kwaad worden verworpen. ‘Zoet’ wordt door hem als aantrekkelijk en goed beschouwd. 2 De wetten van de innerlijke mens zijn volgens de Enig Scheppende Kracht opgebouwd en bestaan uit de categorieën ‘waarheid en leugen’. Deze bepalen alle voornemens en handelingen van de ‘innerlijke mens’. De kabbalist richt zich altijd tot de ‘innerlijke mens’. Hetzelfde geldt voor alle heilige boeken. Alleen de ‘innerlijke mens’ kan adequaat reageren op ‘oproepen’ van een auteur-kabbalist en voor zichzelf daaruit nut en zin distilleren (zie verder tek. 1). Dit gebeurt allemaal volgens de wet van overeenkomst naar eigenschappen. Geestelijke informatie vereist een overeenkomstige ontvanger om haar te kunnen vangen. Wanneer de gevoeligheid nog niet ontwikkeld is, kan men al ontvangen, maar alleen dan wanneer er een correcte oriëntatie op de ‘innerlijke mens’ gebeurde. ‘Er is niemand anders buiten Hem’. Er is geen andere kracht in de wereld die ook maar iets zou kunnen beginnen tegen de Schepper. De dingen en krachten die de hoge krachten tegenspreken, zijn de wens van de Schepper. Deze correctiemethode heet ‘de linkerhand duwt weg en de rechter trekt aan’. Ook de linkerhand die wegduwt (2) behoort tot de correctie. (2) De 'beide handen’ kunnen niet samen aantrekken. De Enig Scheppende Kracht of Schepper schiep zo Zijn wereld, het één tegenover het ander. Eerst de strijd, nadien de eenheid. De rechterhand wijst op de gevende kracht chassadiem – liefde en genegenheid – de aantrekkende krachtsvector. Geven kan men onbeperkt. De linkerhand gvoerot – duit op de afstotende krachten - beperkingen. Men kan niet ontvangen in ongecorrigeerde toestand om al mnat lekabbél – egoïstisch ontvangen. Een gelijktijdige werking van beide krachten schept een gecorrigeerde toestand – de middellijn, die met de ware realiteit overeenkomt – het dynamisch evenwicht van krachten. Al bij de aanvang zijn er dingen geschapen om de mens van zijn rechte pad te helpen; om hem van de heiligheid weg te bewegen, opdat hij de noodzaak zou inzien, en de volle wens zou ontvangen dat de Schepper hem helpt (3), en dat hij het zonder die hulp niet zal redden. (3) De hulp van de Schepper wordt bepaald door de mate van oprechtheid en de kracht van het verzoek of gebed van de ‘innerlijke mens’. Smekingen van de ‘uiterlijke mens’ lijken op het gehuil van een zuigeling. Zij hebben geen correcte intentie, kracht noch de essentie van de innerlijke beweging. En omgekeerd, de volheid van de wens (zijn rijp stadium – malchoet) veroorzaakt boven, in de hogere partsoefiem, de overeenkomstige actie van geven aan lagere treden. Het is zelfs niet genoeg dat de mens in zijn werk niet vooruitkomt, hij gaat achteruit. Hij heeft zelfs niet de kracht om de Thora en de Voorschriften met de intentie ‘voor zichzelf’ te doen (4). Slechts door de ware overwinning van alle obstakels door geloof boven kennis (5), kan hij de Thora en Voorschriften uitvoeren. Maar hij heeft niet altijd kracht om obstakels door geloof boven kennis te overwinnen. Hij wordt soms gedwongen om, met de intentie om ‘voor zichzelf’ te genieten, van het pad van de Schepper af te wijken (6). (4) Zo ervaart men de toestand door zijn uiterlijke zijde opgeroepen. Gezien vanuit het perspectief van zijn innerlijke mens blijft men onafwendbaar vooruit gaan naar zijn doel.
7
8
(5) Geloof boven kennis is het bewust streven naar een waarneming van de Enig Scheppende Kracht vanuit de innerlijke mens. De tussentijdse bevattingen van concrete kennis vloeit samen met de continue stroom van eeuwigheid en volheid. (6) De uiterlijke mens overwint de innerlijke mens. De trede die men bekleedt met de eigenschappen van die geestelijke werelden, partsoefiem en sfirot, (uiterlijke) treden altijd meer naar buiten. Ze regeren daarom over de bekleedbare (innerlijke) trede. En altijd klaagt de mens dat hij meer daalt dan stijgt. Hij ziet immers geen einde aan zijn toestanden (7). Hij blijft almaar aan de kant van de heiligheid. Hij merkt dat het moeilijk is om één nietige kleine geestelijke beweging te maken. Slechts door geloof boven kennis is dat mogelijk, maar hij is er niet altijd klaar voor. Dat brengt hem finaal tot het besluit dat niemand dan de Schepper hem helpen kan (8). (7) Hij staat niet stil bij de mogelijkheid om even bij te komen en tevreden te zijn met wat hij bereikte, om van ‘het verdiende’ te genieten. Integendeel, hij maakt zich telkens klaar voor een nieuwe correctiemogelijkheid van boven om tijd te winnen en het vorderen op het doel te bespoedigen. (8) Hij begrijpt dat in de gegeven fase van zijn geestelijke werk, ‘in niemand enige goedheid aanwezig is' en dat de Enig Scheppende Kracht in essentie Goedheid is. De mens kan slechts goed van de Goede ontvangen wanneer hij zich (zijn wensen) vooraf gezuiverd heeft. Hij ervaart dat de Schepper zijn ogen en hart zal moeten openen (10) en alleen hem daadwerkelijk dichterbij zijn doel zal doen komen. Het doel is eeuwige eenheid met Hem (9). (9) Tot nu stelde de mens zich voor dat er van hem toch iets goeds uitging. Zo creëerde hij een 'bovenbouw' in zichzelf die de werkelijke Enige Goede in hem bedekte. Hoe kon hij Hem om hulp vragen als hij veronderstelde dat in hem al iemand aanwezig was om op te rekenen, nl. die ‘goederik’ die hij voor zichzelf had geschapen; de leverancier van al zijn hoop en verwachtingen. Dat heet ‘dienen aan vreemde goden’? (zie art. 15). Maar wanneer dit ‘goede godje’ oplost, openbaart zich voor hem de Enige Goede. En hij merkt uiteindelijk dat ‘het zwaar is voor hem om zelfs maar het nietigste geestelijke beweginkje te maken. Tav de Goede herinnert niets hem nog aan zijn eigen egoïsme. (10) ‘Ogen’ – licht chochma. ‘Hart’ – licht chassadiem. Slechts die twee samen vormen het licht van correctie. De mens ‘van onze wereld’ heeft natuurlijk geen masach. Hij verbruikt slechts ner dakiek – het meest onbeduidende licht. Hoe kan hij zich dan voorstellen in de vorm van 10 sfirot met innerlijke en uiterlijke vormen van licht die hem beïnvloeden en corrigeren? De wet van overeenkomst naar eigenschappen is werkzaam in alle lagen van de schepping, ook in ‘onze wereld’. In 'onze wereld' bestaat dus naar analogie met de geestelijke werelden dezelfde opstelling van krachten in 10 sfirot, hoewel de mens dat voorlopig niet waarneemt. Maar in potentie is het altijd aanwezig. Immers ‘Mie besaríe echezé eloká’ – vanuit mijn lichaam (wensen) zal ik het goddelijke (het spirituele) zien. Hieruit kunnen we besluiten dat alle afstotingen die de mens ervoer, van de Schepper uitgaan. De afstoting gebeurt niet omdat de mens niet in orde zou zijn of in hem niet de wens zou leven om te overwinnen (11), maar het gebeurt omdat hulp van boven er slechts is voor hen die daadwerkelijk wensen te naderen. Dit gebeurt opdat de mens met veel genoegen zou nemen; opdat hij niet op de trede van een klein jochie zonder kennis zou blijven staan (12). Daarom krijgt hij hulp van boven, zodat hij niet kan zeggen dat bij de Schepper de Thora, de Voorschriften en goede daden zijn, maar dat in hem iets ontbreekt (13). (11) De afstotingen moeten in hem de wens oproepen of doen toenemen; de nodige kracht doen krijgen om wat besproken werd te kunnen bereiken. (12) De kleine toestand ‘katnoet zonder daat’ – zonder kennis; zonder het vermogen om ma”n te doen stijgen; zonder het vermogen om aan een hogere geestelijke trede iets te verzoeken of om correctie te eisen naar de grote toestand ‘gadloet’. Bovendien kan hij in deze toestand met het licht ‘zievoeg de-hakaa’ verrichten en dit in zijn keliem aantrekken.
9
(13) Dat hij absoluut niet in staat is om zich qua eigenschappen in overeenstemming te brengen met de Schepper. Wanneer in de mens de ware wens bestaat, zal hij hulp van boven ontvangen. Die hulp zal hem altijd tonen wanneer hij niet in orde is. Hij krijgt maw gedachten en kennis toegezonden die tegen het geestelijk werk zijn (14). Dat gebeurt om hem te laten zien dat hij geen volledige eenheid met
10
de Schepper heeft. Hoe meer hij probeert, des te meer hij inziet dat hij zich alsmaar verder van de heiligheid bevindt dan de anderen die zich in volle verbinding met de Schepper voelen (15). (14) Wat is dat voor hulp van boven, die je toont dat je op een gegeven moment niet in orde bent? De ware wens naar het spirituele kan alleen ontstaan bij de ‘innerlijke’ mens (zie art. 1, p. 1). (15) Hij voelt zich voorlopig in volle verbinding met zijn ‘uiterlijke mens’, en is daarom ook gevuld met het licht van de Schepper zonder het besef van de nodige mate van ‘hakarat hara’ (het besef van het eigen kwaad). Bij elke prille waarneming van welk voornemen of wens ook, dient onmiddellijk de vraag gesteld van wie de wens uitgaat, van zijn uiterlijke of innerlijke mens? Pas na dit onderzoek zou hij een beslissing mogen nemen. En hij klaagt en eist altijd. Hij kan het gedrag van de Schepper tav hem niet goedvinden. Het doet hem pijn dat hij niet in volheid met de Schepper kan zijn, waardoor bij hem het gevoel opkomt dat hij inderdaad geen heiligheid in zich heeft. (16) En zelfs wanneer hij soms enige opwekking van boven zou ontvangen die hem bijvoedt, valt hij ter stond weer naar beneden (17). (16) Niets goeds heeft hij vanuit zichzelf (zie art. 1, p. 8). (17) Wat overigens een heel normaal verschijnsel is in het geestelijke werk. Dat brengt hem echter tot het besef dat slechts de Schepper kan helpen om hem daadwerkelijk dichterbij te laten komen. De mens moet altijd trachten het pad te bewandelen waarop hij in samenvloeiing met de Schepper is, opdat al zijn gedachten over Hem zouden gaan (18), zelfs in de meest afschuwelijke toestand. Hoe kan men zich van de macht van de Schepper bevrijden (19)? Bestaat er een andere macht die hem verbiedt in de heiligheid (20) te komen en die macht heeft om goed of kwaad te doen? Nee. Alles gaat van de Schepper uit (21). (18) Dus, laat hem altijd, al was het maar een beetje, naar de rechte lijn doen neigen. (19) Dat is een retorische vraag, want in geen geval mag men zich van de macht van de Schepper bevrijden! (20) In waarneming van het spirituele, wanneer hij de wens doet stijgen tot het niveau van gedachte – de wortel van deze wens. (21) Bespreek alle vragen alleen met Hem. Beschuldig niet, want alles gaat van Hem uit. Dat is wat Baal Shem Tov schreef: ‘Wie zegt dat in de wereld een andere macht bestaat, c.q. een onreine kracht (22), bevindt zich op de trede ‘het dienen van andere goden’. Hij overtreedt niet omdat hij ketterse gedachten zou hebben, maar omdat hij dacht dat er andere krachten zijn buiten de Schepper. (22) ‘Ongezuiverde’ kracht in zijn waarneming, want voor de Schepper is niets onrein. Wanneer een mens denkt dat in hem een zelfstandige kracht bestaat die strijdig is met de Schepper (hij denkt bijvoorbeeld dat hij gisteren zelfstandig besliste niet langs het pad van de Schepper te gaan), vergist hij zich. Hij gelooft niet dat de Enig Scheppende Kracht de wereld regeert. Echter, na te beseffen dat hij de wet die zegt dat hij spijt moet hebben van wat hij deed, overtrad, moet hij voor zichzelf bepalen waarover hij spijt zou moeten hebben. De mens moet altijd spijt hebben dat hij zijn overtreding beging omdat de Schepper hem van de heiligheid had kunnen verwijderen. Dus, de Schepper gaf hem de wens om van het onreine te genieten (23). (23) Maar hij had wel de keuze deze wens van de Schepper te gebruiken of niet. De mens is geschapen met een pakket wensen. Het is hem niet gegeven om ze te veranderen of er zich van te ontdoen. Zijn vrije keuze beperkt zich tot de manier waarop hij ermee omgaat. Als gevolg van zijn intensieve werk moet hij de Schepper, die hem als ontvangende schiep, ‘overwinnen’ door op Hem te gaan lijken en gevende te worden.
11
Wanneer de mens zich voelt stijgen; de smaak van het werk te pakken heeft, gaat hij begrijpen dat hij een slaaf van de Schepper is. Dat komt omdat hij de Enig Scheppende Kracht behaagt. Dan is de Schepper in de buurt van de mens. Daardoor krijgt hij nog meer zin in het geestelijke werk (24). Hij moet daarbij wel oppassen nooit van de heiligheid af te dwalen door te zeggen dat er buiten de Schepper nog iets bestaat dat invloed uitoefent. (24) Wanneer een mens een afdaling ervaart terwijl hij correct handelt; zich bezigt met de Thora en goede daden verricht, moet hij dat op de Schepper betrekken. In het samenvloeiingproces met Hem zijn deze afdalingen het gunstigst. En omgekeerd, het is een momentopname die uit de welwillendheid van boven komt. Het is helemaal niet de eigen verdienste van de mens. Beide extreme toestanden moet hij in één toonzetting doorleven. Deze toestanden zijn allebei uitgangstoestanden voor een volgende verheffing. Besluit: Wat moet men corrigeren?
Waarmee corrigeren?
Resultaat van de correctie
Doel van de correctie
De waarneming dat aardse dingen en krachten de Enig Scheppende Kracht in het Heelal schijnen tegen te spreken.
Via een ware overwinning van alle obstakels door geloof boven verstand.
Het besef van de noodzaak ontvangen, de overtuigde wens te hebben dat de Schepper hem zal helpen.
Hulp van boven ontvangen bij zijn correctie.
Niet vorderen in zijn werk; zich eerder nog achteruit zien gaan; de kracht missen om de Thora en de Voorschriften uit te voeren, zelfs niet egoïstisch ‘voor zichzelf’; bij zichzelf meer afdalingen dan opstijgingen bemerken en dat er geen einde aan lijkt te komen.
Oprechtheid en kracht van zijn verzoek; van het gebed van zijn ‘innerlijke mens’.
Een ware eis stellen waarop de Schepper hem doet naderen tot hij daadwerkelijk eeuwig met Hem tot eenheid kan komen.
Qua eigenschappen met de Enig
Klagen, eisen en het gedrag van de Schepper tav hem niet kunnen rechtvaardigen.
Altijd trachten het pad te gaan waarop men in samenvloeiing met de Schepper kan zijn, zodat alle gedachten bij Hem zijn. Oppassen dat je nooit van de heiligheid afdwaalt door bv. te zeggen dat er buiten de Schepper nóg iets bestaat dat invloed uitoefent.
12
Versterking van de wilskracht op het pad van spirituele vooruitgang. Hij past op voor het nare en kwade en wordt door het goede aangetrokken.
Scheppend e Kracht overeenkomen.
Het besef dat in de mens geen heiligheid bestaat, maar dat alle heiligheid in de Schepper zit.
3. Over spirituele bevatting. Wij onderscheiden vele treden en bepalingen in de geestelijke werelden. Het betreffen bevattingen door zielen van wat zij in deze werelden ontvingen. Dit in overeenstemming met de regel: ‘Wat wij niet bevatten, zullen wij ook niet bij naam noemen’. Het woord ‘naam’ wijst op bevatting. De hele werkelijkheid wordt vanuit ‘bevatten’ verdeeld in 3 treden: I. Zijn essentie (“atsmoeto”)
II. Oneindigheid
III. Zielen
I Over Zijn essentie, de Enig Scheppende Kracht. spreken wij überhaupt niet. De wortel en de plaats van de schepselen beginnen immers met het Scheppingsplan. Daar zegt men over hen: ‘Het eind der handeling ligt in het uitgangsvoornemen besloten.’ II. De Oneindigheid is het Scheppingsplan van de schepping. Het is Zijn wens (Eigenschap, de hoge wet van het heelal.) om de schepselen te behagen op het niveau van oneindigheid die ‘Ejnsof baroech hoe’ heet (De Oneindigheid). Het verband tussen Zijn essentie en de zielen wordt door ons begrepen als de wens om schepselen te behagen. De Oneindigheid is het begin van het hele proces en heet ‘licht zonder klie’. Daarin bevindt zich de wortel van de schepselen. Die wortel is de verbondenheid tussen de Schepper en schepselen en noemt ‘Zijn wens om schepselen te behagen’. Deze wens begint in de Oneindige wereld en daalt tot in de wereld Asieja. III. Zielen zijn ontvangers van het behagen dat in Zijn wens om te behagen voorhanden is. Het begrip ‘oneindigheid’ wordt gebruikt om de verbondenheid tussen Zijn essentie en de zielen uit te drukken. Dit wordt door ons begrepen als de wens om schepselen te behagen. Behalve dit verband met de wens om te behagen bespreken wij niets. Alle werelden zijn ‘licht zonder klie’. Zij worden niet besproken. Zij zijn Zijn essentie. Er bestaat in hen geen bevatting. Wij onderscheiden vele treden. Deze treden zijn krachten. Zielen zullen deze treden moeten ontdekken en mogelijkheden bouwen om de overeenkomstige hoge lichten te ontvangen, ieder overeenkomend met zijn correcties, eigen kracht en voorbereiding. Pas dan worden deze treden onthuld. Maar terwijl de zielen het hoge licht bevatten, wordt alles op zichzelf als Zijn essentie gedefinieerd. De werelden waarvan de zielen ontvangen worden als ‘Oneindigheid’ bepaald. Dit is het verband tussen werelden en zielen, en heet zoals gezegd ‘Oneindigheid. Dus datgene wat de werelden aan de zielen geven, daalt neer vanuit het Scheppingsplan. Het is een samenvallen van Zijn essentie en de zielen. Wanneer wij bidden tot de Schepper en Hem verzoeken om ons te helpen en te geven wat wij vragen, richten we ons tot de Oneindigheid. Daar bestaat de wortel die de schepselen overvloed en behagen wenst te geven. Het gebed is gericht tot de Schepper die ons schiep. Zijn naam is: ‘Zijn wens om Zijn schepselen te behagen’. Hij wordt Oneindigheid genoemd gezien we spreken van de toestand vóór de beperking. Maar ook na de beperking vonden in Hem geen veranderingen plaats. De verscheidenheid aan namen, alle beperkingen en de veelheid aan veranderingen bestaan slechts tav de ontvangers. Vandaar dat de eerste naam, die als de wortel aan de schepselen onthuld werd, 'Oneindigheid' heet. Het licht komt altijd middels zijn eerste naam: ‘Zijn wens om Zijn schepselen oneindig te behagen’. Daarom bidden wij tot de Schepper, die ‘Oneindigheid’ heet, die zonder beperking of einde is. Dat vervolgens toch een eindigheid wordt geschapen (beperking), gebeurt ter correctie van de ontvangers, opdat zij Zijn licht zouden kunnen ontvangen. Het hoge licht bestaat uit twee elementen: 1° de vattenden of zielen en 2° het bevatbare of ‘Zijn essentie’. Wat wij over het hoge licht zeggen, is beperkt tot de reactie van de vattende op het vatbare (ofwel: datgene of diegene die wordt bevat). Echter, op zichzelf zijn de zielen of alleen het vatbare niet oneindig. De ziel is een ‘vernieuwde’ trede (nieuw tav datgene wat bestond) en deel van het geheel. Het nieuwe is de wens om te ontvangen. Daarom heet de schepping ‘jesj me-ajn’ (iets uit niets – ex nihilo). De werelden worden gezien als één enkelvoudige eenheid. Er is geen verandering in het Goddelijke. ‘Ik HaVaJ’A veranderde niet’. Sfirot (3) noch treden hebben iets met het Goddelijke te maken. Zelfs de namen die het krachtigst het licht aanduiden, zijn niet op het licht zelf van toepassing gezien het ‘Zijn essentie’ betreft waarvan absoluut geen bevatting mogelijk is. Afhankelijk van wat een mens van Hem bevat, spreken we van sfirot en verschillen. De
13
sfirot bestaan omdat de Schepper wenste dat wij het Licht zouden bevatten. Dat is…Zijn wens om Zijn schepselen te behagen. (3) Correcties die een mens moet uitvoeren om het licht te kunnen ontvangen, heten ‘sfirot’, maar het licht zelf verandert niet. Hij schiep ons en gaf ons zintuigen om ons in staat te stellen datgene te bevatten wat Hij wenste. We bevatten datgene uit het hoge licht waarop we kunnen reageren. In diezelfde mate vormden zich in ons een veelheid aan treden. De algemene waarneming wordt genoemd 'de wens om te ontvangen'. Ze wordt verdeeld in vele onderdelen en nuances. Deze heten opstijgingen en afdalingen (4). Ze vinden onder andere plaats door verspreiding van het licht of door het vertrek van het licht. Het gebeurt in overeenstemming met die mate van ontvangen; waarop de ontvangers zijn voorbereid. (4) Hieruit blijkt dat opstijgingen en afdalingen in het spirituele werk verplicht en structureel aanwezig zijn en voortvloeien uit het Scheppingsplan zelf. De wens om te ontvangen wordt ‘schepping’ en ‘nieuwe trede’ genoemd. Pas bij het begin van de wens om te ontvangen reageert de schepping en kunnen we iets bespreking (5). In deze reactie is het samengaan van het hoge licht en de klie aanwezig. (5) Zonder reactie van de schepping of beweging van de ‘innerlijke’ mens op het hoge licht valt er over niets te praten. De rest is slechts verbruik door onze uiterlijke kant, zonder enige vorm van geven. Dit heet ‘licht en klie’. NB: het licht zelf, zonder klie, is geen onderwerp van bespreking. Want het licht dat niet bevat wordt door een ontvanger, is te definiëren als ‘Zijn essentie’ (6) Er valt niet over te praten, omdat de essentie onbevattelijk is. Je kunt het geen naam geven. (6) Het hoge licht kan men slechts ontvangen door bevatting. Deze bevatting ontstaat door studie van een waar boek, onder begeleiding van een ware Leraar, en via het werk aan zichzelf. Zonder die drie elementen blijft het licht onbevattelijk. Er bestaan 2 begrippen waarmee wij ons in een gebed tot de Schepper wenden opdat Hij ons bevrijding zou zenden: (а) De Schepper
(b) en wat van Hem uitgaat. ‘Oneindigheid’
(a) Is Zijn essentie. Het is niet toegestaan daarover te spreken. (b) Is wat van Hem uitgaat en wordt bepaald als licht dat zich in keliem verspreidt. Dat is de verbondenheid van de Schepper met zijn schepselen. Het is de uitdrukking van Zijn wens om Zijn schepselen te behagen. De wens om te ontvangen (zo staat het origineel!) is het zich verspreidende licht dat tot de wens om te ontvangen komt. Terwijl de wens om te ontvangen het zich verspreidende licht ontvangt, heet het verspreidende licht zelf 'Oneindigheid.' Het bereikt de ontvangers via vele bekledingen of bedekkingen, opdat een lagere het zou kunnen ontvangen (7). (7) Want er is een passende voorbereiding van een klie nodig om het licht van elke volgende trede te kunnen ontvangen. Alle treden en veranderingen worden specifiek in de ontvanger geschapen afhankelijk van zijn reactie. Treden in werelden zijn treden van krachten!! Van zodra een ontvanger deze treden bevat, worden zij daadwerkelijk bij naam genoemd (8). (8) We spreken van treden van bevatting, want de werelden zelf stellen uitsluitend krachten voor zonder zelf iets te bevatten. Geestelijk bevatten gebeurt wanneer het vattende en bevatbare samenkomen. Zonder vattende heeft het bevatbare geen vorm, want zo is er niemand die de vorm van het bevatbare aan kan nemen. Een trede is Zijn essentie. Er valt absoluut niets van te bespreken. Hoe zou het bevatbare zelfstandig één of andere vorm kunnen aannemen? Wij kunnen pas iets beginnen te bespreken
14
wanneer onze zintuigen kunnen reageren op het zich verspreidende licht. Dat licht stelt een trede van Zijn wens voor om zijn schepselen te behagen. Het licht komt daadwerkelijk tot de ontvangers (9). (9) Deze plaats heet masach, scherm. Dit proces kun je vergelijken met de manier waarop wij een tafel bekijken. Via onze zintuigen nemen wij waar dat de tafel hard is. Wij ervaren haar lengte en breedte overeenkomstig de toestand van onze zintuigen. Dat wil echter niet zeggen dat de tafel er voor iedereen net zo uitziet. Een engel (10) bijvoorbeeld ziet de tafel volgens zijn zintuigen. Wij kunnen een bepaalde vorm niet bepalen vanuit het perspectief van een engel, omdat wij zijn zintuigen niet hebben. (10) Een engel is een kracht van het heelal die de hem opgelegde functie vervult en over een bepaalde eigenschap of een pakket eigenschappen beschikt. Hij heeft evenwel geen vrije wil. Hieruit volgt dat, net zoals bij ons geen bevatting van de Schepper Zelf bestaat, wij niet kunnen zeggen hoe de werelden zijn vanuit Zijn perspectief. Wij begrijpen de werelden slechts vanuit onze eigen zintuigen en waarnemingen. Op deze manier wenste Hij dat wij Hem zouden begrijpen (11). (11) Bevatting is slechts mogelijk in gecorrigeerde keliem. De mate van ‘gecorrigeerd zijn‘ bepaalt de diepte van de bevatting van de ware realiteit. Dat is de essentie van de uitspraak ‘Er is geen verandering in het licht.’ Alle veranderingen zitten in de vaten (keliem), in onze waarneming. Alles wordt door onze voorstelling bepaald (door gelijkenis naar eigenschappen). Als meerdere mensen naar één spiritueel object zouden kijken, zou ieder dat object bevatten in overeenstemming met zijn eigen voorstelling (gelijkenis) en waarneming. Daarom ziet iedereen een andere vorm (12). Ook in een mens zelf zal de vorm veranderen, overeenkomend met zijn 'ups en downs.' Het licht is ‘enkelvoudig’. De veranderingen zitten in de ontvangers. (12) Echter: de essentie van de geestelijke trede waarnaar hij opstijgt, blijft onveranderd. Zij wordt door allen in gelijke mate begrepen. In een spirituele bevatting is geen plaats voor willekeur. Begrijp je trede ‘x’, openbaart zich aan jou het licht door gelijkenis naar eigenschappen die met deze trede overeenstemmen. Moge er een wens bestaan, dat wij waardig bevonden zullen worden om Zijn licht te ontvangen; dat wij langs het pad van de Schepper mogen gaan en voor Hem mogen werken, niet voor een beloning maar om Hem voldoening te geven (13), zullen wij de Schiena (14) uit het stof doen verheffen en een samenvloeiing met de Enig Scheppende Kracht bereiken. Hiermee komt de onthulling van Zijn Goddelijkheid aan Zijn schepselen. (13) Daarmee zijn natuur overwinnend. (14) Het totaal aan zielen dat al het licht van de Schepper ontvangt en dit verder verspreidt onder de zielen. Besluit:
Wat corrigeren
Waarmee
Resultaat
Doel
Het ontbreken van of de te geringe wens om ‘vattende’ te zijn.
Innerlijk streven naar toestanden waarin het vattende en bevatbare samenkomen.
Het ontvangen van bevatting; Zijn licht.
De Schiena uit het stof doen verheffen en met de Enig Scheppende
15
Kracht gaan samenvloeien. De onthulling van Zijn Goddelijkheid aan Zijn schepselen.
4. Waarom het zo moeilijk is om zich voor de Schepper weg te cijferen. Zich wegcijferen voor de Schepper (1) betekent geen zorgen maken over zichzelf. Men krijgt het idee dat de hele wereld op zijn plaats blijft terwijl jij uit deze wereld verdwijnt en je gezin en vrienden (2) verlaat om jezelf voor de Schepper te weg te cijferen. De reden van die moeilijkheid is ‘het ontbreken van geloof’ (3). Je ziet niet voor wie jij je zou moeten wegcijferen. Je neemt het bestaan van de Schepper niet waar (4). (1) De overheersing van de uiterlijke mens op de ‘innerlijke’ mens breken. (2) Juist de wensen van de uiterlijke mens tegenover ‘zijn gezin en vrienden’ zijn moeilijk te corrigeren. (3) Het gebrek aan geloof in eigen correctie. Deze correctie bereikt men door innerlijk werk door zijn innerlijke mens. Bij gebrek aan geloof is de innerlijke mens ingestort of niet opgewekt. Echter, werken aan zichzelf, aan de versterking van zijn innerlijke mens, leidt tot een onstuitbare geestelijke groei en geloof. (4) De onderontwikkelde toestand van onze innerlijke mens ontrekt de Schepper aan ons oog. Alleen via de innerlijke mens realiseren we de verbondenheid met de Schepper in Zijn eeuwig blijvende naam. In de kern van onze innerlijke mens moet zich ‘Ejnsof’ bevinden, ‘HaVaJ”A’ gekleed in werelden van verhulling, waarvan de hele correctie uitgaat. De uiterlijke mens ervaart de naam ‘Elokiem’, een strenge Maker van de natuur, die de uiterlijke mens slechts de meest noodzakelijke luttele hoeveelheid licht biedt, net voldoende voor zijn bestaan. Zo'n waarneming roept in de uiterlijke mens het zware gevoel van geketend te zijn op. Zodra hij echter de Schepper begint waar te nemen (5), zal hij zich met de wortel of Bron verbinden. Hij zal zich in Hem sluiten en zich wegcijferen zoals een kaars dat doet voor een vlam (6). Hij doet dat zonder geredeneer omdat het op een natuurlijke wijze in hem plaatsvindt. (5) Via ‘nekoeda sjebalév’ (het punt in het hart), door het onthullen van zijn innerlijke mens. (6) Over welk wegcijferen spreekt Rav? Moet je dan je egoïstische wensen teniet doen? Je ‘ego’ doden, verdelgen? Leer van een kaars, zo stelt Rav voor. Door het ‘teniet doen van zichzelf’, door aan een vlam zijn zwakke lichtje weg te geven, kiest de kaars ervoor om met de vlam samen te vloeien in één machtig, ondoofbaar licht. Het is zoals in onze wereld een trainer tegen zijn pupil roept om op de 100 meter alles te geven. Geef al je krachten nu, op dit moment!! Ik garandeer je een ongekend record. En dat zul je telkens doen!’. Als zijn pupil dan even glimlacht en zegt: ‘Nee, ik geef niet alles van mezelf’, dan komt er niets van terecht. Hetzelfde wenst ook de Enig Scheppende Kracht, de 'Eeuwige Trainer: 'dat je jezelf geheel weggeeft voor de nieuwe mens die je ONVERMIJDELIJK MOET worden. Dat is ongeveer wat Rav bedoelt met ‘het wegcijferen van zichzelf’. Daarom is het voornaamste wat een mens dient te bereiken, het waarnemen van de Schepper. Hij moet waarnemen dat de wereld van Zijn grootheid is vervuld. Alle geestelijke werk (7) moet dit perspectief dienen + het besef van het feit dat het enige wat een mens ontbreekt, zijn geloof in de Schepper is. Het geloof bereiken is dan de belangrijkste beloning die hij voor zijn werk wenst te ontvangen. Louter om het geloof in de Schepper waardig te zijn, beseffen dat de Schepper al het bestaande vult. (7) Rav noemt als ‘het voornaamste’ de noodzaak van het bereiken van een ‘waarneming van de Schepper’, van Zijn grootheid. Dat volgt letterlijk direct na ‘het wegcijferen van zichzelf!’
16
Er is geen verschil tussen een grote of kleine schittering, tussen een grote of kleine waarneming van de Schepper, want het licht verandert nooit. Het licht is en blijft de wens van de Enig
Scheppende Kracht
om de schepping te behagen. Deze wens is voortdurend maximaal en onveranderlijk. Alle veranderingen in waarneming gaan uit van veranderingen van wensen of keliem die het hoge licht ontvangen. Als een mens maw in staat is om zijn wensen (8) te vergroten, zal de hoeveelheid licht in dezelfde mate vergroten. Een vergrote keliem betekent steeds meer de Schepper wensen, naar Hem streven, Hem waarnemen, aan Hem willen geven. (8) Hier worden de wensen van de innerlijke mens bedoeld, want slechts daarmee kan men voor het geven werken. Aangezien de grootte van de waarneming afhangt van de grootte van de wens, geldt dat hoe meer een mens de Schepper prijst en verhoogt (9) dankbaarheid ervaart voor het feit dat de Schepper hem tot Zich heeft doen naderen; hem de mogelijkheid gaf om - al was het maar een beetje - Hem te ervaren, des te meer waarde kent de mens aan Hem toe en des te groter worden zijn keliem. Daarom neemt hij daarin ook een grotere schittering, behagen en volmaaktheid waar. (9) Hij prijst en verhoogt Hem door zijn uiterlijke mens te verkleinen Het ervaren van deze 2 polen vergroot het spanningsveld. Dat is de onontbeerlijke voorwaarde voor de groei van keliem. Omdat de mens altijd binnen zijn wensen waarneemt, komt hij nooit tot het vermogen om de ware verbondenheid tussen hem en de Schepper precies te evalueren. Hij moet slechts streven naar een blijvende bereikte nabijheid; een onveranderlijke, voortdurende waarneming van de verbondenheid met de Schepper; dat het licht voor altijd in zijn keliem blijft. (10) Rav geeft ons het criterium van de mate van waarneming van de Schepper. Bij kwantitatieve veranderingen van de verbondenheid met Hem worden geen onveranderlijke voortdurende waarnemingen van deze verbondenheid ervaren. Innerlijk gaat het toenaderingsproces natuurlijk door. Er vindt slechts een kwalitatieve verandering van een waarneming plaats, volgend op een serie van kwantitatieve veranderingen. Dat leidt uiteindelijk tot een onophoudelijke verbondenheid, en getuigt van zijn maximaliteit. Wanneer een mens nadenkt over het doel van de schepping, het doel van zijn leven en de wens ontvangt om te luisteren, te lezen, om kabbala te bestuderen, moet hij de Schepper dankbaar zijn. Want Hij is het die aan de dieren van onze wereld gedachten over de hoge wereld zendt. Immers, het is volkomen onnatuurlijk dat in de mens van onze wereld vanzelf gedachten over de Schepper zouden ontstaan. In dezelfde mate waarin een mens de Schepper gewaarwordt en dankt, zal hij Zijn licht gewaarworden. Als hij de Schepper niet dankt en zich pretenties veroorlooft tegenover de Schepper omdat Hij hem bv. weinig zou hebben gegeven, is deze mens hoogmoedig en arrogant. Hij kan het bestaan van de Schepper niet waarnemen. Wanneer een mens zich gewoonweg de Schepper in elke toestand herinnert, alles wat hij ondervindt op de Schepper betrekt, zal hem dat leiden tot het waarnemen van de Enig Scheppende Kracht. Daarom moeten wij een aanleiding zoeken om waar, wanneer en door welke woorden ook de Schepper in onze gedachten te hebben. Wie onophoudelijk klaagt over tekorten en meent dat er méér voor hem is weggelegd dan wat hij van de Schepper ontvangt, wordt van Hem slechts verwijderd. Je mag nooit over iets droevig of ontevreden zijn. Men moet juist proberen om voor alles de Schepper te danken. Dat is de zin van de wens om zich te corrigeren. Vraag: wat is beter: droevig zijn omdat je niet ontvangt van de Schepper wat je denkt dat je toekomt, of blij zijn dat je Hem überhaupt niet voelt? Antwoord: Het is beter droevig te zijn omdat je niet ontvangt wat je denkt dat je toekomt, dan blij te zijn dat je de Schepper niet waarneemt. Er is geen grotere straf dan te weten, dat er geen verbondenheid met de Schepper is. In dit geval moet je naar een aanleiding zoeken en beginnen Hem te rechtvaardigen om een of ander verband te vinden. Maar ga in geen geval zoeken naar dierlijke genietingen. (Dat is natuurlijk moeilijk om te doen.) Dus: het is goed om bv. contact te zoeken met vrienden, of om aan één of ander soort werk te beginnen, om uit de toestand van duisternis te komen. Een mens heeft altijd verschillende wensen. Als hij de Schepper dankt dat Hij hem een aanvullende wens gaf waaraan hij kan gaan werken, dat Hij hem de mogelijkheid gaf zichzelf te corrigeren, dan gaat hij vooruit. Vraag: Hoe kun je de Schepper danken zonder dat je je Hem kunt voorstellen? Antwoord: In de mens zijn verschillende gevoelsorganen aanwezig. Hij kan zich de Schepper dus op een of andere manier voorstellen: Hij is slecht, goed, zorgzaam, beschermend enz. Men dient
17
zich om te beginnen de Schepper voor te stellen zonder verband met zichzelf, Hem te rechtvaardigen. Dat is werk waaraan je vele maanden en jaren kan werken. Vraag: Hoe moet een mens zich wegcijferen? Antwoord: Dat is niet eenvoudig uit te leggen. Een mens moet zelf beslissen dat dat voor hem nodig is. Hij moet beseffen waar hij staat. Maar ik kan geen direct antwoord geven met betrekking tot het spirituele. Het spirituele valt niet te bestuderen. Men moet het voelen. Het moet komen. Maar bij het bestuderen van de kabbalistische leerstof kan een mens beginnen met het zoeken naar zichzelf. En wanneer hij een beetje vooruitkomt in deze richting, kan hij gaan handelen zoals in het gelezene besproken wordt. Besluit: Wat corrigeren
Waarmee
Resultaat
Doel
De moeilijkheid om zichzelf weg te cijferen; de angst om ‘je gezin en vrienden te moeten verlaten; het gevoel dat je uit deze wereld lijkt te verdwijnen.
Stop met over jezelf zorgen te maken.
Het bestaan van de Schepper waarnemen; dat de wereld vol is van Zijn grootheid.
Zich verbinden met de wortel, met de Bron; zich in Hem sluiten.
Het ontbreken of een te zwak geloof in de Schepper hebben.
Werk aan jezelf. Versterk je innerlijke mens.
Je gebrek aan geloof in de Schepper beseffen.
Waarnemen dat de Schepper al het bestaande vult.
Een langzame en ontoereikende verandering van je wensen.
Je wensen vergroten.
Vergroot de hoeveelheid licht die je keliem binnenkomt, dus je waarneming.
Een te geringe vergroting van je keliem die het hoge licht zou moeten ontvangen.
Vergroot je keliem door de Schepper steeds meer te prijzen en te verhogen in jou ogen. Voel dankbaarheid voor het naderen van de Schepper, al was het maar een beetje.
In je keliem een grotere schittering, behagen en volmaaktheid ervaren.
18
Onophoudelijk streven naar die toestand waarin je de bereikte nabijheid voor altijd kunt laten blijven.
4. Waarom is het voor de mens zo moeilijk om zichzelf voor de Schepper weg te cijferen? (2° deel) Zijn gezin en vrienden verlaten om zich voor de Schepper weg te cijferen is moeilijk tgv een gebrek aan GELOOF in Hem. We voelen de realiteit van de Schepper nog niet. De geringste waarneming van de werkelijkheid van de Schepper veroorzaakt in zijn ziel hartstocht en het streven om zich weg te cijferen en samen te vloeien met de Bron boven kennis en verstand. (*1) Het gebeurt op een natuurlijke manier zoals een kaars zich voor de vlam opoffert. Besluit: het voornaamste werk van de mens is het leren waarnemen van de Schepper die ‘met Zijn grootheid de hele aarde vult.’ Het enige wat een mens ontbreekt, is het bereiken van geloof in de Schepper. De beloning voor elk mensenwerk is: GELOOF IN DE SCHEPPER. Het licht verandert niet. Alles hangt van de keliem af die het behagen van het licht moeten ontvangen. Vergroot een mens zijn keliem, zal hij in dezelfde mate ook de schittering vergroten. Hoe vergroot men zijn keliem? Antwoord: uitsluitend door de grootheid en relevantie die de mens aan de Schepper geeft, nadat de Schepper de mens tot Zich deed naderen en hem een waarneming van Zich gaf. In dezelfde mate vergroot bij die mens de schittering en overvloed van het binnenkomen van het licht in zijn vergrotende keliem. Des te sterker de waardering van de grootheid en relevantie die de mens aan de Schepper geeft, des te sneller zal hij een voortdurende aanwezige schittering waardig zijn, tot de volledige samenvloeiing met de Schepper. Dus: geloof is een waarneming van de Schepper. Als de mens zou kunnen zien voor wie hij zich teniet doet, zou hij dat veel makkelijker vanuit een gigantische wens doen. Wanneer hij de Schepper ervaart, doet hij zich op een natuurlijke wijze teniet. Wij kunnen ons afvragen waarvoor deze ingewikkelde dingen eigenlijk dienen? Laat hem de Schepper waarnemen en laat hem dat op natuurlijke manier doen. Waarom verwart de Schepper ons? Wij storten ons van één kant naar de andere. We weten niet hoe te handelen. Al deze fasen moeten wij doorlopen om de Schepper te gaan wensen; te onthullen, waar te nemen, te weten waarvoor het nodig is; wat het ons geeft. Het voornaamste wat ik nodig heb is de kracht voor de correctie van mijn keliem. Hoe hoger, majestueuzer en relevanter de Schepper in mijn ogen is, des te groter is de hulp bij mijn correcties waarop ik mag rekenen. Des te sterker zal ik Hem kunnen ervaren. De waarde die de mens aan de Schepper kan geven, is afhankelijk van de mens zelf. Is hij een dief, kan hij de waarde van de Schepper vaststellen als 'de allergrootste dief.' Is hij een musicus, ziet hij in Hem als de grootste musicus; enz... Hoe hoger de grootheid die de mens aan de Schepper toekent, des te meer vergroot hij zijn keliem. Des te sterker wij de Schepper voor onszelf trachten te onthullen, des te hoger waarderen wij Hem als kracht die ons van ons egoïsme kan redden; des te meer wensen wij ons voor de Schepper weg te cijferen, om Hem te geven. Al het werk in deze richting zal makkelijk en naar wens verlopen, in een gigantisch streven naar het bereiken van het eindresultaat. Wat is het verschil tussen geloof en kennis (1)? Geloof is waarneming van de aanwezige Schepper; van Zijn bekleding in de mens. Met dit geloof kan een mens vrij handelen en alle moeilijkheden overkomen. Kennis is het permanent bereiken van een bepaalde trede. Ongeacht of je valt of stijgt, de basis blijft voor altijd in je. Het bedt in jou het geloof, dat je op het juiste pad bent. (1) Geloof en kennis zijn twee onverbrekelijke en nodige elementen voor het begrijpen van de Schepper. Afhankelijk van een concrete toestand, zal één ervan – hetzij geloof, hetzij kennis – de mens op het juiste pad brengen. Op de eindcorrectie zullen beide in volledige overeenstemming zijn. Geloof noch kennis zullen overheersen in de mens. Bij deze zal de toestand ‘sjalom’ aanbreken, in alle uitingen van zijn wensen. In duistere tijden verzekert deze kennis de mens een verheffing en de mogelijkheid om zich daar te houden. Kennis verschijnt waar geen waarneming is. Er is een tijd van waarnemen en een tijd van kennen. Geloof bevindt zich in het hart, kennis in de hersenen. De mens kan zich in 2 toestanden bevinden: óf hij neemt waar, gevoelens (2), óf hij bevindt zich in kennis (3). Wanneer kennis een mens in duisternis helpt om het juiste pad te nemen, heet dat tsel de kdoesja (lett. schaduw van heiligheid). (2) Rechts van waarneming van de ware realiteit, wanneer geloof boven kennis heerst. (3) Links van waarneming van de ware realiteit, wanneer kennis boven geloof heerst.
19
Besluit: Wat corrigeren
Waarmee
Resultaat
Doel
Zich in een toestand van duisternis bevinden (in de linkerlijn).
Via kennis, tsel de kdoesja (schaduw van heiligheid). Laat een mens bv. zijn vorige duistere toestanden herinneren waaruit hij zich voorspoedig beredderde om tot de waarneming van de Schepper te komen (de middelste lijn); door zich tot de rechterlijn – geloof te keren.
De aanwezigheid van de Schepper waarnemen en een aanvullend geloof in Hem verkrijgen.
Uitkomen op het juiste pad; komen tot een waarnemen van de Schepper.
Zich in een toestand bevinden van volledig waarnemen en voelen; het verliezen van ‘zichzelf’ in het licht.
Via kennis. Lees over de structuur van geestelijke werelden, partsoefiem en sfirot. Het brengt ons in de linkerlijn toestand, kennis. Door de wisselwerking van deze 2 ‘lijntoestanden’ zal hij de Schepper voorspoedig waarnemen (de middelste lijn).
De aanwezigheid van de Schepper waarnemen en een aanvullend geloof in Hem verkrijgen.
Het permanent bereiken van de gegeven trede, ongeacht het gevoel van vallen of stijgen.
20
7. Wat betekent in het geestelijke werk, om een gewoonte tot een tweede natuur te maken? Wat een mens leert, wordt voor hem een gewoonte. Elke gewoonte kan voor de mens tot een 2° natuur worden. Er is niets waarin een mens geen kern zou kunnen waarnemen. Zelfs zonder enige waarneming zou men dat uiteindelijk door een gewoonte kunnen bereiken. Er bestaat en verschil in de waarneming van de Schepper en de waarneming van de schepselen. Bij schepselen bestaat een eigenschap ‘voelt en voelende’, ‘bereikt en bereikbare (datgene wat bereikt wordt)’ Er is iemand die voelt en er is een zekere essentie (1). De essentie is de Schepper (2). De schepping voelt elke essentie via waarneming. Wat hij voelt, 'proeft' hij. Dat is voor hem waarheid. Als hij een bittere smaak in de werkelijkheid ervaart, zich slecht voelt of erg lijdt (3), heet zo'n mens zondaar. Hij zondigt tegenover de Schepper die slechts het goede geeft. Volgens de waarneming van die mens ontvangt hij van Hem het tegenovergestelde, dus het slechte. (1) Twee aspecten: hij die wenst (klie), en het gewenste (behagen, licht). (2) Slechts onveranderlijke hoge wijsheid, het hoge licht. (3) Een bittere smaak; zich slecht voelen of lijden is zijn uiterlijke mens (keliem de kabbala – ontvangende keliem). Hij heet ‘zondaar’. Zijn innerlijke mens daarentegen bevindt zich altijd in vreugde en rechtvaardiging van de Schepper. Want hij neemt de werkelijkheid slechts waar en reageert daarop slechts via de 2 criteria van die werkelijkheid, nl. waarheid en onwaarheid. Hij heet ‘rechtvaardige’. Correctie is de lichtvonken van de innerlijke mens in het innerlijk laten opstijgen. Dan kan de uiterlijke mens niet meer ‘zondigen’ ofwel de heilige vonken gebruiken om zijn onbetamelijke wensen te bevredigen. ‘De bittere smaak van de werkelijkheid’ zal verdwijnen. Hij zal wat hij ontvangt van de Schepper niet meer als het tegenovergestelde of slechte ervaren. Wanneer we iets goeds waarnemen vanuit de bestaande werkelijkheid, rechtvaardigen wij de Schepper en heet hij 'rechtvaardige.' Maar ervaren we het slechte, zijn wij zondaars. De waarneming bepaalt alles van de mens. Maar waarnemingen hebben geen betrekking tot de Schepper (4). Verhullingen en veranderingen behoren tot de ontvangers en eenieders bevattingsvermogen. (4) De Schepper kent geen begrippen ‘goed’ of ‘slecht’. Komt Zijn schepping de wetten van Zijn heelal tegemoet, ervaart zij datgene wat in zijn waarneming ‘het goede’ heet en omgekeerd. Wanneer wij zeggen dat ‘De Schepper ons slechts het goede zendt’, bedoelen we dat. In bijzondere extreme situaties kunnen mensen soms meer zien en voelen dan anderen. Ook dieren voelen fijner dan mensen. Mensen ontdekken soms in zichzelf bijzonder scherpe en fijne gevoelens, die gewone mensen niet eigen zijn. Dat betekent dat mensen in zichzelf gevoelens kunnen ontdekken die hen niet van bij het begin meegegeven zijn, maar door bijzondere oefeningen, studie of gewoontes kwamen. Er bestaat altijd een overeenkomst tussen wie voelt en wat men voelt. Bij de Schepper zijn deze 2 begrippen evenwel één. Met zijn 5 zintuigen ontvangt de mens een beeld van de werkelijkheid. Slechts daarover kan men spreken en analyseren. De Schepper zendt ons altijd het goede maar onze reactie hangt van onze waarnemingen af. De wereld is geschapen óf voor zondaars, óf voor rechtvaardigen. Iets daar tussenin bestaat niet (5). (5) Óf hij is georiënteerd op zijn uiterlijke mens (keliem de kabbala) en dan is hij ‘zondaar’, óf op zijn innerlijke mens en dan is hij een ‘rechtvaardige’. ‘2 heren dienen’, ‘van 2 walletjes eten’ of ‘allemans vriend zijn’ bestaat in het heelal niet. Alles bestaat uit 2 tegenpolen. De essentie van de Schepper kunnen wij niet begrijpen, weten of überhaupt bevatten. Onze verbondenheid loopt via de wereld Ejnsof, waar zich de volmaakte en eeuwige schepping bevindt. Malchoet van Ejnsof berekent hoe zij deze volmaaktheid die de Schepper voor haar voorbestemde kan ontvangen. Moet zij alles rechtstreeks van de Schepper ontvangen in de vorm waarin zij zich
21
bevindt (6) of zal zij tot het niveau van de Schepper moeten stijgen, in eigenschappen met Hem overeenkomen (7) met Hem samenvloeien en als bchiená kether (het stadium kether) zijn? Dat laatste is ons werk. Wat de schepping voelt, bepaalt haar plaats tav de Schepper. Wanneer zijn waarnemingen geopend worden, zal hij zien wat hij vroeger niet zien kon. Wat zich buiten de mens bevindt kan hij slechts in keliem de hasjpaa (gevende keliem) waarnemen met een masach en or chozer. Een aanvullend zintuig zal zijn tweede natuur worden. (6) In keliem de kabbala. (De grillen van de uiterlijke mens) (7) Keliem de hasjpaa, want keliem de kabbala heeft Hij niet. Met oefeningen en gewoonte kan een mens gaan ervaren waaraan hij werkt. Er bestaat een verschil tussen de waarneming van de Schepper en de schepselen. Hij die voelt heeft affiniteit met een of andere werkelijkheid. De Schepper zelf is de werkelijkheid. Als ik met Hem niet in een of ander contact kan treden, bestaat er een werkelijkheid, maar dan zonder Hem. Het is onmogelijk te voelen zonder mijn waarnemingen. Een mens ontdekt de werkelijkheid slechts door zijn waarnemingen. Ik moet een klie hebben die ik ervaar en de werkelijkheid in deze klie. De werkelijkheid wordt slechts bevat door degene die haar kan waarnemen. Waarnemingen zijn onze persoonlijke waarheid. Met een bittere nasmaak bij zijn waarneming, voelt men zich slecht en lijdt men. Zo'n mens heet zondaar omdat hij de Schepper beschuldigt die goed is en uitsluitend het goede schept. Maar in de menselijke waarneming verschijnt de Schepper soms tegengesteld aan het goede. Zo'n mens heeft geen verband met de Schepper. Zijn toestand is slecht. Er bestaan 2 situaties: óf een mens ervaart de smaak van het leven. Dan rechtvaardigt hij de Schepper en zegt hij dat de Schepper goed doet. Of hij ervaart de bitterheid van het leven en beschuldigt Hem. De waarneming van de mens bepaalt dus alles. De Schepper staat los van deze waarnemingen. Zijn werkelijkheid is zonder waarneming. Alle werelden en veranderingen behoren slechts tot de waarneming van de mens. Blijft de mens dan voor altijd in de waarneming van het slechte steken? Nee. Door een gewoonte kunnen we dingen in een tegenovergestelde vorm gaan zien. Wat is gewoonte? Hoe worden deze zintuigen opgebouwd? Hoe kan men het 'slechte' als het goede gaan zien? Het hangt af van het verband tussen degene die bevat en wat hij bevat. Het gebeurt wanneer ik de verbondenheid met Hem bereik. Mijn keliem is dan dermate gecorrigeerd dat in de meest lage toestand of duisternis ik Hem als zoet ipv als bitter zal ervaren. Slechts zo zal ik de Schepper als het goede scheppende kunnen rechtvaardigen. Het doel is niet vervulling bereiken, door lehasjpieja (geven), omdat het geven voor ontvangen is (egoïstisch geven), maar niet kijken naar wat ik in mijn handen, in mijn klie heb. Ik moet slechts mijn verhouding met de Schepper opbouwen. Dan zullen alle waarnemingen in de 2° klie zijn, terwijl de 1° klie als de basis dient voor het opbouwen van de 2° klie. Belangrijk is met wie ik in de toestand van duisternis verbonden ben, want dan zal mijn klie net als overdag door mijn inspanningen en niet met vullingen van de Schepper verlicht worden. Maakt een andere berekening met een aanvullend zintuig. Niet de mens of zijn toestand is relevant, maar slechts Degene met wie hij wenst samen te vloeien. Dat zal zijn tweede natuur worden. Waarvan moet een mens afhankelijk zijn? Stel, je werkt voor een bedrijf. De baas mag je én het werk geeft je voldoening …maar je verdient EUR 1500/m. Je krijg de mogelijkheid om van werk te veranderen EUR 3000/m, maar bij een nieuwe baas met wie je absoluut geen band hebt. Je kiest voor het eerste. Precies zó helpen keliem de kabbala een mens om te verifiëren of hij zich in hasjpaa of in kabbala bevindt. Weerstand bieden aan je lichaam geeft de mogelijkheid te verifiëren of je je op het juiste pad bevindt. Als je lichaam het 'ergens mee eens is', kun je zeker zijn dat je er niets mee zal bereiken. Slechts door je lichaam te weerstaan kun je vooruitgaan. De 2° natuur van de mens moet altijd tegenovergesteld zijn aan de 1°. Door beide naturen kan een mens werelden verbinden. De wens om te ontvangen wordt verbonden met de wens om te geven. Zo kom je op een volkomen nieuwe wens uit, nl ontvangen om te geven.
22
Besluit: Wat corrigeren
Waarmee
Resultaat
Doel
Bitterheid ervaren tav het leven, waardoor je de Schepper gaat beschuldigen.
Voortdurend aan zichzelf werken; uitsluitend met zijn innerlijke
Een relatie opbouwen met Degene waarmee men wenst samen te vloeien. Dat zal zijn 2° natuur worden.
De werelden verbinden, nl. de wens om te ontvangen met de wens om te geven, en zo op een volkomen nieuwe wens uitkomen: nl. ontvangen om te geven.
mens reageren die de Schepper in alle situaties rechtvaardigt. Zo kan een mens dingen in tegengestelde, ‘goede’ zin gaan zien. Dát is de ware realiteit waarnemen en dus niet de ‘wishful thinking’ over de gewenste realiteit.
Geen weerstand Zich controleren: als mijn lichaam Versterking van bieden aan de weerstand biedt, bevind ik mij op het de waarneming wensen van zijn juiste pad. Is mijn lichaam het eens, van de innerlijke uiterlijke mens die moet het mij duidelijk zijn dat ik mens in zichzelf. slechts naar aardse daarmee niets goeds zal bereiken. pleziertjes zoekt Slechts door mijn lichaam te zonder innerlijke weerstaan, kom ik vooruit. beweging of zicht op vooruitgang.
23
Alle wensen en voornemens samen brengen (‘resjoet haja-chied’).
8. Het verschil tussen de heilige schaduw en de schaduw ‘sietra achra’. Er is gezegd: er vorme zich schaduwen; ‘schaduwen’ in het meervoud gebruikt (1). Wanneer een mens het bestuur van de Schepper niet waarneemt, heet zijn toestand duisternis of verhulling van de zon door een schaduw. Hierin worden 2 vormen onderscheiden. 1° Een mens kan deze schaduw nog aan door de Schepper te rechtvaardigen en tot Hem te bidden, opdat Hij hem de ogen zou openen en alle verhullingen tot hem zou laten komen. Hij kan begrijpen wat de Schepper dit allemaal met hem doet opdat hij uiteindelijk in staat zou zijn Hem om hulp te vragen; opdat hij zou gaan wensen met Hem samen te vloeien. Het middel daartoe is het lijden dat hij van de Schepper ontvangt. Daardoor gaat hij wensen om van het lijden bevrijd te worden. Hij zal daartoe alles doen wat in zijn vermogen ligt (2). Daarom zendt de Schepper hem eerst verhulling en lijden en nadien een middel om Hem om hulp te vragen en te begrijpen dat hij Hem nodig heeft. Hij gelooft nog in de Schepper en Zijn bestuur. Hij kan krachten vinden om de Schepper te rechtvaardigen, ondanks het feit dat hem de vreugde van het werken voor de Schepper voorlopig ontbreekt. Hij heeft nog de kans om zich in zijn geloof te versterken. (1) Het minimale meervoud is twee. (2) Wanneer bij hem ten minste een minimale verbondenheid (waarneming) met zijn innerlijke mens (keliem de hasjpaa) bestaat. 2° Hij kan zich niet meer sterken in het geloof of zeggen dat het lijden van de Schepper uitgaat. Hij kan niet in het bestuur van de Schepper geloven noch tot de Schepper bidden of Hem om hulp vragen (3). (3)
Wanneer
bij
hem
absoluut
geen
verbondenheid
met
(waarneming
van)
zijn
innerlijke mens bestaat, en via hem met de Schepper. Er zijn 2 toestanden. De 1° is een staat van verhulling, maar waarbij een mens nog in staat is zich tot de Schepper te richten. In de 2° verhulling is de mens niet meer in staat in het bestuur van de Schepper te geloven. Belangrijk is het onderscheid tussen de heilige schaduw of innerlijke en de schaduw van sietra achra of uiterlijke schaduw (4). De sietra achra brengt geen vrucht voort. De heilige schaduw geeft de mens het besef dat al het lijden tot hem komt vanwege de wens van de Schepper opdat hij er met behulp van ‘geloof boven kennis’ zal uitkomen. Daarom is het niet relevant welke waarnemingen een mens op een bepaald ogenblik doet. Het is belangrijk dat hij bereid is alles te doen wat de Schepper wenst. De Schepper wenst dat een mens de katnoet (kleine toestand) gaat ervaren, een vernederende toestand waarmee een mens toch met hart en ziel akkoord kan gaan; waarvan hij zelfs zegt dat hij het prettig vindt, om zich vervolgens daaruit omwille van de Schepper te gaan verheffen. Van dan begint hij de zoetheid van de vruchten van zijn arbeid te proeven. (4) “2 schaduwen” ofwel 2 verhullingen verhinderen de mens het bestuur van de Schepper waar te nemen. ‘Sietra achra’ is de uiterlijke kant van de mens. De ‘heilige schaduw’ is weliswaar ook een verhulling, maar hier begrijpt een mens wel dat alle lijden hem vanwege de wens van de Schepper overkomt, opdat hij er met geloof boven kennis uit zou komen. Alleen hier kan men begrippen bepalen en erover spreken. Wanneer een mens zelfs niet tot de Schepper om hulp kan bidden, is dat vanwege de zonde (5) waarmee hij is gestraft. Deze mens verwijderde zich geheel van de heiligheid nadat hij, in de toestand van verhulling en lijden, geen enkele mogelijkheid benutte om zijn kracht en geloof te versterken. Nu kan hij op geen enkele manier het verband met de kdoesja vinden. Bewijs daarvoor is zijn onvermogen te bidden. (5) Een volledig onderworpen zijn aan de grillen van zijn uiterlijke mens (keliem de kabbala) .
24
De enige uitweg is al het 'mensenwerk' opnieuw geboren te laten worden en opnieuw te beginnen om de heiligheid binnen te komen. Hij kan daarbij geen steun uit het verleden gebruiken. Hij moet er weer helemaal met een schone lei aan beginnen. Als een mens in de eerste toestand van verhulling verzeilt, verzuimt de Schepper om hulp vragen, valt hij terug in de 2° toestand. Deze toestand is dermate ver van de heiligheid verwijderd, dat hij helemaal opnieuw moet beginnen. Maar niet alles van vóór dat moment verdwijnt (G-d behoede). Helemaal opnieuw beginnen betekent niet rekenen met wat dan ook uit het vorige. Doen alsof het niet heeft bestaan, niet wetend wie die Schepper is, wat Hij van je wilt, waar het allemaal voor nodig is. Een mens hoeft zich niet jarenlang in deze nieuwe toestand te bevinden. Men kan er zelfs in enkele minuten uitkomen, maar dan wel zonder enige hulp uit het verleden. Als een mens zich in een schaduw voelt staan, ofwel de Schepper zich tot hem richt vanaf de keerzijde, als het ware achter Zich roept, dan gaat hij achter de Schepper aan. Zo niet verhult de Schepper zich in de dubbele verhulling opdat de mens zou begrijpen dat de Schepper BESTAAT. Men moet vele inspanningen leveren om van de tweede toestand in de eerste over te gaan. Dwz instemmen met wat de Schepper geeft; de toestand van katnoet en lijden aanvaarden door geloof boven kennis en nadien de gewenste, zoete vruchten uit de onthulling van de Schepper ontvangen. Alles wat wij lezen en horen is slechts een kwestie van leren. Het zit niet in onze toestand zelf, maar komt van boven. Onze keliem werken vanuit de natuur (6) waarmee wij geschapen zijn. Alle woorden die wij horen tijdens het leren, zweven boven diezelfde natuur (7). Echter, het is noodzakelijk voor ons om het licht op te wekken, het te dwingen bij ons binnen te komen en binnen onze waarnemingen te gaan werken. Dit is nodig om ons in staat te stellen handelingen te verrichten boven kennis en te ervaren wat de heilige schaduw is. Het is niet zo relevant in hoeverre wij de artikelen van kabbalisten die we lezen, begrijpen. Wat telt is or makief in onszelf opwekken en de mogelijkheid geven om onze waarnemingen binnen te komen. Dan zal men ook beginnen begrijpen. (6) De werkwijze van de uiterlijke mens. (7) Want die zijn oorspronkelijk uitsluitend bestemd voor de innerlijke mens (keliem de hasjpaa), die in staat is om ze waar te nemen. Katnoet en sjiefloet (kleine en zich wegcijferende toestanden) zijn dat gelijke toestanden die met elkaar gepaard gaan? Wat is katnoet? Wanneer ik deze toestand ‘katnoet’ rechtvaardig, voel ik mijzelf daarin perfect en wens ik geen andere toestand. Dat is de toestand van biena. Sjiefloet is een bijzondere toestand binnen de katnoet. In deze toestand gaat een mens uit van de hogere kennis. Dat is helemaal niet slecht, en tegenovergesteld aan het begrijpen van sjiefloet (laagheid). Het is van belang te weten tav wie wij een gegeven toestand kenmerken. Als men van boven wenst dat ik mijn verstand en kennis wegcijfer voor het bereiken van het scheppingsdoel, doe ik dat. Het heet eveneens sjiefloet. Vervolgens verkrijg ik een nog grotere wijsheid en kennis. De toestand wordt als sjiefloet ervaren wanneer een mens zijn hersenen afsluit ‘zonder hoofd’ de Hogere gaat dienen. Een mens kan slechts dán met geloof boven kennis door het leven gaan, wanneer hij met zijn rug hopeloos tegen de muur staat. Hij ervaart dat hij alle kracht verloor om iets te ondernemen, uitgeput tot de laatste snik. Pas dan kan men het verstand van de Hogere aannemen en daarop steunend door het leven gaan. Wij bevinden ons evenwel in de voorbereiding. Deze periode is de langdurigste en zwaarste. Om in deze periode boven kennis uit te gaan is erg moeilijk. Dat doe je om een goede vriend te helpen, terwijl je dat niet echt wenst. Zo gaat het in de praktijk. Wij doen iets, maken fouten en doen het opnieuw. Slechts wanneer een mens de machsom passeert, kan hij waarlijk komen tot, en leven vanuit geloof boven kennis. Volgens dat principe wordt een bepaalde geestelijke toestand veel makkelijker verdragen. Wanneer een mens het ware niveau bereikt, ziet hij pas hoe zeer hij zich vergiste. Elke toestand moet serieus worden genomen. Dus zeg niet: ‘Ach, zand erover!’ Let daarop juist wél. Het ons gegeven lijden komt in een grote concentratie. Toestanden van lijden zijn geestelijk te noemen. Je zou ze in een kortere periode kunnen doorleven, maar voor de meesten zou het ondraaglijk zijn. De kleinste, meest onbeduidende verbondenheid met de Schepper zou ons tijd besparen en ons lijden verkorten.
25
Besluit: Wat corrigeren
Waarmee
Resultaat
Doel
De kern van het bestuur van de Schepper niet ervaren. Zich in een staat van verhulling, niet tot de Schepper wenden.
Trachten de Schepper te rechtvaardigen en tot Hem bidden, opdat Hij ons de ogen zou openen en wij zouden gaan zien dat alle verhullingen van de Schepper komen.
De mens ontvangt het vermogen om de Schepper oprecht hulp te vragen en zijn wensen op Hem te richten. Nu ervaart hij de heilige schaduw.
Krachten vinden om de Schepper te rechtvaardigen. Ondanks het feit, dat hij voorlopig nog geen vreugde schept in het werken voor de Schepper, kan hij nog in zijn geloof versterkt worden.
Men dient de heilige schaduw te scheiden van de schaduw ‘sietra achra’.
Bereid zijn te doen wat de Schepper wenst, nl. met zijn volle hart katnoet, zijn vernederde toestand gaan voelen, instemmen en aangenaam vinden.
Hij stijgt voor de Schepper boven zijn ‘vernederende’ toestand uit.
De zoetheid van de vruchten van zijn werk waarnemen.
Zich in dubbele verhulling bevinden. Zelfs niet om hulp tot de Schepper kunnen bidden. Zich niet met de heilige schaduw kunnen verbinden.
Al het geestelijke werk opnieuw doen. Met een schone lei beginnen en als het ware opnieuw geboren worden.
In de heiligheid komen.
Het eigen geloof in het bestuur van de Schepper versterken.
26
10. Wat is de toestand: ‘Vlucht in het geestelijke werk’? Op het pad naar het zich verenigen met de Schepper, ondervindt een mens toestanden van stijgen en vallen (1). Tijdens zo’n val zou een mens van de Thora en Mitsvot (voorschriften) kunnen willen wegvluchten en van de heiligheid afstand nemen. Maar het is de heiligheid zelf die van hem wegvlucht. (1) Hij betreedt zijn innerlijke mens steeds dieper. Slechts via de innerlijke mens zijn waarnemingen van stijgen en vallen mogelijk. Zodra een mens schade aan de heiligheid wil toebrengen, gaat zij hem vóór en vlucht zij als eerste van hem weg. Als de mens zijn toestand van vallen overwint en met zijn voornaamste doel in verband brengt, verandert de vlucht (barach) in een zegening (bierech) van de Schepper. De heiligheid vlucht weg omdat een mens bijna in ratson lekabbel (de wens om te ontvangen) terecht komt. Er is niets erger dan een breuk in zijn verbondenheid met de Schepper. Daarom moet een mens ontzag hebben voor deze toestand. Maar de cruciale vraag is, waar hij dat gevoel van ontzag vandaan kan halen. Wanneer het duidelijk wordt dat een mens wenst te vluchten, dank dan de Schepper voor het onthullen van de vluchtneiging. Laat hem gaan verifiëren in welke toestand van eenheid hij zich qua eigenschappen met de Schepper bevindt. Tevens dient hij zijn vroegere resjiemot uit vorige vluchten na te gaan. Dat zal hem angst inboezemen om opnieuw daarnaar terug te keren. Besluit: Wat corrigeren
Waarmee
Resultaat
Van de Thora en Mitsvot willen vluchten. Van de heiligheid afstand willen nemen.
Het tegenovergestelde geloven dat de heiligheid van hem wegloopt. Niet teneergeslagen raken, maar de toestand van vallen overwinnen door zich te verbinden met zijn voornaamste doel. Verifieer de resjiemot uit vorige vluchten.
27
Doel
Angstgevoelens Voortgaan op waarnemen om het pad om de opnieuw te vluchten. eenheid met de Vlucht (barach) Schepper te veranderen in bewaren. zegening (bierech) van de Schepper.
12. Het voornaamste werk van de mens. Het voornaamste werk van een mens is voldoening te geven aan de Schepper. Omdat alles wat een mens voor eigen belang doet (1), hem van de Schepper verwijdert wegens verschil qua eigenschappen. Wanneer hij daarentegen een handeling omwille van de Schepper verricht, zelfs de meest onbeduidende, heet dat ‘mietsva’ (voorschrift) (2). Daarom moet het belangrijkste streven van de mens ‘geven’ zijn en kracht afnemen van het egoïstisch ontvangen. Dan gaat men stap voor stap de smaak van het geven begrijpen. 1) Van zijn uiterlijke mens. (2) “Mietsva’ – het uitvoeren van een voorschrift met een correcte intentie, kan slechts door de innerlijke mens worden gedaan.
Besluit: Wat corrigeren
Waarmee
Omdat de mens alles uit eigen De kracht bevatten die belang doet (voor zijn smaak verleent aan ‘het uiterlijke mens), verwijdert de geven’ en die kracht aan Schepper zich van hem ‘het egoïstisch wegens een verschil qua ontvangen’ ontneemt. eigenschappen.
28
Resultaat
Doel
Stap voor stap de smaak voor het geven begrijpen.
De smaak te pakken krijgen van en het bereiken van het doel van ‘het geven van voldoening aan de Schepper’.
13. De kern van een granaatappel. Rechtvaardigen zeggen dat zelfs leegte in de mens gevuld is met mitsvot (voorschriften), zoals pitjes een granaatappel vullen. Granaatappel (riemon) komt van het woord romemoet grootheid, verheffing, dus boven kennis. Het niveau van vullen is evenredig aan de mogelijkheid om boven kennis te gaan. (2). Dat heet verheffing. Het begrip 'leegheid' behoort tot een levenloze plaats (1). (1) De leegheid van de uiterlijke mens voelt men in de bevrediging van aardse wensen: voor eten, drinken, seks, rijkdom, macht en kennis van onze wereld. De leegheid van de innerlijke mens is echter ‘gevuld, net zoals de pitjes een granaatappel vullen’. Na het licht van bevatting te hebben ontvangen, maakt een mens een eerder gevulde plaats vrij. Dan wordt een plaats geschapen voor een nieuwe hogere bevatting. Want het vullen en het daaropvolgende legen van een plek, maakt een klie. (2) Hij gaat door geloof boven kennis. Vanwege een tekort aan krachten voor een verheffing naar een volgende trede, verkiest zijn innerlijke mens waarneming van de door hemzelf geschapen leegte boven een lege vulling met datgene wat de Schepper hem opzettelijk geeft om zijn wens naar samenvloeiing met Hem te verifiëren. Want in het laatste geval verliest hij de mogelijkheid om zich te verheffen. Hoe leger een mens zich voelt (en dat is een positieve waarneming!), des te intensiever zal hij bij de Schepper om kracht verzoeken om boven kennis uit te gaan. Maar als een mens vlucht en zich vult met datgene wat de Schepper hem opzettelijk geeft om zijn wens om met Hem samen te vloeien te peilen, verliest hij de mogelijkheid om zich te verheffen. Men dient de Schepper om kracht te verzoeken voor verheffing. Daarom juist schiep de Schepper geen leegte noch werd hij ermee geboren. Die leegte is hem gegeven om haar te vullen met geloof boven kennis, met verheffing van de Schepper. Alle lege gedachten zijn er om het aanvaarden van geloof boven kennis te kunnen gaan begrijpen. Hiervoor is kracht en hulp van de Schepper nodig. Er is niemand anders die de mens helpen kan. Ons ‘vallen’ bevordert onze verdere stijging door geloof boven kennis. Een samenvloeien met de Schepper vereist verheffing, niet voor jezelf maar voor Hem. Dit heet het gaan door geloof boven kennis. Dit artikel geeft antwoorden op alle momenten in ons leven die ons in een toestand van krachteloosheid brengen: zwakheid, onverschilligheid, teleurstelling, enz… om deze toestanden te kunnen overstijgen. Telkens moet de mens verifiëren of hij dat aankan. Zo niet is ook dat een ervaring voor de toekomst, daar resjiemot bewaard worden. Daarom hoef je niet terneergeslagen zijn maar probeer elke nieuwe toestand wel aan te kunnen. Waarom wordt van bovenaf niet direct duidelijkheid gegeven? Opdat de mens zelf voor meer helderheid zou zorgen om uiteindelijk op basis van de slechtste waarnemingen de meest aangename waarneming te kunnen ontvangen. Sjéfa (licht, overvloed) komt altijd op basis van lijden. Leegte wordt gevuld met verhevenheid ofwel geloof boven kennis, maar niet zonder hulp van de Schepper. Met alle vragen moet de mens zich tot de Schepper wenden, zelfs met de meest persoonlijke. Een voorbeeld. Iemand wil kennismaken met een jonge vrouw om te trouwen, maar geen enkele vrouw bevalt hem. Hij kan dan de Schepper vragen, waarom Hij op zijn weg zulke oninteressante gezichten plaatst: ‘Geef mij iemand die bij mij past. Help mij in deze zaak’. Wat betekent een werkgroep voor een mens die de Schepper om hulp vraagt bij het verkrijgen van geloof boven kennis? Een werkgroep kan niet méér geven dan bijstand bij het voortgaan langs het juiste pad. Een werkgroep kan een mens geen vervulling geven maar wel een sterkere overtuiging van de relevantie van het doel, de wens, de zekerheid. Stel dat iemand van een werkgroep zich in een toestand van vallen bevindt, dat hij niemand wil zien en niets wil doen. De groep moet hem dan uit zijn huis halen en hem met een maatschappelijk werk belasten; een functie laten vervullen. Daardoor keert de leerling terug naar het begrijpen van het doel; van het behoren bij een werkgroep en van vooruitgaan. De Schepper verheffen, betekent Hem gaan voelen en zien, met Hem samenvloeien, je met Hem vullen. Dat kan een werkgroep niet geven. Een werkgroep is wel nodig ter ondersteuning onderweg, tot iemand in een toestand is gekomen van het verhogen van de Schepper en ervan overtuigd is geraakt dat men enkel door geloof boven kennis de gevormde leegte kan vullen. De mens kan deze weg niet afleggen zonder Leraar en boeken. Een werkgroep versnelt deze weg, helpt en ondersteunt op moeilijke momenten. Er is immers doorzettingsvermogen en zelfs koppigheid nodig voor het scheppen van een correct kader, een dag-, week- , en maandagenda, ook om met uiterste nauwkeurigheid het voorgenomene trachten te vervullen, zelfs wanneer je het vallen ervaart. Een werkgroep sleept de leerling voort en dwingt
29
hem om het voornemen te vervullen. Als het kan zacht, desnoods ook krachtig tot er klappen vallen. Het is immers alleen om het doel te bereiken. Een werkgroep moet zeer streng, vastberaden en waakzaam zijn. De werkgroep dient regelmatig te controleren of er iets met iemand is gebeurd. Wij bevinden ons in de wens om te ontvangen. Terwijl wij de Schepper bestuderen, zien we dat Hij de wens is om te geven. Alleen dat al brengt ons in een moeilijke toestand. Wat te doen? We moeten slechts ons hoofd uitschakelen, ons van deze toestand afsnijden, een passende bezigheid vinden en onszelf vergeten, zoniet kan iemand in deze toestand maanden tot jaren verblijven. Er moet altijd wel iets in je leven veranderen: niet altijd op dezelfde plaats slapen, je bezigheden wijzigen… om je slechte waarneming van de Schepper te veranderen. Wat zijn vreemde gedachten? Het gaat om een opening in het schedel waar vreemde gedachten gevormd worden. Die gedachten worden geconcentreerd. Vervolgens verspreidt zich van bovenaf, via keliem die opgebouwd werden, sjefa (licht, overvloed). Dat zijn tiekoeniem (correcties) die in de wereld Atsieloet plaatsvinden. Wat moeten wij dan doen? Wanneer bij een mens een vreemde gedachte binnenkomt, verliest hij de verbondenheid met de Schepper. Dan werpt hij het idee af dat de Schepper goed doet en wordt hij tot volledige zondaar. Daarna keert hij tot de Schepper terug en rechtvaardigt Hem. Zo gaat dat tot er een klie gevormd wordt die bereid is om het licht in zich te ontvangen.
Besluit: Wat corrigeren
Waarmee
Resultaat
Doel
Een mens raakt terneergeslagen en wenst van zijn leegte en lege gedachten weg te vluchten.
Lijden door leegte leidt tot vulling door verheffing, door geloof boven kennis, waarvoor de mens van de Schepper kracht ontvangt.
Opbouwen van keliem die bereid zijn om (naar kracht en omvang) een aanvullend portie licht te ontvangen.
Begrijpen van een hogere trede.
30
14. Wat is de grootheid van de Schepper. De Schepper verheffen betekent Hem om hulp verzoeken om door geloof boven kennis te gaan. Voor het verheffen van de Schepper (Hem op een voetstuk plaatsen) zijn 2 verklaringen. 1° Een mens moet zich niet met kennis volproppen, niet proberen vragen voor zichzelf te verhelderen. Hij moet wensen dat de Schepper zijn vragen beantwoordt, omdat verstand van boven komt. Dat heet de Schepper verheffen (1). (1) Het verheffen van de Schepper is slechts mogelijk tegen de achtergrond van het innerlijke ‘Ik’, want dan wordt een lege plaats gevormd waarin hij de grootheid van de Schepper correct kan waarnemen. Terwijl de bovenbouw, die met kennis en verstand gevulde plaats, juist de Schepper afschermt. In zo'n geval richt een mens zich niet tot de Schepper Zelf, maar tot de ‘grootheid’ van deze door hemzelf geschapen kracht. Alle verklaringen komen bij de mens van boven. Dus hij die de wens om te ontvangen begrijpt, dat het de moeite waard is om de Thora en Mietsvot na te leven, begrijpt ook dat geloof boven kennis een mens verplicht om dit werk te doen, in weerwil van de kennis van de wens om te ontvangen. Alles ‘goed & kwaad’ draait rond het waarnemen van het bestuur van wat in dit leven gebeurt. Men moet een klie opbouwen die ervaart dat de houding van de Schepper tegenover ons goed is en dat het Zijn doel is om goed te doen. Wanneer het lijkt alsof de Schepper je ellende en lijden zendt, is dat opdat je tot geloof boven kennis zou komen. Als een mens twijfelt aan het bestuur van de Schepper en denkt dat hij tegen de mens gericht is, moet hij daarin juist een aanleidingen zoeken om de verrichtingen van de Schepper als goed te zien. Echter niet in keliem de kabbala en in zijn egoïstisch bewustzijn (dat zal dan binnen zijn kennis zijn), maar door de toestand van duisternis en het ontbreken van geloof te gebruiken, en door de Schepper om hulp te vragen om de geestelijke kracht geloof te krijgen. Dan zal de mens zich dermate boven zijn verstand en egoïstische waarnemingen verheffen, dat hij dat als een zekerheid ervaart alsof hij de situatie met zijn eigen ogen heeft gezien. Deze kracht biena zal zijn geneutraliseerde keliem de kabbala opvullen en hem de mogelijkheid geven om door geloof boven kennis te gaan. Deze handeling zal hij op elke trede herhalen, telkens er twijfels bestaan over het goede bestuur van de Schepper. 2° Het verheffen van de Schepper is nodig om zijn vragen te kunnen beantwoorden. Volgens de eerste uitleg, waarbij de mens door geloof boven kennis moet gaan, ziet hij dat hij leeg is. Alleen de Schepper kan hem daartoe de nodige kracht geven. Daarom heet dat ook: de grootheid van de Schepper. Soms kom je op je weg scherpe 'bochten' tegen die je in verwarring brengen. Bij twijfels wil een mens een basis voor zijn weg en antwoord op verontrustende vragen. Maar de Schepper voegt juist onduidelijkheden toe, lijden en een onophoudelijk tekort aan iets. Het zet een mens tegen de muur; een hopeloze situatie die hem tot gebed tot de Schepper brengt, om hulp bij het ontvangen van geloof boven kennis. Heeft een mens echt kennis nodig wanneer het geloof dat hij ontving, dezelfde kracht heeft om er bovenuit te komen en met hetzelfde tempo vooruit te gaan? Met geloof boven kennis sluit de mens zijn ogen voor wat hij ziet. Juist zijn verzoek aan de Schepper heet ‘het verheffen van de Schepper’ (Hem grootheid toekennen). Vraag: Wat is de kracht van geloof? – Dat is het vermogen om mijn wens uit te voeren. Bij een sterke mens bestaat altijd een duidelijk doel, kracht en energie om zijn wens te verwezenlijken. Hij ontvangt dat van boven door de Schepper grootheid toe te kennen en wenst met Hem samen te vloeien. Maar zonder dat is hij onmachtig om iets te ondernemen. Zijn egoïstische wens om te ontvangen wegcijferen, stimuleert het ontvangen van grootheid van boven. Wanneer moet je nu kracht van boven vragen: tijdens het leren of tijdens gewone verificaties? Tijdens het leren zijn er 2 gebeden. Het 1° vervat de wens om met de Schepper samen te vloeien. Deze wens wekt or makief op, dat de grootheid van de Schepper toont. Door geestelijke werelden en objecten te bestuderen verlost de mens zich van zijn eindeloze problemen. Hij neemt het gelezene duidelijk waar. Anderzijds analyseer je ook jezelf om in te zien dat je niets weet en het leermateriaal niet beheerst. Bovendien belemmeren allerlei huiselijke problemen een mens zich behoorlijk te concentreren. 2° In grotere mate gebed. Onze toestanden kiezen wij niet zelf. We moeten ze doorlopen, terwijl we helder moeten proberen te krijgen waar ze vandaan komen. Wij moeten begrijpen dat het de Schepper is die ons problemen toezendt, niet onze baas, ons gezin of onze buren. De Schepper wenst niet anders dan het goede. Door Zijn bestuur doet hij ons niets slechts. Dat neemt natuurlijk niet weg dat de mens ervoor
31
verantwoordelijk blijft om tegen de handelingen van zijn kwaadwillige aardse tegenstanders op te treden. Maar geestelijke handelingen moeten voorop staan. Hij verhoudt zich correct op alles wat er gebeurt. Dan treft de mens het geluk. Hij begint dat allemaal te bekijken vanuit het gezichtspunt dat bij zijn voornaamste doel hoort. Alles wat zich voordoet betrekt hij tot de Bron. Vraag: Hoe kan men door geloof boven kennis gaan en…leegte ervaren? Als een mens niet van boven kracht van biena ontvangt zal hij nooit zijn leegte voelen. Het zal voor hem voelen alsof hij boven anderen staat en alles heeft, omdat alles binnen kennis wordt geverifieerd. De kracht van geloof boven kennis onthult de ware toestand van leegte en nietigheid van de mens in vergelijking met de Schepper.
Besluit: Wat corrigeren
Waarmee
Resultaat
Doel
Moeite ondervinden om grootheid aan de Schepper toe te kennen.
Een mens moet Hem om hulp vragen om door geloof boven kennis te kunnen gaan. Dat zal hem zijn ware toestand van leegte en nietigheid tonen in vergelijking met de Schepper.
Het verstand komt van boven.
Een klie opbouwen die waarneemt dat de Schepper tegenover ons goed is: dat Zijn doel is goed te doen.
32
18. In duisternis huil, o mijn ziel. Wanneer een mens een verhulling van het spirituele overkomt en absoluut geen behagen meer schept in het geestelijke werk; zich op geen enkele manier liefde of ontzag kan voorstellen of voelen; niet in staat is om iets met de intentie ‘geven’ te doen, kan hij niets anders dan huilen en tot de Schepper roepen opdat Hij hem genadig zou zijn en de verduistering van voor zijn ogen en hart weg zou mogen nemen. Dit huilen is in het geestelijke werk een ongekende doch belangrijke toestand. Er is gezegd dat alle poorten tot de Schepper dicht zijn, behalve de poorten van tranen. Maar als de poorten van tranen open zijn, waarvoor dienen dan de overige poorten? Het is te vergelijken met een mens die een ander mens om een gunst vraagt. Als die andere onbuigzaam is, barst de eerste in tranen uit en begint hem te smeken. Hieruit blijkt dat we de open poorten van tranen pas bemerken wanneer alle poorten gesloten zijn. Voordat we merken dat alle overige poorten dicht zijn, kunnen we de open poorten van tranen niet waarnemen. We geloven immers dat er een alternatief bestaat voor onze toestand. Daarom zegt men: ‘In duisternis huil, o mijn ziel’. Pas wanneer een mens de volledige geestelijke duisternis bereikt en geen andere uitweg meer ziet, begint zijn ziel te huilen. Daarom is gezegd: ‘Alles wat binnen je krachten te doen valt, doe het!’
Besluit: Wat corrigeren
Waarmee
Absoluut geen behagen meer in ‘Alles wat binnen je krachten te doen het geestelijke werk ervaren. valt, DOEN!’ Wanneer je al je Zich op geen enkele manier krachten vruchteloos uitprobeerde, nog liefde of ontzag kunnen huil en roep dan tot de Schepper, voorstellen of voelen. Niets opdat Hij genadig zou zijn en de meer met de intentie ‘geven’ verduistering van voor je ogen en kunnen doen. hart weg moge nemen.
33
Resultaat
Doel
De poorten van tranen gaan open.
Toestanden gaan ervaren waarbij een mens iets kan beginnen met de intentie om te geven.
20. Lie sjma. Een mens moet de hulp van boven in de vorm van het hoge licht waardig zijn alvorens de intentie ‘lie sjma’ (omwille van de Schepper) te kunnen bereiken. Het menselijke verstand tracht niet te begrijpen. Alleen degenen die reeds waardig bevonden werden, weten en zeggen tegen anderen: ‘Proef eens en zie hoe prachtig de Schepper is’. Wanneer een mens zich voorbereidt om de geestelijke wetten op te nemen (ol malchoet sjamaim) (1), moet deze beslissing om volledig te geven en niet te ontvangen absoluut zijn. Als die mens merkt dat niet al zijn wensen (ejvariem) het hiermee eens zijn, blijft er niets over dan een gebed om te helpen. In dat gebed toont de Schepper alle koesteringen van zijn hart opdat Hij hem zou helpen zijn lichaam tot slaaf van de Schepper te maken (= opdat zijn wensen ermee zouden instemmen om op de wensen van de Schepper te gaan gelijken). (1) ‘Helemaal omwille van de Schepper’. Maar verkijk je niet! Lie sjma is een geschenk van boven. Denk niet dat je inspanningen om lie sjma te bereiken er niet toe doen omdat het allemaal van de Schepper zou afhangen? Juist daarover zeggen de wijzen: ‘Een mens mag zich niet vrij beschouwen. Hij is verplicht om een streven naar lie sjma te bereiken, dat zonder gebed evenwel onmogelijk is’. Dus, een mens zelf kan onmogelijk lie sjma bereiken. Het hangt volledig van de Schepper af. Hij geeft deze eigenschap; deze correctie van boven uit. Een mens kan met inspanningen de wens tot lie sjma in zich ontwikkelen. Het is een voorwaarde opdat de Schepper hem zou helpen en lie sjma zou geven. Maar een gebed is pas werkelijk wanneer men begrijpt dat men lie sjma zonder gebed niet kan bereiken. Pas dan kan men uit de dieptes van zijn hart een oprecht gebed geven. Pas dan verhoort de Schepper zijn gebed en geeft Hij de bidder als geschenk lie sjma. Een mens met de eigenschap lie sjma doodt zijn egoïstische intentie ‘voor zichzelf’; doodt, die ‘Het Kwade beginsel’ (jeter ra) of ‘met de intentie om voor zichzelf te ontvangen’. Wanneer de mens de eigenschap ‘geven’ waardig is bevonden, doet hij de intentie ‘voor zichzelf’ teniet. Hij doodt hem. Dat betekent dat hij deze intentie (keliem de kabbala) niet meer gebruikt. Deze daad verandert de rol van de dode mens die hij al die tijd speelde. (2) (2) Met het doden van de intentie ontneemt hij het Kwade beginsel ‘de vonken van heiligheid’ (nietsoetsoet de kdoesjá) de voedingsbodem zonder dewelke geen eigen bestaan mogelijk is. Als we ons rekenschap geven van alle inspanningen die we gedurende het leven leverden, merken we dat het eigenlijk niet zo zwaar is om zich aan de Schepper te onderwerpen, want we zijn Sowieso verplicht – willens en wetens – om in slavernij bij de Schepper te zijn (3) (3) Tot hij zich tot de wereld Atsieloet verheft, waarna hij ‘de zoon van de Almachtige’ zal heten (Ve atém baniem le hasjém elokéjnoe). 2. Tijdens het werk omwille van de Schepper (lie sjma) ontvangt een mens het behagen van het werk zelf. De grote Magied uit Doebno geeft als voorbeeld: ‘Het is gezegd dat wie voor de Schepper werkt, tijdens zijn werk geen zwaar gevoel ervaart, maar behagen en bezieling.’ Wie evenwel met een ander doel werkt dan voor de Schepper, kan niet met pretenties bij Hem aankomen dat Hij hem tijdens zijn inspanningen moet helpen door kracht en bezieling te zenden. Men kan zich met dit soort claim enkel tot degene richten voor wie men werkt. Het is volkomen onduidelijk waarom een mens die op zich wel de heerschappij van de Schepper aanneemt en dus ‘omwille van de Schepper’ wil werken, geen enkele ingeving of bezieling; geen waarneming van leven noch behagen ervaart in het aanvaarden van de intentie ‘omwille van de Schepper’. Toch werkt dit juist omgekeerd. Een mens dient deze voorwaarde ‘omwille van de Schepper’ tegen zijn wens te aanvaarden (4), zonder daaruit genoegen te putten, noch dat zijn lichaam met zulke slavernij akkoord gaat. (4) Tegen de wens van zijn uiterlijke mens.
34
Maar waarom geeft de Schepper in zo'n geval geen aangename waarneming aan die mens? Onlogisch misschien maar het is een gigantische hulp van de Schepper aan de mens. Stel dat het egoïsme van een mens akkoord zou gaan met de intentie ‘omwille de Schepper.’, zou hij nooit lie sjma kunnen bereiken. Hij zou voor altijd in de intentie ‘voor zichzelf’ blijven hangen. Vergelijk het met een dief die vóór de menigte uit loopt en harder dan allen: ‘Houd de dief!’ schreeuwt. Het zou volkomen onduidelijk worden wie de echte dief is. Maar wanneer de dief (het egoïsme) aan de intentie ‘omwille de Schepper,’ niets prettigs ervaart en zijn lichaam niet gewend is om tegen de wensen van het egoïsme in te werken, zijn er middelen die iemand tot ‘omwille van de Schepper’ kunnen brengen; die iemand tot een toestand van behagen omwille van de Schepper kunnen brengen. Vroeger gingen zijn inspanningen tegen zijn wensen in, maar wanneer een mens zich aanleert om voor het geven te werken, ‘omwille van de Schepper’, lie sjma (5), bereikt hij het behagen van het werk zelf. Dan komt hij in de toestand waarvan je kunt zeggen, dat zijn behagen ook voor de Schepper is. (5) De kracht aan zijn werken.
uiterlijke mens
ontnemen door voor het geven te leren
Besluit: Wat corrigeren
Waarmee
Zich niet aan de Schepper kunnen onderwerpen; niet tot de intentie ‘lie sjma’ kunnen komen.
Zijn intentie om zich aan de Schepper te onderwerpen moet absoluut worden, dus: ‘volledig voor het geven en niet voor het ontvangen’ leven.
Een gebrek aan inspanning en Met alle inspanningen om lie concentratie om voor ‘het sjma te bereiken, groeit de geven’ te werken. ware wens (gecorrigeerde klie) om de eigenschap lie sjma te ontvangen. Hij kan in zijn gebed niet alle hartskoesteringen aan de Schepper tonen, opdat die hem zou helpen zijn wensen met die van de Schepper te laten overeenstemmen.
Na al zijn handelingen kan hij een echt gebed doen, omdat geen van zijn inspanningen hem kunnen helpen.
35
Resultaat
Doel
Hij ontvangt de ‘Slaaf’ van de absolute Schepper worden. Hij intentie om realiseert zich dat hij volledig voor sowieso verplicht is het geven te om voor Hem te werken. werken. Een ontwikkelde klie voor het werken lie sjma. Hij ontvangt als geschenk ‘lie sjma’.
Hij verkrijgt de eigenschap lie sjma en doodt zijn egoïstische intentie ‘voor zichzelf’. Een ‘zoon’ van de Schepper worden door op Hem te gaan lijken.
21. De tijd van verheffing. Wanneer een bezield mens geestelijk opstijgt en geen enkele dan een spirituele wens ervaart, is het nuttig de geheime delen van de Thora te bestuderen om haar innerlijke deel te bevatten (1). (1) Geestelijk stijgen betekent op dat moment verbonden zijn met zijn innerlijke mens, want hij ervaart geen andere wens dan die voor het spirituele. Het is nuttig de geheimen van de Thora te bestuderen, al begrijpt men er ondanks alle inspanningen helemaal niets van. Zelfs al leer je dezelfde tekst honderd keer, raak niet teleurgesteld. Zeg niet dat je studie geen nut heeft omdat je er niets van begrijpt. Er zijn twee redenen voor deze houding tegenover het bestuderen van geheimen van de Thora:
1. Het streven zelf om de geheimen van de Thora te bestuderen en te begrijpen, heet ‘gebed’. Gebed is wat een mens wenst, waar hij naar streeft, zijn chisaron (tekort). Gebed is streven naar iets wat de Schepper in vervulling zal moeten brengen. Ook zonder enige gedachte aan de Schepper iets wensen, zelfs iets egoïstisch, kan je gebed noemen. Maar een gebed is pas waar, echt, als men de Schepper vraagt om het gewenste te mogen ontvangen; als men juist de Schepper vraagt met het gewenste te vullen. De kracht van een gebed wordt gemeten aan de kracht van het streven. Een mens streeft het sterkst naar dat wat hem het meest ontbeert. Des te dwingender men het tekort ervaart, des te krachtiger zijn streven. Algemeen geldt dat inspanningen de wens versterken. Als gevolg daarvan wenst hij tot vervulling te komen. Die wens, het werk in het hart heet ‘gebed’. Daarom is iemand juist na het leveren van grote inspanningen in staat om het ware gebed te doen. Wanneer men de Thora bestudeert, moet het hart vrij zijn van andere wensen en zijn hersenen kracht geven om het geleerde eigen te maken. Zonder wens in het hart, zullen de hersenen het geleerde nooit beheersen. Daarom is gezegd: ‘Een mens moet slechts dat leren waarnaar zijn hart verlangt’. Het gebed moet vol zijn. Als iemand zich volledig aan zijn studie geeft, wekt hij in zich een vol gebed op dat door de Schepper wordt aangenomen. Het wordt een antwoord waardig en de Schepper verhoort een gebed. Maar er is een voorwaarde: ‘Een gebed moet vol zijn zonder contaminaties van andere wensen’. 2. Aangezien een mens in zekere mate van zijn egoïsme afgescheiden geraakt en dichter bij het ‘geven’ komt, zal hij zich beter met het innerlijke deel van de Thora kunnen verbinden. Het wordt aan degenen onthuld die een gelijkenis met de Schepper bereikten (2), omdat ‘Thora, Schepper en Israël ÉÉN zijn’. Zolang een mens zich nog in zijn egoïstische wensen bevindt, behoort hij tot het uiterlijke deel van de Thora. (2) Zich in zekere mate verwijderen van het egoïsme, houdt verwijdering in van zijn uiterlijke mens, terwijl hij ‘dichter bij het geven komt’. ‘In zo'n toestand is men meer in staat om zich met het innerlijke deel van de Thora te verbinden’. De innerlijke mens nadert tot het innerlijke deel van de Thora. Dat gebeurt volgens de wet van gelijkenis naar eigenschappen. Hieruit wordt duidelijk: ‘als een mens zich nog in zijn egoïstische wensen bevindt, behoort hij tot het uiterlijke deel van de Thora en niet tot het innerlijke’. Wanneer de stemmingen van een mens verheven zijn en al zijn organen dat ervaren, zijn al zijn wensen en strevingen slechts naar het spirituele gekeerd. Het neemt hem in beslag en geeft hem deze waarneming. Wat moet een mens doen wanneer een dergelijke toestand hem in zijn greep houdt? Dan is het goed om de boeken van de Thora te bestuderen en haar innerlijk te bereiken. Ondanks de verheven toestand waarin die mens zich bevindt, weet hij niets. Hij heeft absoluut geen verbondenheid met de innerlijke Thora. Hij moet de leerstof veelvuldig lezen en bestuderen. Al is hij het beu, hij moet steeds terugkeren tot de leerstof. Hij mag niet zeggen dat het lezen voor hem nutteloos is omdat hij niets begrijpt. Het nut zit in de kracht en het licht dat in de Thora verborgen zit en die men onophoudelijk moet trachten te onthullen. Wanneer een mens zich voor iets interesseert, wordt hij met een wens doorgedrongen om dat wat hij leert ook waar te nemen. Deze hartstochtelijke wens heet gebed, omdat het de hulp van de Schepper zal oproepen die hem zal vullen met wat hem ontbreekt. De kracht van het gebed is evenredig aan de kracht van de wens om te ontvangen. Hoe groter bij hem het tekort, des te
36
sterker de kracht van het streven ernaar. De kracht van de wens wordt tot leven geroepen door de hoeveelheid inspanningen die men levert voor het bereiken van zijn doel. Waarom brengt men zoveel in maar ontvangt men niets? Het uitblijven van het gewenste brengt steeds meer lijden waardoor het streven om die wensen tot vervulling te brengen nog meer gaat groeien. Hieruit groeit een correct gebed om hulp. Hoe meer inspanningen, des te sterker de wens om het ontbrekende te bereiken. Wanneer een zeker deel van de wensen vervuld wordt, roept dat een nog grotere eis op om het overige steeds groeiende deel te vervullen. De Schepper beantwoordt enkel waar gebed, Chisaron of gebed binnen het hart. Dat gebed moet verschijnen wanneer een mens de Thora bestudeert. Juist de Thora maakt het hart vrij van alle overige wensen. Het geeft een impuls aan de hersenen, die slechts een machine vormen die wensen, signalen vanuit het hart ontvangen en in handelingen omzetten. Daarom moet een mens altijd datgene leren waarin hij zin heeft. Deze wens beveelt zijn verstand zich in te spannen om een verbondenheid met de Thora te realiseren zodat die zich even aan die mens zal onthullen. Wij zien iets dergelijks in onze wereld, wanneer geleverde inspanningen tot positieve resultaten leiden. Een gebed is een gebed wanneer het volledig is. ‘Gebed’ is een waarneming in het hart, terwijl hersenen slechts helpen om het te vergroten. Innerlijk moet het gebed niet worden gemengd. Wanneer een mens zich van zijn egoïsme bevrijdt en de eigenschap ‘geven’ nadert, breekt de tijd aan om zich met het innerlijke deel van de Thora te bezigen. Aan degenen die het meest tot de Schepper naderen wordt de Thora onthuld, omdat de Schepper en de Thora één zijn. Wanneer een mens zich in een egoïstische wens bevindt, hoort hij bij het uiterlijke deel. Een inspanning wekt een waar gebed op; bouwt een altruïstische klie waarin de Thora zich onthult. De geheimen van de Thora behoren niet aan ons. Ze zijn verhuld en bevinden zich op hogere treden. Een mens in een verheven toestand is het waard om in hem de wens naar een hogere trede te doen ontluiken. Men mag niet halverwege stilstaan. Als men niet in het hogere geïnteresseerd is, valt men terug. Daarom, in een verheven toestand, moet men zich voor de inhoud van de boeken gaan interesseren en trachten te begrijpen wat voorheen nog onbegrijpbaar was. Vraag: Hoe weet een mens dat hij het maximale bereikte? Antwoord: Zodra hij antwoord ontvangt op zijn ware gebed naar het spirituele. Boven zijn alle resjiemot immers al klaar. Het hele systeem is bereid om antwoord te geven. Het wacht slechts op het ontwaken en het verzoek van beneden om gecorrigeerde keliem met licht te vullen.
Besluit: Wat corrigeren
Waarmee
Resultaat
Doel
Ondanks bezieling en alle inspanningen niets van de geheimen van de Thora begrijpen.
De geheimen van de Thora leren, al leest men honderden keren dezelfde tekst. Geraak niet teleurgesteld noch zeg je jezelf dat het nutteloos is omdat je er niets van begrijpt. Leg je juist ondanks alles volledig toe op het leren.
Na grote inspanningen bij de Thorastudie, een waar gebed kunnen geven.
Waardig bevonden worden door de Schepper die je gebed aanneemt en beantwoordt.
37
22. Thora lie sjma. In essentie hoort de naam ‘Thora lie sjma’ bij een mens die volkomen exact en zonder enige twijfel de ware kennis heeft, te weten dat er een rechter en een rechtspraak bestaan. Dat weten betekent de realiteit zien (1) zoals die zich aan ons voordoet nl. dat we elke verandering ten goede kunnen zien; tijdens ons werken in geloof en geven; wanneer wij groeien en stijgen. (1) Door de innerlijke mens. En omgekeerd geldt dat wanneer wij werken om te ontvangen of om kennis, wij (2) voortdurend afdalen tot de allerlaagste toestand. (2) Door de uiterlijke mens. Wanneer wij niet volgens de wetten van de ware Thora leven, worden we terstond bestraft. Het is de beste weg tot de waarheid. Alleen op deze wijze kan een mens tot de voorbeschikte volmaaktheid komen. Wij moeten met een volledige kennis en bevatting beseffen dat we alleen door geloof en geven het doel van de schepping kunnen bereiken en dat daarboven niets meer uitgaat. Leren met de intentie om het doel te bereiken en bevatten dat er een rechtspraak en rechter bestaan, heet ‘Thora lie sjma’. (3) ‘Groot is het leren dat tot actie leidt’. (3’) Maar eigenlijk had gezegd moeten zijn: ‘…dat tot acties leidt’ in het meervoud – dat hij vele handelingen kan verrichten. (3) Leidt dus tot een handeling zonder enige kennis, die ‘boven kennis’ heet. (3’) ‘…dat tot actie leidt’ in het enkelvoud gesteld, kan voor het eindresultaat staan, nl. gmar tiekoen. Alle afzonderlijke geestelijke verrichtingen worden als één gemeenschappelijke verrichting gezien en vormen één grote ma”n voor het aantrekken van het licht van de Masjieach (bevrijder). Het leren kent slechts één doel nl geloof dat ‘Mietsva echád’ heet of ‘Eén voorschrift’. Het doet de weegschaal van de rechtspraak wereldwijd naar het goede neigen, naar verdiensten en niet naar bestraffing (4). (4) Elk afzonderlijk geloof vormt een mini-gmar tiekoen dat geïntegreerd wordt in één overkoepelend geloof. Deze overkoepelende toestand doet de weegschaal naar verdiensten neigen (naar een samenvloeiing met een nieuwe trede) en niet naar bestraffing, (verdeling door te werken ‘voor het ontvangen en voor kennis’) want door geloof bereikt men een toestand ‘rsjoet harabiem’ (het territorium van vele uiteenlopende krachten). Geloof heet ook ‘actie’ (5). Iedereen die een of andere actie verricht, heeft daarvoor een reden. Die rede noodzaakt hem om deze handeling in kennis (be toch hadaat) te verrichten. Dat is het gemeenschappelijke (6) tussen verstand en handeling. (5) Getuigt van innerlijke beweging, correcte intentie. (6) Rabbi spreekt hier over geloof binnen kennis, als het gemeenschappelijke tussen verstand en handeling. In een handeling boven kennis, (dus wanneer kennis een mens niet toestaat te handelen, maar omgekeerd), zit absoluut geen verstand. (7) Het is één handeling en dat is de betekenis van het gezegde: ‘Deed één Voorschrift, geprezen is hij, die op de weegschaal zichzelf en de hele wereld naar verdiensten deed neigen’. En daarover is gezegd: ‘Groot is het leren dat tot actie leidt’, dus tot actie zonder enige kennis, of ook ‘boven kennis’ heet. (7) Er is slechts ‘actie, mietsva, die de weegschaal naar de kant van verdiensten doet neigen’.
38
22. Thora lie sjma. (2) ‘Thora lie sjma’ betekent absoluut zonder enige twijfel precies de waarheid weten (1); de realiteit zien zoals die zich werkelijk voordoet, nl. dat, wanneer wij met geloof en geven werken, we dagelijks groeien en stijgen, omdat wij veranderingen telkens ten goede zien (2). Maar wanneer voor ons kennis en kabbala (3) doorslaggevend zijn, zien wij onszelf binnen onze werkelijkheid eerder vallen tot de uiterste laagheid. (1) Zonder ‘pielpoeliem” dwz zonder logische constructies of conclusies door het verstand aangereikt. (2) Elke dag uit zien wij de ene en enige waarheid…maar met toenemende scherpstelling. (3) Het leren om ‘te ontvangen’. Zodra wij de wetten van de Thora niet naleven ondervinden wij meteen een bestraffing. Zo begrijpen we dat de enige weg, ook de weg van de waarheid, ons tot de uiteindelijke volmaaktheid zal leiden. Dan zullen we binnen kennis, met het volle en absolute inzicht begrijpen dat men het doel van de schepping slechts door geloof en geven kan bereiken. Binnen dit doel zijn dien en dajan (recht en rechter) de Thora lie sjma. Leren leidt tot bchienat emoena (geloof), dat één Voorschrift heet. Dit, terwijl emoena de handeling is die de wereld leert dat men eerst door ‘geloof binnen kennis’ moet gaan. Dat is de verhouding tussen verstand en actie. Maar in ‘geloof boven kennis’ speelt het verstand geen rol maar is zij slechts actie, mietsva, die de weegschaal naar de kant van verdiensten doet neigen. Wanneer een mens het vallen gegeven wordt, is ook dat lie sjma. Het betekent namelijk dat men boven met hem bezig is, terwijl die mens ziet waar dien en dajan werkzaam zijn. Baal Soelam wil ons uitleggen dat alle resultaten van ons leren in een werkgroep of op het werk, van bovenaf op ons neerdalen als een reactie op ons handelen. Deze reactie kan positief of negatief uitvallen, maar dat doet er niet toe. Het voornaamste is dat de reactie ons laat zien dat er een dien en dajan werkzaam zijn die de rechtspraak niet beoefenen zoals wij die kennen, maar volgens het scheppingsdoel. Het is het doel dat wij middels ‘één handeling’of emoena zullen bereiken. Eenmaal onze keliem gecorrigeerd, zullen wij én de rechtspraak én de rechter rechtvaardigen. Als een mens zijn toestanden beoordeelt, zal hij merken dat alles volgens het doel van de schepping wordt geëvalueerd. Dat inzicht biedt zekerheid omtrent de verrichtingen van de dajan. Besluit: Wat corrigeren
Waarmee
Resultaat
Doel
Voor ontvangen en kennis leren, en merken dat je alsmaar lager valt, tot de laagst mogelijke toestand.
Met volledige kennis en bevatting beseffen dat men slechts door geloof en geven het doel van de schepping kan bereiken en dat daarboven niets meer is en niets meer kan.
Tot geloof komen via actie in kennis. Dat is het gemeenschappelijke tussen verstand en actie.
Het vermogen om een handeling boven kennis te verrichten, mietsva, die de weegschaal naar de kant van verdiensten doet neigen.
Iemand die niet volgens de wetten van de ware Thora leeft, wordt meteen bestraft.
Door te werken in geloof en geven, zal hij dag in dag uit groeien, omdat hij telkens veranderingen naar het goede zal zien. Dat heet ‘Thora lie sjma’.
Absoluut zeker, zonder enige twijfel de waarachtigheid van zijn kennis weten.
De volledige correctie van zijn keliem en de rechtvaardiging van zowel rechtspraak als rechter.
39
23. Wie de Schepper liefhebben, haten het kwaad. Er is gezegd: ‘Wie de Schepper liefhebben, haten het kwaad. Hij behoedt de zielen van zijn chassidiem (Zijn naasten) en redt hen uit de handen van boosdoeners’. Het is dus niet genoeg dat een mens de Schepper liefheeft en eenheid met Hem wenst te bereiken. Hij dient ook het kwaad te haten (1). (1) Want de Schepper schiep het één tegenover het ander. Tegen de achtergrond van haat komt liefde het duidelijkst naar voor. Hieruit volgt ook de uitdrukking ‘dient’. Haat voor het kwade betekent haat voor je wens om te ontvangen (2): (2) Haat voor de wensen van je uiterlijke mens om te ontvangen. Maar voor de wensen van je innerlijke mens moet je juist 'de oren spitsen' en ze onderzoeken. 1.
Men merkt dat er geen andere mogelijkheid bestaat om zich van het kwaad te bevrijden, maar men kan er zich ook absoluut niet bij neerleggen om in deze toestand te blijven.
2.
Men ervaart de schade die door het kwaad berokkend wordt en tegelijk het onvermogen van de mens om het kwaad in zichzelf zelfstandig te vernietigen. Het is zijn natuur, de wens om behagen te ontvangen die door de Schepper in hem geschapen of ingeplant werd.
Zo'n toestand bereikt, heeft men een mogelijkheid om het kwade te haten en zal de Schepper hem voor het kwade behoeden. Zoals gezegd: ‘…Hij behoedt de zielen van Zijn naasten’. De bewaking van de Schepper bestaat daarin dat Hij ‘…hen uit de handen van boosdoeners zal redden’. Omdat zo bij een mens een verbondenheid met de Schepper ontstaat, zelfs al zou dat de meest onbeduidende zijn, bevindt hij zich al in de toestand van succes en geluk. Maar het kwaad zelf blijft en dient in een partsoef als achoraim (3). En dat kan men slechts door middel van correcties bereiken. (3) Tot de volledige correctie in gmar tiekoen. Daar zal het kwaad ophouden te bestaan (belá hamávet lanétsach).
24. Wie de Schepper liefhebben haten het kwaad. (2) Het is gezegd: ‘Wie de Schepper liefhebbe, hate het kwaad. Hij behoedt de zielen van zijn chassidiem (Zijn naasten) en redt hen uit de handen van boosdoeners’. Wat is het verband tussen ‘hate het kwaad’ en ‘redt hen van boosdoeners’? Tevens is gezegd: ‘Ik schiep de wereld slechts voor de absoluut rechtvaardigen óf de absolute zondaars’. Dus enkel voor absolute zondaars was het de moeite om de wereld te scheppen? Van de Scheppers’ kant uit bestaat niets dat 2 betekenissen heeft. Het zijn slechts de lagere schepselen die van boven ontvangen, die goed of kwaad waarnemen. Slechts voor hen is de wereld goed of slecht. Voor elke handeling denken zij eerst (1), want niets wordt zonder doel gedaan. Zij wensen slechts hun toestand te verbeteren of die van een ander te verslechten. Maar doelloze handelingen zijn niet geschikt voor mensen met een doel in het leven. (1) Daar zij nog niet gecorrigeerd zijn, maken zij berekeningen in rosj. Hoe het bestuur van de Schepper in de wereld wordt ervaren is een individueel proces, maar wel met het begrip dat het doel van de schepping is om de schepselen te belagen. (gewoon lehetiev le nivraav wordt vertaald als ‘om schepselen te behagen’) Maar ‘behagen’ in de betekenis van de Schepper en niet in die van het kleinburgerlijk egoïsme. Daarom is het correcter lehetief le nivraav te vertalen als omwille van schepselen. Behagen, opdat schepselen tot een toestand van waarneming zouden komen van toenadering en samenvloeiing met de Schepper. Vandaar dat, als zij een of andere verwijdering van de Schepper ervaren, zij dat ‘slecht’ heten. In zulk een geval
40
beschouwen zij zich als zondaars of als gezonden. Er bestaat immers geen tussentijdse toestand in de schepping (2). (2) Want in de mens, zoals in elk ander schepsel bestaan slechts 2 delen: het uiterlijke en het innerlijke. Dus, of de mens kan de Schepper en Zijn bestuur waarnemen (3) of alles lijkt hem door een speling van het kwade lot gegeven(4). En aangezien wij niet tegen onszelf kunnen liegen door te zeggen dat we waarnemen terwijl we dat niet kunnen, beginnen we als wij de waarheid ervaren terstond tot de Schepper te roepen opdat Hij medelijden met ons zou hebben en ons uit de macht van onreine krachten en gedachten zou bevrijden. (3) Door zijn innerlijke mens. (4) Aan zijn uiterlijke mens. En wanneer die mens uit het besef en de waarneming van de waarheid roept, verhoort de Schepper zijn verzoek. Zoals gezegd is: ‘Nabij is de Schepper tot allen die waarlijk aanroepen’. Hij redt hen uit de handen van zondaars (inwendige egoïstische wensen en gedachten). Maar zolang de mens de waarheid niet waarneemt en dus zijn onmetelijke lijden niet waarneemt als zijn eigen kwaad en van zijn natuur afkomstig, is hij zijn redding uit dit kwaad nog niet waardig. Hij heeft de nodige klie nog niet onthuld. Hij luistert nog niet goed naar zijn klie, wens, gebed dat ‘mie oemka de lieba’ heet, van binnen het hart, omdat hij nog denkt dat hij behalve het kwaad nog iets goeds heeft in zijn gedachten, hart of wensen. Hij is maw nog niet in alle dieptes van zijn hart doorgedrongen. Hij let er nog niet op met welke liefde en ontzag hij zich tot de Thora en Voorschriften verhoudt. Daarom ziet hij de waarheid niet.
Besluit: Wat corrigeren
Waarmee
Resultaat
Doel
Bemerken dat er absoluut geen andere mogelijkheid bestaat om zich van het kwaad te bevrijden.
In geen geval ermee instemmen of in deze toestand willen blijven.
De Schepper zal hem van het kwaad behoeden, zoals gezegd: ‘…behoedt de zielen die dicht bij Hem zijn’. ‘En redt hen uit de handen van boosdoeners (zijn egoïstische wensen).
In een toestand van geluk verkeren aangezien er een verbondenheid met de Schepper verschijnt. Zelfs de meest onbeduidende heeft effect.
41
25. Het uitgaande uit het hart. Het van het hart uitgaande komt in het hart (1). Maar waarom blijft een mens spiritueel vallen ondanks het feit dat het in het hart van de mens binnenkwam? (1) Het van het hart uitgaande Ma’N (innerlijk gebed), komt in het hart, Ma’D (antwoord, licht, overvloed van boven). De innerlijke mens zal met de Thora van zijn Leraar en met de mening van zijn Leraar onmiddellijk instemmen en een gelofte opnemen om wat hij hoorde met zijn hart en ziel te vervullen. Maar eenmaal terug in zijn maatschappij, zit hij weer onder de macht van de omgeving (3) en wordt zijn mening, wensen en hart vermengd de met wensen en gedachten van de omringende mensen. (3) Gaat in de waarneming van de gemeenschap uit of resjoet harabiem, onder de macht van de hem omringende wensen van zijn uiterlijke mens. Zolang er in de mens nog krachten die hem naar ‘verdiensten’ doen neigen (lachria et haolam le kav zchoet), zolang trekt de wereld hem naar zich toe en vermengt hij zich met haar wensen en gedachten. In zulk geval wordt hij in kudde aan een herder onderworpen en naar het slachthuis geleid. Hij heeft geen vrije wil noch keuze. Hij moet denken, wensen en eisen wat de maatschappij wenst. In zulk geval kiest hij voor vreemde gedachten, strevingen en lage lusten en tegen de Thora die verwerpelijk lijkt. Er is geen tegenkracht om de invloed van de maatschappij te weerstaan. In zulk geval moet men zich aan zijn Rabbi en boeken hechten en zich met boeken en hun auteurs voeden (mie pie sfariem ve mie pie sofriem). Met deze verbondenheid kan een mens zijn mening tot het goede veranderen. Enkel door samenvloeiing met zijn Rabbi en boeken keert de mens naar het doel van de schepping terug. Alleen wanneer een mens zich in heiligheid bevindt, kan hij met zichzelf in discussie treden en ‘verstandige’ argumenten naar voren brengen. Het verplicht zijn verstand tevens om langs het pad van de Schepper te gaan. Maar met ‘chochmot’, geredeneer, argumenten en bewijzen, kan men zijn egoïsme niet doden. Alle verstandelijke argumenten die hem doen besluiten dat het noodzakelijk is om langs het pad van de Schepper te gaan, gaan uit van de samenvloeiing met zijn Rabbi. Als een mens deze basis verliest, verliezen alle argumenten hun kracht. Daarom mag de mens in geen geval zijn weg op argumenten van zijn verstand baseren, maar moet hij zich aan boeken en zijn Rabbi hechten. Pas dan kan zijn Rabbi hem bijstaan. Absoluut geen verstand of redeneringen zijn in staat om te helpen omdat er geen levensgeest in zit.
25. Het uitgaande van het hart (2) Het van het hart uitgaande komt het hart binnen. Maar ondanks het feit dat woorden het hart al zijn binnengedrongen valt een mens soms van zijn niveau. Wanneer een mens de Thora van zijn Rabbi hoort, wil hij die kennis met hart en ziel vervullen. Maar terug in de wereld, wordt hij beïnvloed door wensen van anderen en vloeit met hen samen. Hij, zijn kennis, hart en zijn wensen gaan door de gemeenschap weer teniet. Er is bij hem geen kracht om de wereld op de weegschaal naar verdiensten te doen neigen. De wensen van de gemeenschap transformeren hem en hij vermengt er zich mee zoals een lam vóór het slachten. Hij moet denken, wensen, voelen en eisen zoals de massa. Hij kiest hun vreemde gedachten, hartstochten en behagen en verliest alle krachten. Er is maar één uitweg om met zijn Rabbi en boeken samen te vloeien. Slechts onder hun invloed kan men zijn mening en wensen veranderen. In deze samenvloeiing bevindt zich een prachtige bijzonderheid die tot de Bron terug doet keren. Hoe kan men zich onophoudelijk in de nabijheid houden en samenvloeien? Slechts door onophoudelijk datgene te verteren wat hij hoort en leert en met zijn voornaamste doel te verbinden. In een werkgroep, onder invloed van zijn Rabbi en leerstof, lijkt het, dat hij een held is en voor niets nog bang hoeft te zijn. Laat het komen! Maar juist op dat moment komt niets, tenzij zware toestanden. Het doel is om de mens van zijn schijnbaar verheven toestand af te brengen. Vallen en mislukken zijn onvermijdelijk op de weg naar het doel. Het is relevant om, telkens de verbondenheid met de Schepper zoek is, zo snel mogelijk in een toestand van opleving en verbondenheid met de Schepper terug trachten te keren. Maar hoe doe je dat als je verloren bent en elk verband met de Bron verbroken is? Daar bestaan geen recepten voor. Iedereen moet deze
42
weg zelf doorlopen. Tijdens de lessen bevindt de aviejoet (dikte van de wens) zich op het niveau sjoresj (wortel, nul). De mens is van zijn overige wensen afgesneden en vloeit met de kern van de leerstof samen. Men acht dat de student in die ogenblikken nekoedat van Mosje Rabejnoe ontvangt (het punt van Mosje onze Leraar). Het begint in hem te werken en hij is met de Thora verbonden. Wanneer een mens de studiesfeer verlaat en zich weer met zijn dagelijkse zaken gaat bezigen, neemt zijn aviejoet toe tot het niveau dalet (4) of ook zijn materiële wensen. Hij verliest de verbondenheid met het spirituele en wenst zijn egoïstische wensen te vervullen. Men moet een mogelijkheid zoeken om opnieuw naar het punt van samenvloeiing met het spirituele te keren. Zijn wensen van aviejoet dalet moet hij uitschakelen en stap voor stap naar de aviejoet de sjoresj overgaan. Daardoor begint hij zijn toestand te rechtvaardigen (te aanvaarden) alsook dat wat zich aan hem voordoet. Het werk is telkens beide uiteinden laten samenkomen. Dit kan men natuurlijk niet onmiddellijk realiseren. Daarvoor moet men onophoudelijk nieuwe inspanningen leveren. In een geestelijke opleving mag men de aankomende geestelijke val niet vergeten. Kijk vooruit en verkort nu reeds je tijd en tempo. Met het verstand kan je onmogelijk winnen. Bij elke stijging en val is het nodig om zulke masachiem (schermen, anti-egoïstische krachten) als hulp te nemen.
Besluit: Wat corrigeren
Waarmee
Resultaat
Doel
Zijn weg op verstandelijke argumenten baseren.
Men moet zich aan zijn Rabbi hechten en aan zijn hogere trede ACha”P (onderste gedeelte van) alsook aan de auteur van het boek dat hij leest.
Hij verandert zijn mening; de intenties van zijn wensen en beschikt nu over de krachten om de wereld naar de kant van verdiensten te doen neigen.
De terugkeer tot de Bron.
Zich met wensen en gedachten van zijn omgeving mengen. Onder de macht van zijn omgeving, mening, wensen en hart vallen
Zich hechten aan zijn Rabbi en boeken, wat heet zich voeden ‘aan de boeken en hun auteurs’.
Samenvloeiing met zijn Rabbi en boeken.
Hem naar het doel van de schepping terug brengen.
Moeilijke toestanden van vallen en mislukken verdragen, wanneer de verbondenheid met de Schepper is zoek.
Zo gouw mogelijk naar een opleving en verbondenheid met de Schepper weerkeren. Tijdens de studie stijgt het aviejoet naar het niveau sjoresj. Hij verbindt zich met de leerstof en geraakt afgesneden van de overige wensen. Terug in de wereld moet hij zoeken naar een mogelijkheid om opnieuw tot een samenvloeiing met het spirituele te komen. Hij moet zijn wensen van aviejoet dalet, giemel stap voor stap uitschakelen en zijn toestand en alles wat zich voordoet beginnen rechtvaardigen. Hij loet die masachiem nemen die hem kunnen helpen.
Beide uiteinden trachten samen te laten komen: nl. aviejoet dalet van een nieuwe nog niet gecorrigeerde wens samen laten komen met aviejoet sjoresj.
Spirituele vallen voorzien en de tijd erin verkorten om de tijd en het tempo van de correctie te verkorten.
43
26. De toekomst hangt af van de evaluatie van het verleden. Het is gezegd: ‘Ram Hasjem ve sjafal ieré’. Groot is de Schepper en slechts de nederige zal Hem, de grootheid van de Schepper zien. (1) De letters van het woord ‘jakar’ (duur) en ‘jakier’ (een kennis, een bekende) gelijken sterk op elkaar. Des te dierbaarder iets voor een mens is, des te meer waardeert hij het (grootheid) en verwondert hij zich. Deze verwondering brengt hem naar een waarneming in het hart. In dezelfde mate wordt in hem ook vreugde opgewekt. (1) Op zichzelf kan een mens niet ‘nietig’ of ‘gewichtig’ zijn. ‘Nietig’ of ‘nederig’ is een toestand waarin een mens zich plaatst door zijn innerlijke inspanningen en door zijn gedachten over de grootheid van de Schepper. Pas dan kan hij zijn nietigheid zien. Wanneer de mens zijn nietigheid kent; zich niet meer belangrijker voelt dan zijn soortgenoten; wanneer hij merkt dat er miljoenen in de wereld zijn aan wie de Schepper geen krachten geeft om spiritueel aan zichzelf te werken, zelfs niet in de meest eenvoudige vorm, zelfs egoïstische zonder de intentie ‘voor de Schepper’; zelfs niet om de weg naar de eeuwigheid te beginnen afleggen, dan nog vindt de Schepper hem waardig de wens en de gedachten te geven om af en toe maar in het geestelijke werk te verkeren, zelfs in het meest eenvoudige. Als die mens zulke houding van de Schepper tav zichzelf als meest waardevolle kan zien, moet hij in dezelfde mate lofzeggingen aan de Schepper geven (2) en de Schepper prijzen omdat wij niet in staat zijn de relevantie ervan te zien, omdat wij soms zelfs het Voorschrift (de wens) van de Schepper vervullen zonder de geschikte intentie. In zulk geval waarin de Schepper hem waardig bevond, bereikt hij de waarneming van grootheid en vreugde in zijn hart. (2) Want oprechte lofzeggingen aan en oprecht prijzen van de Schepper betekent zich kleineren door zijn wens te laten stijgen tot bchienat sjoresj (tot het niveau sjoresj) om te ontvangen. Als gevolg van lofzeggingen en prijzingen die hij naar de Schepper richt, worden zijn waarnemingen uitgebreid en wordt hij doordrongen van elk spiritueel detail. Hij bevat wiens slaaf hij is. Daardoor verheft hij zich naar steeds hogere toppen (3). (3) In elke nieuwe toestand bevat hij opnieuw ‘wiens slaaf hij is’. Hij verkleint zich voor de grootheid van een nieuwe spirituele trede. Daarom stijgt hij tot nieuwe hoogtes; tot bchienot sjoresj tav elke volgende trede. Dat is de betekenis van ‘Ik dank Je voor al je genade voor mij!’, dus voor het verleden (4). en vervolgt met zekerheid: ‘En voor datgene wat Je voor mij in de toekomst zal doen!’ (5). (4) Voor de kracht die Hij mij gaf om tot samenvloeiing met Hem op te stijgen, als bchienot sjoresj, als een embryo in de moederschoot. (5) Hij zal mij grootbrengen. Hij zal mijn keliem uitbreiden en mij een waarneming van va’k en ga’r bchienot beth, giemel en dalet in gecorrigeerde wensen geven.
44
27. Groot is de Schepper en slechts de nederige zal Hem zien. Hoe is de gelijkenis met de Schepper als de mens ontvangt en de Schepper geeft? Het is gezegd: ‘Groot is de Schepper en slechts de nederige zal Hem zien’. Als een mens zijn Ik wegcijfert zal zijn zelfstandige egoïstische mening en macht die hem van de Schepper scheidt, wegvallen. Dan zal hij het licht chochma, het licht van wijsheid en bevatting waardig zijn. Wie in zijn egoïsme blijft, verwijdert zich van de Schepper ten gevolge het ontbreken van een gelijkenis naar eigenschappen. Nietigheid betekent zich vernederen voor anderen (1). Deze nietigheid, die een mens in zijn werk ervaart, is een vorm van volmaaktheid (2). Het is niet de nederigheid die men in de wereld voelt wanneer die ons beschaamd of vernedert. (1) Het is zinloos om zich voor zijn uiterlijke mens te vernederen, noch voor die van een ander. (2) ‘Nietigheid’ om qua eigenschappen met de Schepper overeen te stemmen, is nederigheid die de mens ervaart in het werk in de vorm van volmaaktheid. Het brengt hem tot een waarneming van volmaaktheid! En volmaaktheid is altijd een verheffing. Want het is gezegd: ‘In Zijn toorn legt hij de trotsaards neer en naar Zijn wil verheft Hij nederigen’ die gelijkenis qua eigenschappen met Hem zoeken.
27. Groot is de Schepper, maar wie zich klein maakt, zal Hem zien. (2) Groot is de Schepper, maar de lagere zal Hem zien. Hoe kan een vereniging met de Schepper zijn, wanneer de mens ontvangt en de Schepper geeft. Als de mens zijn natuur teniet doet, is er geen reden om van de Schepper afgezonderd te zijn. Dan is hij waardig om het licht chochma te ontvangen en de Schepper te zien. Maar wie zich in zijn eigen Ik bevindt, verwijdert zich van Hem. Het zich verwijderen of naderen tot hangt af van de trots in de mens. Als hij dat teniet doet, nadert hij de Schepper. Trots in volle mate beleefd, verwijdert de schepping van de Schepper. De mens dient de Schepper te verheffen en zichzelf te verkleinen. Hoe meer de mens zich verkleint tav de Schepper, hoe dichter hij Hem nadert. De mens moet zichzelf niet tav anderen vernederen maar wanneer zijn omgeving hem zou vernederen, neemt hij zichzelf als de meest nietige waar. Slechts mensen kunnen aan anderen zowel het gevoel van eigenwaarde geven als een gevoel van nietigheid. De Schepper brengt ons in zulke lage toestanden dat wij ons schamen. De Schepper doet dat opzettelijk om ons van overtollige trotsheid te behoeden (1). (1) In een brief aan zijn zoon gaf de grote kabbalist, Nachmanides (Moses Nachmanides, Spanje 1194-1270 Eretz Yisrael), een verwonderlijk correctiesysteem dat ook vandaag nog actueel is in het spirituele werk. (Men moet wel voorzichtig zijn om dit kabbalistische meesterwerk niet te verwarren met moessarliteratuur – de religieuze ethische boeken). ‘Hoor mijn zoon, de instructie van uw vader en verloochen de leer van uw moeder niet. (Misjlei 1:8). Praat altijd tegen iedereen kalm (3). Het behoedt je voor woede (2), een slechte eigenschap die mensen tot zondigen brengt’ (4). (2) ‘Woede’ is een manifestatie van trots, van iemand die zich in zijn eigen Ik bevindt en qua eigenschappen niet met die van de Schepper overeenstemmen. (3) ‘Kalm te spreken’- innerlijk mag hij generlei weerstand ondervinden tav wie dan ook. ‘Altijd’ – het doet er niet toe of je je goed of slecht voelt. (4) Het ontvangen voor zichzelf. Zoals onze Rabbi’s zegden (Nedarim 22a): ‘Al wie in woede uitbarst is onderworpen aan de eigenschappen van de hel (Gehinnom)’ (5), (Kohelet 12:10): ‘Werp de woede uit uw hart (6) en verwijder kwaad uit uw vlees’ (7). Kwaad betekent hier Gehinnom. (Misjlei 16:4): “…en de kwaadaardige is voorbestemd voor de dag van het kwaad”.
45
(5) Egoïstisch ontvangen in zijn lagere 4 sfirot onder de parsa (NeH’M) is de toestand van ‘Gehinnom’ (hel). (6) Uit zijn middenstuk, toch. (7) Uit zijn onderstuk, sof. Op die manier is woede gemakkelijker te corrigeren dan een andere vorm van kwaad. Eens u uzelf van woede hebt verwijderd, zal nederigheid in uw hart opwellen. Het is de fijnste van alle bewonderenswaardige trekken die er zijn. (Misjlei 22:4): “De hiel van nederigheid is ontzag voor Hasjem” (8). Door nederigheid zal u ook tot het vrezen van Hasjem komen. Het zal er voor zorgen dat u altijd nadenkt over de kwestie (zie Avot 3:1): “waar kwam u vandaan en waar gaat u naar toe. Tijdens het leven bent u slechts een worm zoals na de dood”. Het zal u in de toekomst in herinnering brengen dat U door de Koning van Glorie zal beoordeeld worden. (Melachim 8:27; Misjlei 15:11): “Ziehier, zelfs de Hemel (9) en de Hemel der hemelen (10) kunt U niet bevatten. Hoeveel minder de harten van mensen!” (Jermiejahoe 23:24): “Ben ik niet Degene die de hemel en de aarde vul? zei Hasjem.’ (8) Rav geeft de volgorde van de geestelijke correctie aan. 1° de bevrijding van woede tot nederigheid en verder tot ‘het vrezen van Hasjem’ – het scheppen in zichzelf van leegtes waarin hij vervolgens de Koning van Glorie zal ontvangen krachtens zijn masachiem. (9) Zeir Anpien van de wereld Atsieloet. (10) Abba ve Iema van de wereld Atsieloet. ‘Wanneer u aan al deze dingen denkt, zal u ertoe komen Hasjem, die u creëerde, te vrezen en uzelf te behoeden voor zonden en gelukkig zijn met al wat u overkomt. Wanneer u bescheiden handelt en bent tav iedereen; Hasjem en zonde vreest, zal de schittering van Zijn glorie en de geest van de Sjechiena op u rusten. U zult het leven van de Toekomstige Wereld verkrijgen! (12)’. (11) Innerlijk. Want alles buiten hem is de Schepper. (12) Een groeiende waarneming van spirituele werelden. ‘En nu mijn zoon, begrijp en merk op dat om het even wie die tegen het Koningschap van Hasjem rebelleert (13), zich grootser voelt dan anderen omdat hij zichzelf met Zijn kledingstukken versiert (14), zoals het staat geschreven (Tehillim 93:1), “Hasjem regeert, Hij draagt kleding van grootheid.’ (13) Terwijl hij wenst op die manier om slechts voor zichzelf te ontvangen. (14) Levoesjiem (bekledingen). Grootheid is uitsluitend een attribuut van de Schepper. Het werken aan een overeenstemming qua eigenschappen met Hem, geeft ook aan de mens de grootheid. Maar innerlijk verkeert hij daarbij onophoudelijk in de waarneming van zijn nietigheid. Want er is uit zichzelf absoluut niets goeds in hem. Waarom zou iemand trots voelen? Is het vanwege rijkdom? (15) - Hasjem maakt iemand arm of rijk (ik Shmuel 2:7) (16). Is het vanwege eer? (17) - Het behoort Hasjem toe, zoals wij lezen (ik Divrei Hayamim 29:12), “Rijkdom en eer komen van U”. Dus hoe kan iemand zichzelf sieren met de eer van Hasjem? (18)’. (15) Door vulling met licht en bevatting. (16) Door ervaring van leegte en gevuld zijn. Door ups en downs. (17) Door levoesjiem (bekledingen) van licht. (18) Want dan zal hij uitkomen buiten (boven) de perken van zijn masach en dat spreekt de wet tegen. Een uitwerking van een masach verspreidt zich uitsluitend van hem en eronder. ‘En degene die trots is op zijn wijsheid weet zeker dat Hasjem “de spraak van verzekerde mensen en het verstand van de grijsaards zal wegnemen”(Iyov 12:20)! (19)’
46
(19) Spraak of dieboer gaat van een mond of pe uit. …het verstand van grijsaards (zekeniem) wegnemen om het licht chochma aan te trekken. Want wijsheid behoort slechts aan de Ene Wijze – de Schepper. Maar zekeniem – de grijsaards in wijsheid, de zielen van tsadiekiem (van rechtvaardigen) kunnen middels ma’n het hoge licht opwekken, waarvan juist al hun wijdheid via saarot diekna (haren van baard) naar beneden uitgaan (aram. diekna – heb. zakan – baard, een attribuut van grijsaards, van de meest wijzen en ervaren). ‘Aldus zien wij dat iedereen dezelfde is voor Hasjem, aangezien Hij met Zijn woede de trots neerhaalt en, wanneer Hij dat wenst, het lage verhoogt. Dus laat uzelf neer (20) en Hasjem zal u opheffen!’ (20) Wacht niet tot je helemaal valt. Daarom, ‘maak jezelf klein’. terwijl je je nog in de toestand van innerlijke opleving bevindt. Verspil die toestand niet, maar beschouw het als het uitgangspunt voor een nieuwe correctiegolf. ‘Daarom zal ik u nu uitleggen hoe u zich altijd bescheiden kan gedragen. Spreek te allen tijden zachtmoedig met uw hoofd gebogen (21), met uw ogen naar de grond kijkend en uw hart op Hasjem gericht (22). Kijk niet naar het gezicht van de persoon tot wie u spreekt. Beschouw eenieder grootser dan uzelf. Indien hij wijs of rijk is, moet u hem respect betonen. Indien hij armer is dan u of wijzer, beschouw uzelf dan schuldiger en hem waardiger dan u, want wanneer hij zondigt komt het door een dwaling, terwijl het uwe opzettelijk is (23)’. (21) Alles wat een partsoef ontvangt gaat van zijn hoofd (rosj) uit. Spiritueel het hoofd buigen (harchanat rosj) betekent de wens van een hogere trede aan een lagere trede geven. Zoals een volwassen mens zijn hoofd buigt voor een mens die klein van stuk is of een kind, zo ‘buigt’ degene die aan zichzelf werkt het hoofd voortdurend naar beneden naar een voorbeeld van hogere partsoefiem, in de richting van zijn niet gecorrigeerde keliem. (22) Maar je hart, je ma’n nesjamot hatsadiekiem (zielen van rechtvaardigen), naar zo’n. (23) Want het is je niet gegeven om in zijn keliem te dringen en de wereld met zijn ogen te zien. En dat terwijl hij in de ‘ogen van de Schepper’ volmaakt is. ‘Beschouw uzelf in al uw handelingen, woorden en daden, als staande voor Hasjem, met Zijn Sjechiena boven u, want Zijn Glorie vult de hele wereld (24). Spreek met angst en ontzag zoals een slaaf die voor zijn meester staat. Handel met terughoudendheid tegenover iedereen. Wanneer iemand u roept, antwoord niet luid maar zacht en zachtmoedig, zoals iemand die voor zijn meester staat (25). (24) Laat je eerste ma’n altijd boven, in de hogere trede, want daaraan zullen vervolgens al je nieuwe verzoeken aan de hogere worden toegevoegd. (25) Let erop dat je eerste ma’n niet van de hogere trede valt door je kwade daden. ‘Thora zou altijd ijverig moeten worden geleerd, opdat u in staat zou zijn Zijn opdrachten te volbrengen. Wanneer u van uw leren komt, weerspiegel dan met precisie wat u hebt bestudeerd, om te zien wat u daarvan in praktijk kan brengen (26). (26) Om te werken met geloof en overgave. Dan groeit en stijgt U van dag op dag omdat U telkens een verandering ten goede ziet. ‘Onderzoek uw acties iedere ochtend en avond (27). Op deze manier zal iedere dag in teshuva (berouw) worden doorgebracht (28). Concentreer u op uw gebeden opdat alles aangaande de wereld uit uw hart zou verwijderen. Maak uw hart gereed voor Hasjem. Zuiver uw gedachten en denk na over datgene wat u gaat zeggen (29)’. (27) Maak een selectie (bieroeriem). (28) Want het aantal dagen van een neergedaalde ziel zijn vooraf bepaald in overeenkomst met het aantal en de kwaliteit van de correcties die een mens in dit leven dient te verrichten.
47
(29) Sluit je uiterlijke mens uit. ‘Als u dit dagelijks opvolgt zal u niet tot zonde komen. Op deze wijze zal alles wat u doet juist zijn (30) en uw gebed zal puur, helder, rein, toegewijd en acceptabel zijn voor Hasjem, zoals het geschreven staat (Tehillim 10:17), “Wanneer hun hart op U gericht is, luister naar hem.’ (30) Het zal in jou een volledige partsoef scheppen. ‘Woorden’ bestaan uit letters (otiejot) – dat is sof (aan het begin van een correctie zoals KaCha’B keliem). Vervolgens ‘daden’ – dat is toch (ChaGa’T van een partsoef). En uiteindelijk ‘gedachten’ – dat is rosj (toevoeging van NeHJ’M van een partsoef). ‘Lees deze brief tenminste eens per week en veronachtzaam niets daarvan. Volbreng het en bewandel, door zo te doen voorgoed de wegen van Hasjem. Moge Hij gezegend zijn opdat u op al uw wegen zult slagen en de Toekomstige Wereld verdienen, die verborgen ligt voor de rechtvaardigen. Elke dag dat u deze brief leest, zal de hemel de verlangens van uw hart beantwoorden. Amen, Sela!’ Hij leidt ons naar een geleidelijk opgeven van onze natuur om de aard van de Schepper te verkrijgen. In alle laagdunkende toestanden dienen wij de Schepper te danken en te rechtvaardigen. De Schepper brengt de mens steeds lager, tot de menselijke trots in trots voor de Schepper overgaat. Wanneer de mens zijn allerlaagste toestand ondervindt, zal hij de afgrond begrijpen welke hem van de Schepper scheidt en slechts Hem om hulp vragen. Wij moeten de Schepper gaan wensen, de wens gigantisch groot maken om steeds in verbondenheid met Degene te blijven tot wie wij wensen te naderen. Besluit: Wat corrigeren
Waarmee
Resultaat
Doel
Hij is trots. Er ontbreekt hem ontzag voor de Schepper.
Via nederigheid. 1 Spreek altijd zachtmoedig met uw hoofd gebogen; uw ogen kijken naar de grond. Uw hart is gericht op Hasjem. Kijk niet naar het gezicht van de persoon tot wie u spreekt. 2 Beschouw iedereen grootser dan uzelf. Zie uzelf in al uw handelingen, woorden en daden voor Hasjem staande, met Zijn Sjechiena boven u, want Zijn Glorie vult de hele wereld. 3 Spreek met angst en ontzag, zoals een slaaf die voor zijn meester staat. Handel met terughoudendheid tegenover iedereen. Wanneer iemand u roept, antwoord dan zacht en zachtmoedig, zoals iemand die voor zijn meester staat. 4 De Thora zou altijd ijverig moeten bestudeerd worden opdat u in staat zou zijn Zijn opdrachten te volbrengen. Wanneer u van uw studie komt, weerspiegel dan met precisie wat u bestudeerde om te zien wat U daarvan in praktijk kan brengen. 5 Onderzoek iedere ochtend en avond uw acties opdat U elke dag in teshuva (berouw) zou doorbrengen. 6 Concentreer u op uw gebeden door alles van de wereld uit uw hart te bannen. Maak uw hart gereed voor Hasjem. Zuiver uw gedachten en denk na over datgene wat u gaat zeggen. Uw gebed moet puur, helder, rein, toegewijd en acceptabel zijn voor Hasjem. 7 Lees deze brief minste 1x/week en veronachtzaam niets daarvan. Volbreng het en bewandel zo voorgoed de wegen van Hasjem. Moge Hij gezegend zijn opdat u op al uw wegen zou slagen en de Toekomstige Wereld verdienen die verborgen ligt voor de rechtvaardigen.
Altijd nadenken over de kwestie: “waar kwam ik vandaan en waar ga ik naar toe. Tijdens het leven ben ik slechts een worm zoals na de dood. Het zal hem in herinnering brengen wie hem in de toekomst zal beoordelen, nl. de Koning van Glorie.
Ontzag voor de Schepper krijgen. Slagen en de Toekomstig e Wereld verdienen die verborgen ligt voor de rechtvaardig en.
48
Elke dag dat u deze brief leest zal de hemel de verlangens van uw hart beantwoord en.
Wat corrigeren
Waarmee
Resultaat
Doel
De waarde niet kunnen zien van het vervullen van de voorschriften of wens van de Schepper, al is het maar nu en dan of zelfs zonder de geschikte intentie.
Waardeer dat je waardig werd geacht door de Schepper die hem de wens en gedachten gaf om, al was het maar soms, in het geestelijke werk te blijven, zelfs in het meest eenvoudige. In de mate van relevantie voor het geestelijke werk, dient hij de Schepper lofzeggingen en prijzingen te geven.
Als gevolg van de lofzeggingen en prijzingen die hij aan de Schepper geeft, worden zijn waarnemingen uitgebreid en wordt hij doordrongen van elk detail van het spirituele werk. Daardoor begrijpt hij wiens slaaf hij is.
Hij stijgt steeds hoger naar nieuwe toppen.
Hij ondervindt trots en merkt dat hij in zijn egoïsme blijft, in zijn Ik, in zijn macht.
Hij moet de Schepper verheffen en zich verkleinen.
Hoe lager hij zich maakt tav de Schepper, hoe dichter hij tot Hem nadert.
Steeds in verborgenheid met Degene blijven tot Wie hij wenst te naderen.
Woede, een slechte eigenschap, die de mens tot zonde brengt.
Aanleren om altijd tegen iedereen kalm te spreken. Dwz innerlijk generlei weerstand ondervinden tav wie dan ook.
Behoed worden van Het neerdalen van de zonde. Met deze nieuwe geest van Schiena en eigenschappen het leven het schitteren van blij aanvaarden. Stap Haar glorie en dat hij voor stap zal in zijn hart het leven in de nederigheid toekomstige wereld binnendruppelen. waardig zal worden.
49
28. Ik zal niet doorgaan maar blijven leven. Om volmaaktheid te bereiken dient een mens te ervaren. Als hij geen waarheid bereikt zal zijn toestand op de dood lijken, want hij verlangt naar het leven. ‘Ik zal niet doodgaan maar blijven leven’ behoort enkel tot die mensen die de waarheid wensen te bereiken. Daarom is het gezegd: ‘Jona, ben amietie’ (Jona – de zoon van de waarheid). ‘Jona’ betekent duif, maar ook de naam van een mens. Jona stamt van het woord onaa, behagen. Ben stamt van het woord mevien, begrijpt. Dus onaa begrijpt omdat dat hij voor zichzelf geniet en niet langs de weg van de waarheid gaat, welke weg ‘geven’ heet, lie sjma, ‘voor de Schepper’. Onaa ziet dat hij leugenachtig is en aan het pad van de Schepper tegengesteld is. Maar door zijn ware toestand te zien wordt hij vervolgens amietie, waarheid, waardig geacht. Daarom is gezegd dat Schiena ogen die joniem heten of duifjes heeft. Deze ogen bedriegen ons. Het lijkt ons alsof de Schiena geen ogen heeft. Maar wie de waarheid waardig wordt, ziet dat zij ogen heeft. Zoals gezegd is: ‘Als een bruid mooie ogen heeft, heeft haar lichaam geen controle nodig’.
50
29. Als twijfels de mens bezoeken. ‘De Schepper is je schaduw’. Als een mens in de Schepper twijfelt, zal ook de Schepper in de mens twijfelen. En als de Schepper twijfelt, heet dat ‘berg van de Schepper (twijfels is ‘hierhoeriem’ en ‘berg’ is ‘har’). Daarom is het gezegd: ‘Wie zal de berg van de Schepper bestijgen en wie zal op Zijn heilige plaats staan? Hij met reine handen en moedig hart!’. Reine handen worden bereikt door correctie (‘…en de handen van Mosje zijn zwaar’) door de handen naar de Schepper te heffen (1). Een moedig hart verkrijgt men door spiritueel werk in hem (avodat lieba) (2). (1) Wanneer de ‘handen los naar beneden hangen’ twijfelt men aan de Schepper. Wanneer de handen onder zijn midden dalen, stormen daaronder machtige niet gecorrigeerde wensen NeHJ’M. En omgekeerd, wanneer hij als Mosje zijn handen omhoog tilt tot in rosj waar geen onzuivere krachten zijn, toont hij van binnen dat hij zijn twijfels en zijn vijand, Amalek en zijn egoïstische wensen overwon. (2) De mens ‘met een moedig hart’ overwint de wensen van het hart van zijn uiterlijke mens. En dan is zijn partsoef (innerlijk spirituele lichaam) gecorrigeerd.
51
30. Het voornaamste is om te wensen ‘te geven’. Het voornaamste is om niets te wensen, maar slechts te geven omwille van de grootheid van de Schepper. Alle handelingen om te ontvangen zijn ondeugdzaam, maar slechts door tegengesteld, door geven kan men wegkomen. De drijvende kracht om spiritueel te werken gaat slechts van de grootheid van de Schepper uit. Men moet in deze wereld zo wie zo werken. Juist middels deze inspanningen kan men resultaat en behagen bereiken; kan men zijn beperkte lichaam behagen zoals een tijdelijke gast of de eeuwige gastheer. In zulk geval blijven zijn inspanningen in eeuwigheid. Bouwt men een schuur die onder winddruk instort terwijl alle inspanningen voor spiritueel werk werden aangewend, zullen alle inspanningen eeuwig overblijven. Alle overige grondslagen zijn onjuist. De krachten van geloof zijn afdoende om de mens voor het geven te laten werken, dus dat hij zou kunnen geloven dat de Schepper zijn werk ontvangt, zelfs al is zijn werk niet dermate relevant, toch ontvangt de Schepper alles. De Schepper ontvangt alle werken van de mens die hij op de Schepper betrok. Als een mens geloof voor ontvangen wenst te gebruiken, is zijn geloof ontoereikend. Dus bij hem bestaan er twijfels in het geloof. De reden daarvan is, dat de mens daadwerkelijk niets in zijn werk heeft, en de vruchten van zijn werk slechts naar de Schepper gaan. Deze twijfels zijn echt. Deze vreemde gedachten (aan het geestelijke), die nu in zijn hoofd ontstaan, zijn ware klachten.
Besluit: Wat corrigeren
Waarmee
Resultaat
Doel
Twijfels in geloof want hij wenst zijn geloof voor het ontvangen te gebruiken.
Hij moet zijn inspanningen voor het spirituele aanwenden, om te kunnen geven.
Hij ontvangt de kracht van geloof om langs de weg van geven te gaan.
De vruchten van zijn arbeid slechts aan de Schepper geven.
52
31. Genegenheid voor de ziel van schepselen. Het is gezegd: ‘Kol sje roeach habriejot nocha hejmeno’ of ‘Iedereen, die genegen is voor de ziel van schepselen’. Maar er zijn veelvuldige voorbeelden van grote rechtvaardigen die in twist verkeerden? Juist daarom is gezegd ‘Genegenheid voor de ziel van schepselen’ (1), en niet ‘Genegenheid voor schepselen’ (2), want lichamen bevinden zich in twist en tegenspraak daar iedereen zijn egoïstische lichamelijke wensen gebruikt. (1) Tot de innerlijke mens. (2) Tot de uiterlijke mens. De ziel van schepselen is hun spiritualiteit. Daarom bestaat er genegenheid voor. Een rechtvaardige ontvangt het hoge licht, de overvloed voor de hele mensheid. Zolang mensen hun ziel nog niet kunnen bereiken, kunnen zij het hoge licht ontvangen of waarnemen dat rechtvaardigen voor hen van boven aantrok.
Besluit: Wat corrigeren
Waarmee
Genegenheid voor de uiterlijke mens.
Zijn ziel bereiken. Instemming en verbondenheid met zijn innerlijke mens.
Resultaat
Doel
Hij kan het hoge licht ontvangen en Overvloed van boven waarnemen, welk een voor de hele rechtvaardige van boven voor hen mensheid ontvangen. aantrok.
53
32. Het lot is de wens van boven. ‘Het lot is de wens (opwekking) van boven’. Een lagere is op geen manier in staat om enige invloed uit te oefenen op zijn lot. Daarom is het gezegd in ‘Megielat Ester’: ‘Hiepiel poer’ (ingesteld een lot). Dus wanneer Haman de jehoediem (joden) beschuldigt dat zij de wetten van de Koning niet in acht nemen, betekent dat de geestelijke slavernij begint bij hen die aan zichzelf werken in ‘lo lie sjma’, voor zichzelf. Daarom beschuldigt men waarom hen de Thora werd gegeven. Wanneer men zijn intenties corrigeert en ‘lie sjma’ bereikt, omwille van de Schepper, beschuldigt men, dat men het niet waard is om het licht en de hoge bevattingen te ontvangen. ‘Waarom geeft men hen deze hogere bevattingen waaraan zij niet nog werkten? Al hun gedachten en doelen waren slechts voor zichzelf, ‘lo lie sjma’. Daarom werd gezegd: ‘De zondaar bereidt het voor, maar de rechtvaardige ontvangt’. Eerst werkt een mens als zondaar, ‘lo lie sjma’. Vervolgens wordt hij ‘lie sjma’ waardig geacht. Al zijn werken en inspanningen komen in de heiligheid. Dat heet de ‘rechtvaardige ontvangt’. Daarom bestaat een gelijkenis tussen de feesten Poeriem en Jom Kiepoeriem. Kiepoeriem bestaat uit twee woorden: kie, wat als gelijk betekent en Poeriem. Dus, Jom Kiepoeriem betekent ‘gelijkend op Poeriem’. Jom Kiepoeriem stamt van de wens van beneden af, van schepselen, als gevolg van hun berouw en correctie. Maar er bestaat daarin ook de wens (opwekking) van boven uit, door het lot. Eén lot is voor de Schepper en één voor de ongezuiverde kracht, maar het is de Schepper die kiest (1). (1) Als gevolg van het geestelijke werk dient men de toestand ‘Jom Kiepoeriem’ te bereiken. Het komt bij de mens in twee aspecten van wensen: 1) De linkerlijn: de wens van beneden, van schepselen, als gevolg van hun berouw en correctie. 2) De rechterlijn: de wens (opwekking) van boven, door het lot. Op die manier bestaat er één lot voor de Schepper en één voor de ongezuiverde kracht. De Schepper kiest en ook van Hem gaat het licht uit van de correctie de middellijn.
Besluit: Wat corrigeren
Waarmee
Resultaat
Doel
Slechts voor Werken met Hij wordt ‘lie sjma’ De toestand ‘Jom Kiepoeriem’ bereiken die in 2 zichzelf werken een intentie waardig zodat al aspecten van de wens komt: 1) De linkerlijn, de ‘lo lie sjma’. om zijn doel zijn werken en wensen van beneden, van schepselen, als Daarom kan hij ‘lie sjma’ te inspanningen in gevolg van hun berouw en correctie. 2) De geen invloed bereiken. die heiligheid rechterlijn, de wens van boven, door het lot. Op uitoefenen op zijn komen, in geven. die manier bestaat één lot voor de Schepper en lot. Dat heet de één voor de ongezuiverde kracht. Maar het is ‘rechtvaardige de Schepper die kiest en van Hem gaat het licht ontvangt’. uit van de correctie; de middellijn.
54
34. Het voordeel van aarde is in alles. Alles wordt in zijn ware vorm slechts onthuld uit zijn tegenpool. ‘Het voordeel van licht is uit duisternis’. Elk verschijnsel wijst op zijn tegenpool en juist door een tegenpool kan men de ware kern van zijn tegenligger begrijpen (1). (1) Dit principe vloeit voort uit de structuur van waarneming van de schepping. Alles bestaat uit 2 delen, het innerlijke en uiterlijke. Met dit feit voor ogen verdwijnen geleidelijk alle twijfels over het goede bestuur van de Schepper. In elke moeilijk in te schatten situatie moet men een havdala maken, een verdeling, waarna er geen twijfels meer kunnen bestaan over de te nemen beslissingen. Wanneer iets haat in mij oproept, moet ik mij vragen wie mij dat influistert, mijn innerlijke mens of uiterlijke mens? Wie van hen wenst te behagen? De vectoren zijn altijd tegengesteld gericht. Wanneer de ene wenst te behagen heeft de ander er een hekel aan, en omgekeerd. Aanvaard zonder twijfel wat het innerlijke haat of wenst te behagen. Schenk geen aandacht aan wat het uiterlijke zou willen wensen. Als het uiterlijke zich toch zeer driftig zou vertonen, gooi het dan een botje van de koninklijke tafel. Onderzoek en je zal merken, dat het geleidelijk zal gaan werken! Daarom is het onmogelijk om ten volle iets te begrijpen zonder tegenpool. Bv het is onmogelijk het goede te beoordelen zonder het tegengestelde dat op het slechte wijst (2). Bitter-zoet, haat-liefde, honger-verzadiging, dorst-vulling, afscheid-samenvloeiing. Het is onmogelijk om tot liefde en samenvloeiing te komen (3) zonder eerst haat en afscheid te hebben gevat (4). (2) In een aan zichzelf werkende mens vinden wij dezelfde indeling: het innerlijke of ‘goede’ en het uiterlijke of ‘slechte’. (3) In bevattingen en waarnemingen van innerlijke mens. (4) In bevattingen en waarnemingen van uiterlijke mens. Alvorens afscheid (verwijdering) te kunnen haten moet een mens eerst weten wat afscheid betekent, van wie hij afgescheiden is. Pas dan kan men zijn afgescheiden zijn wensen te corrigeren. Dus, een mens dient zelf te ontdekken van wie en van wat hij verwijderd is (5). (5) De selectie en havdala (verdeling) maken. Pas dan zal hij trachten zijn toestand te corrigeren en zich te verenigen met degene van wie hij afgescheiden is (6). (6) Een onomstotelijke beslissing nemen na een havdala te hebben gemaakt. Wanneer een mens de winst van de toenadering begrijpt, kan hij de schade van de verwijdering beoordelen. Het voordeel of de schade wordt geschat naar behagen of lijden. Een mens haat en verwijdert zich van datgene waaronder hij lijdt. De mate van verwijdering is afhankelijk van de mate waarmee we het lijden waarnemen. Het is de natuur van de mens om lijden te mijden. Het ene hangt van het andere af. De mate van het lijden bepaalt de inspanning om zich ervan te verwijderen…en dat roept lijden op. Het lijden roept haat op voor de bron van het lijden. De mens moet weten wat gelijkenis naar eigenschappen betekent om tot een samenvloeiing te kunnen komen (7). Daaruit zal hij het verschil qua eigenschappen en afscheid leren. (7) De innerlijke mens is slechts in gelijkenis van eigenschappen geïnteresseerd. Alleen hij spitst de oren voor een uitspraak in ‘De Spreuken des Vaderen’: Zet verlies en winst bij het vervullen van een Voorschrift (de weg naar de Schepper) tegenover winst en verlies bij het begaan van een zonde. Dat brengt duidelijkheid. Het is bekend uit boeken dat de Schepper Goed is en dat Hij slechts Goed schept; dat Zijn bestuur door lagere wezens als goed begrepen wordt. Wij zijn verplicht om daarin te geloven. Wanneer een mens evenwel in de hem omringende wereld, in zichzelf en in anderen lijden merkt, wordt het
55
moeilijk te beweren dat het hoge bestuur goed is; met het goede doel is en aan lagere wezens goed zendt. Wanneer het ervaren van lijden in de mens een beschuldiging naar de Schepper oproept; ontkent dat de Schepper aan Zijn schepselen het goede zendt, heet hij zondaar. De zondaar rechtvaardigt de Schepper slechts wanneer die hem behagen zendt. Zoals gezegd: ‘Diegene is rechtvaardig die de verrichtingen van de Schepper rechtvaardigt‘, dus die beweert dat de Schepper op een rechtvaardige manier de wereld bestuurt. Een mens die het lijden ervaart, (8) is van de Schepper verwijderd omdat hij zijn natuur veranderde in een hater van degene die hem het lijden zond. In plaats van de Schepper lief te hebben, haat hij Hem. (8) ‘Lijdend’ aan het lijden. Want als hij geen aandacht aan ‘het lijden’ van zijn uiterlijke mens zou schenken, veranderde hij ook niet in hater van Diegene die hem het lijden zond. Maar wat moet de mens doen om liefde voor de Schepper te bereiken? – Daarvoor is ons een ‘sgoela’ gegeven, een wondermiddel, nl. ons met de Thora en Voorschriften (Kabbala) bezigen, omdat licht dat van Thora is vervuld, de mens naar de Schepper doet terugkeren. Het licht in de Thora doet de mens het gevaar van het zich verwijderen van de Schepper ervaren. Met de intentie om het Thoralicht te vatten, ontstaat haat voor het zich verwijderen van de Schepper. Hij begint de reden te zien die deze verwijdering van de Schepper veroorzaakt. De mens moet geloven dat het bestuur van de Schepper goed is; met het goede doel is en dat de egoïstische mens aan Hem tegengesteld is. Tgv de correctie ‘voor de Schepper’ die gelijkenis naar eigenschappen heet, kan men behagen ontvangen die de Schepper wenste te geven. Dat roept in de mens haat voor verwijdering van de Schepper op omdat men het gigantisch nut begrijpt dat men uit de gelijkenis naar eigenschappen kan putten. En dan begint de mens naar samenvloeiing met de Schepper te streven. Elke toestand van vallen wijst de mens op de verwijdering van de Schepper. Het gaf hem de mogelijkheid om dat én het tegengestelde aan verwijdering te begrijpen. Uit het vallen moet de mens het begrip over de toenadering ontvangen. Hij zou geen mogelijkheid hebben om de relevantie van wat men hem van boven doet naderen te bepalen. Het is zoals een mens voedsel geven die nooit eerder het gevoel van honger had. Vallen en verwijdering roepen in de mens de relevantie van toenadering en stijging op. En stijging roept in de mens haat voor vallen op. Wanneer in de mens twee waarnemingen zijn (9), is hij in staat het verschil er tussen te begrijpen. Zoals gezegd: ‘De grootheid van het licht ligt in de duisternis’. De mens kan het ‘dichtbij de Schepper zijn’ pas waarderen wanneer hij merkt dat hij zo het goede kan bereiken dat in het scheppingsplan werd geplant als ‘De schepselen te behagen’. Alles wat hij waarneemt, werd hem door de Schepper gezonden opdat hij zou waarnemen zoals hij waarneemt. Dat zijn juist de wegen om het doel van de schepping te bereiken. (9) Die 2 waarnemingen zijn alleen te vinden bij diegenen die spiritueel aan zichzelf werken. Wie enkel door zijn uiterlijke mens leeft, heeft slechts één waarneming. Het is moeilijk om een samenvloeiing met de Schepper te bereiken. Men moet grote inspanningen leveren om behagen in het doel van de schepping te ervaren. Maar daarvoor was de mens verplicht het bestuur te rechtvaardigen en te geloven boven zijn verstand dat de Schepper alle schepselen goed en uitsluitend voor hun goed bestuurt. Maar dat is alleen zichtbaar en voelbaar voor degenen die het doel van de schepping bereikten. Degenen die dat niet bereikten voelen het tegengestelde. Zoals gezegd: ‘Hun ogen zullen het niet aanschouwen, hun oren zullen dat niet aanhoren’ (10). (10) Zij zullen het licht van correctie A’B & Sa’G niet waarnemen, want ‘ogen’ dat is chochma, A’B is ‘oren’ en SA”G is biena. De wijzen plachten te zeggen: ‘Chabbakoek (één van de laatste profeten) stelde één principe: een rechtvaardige zal door zijn geloof leven’. Het is niet nodig om zich met allerlei nevenbezigheden en onderzoeken te bezigen. Concentreer alle aandacht en inspanningen op de voornaamste voorwaarde – op ‘het geloof in de Schepper’. Om dat te bereiken dient hij de Schepper te verzoeken hem te helpen om door geloof boven kennis te gaan. En geloof roept in de mens als nevenverschijnsel haat voor verwijdering van de Schepper op. Wij zien dat er een groot verschil bestaat tussen geloof, ontzag (vrees) en kennis. Het verstand begeleidt elke handeling opdat de mens zou doen wat het verstand hem zegt. Het verstand geeft de mens te verstaan dat het noodzakelijk is te beslissen zoals het verstand beslist (11). (11) Bv één keer vingers verbrand, zal men ze nooit nog in het vuur stoppen, want zijn verstand trok op dat moment voor zichzelf een algemene conclusie over de consequenties. Het geloof is een voorwaardelijke instemming, tegen het verstand handelen, zoals geloof boven kennis een mens verplicht te doen. Geloof boven kennis is alleen effectief wanneer men ermee
56
actief is. Alleen wanneer men gelooft is men pas in staat om een inspanning boven kennis (verstand) te leveren (12). (12) Elke dag staat de mens op en zijn verstand doet hem meteen neigen naar reeds algemeen gemaakte conclusies omtrent de vele levensvragen uit ‘de praktijk’ (be toch hadaat). Men moet elk moment tegen zijn verstand ingaan. Elke dag van de schepping eist een nieuwe unieke correctie, naast zijn bijzondere persoonlijke correctie. Zodra hij zijn geloof boven kennis maar een ogenblik verlaat of verzwakt, stopt hij terstond met de Thora en het spirituele werk en zal het hem niet meer helpen. Terwijl men bij een verstandelijke beslissing niet telkens terug moet keren om de beslissing te nemen en zichzelf te motiveren. Het werkt als een voldongen feit dat een mens verplicht te handelen volgens een bepaald inzicht over ‘wat goed en wat slecht’ is. Waar het geloof verplicht, dient de mens zich de vorm van het geloof te onthouden, anders valt hij weer van de verworven trede in de toestand van zondaar. Deze toestanden kunnen vele keren per dag veranderen, want het is onmogelijk voortdurend in geloof boven kennis te blijven (13). (13) Geloof boven kennis is niet mogelijk zonder een voortdurende innerlijke inspanning. Telkens wij door de wensen van het lichaam of uiterlijke mens worden afgeleid is er een oponthoud in het geloof boven kennis. Men vergeet geloof boven kennis omdat het tegengesteld is aan verstand en alle lichamelijke wensen. En aangezien de wensen van het lichaam van de natuur zelf afstammen, om zowel in het verstand als in het hart te genieten, trekt het lichaam de mens onophoudelijk naar zijn natuur. Slechts wanneer een mens met zijn geloof verbonden gaat, zal het hem kracht geven om boven de macht van zijn lichamelijke wensen en kennis uit te komen, dus tegen het begrijpen van het lichaam. Voordat de mens het samenvloeien waardig wordt, kan hij zich niet voortdurend in geloof bevinden. En wanneer het licht van geloof niet schijnt, ziet de mens in welke nietige toestand hij zich bevindt. Deze toestand is het gevolg van de discrepantie tussen de Schepper en de egoïstische wens. Het verschil qua eigenschappen met de Schepper roept in de mens een waarneming van lijden op. Het vernietigt in hem alles wat hij had ingezet in zijn toenadering tot de Schepper. Hij ontdekt op het ogenblik het geloof in hem verdwijnt, dat hij in een nog slechtere toestand terecht komt dan vóór het begin van het verkrijgen van geloof (14). (14) Het geloof vormde in hem een waarneming van ‘hogere en lagere’ niveaus. Het bereik van zijn waarnemingen verdiepte, verhoogde en verbrede. Wanneer het geloof weer een ogenblik verdwijnt, valt hij tot ongekende laagtes terug, omdat men zich met zijn verlichte aviejoet boven een dun laagje geloof kan vasthouden. Wanneer geloof opeens verdwijnt vanwege een tekort aan innerlijke krachten, neemt zijn aviejoet terstond toe op het niveau van de nieuwe laagte in zijn waarneming en rolt hij als een steen van een berg naar beneden. Daaruit ontstaat haat voor verwijdering qua eigenschappen van de Schepper aangezien hij terstond in zichzelf begint te lijden alsook het lijden van de hele wereld gaat ervaren. Hij is niet in staat om het bestuur van de Schepper over de schepselen als absoluut goed te rechtvaardigen met een goed doel dat van de Absoluut Goede Schepper uitgaat. In deze toestand ziet hij de hele wereld in duisternis. Wanneer hij zijn slechte mening over het bestuur corrigeert, ontstaat er in hem haat voor verwijdering van de Schepper. En van haat voor verwijdering van de Schepper door verslechtering van zijn eigenschappen komt hij tot liefde door toenadering tot Hem (15). (15) Haat voor verwijdering van de Schepper en verbetering van zijn mening over Zijn bestuur versterken het geloof boven kennis. Dat op zijn beurt verdikt de laag ‘geloof’ (‘geloofskussen’), waarop men nu in grotere mate kan steunen; waaraan men zich kan vasthouden zonder weer te moeten vallen in een toestand die erger is dan vóór het begin van verkrijging van geloof. In de mate men duisternis en kwaad waarneemt zal men toenadering tot het goede waarnemen en deze toestand weten te waarderen, zelfs wanneer hij slechts een weinig toenadering tot de Schepper ontving (16). (16) Telkens men een inspanning van geloof boven kennis vereist, gaat binnen een ‘waarschuwingslampje’ aan – een resjiemo.
57
Alle soorten werelds lijden zijn slechts voorlopige stadia naar het ware lijden waar de mens dient aan te komen, want zonder zou hij de meest onbeduidende spirituele trede niet kunnen bereiken. Behagen kan slechts in een ware wens worden waargenomen, zoals er geen licht zonder duisternis bestaat. In dit ware lijden (17) beschuldigt hij het bestuur van de Schepper door over hem kwaad te spreken. En hij bidt om niet slecht over het bestuur van de Schepper te spreken. Slechts met dit lijden houdt de Schepper rekenschap. Dat heet ‘de Schepper verhoort het gebed van iedereen’. (17) Dit lijden van zijn innerlijke mens is structureel, noodzakelijk en spiritueel helend. De Schepper Zelf geeft het hem uit liefde. Het is gezegd: ‘De Schepper geeft lijden aan Zijn lievelingen.’ Juist zij zullen hem uiteindelijk tot de voortdurende liefde voor zijn Schepper brengen. De Schepper gedraagt zich als vader voor zijn eigen voortgebrachte zoon en aangenomen kinderen. Natuurlijk is Hij streng en veeleisend want Hij verwacht terecht gelijkenis aan zichzelf. Aan de aangenomen kinderen valt nog weinig te vragen, want zij moeten nog geleidelijk de eigenschappen van hun aangenomen vader ontdekken. En dan zullen ook zij Zijn liefde ervaren waarna Hij ook aan hen verhoogde eisen zal stellen. De innerlijke mens is de eigen zoon van de Schepper. De uiterlijke mens is Zijn aangenomen zoon. De Schepper beantwoordt slechts dat lijden omdat de mens niet vraagt om zijn egoïstische wensen te corrigeren. Wanneer de Schepper het gewenste toch zou geven, zou dat een verwijdering van Hem oproepen door een verschil qua eigenschappen. Maar juist omgekeerd, de mens verzoekt de Schepper om geloof; opdat Hij hem kracht zou geven om aan zijn egoïsme weerstand te bieden zodat hij gelijkenis met de Schepper zou kunnen bereiken. De mens merkt immers dat een gebrek aan geloof hem ophoudt om in het bestuur van de Schepper te geloven. Hij wordt maw zondaar door de Schepper te beschuldigen. Al het lijden ontspringt aan het slecht denken over het bestuur van de Schepper. ‘Geprezen is de Schepper die ons voor Zijn grootheid schiep’. De mens lijdt onder het feit dat hij het bestuur van de Schepper niet ervaart en daarom de Schepper niet verheft. Daar het aan lagere wezens niet onthuld is, verheft het de Schepper zich niet. Juist dat roept in hem lijden. Lijden roept in de mens beschuldigingen over het bestuur van de Schepper op. Daarom verzoekt hij de Schepper om hem de kracht van het geloof te geven om ‘Hij Goed en doet goet’ te kunnen bevatten, niet voor een waarneming van behagen, niet voor zichzelf, maar om het bestuur van de Schepper niet te moeten beschuldigen, dat in hem lijden oproept (18). (18) Slechts dergelijke verzoeken aan de Schepper, die vanuit feiten gaan waaraan ware structurele lijdens verbonden zijn, leiden tot spirituele ontwikkeling. Uit zichzelf wenst de mens door geloof boven kennis te geloven dat de Schepper de wereld bestuurt door het goede en tot het goede. De mens wenst dat zijn geloof als een waarneming zou zijn, dermate evident en duidelijk dat hij zijn geloof zou kunnen vatten. Met de Thora (Kabbala) en Voorschriften (de wegen naar de Schepper) wenst de mens het licht van de Schepper naar zich toe te trekken. Hij kan het bestuur van de Schepper niet rechtvaardigen als het goede; met het goede doel voor Zijn schepselen (19). Dat roept in de mens lijden op, omdat hij de naam van de Schepper als ‘Goede en die Goed doet’ verheft terwijl zijn lichaam (wensen) hem het tegengestelde zegt. Daardoor lijdt hij want als hij zich in verwijdering van de Schepper bevindt, is hij niet in staat om Zijn bejegening aan lagere wezens te rechtvaardigen. Dat heet haat voor de verwijdering van de Schepper. (19) Hoe combineert de Rabbi in één zin 2 schijnbare tegengesteldheden? ‘…hij wenst (door bezigheden met de Thora en Voorschriften) het licht van de Schepper naar zich toe te trekken niet voor het eigen behagen, maar omdat hij het bestuur van de Schepper niet rechtvaardigen kan!’. Want ‘niet voor behagen’ veronderstelt ‘voor de Schepper’ (lie sjma), dat over volledige rechtvaardiging van Zijn bestuur getuigt. Hier zegt Rabbi het tegengestelde en daarin schuilt een grote bevatting en leer. Wanneer de mens zo lijdt, verhoort de Schepper zijn gebed (wending van het hart) en doet hem tot Zich naderen. Hij wordt deze toenadering waardig geacht. Over zulk een toestand is gezegd: ‘Het voordeel van het licht wordt vanuit duisternis gezien’. En ook: ‘Het voordeel van de aarde is in alles’. De Schepping heet aarde. ‘In alles’ wanneer de mens het verschil ziet tussen toenadering en verwijdering, wordt hij waardig om ‘in alles’ samen te vloeien, omdat de Schepper is ALLES!
58
Besluit: Wat corrigeren
Waarmee
Resultaat
Moeilijk kunnen beweren Bezig de Thora en de Voorschriften Geleidelijk dat het hoge bestuur goed (Kabbala), omdat het licht in de Kabbala ontstaat haat voor is en met een goed doel ons doet terugkeren naar de Schepper. het zich het goede naar de lagere Het licht in de Thora doet de mens het verwijderen van wezens zendt, wanneer je gevaar van een verwijdering van de de Schepper mits merkt wat zich in hem en Schepper ervaren. de intentie om het de hem omringende wereld licht van de Thora voordoet. te bevatten. Helemaal in zijn egoïsme opgenomen zijn, roept in hem qua eigenschappen een verwijdering met de Schepper op.
Uit ‘vallen’ begrip ontvangen over toenadering en stijgen. Juist wanneer in de mens tegengestelde waarnemingen bestaan, is hij in staat om het verschil tussen hen te begrijpen. Zoals gezegd ‘De grootheid van het licht komt uit de duisternis’.
59
Zijn nabijheid tot de Schepper waarderen.
Doel Liefde voor de Schepper bereiken.
Behagen in het doel van de Schepping ervaren.
35. De levenskracht van de heiligheid. Wanneer een mens van boven een opwekking opriep en vervolgens schond; de levenskracht van de heiligheid in kleine en of grote toestanden van de mens behoudt, stijgt die levenskracht niet naar zijn Bron, maar blijft zij beneden. Het gaat als een ongezuiverde kracht (egoïsme) van die mens bestaan. Dus, als een mens een zeker licht ontvangt maar niet in staat is om het voortdurend aan te houden, dwz zijn wensen nog niet gecorrigeerd zijn om met het licht overeen te komen; het licht niet met de intentie om te geven kan ontvangen, zal dit licht zich van hem weer verwijderen en in zijn ongezuiverde wensen terechtkomen. Zo zal dat enkele malen gebeuren tot de mens met een bepaalde mate van licht is gevuld. Dat zal pas gebeuren wanneer die mens zich volledig gaat inspanningen.
Besluit: Wat corrigeren
Waarmee
Resultaat
Roept men een opwekking Hij moet zijn schadelijke Het licht op die men vervolgens weer wensen corrigeren om met ontvangen met de schendt; blijft die opwekking het licht overeen te komen. intentie om te beneden, maar niet in die Dus, het licht leren geven, nadat hij mens, komt zij in zijn ontvangen met de intentie de volle ongezuiverde kracht terecht. om te geven zoals het van de inspanning Gever uitging. leverde.
60
Doel De levenskracht van heiligheid ontvangen om een gelijkenis qua eigenschappen met de Gever te realiseren.
36. Drie lichamen in de mens. De mens bestaat uit 3 lichamen: 1. Innerlijk lichaam – bekleding van de ziel. De innerlijke mens of Tsoera. 2. Kliepat Noga (1) 3. Miesjcha de chievieja of uiterlijke mens. (1) Het 2° en 3° lichaam vormen samen de uiterlijke mens waarbij Kliepat Noga een laag is tussen de eigenlijke uiterlijke mens (Miesjcha de chievieja) en de innerlijke mens. Men kan zich van het 2° en het 3° lichaam redden opdat ze geen obstakel meer zouden vormen om zich in de heiligheid te tillen; opdat men slechts vanuit zijn innerlijke mens zou gaan handelen; slechts aan zijn innerlijke lichaam zou denken; opdat de gedachte voortdurend bij ‘resjoet hajachied’ zouden zijn, bv. de enige macht, de ene, de Schepper. Zoals gezegd in het 1° artikel ‘Er is geen ander buiten Hem. Slechts Hij deed, doet en zal doen alle verrichtingen in het heelal’. Er is geen schepsel dat de mens van de heiligheid kan afscheiden. Wanneer de mens niet meer aan zijn twee lichamen denkt, sterven zij af omdat hij ze niet meer voedt. De gedachten van de mens vormen juist hun levenskracht. Daarom is gezegd: ‘In het zweet des aangezichts zult gij uw brood eten’. Vóór de zondeval van Adam hing het leven niet van het brood af. De mens diende geen bijzondere handelingen te doen om het licht te ontvangen. Maar na de zondeval met ‘de Boom van Kennis’, kleeft aan het lichaam ‘Miesjcha de chievieja’. Zijn leven werd aan brood of voedsel verbonden. De mens is maw verplicht om het licht voor zijn 2 nieuwe lichamen opnieuw te ontvangen, want zonder zullen zij sterven. Het is een grote correctie om zich van deze 2 lichamen te bevrijden. Daarom trachten we niet te denken aan dat wat deze 2 lichamen voedt. Daarover is gezegd: ‘Zondige gedachten zijn erger dan de zonde zelf’, omdat gedachten juist het voedsel zijn van deze 2 uiterlijke ongezuiverde lichamen. Daarom moet een mens slechts aan zijn innerlijke lichaam denken, want dat lichaam vormt de bekleding van zijn heilige ziel. Het innerlijke lichaam van de mens bevindt zich juist buiten de grenzen van zijn ‘lichaam’, buiten zijn egoïstische behoeftes. Daarom denken we de gedachten die zich buiten het lichaam bevinden. De egoïstische behoeftes heten ‘Het lichaam van de mens’. Buiten dit lichaam bevindt zich een ander lichaam, het innerlijke, waar zijn ziel binnenkomt. Buiten de huid van de mens bestaat geen verbondenheid met kliepot (egoïstische intenties). Alle verbondenheid met kliepot bestaat slechts binnen de huid, in alles wat tot het lichaam behoort, tot het egoïsme. Alles binnen het lichaam zuigt terstond kliepot aan. Buiten het lichaam zuigt niets kliepot aan. Als een mens zich in gedachten onophoudelijk buiten zijn huid verhoudt, wordt hij waardig wat in een uitspraak staat: ‘Buiten het lichaam bevindt zich dat en vanuit mijn vlees zal ik de Schepper zien’. Hij wordt de onthulling van Schiena waardig die zich buiten zijn huid bevindt. Hij neemt de Schiena waar door haar bekleding in zijn ‘vlees’; in het innerlijke lichaam. Maar dat gebeurt slechts wanneer een mens buiten zijn lichaam werkt, dus, zonder bekleding daarin, terwijl zondaars, zij die wensen te werken juist wanneer de bekleding in hun lichaam plaats vindt, sterven zonder licht. Zij hebben immers geen bekleding en daarom worden zij niet waardig geacht. Terwijl juist de rechtvaardigen de bekleding in het lichaam waardig bevonden worden. Besluit: Wat corrigeren Zich niet van het 2° en 3° lichaam kunnen bevrijden die een obstakel zijn om in heiligheid te leven; of een mens verhinderen om slechts door zijn innerlijke lichaam te gaan handelen.
Waarmee
Resultaat
Men moet slechts aan zijn innerlijke lichaam denken en er zich in bevinden opdat de gedachten voortdurend en slechts alleen bij de ‘resjoet hajachied’ zouden zijn, bij de enige macht, bij de ene, de Schepper.
61
Doel
Niet meer aan zijn De onthulling van de 2 lichamen Schiena waardig zijn. denken waardoor Deze bevindt zich ze afsterven, buiten zijn huid. Haar omdat hij ze niet bekleding is in het meer voedt met innerlijke lichaam. zijn gedachten.
39. En zij naaiden zich bladeren van de vijgenboom. Blad betekent schaduw, verhulling van het licht, van de zon. Er zijn 2 typen van schaduwen: 1. Schaduw als gevolg van heiligheid; 2. Schaduw als gevolg van zonde. 1° Dus, er zijn 2 typen van verhulling van het licht in het heelal. Zoals in onze wereld een schaduw een verhulling van de zon vormt, zo bestaat ook een verhulling op het hoge licht, dat ‘zon’ heet. Dat licht gaat van de heiligheid uit als gevolg van de keuze van de mens, zoals gezegd is over Mosje: ‘Mosje bedekte zijn gezicht omdat hij had gevreesd om te kijken’. Dus, een schaduw werd een gevolg van vrees om het licht van overvloed voor zichzelf te ontvangen. Omdat hij wellicht niet in staat was om het voor de Schepper te ontvangen. In zulk geval gaat de schaduw van het gevoel van heiligheid uit; uit het feit dat de mens met de Schepper wenst samen te vloeien. Samenvloeien betekent geven. Hij vreest dat hij misschien niet zal kunnen geven bij een onthulling aan hem van een groot licht/behagen. Het blijkt dus dat hij samengevloeid is met de heiligheid. En dat heet ‘Schaduw die van de heiligheid afkomstig is’ (1). (1) Dat zijn keliem van de innerlijke mens. 2° Er bestaat tevens een schaduw als gevolg van zonde. Deze verhulling is niet het gevolg van niet wensen te ontvangen, maar van zijn wens om voor zichzelf te ontvangen. Daarom verdwijnt het licht. Het verschil tussen heiligheid en onreinheid is dat de heiligheid wenst te geven, terwijl kliepa slechts wenst te ontvangen en niets te geven. Dat heet ‘Schaduw die van onreinheid voortkomt’ (2). (2) Dat zijn egoïstische keliem van de uiterlijke mens. We kunnen slechts van onder deze toestand uitkomen door wat de Thora zegt: ‘En zij naaiden zich bladeren van de vijgenboom’ (Thora, Beresjiet 3:8). Omgordingen, chagoerot, zijn de krachten van het lichaam die, na de zondeval, met de schaduw van heiligheid verbonden werden (3). Dus, ondanks het feit dat in hen geen licht is, dat dus met zonde verdween, leveren zij toch inspanningen om voor de Schepper te werken door geloof boven verstand of ook ‘door kracht’. (3) Zij omgordden hun lagere, aan het hoge licht blootgestelde lichaamsdelen, om niet onder de parsa te ontvangen. Daarom is het gezegd: ‘En zij hoorden de stem van de Schepper…en Adam en zijn vrouw verborgen zich’. Zij verborgen zich in de schaduw, zoals Mosje die zijn gezicht verhulde (4). Dat wil zeggen, Adam handelde zoals Mosje. ‘En de Schepper riep tot de mens en vroeg hem: ‘Waar ben je?’ En Adam antwoordde: ‘Uw stem hoorde ik in de hof en ik vreesde omdat ik naakt ben…en ik verborg mij’. (4) Voor ‘het aangezicht van de Schiena’ – om geen zievoeg te maken voor het ontvangen van het hoge licht paniem be paniem (gezicht tot gezicht). Naakt betekent naakt van het hoge licht. (Het hoge licht is als hun kleed, en het kleed is er niet meer.) Daarom vroeg de Schepper hem waarom hij de schaduw nodig had om zich te verstoppen voor zijn naakt zijn. Was de naaktheid door heiligheid of door onreinheid? En de Schepper vroeg hem: ‘Heb je soms van de boom gegeten waar Ik je verbood om er van te eten? Heb je daarvan gegeten?’ Dus, zijn schaduw was het gevolg van zonde en bijgevolg tegengesteld aan de heiligheid. Zoals gezegd: ‘Dít tegenover dít schiep de Schepper (heiligheid tegenover onreinheid)’. Zoveel krachten er zijn in de heiligheid om haar grote, buitengewone mogelijkheden en wonderen te laten zien, zoveel mogelijkheden zijn er ook aan de onreine kant (5). (5) Er is nog één belangrijke reden voor een schijnbare ‘balans tussen 2 tegengestelde krachten in het heelal’, nl. om het bestuur van de Schepper niet evident te maken. Dan zal ook de beloning voor de correcte, voor een helemaal niet evidente keuze (de keuze voor het verborgen spirituele maken in plaats van voor het evidente materiële) rechtvaardig groot en eeuwig zijn.
62
Daarom gebruiken rechtvaardigen deze krachten niet, omdat zij paarsgewijs aan elkaar tegenovergesteld zijn; opdat aan de onreine kant geen krachten zouden zijn om hetzelfde te doen als aan de heilige kant. Slechts in bijzondere tijden; in bijzondere omstandigheden geeft de Schepper aan de onreine kant NIET dezelfde mogelijkheden als aan Zijn heilige kant. Bv. gaf Hij aan de profeet Eliejahoe de mogelijkheid om offers te brengen op de berg Karmel en niet in de Tempel in Jeruzalem zoals de wet het voorschrijft, waarbij Hij zei: ‘Opdat men niet zou zeggen dat het daden van toverkunst zijn’ om daarin de verhulling van het hoge licht te verrichten. Daarom maakte men riemen uit alej teëna, uit bladeren van de vijgenboom, van de Boom van kennis. Deze bladeren, deze schaduw komt van de onreine kant omdat de reden niet van de heiligheid komt wanneer men zelf streeft om zich een schaduw te vormen. Maar in het voorbeeld van de schaduw omdat er geen andere uitweg was. Deze schaduw hielp om de toestand van vallen te couperen. Maar nadien moet men het werk wel opnieuw beginnen. Besluit: Wat corrigeren
Waarmee
Resultaat
Doel
‘Schaduw als gevolg van zonde’ ondervinden. Er is maw een verhulling die het gevolg is van zijn wens om voor zichzelf te ontvangen. Het licht verdwijnt omdat de kliepa slechts wenst te ontvangen en niets wenst te geven.
Om niet onder de parsa te moeten ontvangen, zijn lagere, van het hoge licht naakte delen van het lichaam, omgorden. Zichzelf klein maken, zoals Mosje die zijn gezicht vóór het aangezicht van de Schiena verborg.
Inspanningen leveren; voor de Schepper met de kracht van geloof boven kennis werken al ontbreekt het licht omdat we nog voor onszelf ontvagen.
De toestand van vallen couperen om vervolgens het werk opnieuw te beginnen.
63
40. Hoe moet het vertrouwen in de Leraar zijn. Er zijn 2 paden, het linker- en het rechterpad. Rechts of ‘jamien’ en ‘emoena’ of geloof in de Schepper stammen beiden van dezelfde wortel af. Wanneer de Leraar een leerling zegt middels het rechterpad te gaan, bedoelt hij volmaaktheid, terwijl ‘linker’ absoluut onvolmaakt is, zonder correctie. Een leerling is niet volmaakt en ziet alles verkeerd. Hij is teleurgesteld over zijn pad en ontstemd. Alles loopt uit de hand omdat zijn keliem gecorrigeerd moet worden. Zijn Rabbi zegt, dat hij moet doen alsof alles volmaakt is. Kenmerkend voor die mens is dat hij zich ongelukkig voelt. Het is onmogelijk om een volgende trede te bereiken zonder dat men eerst haar kracht verwerft of ontvangt. En dat gebeurt pas bij het wegcijferen van zichzelf voor een hogere. Die volmaaktheid bereikt een mens door in zijn verbeelding een plaatje te schilderen, alsof hij het volledige geloof in de Schepper al waardig is. Hij neemt waar dat de Schepper de wereld bestuurt met het goede en het goede voor de schepselen schept (1). (1) Het principe van emulatie: hij stelt zich constructief op als iemand die het hoog gewenste doel reeds heeft bereikt, waarbij hij zijn waarneming met de rechterlijn (rechterpad) verbindt, terwijl hij er in realiteit nog heel ver vandaan is en zich op de linkerlijn of linker ongecorrigeerd bevindt. Maar hij werkt aan zichzelf en…geleidelijk aan bereikt hij zijn doel. Wanneer de mens naar zichzelf kijkt en dus naar de linkerlijn terug keert, merkt hij dat hij eigenlijk niets heeft en de hele wereld lijdt, de ene wat meer dan de ander. Daarop zeggen we dat zijn ogen dat niet allemaal hoeven te zien. Dus, zolang de mens bestaat, gelooft hij zowel in de macht van de Schepper, als in de macht van velen. Hij moet de macht van velen annuleren omwille van de volle macht van de Schepper en zeggen dat de mens niet voor zichzelf moet leven, doch alles omwille van de Schepper moet verrichten. Op die manier annuleert hij zijn eigen macht en plaatst hij zich in de macht van de Schepper. Pas dan zal hij de waarheid kunnen zien; het goede waarmee de Schepper de wereld bestuurt. Slechts door zichzelf weg te cijferen; door zonder enige berekening noch voorwaarden qua eigenschappen met de Schepper samen te vloeien, kan men het ware beeld zien hoe de Schepper, door ons te besturen, slechts het goede schept in de meest volmaakte vorm (2). (2) Slechts na de wetten waarmee de Schepper ons bestuurt gezien en begrepen te hebben, kan men het hele plaatje van het heelal gaan zien. Er is immers niets in het algemene dat ook niet in het bijzondere zou zijn en omgekeerd. Maar zolang de mens de macht van velen erkent; zolang zijn wensen zich nog in zijn hart en hersenen bevinden, is het onmogelijkheid om de waarheid te zien. De oplossing is door geloof boven kennis te gaan. Hoe komt men tot een zulke toestand? De mens kan dat niet zelf bereiken, maar hij kan de Schepper om hulp vragen. Precies dat is ons werk. Zelfs wanneer een mens naar zichzelf kijkt, kan hij niet weten of hij nu stijgt of valt. De uiterlijke mens meent misschien te vallen terwijl de innerlijke mens stijgt.(4). De toestand van vallen wordt hem gegeven om hem te tonen hoeverre hij nog van de Schepper verwijderd is. En omgekeerd, soms geeft men een mens het gevoel van stijging, terwijl hij zich in feite in de macht van een wens bevindt om voor zichzelf te ontvangen. (4) In zijn ware verborgen toestand; in de voor hem nog niet onthulde innerlijke mens. Enkel zij die enige macht van de Schepper erkennen, kunnen waarheid van onwaarheid onderscheiden. Daarom moet een mens op de macht van de Schepper hopen en geloven. Dwz handelen zoals de Schepper gebiedt ondanks vele twijfels. Zolang hij zich in de macht van velen bevindt, zal hij de onthulling van de waarheid niet waardig zij. De Thora zal voor hem (5) een dodelijke gif zijn. (5) Voor zijn uiterlijke mens. . De laatste tijd ervaren wij zwaarte op onze weg. Wij zien hoever de weg is; dat er geen wens opkomt en alles onverschillig is. Leef ermee maar verbindt U steeds met het hoofddoel door langs de rechterlijn te gaan om niet in een zware toestand van onverschilligheid te verzeilen.
64
Waarom wordt de Thora een dodelijk gif voor degenen die niet waardig bevonden worden? Het brengt generlei nut noch treden van leven die van de eenheid met de Schepper is. Hij verwijdert zich steeds verder van de Schepper. Alles wat hij doet, doet hij slechts voor zijn lichamelijke noden. Elke slechte toestand, waarneming of teleurstelling getuigt van het feit dat de mens onder de macht van zijn lichaam zit. In de rechterlijn kan de mens het hoge behagen ontvangen en zich in eenheid met de eigenschappen van de Schepper te bevinden; in de volmaaktheid. Het kenmerk ervan is een blije stemming. Verwijderd van de Schepper, kan een mens de grappigste film zien, maar dat zal hem geen blijvende vreugde geven. Dat zal duren tot hij zich bij het Leven des levens zal aansluiten. Daarom eist een mens in een groep die teleurstelling en verbittering ondervindt, een directe inmenging van zijn kameraden om aan hem hulp te verlenen. Wat aan de vreugde bijdraagt, is mietsva, wat Rabbi’s de mens aanbevelen, nl. om enige tijd langs de rechterlijn te gaan en enige tijd langs de linkerlijn. De linkerlijn bevindt zich altijd in tegenspraak met de rechterlijn. Op de linkerlijn maakt men een berekening van wat was en nog zal verkregen worden met het werk voor de Schepper. En dan komt die mens tot de vaststelling dat hij niets heeft. Hoe kan hij dan in de volmaaktheid verkeren? Maar ondanks dat gaat hij volgens de aanwijzingen van de Rabbi met zijn geloof boven kennis. De laatste tijd zie ik geen opleving of zielsverheffing in de groep. Zonder verheffing kan geen vooruitgang geboekt worden. Van de Schepper ontvangen wij een waarneming van de waarheid om ons met de rechterkant te verbinden. Het verschil tussen schepselen en Schepper is juist de plaats voor de eenheid met de Schepper. De Schepper vergroot de waarneming van de linkerlijn om in dezelfde mate de rechterlijn te gaan ervaren. Een groep moet elke deelnemer van krachten voorzien voor zijn vooruitgang en betreedt een proces van het intreden in de heiligheid. Nergens bestaan dergelijke groepen in welke plaats van de wereld ook. Laten wij een verificatie maken. Wij verspreiden ons over de wereld om naar iets dergelijks te zoeken. Voor mij is er geen probleem. Ik verzeker u dat je zelfs geen bleke gelijkenis van onze groep vinden zal. Waarom begrijpen wij dat niet? Waarom zijn wij niet dankbaar dat wij letterlijk vooruit getrokken worden? Waar is onze blijdschap? Wij zien als de meest achtergestelden in deze richting. Het is goed dat men ons onze ware toestand toont die als uitgangspunt dient voor een verandering. Wij hangen allemaal van elkaar af. We moeten aandachtig naar de Rabbi luisteren en in Hem en in zijn boeken geloven. We moeten alle middelen gebruiken om dit doel te bereiken. De vooruitgang hangt van de groep af en u moet er onophoudelijk over spreken. Waar is de zielsopleving? Waar is de wens om het doel te volgen? Waarom gaat een nieuwe leerling eerst vooruit en stopt hij vervolgens, zoals ook de groep? Omdat in de groep geen kracht is gevormd voor wederzijdse stijging. Kijk naar ons uiterlijk ’s ochtends tijdens de lessen en op andere tijdstippen van de dag. Misschien is het een chronische vermoeidheid denk ik. Laten wij daarom dit of dat afdoen om de spanning van het organisme te verkleinen. Besluit: Wat corrigeren Zich in onvolmaaktheid bevinden en niets correct kunnen zien. Teleurgesteld zijn in je weg. Alles loopt bij je uit de hand omdat je keliem gecorrigeerd moeten worden. Terugkeren naar de linkerlijn; naar zichzelf kijken en merken dat je niets hebt; de hele wereld lijdt, de ene al wat meer dan de andere.
Waarmee
Resultaat
Men moet zich voorhouden dat alles volmaakt is.
De macht van velen annuleren omwille van de macht van de Schepper. Hij moet niet meer voor zichzelf leven, maar alles omwille van de Schepper wensen.
65
Doel
Niets wensen en zich de gelukkigste mens in de hele wereld voelen.
Kracht van een volgende trede ontvangen. Dat kan pas bij een zich wegcijferen voor een hogere trede.
Op die manier annuleert men zijn macht en zal men zich in de enige macht, die van de Schepper bevinden.
De waarheid gaan zien nl. het goede waarmee de Schepper de wereld bestuurt.
41. Klein en groot geloof. Het is gezegd: ‘En zij geloofden in de Schepper en in Zijn knecht Mosje’. Het licht van Pesach heeft de kracht om de mens het licht van geloof te geven dat geen klein licht is. Klein of groot is afhankelijk van de ontvangers. Wanneer een mens niet volgens een correcte weg werkt, denkt hij veel geloof te hebben en dat hij het met vele mensen kan delen. Zij zullen dan even volmaakt zijn als hij. Wie middels de ware weg voor de Schepper werkt, verifieert zich telkens of hij echt bereidt is om zich helemaal aan de Schepper te geven. En dan ontdekt hij dat hij altijd geloof tekort komt. Er zijn bij hem altijd gebreken in zijn geloof. Pas wanneer men het geloof heeft, kan men ervaren zich voor de Schepper te bevinden. Wanneer men de grootheid van de Schepper ervaart, kan men zijn liefde voor Hem van beide kanten onthullen: van de goede kant (diena toeva) (1) en van de ‘zware’ kant (diena kasja) (2). Daarom heeft degene die om waarheid verzoekt het licht van geloof nodig. Wanneer men het licht van geloof kan ontvangen, lijkt het alsof hij een grote schat heeft gevonden. Wie naar de waarheid zoekt leest daarom in het Pesachfeest in het wekelijkse hoofdstuk ‘En toen geloofden zij in de Schepper en in Mosje, zijn slaaf’, omdat in die periode ook zij de toestand van Mosje konden bereiken, omdat het licht van geloof straalde. (1) Wanneer hij liefde voor Hem van de goede kant ervaart. In de geestelijke werelden komt deze toestand overeen met het stijgen van zo’n in Abba ve Iema. (2) Wanneer hij liefde voor Hem van de zware kant ervaart. In de geestelijke werelden komt deze toestand overeen met het stijgen van zo’n in Israel Saba oe Tvoena (IsjSoe’T).
66
43. Waarheid en geloof. Waarheid is datgene wat een mens waarneemt en ziet met zijn ogen. Het heet beloning en straf. Het is onmogelijk te ontvangen zonder voorafgaande inspanningen. Men zegt: ‘De Schepper is Goed en wenst het Goede aan Zijn schepselen en zendt aan allen het nodige. Men zou dus kunnen denken dat de Schepper iedereen al het noodzakelijke zal zenden, zodat wij ons om niets zorgen hoeven te maken. Maar natuurlijk zal zo iemand van honger omkomen. Het gezonde verstand overtuigt ons daarin (1). (1) Want het is gezegd: ‘Alles wat in uw handen te doen is – doe!’, met inbegrip van inspanningen ter verkrijging van de meest noodzakelijke middelen voor het bestaan. De uiterlijke mens is van boven het verstand gegeven opdat hij al zijn noodzakelijke noden in deze wereld zou kunnen bevredigen. Hij houdt uiterlijk rekening met de wetten van de natuur en de maatschappij waarin hij leeft e.d. Maar tegelijk moet de mens geloven boven kennis dat hij ook, zelfs zonder enige inspanningen alles kan bereiken, omdat het persoonlijke bestuur dat voor hem voorbeschikte. Daar de Schepper alles schept, kan de mens in niets helpen of toevoegen (2). (2) De innerlijke mens moet geloven boven zijn kennis in het persoonlijke bestuur. Het is zijn prerogatief … naar gelijkenis van eigenschappen. Hoe kan men deze elkaar uitsluitende bewegen samenvoegen? Zonder inspanningen is het onmogelijk iets te bereiken. Hoe kan een tegengestelde toestand ook ‘ware’ genoemd worden? ‘De ware’ heet niet ‘de’ weg en toestand, maar ‘een’ waarneming die de Schepper ons wil doen ervaren. Dus is de waarheid de wens van de Schepper, die wenst dat de mens juist zo zou gaan voelen. Maar tegelijk moet de mens geloven dat, ondanks het feit dat hij de Schepper niet voelt noch ziet, hem kan helpen zonder enige inspanning van zijn kant. Dat heet persoonlijk bestuur van de mens door de Schepper. Maar de mens kan het persoonlijke bestuur niet bereiken alvorens ‘beloning en straf’ te hebben begrepen (3). (3) Eerst moet hij de tussentijdse laag bevatten (het tweede lichaam, kliepat Noga – zie art. 36) tussen de uiterlijke mens (Miesjcha de Chievieja) en de innerlijke mens (Tsoera). Dat betekent door geestelijk werk vonken van goedheid uit de kliepat Noga tot zijn innerlijke mens doen aansluiten. Omdat het persoonlijke bestuur eeuwig en volmaakt is en het menselijk verstand niet, kan het eeuwige volmaakte daarin niet zetelen. Nadat de mens het bestuur door beloning en straf bevat, wordt deze bevatting een deel van de innerlijke ruimte (klie). Hierdoor kan men de uitspraak begrijpen: ‘Redt ons, de Schepper, en zendt ons geluk’. Redt betekent beloning en straf. Dus, een mens moet bidden dat de Schepper hem werk en inspanningen zou willen zenden waarmee hij een beloning waardig zal worden. Maar tegelijk moet hij zijn persoonlijk bestuur om geluk (mazal) bidden, opdat hij ook zonder enig werk of inspanning het beste waardig zou zijn. Iets dergelijks zien wij ook in onze wereld. De in het spirituele in één ziel zich voordoende twee achtereenvolgende toestanden worden in onze wereld verdeeld in twee afzonderlijke menselijke lichamen. Er zijn mensen die slechts na grote inspanningen en zware arbeid een beloning ontvangen. En er zijn er ook die met gemak verdienen; die meer lui toch makkelijk rijk worden. Deze twee verschillende materiële toestanden zijn afkomstig van overeenkomstige hoge wortels van ‘het bestuur door beloning en straf’ en het ‘persoonlijke bestuur’. In het spirituele wordt het als twee achtereenvolgende bevattingen van één ziel onthuld. Dus in één mens maar in twee van zijn achtereenvolgende toestanden. Terwijl in de materie wordt het in één tijdsperiode onthuld maar in twee verschillende mensen.
67
Besluit: Wat corrigeren
Waarmee
Niet ervaren dat Geloven boven kennis dat zelfs de Schepper hem zonder enige inspanning hij ook ook zonder enige alles zou kunnen bereiken, omdat inspanning kan het persoonlijke bestuur het voor helpen. hem heeft voorbeschikt. Alleen de Schepper schept alles. Hij kan zich in niets helpen noch iets toevoegen.
68
Resultaat
Doel
Door beloning en straf begrijpen waardoor het tot die innerlijke ruimte in hem komt waarin hij het persoonlijke bestuur begrijpt.
Het beste waardig worden zowel door werk en inspanning als zonder dat. Dus door zowel beloning en straf als door het persoonlijke bestuur van de Schepper.
44. Verstand en hart. Het is nodig om zijn geloof onophoudelijk te verifiëren. Maar heeft hij dan wel ontzag en liefde? Zoals gezegd: ‘Als Ik Vader ben, waar is uw eer aan Mij. Als Ik heer ben, waar is uw ontzag voor Mij’. Dat heet ‘mocha’ of het werk in verstand. Maar men moet wel opletten dat er geen wensen voor egoïstisch behagen zijn; dat zelfs zo’n gedachte niet zou ontstaan; dat er geen wens om voor zichzelf te genieten zou opkomen, maar alleen wensen om voldoening aan de Schepper te geven. Dat heet ‘lieba’, het werk in het hart.
69
45. Twee toestanden in de Thora en het spirituele werk. Er zijn 2 toestanden zowel in de Thora als in het spirituele werk nl. ontzag en liefde. ‘Thora’ is een toestand van volmaaktheid. Men spreekt niet over het werk van de mens of in welke toestand hij zich concreet bevindt, maar van de Thora zelf. ‘Liefde’ is een toestand van de mens die de wens heeft om de wegen van de Schepper en Zijn geheimen te begrijpen. Om dat te bereiken levert hij al zijn inspanningen. Bij elke bevatting van de Thora die hij leert, verwondert hij zich dat hij het voornaamste waardig is bevonden. Naar mate zijn verwondering over het belang van de Thora groeit, onthullen de geheimen van de Thora zich aan hem. ‘Ontzag’ is een toestand van een mens die de wetten van de Schepper begint te kennen, wanneer hij voor de Schepper wenst te gaan werken. (Want ‘als hij de wetten van de Schepper niet kent, hoe kan hij dan voor Hem werken?’) Wanneer de mens niet weet hoe voor de Schepper te werken, bevindt hij zich in vrees en onrust. Wanneer hij de wetten van de Schepper bestudeert, gaat hij de Thora appreciëren en kan hij zich verwonderen over wat hem waardig werd bevonden om in de Thora te begrijpen. Geleidelijk op deze weg vorderend worden aan hem de geheimen van de Thora onthuld. Hier bestaat een verschil tussen uiterlijke wijsheid van het menselijke verstand en innerlijke wijsheid van de Thora. In de menselijke wijsheid reduceert verwondering het verstand, omdat waarneming tegengesteld is aan verstand. Terwijl bij wijsheid van de Thora de verwondering op zich al wijsheid is, omdat de Thora en haar wijsheid leven vormen. Daarom onthult de wijsheid zich zowel in verstand, verwondering als in waarneming. Het levenslicht vult immers alle delen van de ziel. ‘Spiritueel werk’ is een toestand in de linkerlijn omdat men verbonden is met de wens om te ontvangen en dus een gebrek ervaart, 1° persoonlijk; 2° algemeen; 3° van de Schiena. De waarneming van een gebrek verplicht ons om het gebed op te vullen. Daarom is het verbonden met het ontvangen, met de linkerlijn. Het werk van de mens kan uitgaan van: 1° zijn liefde voor de Schepper, van de wens om met Hem samen te gaan vloeien. 2° ontzag voor de Schepper. ‘Thora’ is een toestand waarin men niet werkt omdat men een gebrek ervaart, maar omdat men de Schepper wenst te geven en voldoening wenst te verstrekken.
Besluit: Wat corrigeren
Waarmee
Resultaat
Vrezen niet voor de Schepper te zullen kunnen werken.
De wetten van de Schepper bestuderen met het verstand.
De hartwens om voor zichzelf te genieten.
Het werk in het hart (lieba) moet van zijn groeiende liefde voor de Schepper uitgaan, van de wens om met Hem samen te vloeien.
70
Doel
De Thora appreciëren en De onthulling zich verwonderen dat van de geheimen men waardig is om iets van de Thora. in de Thora te begrijpen. Een voldoening aan de Schepper wensen te geven.
De toestand van volmaaktheid.
46. De macht van Jisraël over de onreine kracht. ‘Jisrael’ is het innerlijke, de voorzijde van wensen, de gevende wensen (pniemiejoet, keliem de paniem, g’e), waarmee de mens voor de Schepper kan werken (1). (1) De innerlijke mens (keliem de hasjpaa). ‘Volkeren der wereld’ is het uiterlijke, de keerzijde van wensen, ontvangende wensen (chietsoeniejoet, keliem de achoraim, ACha’P), die wensen te ontvangen en niet te geven (2). (2) De uiterlijke mens (keliem de kabbala) . De macht van ‘Volkeren der wereld’ over ‘Jisrael’ betekent dat Jisrael niet met gevende wensen kan geven, maar omgekeerd met ontvangende wensen. Deze wensen stimuleren de mens die voor de Schepper werkt opdat die het licht in de ontvangende wensen zelf (ACha’P) zou ontvangen. De macht van ‘Jisrael’ over ‘Volkeren der wereld’ betekent krachten zo ontvangen dat iedereen, gevende en ontvangende wensen, voor de Schepper kan werken. Dus, niet slechts met gevende wensen (g’e) werken, zelfs al ontvangen wij het licht chochma, ontvangen wij dat onder de macht van gevende wensen (Jisrael). Opmerking: aangezien de mens de wens is om (het behagen) te ontvangen, terwijl de Schepper dus (de schepping) wenst te behagen, kunnen we pas spreken van geven aan de Schepper wanneer we ontvangen met een intentie om daarmee de Schepper te behagen. Dus, om de Schepper te kunnen geven is het nodig dat we behagen ontvangen – om met ACha’P te werken.
46. De macht van Jisraël over de kliepot en omgekeerd. (2) Jisrael betekent het innerlijke deel, keliem de paniem, waarmee men al mnat lehasjpieja (om te geven) werkt. ‘Volkeren der wereld’ betekent het uiterlijke deel, keliem de achoraim, hun handeling is al mnat lekabbel (om te ontvangen). De macht van ‘volkeren der wereld’ over Jisrael betekent, dat ‘volkeren der wereld’ niet kunnen werken met de intentie om te geven, maar slechts met die om te ontvangen; in keliem de achoraim. Zij beïnvloeden de werkers van de Schepper opdat zij het licht naar beneden in keliem de achoraim zouden kunnen doorgeven. De heerschappij van Jisrael betekent dat als men aan iedereen de kracht zou geven om voor het geven te werken, zou dat slechts in keliem de paniem zijn. En mocht het licht chochma verspreid worden, zou dat slechts voor ACha’P de alieja zijn. Wij dachten altijd dat de heerschappij van Jisrael over de kliepot plaats vond tijdens het verspreiden van sjefa (overvloed aan licht); wanneer het licht zich in keliem de hasjpaa verspreidt. Terwijl de macht van kliepot (G-d behoede) overheerst wanneer het licht zich verspreidt in keliem de achoraim. Maar de macht van Jisrael over de volkeren der wereld verspreidt zich tevens wanneer er geen sjefa is, dus in toestanden van duisternis, leed, angst, hopeloosheid, wanhoop en onzekerheid. Men moet niet alleen overwegen wie over wie heerst tijdens het verspreiden van het licht, maar ook bij afwezigheid van het licht is het nodig om dat te onderscheiden (3). (3) Want aviejoet toont zich pas na het verlaten van het licht uit de keliem. Bv mensen op een bruiloft bevinden zich in een opleving. Er zijn drank en versnaperingen. De lucht is vol aromatische lekkernijen; feestelijke tafel; gejubel, er wordt flink gedanst… Aan de vreugde komt geen einde. Iedereen is gevuld met behagen – licht. Het is moeilijk vast te stellen ‘wie wie is’ Maar opeens roept men ‘Brand!’ In één oogopslag verandert alles in chaos. Men rent naar de deuren. Wie zwak en klein is wordt vertrappeld. De initiële vreugde en vriendelijkheid veranderen in haat en krachtsvertoon. Besluit: bij het verlaten van het behagen vertoont terstond zich de kracht van de aviejoet. Dus, slechts bij afwezigheid van het licht kan en moet men onderscheiden wie over wie heerst. En duistere toestanden kunnen talrijker zijn dan verlichte. In duisternis, in de meest zware toestanden van duisternis, angst, twijfels, verlies van geloof moet een mens zijn kern vinden en gaan voelen, begrijpen en geloven dat ACha’P de eljon in hem straalt en hem uitnodigt om zelfstandig enkele stappen tegemoet te zetten. Geloof boven kennis is natuurlijk moeilijker dan
71
zich in de toestand van stijging en zekerheid te bevinden, maar daarin ligt precies de vooruitgang en ontwikkeling van de mens besloten. Vraag: onder invloed van welke kenmerken bevindt een mens zich elke dag? Een mens moet zich voorbereiden om onafhankelijk te worden van wat hij heeft; zonder enige kennis hopen en geloven in de Allerhoogste. Dat komt geleidelijk met de ervaring die de Schepper geeft. Dat bepaalt vooruitgang. Slechts de klappen van het leven geven een mens de nodige ervaring. Maar omdat hij daarmee geen opluchting noch vooruitgang bereikt, stimuleert dat om een verbondenheid met de Schepper te gaan vinden. Hij vraagt Hem hulp om van deze zware toestand verlost te worden. Hij begrijpt dat het de enige weg is. Dergelijke ervaringen geven de mens de mogelijkheid om zijn toestand onder ogen te zien en de correcte weg te vinden. Een lagere (trede) corrigeert ACha’P de eljon, die altijd leeg is en slechts met licht van correctie wordt gevuld. Correctie gebeurt met een gebed van een lagere (trede) en zijn wens om zich met ACha’P (van een hogere trede) te verenigen. Na de correctie wordt de hogere (trede) door het licht gevuld. Een hogere trede bevindt zich altijd paniem le achoraim of duisternis tav een lagere trede. Het feit dat wij onze wereld voelen, hebben wij te danken aan ACha’P de eljon. Onze waarneming van deze wereld is juist ACha’P de eljon. Zo wenst het dat wij Hem voelen. Als wij in onze wereld het gebrek aan licht ervaren, is dat ACha’P de eljon die ons naar zich toe roept. Maar ACha’P draagt ook bij aan verlichte toestanden waarin ACha’P ons niet roept.
72
In die gevallen wenst het aan ons een andere sensatie van deze wereld te geven. Al ons lijden gebrek, duisternis, onzekerheid en wanhoop wordt ons gegeven om ons naar Hem te doen naderen. De mens maakt de keuze om zijn oplossing in een wereldse genieting te zoeken of zich bij ACha’P de eljon aan te sluiten. Maw, hij plaatst zichzelf in het midden van onze wereld of bij degene die geeft, waarbij hij begrijpt dat Hij hoger is; dat het de Schepper is en niet dat materiële beeld dat zich rondom hem bevindt. Zoals ik vandaag onze wereld met mijn ziel voel, zo moet ik ervaren dat mijn ziel een deel van de Schepper is. We nemen geen genoegen met wat ik in deze wereld zie, maar we zoeken het hogere en trachten in 2 werelden te leven. Of nog anders gesteld, de Schepper in deze wereld onthullen waarbij ik begrijp dat de Schepper 1° mij, 2° deze wereld en
73
3° mij in deze wereld bestuurt. Van dan af zullen wereld, jaar en ziel zich verenigen. Dat is een punt van kwaliteit.
Besluit: Wat corrigeren
Waarmee
Niet kunnen werken met een In de meest zware intentie om te geven, maar toestanden van duisternis, met die om te ontvangen in angst, twijfels en ongeloof keliem de achoraim. De zijn kern vinden en gaan ‘Volkeren der wereld’ voelen, begrijpen en heersen over ‘Jisrael’ en geloven, dat juist in deze beïnvloeden de werkers van toestanden ACha’P de eljon de Schepper (‘Jisrael’) opdat naar hem straalt en hem zij het licht naar beneden in uitnodigt om zelfstandig keliem de achoraim zouden enkele stappen naar Hem doorgeven. te zetten.
74
Resultaat
Doel
Vooruitgang en spirituele ontwikkeling van de mens.
Geen genoegen nemen met wat ik in deze wereld zie, maar naar het hogere zoeken. In 2 werelden trachten te leven; de Schepper in deze wereld onthullen en de 2 ontdekkingen met elkaar verenigen, waarbij ik begrijp dat de Schepper 1° mij, 2° deze wereld en 3° mij in deze wereld bestuurt.
47. Daar waar je Zijn grootheid vindt. ‘Daar waar je Zijn grootheid vindt, daar zal je Zijn nederigheid vinden’. Voortdurend in een ware samenvloeiing met de Schepper merkt een mens dat de Schepper Zich naar beneden haalt tav Zijn schepping. Hij ziet dat de Schepper zich in alle laagdunkende plaatsen bevindt. Daardoor weet een mens niet wat te doen. Daarom is het gezegd: ‘Wie nederigen verheft, ziet hemel en aarde’. Maw, de mens merkt de grootheid van de Schepper en vervolgens ‘het vallen’ van de hemel tot het niveau van de aarde. Er is de mens slechts één raad gegeven: hij moet denken dat zijn wens neerdaalt op hem vanuit de Schepper waarboven niets is. Zoals gezegd: ‘Uit het laagste afval verhef ik u’.
Besluit: Wat corrigeren
Waarmee
Resultaat
Doel
Niet weten wat hem te doen staat in het geestelijke werk of hoe te handelen.
Emuleer de Schepper in Zijn voornaamste manifestatie. Waar Zijn grootheid is, daar zal je ook Zijn nederigheid vinden.
Tot nederigheid komen door de wens om qua eigenschappen met de Schepper overeen te komen.
Zich voortdurend in ware samenvloeiing met de Schepper bevinden.
75
48. De belangrijkste basis. Het belangrijkste op het geestelijke pad is voorzichtigheid en behoedzaamheid bij het werk van ‘mocha’, verstand (1) omdat ‘mocha’ is gebouwd op vraagstelling. Als het ontstaat, moet een mens zich voorbereiden en beschermen om stand te kunnen houden en terstond te kunnen antwoorden. De hele weg naar de Schepper bestaat uit vragen en antwoorden, waarop juist het spirituele gebouw van de mens wordt gebouwd. Zonder vragen of antwoorden, heet zulk een toestand bewegingloos, stilstaand of stagnerend. (1) Het spirituele werk kent 2 onderdelen. 1° Werken aan zijn verstand (mocha) via gedachten, begrijpen, vragen en antwoorden, waarmee het innerlijke, geestelijke gebouw; zijn bovenverdieping, opgetrokken wordt. 2° Werken aan zijn geloof (emoena) via zijn hart. De Schepper bereidt een plaats voor om te vullen met geloof aan ieder die het waardig werd om een ‘innerlijke ruimte (klie) voor het licht van de Schiena of geloof’ te hebben en die langs de spirituele treden opklimt; wanneer bij hem dit werk al niet meer is. Hoewel het moeilijk is zich voor te stellen hoe zoiets op de spirituele treden gebeurt, toch doet de Schepper het zo. Dat heet ‘correctie door de middelste lijn’. Het is verboden om op de linkerlijn te ontvangen. Maar wij zien dat juist in malchoet het licht chochma onthuld wordt, hoewel chochma en malchoet tegengesteld zijn. Het is gezegd: ‘De mens kan slechts daar rechtvaardig optreden, waar hij eerder heeft gezondigd’ (Ejn Adam oméd al dvar halachá, ela iem ken nechsjal ba). Halacha heet malchoet. De hele weg naar malchoet bestaat uit obstakels of vragen. Als die er niet zijn, heet malchoet ook geen ‘geloof’ of ‘Schiena’.
76
49. Het voornaamste is verstand en hart. Men moet werken zowel aan zijn verstand (mocha) als aan zijn geloof (emoena). Valt het werk aan zijn geloof stil, gaat hij slechts kennis (jedieja) wensen en dat is kliepa tegenover Schiena. Daarom moet men zich versterken in een voortdurende vernieuwing van verstand (mocha). Ook het werk aan zijn hart (lieba) moet men versterken; tegengestelde handelingen doen of lijden aan zijn lichaam opleggen, tegengesteld aan de wens om te genieten. Er is een kwade kliepa tegen mocha om de mens tot teleurstelling te brengen (tohe al hariesjonot). Daarom is het nodig om tegengestelde handelingen te verrichten; fouten erkennen en berouw hebben. De bron van dit middel kan men ontvangen van het levenloze niveau. Het zich vullen met geloof is een onophoudelijke en eeuwige toestand. Daarom kan dat als een maatstaf van zuiverheid dienen voor zijn werk. De Schiena vervliegt of verhult zich voor de mens slechts tgv schendingen in het werk in mocha of lieba.
Besluit: Wat corrigeren
Waarmee
In een toestand van teleurstelling komen door vragen over het verstandelijke werk (mocha). Zich in een bewegingsloze, stilstaande, stagnerende toestand bevinden, wanneer er geen vragen of antwoorden meer zijn.
Zich sterken in een onophoudelijke vernieuwing van het verstand en zich beschermen door onmiddellijk te kunnen antwoorden. Zie vroegere fouten onder ogen, heb er berouw over en neem voornemens /verplichtingen voor de toekomst op.
Een Waardig worden om bescherming tot innerlijke ruimte vormen tegen (klie) te worden teleurstelling voor het licht van en op de Schiena en verstandelijk opklimmen langs de gebied. geestelijke treden.
Lui zijn in het werk aan zijn hart (lieba).
Zich sterken in het werk aan zijn hart (lieba) en handelingen stellen, tegengesteld aan de wensen van zijn uiterlijke mens (lichaam, wensen om te genieten). Hij moet dus soorten ‘lijden’ op zich nemen.
Bescherming tegen teleurstelling en op het gebied van geloof.
77
Resultaat
Doel
Zich met geloof vullen. Dat is een voortdurende en eeuwige toestand.
50. Twee toestanden. In de mens zijn slechts 2 toestanden mogelijk: 1. De wereld van ‘lijden’. 2. De wereld van ‘Schiena’ (verschijning van de Schepper) Voordat de mens waardig wordt om zijn handelingen (intenties) te corrigeren omwille van de Schepper (al mnat lehasjpieja), ervaart hij de wereld van leed en pijn. Wanneer hij waardig wordt en merkt dat de Schiena de hele wereld vult, heet de Schepper ‘Hij die de hele schepping vult’. De hele wereld heet ‘Schiena’ omdat zij van de Schepper ontvangt. Deze toestand heet samenvloeiing van de Schepper en de Schiena. Omdat de Schepper aan de schepselen geeft, zo gaan de schepselen aan de Schepper geven. Dit is vergelijkbaar met de energie van een droevige melodie. Muzikanten trachten het leed in noten besloten uit te drukken. Elke melodie is als een gesproken taal die gevoelens en wensen weergeeft. Wanneer een melodie bij de toehoorders opwinding of tranenvloed oproept, is dat een melodie waar mensen van houden. Maar hoe kan men dat lijden liefhebben of ervan genieten? Dat kan omdat een melodie geen huidige waarnemingen van leed is. Zij is gecorrigeerd en ‘verzoet’ door zich met het gewenste te vullen. Daarom luisteren mensen graag naar zulke melodieën. Zij brengen in hun herinneringen aan het geleden leed ‘verzoetingen’. Vandaar dat zulk leed zoet is en prettig is om ze in een melodie te horen. Dit is de wereld ‘Schiena’. Het belangrijkste is dat er een Bestuurder over dit alles is en dat er niets toevalligs gebeurt. Ongezuiverde krachten (sietra achra, kliepa) dwingen de mens om te zondigen en te geloven dat alles toevallig is. Maar ook dat feit is niet toevallig. De mens moet geloven in beloning en straf; in gerechtshof en rechter, in het volledige bestuur door beloning en bestraffing. Soms ontstaat een of andere wens of streven naar het spirituele. Hij denkt dan dat het toevallig kwam. Hij vergat dat hij ooit eens bad om hulp van boven opdat hij, al was het maar één handeling omwille van de Schepper zou kunnen verrichten; het opheffen van gebed, aliejat Ma’N. Die mens vergat omdat hij niet terstond een antwoord op zijn gebed ontving Toch is de spirituele orde zodanig dat een antwoord op een gebed ook nog na vele dagen of maanden kan komen. Daarom is het niet correct om een nieuwe bezieling of streving naar het geestelijke te beschouwen als iets toevallig terwijl het opzettelijk op voornemen van de Schepper werd gegeven. Sommige mensen beweren dat zij hun verstand en hart, gedachten en wensen pas op het werk van de Schepper kunnen concentreren wanneer er geen zorgen of noden zijn; wanneer hersenen kalm en zuiver zijn. Daarmee zeggen zij dat het resultaat van hun werk voor de Schepper afhangt van hun aanleg en inspanningen. Maar in feite ontvangen zij een antwoord op een vraag waarover zij hadden gebeden. Wanneer een mens zich in een kabbalistisch boek verdiept, ontvangt hij enige straling en bezieling. Ook dat wordt gewoonlijk als toevallig beschouwd. Maar alles gebeurt strikt volgens het Bestuur van de Schepper. De mens kan zeggen dat de hele Thora de namen van de Schepper zijn en dat hij een helder moment uit een boek ontving. Maar hij opende het boek zo vaak op dezelfde plaats zonder enige verheldering of waarneming. Daarom, wanneer een mens zich in een boek verdiept, moet hij zijn hoop met de Schepper verbinden, daarin een zeker helder moment, een geestelijke waarneming voor zichzelf vinden; dat zijn studie op basis van geloof zal zijn, geloof in het Bestuur van de Schepper, dat Hij hem de ogen zal openen. Dan bestaat bij hem de verbondenheid met de Schepper en daarmee kan hij een samenvloeiing met de Schepper waardig worden. Er zijn 2 aan elkaar tegengestelde krachten: hogere en lagere. De hogere kracht betekent, dat zij slechts voor de Schepper is geschapen. De lagere kracht is een egoïstische wens naar behagen, die alles voor eigen voordeel wil, zowel het aardse, het materiële, alsook het hogere, het spirituele. Natuurlijk dat in deze tegenstelling de Schepper wint. Zulk proces heet ‘De weg van het lijden’ die zeer lang is. Een korte weg heet ‘De weg van de Thora’. Elke mens moet streven om zijn tijd van correctie te verkorten. Een mogelijkheid tot vrijwillige, bewuste vooruitgang door zijn eigen wens heet ‘Goed’ (Achieshéna). Wanneer een mens de weg ‘Achiesjéna’ niet volgt, volgt hij de weg van de dwingende kracht van het lijden door ‘Bestraffing’ (Bieto). Zoals de wijzen plachten te zeggen: ‘Bieto of Achiesjéna! Of u gaat zelf vooruit of Ik zal voor u een heerser plaatsen, gelijk Haman die u noodgedwongen terug doet keren naar de ware weg’. De Thora begint ‘In den beginne..de aarde was woest en ledig…’ en eindigt met de woorden: ‘…voor de ogen van het hele Israël’. Eerst ziet de mens het ‘woeste en ledige’ materiële en vervolgens, wanneer hij de intentie ‘voor de Schepper’ waardig wordt: ‘…en de Schepper zei: Zij het licht…’, totdat hij de laatste trede van zijn persoonlijke spirituele ontwikkeling ‘…voor de ogen van het hele Israël’ zal bereiken, de onthulling van het licht aan alle zielen.
78
Besluit: Wat corrigeren
Waarmee
Resultaat
Doel
De ongezuiverde krachten in ons, de sietra achra, dwingen ons te zondigen terwijl ze ons doen geloven dat alles toeval is.
Geloven in het totale bestuur van beloning en straf; in het gerechtshof en de rechter; dat antwoorden op een gebed pas na vele dagen of maanden kunnen komen.
Hoop om zich met de Schepper te kunnen verbinden.
Een samenvloeiing met de Schepper waardig worden.
79
51. Als deze bullebak kwetste jij. ‘Als een bullebak je kwetst (het egoïsme, je kwaad), sleep het dan naar ‘Bejt-hamiedrasj’. ‘Bejt-hamiedrasj’ heet plaats waar men de Thora bestudeert. Bejt is huis, vertrek, klie, innerlijke ruimte (1). (1) Als deze bullebak je kwetste – als je wens om voor jezelf te genieten sterker is; dat hij je dwong om het licht in je egoïstische wensen te ontvangen, terwijl je naar het spirituele werk streefde, ‘sleep’ hem dan naar waar men de Thora leert. ‘Sleep hem’ naar het licht van correctie, naar een plaats, klie die geschikt is voor het geven, door er met je innerlijke mens aan te werken. Hamiedrasj (ha – is een bepaald lidwoord; miedrasj – van het werkwoord ‘liedrosj’ – eisen) eis onthulling van de Schepper, en zo nee (2) stel je je voor dat het spirituele werk niet is waar de bullebak zich bevindt (3). Al het spirituele werk van de mens bevindt zich buiten zijn lichaam, achter de huid. Het heet ‘werk buiten lichaam’ (4) omdat al zijn gedachten zijn niet van zichzelf. (2) Als je kwaad niet toegeeft. Je kunt hem niet verplaatsen, je hebt voorlopig absoluut geen kracht om ermee te werken. (3) Snijd hem af. Gebruik hem niet. Maak een volledige tsiemtsoem door een gedachte aan de ‘dood’ te vormen van deze voorlopig voor jou niet overwinbare wens om te genieten. Stel je het zo werkelijk mogelijk voor tot het verdwijnt. (4) Van je uiterlijke mens.
Besluit: Wat corrigeren
Waarmee
Resultaat
Doel
Een sterke wens om te genieten; om het licht in zijn egoïstische wensen te ontvangen, terwijl wij naar het geestelijke werk streven.
Sleep het verstand (mocha) met behulp van je innerlijke mens door het licht van correctie.
Je gedachten veranderen je wens om te geven.
De Schiena uit het stof der aarde, uit hun kliepa te laten opstijgen.
80
52. Het zondigen dooft een voorschrift. Het zondigen dooft het Voorschrift niet, zoals ook een Voorschrift niet de zonden dooft. Een mens moet enkel langs de goede weg gaan. Hij is niet in staat om het kwaad in zichzelf uit te roeien. Dat is volkomen onmogelijk. Maar het volstaat om het kwaad te haten. Er is gezegd: ‘Zij die de Schepper liefhebben haten het kwaad’. Het volstaat het kwaad te haten omdat haat verdeelt. Het kwaad bestaat niet op zichzelf. Zijn bestaan hangt af van liefde voor het goede en van haat voor het kwade. Als een mens liefde koestert voor het kwaad, valt hij in het netwerk van het kwaad. En als hij het kwaad haat, bevrijdt hij zich van het kwaad en kan het kwaad niet meer over die mens heersen. Het voornaamste werk van de mens is dus niet om te werken aan het kwaad zelf, maar door liefde of haat ervoor hebben (1) zoniet leidt een zonde tot de volgende zonde. (1) Door een voortdurende aandacht en concentratie op de innerlijke mens, bevrijdt deze zich van de invloed van de uiterlijke mens op hem. De uiterlijke mens kan niet over de innerlijke mens heersen. Maar waarom blijft men de mens zulke straffen zenden om nog meer misstappen te doen? Logisch zou zijn dat men een mens helpt op te staan bij een val in zijn spirituele werk. Maar van boven voegt men extra obstakels toe opdat hij nog lager dan zijn eerste zonde zou vallen. Dat doet men van boven opzettelijk om de haat voor het kwaad aan te wakkeren; opdat hij zou ervaren hoever zijn zonde hem verwijderde van het geestelijke werk. Hoewel hij spijtbetuiging en berouw had over zijn eerste zonde, zijn deze niet toereikend om in hem haat voor kwaad op te wekken. Daarom leidt zondiging tot zondiging. Telkens heeft een mens berouw en elke berouw wekt bij hem haat voor kwaad op tot in hem zoveel haat voor kwaad ontstaat, dat hij er zich volledig van afscheidt en verwijdert. Van dan heeft hij het niet meer nodig om nog meer te zondigen. In plaats van haat voor het kwaad komt liefde voor de Schepper. Daarom zegt men: ‘Wie de Schepper liefhebbe, hate het kwaad’. Het kwaad blijft bestaan maar er is slechts haat nodig om er zich van te verwijderen. Het streven van de mens om het hoge bestuur van de Schepper te begrijpen leidt tot zijn val. Hij wenst het in zijn lage verstand te begrijpen en begrijpt niets en het wordt omvergehaald in vernedering (2). (2) Wanneer men met zijn innerlijke mens Zijn bestuur (‘voor de Schepper’) tracht te begrijpen en toch neergeworpen wordt door het Hoge Verstand in vernedering, is hij geprezen, want het is gezegd: ‘Wie de Thora in armoede leert (in een toestand van vallen), zal haar ook in rijkdom leren (in een toestand van opleving)’. Wanneer een mens in zichzelf een streven ervaart om iets te begrijpen, betekent dat hij het gewenste dient te begrijpen. Wanneer hij ipv inspanningen het gewenste in geloof boven kennis aanneemt, wordt dat bij de mensheid als de grootste vorm van vernedering gezien. Daarom zei men over Mosje dat hij nederig (anav) en geduldig was omdat hij het lijden van vernedering in de grootste mate ervoer (3). (3) ‘Mosje’ is een toestand waarin het vertand (mocha) en hart (lieba) zich in volledige vrede en volmaaktheid bevinden (‘sjalom’ is vrede van ‘sjalem’ – volmaaktheid); wanneer geen van beide over elkaar wenst te heersen. Door het innerlijke werk vernederden beiden zich tav elkaar. Dat is de ervaring: ‘het lijden van de grootste vernedering.’ Er is gezegd dat Adam vóór de zondeval, vóór het nuttigen van de vrucht van de Boom des Levens, in volmaaktheid was. Hij kon niet boven zijn trede gaan omdat hij generlei gebrek in zijn toestand ervoer (4). Daarom was hij niet in staat om de namen van de Schepper te onthullen. (4) Hij nam geen principieel verschil waar tussen zijn innerlijke en uiterlijke mens, want de laatste kwam in hem niet tot uitdrukking. Daarom was er zijn zondeval die voor de mensheid noodzakelijk verschrikkelijk was. Zijn zonde was van de Boom van Goed en Kwaad te proeven. Als gevolg daarvan verdween het hoge licht en werd hij verplicht het werk opnieuw te beginnen (5).
81
(5) Het hogere licht doordrong zijn partsoefiem en verdween tgv het niet gecorrigeerd zijn van de uiterlijke Adam. Het gebrek is volgens het scheppingsplan de drijvende kracht van de hele schepping. Hij werd verjaagd uit de Hof van Eden (Gan Ejden). Zou hij na het zondigen ook van de Boom des Levens proeven, zou hij eeuwig in een niet gecorrigeerde toestand blijven leven. Hij zou dan zonder een gebrek te ondervinden in zijn zondige toestand blijven. Om de mens de mogelijkheid te geven alle namen van de Schepper (waarnemingen van het hoge licht) in zichzelf te onthullen welke onthuld worden door correctie van goed en kwaad, werd Adam verplicht om van de Boom van Kennis te nuttigen. Het is te vergelijken met iemand die zijn kameraad de inhoud van een vat wijn wenst te geven. Maar zijn vriend beschikt slechts over een klein glas. Hoe kan men inhoud van de vat doorgeven? Men vult zijn klein glas dat hij naar huis draagt en daar in zijn vat overgiet. Hij keert terug en vult zijn glas opnieuw tot het vat leeg is (6). (6) En daarvoor heeft men 6000 vullingen en leeggietingen nodig.
Besluit: Wat corrigeren
Waarmee
Resultaat
Doel
Zijn zonden leiden tot nieuwe zonden; belemmeringen worden hem van boven toebedeeld opdat hij nog lager zou vallen dan van de eerste zonde.
Toenemende haat voor het kwaad brengt hem tot het licht.
Zich volledig van het kwaad scheiden en verwijderen omdat haat in hem verwijdering oproept. Op die manier wint hij correctietijd.
Liefde voor de Schepper binnen laten komen.
82
53. Beperking. ‘Beperking’ is zichzelf beperken, zijn toestand beperken. Niet het overbodige wensen, maar juist die toestand waarin hij zich bevindt. Bereidt zijn om eeuwig (be kviejoet) te blijven. Dat heet eeuwige samenvloeiing (dvekoet tmiediet). Niet denken aan grote toestanden (gadloet), maar aan datgene waarin hij zich bevindt, zelfs al bevindt hij zich in de laagst mogelijke toestand (1). Als het hem eeuwig straalt, wordt hij de eeuwige samenvloeiing waardig geacht, terwijl het streven naar de grote toestand streven heet naar overbodigheden (motrót). (1) De toestand waar de innerlijke mens (keliem de hasjpaa) ervaart dat hij zich in het grensgebied met zijn uiterlijke mens bevindt, heet de laagste toestand. Want met de toestand van zijn uiterlijke mens (keliem de kabbala) wordt geen rekening gehouden. De bedroefdheid van de mens is het gevolg van zijn streven naar overbodigheden. Daarom is het gezegd dat, wanneer Israël kwam om de Thora te ontvangen, Mosje hen bij de voet van de berg verzamelde. ‘Berg’ - ‘har’ komt van het woord ‘hierhoeriem’, twijfels. Mosje bracht hen tot de diepste gedachten en begrippen; tot de laagste trede. Hij bracht hen daar op het ogenblik zij zonder aarzelen of twijfels instemden om in zulke toestand te blijven en daarin verder te gaan alsof zij zich in de grootste en meest volmaakte toestand bevonden. Daarbij moesten ze bovendien echte vreugde tonen. Zoals gezegd: ‘Werk in vreugde voor de Schepper’. In een grote toestand (gadloet) kan men niet zeggen dat de Schepper werk geeft om in vreugde te verblijven. In gadloet manifesteert de vreugde zich immers spontaan. Slechts in een toestand van gebrek (katnoet) is er werk gegeven om in vreugde te blijven ondanks de waarneming van katnoet (2). En dat is een groot werk. (2) Slechts door je in een door jezelf geschapen leegte van het hoge licht te bevinden, in een toestand van tekort, wordt het werk in vreugde ervaren. Maar waar haal je de kracht om in een lege toestand in vreugde te blijven verkeren? Dat gaat omdat het licht een klie nooit helemaal verlaat. Het licht verlaat een klie hetzij door slechte daden op een lagere trede, hetzij door een gelijkenis naar eigenschappen met een hogere trede te willen verkrijgen. Door correctie willen stijgen op de spirituele ladder, laat een hogere trede (licht tav een lagere trede) altijd een zwakke straling achter (resjiemo) om de mogelijkheid te laten zijn daden en strevingen recht te zetten. Een hogere trede wenst een lagere trede altijd goed. Het scheppen van een dergelijke toestand (katnoet) is het voornaamste in het ontstaan van een trede. Deze toestand moet eeuwig (kviejoet) zijn, terwijl de grote toestand (gadloet) slechts een toevoeging is (tosefet). Men streeft uiteraard naar het voornaamste en niet naar de toevoeging.
83
53. De essentie van beperking De essentie van een beperking is je huidige toestand beperken en niet wensen om voort te gaan maar in een dergelijke toestand voortdurend wensen te verblijven. Dat heet een voortdurende samenvloeiing. Het niveau van groei is niet relevant, zelfs al wordt dit niveau minder. Zolang het maar op de eeuwigheid wijst wordt hij de voortdurende samenvloeiing waardig geacht. Wie een grotere (toestand) verwacht, wenst overbodigheden. Het is voor de mens zeer belangrijk, al was het kunstmatig, zich onophoudelijk op een correcte lijn te bevinden en ermee tevreden te zijn zonder groter of beter te wensen. Zo bevindt men zich in de samenvloeiing met de Schepper, in gelijkenis qua eigenschappen omtrent het geven, omdat ook de Schepper geen verbetering wenst. In een toestand van correctie moet een mens voortdurend genoegen nemen met wat hij heeft en niet beter of groter wensen. Het lost elk verdriet op, omdat het verdriet komt tgv dorst naar overbodigheden. Toen Israël kwam om de Thora te ontvangen en het hele volk bij de voet van de berg stond, bevond het zich maw al in zijn allerlaagste trap. Het begreep en stemde zonder weerstand in om achter Mosje te gaan en in deze toestand te blijven alsof het de hoogste toestand was en daarbij vreugde te beleven. In een toestand van verheffing is het niet vereist om in vreugde te blijven, want die is sowieso in deze toestand aanwezig. Slechts in een toestand van vallen vereist men van de mens om in vreugde te blijven. En dat is voor de mens een groot werk. Juist in een toestand van vallen is beperking nodig die men voortdurend moet bewaren. Stijgingen zijn slechts toevoegingen. Men moet de kern en de permanente dingen wensen en niet de toevoegingen. Hoe kan men zich in de laagste en slechtste toestand in de hoogste en beste wanen en daarbij nog vreugde en hilariteit tonen?! De mens moet niet bang zijn voortdurend te blijven vallen. Hij moet correcties en een overeenkomst naar eigenschappen met de Schepper wensen en niet een groei van ‘keliem de kabbala’ want hij ontvangt volgens zijn correcties. Het volstaat om tijdens het vallen in vreugde en voldoening te blijven en dan zal hij een toevoeging bekomen onafhankelijk van hem. Het voornaamste is om in balans te blijven in de toestand katnoet. Katnoet is een toestand van mistevredenheid met wat men bereikte, ontstemd en innerlijk leeg. Negeer deze toestanden en verblijf altijd in vreugde en voldoening. Dat is het kenmerk van volmaaktheid. Het vereist evenwel een grote inspanning. Ik heb niets in handen, niets in mijn hart of ziel. Het doet er niet toe. Jk ben vrolijk omdat ik niets nodig heb, omdat het belangrijkste is om in eenheid met de Schepper te zijn zonder nog iets op te eisen. Het is zoals een embryo in de moederschoot. Als ik zo handel, gelijk ik op de Schepper bij Wie ook geen keliem de kabbala zijn. Als ik iets aan mijn keliem zou kunnen toevoegen of al mnat hehasjpieja (voor het geven) te ontvangen, is het helemaal goed. Zo moet een mens denken. Onophoudelijk ‘keliem de kabbala’ die opgewekt worden annuleren en daarin het licht omwille van de Schepper ontvangen, leidt ons naar het doel van de schepping. Hoe kan een mens de toestand katnoet behouden? Zeg tegen jezelf al komt er iets op ‘het zal mijn samenvloeiing met de Schepper niet storen’. Het waarnemen van het lijden en vreugde zal veranderen. Er zijn 2 objecten: Schepper en schepping. Het lijden komt wanneer de schepping qua eigenschappen niet overeenstemt met de Schepper. Een gesloten mens lijdt tgv een gebrek in deze wereld. Wanneer we onze strevingen overhevelen naar de Schepper, lijden we onder de afwezigheid van de Schepper omdat de gedachten ver afdwaalden van de Schepper. Het leed heeft bijgevolg verschillende gezichten. Hetzelfde geldt voor vreugde. Ik kan vreugdevol zijn omdat mijn broekzak vol is of omdat ik vol van de Schepper ben. Alles hangt af of je het op de Schepper betrekt of niet. Het lichamelijke lijden stopt wanneer men de waarneming naar de Schepper overbrengt en de afwezigheid van het licht opheft. Het belangrijkste is de Schepper niet te vergeten, dat er niemand is behalve Hem. Vraag: Hoever moet de technische vooruitgang schreiden opdat het de mens niet meer zou interesseren? De hele aardse ontwikkeling dient om de Schepper te ontdekken. Wij wekken telkens nieuwe wensen op om te vervullen. Maar alsmaar nieuwe ontwikkelingen en technologieën zullen ons geen geluk brengen. Denk toch niet dat de holbewoners minder gelukkig waren. Er komt aan ‘het nieuwe’ nooit een einde. Het is een onophoudende zoektocht. Telkens een nieuwe klie gevormd wordt, geraakt die steeds meer leeg. Wij ontdekken materiële bekledingen bij spirituele daden.
84
Besluit: Wat corrigeren
Waarmee
Resultaat
Omdat we streven naar overbodigheden, waarvan natuurlijk altijd tekort is worden we triest.
Beperk je en wens niets overbodigs. Wees juist bereid om eeuwig in die toestand te blijven waarin je je bevindt. Denk niet over grotere toestanden (gadloet) dan die waarin je je bevindt, en ervaar je de laagste toestand, houd je dan alsof je je in de meest volmaakte toestand bevindt en toon daarbij vreugde.
85
Doel
Het licht van deze De eeuwige toestand schept samenvloeiing in jou een waardig waarneming van worden. eeuwigheid.
54. Het doel van het geestelijke werk. Zoals bekend, is het belangrijkste de Enig Scheppende Kracht voldoening te verschaffen (lehasjpieja náchat roeach). Wat betekent het om de Schepper ‘voldoening te geven’ (lehasjpieja)? In het geven van een mens participeert vaak zijn wens om behagen te ontvangen (ratsón lekabbel taanoeg) Maar met de intentie ‘omwille van de Schepper’ heet dat correctie (tiekoen). Zonder correctie van de wens om te genieten bestaat er absoluut geen verbinding met de Enig
Scheppende Kracht.
Ook als een mens zijn wens om te ontvangen (in zijn gecorrigeerde staat) niet aanwendt, zal er geen verband zijn tussen Gever en ontvanger. Om het partnerschap tot stand te brengen, moeten beiden aan elkaar geven; moeten beiden liefde voor elkaar tonen. Zoals men zegt: de liefde moet van beide kanten komen. Hierover zei de profeet Jesjajáhoe (Isaiah): ‘En de Schepper vroeg aan Tsion, met wie ben jij?’, ‘Met wie bevind je je in partnerschap?’ De schepselen moeten in partnerschap met de Enig Scheppende Kracht zijn. Wanneer lagere wezens aan de Schepper wensen te geven is dat partnerschap. Zoals de Schepper geeft, zo geeft ook de mens. Een mens moet met zijn wensen streven naar een samenvloeien met de Enig Scheppende Kracht en Zijn licht en Leven ontvangen, want het scheppingsdoel is om de schepselen te behagen. Maar als gevolg van het breken van keliem in de wereld Nekoediem, vielen de wensen in de macht van het egoïsme, kliepot. Daaruit ontwikkelden zich 2 toestanden: 1)
‘Streven naar genietingen los van enerzijds de Enig Scheppende Kracht (taanoegiem sjel peroed) en anderzijds het werk om uit de macht van deze kliepa (onreine kracht) te komen. Dit laatste heet ‘zuivering’ (tahará).
2)
‘Zich verwijderen van spirituele voldoening, wat zich uit door een gebrek aan spiritueel streven. De correctie hiervan heet kedoesja (heiligheid) en wordt bereikt middels streven naar de grootsheid van de Schepper.
De mate waarin keliem de tahara (zuivere keliem) (1) aanwezig zijn, die zijn sienát ra (haat tegen kwaad, egoïsme) bepalen, kan hij in kedoesjá werken. Zoals gezegd: ‘Zij die de Schepper liefhebben, haten het kwaad’. Een klie kan zich in 2 toestanden bevinden: tahará en kedoesjá. (1) Keliem de hasjpaa verkrijgt men middels het werken met voorschriften ‘niet doen’ (lo taase). Een klie in Kedoesjá is de voorbereiding op het ontvangen van de overvloed van de Schepper in overeenkomst met Zijn voornemen om de schepping ‘te behagen’. Deze klie behoort tot de schepping. Een mens moet zich bij gevolg innerlijk zuiveren en naar het goede streven. Dat kan hij door zich meer te bezigen met de grootsheid van de Enig Scheppende Kracht en door zijn eigen nietigheid en laagheid te analyseren (2). (2) Keliem de hasjpaa, verkrijgt men middels het werken met voorschriften ‘ doen’ (ose). Het licht dat in deze klie onthuld moet worden, is in de macht van de Schepper. Hij giet Zijn overvloed uit over de mens en het is niet aan de mens om dat te beïnvloeden. Dat heet: ‘De geheimen van het heelal behoren aan de Schepper (Haniestarót le Hasjem elokéjnoe). Men hoeft er zich slechts ontvankelijk voor te maken door de Kabbala te leren. Aangezien het scheppingsplan, dat ‘het behagen van schepselen’ heet, vanuit de Oneindige wereld begint, bidden we tot de Oneindige wereld, tot de verbinding met de Schepper. Daarom zei ARI om tot de Oneindige wereld te bidden en niet tot Atsmoeto (Zijn Essentie), omdat er absoluut geen band bestaat tussen Atsmoeto en de schepselen. Het verband tussen de Schepper en de schepselen start in de Oneindige wereld, waar zich Zijn Naam, klie, de wortel van de schepping bevindt. Deze Naam, klie in de Oneindige wereld, heet ‘miegdál malé kol toev’ (de toren die gevuld is met overvloed). Vandaar dat wij bidden (ons innerlijk tot het hogere richten) tot de Naam, om alles wat zich in Hem bevindt te ontvangen, want het is ons voorbeschikt. Vandaar ook dat kether betekent ‘de wens om schepselen te behagen; oneindigheid en Enig Scheppende Kracht’. De overvloed zelf heet chochma. Chochma heet nog geen schepping daar in haar slechts licht zonder klie is. Daarom wordt chochma ook bepaald als de Enig Scheppende Kracht, omdat men geen licht buiten een klie kan vatten. Het verschil tussen kether en chochma is dat in chochma de wortel van de schepping nog meer wordt onthuld.
86
56. De Thora heet ‘joré’. Thora komt van het woord iera of laten zien. Met Thorastudie neemt men de verwijdering waar. Men toont hem de mate van zijn geloof als basis van de waarheid waarop zijn bestaan in de Thora en Voorschriften is gebouwd. Voor zijn opvoeding is het voldoende om de Thora en de Voorschriften precies te vervullen. Maar alles wat van de opvoeding uitgaat heet ‘geloof binnen kennis’ (1). (1) Terwijl een mens ‘EEN’ opvoeding ontvangt, maakt hij tussen zijn innerlijke mens en uiterlijke mens een zekere scheidingswand, een laag van aardse voorstellingen en regels die met het spirituele niets te maken hebben. Het zijn allemaal variaties van de wens van de uiterlijke mens om te ontvangen (keliem de kabbala). Deze culturele bovenbouw kan een religie zijn (geloof onder kennis), bijgeloof, fraaie smaken; het moreel van een hoogopgeleide of de onbeschaafdheid van een bullebak. Het doet er allemaal niet toe. Hoe meer een mens zich met de Thora bezigt, hoe meer hij zijn nabijheid tot de Schepper ervaart. De Thora laat hem altijd de waarheid zien. Als de mens naar de waarheid zoekt (2), laat de Thora hem de mate van zijn geloof in de Schepper zien. (2) Zijn innerlijke mens. Dat doet men opdat de mens tot de Schepper zou kunnen bidden en om genade zou kunnen vragen, opdat de Schepper hem tot Zich zou trekken. Dat doet men opdat hij het geloof in de Scheppeer daadwerkelijk waardig zou worden; opdat hij de Schepper zou kunnen prijzen en bezingen voor zijn toenadering tot Hem. Maar als een mens zijn verwijdering van de Schepper niet merkt en gelooft vooruit te gaan, is er geen noodzaak voor een gebed tot de Schepper dat Hij hem zou doen naderen. Voor hem is er voorlopig blijkbaar geen plaats voor een inspanning om een vol geloof te verkrijgen. Een mens levert alleen inspanningen wanneer hem iets ontbreekt. Zolang hij de waarheid omtrent zijn toestand niet waardig is, gebeurt bij hem alles omgekeerd. De Thora en het uitvoeren van de Voorschriften doet hem nog meer volmaaktheid voelen. Hij merkt bij zichzelf geen gebrek. Daarom levert hij geen inspanningen noch bidt hij tot de Schepper om een vol geloof waardig te worden, want slechts zij die mankementen en ondeugden bij zichzelf waarnemen doet hem correctie eisen. Wanneer hij zich correct met de Thora en Voorschriften zou bezigen, laat de Thora hem de waarheid zien, want de Thora heeft sgoela, een bijzondere eigenschap om de waarheid, de mate en ware toestand van het geloof van de mens onder ogen te brengen. Wanneer de Thora hem zijn ware toestand toont (3), zijn verwijdering van het spirituele en dat hij een erg laag schepsel is; er geen lagere zijn onder degenen die de Schepper schiep, dan voegt zich bij deze onreine kracht een andere die een mens tot depressie, krachteloosheid en teleurstelling brengt. (3) Waardig worden om door de grove gordijnen van zijn culturele bovenbouw naar zijn innerlijke mens te kijken. Die grove gordijnen belemmerden zijn naar waarheid gerichte zoektocht naar de Schepper.
87
De onreine kracht vreest nu dat de mens, na zijn eigenschappen en toestand gezien te hebben, zich zal wensen te corrigeren. Daarom gaat de onreine egoïstische kracht instemmen met wat die mens zegt, nl. dat hij nietig en akelig is in kwaliteiten, dat hij met weinig aanleg voor spiritualiteit geboren werd, zoniet had hij de zondaar in zichzelf immers al lang kunnen overwinnen. Deze argumenten van zijn onreine kracht moet de mens tegenwerpen en zeggen dat precies daarover in de Talmoed werd geschreven, nl. in het tractaat Taaniet (Vasten). Het vertelt hoe rabbi Elazar, de zoon van rabbi Sjiemon bar Jochaj, naar huis terugkeerde. Hij werd uitgenodigd naar een groot (licht chochma) huis (klie) van zijn rav. (rabbi, mijn leraar, ‘rav’). Hij kon maw een grote geestelijke toestand bereiken. Hij reed op een ezel, (ezel ‘chamor’ van het woord chomer materiaal) en stuurde met de intentie omwille van de Schepper. Hij reed langs de oever van een rivier (=de stroom van het licht van wijsheid. Oever is ‘safá’ van het woord rand, grens.) Dus,
88
rabbi Elazar bereikte de uiterste grens van de wijsheid. Hij was in grote vreugde. Zijn eigenbeeld was grof hoogdravend omdat hij veel Thora had geleerd. Op zijn weg ontmoette hij een erg lelijke mens. Hij zag zijn ware eigenschappen. Hij zei tegen de rabbi Elazar: ‘Sjalom, rebbe!’. Rabbi Elazar begroette hem niet doch zei: ‘Wat ben je vreeslijk in je mismaking! Zijn dan allen in je stad even lelijk als jij?’ Antwoordde deze mens: ‘Dat weet ik niet, maar wend je tot mijn Maker. Zeg hem welk een vreeslijke klie Hij schiep.‘ Toen zag rabbi Elazar dat hij zondigde…en hij daalde van zijn ezel af…’. Omdat hij veel Thora geleerd had, werd hij de waarheid waardig te weten hoe groot in werkelijkheid de afstand tussen hem en de Schepper was. Daarom werd gezegd dat zijn mening over zichzelf grof was. Hij zag alleen zijn trots, een wens genieting te ontvangen, en daarom ontmoette hij juist die lelijkste mens in de wereld zijn egoïstische mismaaktheid (4). Hoe bereikte hij dat? Hij bereikte dat door veel Thorastudie! (4) Hij leerde de Thora door zijn innerlijke mens, niet bedekt met leugenachtige aardse voorstellingen in de vorm van lagen culturele bedenkselen of opvoeding ‘in kennis’. Daarom kon hij op de achtergrond van de geopenbaarde volmaaktheid de Schepper zien; dat hij zelf ‘de vreselijkste mens van de wereld was in zijn egoïstische mismaaktheid’. Met zijn culturele bovenbouw en vreemde goden (elokiem acheriem) nam hij immers zijn gebrek niet waar. Hij koesterde een waarneming. Hij ‘voegt aan zijn vorige volmaaktheid nog een grotere toe en ziet daardoor geen gebrek in zichzelf. Het gaat zoals met een koning vol vleiende hovelingen. Maar hoe kan hij met de Schepper samenvloeien, als hij zo vreeslijk is (egoïstisch) en helemaal aan de Schepper tegengesteld is? Daarom vroeg hij of zij in de stad allemaal zoals hem waren; of hij de enige absolute egoïst was? Maar daarop kon hij niet antwoorden. Zij weten niet omdat zij niet voelen. En waarom voelen zij niet? Omdat zij de waarheid niet zien. Omdat zij niet genoeg Thora leerden die de waarheid over ieder van hen onthult. Daarom antwoordde hij hem: ‘Wend je tot mijn Maker die mij schiep’. Als de Schepper dit vreeslijke egoïsme schiep, weet Hij ook precies hoe je met deze klie de volmaaktheid kan bereiken. Daarom, wees niet ongerust, ga voort en je zult het doel bereiken!
Besluit: Wat corrigeren
Waarmee
Resultaat
Doel
Je verwijdering van de Schepper niet merken en geloven dat je vooruit gaat.
Zich met de Thora bezigen maakt je ware toestand duidelijk; je verwijdering van het spirituele, nl. dat je een laag bij de gronds schepsel bent. Er bestaat geen lager dat de Schepper schiep.
Waardig worden om de ware afstand tussen de Schepper en hemzelf te kennen.
Als de Schepper in hem dit vreeslijke egoïsme schiep, weet Hij ook precies hoe je met deze klie; hoe je met spiritueel werk bij zichzelf het volmaakte doel kan bereiken, nl. een samenvloeiing met de Schepper.
89
57. Laat hem tot zijn wens naderen. Men zegt: ‘Laat hem tot zijn wens naderen’ Lett. betekent het vers evenwel ‘Breng hem tot offer; verricht een offerande volgens eigen wens’. Het woord ‘koerban’, offer, betekent ‘karov’, toenadering; door zijn egoïsme prijs te geven tot de Schepper naderen. Maar hoe dwingt men het egoïsme tot een dermate tegengestelde eigenschap opdat hij verbaasd zou zeggen: ‘Wens ik dat!?’ Wij bidden: ‘Mocht er Uw wens zijn…’. Maar men zegt toch ‘Een koe wil meer voeden dan een kalf zuigen wil’. Waarom moeten wij dan bidden dat de wens bij de Schepper zou zijn? (1) (1) Met of zonder zijn verzoek wordt de uiterlijke mens van boven het meest noodzakelijke gegeven volgens het principe: ‘Een koe wil meer voeden dan een kalf zuigen wil’’. ‘Melk’ is in opgroeiende toestand een licht verteerbaar voedsel tot men verstand en geloof ontvangt. Maar om in een volwassen bewuste toestand het hoge licht te kunnen ontvangen moet er beneden in de innerlijke mens een streven naar bestaan, nl. de ware, gecorrigeerde en volmaakte wens. Om het licht te kunnen ontvangen moet er van beneden uit een streven naar bestaan (hietaroeta de letata). Maar waarom moet het verlangen van de mens uitgaan als er boven bij de Schepper de wens is om de mens te geven, een wens die bovendien groter is dan die van de mens om te ontvangen? Waarom bidden ‘Mocht het Uw wens zijn…’, om van boven een wens op te roepen om ons te geven? Hoewel bij de Schepper de wens aanwezig is om Zijn schepselen te behagen, verwacht Hij onze wens om Zijn wens op te wekken. Onze wens is pas waar, gecorrigeerd en volmaakt als wij daadwerkelijk bereid zijn om het hoge licht te ontvangen. Enkel door te bidden krijgt onze wens die eigenschap. Merk op dat al onze handelingen, slechte en goede (het zogenaamde ‘Persoonlijke bestuur’) van de Schepper uitgaan terwijl men spijt moet hebben dat de Schepper ons zendt om slechte handelingen te stellen. Het logisch verstand verplicht ons daarom geen spijt te hebben, maar de handelingen van de Schepper te rechtvaardigen. Toch is het beter omgekeerd te handelen. Wij moeten betreuren dat de Schepper ons gaf om het niet-goede te doen. Natuurlijk is dat een bestraffing omdat wij niet waardig blijken om ‘voor Hem’ te handelen. Maar als alles van boven uitgaat, hoe kunnen wij dan zeggen of wij waardig zijn of niet? Daarom worden ons slechte gedachten en wensen gegeven die ons van de Schepper scheiden. Ze scheiden ons van ons correctiewerk dat wij niet waardig zijn te bezigen. Daarop verschijnt een gebed als correctie, opdat wij waardig zouden worden om het werk van de Schepper te ontvangen. Ellende gaat van boven uit van de Schepper. Het is een bestraffing die op zichzelf een correctie is. Er is een wet die zegt dat bestraffing een correctie is. Maar waarom zou men onze Schepper dan bidden onze correctie teniet te doen? Omdat een gebed doeltreffender corrigeert dan bestraffing. Wanneer een mens bidt, annuleert hij bestraffing en lijden. Hij geeft een gebed als correctie van zijn lichaam (wensen). Daarom zeiden de wijzen: ‘Wordt hij waardig, corrigeert hij zich middels de Thora. Zoniet, wordt hij middels het lijden gecorrigeerd’. Maar de weg van de Thora is effectiever dan die van het lijden. Het brengt meer geestelijk voordeel. Wensen (keliem) die men dient te corrigeren om het hoge licht te ontvangen worden sneller en breder onthuld. Daarom wordt gezegd: ‘Men dwingt de Schepper tot ’Ik wens het’. ‘Ik wens de handeling van de mens’ Men dwingt de Schepper akkoord te gaan met een toenadering van de mens tot Hem. Over een gebed wordt gezegd dat de Schepper verlangt naar een gebed van rechtvaardigen, die zich door hun gebed wensen te corrigeren en waarin de Schepper vervolgens dan het hoge licht kan ingieten. Alleen zij zijn voorbereid om het hoge behagen te ontvangen.
57. Laat hem tot zijn wens naderen (2) Het belangrijkste waar wij kunnen om bidden is een wens. Maar de koe wenst meer te voeden dan het kalf zuigen wil. Waarom dan moeten wij bidden, voor een wens? Om een behagen van boven aan te trekken, moet het eerst van beneden uit opgewekt worden. Het volstaat evenwel niet dat wij wensen. Er moet van boven een goede wens zijn ondanks het feit dat de algemene wens van boven is om schepselen te behagen. Hij wacht tot onze wens Zijn wens opwekt, en als het niet in onze krachten ligt om boven de wens op te wekken, is dat een teken dat de wens van de ontvanger nog niet voltooid is. Een gebed om van boven te ontvangen geeft aan onze wens een volmaakte vorm. Het maakt een klie echt en geschikt voor het ontvangen van sjéfa (licht, overvloed). En toch, al onze handelingen, slechte en goede komen van de Schepper. Bovendien is het aan ons om over al die slechte daden spijt te hebben. Ons verstand zegt ons geen spijt te
90
hebben. We moeten het oordeel evenwel rechtvaardigen daar het onze slechte handelingen beïnvloedt. Toch moeten we spijt hebben dat het ons niet gegeven werd om goede daden te doen. Het is natuurlijk een bestraffing. Slechte gedachten en wensen verwijderen ons van de Schepper. Zo zijn wij niet waardig Hem te bedienen. Daarom bidden wij om waardig te worden en ons te zuiveren voor het ontvangen van werk van de Schepper. Er is geen bestraffing, maar een correctie (2). Een gebed moet een correctie zijn van het lichaam, opdat een correctie langs de weg van de Thora zou gaan en niet langs de weg van het lijden. De weg van de Thora is gelukkiger en gezegender en heeft de bijzonderheid om de samenvloeiing met de Schepper waardig te worden. (2) Het correctieproces kent 2 interpretaties: 1° De uiterlijke mens ervaart het als een vorm van bestraffing. Men ontneemt iets van hem. 2° Voor de innerlijke mens is elke vorm van correctie welkom, onafhankelijk van zijn waarneming. Dus de weg van het lijden betekent zijn uiterlijke mens behagen. De weg van de Thora betekent het werken voor de Schepper verkiezen; ‘Hem voldoening wensen te geven’ door gelijkenis van eigenschappen. Doe al het mogelijke om in ons hart de wens op te wekken om van boven sjefa te kunnen ontvangen. Slechte toestanden en daden, het lijden komt van boven om ons te wekken en terug naar het werk van de Schepper te keren. Straffen corrigeren pas wanneer zij zover opgehoopt, de mens tot een gebed om redding oproepen. Van dan verdwijnt het lijden. Onthoud, wij zijn niet schuldig voor dat wat van boven tot ons komt. Het zijn slechts tekenen. Denk ook niet dat je na een slechte daad zal worden gestraft. Vraag de Schepper meteen onze keliem voor het ontvangen van sjefa te corrigeren. En als een slechte daad ons niet doet ontwaken, krijgen we extra lijden. Verhouden wij ons correct tot het lijden, weten we van waar het komt en waarom, verkorten we onze lijdensweg. Dat heet ‘hij naderde hem tot de wens’; hij weet hoe de wens moet zijn om te naderen. Trek geen conclusies! Alles wat in het verleden gebeurde deed de Schepper. Basta! We moeten vooruit door geloof boven kennis en het verleden moet daartoe een steuntje zijn. Bieroer betekent van onder zijn waarneming uitkomen en zijn verstand betreden, van zijn hart naar zijn hersenen gaan; zonder gevoelens zijn toestand verifiëren; gaan kijken wat zich voordoet. Doe alsof het voor iemand anders gedaan wordt. Voer uit wat de hersenen besloten. Bijvoorbeeld, ik wil nu slapen. Ik sluit alles buiten mijn hoofd, ga liggen en denk nergens aan tot ik weer beter ben. Spreek tegen jezelf alsof je met een ander spreekt: ‘Kom op. Wees wakker. Schaam je (3) enz… (3) De innerlijke mens spreekt tegen zijn uiterlijke mens over de correcte houding in het geestelijke werk, zoals een hogere trede een lagere leert. Vervolgens keer je naar je waarnemingen terug en probeer je dat te doen. Soms vinden je hersenen het niet de moeite waard om het te doen, omdat zij worden beïnvloed door het hart. Houd je dan met iets anders bezig. Ga wat sporten, doe de afwas om jezelf af te sluiten. De Schepper bestelde in ons een bepaalde toestand en weet daarover eerder dan je. Hij vindt het nodig dat je dat voelt en Hem ervaart. Je reactie is voor Hem niet nodig. Hij kent haar van tevoren.
Besluit: Wat corrigeren
Waarmee
Resultaat
Doel
Niet in staat zijn om de wens van boven op te wekken.
Maak de wens ter opwekking van de hoge wens volmaakt door een innerlijk gebed. Dat geeft de wens een vorm van echtheid en geschikt om sjefa te ontvangen.
Gezuiverd worden voor het ontvangen van werk van de Schepper.
De weg van de Thora bewandelen en ‘sgoela’ ontvangen; een bijzondere wonderlijke werking om een samenvloeiing met de Schepper te realiseren.
91
58. Hilariteit is een teken van goede daden. Hilariteit is een gevolg van goede daden. Als daden goed zijn, heilig, niet voor zichzelf maar slechts voor de Schepper worden gesteld, wordt een vrolijke toestand onthuld (1). (1) Hij ondervindt een opleving in het werk door zijn innerlijke mens. Er zijn ook onreine krachten, kliepa (2). Om uit te maken of deze wens rein is of onrein (heilig, altruïstisch of aards, egoïstisch), analyseren wij die met ‘verstand, kennis’. In een zuivere wens zit verstand, in een onreine is die zoek (3). (2) Er bestaat ook ‘hilariteit’ bij de uiterlijke mens door onreine krachten te ontvangen. (3) Wie in hem is vrolijk: zijn uiterlijke of innerlijke mens? Er bestaat inderdaad een andere hoge doch onreine kracht waarover is gezegd ‘De aan de Schepper tegengestelde hoge kracht is gecastreerd en kan geen vruchten dragen.’ Daarom moet een mens zich bij hilariteit in de Thora verdiepen opdat hem de wijsheid, de mening en de kennis van de Thora onthuld zou worden. Vrolijkheid is een straling van boven die door Ma’N (verzoek) van de mens wordt onthuld. De Schepper oordeelt de mens altijd naar zijn doel. Bv, als een mens de wil van de Schepper voor eeuwig aanneemt, kan het hoge licht met deze beslissing terstond gaan schijnen omdat het hoge licht eeuwig en voortdurend is. Slechts in diegenen waarbij een voortdurende goede wens bestaat, kan het licht schijnen. En hoewel de Schepper weet dat deze mens in zijn volgende ogenblik weer van zijn geestelijke trede zal vallen, beoordeelt Hij hem naar het besluit dat hij op dat ogenblik nam. Wanneer een mens dus besluit om volledig en eeuwig de macht van de Schepper in al zijn wensen te accepteren (wat hij daarin nu ervaart), wordt dat als volmaaktheid geacht. Wanneer men de macht van de Schepper niet aanvaardt, is zulke handeling of intentie onvolmaakt en kan het hoge licht in hem niet schijnen. Het hoge licht is immers volmaakt, eeuwig, voortdurend en onveranderlijk, terwijl de mens zelfs zijn huidige toestand niet voor eeuwig wenst.
Besluit: Wat corrigeren
Waarmee
Resultaat
Doel
Moeilijk het verschil kunnen onderscheiden tussen hilariteit van een zuivere wens en een onzuivere.
Zich verdiepen in de Thora onthult de wijsheid, de mening en de kennis van de Thora om met het verstand te kunnen verifiëren of hij hilariteit ontving door een verzoek (Ma’N) om goede daden te doen of behagen door voor zichzelf te ontvangen.
Er wordt in hem een voortdurend goede wens gevormd.
Volledig en eeuwig in alle wensen de macht van de Schepper aannemen.
92
59. Stok en Slang. ...En Mosje antwoordde: ‘Maar zij zullen me niet geloven. Zij zullen mijn stem niet gehoorzamen. Zij zullen zeggen: ‘De Schepper is aan jou niet verschenen’. En de Schepper zei hem: ‘Wat heb je in je hand?’ ‘Een wandelstok.’ ‘Gooi hem op de grond’. Mosje gooide hem op de grond en de stok veranderde in een slang en Mosje rende van hem weg (Thora. Sjmot 4:1). Er zijn slechts 2 toestanden: 1° Of heiligheid, zuiverheid, altruïsme, ‘voor de Schepper. 2° Of onreinheid, het egoïsme, ‘voor zichzelf’. Er bestaat geen toestand tussenin. De Schiena (verschijning van de Schepper) onthult zich altijd bij eenvoudige bescheiden wensen die in de ogen van een mens niet relevant lijken. Daarom vroeg de Schepper Mosje wat hij in zijn hand had. ‘Hand’ betekent datgene wat de mens al bereikte of ontving. Mosje antwoordde: ‘Een wandelstok’. Wandelstok is in het Hebreeuws ‘maté’, wat laag betekent naar relevantie. Zo wordt ‘geloof boven kennis’ gekenmerkt. Geloof is in de ogen van een verstandige mens onbelangrijk. Hij respecteert slechts wat op kennis en feiten berust. Hij ‘gelooft in kennis’. Als een mens niet kan begrijpen of zijn begrijpen tegenspreekt, moet hij zijn geloof relevanter en hoger achten dan zijn kennis, zijn begrijpen of bewust-zijn. Hij verkleint zijn verstand en zegt dat zijn begrijpen de weg van de Schepper tegenspreekt. Dan is geloof voor hem belangrijker en hoger dan kennis. Alles wat de weg van de Schepper tegenspreekt is waardeloos. Het is niet relevant in zijn ogen. Zoals gezegd: ‘Hun ogen zullen niet zien, hun oren zullen niet horen’. De mens analyseert alles wat hij ziet en hoort wat niet overeenkomt met de weg van de Schepper en gaat door ‘geloof boven kennis’. De mens ziet dit niet als iets vernederends, onbelangrijk, niet ontwikkeld noch als onrijp. Bij de Schepper daarentegen wordt geloof niet als een onbeduidende toestand gezien. Een mens heeft immers geen andere mogelijkheid. Hij is verplicht om door geloof te gaan. De Schepper koos ‘geloof boven kennis’ als basis, het allerbeste voor een geestelijke weg. Als een mens zijn stok op de grond gooit en binnen kennis met ‘het hogere, relevantere’ wenst te gaan werken, vernedert hij daarmee de weg boven kennis. Dan verwijdert hij zich van de Thora voor de Slang. Zoals gezegd: ‘Tegen elke trotsaard zegt de Schepper dat zij niet samen kunnen zijn’. De Schiena bevindt zich nu eenmaal in het onbelangrijke voor de mens, in geloof, in het geven, in de eenvoud. Daarom, als een mens zijn wandelstok op de grond gooit en zich verheft met in zijn ogen meer gewichtige eigenschappen, is dat trots, de Slang. Er is niets anders dan óf Stok, heiligheid óf Slang, onreinheid. De hele Thora en het werk van de mens vullen zich hetzij met ‘Stok’ óf met Slang. Maar de onreine kracht heeft geen licht. Daarom ook bestaat in het materiële, bij het egoïsme, slechts een wens, maar geen behagen. Het behagen blijft altijd onvervuld. Degene die 200 ontvangt wenst 400. Hij gaat dood met onvervulde wensen. Het gaat uit van de hoge wortels; van de onreine kracht, kliepa, de wens om te ontvangen. In geen 6000 jaar (periode van correctie) zal het onmogelijk zijn om deze wensen te corrigeren of daarin licht te ontvangen. Daarom ligt op hen het verbod van de 1e beperking (Ts’A). Aangezien in deze wensen geen vulling is, verlokken zij, fluisteren zij ons in om het licht naar onze treden te trekken. Maar dan ontnemen de onreine (egoïstische) krachten de hele levenskracht, al het licht dat de mens van de zuivere kant voor zijn werk in het geven ontving. Zo krijgen de kliepa macht over de mens. Het geeft hen ‘voedsel’ en verhindert de mens vooruit te gaan. Het beneemt de behoefte om zich boven zijn huidige toestand te verheffen. En zonder wens kan hij zich niet bewegen. In zulk geval is men niet in staat om te begrijpen of men correct handelt of niet. De onreine kracht ontneemt hem de kracht om harder te werken. Zo bevindt hij zich ‘binnen kennis’. Hij werkt met zijn verstand en kan zo in eeuwige slavernij van de onreine kracht blijven. Om zich daarvan te bevrijden schiep de Schepper een bijzondere correctie. Als een mens de toestand ‘Stok’ verlaat, valt hij terstond in de toestand ‘Slang’; in ongelukkige toestanden. Zo zijn er bij hem geen krachten om zich te versterken. Wanneer de mens opnieuw de weg van het geloof opneemt (de weg van sjiefloet, van onbelangrijke toestanden, ‘Stok’), brengen de ongelukken zelf hem tot het aanvaarden van steeds nieuwe treden van ‘geloof boven kennis’. Daarom zei Mosje: ‘Maar zij zullen mij niet geloven’; zij zullen de weg van ‘geloof boven kennis’ niet willen aanvaarden.
93
Maar de Schepper antwoordde: ‘Wat heb je in je hand?’ – ‘Stok’ – ‘Gooi hem op de grond’ – en terstond zal ik de stok in de Slang veranderen. Er bestaat maw tussen ‘stok’ en ‘slang’ geen andere toestand. Dat gebeurt opdat de mens precies zou kunnen weten in welke toestand hij zich bevindt. Er bestaat geen andere weg dan de weg van ‘geloof boven kennis’ die ‘Stok’ heet. Men mag hem
94
niet op de grond gooien. Daarom is het gezegd: ‘En de stok van Aharon bloesemde op.’ Het toont ons of we de correcte weg nemen of niet; of de basis van ons geestelijk werk boven kennis ligt of lager. Als onze basis ‘stok’ is, bevinden wij ons op de weg van correctie en heiligheid. Is zij binnen kennis, zullen wij de heiligheid niet bereiken. Aan het werk zelf, aan de Thora of gebed is niet te zien of wij voor de Schepper werken of voor voor onszelf. Is de basis binnen kennis, op kennis en ontvangen gegrond, geeft het lichaam (wensen) krachten om te werken en kan hij leren en bidden met een gigantische ijver en vastberadenheid. Gaat de mens de weg van correctie (heiligheid) op geloof en geven gegrond, heeft hij een grote bijzondere voorbereiding nodig voordat de heiligheid hem kan gaan stralen. Zonder veel voorbereiding zal zijn lichaam hem geen kracht geven om te werken. Hij dient voortdurend inspanningen te leveren, want zijn aard is behagen te ontvangen en binnen kennis te ontvangen. Is zijn werk op materiële basis gestoeld (voor zichzelf), kan hij voortdurend in de weer zijn. Ligt de basis van zijn werk in het geven; boven verstand (kennis), moet hij onophoudelijk inspanningen leveren om niet in het werk voor zichzelf te vervallen, dat wel op ontvangen is gegrond en niet op het geven. Hij mag dit gevaar voor geen ogenblik uit het oog verliezen, want anders zal hij ogenblikkelijk in de wortel van het materiële (voor zichzelf) voordeel terugvallen, afar, stof of as. Zoals gezegd: ‘Want gij zijt stof en in het stof zult gij terugkeren’ (Thora, Berejsjiet 3:19). En zo gebeurde na de zonde met de Boom van Kennis (Ets haDaat). Aan de mens is de mogelijkheid van analyse en verificatie gegeven. Hij kan langs de correcte weg gaan, in heiligheid (in geven) of omgekeerd. ‘Een andere hoge kracht (een andere g-d) is gecastreerd en brengt geen vruchten voort’. Dit kenmerk geeft ons het boek Zohar. Op basis van geloof, ‘Stok’, wordt de mens vermeerdering van vruchten van zijn arbeid in de Thora waardig. Daarom werd gezegd: ‘De stok van Aharon bloesemde’. Het duidt erop dat bloesem en het ontstaan van vruchten door de weg van de ‘Stok’ komen. Elke ochtend wanneer een mens zich wast, zijn lichaam schoonmaakt, moet hij zich ook van spirituele onreinheden zuiveren, van kliepot, dus controleren of zijn weg van de ‘Stok’ in volmaaktheid verloopt. Deze controle moet hij onophoudelijk verrichten. Een ogenblik van deze analyse afgeleid, zal hem terstond in de macht van onreine krachten (sietra áchra) duwen, in ‘de wens om voor zichzelf te ontvangen’ en wordt hij onmiddellijk hun slaaf. ‘Het licht schept een klie’. Des te sterker een mens voor zichzelf werkt, zal hij zich van het geven verwijderen. ‘Wees zeer nederig’, met ‘zeer’ onderstreept. Elk eerbetoon maakt de mens afhankelijk van zijn omgeving hoewel hij dat eerst niet voor eigen behagen ontving. Bv. ‘als eer voor de Thora’. Al is hij overtuigd dat in hem geen behoefte is aan eerbetoon en daarom toch wat kan ontvangen dat niet voor hem is, dan nog mag men dat eerbetoon niet ontvangen aangezien ‘Het licht een klie schept.’ Het ontvangen van eerbetoon op welke gronden ook zal in hem automatisch een klie vormen die een kracht ‘eerbetoon’ in hem zal doen zetelen. Daarom, nadat hij eerbetoon ontving, gaat hij het wensen en bevindt hij zich in de macht van eerbetoon. Het is zeer zwaar om zich van eerbetoon te bevrijden. Het verwijdert een mens van de Schepper en maakt het moeilijk om voor Hem te buigen. De mens moet een samenvloeiing met de Schepper bereiken. Daarvoor dient hij al zijn persoonlijke wensen voor het aangezicht van de Schepper te annuleren. Daarom is gezegd ‘zeer’. Zelfs al ontvangt hij niet voor zichzelf, is het toch verboden om eer te ontvangen. Besluit: Wat corrigeren
Waarmee
Resultaat
Doel
Niet in staat zijn iets te bevatten dat zijn begrijpen tegenspreekt.
Verklein het belang van je verstand. Neem aan dat geloof voor jou belangrijker en hoger is dan kennis, begrijpen en bewustwording. Annuleer alles wat niet in overeenstemming is met de weg van de Schepper.
De weg van het geloof opnemen; sjiefloet; de weg van niet-relevante toestanden, ‘Stok’. Blijkt dat met mislukkingen de mens zichzelf steeds nieuwere treden van ‘geloof boven kennis’ opleg
In elke toestand voor de Schepper ‘buigen’.
Afhankelijk zijn van de omgeving volgens de regel: ‘Het licht maakt een klie’. De eer die men een mens betoond doet wensen. Daarmee bevindt hij zich in de macht van eer.
Analyseer voortdurend of je weg volgens de ‘Stok’ verloopt; in volmaaktheid om niet in de macht van onreine krachten te vervallen.
Annuleer alle ‘persoonlijke wensen’ opdat zij niet zouden overheersen. Ze zijn van de uiterlijke mens.
De samenvloeiing met de Schepper bereiken.
95
60. Een voorschrift door zonde veroorzaakt. Als een mens voor een beloning werkt, bestaat zijn houding tot het werk uit 2 delen:
•0 •1
De handeling heet Voorschrift, De intentie (‘voor zichzelf’) heet zonde.
De intentie heet zonde omdat zij een heilige handeling tot onreinheid brengt. Zijn beloning, de oorzaak die de mens tot het vervullen van dit voorschrift bracht is de zonde. Daarom heet dit voorschrift ‘Voorschrift dat door zonde is veroorzaakt’. De zonde roept het op. Om dat te vermijden moet men slechts voor vermeerdering van prijs en eer aan de Schepper werken. Dat werk heet de Schiena uit het stof trekken. Schiena is de verzameling van alle zielen die het volle licht van de Schepper ontvangen en aan de zielen verdelen. De distributie en transmissie van het licht aan de zielen wordt bereikt door de samenvloeiing van de Schepper en de Schiena. Als er geen samenvloeiing is, is er ook geen neerdaling van het licht naar de zielen. Aangezien de Schepper wenste de schepselen te behagen, dacht hij aan het behagen en aan de wens om te genieten. Het ene kan niet zonder het andere. Het bestaat in potentie bij degenen die geboren zullen worden. De ontvanger ervan heet Schiena. Omdat het scheppingsplan volmaakt is, heeft zij geen nood aan werking. Besluit: Wat corrigeren
Waarmee
Resultaat
Doel
Voorschriften vervullen die door zonde werden veroorzaakt. Omdat men er een beloning voor wenste, maakt men de heilige handeling onrein.
Om dat te vermijden moet men slechts ter vermenigvuldiging van prijs en eer aan de Schepper werken.
Zijn vonken van heiligheid uit de kliepa halen.
De Schiena uit het stof helpen halen.
96
61. Het is zeer moeilijk om naast de Schepper te zijn. Overdrachtelijk wordt gezegd dat ‘rondom de Schepper veel haren zijn’ omdat de wijzen zeggen dat de Schepper muggenzifterig is om een breedte van een haar te rechtvaardigen. Zij zelf vragen zich waarom dat zo is? Waarmee verdiende de rechtvaardigen zulk een bestraffing? Zij zijn toch rechtvaardig! Alle beperkingen in het heelal zijn slechts ten aanzien van de schepselen. Hij die wil bevatten, beperkt en maakt inkrimpingen. Dat blijft vervolgens beneden. Daarom stemt de Schepper in met alles wat de bevatter doet en in die mate roept hij een straling en uitgieting van boven op. Hieruit volgt dat, als iemand meent dat een korte onderbreking van de gedachte aan een samenvloeiing met de Schepper de grootste zonde is, stemt de Schepper ook daarmee in. En daadwerkelijk wordt dan geacht dat hij de grootste zonde beging. Uiteindelijk stelt een rechtvaardige vast hoe muggenzifterig de Schepper Zich tot hem verhoudt, nl. tot aan ‘de breedte van het haar’. En ook stelt hij vast dat het door de Schepper is aangenomen. Als een mens een gering verbod niet zou waarnemen waarmee men Hem nochtans als de meest strenge zou kunnen ervaren, dan wordt ook van boven geen strenge controle voor geringe zonden vastgesteld die men hem als een grote zonde kunnen aanrekenen. De Schepper bejegent zulk een mens alsof hij klein is en zijn overtredingen worden hem als kleine aangerekend. Maar het blijven zonden want zowel Voorschriften als zonden worden op dezelfde weegschaal gewogen. Terwijl hij die zelfs met de geringste handelingen vaststelt dat de Schepper hem ‘voor een breedte van een haar’ rekenschap geeft, als een groot mens wordt beschouwd. Al zijn voorschriften en zonden zijn groot. Naar mate de mens bij het vervullen van Voorschriften behagen waarneemt, ervaart hij het lijden van het begaan van de zonden. Een verhaal als vb. Er leefde een mens in een koninkrijk. Hij overtrad één van de wetten van de Koning waarvoor hij werd veroordeeld tot 10 jaar dwangarbeid met verbanning naar een afgelegen plaats. Men bracht hem daar en vond daar hetzelfde slag mensen als hijzelf. Op een dag werd hij ziek. Hij verloor zijn geheugen. Hij vergat over zijn verleden, zijn huis, land, de Koning, kortom hij vergaat alles wat hij vóór die ziekte was. De hele wereld was voor hem slechts die plaats geworden waar hij zich bevond. Zijn voorstelling van de wereld was en is op zijn waarnemingen gebouwd. Hij kon zich nu geen andere toestanden meer voorstellen. Hij leefde slechts in datgene wat hij waarnam. In dat verre land leerde men hem zijn wetten opdat hij die niet meer overtreden zou. Hij leerde hoe men de door hem begane zonde corrigeert opdat men hem uit die plaats zou kunnen bevrijden. Terwijl hij de wetten van de Koning bestudeerde, ontdekte hij een wet die zegt dat als een mens een bepaalde zonde begaat men hem verbant naar een afgelegen plaats, ver van de bewoonde wereld. Een dermate zware straf verontwaardigde hem. Hij werd verontwaardigd over het gerechtshof, maar hij haalde het niet in zijn hoofd dat hij zelf ooit die wetten van de Koning met voeten had getreden, berecht was geworden en verbannen werd juist naar die plaats waar hij zich nu bevond. Aangezien hij door een bijzondere vorm van sclerose werd geveld, vergat hij zijn verleden en voelde hij zijn ware toestand niet. Dat is de betekenis van ‘rondom de Schepper zijn vele haren’. De mens moet zich rekenschap geven van elke stap die hij zet. Hij zelf immers overtrad de wetten van de Koning en daarom werd hij uit de hoge wereld (Gan Eden, de Hof van Eden) verjaagd. En vandaag, terwijl hij goede daden (voor de Schepper) verricht, begint bij hem het geheugen terug te keren. Hij begint te ervaren hoever hij van zijn ware wereld verwijderd is. Daarom begint hij zich te corrigeren waar men hem doet terugkeren uit ballingschap (1). Men doet hem terugkeren naar zijn plaats. Deze waarnemingen verschijnen aan de mens juist als gevolg van zijn werk. Hij neemt waar hoever hij van zijn wortel is verwijderd. Geleidelijk wordt hij waardig om naar zijn wortel terug te keren. Hij wordt de volledige eeuwige samenvloeiing met de Schepper waardig (2). (1) Dus terugkeren uit de waarneming van slechts zijn uiterlijke mens. (2) door de waarneming van zijn innerlijke mens.
97
Besluit: Wat corrigeren Zijn ware toestand niet ervaren.
Waarmee
Resultaat
Men moet zich rekenschap geven van elke stap die men zet. Nu voor de Schepper goede daden verrichtend, begint men zich te corrigeren en ervaart men hoever men werkelijk van zijn wortel; zijn ware wereld verwijderd is.
Geleidelijk aan De volledige, waardig eeuwige worden om samenvloeiing volledig tot zijn met de Schepper wortel terug te waardig te keren. worden.
98
Doel
62. Hij daalt neer om op te stoken; staat op om te klagen. De mens moet zich onophoudelijk controleren. Misschien duwt zijn Thora en zijn spirituele werk hem in de afgrond. Het niveau van het geestelijke werk wordt gemeten naar graad van samenvloeiing met de Schepper; naarmate het ‘Ik’ voor het aangezicht van de Schepper werd weggecijferd, zijn persoonlijke belang onderdrukt werd en zijn ‘Ik’ werd geannuleerd. Wie werkt om te ontvangen vergroot zijn ‘Ik’, wordt een persoonlijkheid die het moeilijk voor zich maakt om zich voor de Schepper te annuleren. Wie werkt om te geven; wie zijn wensen om te ontvangen corrigeert, wat in feite de wortels van zijn ziel zijn, heeft in deze wereld van dan af niets nog te doen. Daarom moet men zijn aandacht en gedachten slechts op dat doel richten. Een mens die zich in de toestand van ‘neerdaalt en opstookt’ bevindt, is op dat ogenblik in de macht van onreine krachten. Hij ervaart opleving; stijgt op en beschuldigt anderen. Wie de ware weg gaat daarentegen, is niet in staat anderen te beschuldigen. Hij beschuldigt zichzelf. De anderen ziet hij op een betere trede dan zichzelf. Men moet in gedachten dus niet denken aan zijn wens om te ontvangen maar integendeel al mnat lehasjpieja, voor het geven. We zitten op de juiste weg als we in dit stadium vallen ervaren, het werk niet voort lijkt te gaat; wanneer wij ons in sietra achra bevinden. Wanneer wij opstijgen, beschuldigen wij anderen. Wie zich zuivert van het kwaad, kan anderen niet beschuldigen, doch slechts zichzelf. Hij ziet anderen altijd een trede hoger dan zichzelf. Dit stadium heet vallen wanneer de ogen van de mens naar beneden kijken, in zijn keliem de kabbala. Als de mens in samenvloeiing met de Schepper valt, ziet hij anderen in een betere toestand dan zichzelf. Hij kan anderen geen kwaad doen en stelt zichzelf ook niet hoger dan hen. Hoe hoger de mens stijgt, hoe groter en nader hij de Schepper ziet en alsmaar minder zichzelf. Hij beschuldigt de anderen niet, maar spreekt met hen als ware hij van de kant van de Schepper. Hij kan hun ware toestand aanwijzen, helpen, zonder hen kwaad te willen of te beschuldigen. Het is pijnlijk voor hem om hun toestand te zien. De mens bestaat uit twee tegengestelde punten: kether en malchoet. In welke toestand hij zich ook bevindt: er is klie en or (licht). De mate van bevatting hangt van het or chozer af (weerkaatste licht) en van de mate van het besef van het kwade. Hij kan zich op het niveau ‘vallen’ bevinden. Hij kent zijn waarde en kan zich op een zeer hoge trede bevinden omdat hij werkt om te geven.
Besluit: Wat corrigeren Zich in de macht van onreine krachten bevinden; zich in een toestand ‘neerdaalt en opstookt’ bevinden. Zijn werk zit in het dalen. ‘Hij stijgt op en beschuldigt’. Hij voelt zich in een stijging en beschuldigt anderen.
Waarmee
Resultaat
Beschuldig jezelf. Zie anderen op een betere trede dan die waarop je jezelf voelt staan.
Men kan werken om te geven en men kan zijn IK makkelijker wegcijferen voor het aangezicht van de Schepper. Hij houdt geen rekening meer met zijn persoonlijk belang en men wenst zijn ‘Ik’ volledig uit te sluiten.
99
Doel Zijn samenvloeiing met de Schepper vergroten.
63. Leen bij Mij en Ik zal teruggeven. Het doel van de schepping is het licht van Sjabbat dat men bereikt door het vervullen van de Thora, de Voorschriften en Goede daden. De volledige correctie (gmar tiekoen) is een toestand waarin het licht volledig onthuld wordt door verzoeken van beneden uit (hietaroeta de letata), juist door de vervulling van de Thora en de Voorschriften. Deze toestand heet ‘Sjabbat’ ‘gelijk (als) de toekomstige wereld’ (miëjn haolám habá), wanneer het licht van Sjabbat zowel in het detail (1) als in het geheel schijnt. Dit licht daalt zonder voorafgaande inspanning van de zielen naar beneden. Vervolgens keren de verplichtingen van de zielen terug en leveren de zielen de nodige inspanningen die zij eerder hadden moeten leveren vóórdat zij dit volmaakte licht waardig werden. (1) De vonken van licht stijgen in de toestand van Sjabbat vanuit de
uiterlijke mens
op in de innerlijke mens, waarbij zij de invloed van de kliepot elimineren. Daarbij vormt zich in hem een wonderbaarlijke waarneming die ‘gelijk de toekomstige wereld’ heet. Daarom werd gezegd: ‘Lavoe aláj ve anie poréa’, ‘Leen van Mij (ontvang het licht van Sjabbat nu) en Ik zal hem terugbetalen’. De Schepper onthult dit licht van Sjabbat maw slechts wanneer Israël het leent of wenst te ontvangen, hoewel het dat nog niet waardig is. Op die manier kan Israël het (niet direct) ontvangen.
100
64. Van ‘voor zichzelf’ komt men tot ‘voor de Schepper’. Van ‘voor zichzelf’ tot ‘voor de Schepper’ komen. (Mie toch sje lo lie sjma baiem lie sjma) Geestelijk werk met de intentie ‘voor zichzelf’ verrichten maakt een mens veel gewichtiger, omdat het gemakkelijk is om een handeling met de Schepper te binden. Als men zegt dat men deze goede daden stelt omdat men volledig voor de Schepper werkt en alle verrichtingen ‘voor de Schepper’ zijn, blijkt dat wij zelf de baas zijn over onze handelingen. Als men werkt voor de Schepper ‘lo lie sjma’ met de intentie ‘voor zichzelf’, wordt de handeling goed gedaan maar niet voor de Schepper. Daarom kan men de Schepper om deze daad geen beloning vragen. Zo wordt de Schepper geen schuldenaar. Maar waarom stelt een mens dan goede daden? De Schepper gaf hem de mogelijkheid. Zijn egoïstische wensen verplichten hem zo te doen. Bv. we schamen ons wanneer we mensen op bezoek krijgen om zonder iets te doen te gaan zitten. Dan tonen we hoe we de Thora leren. Blijkt dus dat wij de Thora niet ‘voor de Schepper’ leren, niet omdat Hij ons verplichtte te leren; niet voor het vervullen van de Voorschriften opdat de Schepper ons aardig zou vinden, maar om ons voor onze gasten aardig voor te doen. Hoe kan men daarna dan aan de Schepper een beloning vragen? De Schepper wordt bij ons geen schuldenaar. Men zou zijn gasten kunnen verplichten een beloning te betalen voor zijn Thorastudie, maar wij bezigen ons toch met de Thora zonder daartoe de reden te kennen. En zouden we zeggen dat we ons vanaf dit ogenblik voor de Schepper met de Thora zouden bezigen, moeten we toegeven dat alles van boven neerdaalt; dat de Schepper ons wenst te corrigeren opdat wij ons met de Thora bezig zouden houden en dat Hij ons de ware reden gaf voor deze bezigheid. Wij zijn de Waarheid niet waardig en daarom zendt de Schepper ons valse redenen om ons met de Thora te bezigen. De Schepper doet alles, niet de mens. Daarom juist moeten we de Schepper bezingen opdat Hij ons niet in onze laagste toestanden zou achterlaten en ons krachten blijft geven om te handelen en met de Thora bezig te blijven. Als een mens aandachtig zijn lotgevallen bekijkt, ontdekt hij dat de Schepper en uitsluitend Hij handelt. Zoals gezegd: ‘Hij is de Enige die alle verrichtingen doet’ (Hoe levadó osé ve jaasé le kol hamaasiem) en niet de mens. Mensen komen de Voorschriften na voor uiterlijke redenen. De waarheid is dat de Schepper de ware reden is die alle handelingen in de mens oproept. De Schepper bekleedt zich in de mens in verschillende kledij, niet in Voorschriften, niet omwille van ontzag of liefde tot een ander en niet voor de Schepper. In ‘niet voor de Schepper’ is het makkelijker goede handelingen op de Schepper te betrekken door te zeggen dat de Schepper goede daden doet en niet hij, omdat de mens zulke handelingen niet omwille van de Voorschriften wenst te doen, maar slechts voor andere redenen. Indien een mens weet dat hij omwille van de Schepper werkt, weet hij dat hij zelf de reden is voor het vervullen van Voorschriften en niet omdat de Schepper hem in het hart daartoe de wens gaf. De Schepper doet alles. Het is onmogelijk het persoonlijke bestuur (hasjgachá pratiet) te begrijpen alvorens de mens (trede) het bestuur door beloning en straf (schar ve ónesj) leert te begrijpen.
Besluit: Wat corrigeren
Waarmee
Resultaat
Hij werkt voor de Schepper ‘lo lie sjma’; met de intentie ‘voor zichzelf’.
Hij analyseert zijn handelingen en zegt dat hij de Thora bezigt en niet kijkt naar het waarom hij zich ermee bezighoudt; noch voor een beloning doch slechts omwille van de Schepper.
Begrijpen dat alles van boven neerdaalt; dat de Schepper hem wenst te corrigeren opdat hij zich met de Thora zou bezigen. Daartoe bevat hij eerst de trede van ‘het bestuur door beloning en bestraffing’ en vervolgens de trede ‘persoonlijk bestuur’.
101
Doel De Schepper bezingen Die ons zelfs in onze laagste toestanden niet achterlaat en ons krachten geeft om te handelen; opdat wij gaan wensen om met de Thora bezig te zijn.
65. Het geopenbaarde en het verborgene. ‘Het verborgene is voor onze (2) Schepper (1). Het geopenbaarde is voor eeuwig voor ons en onze kinderen, opdat wij alles zouden vervullen wat de Thora vermeldt’. Waarom werd het gezegd (3), alsof het niet voor zich spreekt dat we het verborgene niet en het geopenbaarde wel kunnen bevatten. Omdat er mensen zijn die het verborgen deel van de Thora wel kennen zoals er mensen zijn die zelfs het geopenbaarde deel niet kennen (4). (1) De innerlijke mens is in staat om zich geheel aan de Schepper te wijden. Onze taak is door Thorastudie (Kabbala) en goede daden (het innerlijke geestelijke werk) ‘een venster naar onze innerlijke mens te haken’. (2) ‘Onze’ houdt zowel het innerlijke als het uiterlijke structurele deel van de mens in. Werken voor de Schepper, aan Zijn innerlijke Thora, kan de mens voorlopig enkel door zijn innerlijke deel (volgens gelijkenis naar eigenschappen en nabijheid tot de Schepper). (3) ‘Het verborgene voor de Schepper’. De innerlijke mens die zichzelf voor de Schepper wegcijfert, is verborgen voor het oog van zijn uiterlijke mens. Het behoort tot de krachten van de innerlijke mens en het is zijn voorbestemming om het verborgen deel van de Thora te kennen. (4) De uiterlijke mens kent zelfs de geopenbaarde Thora niet, hoewel hij er zich mee bezighoudt. Zonder aansluiting van de innerlijke mens op een ‘gezamenlijke’ Thorastudie is het voor zijn uiterlijke mens onmogelijk om ook het openlijke deel te begrijpen. Daarom is gezegd: ‘…maar het geopenbaarde is voor ons en onze kinderen voor eeuwig’. In onze wereld zijn er voor iedereen toegankelijke handelingen en er zijn handelingen die wel plaatsvinden maar waarin een mens zich niet kan mengen. Het zijn onzichtbare krachten binnenin een handeling. Bv, het is gezegd: ‘Met zijn drieën wordt een mens geschapen, de Schepper, vader en moeder. Het geopenbaarde voorschrift ‘Wees vruchtbaar en word talrijk’ wordt door ouders uitgevoerd. Wanneer zij correct handelen geeft de Schepper hun foetus zijn ziel. De ouders doen het openlijke deel want slechts dat is geopenbaard, bekend en in staat te verrichten. Maar in het verborgen deel, in de transmissie van de ziel naar een foetus, hebben de ouders geen deel noch kracht om te participeren. Dat doet de Schepper Zelf. Ook in het uitvoeren van de Voorschriften doen wij slechts het openlijke deel dat wij in staat zijn te doen, nl. ons met de Thora bezigen; ‘een Voorschrift doen’ (osé dvaró). Het verborgen deel, de ziel van een verrichting, ligt niet binnen de krachten van de mens om te beheersen (5). Daarom moet men tijdens het uitvoeren van een handeling tot de Schepper bidden opdat Hij Zijn deel, nl. een ziel aan onze handeling zou geven. De handeling heet ‘de kaars van een Voorschrift’ (ner mitsvá), maar een kaars moet door ‘Het Licht van de Thora’ worden aangestoken; de ziel activeren. (5) Het openlijke deel is het innerlijke werk van de zuivering en het vormen van keliem door de mens zelf. ‘Slechts dat zijn wij in staat te doen’. Terwijl ‘het verborgen deel, de ziel van deze verrichtingen, nog niet door de mens wordt bestuurd’. Dat is sjefa die van de Schepper op ons neerdaalt in overeenstemming met ons werk. Daarom werd gezegd: Het openlijke deel is aan ons. Wij moeten alles doen dat binnen onze krachten ligt en slechts daarin kunnen wij handelen. De ziel bevatten daarentegen hangt van de Schepper af. Dat heet ‘het verborgen deel is aan onze Schepper’. De Schepper garandeert ons dat als wij een handeling in overeenstemming met de Thora en de Voorschriften verrichten, de Schepper in deze handeling een ziel zal leggen. Zolang wij het verborgen deel, de ziel, onwaardig zijn, zolang is de handeling als een dood lichaam. Het is dus belangrijk om het verborgen deel in handen van de Schepper waardig te worden.
102
66. Het schenken van de Thora. Het schenken van de Thora op de berg Sinai vond niet in het verleden plaats, noch nu. De Thora werd één keer overhandigd volgens de regel ‘Er is in het spirituele geen verdwijnende handeling’, want het spirituele is voortdurend en eeuwig. Het feit dat wij de Thora niet waardig zijn te ontvangen, houdt de overhandiging van de Thora langs de kant van de Schepper op. Bij het overhandigen van de Thora op de berg Sinai, werd het hele volk Israël voorbereid. ‘En bij de voet van de berg verzamelden zij zich als één mens met één hart’. Bij allen was slechts één intentie, één gedachte, om de Thora te ontvangen. Langs de kant van de Gever zijn er geen veranderingen. Hij overhandigt de Thora altijd. Zoals Baal Sjem Tov zei, de mens dient elke dag de Tien Voorschriften van de berg Sinai te horen. De Thora kan een Levenselixer zijn (sam hachaim) maar ook een dodelijk gif (sam hamávet). Hoe kan dat? Wij kunnen niets op zichzelf bevatten. Wij begrijpen alles vanuit onze waarnemingen. De realiteit interesseert ons niet. De Thora op zichzelf wordt niet begrepen. Wij begrijpen onze waarnemingen. Onze indruk hangt slechts af van onze waarneming. Verwijdert de Thorastudie ons van de Schepper, heet zulke Thora dodelijke gif (1). En omgekeerd, doet zij ons tot de Schepper naderen, heet zij Levenselixer (2). (1) Wanneer hij afdaalt langs de treden van de spirituele verheffing. (2) Wanneer hij opstijgt langs de treden van de spirituele verheffing. De Thora op zich is licht zonder klie die onmogelijk is te bevatten. Wanneer men over de Thora spreekt, bedoelt men onze waarnemingen van de realiteit die de mens van de Thora ontvangt. Werkt de mens voor zichzelf, heet dat ‘lo lie sjma’. Door zichzelf geleidelijk te corrigeren bereikt de mens de toestand ‘lie sjma’, voor de Schepper. Als een mens de Thora nog niet ontvangt, hoopt hij haar volgend jaar te mogen ontvangen. Van zodra de mens de volmaaktheid bereikt; de correctie ‘voor de Schepper’ verkrijgt, heeft hij in deze wereld niets meer te doen, omdat hij alles corrigeerde om volmaakt met de intentie ‘voor de Schepper’ te zijn. Daarom is er elk jaar een tijd van het overhandigen van de Thora. Die tijd is bijzonder geschikt voor ‘de wens van beneden’ (hietaroeta de letáta). In die tijd wordt immers aangewakkerd wat er was toen de lagere treden het licht werd onthuld van het overhandigen van de Thora. Vandaar de opwekking van bovenuit die aan de lagere krachten geeft om de nodige correctiehandelingen te doen ter ontvangst van de Thora zoals dat vroeger gebeurde. Als een mens via de weg ‘voor zichzelf’ tot ‘voor de Schepper’ komt, gaat hij de correcte weg. Hij mag hoop koesteren dat hij de Thora waardig zal worden. Hij moet evenwel op zijn hoede blijven; zijn doel constant voor ogen houden, zoniet gaat hij de andere kant op, omdat zijn lichaam de wens om te ontvangen is. Het sleept hem voortdurend naar zijn wortel, naar ‘voor zichzelf’, dat aan de Thora of ‘De Boom des Levens’ tegengesteld is. Daarom noemt men de Thora voor het lichaam ‘het dodelijke gif’.
103
104
67. Verwijder je van het kwaad. Verwijder je van het kwaad en onderhoud de 4 verbonden (verbond is ‘briet’): 1. ‘Briet ejnáim’ of verbond van ogen. Wees voorzichtig met kijken naar vrouwen. (verstand - fysiek lichaam) Dit verbod gaat er niet van uit dat het tot slechte wensen zal leiden, want het geldt evenzeer voor ouderen. Het stamt van een zeer hoge wortel die waarschuwt dat kijken naar vrouwen zou kunnen leiden tot willen kijken naar de Heilige Schiena (1). (1) Dan zal hij zich niet voor de Schepper kunnen annuleren en het verbond met Hem – de overeenkomst naar eigenschappen - niet kunnen bereiken. Wat is gemeenschappelijk tussen ‘het kijken naar vrouwen’ en ‘kijken naar de Heilige Schiena’? In beide gevallen, zowel in de tak als in de wortel, wenst hij in zijn egoïstische voornemens verspreiding van licht chochma (ogen). ‘Het verbond van ogen’ is op die manier de analyse van gedachten opdat men in zijn hoofd (in rosj) niet voor zichzelf zou beginnen te genieten. Dit verbond wordt praktisch met een verbod om ‘naar vrouwen te kijken’ weergegeven, een verbod om naar objecten van zijn egoïstische verlangens te kijken. Het kijken ernaar is ‘zonde’ die veel krachten van de mens ontneemt 2. ‘Briet lasjon’ of het verbond van tong. Pas op voor de analyse ‘waarheid – onwaarheid’, die na de zondeval van Adam de belangrijkste werd, terwijl die vóór de zondeval de analyse in ‘zoet – bitter’ was. Deze 2 analyses zijn volkomen verschillend. Het kan aanvankelijk zoet zijn en op het einde bitter en toch voortdurend de waarheid. Dat vereist de taal (tong) niet te veranderen (niet in het zoete de waarheid zien of het bittere door leugen vervangen). Zelfs als iemand met zijn kameraad oneerlijk lijkt, moet je weten dat het lichaam als een machine is (2). (2) ‘Het verbond van tong’, die woorden uitbrengt. Woorden bestaan uit letters (otiejoet) – keliem, lichamen van een partsoef (spiritueel object). Het licht dat het lichaam van een partsoef – in de innerlijke mens – betreedt, gaat al niet meer van de ‘ogen’ uit, maar van ‘pe’, mond. Dat is kwalitatief gezien geen licht chochma, maar ‘hevel’ (stoom) die zich in egoïstische keliem verspreidt. ‘Het verbond van woorden’ is op die manier de analyse van wensen van het lichaam (ChaGa’T NHJ’M). Dit verbond wordt praktisch weergegeven door aandacht voor de tong, aandacht voor woorden die de mens uitspreekt, zoals een verbod op ‘een kwade tong’ – een gigantische zonde die van de mens kracht ontneemt.
105
67a. Een slechte gewoonte. Stop slechte gewoonten en onderhoud de 4 verbonden. 1. Het verbond van ogen. Dit verbod is er om de wens ‘ontvangen’ te vermijden. Op al wat tot behagen of tot egoïstisch ontvangen zou kunnen leiden, bestaat een kijkverbod om vallen of teleurstellingen te voorkomen. Dit proces versnelt zich zodra we ertegen vechten. 2. Het verbond van tong. Opdat we voorzichtig zouden zijn tav waarheid en onwaarheid. Het analyseren verscheen na de zondeval bij Adam haRiesjón (de Eerste Mens). Daarvoor bestond er een uitzoeken van bitter en zoet. Beide verschillen van elkaar. Bv, in de werkelijkheid bestaat het bittere. Ons lichaam gaat als een machine. Het rijdt zoals het gemaakt is. Een mens die gewend is te liegen en te bedriegen, doet dat telkens weer. Waarheid van onwaarheid onderscheiden moet de mens zowel tav zichzelf als tav alle overige vervullen, ongeacht of het voor hem bitter is of zoet. Maar een mens bedriegt zich door te liegen. Men kan zeggen, dat zijn vriend bedriegen de Schepper bedriegen is omdat behalve de mens slechts de Schepper bestaat. Waarachtig zijn brengt nut tav de Schepper. Als hij de Schepper iets belooft, houdt hij woord. Zo ook zal de Schepper Zijn gelofte tav hem naleven. Een regel zegt om nooit oprecht te zijn, om het hart niet te ontbloten en zo sietra achra (de onreine kracht) geen mogelijkheid te geven zich aan de heiligheid te klinken. Bescheidenheid is een uitweg opdat sietra achra niets over het mensenwerk te weten zou komen, opdat zij de waarheid niet zou kennen en zo het spirituele niet kapot kan maken. Binnen de mens mag alles, maar zijn innerlijke moet hij zo onthullen dat hij zijn zuiverheid in het spirituele werk behoudt. Het lijden komt van aanklagers. Daarom vermijdt men kwaad te spreken. Zelfs met het alledaagse legt men het bewust-zijn van het hart bloot. Behoed je hiervoor. Het grootste gevaar is tijdens het stijgen omdat tijdens het vallen het zwaar is om langs de weg van het behoudt van het grote te gaan. In die periode heerst de mens niet over zichzelf doch wordt hij bestuurd door sietra achra. Wees behoedzaam voor de ogen en de tong van de mens om zich aan de waarheid te kunnen houden en de leugen te kunnen bannen noch ermee in te stemmen. De mens moet uitzoeken wat hij in zijn hart voor de Schepper voelt. Misschien ervaart hij Hem niet; misschien is Hij niet relevant of een leugen voor hem. Hij begrijpt dat de waarheid anders is, maar voorlopig kan hij het niet ervaren. Maar tav anderen moet hij waarachtig spreken om de relevantie en de grootheid van de Schepper op te roepen. Wie naar begeerlijke dingen kijkt zal later naar dit behagen zoeken en zijn correctietijd verlengen. Daarom bestaat het verbod om naar vrouwen te kijken (3). (3) Zij belichamen zijn linkerkant – zijn egoïstische verlangens. Maar vecht een mens tegen ‘vrouwen kijken’, zendt men hem nog mooiere vrouwen (4) waarop zijn blik opnieuw zal afwijken tot het moment waarop zijn weg vol van jonge en prachtige vrouwen zal zijn en niet meer zal weten waarnaar hij nog vluchten kan (5) opdat hij dan als enige uitweg zijn gebed om hulp tot de Schepper zou vinden. Met deze verkortingen van zijn wensen versnelt de mens het correctietempo en verkort hij zijn correctietijd. (4) Want nu heeft hij al de kracht om aan een minder mooie ‘vrouw’ weerstand te bieden. (5) Totdat men hem ‘de mooiste vrouw’ laat zien – de meest mismaakte en machtigste kant van zijn niet gecorrigeerde wensen. Maar in geen geval mag men zijn wens om naar vrouwen te kijken reduceren. Men moet zijn wens anders gebruiken; corrigeren nadat men masach ontvangt om zijn intenties te veranderen van ‘ontvangen voor zichzelf’ naar ‘omwille van de Schepper’. Met de ogen dichtknijpen of weer kijken terwijl een vrouw langs loopt (6) bereik men niets omdat hij zijn handeling niet met het doel verbindt. (6) Zoals zijn uiterlijke mens doet. En als de mens zijn ogen dichtknijpt omwille van de Schepper, werkt hij met de wens om niet voor zichzelf maar voor de Schepper te ontvangen. We namen een vrouw omdat zij alle wensen en verlokkingen belichaamt.
106
Besluit: Wat corrigeren
Waarmee
Resultaat
Zichzelf bedriegen door de waarheid te verzwijgen omdat zijn uiterlijke mens er niet erg in geïnteresseerd is.
Laat hem wennen de waarheid te zeggen, opdat hij Dat brengt zich zou gaan oriënteren op zijn innerlijke mens. hem het ware nut tav de Schepper.
Met iedereen oprecht over alles praten en daarbij zijn hart verpachten. Daarmee geeft men sietra achra de mogelijkheid zich aan de heiligheid te klinken.
Bewandel de weg van bescheidenheid opdat sietra achra niets over je werk weten zal. Opdat zij de waarheid niet te weten zal komen en zo ook het spirituele niet zal vernietigen. Vermijd kwaadsprekerij. Het bewustzijn van het hart wordt zelfs blootgelegd bij het bespreken van alledaagse dingen. Wees daarom behoedzaam. Het grootste gevaar schuilt in het stijgen omdat tijdens het vallen het zwaar is om langs de weg van het behoudt van het grote te gaan. Maar met anderen moet men waarachtig praten om in anderen de relevantie en de grootheid van de Schepper op te roepen.
107
Doel Ook de Schepper zal Zijn ware houding tav hem tonen.
Het Zuiverheid correctietemp in het o verhogen werk en de behouden. correctietijd verkorten.
68. De verbondenheid van de mens met de sfirot. Vóór de zondeval werd het lichaam (wensen) van Adam gevormd uit of bepaald door biena en malchoet de malchoet van de wereld Asieja. Het was gevuld met het licht NaRa’N van de wereld Brieja en NaRa’N van de wereld Atsieloet. Na de zondeval viel het lichaam (wensen) van Adam in ‘miesjcha de chievieja’, kliepa de bchiena dalet, afár (stof, wensen van deze wereld) (1). (1) De uiterlijke mens. Binnen dit lichaam (egoïstische wensen) bevindt zich het innerlijke lichaam (spirituele wensen) van de ‘kliepa noga’, die voor de helft uit goede en voor de helft uit slechte wensen bestaat. Eigenlijk zijn dat neutrale wensen die men zowel voor het spirituele als voor het egoïstische kan gebruiken. Alle goede handelingen van de mens stammen van het lichaam van kliepa noga af (2). (2) Binnen de uiterlijke mens bevindt zich een innerlijke deel van de uiterlijke mens (kliepot noga), die zich aan de echte innerlijke mens (tsoera) hecht. Door zich met de Thora en voorschriften (Kabbala) te bezigen om het doel, de samenvloeiing met de Schepper te bereiken, voert een mens het lichaam noga (neutrale wensen) geleidelijk terug naar de volledig goede toestand door ze voor de Schepper te gaan gebruiken (3), terwijl het lichaam ‘miesjcha de chieviea’ (zijn egoïstisch, ongecorrigeerde wensen) hem verlaat (4). Tgv zijn inspanningen tegenover zijn egoïsme wordt hij de lichten NaRa’N (nefesj, roach en nesjamá) waardig. (3) Hij klinkt ze aan zijn echte innerlijke mens. (4) Hij zondert de gecorrigeerde wensen van zijn uiterlijke mens af. Hij verricht de handeling ‘havdalá. Het verband tussen lichten NaRaNCha”J van de mens en de sfirot: Het licht NaRaN van de mens gaat uit van malchoet van de 3 sfirot: Biena, Z’A en Malchoet van elke van de werelden ABieJ’A: 1° Als hij NaRa’N van het licht nefesj waardig wordt, ontvangt hij dit licht uit drie malchoet’s: nl. malchoet de biena, malchoet de Z’A en malchoet de malchoet van de wereld Asieja; 2° Als hij NaRa’N van het licht roeach waardig wordt, ontvangt hij dit licht uit drie malchoet’s: nl. malchoet de biena, malchoet de Z’A en malchoet de malchoet van de wereld Jetsiera; 3° As hij NaRa’N van het licht nesjamá waardig wordt, ontvangt hij dit licht uit 3 malchoet’s: nl. malchoet de biena, malchoet de Z’A en malchoet de malchoet van de wereld Brieja; 4° Als hij NaRa’N van het licht chája waardig wordt, ontvangt hij dit licht uit drie malchoet’s: nl. malchoet de biena, malchoet de Z’A en malchoet de malchoet van de wereld Atsieloet; De mens denkt slechts uit twijfels van zijn hart. Het hele lichaam wordt als hart geacht. De mens bestaat uit 4 type wensen: levenloze, vegetatieve, dierlijke en menselijke wensen. Zij worden allemaal tot ‘het hart’ van de mens gerekend (5). (5) De hele correctie behoort tot het lichaam (Zo’N) en niet tot hogere partsoefiem. Tgv de zondeval viel Adams’ lichaam in ‘miesjcha de chieviea’ of kliepa van bchiena dalet of ook ‘het stof van deze wereld’. Wanneer een mens denkt of beslist, gaan zijn gedachten van het hart uit, dus vanuit ‘miesjcha de chieviea’. Wanneer hij door de Thora, de Voorschriften of Kabbalastudie en het werken aan zichzelf gezuiverd wordt, verlaat ‘miesjcha de chieviea’ hem (6). (6) Van dan kan hij zich volledig met het lichaam van zijn innerlijke mens associëren, omdat al zijn gedachten van rosj uit gaan, waar geen kliepa is. De kliepa noga die voordien nog half goed en half slecht was, het innerlijke lichaam (7) dat hem naar de Thora en Voorschriften duwde, wordt volledig goed. Hij bekomt gelijkenis met de Schepper en wordt het licht NaRa’N overeenkomstig zijn handelingen waardig. Eerst bevat hij NaRa’N van
108
het licht nefesj van de wereld Asieja. Vervolgens, wanneer hij alle wensen van de wereld Asieja gecorrigeerde, ontvangt hij het licht roeach van de wereld Jetsiera e.d. totdat hij het licht chája van de wereld Atsieloet bereikt. (7) Van zijn uiterlijke mens. Telkens ontstaat een nieuwe constructie in het hart van de mens. Op dezelfde plaats waar zich vroeger het innerlijke lichaam van kliepa noga bevond, half goed – half slecht, ontstaat nu een nieuw zuiver lichaam (wensen), door de Thora en de Voorschriften gezuiverd. De Thora is de uitwerking van het licht. De Voorschriften zijn de inspanningen tegen de belemmeringen.
Besluit: Wat corrigeren
Waarmee
Resultaat
Doel
Vanuit zijn niet-gecorrigeerde toestand denken en beslissen dat alle gedachten van het hart uitgaan; van het uiterlijke
Met Thorastudie, de Voorschriften naleven, Kabbalastudie en geestelijk aan zichzelf werken.
Men zuivert zijn lichaam (wensen) en ‘miesjcha de chieviea’ verlaat hem.
De gelijkenis met de Schepper en het licht NaRa’N naar handelingen waardig worden. Eerst de wensen van Asieja, dan die van Jetsiera enz. tot het licht Chaja van de wereld Atsieloet.
lichaam van zijn
uiterlijke
mens, dus van ‘miesjcha de chieviea’.
109
69. Eerst – de correctie van de hele wereld. Eerst bereikt men de correctie van de wereld, vervolgens de volledige bevrijding (geoelá sjlemá) of de komst van de Masjieach, d.i. de toestand van ‘En je ogen zullen de Heerser zien’. ‘En de aarde zal vol zijn met kennis van de Schepper’. Helemaal in overeenstemming met de wet, wordt eerst het innerlijke deel van de werelden gecorrigeerd en nadien het uiterlijke, aangezien het uiterlijke deel een hogere trede is (1). (1) In gecorrigeerde toestand. Hoe groter de gecorrigeerde aviejoet, hoe hoger hij op de trede stijgt. Ook omdat makief veel groter is dan pniemi. Jisrael behoort tot het innerlijke deel van de werelden. Zoals gezegd: ‘En gij bent het kleinste van alle volkeren’ (2). Na de correctie van het innerlijk deel wordt het uiterlijk deel. Met kleine porties gecorrigeerd. Telkens wordt het uiterlijke deel gecorrigeerd. En alle delen verzamelen zich tot het hele uiterlijke deel is gecorrigeerd (3). (2) Door je kleine aviejoet (wensdikte). Het innerlijke deel van de mensheid is veel kleiner dan het uiterlijke deel. (3) Zoals in de werelden M’A hachadasj en Bo’N. M’A hachadasj met een kleiner aviejoet, corrigeert met kleine porties de voorafgaande, Bo’N, die op zijn beurt een voortbrengsel is van Sa’G, met een groter aviejoet. Daarom heet M’A hachadasj het innerlijke deel tav het niet-gecorrigeerde Bo’N. Wanneer het uiterlijke deel van Bo’N gecorrigeerd is, wordt het opnieuw innerlijk, een hogere trede tav M’A hachadasj. En dat is de toestand van volledige bevrijding (geoela sjlemá). Het belangrijkste begrijpen tussen innerlijke en uiterlijke delen gebeurt bij het naleven van een of ander voorschrift. Men ervaart dat niet alle organen (wensen) instemmen met de voorschriften. Bv. wanneer het innerlijke deel wil vasten lijdt het uiterlijke deel. Het lichaam is altijd tegengesteld aan de ziel. Ze spreken elkaar altijd tegen (4). (4) De correctiemethode legt bovenop de wensen van de uiterlijke mens nog ‘het vasten’ op. De innerlijke mens gebruikt de wensen van de uiterlijke mens niet tot hij van boven krachten krijgt om ze te weerstaan. Met deze houding ontvangt hij ‘omwille van geven’. Daarom bestaat er enkel tav de ziel een verschil tussen Jisrael en de volkeren der wereld. In de lichamen (5) zijn zij identiek, want ook het lichaam van Jisrael wil enkel voor zichzelf zorg dragen. (5) In de wensen van de uiterlijke mens. In de mate Jisrael zich corrigeert, corrigeren ook de volkeren der wereld zich. Zoals de wijzen plachten te zeggen: ‘Wordt hij waardig, corrigeert en rechtvaardigt hij niet slechts zichzelf maar de hele wereld’. Er staat niet ‘corrigeer en rechtvaardig heel Jisrael’ maar wel de ‘hele wereld’, omdat het innerlijke deel het uiterlijke corrigeert.
110
70. Een regel: Er is geen geweld in het spirituele. Wat betekent ‘Met harde hand en in onstuimigheid zal Ik over jullie heersen?’ Er bestaat dus toch geweld in het spirituele? Baal haSoelam zei: ‘Niet iedereen die het werk voor de Schepper wil betreden om met Hem samen te vloeien en Zijn paleis binnen wil, geeft men meteen zulk een mogelijkheid. Men controleert of er bij hem nog andere wensen.’ Hoe controleert men de mens? Men zendt hem verschillende hindernissen, vreemde gedachten en allerlei gezanten die hem belemmeren en hem van de ware weg naar de zijweg van de meerderheid willen leiden (1). (1) Eenmaal op de juiste weg van het innerlijke spirituele werk, zendt men hindernissen, vreemde gedachten en allerlei gezanten. Dat zijn heel andere structurele hindernissen voor groei en vooruitgang dan de culturele bovenbouw van de meerderheid die de Schepper afschermt en vervangt. Die bovenbouw werd vroeger door zijn uiterlijke mens en zijn omringende gezelschap boven henzelf opgebouwd. Wanneer die mens al deze moeilijkheden op zijn weg aankan, vernietigt hij ze. Wanneer deze kleine moeilijkheden niet genoeg hinderen, zendt men hem grotere kliepot, die hem ompraten om juist in het spirituele te duiken en om enkel nog met de Schepper te wensen samenvloeien. Dat heet, dat de Schepper hem met een harde hand van zijn weg afbrengt. Toonde de Schepper in deze zaak geen strengheid of kracht, zou het zwaar zijn om de mens van zijn wens om met de Schepper samen te vloeien af te brengen omdat zijn wens zo groot is. Het is voor de Schepper makkelijk om mensen met grote materiële wensen van de weg af te brengen. Daar is geen sterke hand van de Schepper nodig. Het begrip ‘sterke hand en in onstuimigheid’ betekent dat de Schepper de mens niet doet naderen tot het spirituele, maar omgekeerd. Hij tracht hen ervan af te brengen. Hij geeft hen de vrije keuze, naderen of zich van de Schepper verwijderen. Zo blijft de wet ‘afwezig zijn van geweld in het spirituele’ overeind. Niemand sleept ons met geweld naar het spirituele maar omgekeerd, men tracht een mens met een grote wens er naar af te raden en de zwakken ontvangen zucht naar dierlijk genot opdat zij het spirituele zelfs los zouden laten. Als een mens de moeilijkheden en hindernissen aankan, wordt het niet makkelijk om hem van het geestelijke af te brengen. Dan heb je een harde hand nodig. Maar als een mens zich dan nog meer gaat inspannen om met de Schepper samen te vloeien, lijkt het hem dat de Schepper hem geweld aandoet. De Schepper toont zich slechts taai bij diegenen met een gigantische wens en vastberadenheid. Enkel aan zulke mensen opent de Schepper de ingang tot Zijn paleis (2). Eerst duwt men een mens weg door lichamelijk lijden en problemen van deze wereld. Als een mens door zijn vrije keuze het lijden blijkt aan te kunnen, geeft men hem zwaardere spirituele hindernissen. De moeilijkheden worden geleidelijk opgebouwd zoals men een kind leert lopen, om geleidelijk de moeilijkheden te overwinnen. Zo verkrijgt hij een bepaalde vorm die ook groot lijden aankan. Eenmaal met de Schepper verbonden, voelt men geen lijden meer. Hij is er blij mee omdat elk wegstoten in hem de wens om met de Schepper samen te vloeien vergroot. De Schepper wenst dat de mens zou gaan voelen en begrijpen, dat zonder Zijn krachten, zonder Zijn aanwezigheid en hulp de mens niets kan beginnen. Het doel van de Schepper is om de mens qua eigenschappen aan Zichzelf gelijk te laten worden. (2) Vanaf hier en tot het einde van het artikel geeft de Rabbi in de meest algemene en volle vorm het principe en opvolging van stadia in het geestelijke werk aan, tot de volledige samenvloeiing met de Schepper. Besluit: Wat corrigeren
Waarmee
Resultaat
Doel
Tgv een te kleine wens om Hij moet eerst Blij zijn met de ervaring Waardig worden Zijn zijn wensen te corrigeren, zwakke en nadien dat de Schepper ‘toornig paleis te betreden; om kan de Schepper hem door zwaardere op hem is’. Enkel door juist in het spirituele een zwakke hindernis hindernissen grote inspanningen binnen te kunnen en afstoten en is een sterke overwinnen zonder te wordt hem de macht met de Schepper hand niet nodig. Hij verlaat wensen zijn weg van van de Schepper samen te gaan vloeien. het spirituele werk. de Schepper te onthuld. verlaten.
111
71. In de duisternis huil, o mijn ziel. In de duisternis huil, o mijn ziel, want ik ben trotsaard. De duisternis komt als gevolg van de vermetelheid van Jisrael (1). Maar over de Schepper is toch gezegd: ‘Kracht en trots zijn in Hem’. Wat betekent dan ‘huil’ in het geestelijke? (1) Trots en vermetelheid stammen van de uiterlijke mens. Hij huilt omdat ‘het licht slechts het innerlijke deel van een klie vult en naar buiten niet wordt onthuld’. Dat kan omdat bij de uiterlijke mens een klie die het licht zou kunnen ontvangen ontbreekt. De uiterlijke mens is met zichzelf gevuld en kan zich voor de Schepper niet annuleren of in zichzelf ‘leegte’ scheppen waarin sjefa verspreid zou kunnen worden. Indien toch zou men de kracht en rust kunnen waarnemen en het gehuil ophouden. Men huilt wanneer men zich niet kan behelpen opdat iemand zou helpen (2). ‘In duisternis’ betekent in tegenstellingen, in verhulling, in onbegrip, in verwarring waaraan hij zich blootstelt. (2) De uiterlijke mens rekent enkel op hulp van buiten. Hij heeft geen hoop op de Schepper noch geloof in Hem. Pas bij een volledige teleurstelling zal hij zich via zijn innerlijke mens volledig op de Bron des Levens richten en gaan wensen dat slechts Hij hem zal helpen. Dat is de betekenis van ‘In duisternis huil, o mijn ziel’, omdat ‘Alles is de macht van de Hemelen behalve het ontzag voor de Schepper’. Daarom is gezegd: ‘Het gehuil staat in het huis van de overledene’. Zolang het licht slechts het uiterlijke deel van een klie kan vullen, wordt het niet naar buiten onthuld omdat er geen klie is die hem zou kunnen ontvangen. Dan vindt ‘gehuil’ plaats. Terwijl ‘In het huis van vreugde’, wanneer het licht naar buiten aan lagere treden kan schijnen, is er ‘Kracht en trots in Hem’ zichtbaar. Een toestand waarin aan lagere treden niet gegeven kan worden heet ‘gehuil’. Er is een lagere klie van nodig.
112
72. Veiligheid is een bekleding van het licht. Veiligheid (bietachón) is een bekleding van licht dat ‘leven’ heet. Er is geen licht buiten de klie. Daarom kan het licht des levens slechts stralen na één of andere klie (wens) gevuld te hebben. De met licht gevulde wens heet ‘veiligheid’ (1). Dat betekent, hij merkt dat hij elke zware handeling kan verrichten. Het licht van veiligheid vult de wens. De mate van leven wordt bepaald door de mate van waarneming van veiligheid, de mate van licht dat in de klie schijnt. De veiligheid die bij hem is, bepaalt de mate van leven in hem. (1) ‘Ziel’ is de bekleding van het licht in een klie van de innerlijke mens. Totdat de mens leven in zich waarneemt, schijnt veiligheid in alles van hem en ziet hij niet dat iets hem helpen kan bij het bereiken van het gewenste. Dat komt omdat het licht des levens, de kracht van boven hem toeschijnt en hem de hoge krachten doorgeeft. Het zijn ook ‘bovenmenselijke’ krachten, omdat het hoge licht onbeperkt is in zijn mogelijkheden. Wanneer het licht des levens echter verdwijnt uit de mens (2), wat als verlies van levenskracht waargenomen wordt, wordt hij slimmerik en filosoof. Hij evalueert elke handeling. Is het de moeite haar te stellen? Hij wordt voorzichtig en spaarzaam, ipv brandend en onstuimig zoals vroeger, voor hij van zijn sterke levensniveau af begon te dalen. (2) Wanneer hij zijn geloof in de Schepper verliest en enkel nog zijn uiterlijke mens gaat waarnemen, snijdt hij zich van zijn wortel af; van zijn innerlijke mens die met de Schepper verbonden is. Dat wordt ervaren als verlies van levenskracht. Filosofie maakt de verbondenheid tussen de mens enerzijds en zijn bron van het leven met zijn wortels anderzijds losser. Het maakt van hem een slimmerik. Elke religie maakt hem slapend, verdoofd en stompzinnig. Enkel Kabbala versterkt de verbondenheid met de Bron des levens. Het opent de ogen voor de ware, hoge realiteit. Maar een mens heeft niet het verstand om zijn slimme geredeneer te zien als iets dat het licht des levens doet verdwijnen. Hij denkt dat hij slim is geworden tov vroeger vóór het verlies van het licht des levens toen hij nog onstuimig en alert was. Maar alle wijsheid die hij nu bevat, bevat hij omdat het licht des levens van hem verdween. Het licht des levens dat de Schepper hem vroeger gaf, was een maatstaf voor zijn handelingen. Terwijl nu, in het stadium van vallen, bestaan onreine, egoïstische krachten die zich voordoen als oprechte pretenties. Het beste advies in dit geval is tegen jezelf te zeggen: ‘Ik kan niet meer met mijn lichaam praten omdat ik dood ben. Ik wacht de opwekking van dit dode lichaam af. Maar voorlopig begin ik al te werken ‘boven verstand’. Ik zeg dus tegen mijn lichaam dat alles wat het eist, waarover het klaagt, waarin het mij beschuldigt gelijk heeft en dat ik met mijn verstand niets heb om het te antwoorden. Ik hoop dat ik opnieuw zal kunnen beginnen te werken. Maar nu aanvaard ik het juk van de Thora en de Voorschriften over mijzelf, nl. het geestelijk werk met de intentie ‘voor de Schepper’. Daarmee lijk ik op een ger (proseliet). Daarover is gezegd: ‘Een ger lijkt op een pasgeborene’. Ik verwacht van de Schepper mijn redding (van mijn egoïsme), dat Hij mij helpen zal en mij opnieuw zal doen terugkeren op het rechte pad naar Hem. Wanneer ik opnieuw geestelijke krachten heb, zal ik weten hoe je te antwoorden. Maar voorlopig moet ik boven kennis en verstand gaan, omdat mij het heilige (omwille van de Schepper, het geven) verstand ontbreekt. Daarom heb ik geen andere weg dan te geloven in de wijzen die mij aanwijzen om de Thora en de Voorschriften te vervullen (correctie middels het geven) in geloof boven verstand en te geloven dat door de kracht van geloof (kracht van biena, het geven) ik hulp van boven waardig zal worden, zoals gezegd is: ‘Men helpt hem die kwam om zich te zuiveren’.
113
Besluit: Wat corrigeren
Waarmee
Resultaat
Het licht des levens De mens moet tegen zichzelf zeggen: ‘Ik kan Boven kennis verdwijnt wat als een met mijn lichaam niet meer praten omdat ik en verstand verlies van levenskracht ben dood. Ik wacht de opwekking van dit dode gaan omdat wordt ervaren. Hij lichaam af, maar begin voorlopig te werken het hem wordt slimmerik en ‘boven verstand’. Ik geef mijn lichaam dus voorlopig aan filosoof. Hij evalueert gelijk in alles wat het eist, waarover het het heilig elke handeling of zij de klaagt, waarin het mij beschuldigt. Met mijn verstand moeite waard is te verstand heb ik niets om je te antwoorden. Ik ontbreekt doen. Hij wordt hoop opnieuw te beginnen werken, maar (omwille van voorzichtig en aanvaard nu het juk van de Thora en de de Schepper). spaarzaam, in plaats Voorschriften over mijzelf; het geestelijk werk van brandend en met de intentie ‘voor de Schepper’. Ik onstuimig zoals vroeger verwacht van de Schepper redding van mijn toen hij van zijn sterke egoïsme; dat Hij mij zeker zal helpen terug te levensniveau begon af keren op het rechte pad naar Hem. En te dalen. wanneer ik opnieuw geestelijke krachten heb zal ik weten wat en hoe je te antwoorden.
114
Doel Weerkeren naar het rechte pad tot de Schepper.
76. Voeg bij je offers zout toe. In de Thora: ‘Voeg bij al uw offers aan Mij zout toe’. Wat betekent ‘Het verbond van het zout’? Dit verbond lijkt onlogisch. Als 2 mensen goed zijn voor elkaar, als tussen hen vriendschap en liefde is, is er toch geen noodzaak aan een overeenkomst of verbond. Maar wij merken dat juist in die tijd (1) het gebruikelijk is om overeenkomsten en verbonden te sluiten. Zij worden niet aangegaan voor het huidige moment maar voor de toekomst. Als in de toekomst de verhoudingen verslechteren brengen de gesloten overeenkomsten hen in herinnering ook in de huidige toestand de wederzijdse liefde voort te zetten. (1) De ene doet de Ma’N opstijgen en de ander laat erop de Ma’D neerdalen. Dat betekent: ‘Voeg zout bij al uw offers aan Mij.’ Alle inspanningen en offers voor de Schepper moeten gebracht worden met een sluiten van ‘Het verbond van zout’ (2). (2) Zout voorkomt bederft. Zo ook moeten alle inspanningen en offers in het werk voor de Schepper zijn. Zij moeten met ‘Het verbond van zout’ worden afgesloten, waardoor het langdurig wordt. Eveneens, zout aan vlees toegevoegd leidt tot afgave van bloed en zuivert dus het vlees, waarbij het geschikt wordt gemaakt om te eten. Zo ook moet de intentie zijn. Geven (offers) zuivert het lichaam (wensen). Men komt tot het verbond met Hem dankzij een gelijkenis van eigenschappen.
115
77. De ziel leert een mens. De mens bestudeert de Thora slechts voor de behoeftes van zijn ziel. Het is voor hen die hun ziel al bereikten (1). Zij moeten streven en zoeken naar wat andere zielen in de Thora reeds onthulden; naar de nieuwe wegen die de oude kabbalisten in de Thora aanbieden. Daadoor kunnen kabbalastudenten langs de hoge treden van bevatting opklimmen (2). (1) Hun innerlijke mens. (2) Elke ziel begrijpt in overeenkomst met haar hoge wortel. Er zijn zielen van het type Kether, Chochma e.d. Een ziel kan genomen worden van links, rechts of van het centrum. Er zijn 10 type zielen met een slag naar links bij wie het verstand overheerst boven hun hart en er zijn 10 type zielen met een slag naar rechts bij wie het hart boven het verstand heerst. Men moet leren van diegenen die hun ziel langs beide kanten van de algemene schaal bereikten. Elke ziel is verplicht zelfstandig keuzes te maken, analyses en correcties. Daarom werd verboden de Thora te openbaren aan hen die hun werk nog niet voltooiden. Daarom verborgen grote kabbalisten hun bevattingen. Het is voor zielen erg nuttig onthullingen van andere kabbalisten te leren en te ontvangen. De ziel van de mens leert hem hoe en wat te ontvangen en als hulp te gebruiken bij de onthullingen door andere kabbalisten en ook bij wat zij zelf onthullen.
116
78. De Thora, de Schepper en Israël zijn één geheel. De Thora en Jisrael zijn één geheel. Daarom wanneer men de Thora leert, dient men haar ‘lie sjma’ te leren (omwille van de Schepper) met de intentie dat de Thora hem zal onderwijzen. De Thora komt van het woord Mora (onderwijs – het voorvoegsel ‘T’ vervangt het voorvoegsel ‘M’). Daarom zijn de Schepper en Jisrael één geheel. De Thora leert de mens de wegen van de Schepper zoals de Schepper in de Thora bekleedt is (1). (1) Het hoge licht van de Schepper bekleedt zich in de krachten van het heelal; in de werelden, partsoefiem en sfirot. De Thora is de Instructie van de Schepper voor het aantrekken van Zijn hoge licht door lagere treden (schepselen). Jisrael trekt door de Thora het hoge licht van de Schepper aan en doorvoert het naar schepselen.
117
81. Het opstijgen van Ma’N. Als gevolg van het breken van wensen (sjvierat keliem), vielen vonken (scherven van het scherm en het weerkaatste licht, die ‘netsoetsiem’ heten) in de werelden BieJ’A (1). Maar daar zijn de gevallen vonken niet in staat om zich te corrigeren. Dat is slechts mogelijk onder één voorwaarde, nl. dat zij tot de wereld Atsieloet opstijgen (2). (1) In het geestelijke lichaam van de mens (partsoef) noemen wij dat uiterlijke mens. (2) In het geestelijke lichaam van de mens (partsoef) noemen wij dat innerlijke mens. Hun correctie vindt plaats als een mens goede daden verricht met een intentie voor de Schepper (het geven door zijn scherm, masach) en niet voor zichzelf. Slechts dan stijgen deze vonken in de wereld Atsieloet op. Daar worden zij in de masach de rosj (scherm van hoofd) van een hogere trede gesloten, die in een voortdurende samenvloeiing (zievoeg) met het licht is. Zodra de vonken in het scherm zijn gesloten, gebeurt een zievoeg. Het licht uit deze zievoeg (handeling van samenvloeiing tussen scherm en hoge licht) geboren, verspreidt zich naar beneden in alle werelden evenredig met de gestegen vonken. Het lijkt op een verlichtingsproces van dat scherm (verzwakking van het scherm, hiezdachechoet masach) (3). Het licht uit de goef (lichaam) verdwijnt omdat het scherm opstijgt met resjiemo vanuit de taboer in pe de rosj (vanuit de navel in de mond). De masach de goef stijgt in rosj op telkens (4) een schepsel ophoudt licht te ontvangen tgv het verzwakken van het scherm (miezdachech mie aviejoet). (3) In de wereld Adam Kadmon. (4) Dat gebeurt hetzij vanwege slechte daden, wanneer het licht zelf een klie verlaat, (5) of vanwege de wensen van een lagere trede om zich met de eigenschappen (van geven) van een hogere trede in overeenstemming te brengen. (5) Als gevolg van correctie of bevatting. Goed (scherm van het lichaam) houdt op het licht van boven naar beneden te ontvangen tgv het gebrek aan scherm. Dat verdween door ‘bietoesj pniem oe makief’, of het masach de goed bevrijdde zich van aviejoet (wensdikte, gebruik van wensen) en steeg met zijn resjiemo (opschriften van informatie uit vorige toestanden) op. De netsoetsiem (vonken) stijgen naar een hogere trede in masach de rosj van de wereld Atsieloet, ook wanneer de mens zich niet voor zichzelf met de Thora en de Voorschriften bezigt maar omwille van de Schepper. Wanneer zij zich in deze masach sluiten, wordt een partsoef geboren naar de grootte van het scherm en wordt in alle werelden licht toegevoegd. Elke mens die het licht in alle werelden verhoogde, ontvangt zijn portie van het licht.
118
84. Adam werd uit het paradijs verjaagd opdat hij niet van de Boom des Levens zou nemen. En de Schepper vroeg Adam: ‘Waar ben je?’ Hij antwoordde: ‘Uw stem hoorde ik…en ik werd bang, want ik ben naakt…en ik verborg mij…’. ‘…En de Schepper zond hem weg uit de hof van Eden opdat hij niet ook van de Boom des Levens zou nemen’. Welke angst overviel Adam nadat hij zijn naakt ontdekte die hem dwong zich te verbergen? Voordat Adam van de Boom van Kennis proefde, at hij van biena, de vrijheid (1). Wanneer hij nadien van de Boom van Kennis proefde, zag hij zijn naaktheid? Hij werd bang dat hij het licht van de Thora ‘voor zichzelf binnen kennis’ en niet ‘boven verstand’ zou nemen (2). (1) Van de plaats boven chaze (borst) van een partsoef (gevende wensen) van zijn innerlijke mens. (2) Dat hij het licht onder chaze van een partsoef (ontvangende wensen) in zijn uiterlijke mens zou nemen. Het onderscheid tussen ‘binnen kennis’ en ‘boven kennis’. De weg boven kennis gebruikt het aan hem onthullende licht van de Thora omdat hij geloof nodig heeft. Geloof is een zegening. Het licht van de Thora werd onthuld precies omdat hij ‘in geloof boven kennis’ ging. Het bevestigt de juiste weg. Daarom vroeg de Schepper Adam: ‘Waarom ben je bang om dit licht te nemen?’ Dat komt door twijfel dat je het ‘voor jezelf’ zou ontvangen? Maar wie zei hem dat hij naakt was? Omdat hij van de ‘Boom van Kennis’ proefde! Want indien hij alleen van de overige bomen van het paradijs had gegeten, dus het licht ‘voor de Schepper’ had ontvangen, had hij nergens bang voor hoeven te zijn!’. En de Schepper verjoeg Adam uit het paradijs (3), opdat hij niet opnieuw een vrucht uit de ‘Boom van Leven’ zou nemen. De angst was dat hij ‘tsjoeva zou doen’ (inkeer), correctie en dan zou hij in de ‘Boom des Levens’ komen en niet meer zijn zonde van het proeven van de ‘Boom van Kennis’ nog willen corrigeren. Maar hij zondigde dus toch in de ‘Boom van Kennis’ en dat diende hij te corrigeren (4). (3) Uit de waarneming van heiligheid (geven) slechts door zijn innerlijke mens. (4) Door ‘boven kennis’ te gaan. De Schepper verjoeg Adam uit Gan Eden (het paradijs) opdat hij de Ets haDaat (‘Boom van Kennis’) zou corrigeren, zodat hij opnieuw in Gan Eden zou kunnen komen. De kern van Gan Eden is stijgen van Malchoet naar Biena, waar men licht chochma kan ontvangen dat Eden heet. Malchoet heet ‘Gan’, hof. Malchoet gevuld met licht chochma heet ‘Gan Eden’ (5). (5) Door zijn uiterlijke mens op de waarneming van heiligheid aan te sluiten. Wanneer een mens waardig wordt dat de Thora hem bewaakt, ervaart hij geen moeilijkheden in het werken ‘voor de Schepper’ omdat de Thora zelf de mens bewaakt. Zoals gezegd: ‘De ziel van de mens leert hem’.
119
94. Behoedt uw zielen. Men bedoelt zijn spirituele ziel te behoeden. De mens moet zijn dierlijke ziel niet behoeden omdat hij zonder enige aanwijzing van de Thora slechts zijn dierlijke ziel ervaart. De 620 wetten van het heelal of voorschriften wijzen hem op deze taak. Mocht men hem er niet op wijzen zou hij het niet doen. Hij vervult het slechts omdat het een Voorschrift is. Daarom moet een mens zijn handelingen altijd verifiëren of hij handelt volgens een voorschrift (1) of volgens een eigen wens (2). Handelen we zonder Voorschrift, moeten we zorgvuldig verifiëren dat wij dat toch slechts op aanwijzing van boven vervullen en niet louter voor ons zelf zonder enige aanwijzing van boven (3). (1) Bestemd voor zijn innerlijke mens. (2) Uitgaande van zijn uiterlijke mens. (3) Bv, een natuurlijke afkeer voor varkensvlees. Als we in dit geval zonder meer beslissen om geen varkensvlees te eten, dan doen wij dat in dit geval niet omdat er een voorschrift is dat vlees eten van onreine dieren verbiedt, maar enkel omdat men dat niet lust. Wanneer we handelen op aangeven van boven, kan op deze handeling, op dit Voorschrift, op deze klie het hoge licht schijnen en haar vullen. Daarom is ons voornaamste werk onze spirituele ziel te behoeden en niet onze dierlijke (4). (4) Een algemene regel: als een dierlijke ziel het met een voorschrift eens is en van ons geen weerstand of enige inspanning eist, zal op deze handeling, op die klie geen hoog licht kunnen schijnen omdat men niet volgens een Voorschrift handelde.
120
98. Het spirituele betekent het eeuwige. Het spirituele is dat wat nooit verdwijnt. Daarom heet de wens om (behagen) ‘voor zichzelf’ gasjmie te ontvangen materieel, omdat het in zijn huidige vorm zal verdwijnen voor een nieuwe vorm nl. ‘voor de Schepper’. Het bestaan van een ‘plaats’ op de Jacobsladder is een ‘bestaande plaats’ die alleen kan gezien worden zoals ze werkelijk is door diegenen die er werkelijk aankwamen. Alleen zij die deze plaats bereiken zien hetzelfde beeld. Een fantasie is geen bestaande plaats omdat men fantasie telkens op zijn eigen manier ervaart. De 70 gezichten van de Thora betekenen 70 treden. Op welke trede een mens zich ook bevindt, de Thora wordt er overeenkomstig zijn niveau onthuld. ‘Wereld’ is het bestaan op één van de 70 treden. Elke mens die tot deze trede stijgt bevat hetzelfde. Daarom zeggen wijzen over anderen in de Thora dingen als: ‘Zo zei Avraham tegen Itschak…’ Hoe konden die wijzen die wederzijdse betrekkingen zo precies kennen? Dat kon omdat zij deze trede bereikten, waarop bv. Avraham en Itschak zich bevonden. Alle treden en toestanden bestaan vanaf het begin. De mens moet ze slechts doorlopen. De mens bepaalt de snelheid van het doorlopen. Dat is de geestelijke verheffing. De mens bepaalt ook de snelheid van zijn correctie. Hij bepaalt ook de noodzaak van handeling. In vele toestanden kan de mens geen handeling doorlopen, maar slechts waarnemen, be koach ve lo be poál. Hij hoeft ze niet lichamelijk te ervaren. Hij kan het materiële lijden, het lijden wegens het ontbreken van een verbondenheid met de Schepper wel naar het spirituele overhevelen (1). (1) Het is dus helemaal niet nodig om een zakenman te worden èn een politicus èn een wetenschapper tegelijk. De Thorastudie (Kabbala) geeft een mens de mogelijkheid om al deze stadia in waarneming te doorlopen en tot het spirituele lijden over te gaan, d.i. uit liefde voor de verbondenheid met de Schepper.
121
100. De schriftelijke en mondelinge Thora. De schriftelijke Thora is de opwekking van boven; de mondelinge Thora is de opwekking van beneden. Samen heten ze ‘Zes jaar zult gij werken maar in het zevende jaar komt gij vrij’. Het belangrijkste werk gebeurt daar waar weerstand is. Deze plaats heet ‘Wereld’ – olam, van het woord alama of verhulling. Daar waar verhulling is vindt men ook weerstand (1). En in zulk geval is er plaats voor werk. (1) Zo’N heet ‘Wereld’ – olam. Juist in Zo’N is plaats voor correctiewerk, niet in hogere partsoefiem. Elke lagere trede heet Zo’N tav een volgende hogere trede. Daarom werd gezegd: ‘6000 jaar zijn dagen van de wereld en vervolgens één is gebroken’. Het breken betekent het verdwijnen van werelden of verhullingen. Telkens een verhulling verdwijnt, verdwijnt het werk (2). Maar de Schepper schept een bijzondere vorm van verhulling voor rechtvaardigen opdat zij zonder zouden kunnen werken. Deze vorm van verhulling heet ‘knafaim’ (vleugels). (2) Er is daar sprake van ‘werk’ waar verhulling is, waar men niet alle 10 sfirot ervaart.
122
107. Twee engelen. Op de avond van het vallen van sjabbat, voordat men een zegening uitspreekt over een beker wijn, zingt men: ‘Kom met vrede, o engelen van sjalom, van de Koning der engelen, van de gezegende Schepper. …Ga weg met vrede, o engelen van sjalom, van de Koning der engelen, van de gezegende Schepper’. Twee engelen begeleiden een mens bij de aanvang van Sjabbat: de goede en de Kwade. De goede heet de rechterengel die de mens tot het werk voor de Schepper doet naderen (1). De Kwade heet linkerengel. Hij stoot de mens van het werk af. Hij roept in hem vreemde gedachten op zowel in het verstand als in het hart (2). (1) Bestemd voor zijn innerlijke mens. (2) Bestemd voor zijn uiterlijke mens. Wanneer de mens de hindernissen van de kwade engel overwint en tot de Schepper nadert komt hij vooruit. Door deze overwinning op het kwaad hecht hij zich aan de Schepper. De beide engelen helpen de mens dus te naderen tot de Schepper. De beide engelen vervullen één taak van de Schepper. Zij brengen de mens (3) tot samenvloeiing met de Schepper. En dan zegt hij: ‘Kom met vrede’. (3) In het geheel. Wanneer de mens zijn werk beëindigt, zijn linkerzijde in heiligheid bracht, is er voor de kwade engel geen werk meer. De mens overwon door zijn inspanningen immers alle hindernissen en moeilijkheden die door de kwade engel in opdracht van de Schepper werden berokkend. En dan verlaat de kwade engel hem en de mens zegt hem: ‘Ga in vrede’ (4). (4) Hij verblijft immers geheel in de heiligheid. Men vindt in hem geen tweeledigheid meer; geen uiterlijke en innerlijke delen meer, maar enig in zichzelf, zoals zijn Schepper.
123
113. ‘Hoor, o Israël’. In het gebed ‘Hoor, o Jisrael…’ staat dat de Schepper iedereen verhoort en zich tot het volk Jisrael met barmhartigheid verhoudt. De Schepper verhoort iedereen, ook hij die niet verhoord moet worden. ‘De’ moeilijkheid in het werk voor de Schepper zijn de tegenstellingen. Als een mens de weg van het lijden gaat, wordt er geen volmaaktheid geacht. Over trotsaards zei de Schepper dat Hij met hen niet samen kan wonen. Er bestaan dus tegenstellingen in het lijden. Zendt de Schepper het lijden aan een mens die gelooft dat de Schepper goed is en goed schept, zal dit lijden ongetwijfeld nuttig zijn voor die mens. Waarom bidden wij dan tot de Schepper dat Hij het lijden van ons zou afwenden? In alles zitten tegenstellingen. Word nederig en word trots. Ontvang het lijden met liefde en verzoek Hem dat Hij het weg zou nemen. Hoe moet men zich tot dit alles verhouden? Het lijden wordt de mens uitsluitend ter correctie gegeven; opdat hij bereid zou zijn het licht van de Schepper te ontvangen. Het lijden zuivert het lichaam zoals zout het vlees ‘kosjert’ of week maakt. Maar de weg van de Thora, een gebed zuivert nog beter. Daarom biedt men de mens aan om over zijn leed te bidden, waarmee hij iets kan ontvangen dat hij bij het goede kan voegen. De tegenstelling draagt bij tot de moeilijkheid in het werk. Onderbrekingen leiden tot een slechte stemming en onzekerheid. Maar wanneer alle intenties op het niveau van geloof zijn, om de grootheid van de Schepper voort te zetten en de Schiena uit het stof te doen verheffen, verhoort de Schepper iedereen, ook hij die zich van de Schepper verwijderd voelt. Het nut van al deze verwarringen en tegenstellingen in het werk voor de Schepper is dat de mens zijn handen omhoog zou steken en de Schepper om hulp zou verzoeken. Slechts door geloof boven kennis en niet door zijn egoïstisch verstand, kan men vooruitgaan. De Schepper verhoort iedereen wanneer het volk Israëls voor de verheffing van de Schiena uit het stof bidt, dus om geloof te mogen ontvangen. Men kan het vergelijken met iemand die 3 dagen niet gegeten heeft. Hij verzoekt geen overbodigheden meer maar slechts om zijn leven te ondersteunen. Zo ook in het werk voor de Schepper, wanneer de mens zich tussen hemel en aarde voelt hangen, verzoekt hij de Schepper niets overbodigs meer, doch slechts het licht van geloof; dat de Schepper zijn ogen zou verlichten. Dat heet het verheffen van de Schiena uit het stof der aarde. Zulk gebed wordt aangenomen. Dat heet om barmhartigheid verzoeken opdat men van boven medelijden zou voelen en hem leven zou geven. Als de mens in zijn gebed de Schepper voorwaarden stelt, wordt het niet aanvaard. Geloof zelf is Biena en altijd zonder kennis. Hoe weet men wat boven kennis is of lager? Als men bij een toenemende linkerlijn toch voor geloof kiest, is dat boven kennis. Maar als men de linkerlijn nooit betreedt, is zulk geloof onder kennis. Zonder de wens om door geloof boven kennis te gaan, ook wanneer men bereid is om van de Schepper slechts het meest noodzakelijke voor zijn levensonderhoud te aanvaarden, is men niet gewenst.
124
Besluit: Wat corrigeren
Waarmee
Moeilijkheden ervaren in het geestelijk werk omdat in elke toestand of stap vooruit zoveel tegenstellingen zitten dat men niet meer vooruit kan; zich slecht voelt; zich niet waardig voelt om de macht van de Schepper over zichzelf te aanvaarden.
Lijden zuivert het lichaam maar een gebed of de weg van de Thora zuivert de mens nog beter. Daarom kan de mens over zijn leed bidden. Hij ontvangt hiermee iets dat hij bij het goede kan voegen. Deze waarnemingen worden hem uitsluitend gegeven ter correctie opdat hij bereid zou worden het licht van de Schepper te ontvangen.
125
Resultaat
Doel
De handen radeloos De omhoog steken en de Schiena Schepper waarlijk om uit het hulp verzoeken. stof Slechts door geloof verheffen. boven kennis en niet door zijn egoïstische verstand, kan men vorderen.
115. Het levenloze, het vegetatieve, het dierlijke en de mens. Er zijn 4 ontwikkelingsstadia van innerlijke zuivering die overeenkomen met de 4 vormen van bestaan in de natuur. 1° Steen: heeft geen vrijheid of macht over zichzelf. Hij bevindt zich in de macht van zijn baas (maker) en is verplicht om alle wensen van zijn baas te vervullen. Aangezien de Enig Scheppende
Kracht alle schepselen voor Zichzelf schiep, is Zijn aard in de schepselen afgedrukt en is ieder zijn eigen baas. Dus, elk schepsel handelt slechts voor zichzelf (1). (1) In deze toestand bevindt men zich in zijn uiterlijke mens, in zijn meest uiterlijke deel; in het derde lichaam of miesjcha de chievia, waar geen waarneming is van enig dieper niveau van de ziel, maar waar men geheel opgaat in zijn wensen om voor zichzelf te genieten. 2° Plant: in hem wordt het begin van een zelfstandige wens zichtbaar. Hij kan iets tegen de wens van zijn baas beginnen. Hij zou iets onbaatzuchtig kunnen bv. geven, tegengesteld aan de wens om te ontvangen die de baas hem bij zijn schepping gaf (2). (2) Hij ervaart in zichzelf al uiterlijke lagen van het innerlijke deel van zijn uiterlijke mens (het uiterlijke deel van zijn 2° lichaam – kliepa noga): het goed en kwaad, maar hij heeft nog geen kracht en kiest daarom grotendeels nog voor het kwaad. De keuze ervaart hij evenwel als zijn eigen keuze. Maar zoals wij bij de aardse planten kunnen zien, behouden ze hoewel ze zich kunnen veranderen in breedte en hoogte, allemaal toch één bijzonderheid – geen van hen kan tegen de aard van de planten in gaan. Integendeel, hij moet de plantenwetten gehoorzamen. Bij hen ontbreekt de kracht om iets tegen de overigen te doen. Hij heeft geen zelfstandig leven. Zijn leven is een deel van de levens van alle planten. Zij hebben één levensstijl (één pot nat). Ze vormen als het ware één plant (tsoméach) waar elk van hen deel uitmaakt (zijn organen). Zo ook in het spirituele. Het is de mens die kracht heeft om zijn wens te ontvangen en een beetje te overwinnen, terwijl hij zich nog in de slavernij van zijn maatschappij bevindt en nog niet in staat is om er innerlijk tegen in te gaan. Hij doet wat zijn eigen wens wenst te ontvangen. Hij werkt dus al met de wens om te geven. 3° Dier: Elk dier heeft zijn eigen bijzonderheid. Het verkeert niet in slavernij van zijn omgeving. Elk heeft zijn eigen waarneming en eigenschap. In de fase ‘chaj’ (dier), kan men de wens van zijn baas tegengaan, dus werken om te geven. Hij is niet meer onderhevig aan zijn omgeving. Hij leeft een persoonlijk leven zonder dat zijn leven van dat van anderen afhangt. Maar hij kan niet meer dan zichzelf waarnemen. Hij kan geen buitenstaanders waarnemen, en dus ook niet voor anderen zorgen (3). (3) Hij ervaart in zich al innerlijke lagen van het innerlijke deel van zijn uiterlijke mens (het innerlijke deel van zijn 2° lichaam – kliepa noga): het goed en kwaad, maar nu kiest hij grotendeels voor het goede. Zijn keuzevrijheid neemt toe, hoewel hij nog steeds onbewust valt en daarbij het kwaad meeneemt. 4° Mens: Deze beschikt over voordelen. 1) Hij handelt tegen de wens van zijn baas in. 2) Hij is niet afhankelijk van soortgelijken noch van de maatschappij, zoals de plant. 3) Hij neemt buitenstaanders waar en kan daarom voor hen zorgen en hen vervullen. Hij lijdt door het lijden van zijn maatschappij en verblijdt zich met haar vreugde. In deze fase kan de medabbér (sprekende) zowel van het verleden als van de toekomst ontvangen, terwijl iemand van het dierlijke niveau enkel het heden waarneemt en dan nog slechts zichzelf (4). (4) Hij ervaart in zichzelf al lagen van zijn innerlijke mens (het uiterlijke deel van het 1° lichaam, bekleding van zijn ziel, tsoera). Maar hij heeft nog niet al het goede van het 2° lichaam opgehaald. Hij zoekt nu uitsluitend het goede uit het 2° lichaam en voegt het aan het uiterlijke deel van zijn innerlijke mens. De mate van zijn eigen keuze groeit hoewel hij periodiek valt want ‘Het is zeer moeilijk naast de Schepper’. Hij gaat doelgericht langs de
126
weg ‘boven verstand’ naar de volledige samenvloeiing met de Schepper. Na alle correcties te hebben gedaan, alle vonken van heiligheid te hebben opgehaald, zal van boven het hoge licht zijn ‘persoonlijke gmar tiekoen’ neerdalen; het licht van de volledige samenvloeiing met de Schepper. 1° Domem of levenloze is de eigenschap waarbij niets persoonlijk of zelfstandig is. Hij is zonder eigen innerlijke persoonlijke beweging, zoals een steen. Hij begrijpt enkel de macht van zijn baas en bevredigt diens wensen volledig. Precies zoals de Meester deze natuur in hem inbracht, zo werkt het in hem. Men merkt het bij zuigelingen en dieren. Elk schepsel op niveau ‘domem’ vervult wat moeder Natuur bij hem programmeerde. De Enig Scheppende Kracht schiep deze schepping opdat die strikt zou doen wat in hem werd gebracht. 2° Tsoeméach of het vegetatieve. Tot deze groep behoren degenen bij wie al de wens bestaat om eigenhandig iets tegengesteld te doen aan het begrijpen van de baas; dat niet door hem werd ingeplant. In tegenstelling tot domem, die slechts de eigen behoeftes bevredigen, kan tsoeméach (plant) iets geven, lehasjpieja. En toch kunnen zij zich enkel maar in lengte en breedte bewegen zoals wij zien in het aardse plantenrijk. In elk van hen bestaat de eigenschap van één plant. Zij vormen elk een deel van het geheel. Hetzelfde gebeurt ook in het spirituele. Het zijn wensen die al gedeeltelijk weerstand kunnen bieden aan de wens om voor zichzelf te ontvangen. Dat heet tsoeméach. Hij is nog afhankelijk van zijn omgeving. Hij kan geen weerstand bieden. Hij loopt met haar samen. De omgeving geeft zijn ratsoen lehasjpieja (zijn wens om te geven) richting. Het is al een kleine ontwikkeling, maar we blijven afhankelijk van de omgeving die ons een richting oplegt. 3° Chaj of het dierlijke. In ieder lid van deze groep werd een zelfstandige eigenschap geplant. Zij zijn onafhankelijk van de omgeving. De gevoelens en kwaliteiten zijn puur individueel. Zij kunnen tegen de wens van de baas handelen in weerwil van de eigenschap domem. Zij zijn tot lehasjpieja (geven) in staat onafhankelijk van de omgeving, die hen niets verplicht te geven. De handeling ‘geven’ staat binnen chaj op zichzelf. Het is niet met zijn naaste verbonden, maar helemaal vrij in zijn wens om te geven is chaj ook niet. Hij kan niet volledig van zichzelf uitgaan en bij een ander binnenkomen. In andermans huid kruipen kan hij dus niet. 4° Medabber of sprekende Mens. Hier bestaan 4 aspecten. 1° Hij treedt tegen de wensen van de baas op, in weerwil van domem. 2° Hij handelt collectief zoals tsoemeach (plant). 3° Hij voelt zijn naaste; kan voor zichzelf zorg dragen; zijn wensen en die van zijn omgeving vervullen. 4° Hij kan zowel uit het verleden als van de toekomst ontvangen, omdat hij uit zichzelf komt, onafhankelijk van plaats zonder ermee verbonden te zijn. Het verleden en de toekomst zijn niet wat wij in onze egoïstische keliem begrijpen. Het gaat boven de definitie van het leven in ons. Chaj voelt slechts het heden en zijn persoonlijkheid daarin. Medabber neemt behalve het heden ook het verleden en de toekomst waar. Hij gaat uit zijn persoonlijke waarneming in een vrijgeven aan zijn naaste. Hij is volledig onafhankelijk van de baas, zijn omgeving en zichzelf. In deze toestand verkrijgt de mens geleidelijk de eigenschap van de Schepper. Domem, tsoemeach, chaj en medabber kan men vergelijken met 4 verschillende typen van or jasjar of het directe licht in iets. Domem is te vergelijken met de bchiena alef (aspect alef) die door de Schepper geschapen is en volledig met Zijn licht gevuld is; dat ervaart en ontvangt wat de Schepper hem gaf. Bchiena tsomeach is te vergelijken met bchiena biena (hasjpaa). Wat hun door de Schepper of de chevra (gemeenschap) gegeven is, dus door een kracht van buiten, is verplicht. De trede chaj kan men vergelijken met Zeir Anpien (Z’A), waar kabbala noch hasjpaa met elkaar verbonden zijn behalve de persoonlijke wens. Hij is niet geheel vrij. Enkel de trede medabber geeft persoonlijke vrije keuze; maakt absoluut vrij; geeft een waarneming van verleden, heden en toekomst. En naargelang het werk aan zichzelf vordert, kan men op de Schepper gaan gelijken en met Hem samenvloeien.
127
116. Voorschriften behoeven geen intentie. Voorschriften behoeven geen intenties. Er bestaat geen beloning voor hun uitvoering in deze wereld. Intentie is gedachte en smaak in een voorschrift. Dat is de beloning. Wanneer een mens de smaak van een voorschrift proeft en zijn intentie begrijpt, heeft hij al niets meer nodig (1). Daarom, als voorschriften geen intentie behoeven, is er geen beloning in deze wereld, omdat mensen die dat beweren geen betekenis of smaak in het voorschrift ervaren. (1) Alles hangt af van het bevatten door de lagere treden, want het hoge licht verandert. In de mate een lagere de gedachte en de smaak (intentie) van de wetten van het heelal of Voorschriften ervaart, ontvangt hij een beloning voor hun uitvoering in deze wereld; een aanvullende kracht van gedachte en smaak bij het uitvoeren van een volgend voorschrift (mietsva goreret mietsva) enz… Wanneer een mens de intentie van een situatie niet ervaart, bevindt hij zich in een toestand dat er geen beloning in deze wereld is, omdat de beloning voor het uitvoeren van een voorschrift in het verstand en in de smaak van het voorschrift zit. Zonder dat bestaat bij hem natuurlijk geen beloning voor het uitvoeren van een voorschrift in deze wereld (2). (2) Evenmin als er gedachte of smaak in de toestand ‘domem’ bestaat, ondervindt noch hoopt hij op een beloning voor het uitvoeren van een voorschrift in deze wereld. Hij voedt zich met qua eigenschappen overeenkomstig voedsel dat ook levenloos is, dus bv. de voorschriften slechts ‘met handen en voeten’ uitvoeren, zonder enige intentie.
128
134. Dronken makende wijn. Het is onmogelijk het niveau ‘Thora’ in volmaaktheid waardig te worden, maar door dronken te worden van de wijn ‘Thora’ (1), laat men hem voelen dat de hele wereld van hem is (2). Ondanks zijn gebrek aan volmaakt ‘chochma’ laat men hem volmaaktheid denken en voelen (3). (1) Door Thorastudie in de linkerlijn. (2) Hij sluit zich aan bij de rechterlijn door eenvoudig geloof. (3) Dan wordt in hem van bovenuit de middellijn geschapen; het niveau ‘Thora’, de volmaaktheid, het doel van zijn correctie.
129
138. Vrees en angst die de mens soms in hun greep nemen. De enige reden voor angst komt van de Schepper, zelfs tovenarij. Als angst ons alsmaar sterker overmeestert, is dat geen toeval maar een mogelijkheid die ons van boven is gegeven. Men bestudeert best de reden waarom het ons van boven werd voorgeschoteld. Het is om te zeggen dat er niemand anders is behalve Hem. Ontzag voor de Schepper dat hij waardig wenst te worden, moet bij hem in dezelfde mate aanwezig zijn als de uiterlijke angst van zijn lichaam (1). (1) Uiterlijke angst voor een object van deze wereld, moet overeenkomen in het geestelijke; met ontzag voor de Schepper dus met onvergankelijke angst. Zo wenste Hij Zijn schepping te scheppen: ‘Opdat men ontzag voor Hem zou hebben’. Zolang een zoontje klein is en onwetend, moet hij angst hebben en zijn aardse vader eren. Eenmaal groot, zal hij op hem lijken, ook innerlijk qua eigenschappen. Dan zal zijn angst omslaan in liefde zonder dat het ontzag zal verdwijnen. Want ‘het één tegenover het andere’ schiep de Schepper. Slechts op ontzag voor het geven kan liefde groeien. Angst van boven gegeven, in zijn keliem de kabbala, betekent dat zijn keliem nog niet gecorrigeerd zijn. Angst dient niet voor het ontvangen (angst van verlies, ziekte, armoede, allerlei persoonlijke belangen), maar om in gecorrigeerde keliem te geven (het ontzag voor de Schepper, een voortdurende zorg over Hem, angst voor een ontoereikende vorm van geven). Wanneer een mens beseft dat er niemand is behalve de Schepper, verdwijnen dierlijke angsten voor gigantische vreugde en positieve ervaringen van de Schepper. Keliem de kabbala zijn en blijven zo geschapen. De Schepper verandert Zijn schepping niet. Het enige wat we vervangen moeten is de angstervaring over onszelf en over onze naasten dat de eeuwige zorg om de Schepper in voldoende mate werd gedaan. Zoniet blijven onze zorgelijke waarnemingen over onszelf en de eeuwige angst voor verlies. Eerst wordt een mens angst voor zijn gezondheid en zijn gezin gegeven opdat het diep in hem zou dringen. Deze periode moeten wij doorlopen en is ingewikkeld en onaangenaam. Hier kan de omgeving helpen. Zelfstandig is het veel ingewikkelder. Geleidelijk verschijnen de inzichten dat het allemaal met de Schepper verbonden is en dat alles op Hem betrekking heeft. Het duurt zolang de mens niet begrijpt dat zulke gedachten voor zijn eigen voordeel zijn. Het is nodig zowel slechte als goede gedachten met de enige Bron, de Schepper te verbinden. Dierlijke angsten worden ons gegeven om het verband met de Schepper nooit verloren te laten gaan. Het kleinste verlies van dergelijke verbinding gooit de mens in een vreeslijke voortdurende angst, in een eeuwige onrust. De mens moet alles op de Schepper betrekken en met Hem in verbinding staan. Het werken in groepsverband moet onophoudelijk op de Schepper gericht zijn. Een groep bevindt zich op een hoger niveau dan domem de kdoesja. Het helpt iedereen om zijn waarneming van angst op de ware Bron te betrekken. Het is een mens onmogelijk zichzelf te verheffen. Daarom, terwijl hij zich wenst te verheffen, moet hij van de omgeving ontvangen en grote Thora-inspanningen leveren. Als de mens een goede omgeving kiest, wint hij tijd en energie.
Besluit: Wat corrigeren
Waarmee
Zijn ongecorrigeerde keliem Men vervangt deze intentie van roepen een gevoel van angst angst over zichzelf en zijn op omwille van het naasten door eeuwige zorg om de ontvangen (angst om Schepper en angst dat men dat persoonlijke belangen te ontoereikend zou doen. verliezen).
130
Resultaat
Doel
Alles op de Schepper betrekken en met Hem in verbondenheid zijn.
Tevredenheid in alle situaties en toestanden ervaren.
141. Als een mens op zijn stuk staat. Als een mens op zijn stuk staat en al zijn wensen gebundeld op de Schepper richt, komt sietra achra in opstand, omdat volgens haar alles aan haar toebehoort. Bij die discussie meent ieder gelijk te hebben. Het lichaam twijfelt tussen ontvanger of gever. De mens merkt hoever hij van de Schepper verwijderd is, vindt het spijtig en verzoekt Hem om aanhoudend geloof te geven waarmee hij boven kennis kan gaan. Uiteindelijk wordt hij dit geloof waardig. De mens begrijpt dat al het slechte; het lijden door verlies van verbondenheid met de Schepper, bezorgt de Schepper ons zelf opdat wij Hem nodig zouden hebben en de macht van de Schepper zouden gaan aanvaarden (1). (1) In de ‘onderhandelingen’ met sietra achra moet men onverbiddelijk zijn. Men moet haar iets uiterlijks, iets niet relevant geven; haar omkopen en sussen opdat zij de innerlijke
mens
met rust zou laten. Kopen-verkopen, want sietra achra vlucht van het spirituele en is
bereid om dingen te wissellen. De innerlijke mens moet zich altijd aan de koninklijke tafel zien en zijn uiterlijk deel een botje gooien om te sussen opdat hij niet steeds zou herhalen: ‘hav-hav’, ‘geef-geef’. De mens bereikt de levenskracht van de heiligheid alleen door de heiligheid te betreden, dus in de nabijheid van de Schepper te komen, maar ook door zijn verwijdering van de Schepper. Wanneer sietra achra in het lichaam ingebed alles opeist, moet de mens vaardigheden ontwikkelen om dergelijke toestanden te hanteren wat hen geloofwaardig maakt. Alles moet men dus op de Schepper betrekken. Eenmaal de samenvloeiing met de Schepper waardig, zal hij merken dat alles daadwerkelijk van de Schepper uitgaat. Wees daarom altijd nederig en bescheiden als Mosje. Duld vernedering en houdt hem op elke trede vast. Zodra je dat verlaat verlies je alle treden. Geduld leidt tot vreugde. Zonder vreugde is er geen macht van de Schiena. De mens moet altijd kiezen tussen heiligheid en sietra achra. Voor ons die geschapen zijn met ratsoen lekabbel is het zeer moeilijk kiezen. Sietra achra is onze natuur. Wij bevinden er ons middenin. Zij geeft ons behagen waarvan het moeilijk loskomen is. Ontving je een beetje, wil je meer enz… Wij kiezen haar door ons verstand. Om voor kdoesja te kiezen, moeten we geloof boven kennis ontvangen. Dat betekent jezelf vernederen ondanks dat je alles ziet en begrijpt. Je verstand en kennis afsluiten en erboven gaan. En hier geeft men je een nog groter verstand dat men ook moet afsluiten. Dus, wie de weg van heiligheid gaat, wordt verstandiger en wijzer. Wie de weg van geloof binnen kennis gaat wordt steeds dommer. Zijn wensen worden onbenullig en zijn verstand wordt kleiner. Geloof boven kennis betekent alles verifiëren, overwegen, analyseren, begrijpen, zien en vervolgens deze kennis annuleren en alles aanvaarden door geloof boven kennis. Zulk een mogelijkheid is een geschenk uit de hemel. Niet iedereen wordt dat waardig.
131
148. Wat is bitter en wat is zoet. Er bestaat een begrip van bitter en zoet en van waarheid en onwaarheid. Het eerste begrip gaat van het hart uit (1) en het tweede van het verstand (2). Er moet aandacht zijn voor de waarneming van het hart, opdat we de intentie van geven zouden hebben ipv ontvangen. Het ontvangen is voor de mens zoet, het geven bitter. Ons werk is het ontvangen te vervangen door het geven. In het werk van het verstand moet men de wijzen geloven en met geloof boven het verstand gaan omdat een mens niet zelf waar van onwaar kan onderscheiden. (1) Dient als evaluerende categorieën van de uiterlijke mens. (2) Dient als evaluerende categorieën van de innerlijke mens. Men moet in het hart zoet en bitter vervangen opdat het geven een zoete waarneming zou oproepen en het ontvangen een bitter. De mens moet het eigen kwaad beseffen. Na dat werk, wanneer het hart begrijpt en in hem verstand verschijnt dat bitter en zoet correct begrijpt, moeten we ontvangen en geven vervangen. Geven wordt zoet en aangenaam; ontvangen verbittering. Dat bereikt men geleidelijk door het lijden en dankzij de hulp van geestesgenoten, de Leraar-Rabbi en de juiste boeken. Het werk met het verstand is het verkrijgen van geloof boven kennis, gebaseerd op adviezen van onze rechtvaardigen en wijzen. Slechts op die basis is het correct begrijpen van waarheid en onwaarheid mogelijk. Wanneer het hart begrijpt, bedoelt men de juiste waarneming van bitter en zoet. De mens wordt om te ontvangen. Hij ziet het als bestraffing hoewel hij het wenst te ontvangen. Hoe meer hij ontvangt, hoe groter de klap die hij ervaart. Zijn verstand ervaart de straf nog vóór zijn ontvangst. Het ontvangen zelf is de klap tot we ontvangen in geven veranderen. Het geven wordt zoet wanneer de mens de grootheid van de Schepper ervaart. Er gaat evenwel een gigantisch werk aan vooraf, soms met kunstmatig begrijpen tot de gewoonte een 2° natuur wordt. Wij bevinden ons sowieso in iets onnatuurlijks waarin ook het spirituele bekleed is. Dit alles is in ons zeer zwak. Ik kan niet in alles de Schepper zien wanneer ik met Hem helemaal geen verbondenheid voel. De mens kan niet voortdurend in negatie of in gebrek van iets leven. Hij moet één of andere vorm van krijgen of nut kunnen waarnemen. Een mens zet zich voor iets in, eventueel het spirituele en wenst daarvoor een beloning. Maar waar is ze? De angst om dat te verliezen is belangrijk voor de mens. Het werk in het hart wordt geleidelijk begrijpelijk voor hem. Het werk van het verstand is ingewikkelder. Waar haal ik wijzen vandaan? Waarin moet ik hen geloven? Daarover wordt veel geschreven. Voor ons is geloof in de Leraar en de hulp van een groep belangrijk. Cijfert een leerling zich tav de Rabbi en zijn groep weg, gaat hij vooruit en verkrijgt hij geloof. Waar halen we kracht voor het zich wegcijferen? Alleen in een groep. Als je in je groep investeert zal zij je teruggeven, in de diepte van je hart. Ik kan het niet zelf rechtstreeks bereiken. Besluit: Wat corrigeren
Waarmee
Resultaat
Doel
Zoet en bitter ervaren waarbij ontvangen behagen voor zichzelf oproept (zoet) en het geven bitter.
Het eigen kwaad beseffen. Op het einden van het werk in het hart moeten de waarneming ‘ontvangen’ en ‘geven’ door het tegengestelden vervangen worden.
Het hart wordt ‘begrijpend’, het geven wordt zoet.
De grootheid van de Schepper gaan waarnemen.
Ervaren dat je waarGeloven in de adviezen van Geloof boven kennis heid van onwaaronze rechtvaardigen en wijzen. verkrijgen. Slechts op heid kan onderscheideze basis kan men corden. rect waarheid van onwaarheid onderscheiden .
132
T oenadering tot de Schepper door een toenemende gelijkenis qua eigenschappen met Hem.
133
172. Obstakels en hindernissen. Alle obstakels en hindernissen die ons geopenbaard worden, zijn toenaderingen tot de Schepper. Niets duidde erop dat de Schepper ons naar Zich toe wenste te halen. Niets kan ons zo ver van de Schepper doen verwijderen als dat materiaal welk de Schepper in ons plantte bij het scheppen. Pas wanneer de mens tot de Schepper begint naderen merkt hij de afgrond tussen hem en de Schepper. Hoe meer toestanden hij doorloopt, hoe korter de weg wordt. De Schepper geeft langs de linkerlijn steeds sterker de wens om te ontvangen. Het toont ons hoever wij van de Schepper verwijderd en aan Hem tegengesteld zijn. Als wij alle moeilijkheden en problemen doorstaan, beginnen wij tot de Schepper te naderen. Bij het onthullen van de linkerlijn zien wij slechts de linkerlijn. De rechterlijn waarop wij ons reeds bevonden, merken wij niet. Bv, een mens naderde de Schepper langs 50 afdalingen en stijgingen waarbij de toestanden elkaar afwisselden. Op de 51e linker trede ervaart hij haar enkel in al haar diepten. Hij voelde geen verschil tussen de 50e en 51e treden. Een nieuwe trede, een nieuwe klie wordt hem in volle omvang onthuld. Deze waarneming lijkt hem vreeslijk. Hij weet niet hoe hij deze aanpakken moet. Daarom moeten wij door geloof boven kennis kunnen gaan. Als een mens langs de lijn van verwijdering wenst te gaan, voelt hij hoe ver hij van de Schepper is. Het brengt hem geen verandering omdat hij weet dat hij langs de lijn van verwijdering gaat en dat de afstand tussen hem en de Schepper gigantisch groot is. Maar dat stopt hem niet. Vóór gmar hatiekoen gaat de mens door geloof boven kennis om alle obstakels en hindernissen op zijn weg te overwinnen. Het wordt hem niet voor niets gegeven. Het doet zowel een afzonderlijke mens als de gehele mensheid tot het doel van de schepping naderen. Een mens bevindt zich altijd op de weg naar het doel. Als men een slechte waarneming aan het correctiedoel verbindt, is men op het juiste pad. Zelfs de slechtste waarneming moet men met de Schepper verbinden, want alles wat zich voordoet is van Hem.
Besluit: Wat corrigeren
Waarmee
Resultaat
Doel
Voelen hoe ver men van de Schepper verwijderd is. Het brengt hem geen verandering.
Als je een slechte oppervlakkige waarneming als een deel van het correctieproces kan zien, bevind je je op de juiste weg.
Niets gebeurt zomaar. Elk moment in tijd, beweging of plaats doet ons en de hele mensheid naar het doel van de schepping naderen.
Een sterkere toenadering tot de Schepper.
134
181. Eerbetoon. Eerbetoon beneemt het lichaam en is schadelijk voor de ziel. Daarom is eerbetoon aan een rechtvaardige een bestraffing, want het schaadt zijn ziel (1). (1) Licht vormt immers een klie. De waarneming van eerbetoon maakt in hem automatisch een klie voor eer en is op die manier schadelijk voor zijn ziel. Hij staat toe in zichzelf rsjoet harabiem (het terrein van velen) te vormen waardoor hij zich van de Schepper verwijderd. Als de Schepper voor Zijn grote rechtvaardigen zorgt, behoedt Hij hen voor bekendheid en eer opdat het hun ziel niet zou beschadigen. Daarom, in de mate zij als rechtvaardigen vermaard geraken en eer ontvangen, ontstaan er aanklagers die hen in allerlei zonden beschamen en hun eer vereffenen.
135
184. Het verschil tussen geloof en verstand De deugd in geloof werkt sterker op het lichaam dan verstand, omdat het dichter bij het lichaam is, want geloof en lichaam behoren beiden tot malchoet (1). (1) Het licht van geloof (in de rechterlijn) wordt ontvangen door het weerkaatsen van or chozer (weerkaatste licht) tot het niveau malchoet de goefa (malchoet van het lichaam). Daarbij neemt het lichaam slechts het licht waar van het geven, nefesj. Dit licht wordt evenwel niet binnen een keliem ontvangen, hoewel het voor 100% aan de hele partsoef straalt. Wanneer het geloof verdwijnt, vervalt ook de waarneming van deze straling, waarbij het niet aan het heden of de toekomst wordt gevoegd. Het verstand (boven gelmoof) behoort tot de 9 eerste sfirot en heeft op het lichaam niet zo’n sterke uitwerken. Desalniettemin wordt het als spiritueel geacht. In het spirituele bestaat de wet die zegt dat er in het spirituele niets verdwijnt. Elke nieuwe correctie voegt zich bij de vorige. Het geloof (onder verstand) wordt als het materiële gezien. Het behoort tot het lichaam en verdwijnt. Het verleden vervalt waardoor het niet aan het heden of de toekomst wordt gevoegd. Daarom, hoewel geloof tav verstand voor 100% werkzaam is op een mens, is de werking van geloof tijdelijk. Terwijl de uitwerking van het verstand, al werkt het voor 1%, constant blijft (2). 100 zulke uitwerkingen verzamelen zich tot 100% zoals het geloof in 1 keer was. Maar geloof verdwijnt, terwijl het verstand voor altijd zal blijven. (2) De uitwerking van het verstand (in linkerlijn) laat een resjiemo achter nadat het licht een klie verliet, want het licht van verstand behoort tot de 9 eerste sfirot die de kracht hebben om in een partsoef te komen. Elke volgende weerkaatsing en ontvangst van het licht zal leiden tot een volgende ontwikkeling van de klie. Maar dit licht dwingt slechts tot een bepaalde begrensde plaats door. Het straalt niet aan de hele partsoef zoals het geloof. Wat is dan beter: geloof of verstand? Beiden hebben hun voordelen en tekorten. Slechts hun gezamenlijke werking leidt tot een volmaakte toestand (de middelste lijn) door ‘geloof boven kennis’ wanneer tussen verstand en hart geen tegenstellingen meer zijn, doch sjalom. Al vergaten we wat we studeerden, er blijven altijd begrippen in het verstand achter. Dus, in die mate men zijn verstand gebruikt, in die mate ontwikkelt men het. Terwijl het materiële in tijd noch ruimte kan veranderen; terwijl het oosten nooit tot het westen kan naderen of het verleden met het heden niet kan samenvallen, kan in het spirituele alles zich in één plaats en in één tijd voordoen.
136
196. Aanzuiging van het egoïsme. Onreine intenties bestaan alleen daar waar geen vulling is maar onvolmaaktheid en onzekerheid (1). Als volmaaktheid zich manifesteert, verdwijnen de onreine gedachten terstond en hebben zij geen mogelijkheid om reine intenties te raken. Het breken van keliem, intenties, is afscheiding tussen licht chochma en licht chassadiem. Er ontstond een parsa (scheiding) tussen de wereld Atsieloet en de werelden BieJ’A. Het licht chochma kan niet onder die parsa afdalen. Het licht chassadiem kan wel tot onder de parsa afdalen waarin vroeger nog wel het licht chochma kwam. Er bleven nog krachten van de vorige toestand over. Deze handeling heet ‘eerst laat men onreine intenties of kliepot afdalen’. (1) Kortom, daar waar niet alle 10 sfirot waargenomen worden.
137
201. Het geestelijke en het materiële. De meesten werken zich te pletter, soms met gevaar voor het leven om materie te verwerven. Een mens gaat er soms mee akkoord om zelfs voor een kleine beloning te werken. Maar aan iets spiritueel verwerven denkt men nauwelijks. Er zij vragen en twijfels terwijl hij ten volle verzekerd is dat hij voltallig zal ontvangen waarop hij rekende. Dat is nog meer verbazingwekkend omdat het verstandelijk absoluut duidelijk is dat het lichaam en al het materiële tijdelijk is. Er blijft absoluut niets over. Waarom is het dan makkelijker om voor een tijdelijk lichaam (egoïstische intenties) te werken dan voor de eeuwige ziel (altruïstische intenties)? Omdat tegen het spirituele en tegen de altruïstische intenties egoïstische intenties ‘kliepot’ in opstand komen die moeilijk te veronachtzamen zijn (1). (1) In het begin van het werk ‘geven’ overheerst zijn uiterlijke mens in hem. Daarom kunnen de Kabbalaleken, op wie de kliepa nog niet werkzaam zijn (2), met gemak hun lichaam (egoïstische intenties) veronachtzamen. De moeilijkheden om afstand te nemen van zijn lichaamswensen vormen de keerzijde (ACha’P) van de toekomstige zuivere wensen (intenties ‘voor de Schepper’). (2) Het zijn mensen die slechts hun uiterlijke mens waarnemen. Zij zijn nog helemaal uiterlijk zonder enige waarneming van hun innerlijke. Deze zuivere wensen heten ‘mesieroet nefesj’ (opofferingsgezindheid). Dankzij hen en in hen wordt de mens het licht van de Schepper waardig. Voor de mens bereid is zich op te offeren, is het onmogelijk enige spirituele trede te bereiken. Elke nieuwe egoïstische wens zal hij moeten corrigeren door zelfopoffering (3). (3) Zich opofferen door het opstijgen van de aviejoet tot niveau sjoresj, betekent verkiezen om een embryo op een hogere trede te willen worden.
138
202. In het zweet des aangezichts zul je je brood eten. Het reduceren van het licht is zijn correctie. Men kan niets bereiken tenzij door inspanningen. Omdat het bevatten van het licht in volmaaktheid of in volle kennis onmogelijk is, moet het een reductie ondergaan. In een gereduceerde vorm kan men het licht wel met minder inspanningen bevatten, inspanningen die de mens wel in staat is te leveren. Bv, men wenst een groot gebouw te bouwen. Men bouwt het niet uit één stuk maar uit blokjes die een mens kan sjouwen en stapelen. Daarom verhult en reduceert men van boven het licht van de mens dat hem in staat stelt om met weinig inspanning de volmaaktheid en volheid te bereiken (1). (1) Daarom werd gezegd: ‘In het zweet des aangezichts..’ – ‘Gezicht’ –is de voorkant van een partsoef waarvan het licht uitgaat. In ‘zweet’ – klein als druppels (mondjesmaat) zult gij het verborgen en gereduceerde licht ontvangen. ‘Uw brood’ – verdiend door inspanningen ten behoeve van de correctie.
139
203. Hoogdravendheid leidt tot vernedering. Het is gezegd: ‘Hoogdravendheid leidt een mens tot zijn val.’ De mens is de laagst geschapene (1). Wanneer hij zijn waar niveau kent, lijdt hij er niet onder. Bv. Benen ervaren geen vernedering door onreine plaatsen te betreden of het lichaam te dragen. Zo is hun bestemming. Waren zij evenwel voorbestemd om een rol als hoofd te spelen, maar bevonden zij zich op het niveau van benen, zouden zij lijden onder hun lage toestand. Maar nu is hun toestand precies zoals zij moet zijn. (1) Zo wenste de Schepper dat de mens zijn verdiensten zou ontvangen. Als hij door zijn geestelijk werk een buitengewoon hoog niveau van bevatting zou bereiken, ‘als de meest lage’ geschapen, zal hij de volmaaktheid nog bij zijn leven ervaren. Als de mens zou wensen om in die lage toestand te blijven, zal hij deze toestand als laag ervaren. Hij zal geen leed ervaren omdat hij zo laag geboren werd. Maar omdat hij in zijn trotsheid wenst te blijven, ervaart hij zijn nietigheid en daarom neemt hij het lijden waar (2). (2) Want hij komt niet overeen met de Instructie volgens dewelke hij moet functioneren. Die zegt dat trots uitsluitend de prioriteit van de Schepper is, want slechts Hij is ‘bekleed in kledij van trots’. Alleen Hij is in staat om deze trots met de uiterste nederigheid te combineren. Hij is in staat en wenst in beide Zijn uiterste eigenschappen te geven, terwijl de schepping in dit opzicht éénpolig is: óf trots en dan is er bij hem geen plaats voor geven, óf nederigheid met het geven. Maar samen kunnen zij in de mens niet coëxisteren. Zoals gezegd is: ‘Ik en trotsaard kunnen niet onder één dak zijn’. Het lijden en de waarneming van nietigheid gaan samen. Als hij niet lijdt, wordt hij geacht zich niet in een lage toestand te bevinden overeenkomstig de mate van trots in hem. Of hij wenst ze maar heeft ze niet en dan zo ervaart hij zijn toestand als laag. En deze lage toestand wordt vervolgens vervangen door trots. Wanneer men samenvloeiing met de Schepper bereikt, wordt men trots en grootheid waardig in die mate waarin men zijn nietigheid ervaart. In de mate men erdoor lijdt, wordt men ook de grootheid van de Schepper waardig (3). (3) Dus door de trots die hij ervaart niet op zijn rekening te nemen (niet op zichzelf betrekt).
140
206. Geloof en behagen. Een mens vraagt zichzelf nooit spontaan waarvoor hij geniet. Zolang bij hem nog maar de kleinste gedachte ontstaat over de zin van behagen, kent hij nog geen waar behagen. De ware, geschikte wens, genieting vult immers alle leegten van de wens zodat geen met behagen gevulde wens nog over zou blijven. In zulk geval blijft ook in gedachten, verstand, bewust-zijn geen plaats meer voor de vraag over de zin van behagen. Zich afvragen over het doel van behagen betekent dat het behagen nog niet volmaakt is. Daarom vult het niet alle leegtes van zijn wens op (1). (1) Als men zich afvraagt, als er nog plaats is voor een vraag, bestaat er nog steeds chiesaron, tekort en daarom is het behagen nog niet volmaakt. Zo ook ten aanzien van geloof. Geloof en niet kennis moet alle plaatsen vullen. Daarom stelt men zich voor hoe kennis alle leegtes (wensen) vult en streeft men daarna om dezelfde plaatsen in dezelfde mate met geloof te vullen (2). (2) Dat heet het vullen van alle leegtes door geloof boven kennis.
141
208. De zin van inspanningen. De inspanningen die de mens levert zijn slechts voorbereidingen (1) om tot een toestand van onophoudelijke opofferingsgezindheid (mesieroet nefesj) te komen. Het is onmogelijk om welke trede ook te beheersen zonder vooraf deze eigenschap te verkrijgen. Juist deze eigenschap stelt een mens in staat om elke trede te beklimmen (2). (1) Inspanningen vormen kwantitatieve veranderingen om een volgende trede te kunnen beheersen. (2) Opofferingsgezindheid (mesieroet nefesj) is een extreme kwalitatieve verandering. Deze is slechts mogelijk bij een volledig afwezig zijn van weerstand in het bereiken van een geestelijke trede; wanneer hij zich de weg terug niet meer kan voorstellen.
142
209. Drie voorwaarden van gebed. Er zijn 3 voorwaarde om een gebed te kunnen geven: 1. Geloven dat de Schepper hem kan redden ondanks het feit dat in hem de allerslechtste eigenschappen, gewoontes en omstandigheden bestaan tov alle overigen van zijn generatie (1). 2. Alles wat hij kon doen, deed hij, maar de redding bleef toch uit (2). 3. Als de Schepper hem niet redt, sterft hij liever dan zo te leven (3). (1) Terwijl hij zijn allerslechtste eigenschappen in zijn waarneming van de linkerlijn (gvoera, dien) ziet, moet hij in zichzelf krachten vinden om de Schepper te rechtvaardigen om in de rechterlijn (chessed, rachamiem) over te kunnen gaan. (2) Eerst levert men zelf alle mogelijke inspanningen, maar er veranderde niets en de redding kwam niet. (3) Tot hij tot het punt van uiterste teleurstelling en ontreddering komt en in zijn hart zegt: ‘Als de Schepper mij niet redt, ben ik beter dood dan zulk leven te moeten leiden’, en hij blijft overeind zonder terug te keren naar zijn braaksel, zal hij onomstotelijk in de toestand van zelfopoffering komen (mesieroet nefesj). Pas dan komt de redding. Een gebed gaat uit van een waarneming van verlies in het hart. Hoe sterker de waarneming van ‘gebrek’, hoe sterker het gebed. Een weemoedig gebed om luxe is niet te vergelijken met een ter dood veroordeelde die om redding bidt.
143
Alleen wanneer men in de 3 voorwaarden de maximale toestand bereikt, heet dat gebed. Wij kunnen natuurlijk niet bepalen hoever wij daar in staan tenzij we een antwoord ontvangen, want enkel op een echt gebed volgt ogenblikkelijk een antwoord. De mens richt zich tot degene die hij van binnen voelt en tot wiens beeld hij in zich schiep. Wij vormen over anderen een bepaald beeld. Tot dit beeld richten wij ons. Zo ook richten we ons tot de Schepper binnen onszelf. Dit beeld vormen we met het beste, dat grootse. Hij wenst ons dichter bij Hem te hebben, maar Hij wacht op ons gebed om ons te helpen. In het antwoord ervaren we eenheid met Hem. Vraag: als ik de Schepper in mij voel, hoe kan ik dan ‘van onder mijzelf uitkomen’? Dat hoeft men niet. Men moet alleen vanonder zijn wensen, strevingen en intenties uitkomen en tot een correcte intentie komen. Dat kan men enkel door geloof boven kennis. We zoeken alles binnen onszelf. We
144
kunnen een naaste alleen waarnemen wanneer in ons hart een plaats is waarbinnen we de naaste kunnen sluiten. Dan kan je in je gebed tegelijk ook je naaste helpen.
145
211. Zoals hij die voor de Koning staat. ‘Rustig ‘t huis is niet te vergelijken met vóór de Koning staan’. Geloof moet zodanig zijn dat je je voortdurend voor vóór de Koning voelt staan. Dat roept in hem liefde en ontzag op (1). Tot het bereiken van een dergelijk geloof kan hij zich geen oponthoud noch rust veroorloven omdat het zijn leven is. Hij zal geen andere beloningen nog wensen te ontvangen dan geloof. (1) De innerlijke grens van je innerlijke mens zien. Het besef van gebrek aan geloof moet een gewoonte worden, tot zijn 2° natuur. Zoals gezegd: ‘Terwijl ik aan Hem denk, kan ik niet inslapen’. De wereldse indrukken doven het waarnemen van het gebrek aan geloof. Elk behagen annuleert het lijden, de honger en de pijn. Daarom wenst hij geen troost in zijn toestand te ontvangen. De mens moet zich behoede om door welk materieel ontvangen ook zijn streven naar het spirituele te annuleren. Dat gebeurt slechts wanneer hij spijt ondervindt dat het behagen de vonken van zuivere intenties; de waarnemingen van afwezigheid en spiritueel tekort, doven. Zijn spijtbetuiging en pijn moet hij bewaken om de zuivere geestelijke wensen niet te verliezen. Als wij ons daadwerkelijk zouden kunnen voorstellen dat wij vóór de Schepper staan, dat wij alles bereikten, zouden wij natuurlijk vol liefde en ontzag zijn tav Hem. De mens moet tot een toestand vol liefde voor hem komen, ook al ziet hij de Schepper niet. Tot dan moet men niet uitrusten omdat het ons leven en veeljarigheid is. Slechts door geloof kan men zich vol van liefde voelen. Geloof boven kennis geeft een mens ontzag én liefde voor de Schepper. Wij wensen geen beloning te ontvangen. Chiesaron (tekort) aan geloof moet het kleinste deeltje van het lichaam binnendringen opdat de gewoonte tot een 2° natuur zou worden; opdat men niet in slaap zou vallen. Alle wereldse wensen doven deze chiesaron. Elke bevrediging van dierlijke wensen annuleert chiesaron en pijn. Pijn moet groeien. Hij moet toenemen tot hij vol geloof wordt. Je bent bereid om met deze vreeslijke pijn tot het westen te raken. Je mag niet willen om die met wat dan ook te vullen behalve geloof. Zo wordt op keliem de kabbala masach (scherm) en or chozer (weerkaatste licht) opgebouwd. Pas op dat egoïstische vullingen de chiesaron niet teniet doen noch de vonken van de krachten keliem de kdoesja vernietigen. Terwijl men zich in de afgrond bevindt, moet men zich voorstellen dat je vóór de Schepper staat. Als je keliem de hasjpaa verkrijgt zal je alles bereiken. De mens weet natuurlijk niet wat voor wensen nog zullen opdagen. Maar indien hij zich blijft voorstellen dat hij vóór de Schepper staat en slechts om liefde en ontzag voor de Schepper blijft verzoeken, werkt hij correct. Hoe kan men tegelijk spijt hebben over iets en de heiligheid bewaren? Spijt in keliem de kabbala vermindert de verworvenheden van de mens niet. De spijt mag niet verminderen tot men met het ware gebed zal komen tot hulp bij het verkrijgen van keliem de hasjpaa en verder, tot men tot het gebruik van keliem de kabbala komt met de intentie al mnat lehasjpieja. Pijn over de aanwezige keliem de kabbala dient slecht ter vervanging van en door keliem de hasjpaa. Besluit: Wat corrigeren
Waarmee
Resultaat
Doel
Wereldse indrukken zijn waarneming tgv een gebrek aan geloof.
Wens geen troost in je toestand. Pijn moet groeien en toenemen tot je vol geloof wordt. Wees bereid om met deze vreeslijke pijn tot het westen te raken. Ga niet akkoord om die met wat dan ook te vullen behalve met geloof. In de afgrond stelt men zich voor zo vóór de Schepper te staan.
Tot het ware gebed komen om hulp in de vorm van keliem de hasjpaa te verkrijgen. En verder komt men tot het gebruik van keliem de kabbala met de intentie al mnat lehasjpieja.
Komen tot een toestand waarin we, terwijl we de Schepper zien noch waarnemen, toch vol liefde voor hem zijn.
146
232. Het voltooien van inspanningen. ‘Geloof nooit dat iemand die zich inspande toch niets vond’. ‘…vond het gewenste niet’ betekent ‘geen welwillendheid van de Schepper vond’ (1). (1) Samenvloeiing met Hem. ‘Geloof niet dat men zonder enige inspanning het gewenste kan vinden’. Zo iemand spreekt niet tav zichzelf, doch is een regel voor de massageest. En vond hij de welwillendheid in de ogen van de Schepper, wat heeft dat dan met ‘geloof niet’ te maken. Soms wordt een mens door gebed de welwillendheid in de ogen van de Schepper waardig, omdat in zijn gebed een bijzondere kracht bestaat die gelijk een inspanning werkte. Zoals in onze wereld, zijn er mensen die hun kost door inspanningen verdienen en zijn er die bidden om inkomsten, en die die bovendien nog verkrijgen ook (2).
(2) Soms ontvangt de uiterlijke mens zelfs welwillendheid van de Schepper door geloof in een oprecht gebed, zonder voorafgaande inspanningen in het geestelijke werk of een opgebouwde masach. In zulke bijzondere momenten beoordeelt de Schepper de mens naar het principe ‘beasher hoe sjam’, volgens die toestand waarin hij zich op het moment van dat gebed bevond. Daarna kan hij weer terugkeren naar een ontvangen voor zichzelf. Hoewel hij de welwillendheid in de ogen van de Schepper waardig werd, moet hij nadien in het spirituele vervolgens toch volledig afrekenen, dus dezelfde inspanningen leveren die iedereen levert. Levert hij niet dezelfde inspanningen, verliest hij zijn klie. Daarom werd gezegd: ‘Geloof hem niet die zegt dat hij zonder enige inspanningen het gewenste vond’, omdat hij alles weer zal verliezen. Want hij is verplicht (3) om nadien door zijn inspanningen af te rekenen. Daarom moet een mens vrezen om datgene wat hij bereikte of ontving, wat bij hem van boven neerdaalde, te verliezen. Want als hij ‘het voorschot’ niet waarmaakt, verliest hij het. (3) Zijn innerlijke mens die door inspanningen en geloof boven kennis verdient, maakt het aan hem gegeven voorschot waar.
147