DIGITALE CAMERA http://www.olympus.com/
Beknopte handleiding pag. 2 Wendenstrasse 14 – 18, 20097 Hamburg, Duitsland Tel.: +49 40 - 23 77 3-0 / Fax: +49 40 - 23 07 61 Bredowstrasse 20, 22113 Hamburg, Duitsland
Afleveradres goederen: Correspondentie Postfach 10 49 08, 20034 Hamburg, Duitsland adres:
Europese Technische klantendienst: Bezoek ook onze homepage http://www.olympus-europa.com of bel ons GRATIS NUMMER*: 00800 - 67 10 83 00 voor België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Luxemburg, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk, Portugal, Spanje, Verenigd Koninkrijk, Zweden, Zwitserland. * Sommige (mobiele) telefoon services / providers geven geen toegang of hebben een extra voorvoegsel voor +800 nummers nodig.
HANDLEIDING
Vestiging:
HANDLEIDING
Bestudeer de namen van de cameraonderdelen en de basisstappen voor fotograferen en weergeven.
Inhoudsopgave
pag. 20
NL
Voor alle Europese landen die niet vermeld werden en als u ons niet kunt bereiken op de hierboven vermelde nummers, a.u.b. gebruik maken van de volgende BETAALDE NUMMERS: +49 180 5 - 67 10 83 of +49 40 - 237 73 48 99. Onze technische klantendienst is van maandag tot en met vrijdag bereikbaar tussen 09.00 uur en 18.00 uur (MET).
Geautoriseerde dealers Netherlands:
Olympus Nederland B.V. Industrieweg 44 2382 NW Zoeterwoude Tel: 0031 (0)71-5821888 www.olympus.nl
Belgium: Luxemburg:
Olympus Belgium N.V. Boomsesteenweg 77 2630 Aartselaar Tel: (03) 870 58 00
© 2008 Gedrukt in Duitsland · OIME · 4/2008 · Hab. · E0460802
z Voordat u uw nieuwe camera in gebruik gaat nemen, leest u eerst de paragraaf “Veiligheidsmaatregelen“ in deze handleiding. z Voordat u belangrijke opnamen gaat maken, doet u er goed aan eerst enkele proefopnamen te maken teneinde u met uw camera vertrouwd te maken. z De afbeeldingen van het scherm en de camera zijn tijdens de ontwikkeling van het toestel vervaardigd en kunnen op kleine punten afwijken van het toestel dat u in handen hebt. z De inhoud van deze handleiding is gebaseerd op firmwareversie 1.0 voor deze camera. Als er aanvullingen op en/of wijzigingen van functies hebben plaatsgevonden vanwege een firmware-update voor de camera, kan de inhoud afwijken. Kijk voor de meest actuele informatie op de Olympus-website.
4
Camera
Functieknop gblz. 4 Cameraschakelaar gblz. 14 Regelaar (j) gblz. 19, 26 F belichtingscorrectie gblz. 47 Ontspanknop gblz. 16, 31
Ingebouwde flitser gblz. 71 Flitsschoen gblz. 73 #-knop (flitser) gblz. 71 j/Y/< (repeterende opnamen / zelfontspanner / afstandsbediening) gblz. 55 – 57, 90 COPY / < (Kopiëren / Printen) knop gblz. 84, 100
Oogje voor de riem gblz. 10 Oogje voor de riem gblz. 10
Zelfontspanner / afstandsbedieningslampje / ontvanger afstandsbediening gblz. 56 Markering voor lenskoppeling gblz. 12 Lensvatting (Bij het bevestigen van de lens verwijdert u eerst de beschermkap van de camera die voorkomt dat stof en vuil kunnen binnendringen.)
2 NL
Lensontgrendelknop gblz. 12
Lensvergrendelingspen
Spiegel gblz. 36
AEL / AFL-knop gblz. 37, 48, 88 0 beeldbeveiliging gblz. 85
LCD-monitor gblz. 8, 9, 36 q weergave gblz. 77
Basisgids
Dioptrie-instelknop gblz. 14
Oogkapje gblz. 56 Zoeker gblz. 6
o Knop (beeldstabilisator) gblz. 58
S wissen gblz. 86
< knop gblz. 89 P (AF-kader)-knop gblz. 53
MENU-knop gblz. 29
u-knop (Live view) gblz. 36
INFO-knop (informatiedisplay) gblz. 28, 40, 77
Pendelknop gblz. 27, 29 i gblz. 29
Statiefaansluiting
Namen van onderdelen en functies
Klepje van het batterijcompartiment gblz. 11 Vergrendelknop van het batterijcompartiment gblz. 11
Klepje van het kaartje gblz. 13 Indicatie-LED Dataverkeer gblz. 13, 16, 105 CF-kaartsleuf gblz. 13 xD-picture-Card-sleuf gblz. 13
Klepje over de connector
Multiconnector gblz. 82, 100, 104
Uitwerpknop gblz. 13
3 NL
Functieknop De functieknop biedt u de mogelijkheid om de camera-instellingen moeiteloos aan het onderwerp aan te passen.
Programma's voor gemakkelijk fotograferen • Selecteren afhankelijk van de te fotograferen scène. De camera stelt de juiste lichtomstandigheden automatisch in. • Als u de functieknop draait of de camera uitschakelt in de programma's voor gemakkelijk fotograferen, worden functies waarbij instellingen zijn gewijzigd teruggezet naar de standaardinstellingen af fabriek. AUTO
AUTO
i
PORTRAIT (portret)
l
LANDSCAPE (landschap)
4
Voor een portretopname van een persoon. Voor landschappen en andere buitenopnamen.
&
MACRO
Voor opnamen dichtbij (close-ups).
j
SPORT
Voor scherpe opnamen van snelbewegende onderwerpen.
/
NIGHT+PORTRAIT (nacht+portret)
Voor scherpe opnamen van het onderwerp mét achtergrond bij nachtlicht.
g
NL
Hierbij kiest de camera zelf de optimale combinatie van diafragma en sluitertijd. De ingebouwde flitser springt automatisch omhoog onder omstandigheden met weinig licht.
Motiefprogramma
Als u een programma voor een bepaalde situatie kiest, past de camera zijn instellingen optimaal aan de lichtomstandigheden aan. In tegenstelling tot het motiefprogramma van de functieknop, kunnen de meeste functies niet veranderd worden. 1 Zet de functieknop op g. 1 PORTRAIT • Het motiefmenu wordt For taking a weergegeven. portrait-style 2 Selecteer met ac het shot. gewenste motiefprogramma. • Er verschijnt een voorbeeld en een beschrijving van het SELECT GO geselecteerde motief. 3 Druk op knop i. • De camera is nu klaar om te fotograferen. • Om de instelling te wijzigen, drukt u nogmaals op i. Het motiefmenu wordt weergegeven.
Pictogram
Stand
Pictogram
I
1
PORTRAIT (portret)
J
11
MACRO
Stand
L
2
LANDSCAPE (landschap)
r
12
NATURE MACRO (natuuropname macro)
K
3
LANDSCAPE+PORTRAIT (landschap+portret)
&
13
CANDLE (kaars)
G
4
NIGHT SCENE (nachtscène)
*
14
SUNSET (zonsondergang)
U
5
NIGHT+PORTRAIT (nacht+portret)
(
15
FIREWORKS (vuurwerk)
G
6
CHILDREN (kinderen)
@
16
DOCUMENTS (documenten)
J
7
SPORT
s
17
PANORAMA
H
8
HIGH KEY
g
18
BEACH & SNOW (strand & sneeuw)
I
9
LOW KEY
I
19
UNDERWATER WIDE
q
10 DIS MODE
H
20
UNDERWATER MACRO
• Voor geavanceerde en creatieve opnamen kunt u de diafragmawaarde en de sluitertijd zelf instellen. • De instellingen die in de geavanceerde programma's zijn uitgevoerd, worden ook behouden als de camera wordt uitgeschakeld. P
Programmagestuurd fotograferen
Hierbij kiest de camera zelf een combinatie van diafragma en sluitertijd. (gblz. 42)
A
Diafragmavoorkeuze
Hierbij stelt u zelf het gewenste diafragma in. De camera kiest automatisch de bijpassende sluitertijd. (gblz. 43)
S
Sluitertijdvoorkeuze
Hierbij stelt u zelf de gewenste sluitertijd in. De camera kiest automatisch het bijpassende diafragma. (gblz. 43)
M
Handmatig fotograferen (Manual)
Hierbij kiest u zelf de gewenste combinatie van sluitertijd en diafragma. (gblz. 44)
Namen van onderdelen en functies
Geavanceerde programma's
Basisgids
Soorten motiefprogramma's
5 NL
Zoeker Autofocusveld gblz. 53
Beeldstabilisator gblz. 58
Diafragmawaarde gblz. 42 – 45
AF-teken gblz. 16, 42, 54
Witbalans (Verschijnt bij een andere instelling dan automatische witbalans.) gblz. 62
Belichtingscorrectiewaarde gblz. 47 Lichtmeetstand gblz. 46
Stand Fotograferen gblz. 4
6 NL
Sluitertijd gblz. 42 – 45
Flitser gblz. 68 (knippert: bezig met opladen, blijft continu zichtbaar: laden is klaar) AE-lock gblz. 48
Batterijcontrole (klaar voor gebruik) (opladen nodig)
Superbedieningspaneel Basisgids
Op het onderstaande scherm, het superbedieningspaneel, kunt u de fotografeerinstellingen niet alleen bekijken, maar ook aanpassen. Druk op de INFO-knop om op de LCD-monitor het superbedieningspaneel op te roepen. g"Het superbedieningspaneel gebruiken" (blz. 28) Sluitertijd gblz. 42 – 45
De flitser wordt opgeladen gblz. 71
Belichtingscorrectie-indicatie gblz. 47 Belichtingsmeter gblz. 44 Flitssterkte-indicatie gblz. 72
Batterijcontrole gblz. 6
Super FP flash 1 gblz. 74 Ruisonderdrukking mO gblz. 67 Auto bracketing 0 gblz. 49, 72 Pendelknop p gblz. 90 RC-flitsstand m gblz. 74 Beeldstabilisator HIt gblz. 58 AF-hulpverlichtingT gblz. 87 Waarschuwing interne temperatuur m gblz. 115
Stand Fotograferen gblz. 4
Datum gblz. 15
Diafragmawaarde gblz. 42 – 45
250
FP BKT RC IS 2 AF
2008. 08.16
Beeldeffect gblz. 65
OFF
arge Normal Kaartje gblz. 118
Beeldkwaliteit gblz. 60
Autofocusstand (AF) gblz. 51 Autofocusveld gblz. 53 Flitssterkteregelaar gblz. 72 Flitserfunctie gblz. 68 Afstandsbediening / zelfontspanner / repeterende opnamen gblz. 55 – 57 ISO-waarde gblz. 50 Witbalans gblz. 62 Witbalanscorrectie gblz. 63
Kleurruimte gblz. 94 Gezichtsher- Aantal stilstaande kenning beelden dat kan worden gblz. 39 opgeslagen gblz. 125 Scherpte N gblz. 65 Contrast J gblz. 65 Kleurintensiteit T gblz. 65 Gradatie z gblz. 66 Z&W-filter x gblz. 65 Fototint y gblz. 65
Namen van onderdelen en functies
F5.6 +2.0
Belichtingscorrectiew aarde gblz. 47 Belichtingsniveau gblz. 44
Lichtmeetstand gblz. 46
De functies binnen dit kader kunt u instellen op het superbedieningspaneel.
7 NL
LCD-monitor (Live view) Op de LCD-monitor kunt u naast de instellingen ook het zoekerbeeld bekijken. Druk op de knop u om Live view te activeren. g"Live view gebruiken" (blz. 36) Lichtmeetstand gblz. 46
Diafragmawaarde gblz. 42 – 45 Sluitertijd gblz. 42 – 45
Flitserfunctie gblz. 68
Vastgelegde positie p gblz. 54 RC-flitsstand q gblz. 74 Super FP-flitsstand s gblz. 74 Auto bracketing t gblz. 49, 72 AE-lock u, gblz. 48 AF-modus live bekijken po gblz. 37 Beeldstabilisator vws gblz. 58
Flitser gblz. 71 (knippert: bezig met opladen, blijft continu zichtbaar: laden is klaar) Belichtingscorrectiewaarde gblz. 47
Stand Fotograferen gblz. 4
AF-teken gblz. 16, 38, 54
Batterijcontrole gblz. 6
250 F5.6 +2.0 HP RC FP BKT AEL H-AF IS 2
WB AUTO ISO AUTO
LN
38 Kaartje gblz. 118 Histogram gblz. 113
Autofocusveld gblz. 53
Waarschuwing interne temperatuur gblz. 115 Gezichtsherkenning g gblz. 39
Flitssterkteregelaar gblz. 72
Aantal stilstaande beelden dat kan worden opgeslagen gblz. 125 Beeldkwaliteit gblz. 60 ISO-waarde gblz. 50
Repeterende opnamengblz. 55 Zelfontspanner gblz. 56 Afstandsbediening gblz. 56 Witbalans gblz. 62
8 NL
LCD-monitor (weergave) Basisgids
U kunt het monitorbeeld omschakelen met de knop INFO. g"Informatiedisplay" (blz. 80) Brandpuntsafstand gblz. 120 (De brandpuntsafstand wordt in eenheden van 1 mm weergegeven.) Stand Fotograferen gblz. 4
Beeldkwaliteit gblz. 60
Batterijcontrole gblz. 6
Kaartje gblz. 118
Diafragmawaarde gblz. 42 – 45
Printreservering Aantal prints gblz. 98
Beveiligen gblz. 85
LN
Sluitertijd gblz. 42 – 45
Belichtingscorrectie gblz. 47
x10 [3648x2736,1/8]
Bestandsnummer gblz. 80
LN
15
Informatie over enkelbeeldweergave Beeldnummer gblz. 80
Datum en tijd gblz. 15
Opnamegegevens Beeldkwaliteit gblz. 60 Kleurruimte gblz. 94 Beeldeffect gblz. 65
Autofocusveld gblz. 53 Histogramgblz. 80
Witbalanscorrectie gblz. 63
Lichtmeetstand gblz. 46
Flitssterkteregelaar gblz. 72
Witbalans gblz. 62
ISO-waarde gblz. 50
Namen van onderdelen en functies
’08.08.16 21:56 100-0015
1/250 F5.6 +2.0 45mm ISO 100 0.0 WB : AUTO A : 0 G: 0 NATURAL sRGB
9 NL
Het uitpakken van de doos Bij de camera worden de volgende onderdelen meegeleverd. Als er een onderdeel ontbreekt of beschadigd is, neemt u contact op met de dealer waarbij u de camera hebt gekocht.
Camera
Beschermkap van de camera
BCM-2 lithiumionlaadapparaat
Handleiding
USB-kabeltje
Garantiekaart
Camerariem
Videokabel
BLM-1 lithium-ionbatterij
CD-ROM met OLYMPUS Master 2
Zoekerafdekkapje
Camerariem bevestigen
Breng de camerariem aan zoals aangegeven door de pijlen (1, 2).
10 NL
Trek de camerariem tenslotte strak om er zeker van te zijn dat deze goed vastzit (3).
Maak het andere uiteinde van de camerariem op dezelfde manier vast aan het andere bevestigingsoog.
De batterij gereedmaken voor gebruik
Batterij opladen BLM-1 lithiumionbatterij
W
Indicator voor laadtoestand Rood lichtje: bezig met opladen Groen lichtje: opladen voltooid (laadtijd: ca. 5 uur)
Basisgids
1
Verwijder het beschermkapje van de batterij.
BCM-2 lithiumionlaadapparaat Lichtnetkabeltje Zorg dat de batterij met de pijl overeenkomt.
Batterij inzetten
Vergrendelknop van het batterijcompartiment
W
2
Stopcontact
Positioneringsmarkering
3
Sluit het klepje van het batterijcompartiment en schuif het slot van het batterijcompartiment in de richting van E Batterijvergrendeling
Batterij uitnemen Druk op de batterijvergrendeling om de batterij te ontgrendelen.
Voorbereidingen voor het fotograferen
Klepje van het batterijcompartiment
Wij raden u aan een reservebatterij bij de hand te houden voor als u langer door wilt gaan met fotograferen en de gebruikte batterij leeg raakt.
11 NL
Een lens op de camera bevestigen 1
2
Verwijder de beschermkap van de camera en de achterkap van de lens.
Achterkap van de lens
Beschermkap van de camera
Een lens op de camera bevestigen
• Houd de rode koppelingsmarkering op de lens tegenover de rode markering op de camera en steek de lens in het camerahuis (1). • Draai de lens in de richting van de pijl tot u een klik hoort (2).
Koppelingsmarkering (rood)
Markering voor lenskoppeling (rood)
• Zorg dat de cameraschakelaar op OFF staat. • Druk de lensontgrendelknop niet in.
3
Verwijder het lenskapje (3, 4)
Lenskapje
De lens uit de camera verwijderen Terwijl u de lensontgrendelknop (1) ingedrukt houdt, draait u de lens in de richting van de pijl (2). Lensontgrendelknop
12 NL
Het kaartje plaatsen
Open het klepje van het kaartje. Steek het contactvlak van het kaartje zo ver mogelijk in de sleuf.
xD-Picture Card Open het klepje van het kaartje. Steek het kaartje zover in de kaartsleuf totdat het op zijn plaats vastklikt.
Basisgids
CompactFlash / Microdrive
Klepje van het kaartje
Indicatie-LED Dataverkeer
CF-kaartsleuf
W-markering
Geheugenkaartje verwijderen
• Druk de uitwerpknop helemaal in om het eruit te laten springen. Druk de uitwerpknop opnieuw helemaal in om het kaartje uit te werpen. • Neem de kaart eruit. Indicatie-LED Dataverkeer
Open het klepje van het kaartje nooit als de indicatie-LED Dataverkeer knippert.
xD-Picture Card • Druk zachtjes op het geplaatste kaartje en het springt eruit. • Neem de kaart eruit.
Voorbereidingen voor het fotograferen
CompactFlash / Microdrive
xD-picture-Card-sleuf
Uitwerpknop
13 NL
Camera inschakelen 1
Zet de cameraschakelaar op ON.
• Om de camera uit te schakelen, zet u de cameraschakelaar op OFF.
Cameraschakelaar
Functieknop
Zet de functieknop op AUTO. SSWF-indicator
INFO-knop
LCD-monitor
AUTO 2008. 08.16
AF
Zodra u de camera inschakelt, verschijnt het superbedieningspaneel op de monitor. Als het superbedieningspaneel niet verschijnt, druk dan op de knop INFO.
OFF
arge Normal
Superbedieningspaneel
Automatische stofreductie Zodra u de camera inschakelt, wordt automatisch de functie stofreductie geactiveerd. Hierbij wordt met behulp van ultrasone trillingen stof en vuil verwijderd van het filteroppervlak van het beeldopneemelement. Tijdens deze reiniging knippert het SSWF-lampje (Super Sonic Wave Filter).
Dioptrie van de zoeker instellen
Zoeker
Stel de dioptrie van de zoeker in volgens uw wensen. Terwijl u door de zoeker kijkt, verdraait u langzaam de dioptrieregelaar. Zodra u het autofocusveld goed en scherp kunt zien, bent u klaar. Autofocusveld
14 NL
Dioptrieregelaar
Datum en tijd instellen Basisgids
Informatie over datum en tijd worden samen met de beelden opgeslagen op het kaartje. De bestandsnaam is ook inbegrepen bij de informatie over datum en tijd. Zorg ervoor dat u de juiste datum en tijd instelt voor u de camera gebruikt.
1
MENU knop
Druk op de knop MENU.
• Het menuscherm verschijnt op de LCD-monitor. CARD SETUP CUSTOM RESET PICTURE MODE GRADATION WB CANCEL
SELECT
2
5 GO
’--.--.---:--
SELECT
3
CF j±0 k±0
ENG. NTSC
Y
M D
TIME
2008 08 01 14 00
CANCEL
GO
• De tijd verschijnt in 24-uurs formaat.
6
Selecteer met ac het datumformaat
GO
Selecteer met ac de optie [X] en druk daarna op d
Y
M D
TIME
2008 08 01 14 00
CANCEL Y
M D
Y/M/D
Y/M/D
GO
TIME Y/M/D
7
Druk op knop i
CANCEL
4
Y
Selecteer met ac de optie [Y] en druk daarna op d
M D
2008
’08.08.01 14:01
CF/xD EDIT FILENAME s W VIDEO OUT CANCEL
TIME Y/M/D
8
SELECT
CF j±0 k±0
ENG. NTSC
Voorbereidingen voor het fotograferen
CANCEL
Herhaal deze procedure tot u datum en tijd volledig heeft ingesteld.
NORM N AUTO
Selecteer met ac de optie [Z] en druk daarna op d
CF/xD EDIT FILENAME s W VIDEO OUT
Pendelknop acbd
GO
Druk op de knop MENU om het menu te verlaten.
CANCEL
15 NL
Fotograferen
1
Zoeker
Kijk door de zoeker en richt het autofocusveld op het onderwerp.
Ontspanknop
Indicatie-LED Dataverkeer
2
Stel scherp Druk de ontspanknop half in. Zoeker
Superbedieningspaneel Diafragmawaarde
250
AUTO Sluitertijd
F5.6
2008. 08.16
AF-teken
AF
OFF
arge Normal
Autofocusveld
• De scherpstelling is vastgezet als u een pieptoon hoort. Het AF-teken en het autofocusveld verschijnen in de zoeker. • De door de camera automatisch gekozen combinatie van sluitertijd en diafragmawaarde verschijnt. • Het superbedieningspaneel verdwijnt wanneer u de ontspanknop indrukt.
3
Maak de foto door de sluiter te ontspannen Druk de ontspanknop helemaal in (tot aan de aanslag).
• Het sluitergeluid klinkt en de foto wordt gemaakt. • De indicatie-LED Dataverkeer knippert en de camera begint de foto op te nemen. Zolang de dataverkeer-LED knippert, mag u de batterij of het kaartje beslist niet verwijderen. Doet u dat toch, dan kunnen daardoor de opgeslagen beelden verloren gaan of kan dat verhinderen dat de zojuist door u gemaakte foto's worden opgeslagen.
16 NL
Basisgids
Vasthouden van de camera Zorg er ook voor dat u niet uw vingers en de camerariem voor de lens en de flitser houdt.
Horizontale stand
Het is mogelijk om de LCD-monitor als zoeker te gebruiken en de compositie van het onderwerp te controleren, of om te fotograferen terwijl u een vergrote weergave op de LCD-monitor bekijkt. g"Live view gebruiken" (blz. 36)
Fotograferen terwijl u op de LCD-monitor kijkt
1
Verticale stand
Druk op de knop u (live bekijken) om over te schakelen naar live bekijken.
Ontspanknop
u-knop
P
250 F5.6
2 LN
38
Maak de opname door de ontspanknop in te drukken.
• De foto wordt gemaakt met scherpstelling.
Als de camera stopt te werken Als de camera gedurende ongeveer 8 seconden niet bediend wordt terwijl de camera aan staat, dooft de achtergrondverlichting van de monitor om de batterijen te sparen (als het superbedieningspaneel verlicht wordt). Als daarna ongeveer een minuut lang geen bediening plaatsvindt, schakelt de camera naar de sluimerstand (stand-by) en stopt te werken. De camera wordt weer geactiveerd zodra u een van de knoppen indrukt (ontspanknop, q-knop, enz.). g"BACKLIT LCD (timer displayverlichting)" (blz. 91), "SLEEP" (blz. 91)
Voorbereidingen voor het fotograferen
• Het onderwerp wordt weergegeven op de monitor.
17 NL
Weergeven / Wissen
Beelden weergeven
Als u op knop q (weergeven) drukt, verschijnt de laatstgemaakte foto. Toont het beeld dat 10 opnamen geleden is opgeslagen.
q-knop
Geeft het vorige beeld weer
Geeft het volgende beeld weer
Pendelknop Toont het beeld dat 10 opnamen later is opgeslagen.
Close-up weergeven
Telkens als u de regelaar naar U draait, wordt het beeld vergroot in stappen van 2x tot 14x.
Regelaar
Beelden wissen
Geef het beeld weer dat u wilt wissen en druk op knop S. Selecteer met ac de optie [YES] en druk op knop i om het wissen te starten.
Knop S
ERASE
YES NO CANCEL
18 NL
SELECT
GO
Indicaties die in deze handleiding gebruikt worden
x Opmerkingen TIPS g
Basisgids
De knoppictogrammen in deze handleiding verwijzen naar de pictogrammen op het camerahuis. Zie "Namen van onderdelen en functies" (gblz. 2). In deze handleiding geeft j de regelaar aan. In deze handleiding worden overal de volgende symbolen toegepast. Belangrijke informatie over factoren die tot storingen of problemen bij de bediening kunnen leiden. Daaronder ook waarschuwingen voor handelingen die u absoluut dient te voorkomen. Handige informatie en tips voor een optimaal gebruik van uw camera. Verwijzingen naar pagina's met details of relevante informatie.
Zo maakt u optimaal gebruik van deze handleiding Voor het zoeken naar informatie over de functies en knoppen van deze camera kunt u de "Inhoudsopgave" (blz. 20) of "Index" (blz. 145) of de onderstaande verwijzingen raadplegen. Zoek aan de hand van de situatie waarbij u foto's wilt maken de gewenste informatie op in deze handleiding.
Voor informatie over de bediening van de camera: g"Gebruik van de directe knoppen" (blz. 27) "Het superbedieningspaneel gebruiken" (blz. 28) "Gebruik van het menu" (blz. 29) Functies beschikbaar tijdens live bekijken: g"Live view gebruiken" (blz. 36) Voor het opzoeken van een functie in een lijst: g"Menulijst" (blz. 127) "Index" (blz. 145)
Voorbereidingen voor het fotograferen
Voor informatie over mogelijke fotografeerfuncties: g"Fotogidsen" (blz. 31)
19 NL
Inhoudsopgave Basisgids
2
Lijst met de namen van de cameraonderdelen en de basisstappen voor fotograferen en weergeven.
Namen van onderdelen en functies ................................................................................. 2 Camera ........................................................................................................... 2 Functieknop..................................................................................................... 4 Zoeker ............................................................................................................. 6 Superbedieningspaneel................................................................................... 7 LCD-monitor (Live view).................................................................................. 8 LCD-monitor (weergave)................................................................................. 9 Het uitpakken van de doos............................................................................ 10 Voorbereidingen voor het fotograferen ...........................................................................11 De batterij gereedmaken voor gebruik ...........................................................11 Een lens op de camera bevestigen............................................................... 12 Het kaartje plaatsen ...................................................................................... 13 Camera inschakelen ..................................................................................... 14 Datum en tijd instellen................................................................................... 15 Fotograferen.................................................................................................. 16 Weergeven / Wissen ..................................................................................... 18 Indicaties die in deze handleiding gebruikt worden....................................... 19
1
Basisfuncties van de camera
26
Hier worden de basisfuncties van de camera beschreven.
Gebruik van de directe knoppen .................................................................................... 27 Het superbedieningspaneel gebruiken .......................................................................... 28 Gebruik van het menu.................................................................................................... 29 De standaardinstellingen af fabriek terugzetten............................................................. 30
2 Fotografeergidsen – Verbeter uw vaardigheid in het fotograferen
31
Hier worden de fotografeermethodes voor diverse opnamesituaties beschreven.
Gidsen voor basisfuncties.............................................................................................. 31 Scherpstellen – De ontspanknop bedienen................................................... 31 Helderheid – Belichtingscorrectie.................................................................. 31 Kleur – Witbalans .......................................................................................... 32 Handige instellingen – Aanpasbare functies ................................................. 32 Een handleiding voor functies voor verschillende onderwerpen.................................... 33 Landschapsfoto's nemen .............................................................................. 33 Bloemen fotograferen.................................................................................... 34 Nachtopnamen maken (night scene) ............................................................ 35
20 NL
3
Live view gebruiken
36
Functies en bewerkingen die alleen beschikbaar zijn tijdens live bekijken worden uitgelegd.
Live bekijken activeren................................................................................................... 36 Functies beschikbaar tijdens live bekijken .................................................... 36 Het mechanisme van live bekijken................................................................ 36 Fotograferen met live bekijken....................................................................................... 37 Autofocus gebruiken tijdens live bekijken ..................................................... 38 De gezichtsherkenningsfunctie gebruiken ..................................................................... 39 Fotograferen met handmatig scherpstellen ................................................................... 40 Het informatiedisplay omschakelen ............................................................................... 40 Een foto maken terwijl u het effect vergelijkt.................................................................. 40 Het werken met vergrote weergave ............................................................................... 41 Panoramaopnamen ....................................................................................................... 41
4
Belichting
42
Hier worden de belichtingsfuncties beschreven die belangrijk zijn bij het fotograferen. Deze functies dienen voor het bepalen van de diafragmawaarde, de sluitertijd en andere instellingen aan de hand van het meten van de helderheid van het beeld.
Programmagestuurd fotograferen.................................................................................. 42 Diafragmavoorkeuze...................................................................................................... 43 Sluitertijdvoorkeuze........................................................................................................ 43 Handmatig fotograferen (Manual) .................................................................................. 44 Tijdopnamen.................................................................................................. 45 Preview-functie .............................................................................................................. 46 Lichtmeetmethode wijzigen............................................................................................ 46 Belichtingscorrectie........................................................................................................ 47 AE-lock........................................................................................................................... 48 AE bracketing (belichting variëren) ................................................................................ 49 ISO-waarde instellen...................................................................................................... 50
5
Scherpstellen en opnamefuncties
51
Hier worden de scherpstelmethodes beschreven die bij diverse onderwerpen en omstandigheden het meest geschikt zijn.
Autofocusstand selecteren............................................................................................. 51 S-AF (één keer scherpstellen)....................................................................... 51 C-AF (continu scherpstellen)......................................................................... 52 MF (handmatig scherpstellen)....................................................................... 52 De methoden S-AF en MF gelijktijdig gebruiken (S-AF+MF) ........................ 52 De methodes C-AF en MF gelijktijdig gebruiken (C-AF+MF)........................ 52 AF-kader selecteren....................................................................................................... 53 De positie van het AF-kader vastleggen ....................................................... 54 Focus lock – Als het scherpstellen niet lukt ................................................................... 54 Repeterende opnamen .................................................................................................. 55 Fotograferen met de zelfontspanner.............................................................................. 56 Fotograferen met de afstandsbediening ........................................................................ 56 Anti-shock – trillingen voorkomen .................................................................................. 58 Beeldstabilisator............................................................................................................. 58 Het effect van de beeldstabilisator controleren met live bekijken.................. 59
21 NL
6
Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
60
Beschrijving van de beeldinstelfuncties bij digitale camera's
De beeldkwaliteit selecteren .......................................................................................... 60 Opnameformaten .......................................................................................... 60 De beeldkwaliteit selecteren ......................................................................... 61 Witbalans selecteren...................................................................................................... 62 Auto WB / preset / custom WB instellen ....................................................... 63 Witbalanscorrectie......................................................................................... 63 Een one-touch witbalans instellen (witbalans met één knop) ....................... 64 WB bracketing................................................................................................................ 65 Beeldeffecten ................................................................................................................. 65 Gradatie ......................................................................................................................... 66 Ruisonderdrukking ......................................................................................................... 67 Ruisfilter ......................................................................................................................... 67
7
Gebruik van de flitser
68
Hier wordt beschreven hoe u kunt fotograferen met de ingebouwde of een externe flitser.
Flitserfunctie instellen .................................................................................................... 68 Fotograferen met de ingebouwde flitser ........................................................................ 71 Regelen van de flitssterkte............................................................................................. 72 Flitsbracketing................................................................................................................ 72 Fotograferen met een externe flitser.............................................................................. 73 Fotograferen met het draadloze Olympus RC-flitssysteem ........................................... 74 Gebruik van andere in de handel verkrijgbare flitsers.................................................... 76
8
Weergavefuncties
77
Beschrijft hoe u de gemaakte opnames kunt weergeven.
Enkel beeld / Gezoomd weergeven ............................................................................... 77 Lichtbakweergave .......................................................................................................... 78 Indexweergave / kalenderweergave .............................................................................. 79 Informatiedisplay............................................................................................................ 80 Diashow ......................................................................................................................... 81 Beelden roteren ............................................................................................................. 81 Weergave op een televisie............................................................................................. 82 Foto's bewerken............................................................................................................. 82 Beelden kopiëren ........................................................................................................... 84 Beelden beveiligen......................................................................................................... 85 Beelden wissen.............................................................................................................. 86
22 NL
9
De camera volgens uw wensen instellen
87
Beschrijft hoe u de camera-instellingen kunt aanpassen aan uw eigen wensen.
Custom Menu 1.............................................................................................................. 87 a AF / MF ..................................................................................................................... 87 AF ILLUMINAT. ............................................................................................. 87 FOCUS RING................................................................................................ 87 RESET LENS................................................................................................ 87 BULB FOCUSING......................................................................................... 87 LIVE VIEW AF MODE................................................................................... 87 b BUTTON / DIAL ........................................................................................................ 87 DIAL FUNCTION........................................................................................... 87 DIAL DIRECTION ......................................................................................... 88 AEL / AFL...................................................................................................... 88 AEL / AFL MEMO.......................................................................................... 89 ; FUNCTION............................................................................................. 89 j FUNCTION ............................................................................................. 90 MY MODE SETUP ........................................................................................ 90 BUTTON TIMER ........................................................................................... 90 A.......................................................................................................... 90 n (pendelknop) LOCK............................................................................... 90 c RELEASE / j......................................................................................................... 91 RLS PRIORITY S / RLS PRIORITY C .......................................................... 91 d DISP / 8 / PC.......................................................................................................... 91 8 ................................................................................................................. 91 SLEEP........................................................................................................... 91 BACKLIT LCD (timer displayverlichting) ....................................................... 91 4 h TIMER (Stroom automatisch uitschakelen) ............................................. 91 USB MODE ................................................................................................... 91 LIVE VIEW BOOST....................................................................................... 92 g FACE DETECT ........................................................................................ 92 FRAME ASSIST (hulplijnweergave).............................................................. 92 e EXP / e / ISO ........................................................................................................ 92 EV STEP ....................................................................................................... 92 ISO-AUTO SET ............................................................................................. 92 ISO-AUTO ..................................................................................................... 92 AEL-meting ................................................................................................... 93 BULB TIMER................................................................................................. 93 f # CUSTOM .............................................................................................................. 93 #X-SYNC. .................................................................................................... 93 #SLOW LIMIT.............................................................................................. 93 w+F........................................................................................................... 93 AUTO POP UP.............................................................................................. 93 g K / COLOR / WB.................................................................................................... 93 ALL > ...................................................................................................... 93 COLOR SPACE............................................................................................. 94 SHADING COMP. ......................................................................................... 94 K SET ........................................................................................................ 94 PIXEL COUNT (aantal pixels) ....................................................................... 94
23 NL
h RECORD / ERASE ................................................................................................... 94 QUICK ERASE.............................................................................................. 94 RAW+JPEG ERASE ..................................................................................... 95 FILE NAME ................................................................................................... 95 PRIORITY SET ............................................................................................. 95 dpi SETTING ................................................................................................. 95 i K UTILITY .............................................................................................................. 96 CLEANING MODE (Reinigingsfunctie) ......................................................... 96 CU / HI............................................................................................. 96 Custom Menu 2.............................................................................................................. 96 X (Datum-/tijdinstelling) ............................................................................. 96 CF / xD .......................................................................................................... 96 EDIT FILENAME ........................................................................................... 96 s (Helderheid van de monitor aanpassen) ................................................ 96 W (Taal voor de monitor wijzigen) ........................................................... 96 VIDEO OUT .................................................................................................. 97 REC VIEW .................................................................................................... 97 PIXEL MAPPING .......................................................................................... 97 FIRMWARE................................................................................................... 97
10 Printen
98
Beschrijft hoe u uw foto's kunt printen.
Printreservering (DPOF) ................................................................................................ 98 Printreservering............................................................................................. 98 Enkel beeld reserveren ................................................................................. 98 Alle beelden reserveren ................................................................................ 99 Printreserveringsgegevens resetten ............................................................. 99 Direct printen (PictBridge)............................................................................................ 100 Camera aansluiten op een printer............................................................... 100 Eenvoudig printen ....................................................................................... 101 Printen volgens de specificatie van de klant ............................................... 101
11 Gebruik van de OLYMPUS Master software
103
Beschrijft hoe u de beelden van de camera naar uw computer overbrengt en ze daar opslaat.
Werkvolgorde............................................................................................................... 103 De meegeleverde OLYMPUS Master software gebruiken........................................... 103 Wat is OLYMPUS Master? .......................................................................... 103 Camera aansluiten op een computer........................................................................... 104 Activeer de OLYMPUS Master software ...................................................................... 105 Weergeven van gefotografeerde beelden op een computer........................................ 105 Beelden downloaden en opslaan ................................................................ 105 Camera loskoppelen van de computer ....................................................... 105 Stilstaande beelden bekijken ....................................................................................... 106 Als u meer talen nodig heeft ........................................................................................ 107 Beelden overbrengen naar uw computer zonder OLYMPUS Master te gebruiken...... 107
24 NL
12 Fotografeertips en onderhoud
108
Raadpleeg deze paragraaf voor het verhelpen van storingen en het onderhouden van de camera.
Fotografeertips en -informatie...................................................................................... 108 Tips voordat u gaat fotograferen ................................................................. 108 Fotografeertips ............................................................................................ 109 Aanvullende fotografeertips en -gegevens................................................... 111 Weergavetips ...............................................................................................113 Bekijken van foto's op een computer ...........................................................113 Foutcodes .....................................................................................................................114 Onderhoud van de camera ...........................................................................................116 Reinigen en opbergen van de camera .........................................................116 Reinigingsfunctie – Stof verwijderen ............................................................117 Pixel mapping – Controleren van de beeldbewerkingsfuncties....................117
13 Informatie
118
Raadpleeg deze paragraaf voor informatie over leverbare accessoires, cameraspecificaties en andere nuttige informatie over het fotograferen.
Info over het kaartje ......................................................................................................118 Toepasbare geheugenkaartjes .....................................................................118 Het geheugenkaartje formatteren ................................................................118 Batterij en laadapparaat................................................................................................119 Uw laadapparaat in het buitenland gebruiken...............................................................119 Verwisselbare lenzen ....................................................................................................119 ZUIKO DIGITAL verwisselbare lens .............................................................119 ZUIKO DIGITAL – lensspecificaties ............................................................ 120 Lijndiagram van het programma (P-stand).................................................................. 122 Waarschuwingsindicatie belichting .............................................................................. 122 Beschikbare flitsstanden in de diverse fotografeerstanden ......................................... 123 Witbalans en kleurtemperatuur .................................................................................... 124 Beeldkwaliteit en bestandsgrootte / het aantal foto's dat kan worden opgeslagen...................................................................................................... 125 Functies die kunnen worden opgeslagen met My mode en Custom reset setting ............................................................................................... 126 Menulijst....................................................................................................................... 127 Begrippenlijst ............................................................................................................... 130 Technische gegevens .................................................................................................. 133 Schema van E-System ................................................................................................ 136 VEILIGHEIDSMAATREGELEN ................................................................................... 138 Index ............................................................................................................................ 145
25 NL
1
Basisfuncties van de camera U kunt de functies van deze camera op drie manieren instellen.
1 Het gebruik van de directe knoppen bij het bedienen van de camera blz. 27 U kunt de functie-instellingen aanpassen door de regelaar te verdraaien terwijl u de directe knoppen ingedrukt houdt die aan een functie zijn toegewezen.
1
2 Instellen terwijl u op het superbedieningspaneel kijkt blz. 28
Basisfuncties van de camera
U kunt de functies instellen terwijl de LCD-monitor het superbedieningspaneel weergeeft. Op het superbedieningspaneel kunt u de huidige instellingen bekijken en onmiddellijk aanpassen.
3 Instellen in het menublz. 29 In het menu kunt u de fotografeer- en weergave-instellingen kiezen en de camerafuncties naar wens aanpassen. Beschrijvingen in deze handleiding De gebruiksaanwijzingen van de directe knoppen, het superbedieningspaneel en het menu worden in deze handleiding als volgt beschreven. • "+" geeft handelingen aan die tegelijkertijd worden uitgevoerd. • "" geeft aan dat u moet doorgaan met de volgende stap. bijv.: bij het instellen van de flitssterkte-regeling
26 NL
Directe knop
# + Fj
Superbedieningspaneel
ip: [w]
Menu
MENU[X][w]
Gebruik van de directe knoppen
1
Druk op de knop die bestemd is voor de functie die u wilt instellen. • Het directmenu verschijnt.
bijv.) Afstandsbediening / Zelfontspanner / Repeterende opnamen
Regelaar 6
7
2
1 10
8
SELECT
GO Directmenu
2
4
9
5
Draai de regelaar om de instelling te wijzigen. • Druk op i om uw instelling te bevestigen. Als u de regelaar niet binnen enkele seconden bedient, wordt uw instelling bevestigd en verschijnt het superbedieningspaneel opnieuw. g"BUTTON TIMER" (blz. 90)
Basisfuncties van de camera
3
1
Lijst met directe knoppen nee. 1
Directe knoppen Knop Repeterende opnamen / j / Y / < Zelfontspanner / Afstandsbediening
2
F
3
P
Functie Repeterende opnamen / Zelfontspanner / Afstandsbediening
Zie blz. blz. 55 – 56
Belichtingscorrectieknop
Belichtingscorrectie
blz. 47
Knop AF-kader
AF-kader selecteren
blz. 53
4
o
Beeldstabilisatorknop
Stelt beeldstabilisator in
blz. 58
5
u
Knop live bekijken
Schakelt live bekijken in of uit
blz. 36
Knop flitser
Hierdoor springt de flitser omhoog en wordt de flitserfunctie ingesteld
blz. 68
6
#
7
WB
Witbalansknop
Stelt witbalans in
blz. 62
8
AF
Knop voor scherpstelstand
Bepaalt de scherpstelstand
blz. 51
9
ISO
ISO-knop
Stelt de ISO-waarde in
blz. 50
10
d
Lichtmeetknop
Stelt de lichtmeetstand in
blz. 46
2 + 6
F + #
Regelen van de flitssterkte
blz. 72
Belichtingscorrectieknop Knop flitser
TIPS Andere functies toekennen zodat deze kunnen worden ingesteld met directe knoppen: j U kunt ook vaakgebruikte functies toekennen aan de knoppen < en j / Y / <. g"; FUNCTION" (blz. 89), "j FUNCTION" (blz. 90)
27 NL
Het superbedieningspaneel gebruiken Selecteer een functie op het superbedieningspaneel en verander de instelling.
1
Druk op de INFO-knop om op de LCD-monitor het superbedieningspaneel op te roepen.
Regelaar
• Om het superbedieningspaneel uit te schakelen, drukt u nogmaals op de INFO-knop. • Om tijdens Live view het superbedieningspaneel op te roepen, drukt u op knop i.
1 Basisfuncties van de camera
2008. 08.16
AF
INFO-knop i-knop OFF
p Pendelknop
arge Normal
2
Druk op knop i. • Op het superbedieningspaneel verschijnt de cursor.
ISO
3
Met p verplaatst u de cursor naar de functie die u wilt instellen.
METERING
OFF
arge Normal
Cursor
4
OFF
arge Normal
De naam van de geselecteerde functie verschijnt.
Gebruik de regelaar om de instelling te veranderen. • Om het directmenu op te roepen dat op de plaats van de cursor staat, drukt u op knop i. U kunt de instelling ook in het directmenu wijzigen. Na het wijzigen van de instelling drukt u op knop i om de instelling te bevestigen. Als u enkele seconden lang geen knop bedient, wordt de actuele instelling bevestigd en verschijnt het superbedieningspaneel.
METERING
SELECT
GO Directmenu
Meer details over de functies die u met het superbedieningspaneel kunt instellen, vindt u onder "Superbedieningspaneel" (gblz. 7).
28 NL
Gebruik van het menu
1
Druk op de MENU-knop.
• Het menu verschijnt op de LCD-monitor. CARD SETUP CUSTOM RESET PICTURE MODE GRADATION WB SELECT
GO
MENU knop
p Pendelknop
Onderaan op het scherm staan de bedieningsaanwijzingen. CANCEL MENU : Druk op MENU om de instelling te annuleren. : Druk op dac op de pendelknop om de cursor te verplaatsen SELECT en een item te selecteren. De symbolen die op de LCD-monitor worden weergegeven, komen overeen met de pendelknop hieronder. t:a u:c 8:d 7:b : Druk op i om uw instellingen te bevestigen. GO OK
2
Selecteer met ac een tabblad en stel het item in met d. METERING RC MODE AF MODE AF AREA ANTI-SHOCK z CANCEL
Tabblad
SELECT
OFF 0.0 S-AF AUTO OFF GO
3
Selecteer met ac een functie en ga met d naar het instelmenu. METERING RC MODE AF MODE AF AREA ANTI-SHOCK z
CANCEL
SELECT
METERING METERING RC MODE
OFF 0.0 S-AF AUTO OFF
AF MODE AF AREA ANTI-SHOCK
GO
De huidige instelling verschijnt op het scherm
Soorten tabbladen W (Fotografeermenu 1) Fotografeerfuncties instellen. X (Fotografeermenu 2) Fotografeerfuncties instellen. q (Weergavemenu) Weergavefuncties instellen. Y (Custom menu 1) Fotografeerfuncties aanpassen. Afhankelijk van de aan te passen functie is deze functie onderverdeeld in 9 tabbladen (A t/m I). Z (Custom menu 2) Basisfuncties van de camera instellen.
4
1 Basisfuncties van de camera
CANCEL
i-knop
NORM N AUTO
CANCEL
SELECT
GO
Functie
Screenshot van het menu van het geselecteerde tabblad Y
AF/MF BUTTON/DIAL RELEASE/ DISP/8/PC EXP/e/ISO #CUSTOM CANCEL
SELECT
GO
Tabblad
Druk op i om uw instellingen te bevestigen. • Druk meerdere keren op i om het menu te verlaten.
Voor details over de functies die u met het menu kunt instellen, zie "Menulijst" (gblz. 127).
29 NL
De standaardinstellingen af fabriek terugzetten Normaliter blijven uw camera-instellingen (inclusief uw wijzigingen) bewaard als u de camera uitschakelt. Om uw camera terug te zetten op de standaardinstellingen af fabriek, selecteert u [RESET] (resetten). U kunt ook van tevoren uw eigen instellingen vastleggen onder [RESET1] en [RESET2]. De camera-instellingen op dat tijdstip zijn opgeslagen in [RESET1] en [RESET2]. Meer informatie over vooraf vast te leggen functies vindt u onder "Functies die kunnen worden opgeslagen met My mode en Custom reset setting" (gblz. 126).
1
[RESET1] / [RESET2] vastleggen
Basisfuncties van de camera
Menu
MENU[W][CUSTOM RESET] (uw eigen reset-instelling)
1
Selecteer of u [RESET1] of [RESET2] wilt vastleggen, en druk op d.
2
Selecteer [SET] en druk op i.
• Als er al instellingen zijn vastgelegd, verschijnt [SET] naast [RESET1] / [RESET2]. Door [SET] te selecteren, overschrijft u de vastgelegde instelling. • Selecteer [RESET] om het vastleggen te annuleren.
Reset-instellingen gebruiken U kunt de camera op [RESET1] of [RESET2] instelling terugzetten of de standaardinstellingen af fabriek herstellen. [RESET] : Herstelt de standaardinstellingen af fabriek. Voor de standaardinstellingen, zie "Menulijst" (gblz. 127). [RESET1] / [RESET2] : Herstelt de vastgelegde instellingen. Menu
1 2
MENU[W][CUSTOM RESET] (uw eigen reset-instelling)
Selecteer [RESET], [RESET1] of [RESET2] en druk op knop i. Selecteer met ac de optie [YES] en druk daarna op knop i.
RESET1
YES NO
CANCEL
30 NL
SELECT
GO
Fotografeergidsen – Verbeter uw vaardigheid in het fotograferen
2
Gidsen voor basisfuncties Om uzelf vertrouwd te maken met de camera kunt u beginnen met het maken van foto's van onderwerpen in uw omgeving zoals kinderen, bloemen, huisdieren. Als de foto's u niet bevallen, probeer dan een paar van de onderstaande instellingen bij te stellen. U kunt al betere foto's maken door uzelf vertrouwd te maken met deze basisfuncties van de camera.
Scherpstellen – De ontspanknop bedienen
Half indrukken:
Helemaal indrukken:
g"Fotograferen" (blz. 16), "Focus lock – Als het scherpstellen niet lukt" (blz. 54) Zelfs als op het onderwerp is scherpgesteld, kan het beeld wazig worden als u de camera beweegt terwijl de ontspanknop wordt ingedrukt. Dit wordt "cameratrilling" genoemd. Houd de camera goed vast. De camera is vooral gevoelig voor beweging als met live bekijken gefotografeerd wordt terwijl het onderwerp op de monitor bekeken wordt. U kunt cameratrilling beperken met behulp van de beeldstabilisator. g"Vasthouden van de camera" (blz. 17), "Beeldstabilisator" (blz. 58) Naast het verkeerd scherpstellen en het bewegen van de camera kunnen onscherpe beelden ook optreden als onderwerpen te snel bewegen. In dat geval gebruikt u een sluitertijd die bij de beweging van het onderwerp past. U kunt de huidige sluitertijd en het diafragma op de displays van de zoeker en monitor bevestigen door de ontspanknop half in te drukken. g"Zoeker" (blz. 6), "Superbedieningspaneel" (blz. 7), "LCD-monitor (Live view)" (blz. 8)
Helderheid – Belichtingscorrectie
2 Fotografeergidsen – Verbeter uw vaardigheid in het fotograferen
Een foto kan onscherp worden als u op de voorgrond, achtergrond of op andere onderwerpen in het beeld in plaats van op het gewenste onderwerp hebt scherpgesteld. Om wazige foto's te voorkomen, moet u scherpstellen op het onderwerp dat u wilt fotograferen. De ontspanknop kan half ingedrukt (half indrukken) en helemaal ingedrukt (helemaal indrukken) worden. Zodra u goed weet hoe de ontspanknop werkt, kunt u zelfs scherpstellen op bewegende onderwerpen.
Aan de hand van de helderheid kiest de camera automatisch een diafragmawaarde en sluitertijd. Dit wordt automatische belichting genoemd. Maar in sommige gevallen kunt u met automatische belichting alleen niet de gewenste foto maken. In dat geval kunt u de instelling van de automatische belichting verhogen of verlagen. Verhoog de belichtingswaarde om de helderheid van een zomers strand of het wit van sneeuw te verbeteren. Verlaag de belichtingswaarde als het te fotograferen gebied kleiner en helderder is dan zijn omgeving. Als u niet zeker weet hoeveel belichtingscorrectie nodig is, maak dan een aantal foto's met verschillende instellingen en vergelijk de foto's. g"Belichtingscorrectie" (blz. 47), "AE bracketing (belichting variëren)" (blz. 49)
31 NL
Kleur – Witbalans Afgezien van zonlicht bestaan er andere bronnen die het onderwerp verlichten, zoals bijvoorbeeld gloeilamplicht en TL-licht. Deze soorten licht bevatten bepaalde kleuren; daarom heeft hetzelfde witte onderwerp bij verschillende verlichtingen iets andere kleuren. Zelfs onder hetzelfde zonlicht verschillen de kleuren op een foto afhankelijk van de luchtomstandigheden, de schaduwen van bomen of gebouwen en andere factoren. Witbalans corrigeert de effecten van deze soorten lichtbronnen automatisch en maakt fotograferen met de juiste kleuren mogelijk. Normaal gesproken bereikt u de juiste kleuren als u de witbalans op [AUTO] zet. Afhankelijk van de lichtomstandigheden bereikt u eventueel niet de gewenste kleuren. Pas in dat geval de instelling overeenkomstig aan. g"Witbalans selecteren" (blz. 62)
2 Fotografeergidsen – Verbeter uw vaardigheid in het fotograferen
32 NL
TL-licht
Gloeilamplicht
Schaduw van een boom
Handige instellingen – Aanpasbare functies Deze camera is uitgerust met verschillende opnamefuncties die voor het gebruiksgemak kunnen worden aangepast. Als u bijvoorbeeld verschillende foto's wilt nemen van hetzelfde onderwerp met dezelfde instellingen, dan kunt u die instellingen opslaan als My mode zodat u ze later nog kunt gebruiken. Die opgeslagen My mode kunt u dan eenvoudig oproepen en gebruiken als de opnamestand. Om op het onderwerp scherp te stellen en uw foto vervolgens opnieuw te kaderen, kunt u [AEL / AFL] instellen, zodat het automatisch scherpstellen gebeurt door op de knop AEL / AFL te drukken. Dan kunt u de belichting vasthouden door de ontspanknop half in te drukken. U kunt ook andere camerafuncties aanpassen, zoals het toewijzen van andere functies aan de knoppen of wijzigen hoe lang de directe knoppen geselecteerd blijven. g"MY MODE SETUP" (blz. 90), "AEL / AFL" (blz. 88), "; FUNCTION" (blz. 89), "j FUNCTION" (blz. 90), "BUTTON TIMER" (blz. 90)
Een handleiding voor functies voor verschillende onderwerpen Deze paragraaf beschrijft de functies die onder verschillende lichtomstandigheden voor de diverse onderwerpen geschikt zijn.
Landschapsfoto's nemen Deze paragaaf beschrijft het maken van buitenopnamen van bossen, meren en stranden overdag. De stand Fotograferen veranderen
De kleur van water op foto's ziet er anders uit afhankelijk van of het een meer is dat dichtbij staande bomen reflecteert of een zeekust die omgeven is door een koraalrif. Om het subtiele kleurverschil vast te leggen, kunt u de instelling van de witbalans veranderen. Verander de instellingen voor verschillende situaties, bijvoorbeeld stand [55300 K] voor zonnige dagen en stand [27500 K] voor buitenopnamen in de schaduw op een zonnige dag. Metingsmethode veranderen Afhankelijk van de diepte van het water en de stand van de zon, kan de helderheid van het water grote verschillen vertonen in de diverse delen van dezelfde compositie. Ook de helderheid van bossen is verschillend, afhankelijk van hoe de bomen elkaar overlappen. Als u weet in welke bereiken u de correctie moet benadrukken in de compositie van het beeld, dan kunt u de metingsmethode veranderen. In de stand [e] (digitale ESP-meting) meet de camera automatisch de helderheid binnen de compositie en bepaalt de belichting. Om de belichting af te stemmen op een bepaald gebied binnen de compositie, kiest u de stand [J] (lichtmeting met nadruk op het centrum) of de stand [n] (spotmeting), u richt het lichtmeetveld op dat gebied binnen de compositie en u meet dan de belichting.
2 Fotografeergidsen – Verbeter uw vaardigheid in het fotograferen
De juiste manier van fotograferen is afhankelijk van wat u wilt vastleggen, bijvoorbeeld de stilte van een stilstaande scène of de dynamiek van een bewegende scène. • Om de diepte van een bos vast te leggen, stelt u op een groter deel van het beeld scherp. Gebruik de stand A (diafragmavoorkeuze) en sluit het diafragma zo ver mogelijk (d.w.z. verhoog de diafragmawaarde). • Om het moment vast te leggen (te "bevriezen") waarop golven tegen de rotsen slaan, gebruikt u de stand S (sluitertijdvoorkeuze) en kiest u een snelle sluitertijd. Om een ruisende waterval of een stromende rivier vast te leggen, fotografeert u met een lange sluitertijd. Belichtingscorrectie kan zelfs bij verschillende standen voor het fotograferen worden gebruikt. Controleer het beeld dat u hebt gefotografeerd en gebruik + of - om de belichtingstijd bij te stellen om betere resultaten te behalen. De witbalans aanpassen
Kleurintensiteit veranderen Het kan gebeuren dat u de gewenste kleur niet kunt reproduceren, zelfs niet met het gebruik van witbalans of belichtingscorrectie. In dat geval kunt u de instelling [SATURATION] veranderen om de gewenste kleur te krijgen. De instelling [SATURATION] heeft twee niveaus, hoge en lage instellingen. Als de instelling hoog is, worden er felle kleuren gebruikt.
33 NL
g"Diafragmavoorkeuze" (blz. 43), "Sluitertijdvoorkeuze" (blz. 43), "Lichtmeetmethode wijzigen" (blz. 46), "Belichtingscorrectie" (blz. 47), "Witbalans selecteren" (blz. 62), "[SATURATION] : De kleurdiepte van het beeld" (blz. 66)
Bloemen fotograferen De juiste manier om bloemen te fotograferen is afhankelijk van wat u wilt vastleggen, bijvoorbeeld een enkele bloem, een veld vol bloeiende bloemen, een diep rode roos of de lichte kleur van een erwtje. De witbalans aanpassen
2 Fotografeergidsen – Verbeter uw vaardigheid in het fotograferen
Bloemen hebben heel verschillende kleuren, variërend van licht tot fel. Afhankelijk van de kleur van de bloemen, worden subtiele kleurnuances eventueel niet zo vastgelegd als u ze ziet. In dat geval kunt u de lichtomstandigheden controleren en de instelling van de witbalans veranderen. Op [AUTO] bepaalt de camera automatisch het soort licht en fotografeert met de juiste witbalans. Subtiele kleurnuances komen beter op de foto als u de witbalansinstelling aan de lichtomstandigheden aanpast, bijvoorbeeld door [55300 K] te gebruiken voor zonnige dagen en [27500 K] voor een buitenopname in de schaduw op een zonnige dag. Belichtingscorrectie gebruiken Als u bloemen tegen een achtergrond fotografeert, kies dan een zo eenvoudig mogelijke achtergrond om de vorm en de kleur van de bloem te benadrukken. Als u lichte en witachtige bloemen fotografeert, stelt u de belichtingscorrectie in op - (min), zodat de bloem tegen de donkere achtergrond afsteekt.
De stand Fotograferen veranderen De juiste manier om bloemen te fotograferen is afhankelijk van of u één enkele bloem wilt benadrukken of een veld vol bloemen wilt vastleggen. Om de gewenste scherptediepte in te stellen, zet u de camera op A (diafragmavoorkeuze) en kiest u het gewenste diafragma. • Naarmate u het diafragma verder opent (door een lagere diafragmawaarde te kiezen), neemt de scherptediepte verder af waardoor het onderwerp benadrukt wordt en de achtergrond onscherp is. • Naarmate u het diafragma verder sluit (door een hogere diafragmawaarde te kiezen), neemt de scherptediepte verder toe waardoor de foto op de voorgrond en de achtergrond scherp wordt. U kunt de preview-functie gebruiken om de veranderingen in de scherptediepte te bevestigen als het diafragma veranderd wordt. Live view gebruiken
34 NL
Bij het gebruik van een conventionele éénogige digitale spiegelreflexcamera met verwisselbaar lenssysteem, moest u wachten om na het nemen van de foto het resultaat van de belichtingscorrectie en de witbalansinstellingen te controleren. Met de functie Live bekijken van deze camera kunt u echter de monitor gebruiken om het onderwerp dat u wilt fotograferen weer te geven en te controleren.
Lenzen verwisselen Als er maar weinig bloeiende bloemen zijn die ver uit elkaar staan, maakt u de foto met een telelens. Met een telelens neemt u foto's waarin onderwerpen op verschillende afstanden dichter bij elkaar lijken waardoor de indruk van een dicht begroeid bloemenveld ontstaat. Door de telescoopfunctie van de zoomlens te gebruiken, bereikt u dit effect ook, maar het is makkelijker om dit effect te bereiken als de brandpuntsafstand groter is, bijvoorbeeld 150 mm of 200 mm, in plaats van 54 mm. g"Diafragmavoorkeuze" (blz. 43), "Live view gebruiken" (blz. 36), "Belichtingscorrectie" (blz. 47), "Witbalans selecteren" (blz. 62)
Nachtopnamen maken (night scene) Er zijn verschillende soorten nachtopnamen, variërend van het avondrood na een zonsondergang en straatlicht in een donkere stad tot speciale lichteffecten en vuurwerk.
Omdat een langere sluitertijd nodig is om nachtopnamen te maken, hebt u een statief nodig om het bewegen van de camera tegen te gaan. Als u niet over een statief beschikt, moet u de camera op een stabiele ondergrond zetten om het bewegen van de camera tegen te gaan. Zelfs als de camera beveiligd is, kan de camera bewegen als u de ontspanknop indrukt. Daarom raden wij u aan de afstandsbediening of de zelfontspanner te gebruiken. De stand Fotograferen veranderen Nachtopnamen hebben verschillende helderheidsniveaus en de balans van de helderheid in de compositie is niet uniform. Begin met het kiezen van stand A (diafragmavoorkeuze). Zet het diafragma op een gemiddelde instelling (ongeveer F8 of F11) en laat de camera de sluitertijd automatisch kiezen. Bij het maken van een nachtopname stelt de camera de belichting in overeenkomstig de donkere gebieden die het grootste deel van de compositie innemen, daardoor wordt de foto vaak witachtig (overbelicht), stel de belichtingscorrectie op -1 of -1,5 in. Gebruik [REC VIEW] om de foto te controleren en het diafragma en de belichtingscorrectie zo nodig in te stellen. Beeldruis kan snel optreden als u met een lange sluitertijd fotografeert. Zet in dat geval [NOISE REDUCT.] op [ON] om de ruis te onderdrukken. Handmatig scherpstellen In gevallen waarin u AF (autofocus) niet kunt gebruiken om op het onderwerp scherp te stellen (omdat het onderwerp te donker is of als u niet op tijd scherp kunt stellen, bijvoorbeeld tijdens vuurwerk), selecteert u [MF] (handmatig scherpstellen) en stelt u met de hand scherp. Voor nachtopnamen draait u de scherpstelring van de lens en controleert of u de lichten van de nachtelijke scène duidelijk kunt zien. Om foto's te maken van vuurwerk stelt u de scherpstelling van de lens op oneindig tenzij u een telelens gebruikt. Als u ongeveer de afstand tot aan het onderwerp weet, raden wij u aan om van tevoren scherp te stellen op iets dat zich op dezelfde afstand bevindt.
2 Fotografeergidsen – Verbeter uw vaardigheid in het fotograferen
Het statief gebruiken
g"Programmagestuurd fotograferen" (blz. 42), "Diafragmavoorkeuze" (blz. 43), "Fotograferen met de afstandsbediening" (blz. 56), "Autofocusstand selecteren" (blz. 51), "Ruisonderdrukking" (blz. 67), "REC VIEW" (blz. 97)
35 NL
3
Live view gebruiken Live bekijken activeren U kunt de LCD-monitor ook als zoeker gebruiken. U kunt het belichtings- of witbalanseffect en de compositie van het onderwerp bekijken terwijl u de foto maakt.
1
3
Druk op de knop u. • De spiegel klapt omhoog en het onderwerp verschijnt op de LCD-monitor. • Als [AF MODE] is ingesteld op [C-AF], wordt het automatisch ingesteld op [S-AF] (of [S-AF+MF] indien het was ingesteld op [C-AF+MF]).
Functies beschikbaar tijdens live bekijken
u-knop
Live view gebruiken
De volgende functies zijn beschikbaar tijdens het live bekijken. Scherpstellen tijdens Live view • • • • •
Een foto maken met het AF-systeem ingeschakeld gblz. 37 Een foto maken met het scherpstelgeheugen gblz. 38 Een foto maken terwijl u de scherpstelling handmatig aanpast gblz. 40 Een foto maken terwijl u op een gezicht scherpstelt gblz. 39 Een foto maken terwijl u de scherpstelling controleert door het scherp te stellen gebied te vergroten gblz. 41
Een foto maken terwijl u het effect controleert • Een foto maken nadat u de belichtingscorrectie of de witbalans hebt vergeleken gblz. 40 • Een panoramisch beeld maken gblz. 41 • Een foto maken terwijl u het effect van de beeldstabilisator controleert gblz. 58
De indicaties op de LCD-monitor omschakelen • De informatieweergave uitschakelen / Histogram of lijnen weergeven gblz. 40 • Controleren van het onderwerp op de monitor, ook bij weinig licht gblz. 92
x
Opmerkingen • Als er een sterke lichtbron binnen het scherm aanwezig is, kan het beeld donkerder weergegeven worden, maar het wordt normaal opgeslagen. • Als de functie Live bekijken langdurig wordt gebruikt, stijgt de temperatuur van het beeldopneemelement waardoor beelden met een hoge ISO-gevoeligheid veel ruis en oneffenheden in de kleur vertonen. Verlaag de ISO-gevoeligheid of schakel de camera een tijdje uit. • Live view stopt zodra u de lens vervangt. • De volgende functies zijn niet beschikbaar tijdens het live bekijken. C-AF / AE-lock / [AEL / AFL]
Het mechanisme van live bekijken
36 NL
Tijdens het live bekijken is het beeld op de LCD-monitor hetzelfde als het beeld van het beeldopneemelement (Live MOS-sensor / -imager) dat tijdens het fotograferen wordt gebruikt. Op deze manier kunt u op de LCD-monitor de belichtingscorrectie of de witbalans controleren. Bovendien kunt u ook een deel van het onderwerp vergroten om hierop scherp te stellen of lijnen weergeven om zo de compositie te controleren. Terwijl het beeld tijdens het live bekijken op de LCD-monitor wordt weergegeven, klapt de spiegel omhoog en is de sluiter geopend. U kunt daarom het onderwerp niet in de zoeker controleren.
Het is mogelijk dat u niet correct kunt meten als er sterk licht via de zoeker binnenschijnt. Bevestig in dat geval het zoekerafdekkapje. g"Zoekerafdekkapje" (blz. 56) Fotograferen met de zoeker
Fotograferen met live bekijken
Zoeker Beeldopneemelement Sluitergordijn
Spiegel Lens
• De spiegel klapt omhoog en de sluiter wordt geopend. Het beeld dat door het beeldopneemelement wordt ontvangen, wordt op de LCD-monitor weergegeven.
Fotograferen met live bekijken Met live bekijken kunt u een van de drie beschikbare AF-systemen kiezen. De instelling [LIVE VIEW AF MODE] bepaalt wanneer en hoe er wordt scherpgesteld. MENU[Y][a][LIVE VIEW AF MODE]
Menu
3 Live view gebruiken
• Het licht dat via de lens binnenschijnt wordt op de spiegel gereflecteerd en u kunt het onderwerp in de zoeker controleren.
Eigenschappen van de AF-modus live bekijken LIVE VIEW AF MODE
De ontspanknop gebruiken Half indrukken
IMAGER AF Autofocus met (standaardinstellingen de imager af fabriek)
Helemaal indrukken
Scherpstelgeheugen
Beperkingen AF AREA bij gebruik
Fotograferen
Houd de ontspanknop half * Alleen met ingedrukt of druk op de compatibele AEL / AFL-knop. lenzen.
11 AFkaders
AF SENSOR
k
Autofocus met de AF-sensor en vervolgens fotograferen
Druk de ontspanknop helemaal in terwijl u de AEL / AFL-knop ingedrukt houdt.
Geen
3 AFkaders
HYBRID AF
Autofocus met de imager (scherpstelling bij benadering)
Autofocus met de AF-sensor en vervolgens fotograferen
Druk de ontspanknop helemaal in terwijl u de AEL / AFL-knop ingedrukt houdt.
Geen
3 AFkaders
* Surf naar de website van Olympus voor de meest recente informatie over Olympus-lenzen die compatibel zijn met Imager AF. Als u een lens gebruikt die niet compatibel is met [IMAGER AF], dan wordt [HYBRID AF] automatisch geselecteerd.
37 NL
Een foto maken met [IMAGER AF]
1 2
Druk de ontspanknop half in. • Zodra de camera heeft scherpgesteld, stoppen het AF-teken en het AF-kader met knipperen.
AF-teken
250 F5.6 I-AF
Maak een foto door de ontspanknop helemaal in te drukken. LN
Een foto maken met [AF SENSOR]
1
3
Druk de ontspanknop helemaal in.
Live view gebruiken
• De spiegel gaat naar beneden en de foto wordt gemaakt zodra de scherpstelling wordt vastgehouden. • Het beeld dat op de monitor wordt weergegeven voordat de spiegel naar beneden gaat, bevriest tijdens de scherpstelling. • Als er niet correct kan worden scherpgesteld, hoort u het geluid van de sluiter maar wordt er geen foto gemaakt. • Om vooraf scherp te stellen, houdt u knop AEL / AFL ingedrukt en drukt u de ontspanknop in. Zodra de camera heeft scherpgesteld, stopt het AF-teken met knipperen. Zolang het AF-teken knippert, is de camera nog niet klaar met scherpstellen.
38 Autofocusteken
AF-teken
250 F5.6
LN
38
Een foto maken met [HYBRID AF]
1 2
Druk de ontspanknop half in. • De Imager AF wordt ingeschakeld en u kunt het onderwerp op de LCD-monitor controleren. • Zodra de Imager AF bij benadering scherpstelt, stopt het n-teken met knipperen.
n-teken
250 F5.6
o
Druk de ontspanknop helemaal in. • De foto wordt gemaakt op een gelijkaardige manier als bij [AF SENSOR].
LN
38
Autofocus gebruiken tijdens live bekijken [IMAGER AF] Als u de ontspanknop half ingedrukt houdt, wordt er door het beeldopneemelement scherpgesteld. Met de 11 beschikbare AF-kaders kunt u op een onderwerp scherpstellen zelfs als deze niet in het midden van het beeld verschijnt. [AF SENSOR] Als u de ontspanknop helemaal indrukt, wordt de scherpstelling ingeschakeld en wordt de foto gemaakt op dezelfde manier als met de zoeker (scherpstelling wordt niet ingeschakeld door de ontspanknop half in te drukken). [HYBRID AF] Als u de ontspanknop half indrukt, wordt er bij benadering scherpgesteld door de Imager AF en kunt u het onderwerp op de LCD-monitor controleren. Als u de ontspanknop helemaal indrukt, wordt de scherpstelling ingeschakeld op dezelfde manier als met de [AF SENSOR]instelling. De scherpstelafstand bij benadering wordt verkregen als u de ontspanknop half indrukt. Op die manier wordt de tijd voor het maken van de foto nadat u de ontspanknop helemaal indrukt, korter. Bij gebruik van S-AF+MF is het gemakkelijk als u de ontspanknop half ingedrukt houdt en de scherpstelling aanpast terwijl u op de LCD-monitor kijkt.
38 NL
Status van de camera tijdens autofocus Imager AF
AF-sensor
Half indrukken
Helemaal indrukken
AF-sensor • Autofocus wordt uitgevoerd door het beeldopneemelement.
De gezichtsherkenningsfunctie gebruiken Door [g FACE DETECT] in te stellen op [ON], detecteert de camera gezichten van mensen in het kader en past hij de scherpstelling en de meting automatisch aan. Directe knop
< (De instelling verandert telkens als u op de knop drukt.)
Superbedieningspaneel
ip[g FACE DETECT]
Menu
MENU[Y][d][g FACE DETECT][ON]
3 Live view gebruiken
• De spiegel gaat naar beneden en de autofocus wordt uitgevoerd door de AF-sensor. (De spiegel is naar beneden geklapt zodat de beeldweergave op de monitor juist voordat u de ontspanknop helemaal indrukt, bevriest.)
• Om < te gebruiken, dient [Fn FACE DETECT] vooraf ingesteld te zijn in het menu. g"; FUNCTION" (blz. 89) • Nadat u [g FACE DETECT] hebt ingesteld op [ON] met <, worden de volgende functies automatisch ingesteld op de beste waarden voor fotograferen van mensen. Functie
Instelling
Zie blz.
METERING (meten)
e
blz. 46
GRADATION
AUTO
blz. 66
LIVE VIEW AF MODE
IMAGER AF
blz. 37
AF MODE
S-AF (B)
blz. 51
1
Als de camera een gezicht detecteert, wordt er een kader op deze plaats weergegeven. • Als u de ontspanknop indrukt, stelt de camera scherp op de positie van het gezichtsherkenningskader (als er echter een enkele AF-kader is geselecteerd met [AF AREA], dan stelt de camera scherp op het geselecteerde AF-kader). • Met [AF SENSOR] of [HYBRID AF] stelt de camera scherp op het AF-kader dat zich het dichtst bij het gezichtsherkenningskader bevindt.
x
250 F5.6
LN
38
Opmerkingen • Tijdens repeterende opnamen werkt de gezichtsherkenning alleen bij de eerste opname. • Afhankelijk van het onderwerp is het mogelijk dat de camera het gezicht niet correct detecteert.
39 NL
Fotograferen met handmatig scherpstellen Tijdens het live bekijken kunt u handmatig scherpstellen terwijl u de scherpstelling op de LCD-monitor controleert.
1 2
Stel de AF-stand in op [S-AF+MF] of [MF]. g"Autofocusstand selecteren" (blz. 51) Stel scherp door de scherpstelring te draaien. • Nadat u de ontspanknop half hebt ingedrukt of op de AEL / AFL-knop hebt gedrukt, kunt u in de [S-AF+MF]-stand de scherpstelring draaien om scherp te stellen voordat u een foto maakt. • De vergrote weergave is erg handig om handmatig scherp te stellen. g"Het werken met vergrote weergave" (blz. 41)
Het informatiedisplay omschakelen Telkens als u op INFO drukt, verschijnt er andere informatie op de LCD-monitor.
3
Informatiedisplay aan
Informatiedisplay aan+ Histogram
Vergrote weergave (gblz. 41)
250 F5.6
250 F5.6
250 F5.6
Live view gebruiken
LN
38
38
38
250 F5.6
0.0
+0.3
+0.7
38
Informatiedisplay aan + weergave met lijnen (gblz. 92)
WB/F
Informatiedisplay uit
+1.0 GO
Vergelijkingsscherm (gblz. 40)
Een foto maken terwijl u het effect vergelijkt U kunt de belichtingscorrectie of de witbalans controleren op een scherm met vier beelden.
1
2
Druk herhaaldelijk op de INFO-knop om het vergelijkingsscherm weer te geven.
g"Het informatiedisplay omschakelen" (blz. 40) • De vergelijkingsscherm voor de belichtingscorrectie verschijnt. Druk op a om over te schakelen naar het vergelijkingsscherm voor de witbalans. Druk op ac om van scherm te veranderen.
Gebruik bd of de regelaar om de waarde te selecteren en druk vervolgens op de i-knop. • U kunt een foto maken met de ingestelde waarde.
x
40 NL
Opmerkingen • Belichtingscorrectie is niet mogelijk in de stand M (handmatig). • Deze functie kan niet worden gebruikt in de g-stand.
0.0
+0.3
+0.7 WB/F
+1.0 GO
Het werken met vergrote weergave U kunt het onderwerp vergroot afbeelden op de LCD-monitor. Het vergroten van het beeld tijdens MF vereenvoudigt het bevestigen en aanpassen van de scherpstelling. 250 F5.6
i-knop
38
1
Druk herhaaldelijk op de INFO-knop totdat de vergrote weergave verschijnt.
2
Gebruik p om het kader te bewegen en druk op de knop i.
• Het gebied binnen het kader wordt vergroot en weergegeven. • Houd de i-knop ingedrukt om het kader voor vergroting weer in het midden te zetten nadat het kader is verplaatst.
Draai de regelaar om de vergroting te veranderen (7x / 10x). • Door op de i-knop te drukken annuleert u de vergrote weergave. • Tijdens de vergrote weergave wordt de autofocus niet ingeschakeld ook al wordt de ontspanknop helemaal ingedrukt. U kunt een foto maken nadat u de scherpstelling in de vergrote weergave hebt gecontroleerd.
Panoramaopnamen U kunt gemakkelijk van panoramaopnamen genieten door de OLYMPUS xD-Picture Card te gebruiken. Met OLYMPUS Master (bijgevoegde CD-ROM) kunt een aantal opnamen daar waar het onderwerp overlapt samenvoegen en zodoende één enkel samengesteld beeld maken. Panoramaopnamen zijn tot maximaal 10 opnamen mogelijk. 250 F5.6
[3]
[2]
38
3 Live view gebruiken
3
g"Het informatiedisplay omschakelen" (blz. 40) • Het kader voor vergroting wordt weergegeven.
EXIT
EXIT
• Let er bij het fotograferen van het onderwerp op, dat de opnamen elkaar overlappen.
1 2
Modus instellen g"Soorten motiefprogramma's" (blz. 5) • Live bekijken is geactiveerd.
Gebruik p om de richting te specificeren en fotografeer dan het onderwerp met overlappende zijkanten.
d : Voegt de volgende opname rechts toe. b : Voegt de volgende opname links toe. a : Voegt de volgende opname aan de bovenkant toe. c : Voegt de volgende opname aan de onderkant toe. • Fotografeer terwijl u de compositie zo verandert dat de opnamen van het onderwerp elkaar overlappen. • De scherpstelling, belichting enz. wordt bij de eerste opname vastgelegd. • Het g (waarschuwings-) teken verschijnt als u 10 opnamen heeft gemaakt. • Door op de knop i te drukken voordat u de eerste opname hebt gemaakt, komt u terug in het keuzemenu van het motiefprogramma. • Door midden in de opnamen op de knop i te drukken, stopt de reeks panoramaopnamen en kunt u met de volgende verder gaan.
x
Opmerkingen • Panoramaopnamen kunnen niet gemaakt worden als de OLYMPUS xD-Picture Card niet in de camera geplaatst is. • Tijdens de panoramaopnamen blijft de opname, die voor de positie-uitlijning werd genomen, niet behouden. Maak de compositie zo dat de overlappende beelden elkaar binnen de frames overlappen en gebruik daarbij de frames of andere weergavetekens in de beelden als leidraad.
41 NL
4
Belichting Programmagestuurd fotograferen Aan de hand van de helderheid van het onderwerp kiest de camera een optimale combinatie van diafragmawaarde en sluitertijd. Zet de functieknop op P. • Als de ontspanknop half is ingedrukt, worden de sluitertijd en diafragmawaarde weergegeven op de zoeker. Als de ontspanknop wordt losgelaten, worden de sluitertijd en diafragmawaarde weergegeven op het superbedieningspaneel. Diafragmawaarde
250
4
F5.6
2008. 08.16
AF
AF-teken
Sluitertijd
Belichting
OFF
arge Normal
Superbedieningspaneel
Zoeker
Stand Fotograferen
Programma-aanpassing (%) Door in de stand P de regelaar te verdraaien, kunt u de combinatie van diafragma en sluitertijd wijzigen terwijl de belichting optimaal blijft. g"Lijndiagram van het programma (P-stand)" (blz. 122) • Na het maken van de foto blijft deze instelling actief. Om de programmaaanpassing te annuleren, verdraait u de regelaar tot de fotografeerstandindicatie % in de zoeker en op het superbedieningspaneel verandert in P, of u schakelt de camera uit. • Bij gebruik van een flitser is er geen programma-aanpassing mogelijk. TIPS De sluitertijd en diafragmawaarde knipperen:
j De camera kan de foto niet optimaal belichten. Voor meer informatie, zie "Waarschuwingsindicatie belichting" (gblz. 122).
42 NL
Programmaaanpassing
Diafragmavoorkeuze De camera kiest automatisch de sluitertijd die past bij de diafragmawaarde die u hebt ingesteld. Naarmate u het diafragma verder opent (door een lagere diafragmawaarde te kiezen), neemt de scherptediepte verder af waardoor de achtergrond eerder onscherp wordt. Naarmate u het diafragma verder sluit (door een hogere diafragmawaarde te kiezen), neemt de scherptediepte toe. Gebruik deze modus als u veranderingen aan de weergave van de achtergrond wilt toevoegen. Voordat u de foto gaat maken, kunt u met de preview-functie controleren hoe scherp of onscherp de achtergrond in beeld komt. g"Preview-functie" (blz. 46) Bij een hogere diafragmawaarde (f-waarde)
Bij een lagere diafragmawaarde (f-waarde)
Zet de functieknop op A en draai de regelaar om de diafragmawaarde in te stellen. Diafragma verder openen (F-waarde wordt lager)
Diafragmawaarde
4 Belichting
Sluitertijd
AF-teken Stand Fotograferen
Zoeker
Diafragma sluiten (F-waarde is verhoogd)
TIPS De scherptediepte bij de ingestelde diafragmawaarde controleren: j Zie "Preview-functie" (gblz. 46).
Het interval van de belichtingsaanpassing wijzigen:
j Dit kan ingesteld worden in stappen van 1/3 EV, 1/2 EV of 1 EV. g"EV STEP" (blz. 92)
De sluitertijd knippert:
j De camera kan de foto niet optimaal belichten. Voor meer informatie, zie "Waarschuwingsindicatie belichting" (gblz. 122).
Sluitertijdvoorkeuze De camera kiest automatisch de diafragmawaarde die past bij de sluitertijd die u hebt ingesteld. Stel de sluitertijd in voor het soort effect dat u wilt bereiken. Met snelle sluitertijden kunt u snelbewegende onderwerpen toch scherp op de foto krijgen, terwijl u met een trage sluitertijd bewegingsonscherpte krijgt waarmee u een effect van snelheid of beweging kunt creëren. Een korte sluitertijd kan een snelle actie "bevriezen" zonder bewegingsonscherpte.
Door een langere sluitertijd wordt een opgenomen snelle actie onscherp. Deze onscherpte roept het gevoel van een dynamische beweging op.
43 NL
Stel de functieknop op S in en draai de regelaar om de diafragmawaarde in te stellen. Langere sluitertijd
Diafragmawaarde
Sluitertijd
AF-teken Stand Fotograferen
Kortere sluitertijd Zoeker
TIPS De foto is onscherp:
j Tijdens macro- en telefoto-opnamen is het risico groot dat u de camera niet stil genoeg houdt waardoor de opname onscherp wordt. Om dit te voorkomen, kiest u een snellere sluitertijd, of gebruikt u een statief met 1 of 3 poten. j Als de sluitertijd lang is, loopt u meer kans op cameratrilling. U kunt cameratrilling beperken met behulp van de beeldstabilisator. g"Beeldstabilisator" (blz. 58)
4
Het interval van de belichtingsaanpassing wijzigen:
j Dit kan ingesteld worden in stappen van 1/3 EV, 1/2 EV of 1 EV. g"EV STEP" (blz. 92)
De diafragmawaarde knippert:
Belichting
j De camera kan de foto niet optimaal belichten. Voor meer informatie, zie "Waarschuwingsindicatie belichting" (gblz. 122).
Handmatig fotograferen (Manual) Hierbij kiest u zelf de gewenste combinatie van sluitertijd en diafragma. U kunt zien hoeveel het afwijkt van de juiste belichting door de belichtingsmeter te gebruiken. Hierbij hebt u creatief de vrije hand, zowel qua instellingen als qua belichting. Stel de functieknop in op M en draai de regelaar om de diafragmawaarde in te stellen. • Sluitersnelheid: Gebruik de regelaar om de waarde in te stellen. • Diafragmawaarde: Gebruik de regelaar terwijl u de F-knop ingedrukt houdt om de waarde in te stellen. • Het aantal beschikbare diafragmawaarden hangt af van het gebruikte lenstype. • De sluitertijd kan worden ingesteld tussen 1/4000 – 60 sec. of [BULB]. Diafragma verder openen (F-waarde wordt lager)
Langere sluitertijd
F-knop
Diafragma sluiten (F-waarde is verhoogd)
44 NL
Kortere sluitertijd
• In de M-stand verschijnt de belichtingsmeter op het superbedieningspaneel. Het geeft het verschil aan (binnen een bereik van -3 EV tot +3 EV) tussen de belichting volgens uw huidige instelling (diafragma en sluitertijd), en de optimale belichting zoals de camera die heeft berekend. Als het verschil groter is dan ±3 EV, dan verschijnt vw in het rood aan beide kanten van de meter.
Belichtingsmeter Onderbelichting
250
M Overbelichting
F5.6 -0.3
2008. 08.16
Optimale belichting OFF
arge Normal
Ruis in foto's Tijdens het fotograferen met een lange sluitertijd kan er ruis op het scherm verschijnen. Deze verschijnselen kunnen optreden als in delen van het beeldopneemelement die normaliter niet aan licht worden blootgesteld, kleine elektrische stromen worden opgewekt die de temperatuur in het beeldopneemelement of in de elektronica van het beeldopneemelement doen stijgen. Dit kan ook gebeuren als u met een hoge ISO-waarde fotografeert bij extreem hoge omgevingstemperaturen. Om deze ruis te reduceren, activeert de camera de ruisonderdrukking. g"Ruisonderdrukking" (blz. 67)
j Het gebruik van een statief met 1 of 3 poten wordt aanbevolen bij het fotograferen met een lange sluitertijd. j Als de sluitertijd lang is, loopt u meer kans op cameratrilling. U kunt cameratrilling beperken met behulp van de beeldstabilisator. g"Beeldstabilisator" (blz. 58)
Het interval van de belichtingsaanpassing wijzigen:
4 Belichting
TIPS De foto is onscherp:
j Dit kan ingesteld worden in stappen van 1/3 EV, 1/2 EV of 1 EV. g"EV STEP" (blz. 92)
Overschakelen tussen de sluitersnelheid en de diafragmawaarde:
j U kunt de diafragmawaarde alleen met de regelaar instellen. g"DIAL FUNCTION" (blz. 87)
x
Opmerkingen • Belichtingscorrectie is niet mogelijk in de stand M (handmatig).
Tijdopnamen Bij een tijdopname maakt u een foto waarbij de sluiter open blijft staan zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt. U kunt ook tijdopnamen maken met een apart verkrijgbare afstandsbediening (RM-1). g"Tijdopnamen met de afstandsbediening" (blz. 57) Stel de sluitersnelheid in op [BULB] in de M-stand. • [buLb] verschijnt in de zoeker en [BULB] op het superbedieningspaneel. TIPS Om een tijdopname automatisch te stoppen na een bepaalde tijdsperiode: j U kunt voor tijdopnamen een maximumtijd instellen. g"BULB TIMER" (blz. 93)
Om tijdens fotograferen met handmatig scherpstellen de scherpstelling te vergrendelen: j U kunt de scherpstelling vergrendelen zodat deze zelfs niet wijzigt als u de scherpstelring verdraait. g"BULB FOCUSING" (blz. 87)
x
Opmerkingen • De volgende functies zijn niet beschikbaar tijdens tijdopnamen. Repeterende opnamen / opnamen met de zelfontspanner / AE-bracketing / beeldstabilisator / flitsbracketing
45 NL
Preview-functie De zoeker geeft het scherpstelgebied weer (scherptediepte) met de geselecteerde diafragmawaarde. Om ervoor te zorgen dat de preview-functie door het indrukken van de knop < werkt, moet eerst de functie van de knop < in het menu worden ingesteld. g"; FUNCTION" (blz. 89) Druk op de knop < om de preview-functie te gebruiken. • Als [; FUNCTION] is toegekend aan [LIVE PREVIEW] en u drukt op <, schakelt de camera automatisch over op live bekijken voor een preview van de foto op de monitor.
<-knop
Lichtmeetmethode wijzigen
4 Belichting
De camera kan de helderheid van het onderwerp op vijf manieren meten: digitale ESP-meting, lichtmeting met nadruk op het centrum en drie soorten spotmeting. Selecteer de methode die het meest geschikt is voor de lichtomstandigheden. Directe knop
dj
Superbedieningspaneel
ip: [METERING] MENU[X][METERING]
Menu
Instellingenvenster • U kunt de instellingen in de zoeker controleren terwijl u de d-knop gebruikt om de instellingen in te geven.
j
i-knop MENU knop
d-knop
METERING
: Digitale ESP-meting : Lichtmeting met nadruk op het centrum : Spotmeting : Spotmeting bij veel lichte partijen Zoeker
SELECT
GO
: Spotmeting bij veel schaduwpartijen
e Digitale ESP-meting
De camera meet de lichtniveaus en berekent de lichtniveauverschillen op 49 verschillende plaatsen van het beeld. Deze methode wordt aanbevolen voor normaal fotograferen. Als u de AF-gesynchroniseerde functie op [ESP+AF] zet, wordt het licht gemeten rondom het autofocusveld waarop u scherpstelt.
46 NL
J Lichtmeting met nadruk op het centrum Deze meetmethode berekent het gemiddelde van de lichtniveaus van het onderwerp en de achtergrond, maar het centrum van het beeld telt hier zwaarder mee. Kies deze methode als u wilt voorkomen dat het lichtniveau van de achtergrond de belichting van het onderwerp te sterk beïnvloedt.
n Spotmeting De camera meet het lichtniveau binnen een heel klein gebied dat in de zoeker wordt aangegeven door het spotmetingskader. Gebruik deze methode bij opnamen met fel tegenlicht.
n HI-spotmeting – bij veel lichte partijen Als de achtergrond over het algemeen erg licht is, zullen bij een normale automatische belichting de witte partijen lichtgrijs worden. Met deze lichtmeetmethode gaat de camera een beetje overbelichten zodat de witte partijen wit blijven. Het meetgebied is hetzelfde als bij spotmeting. : Lichtmeetgebied
n SH-spotmeting – bij veel schaduwpartijen
Is de achtergrond over het algemeen erg donker, dan worden de zwarte partijen bij een normale automatische belichting grijs. Met deze lichtmeetmethode gaat de camera een beetje onderbelichten zodat de zwarte partijen ook zwart worden weergegeven. Het meetgebied is hetzelfde als bij spotmeting.
4
Belichtingscorrectie
±0
-2.0 EV
Directe knop
Belichting
Soms kunt u betere resultaten krijgen als u de belichting die de camera heeft berekend, handmatig bijregelt. Vaak komen heldere onderwerpen (zoals sneeuw) donkerder op de foto dan ze in feite zijn. Door een beetje over te belichten (belichtingscorrectie richting +) gaan deze tinten eruitzien zoals ze in werkelijkheid zijn. Op dezelfde wijze kunt u de tinten van donkere onderwerpen corrigeren, maar nu in de richting -. U kunt de belichting stapsgewijs corrigeren binnen een bereik van -5.0 EV tot +5.0 EV.
+2.0 EV F-knop
F+j j
Instellen in de richting +
Instellen in de richting Belichtingscorrectiewaarde
Zoeker
47 NL
• De belichtingscorrectie-indicatie verschijnt. Bij een belichtingscorrectie met de waarde 0 verschijnt de belichtingscorrectie-indicatie niet. Als deze is ingesteld op toename in stappen van 1/3 EV
Belichtingscorrectie-indicatie
+2.0 2008. 08.16
1/3 EV Als deze is ingesteld op toename in stappen van 1/2 EV
OFF
arge Normal
1/2 EV
• Als de belichtingscorrectie buiten de schaalverdeling van de belichtingscorrectie-indicator valt, verschijnt vw in het rood aan de linker- en rechterrand van de indicator. TIPS Het interval van de belichtingsaanpassing wijzigen:
j Dit kan ingesteld worden in stappen van 1/3 EV, 1/2 EV of 1 EV. g"EV STEP" (blz. 92)
4
De belichtingscorrectie alleen met behulp van de regelaar instellen:
j Bij het instellen van de belichtingscorrectiewaarde hoeft u de F-knop niet in te drukken. g"DIAL FUNCTION" (blz. 87)
Belichting
x
Opmerkingen
• Belichtingscorrectie is niet mogelijk in de M- en g-stand.
AE-lock De gemeten belichtingswaarde kunt u vasthouden met knop AEL / AFL (AE-lock). Gebruik AE-lock als u een andere belichting wilt toepassen dan de gebruikelijke belichting bij deze situatie. Door de ontspanknop half in te drukken worden normaliter zowel de scherpstelling (AF – autofocus) als de automatische belichting AE vastgehouden, maar u kunt ook alleen de belichting vasthouden door knop AEL / AFL in te drukken. Als u op knop AEL / AFL drukt zodra de gewenste meetwaarde wordt aangegeven, zal deze belichting worden vastgehouden. Deze belichting wordt vastgehouden zolang u knop AEL / AFL ingedrukt houdt. Druk nu de ontspanknop in. • Zodra u knop AEL / AFL loslaat, wordt de belichting niet langer vastgehouden.
AEL / AFL knop
TIPS De belichting vasthouden:
j U kunt het resultaat van de lichtmeting ook vasthouden zónder dat deze wordt geannuleerd als u knop AEL / AFL loslaat. g"AEL / AFL MEMO" (blz. 89)
Indien u het moeilijk vindt om de knop AEL / AFL en de ontspanknop tegelijkertijd in te drukken:
AE-lock
j U kunt de functies van de knop AEL / AFL en de <-knop omwisselen. g"A" (blz. 90)
AE-lock activeren met een ingestelde lichtmeetmethode:
48 NL
j U kunt de gewenste lichtmeetmethode instellen aan de hand waarvan u de belichting wilt vasthouden met AE-lock. g"AEL-meting" (blz. 93)
Zoeker
AE bracketing (belichting variëren) De camera neemt automatisch meerdere opnamen en belicht hierbij elke opname telkens een beetje anders. Zelfs in situaties waarbij het moeilijk is om een juiste belichting te krijgen (bijv. bij tegenlicht of in het halfduister), kunt u uit de serie foto's met verschillende belichtingsinstellingen de foto kiezen die u het beste bevalt (belichtings- en correctiewaarden). De foto's worden in deze volgorde gemaakt: foto met optimale belichting, foto met belichtingscorrectie in de richting -, foto met belichtingscorrectie in de richting +. bijv.) Als BKT op [3 F 1.0 EV] ingesteld is
-1.0 EV
±0
+1.0 EV
Belichtingscorrectiewaarde: 0,3, 0,7 of 1,0 • De correctiewaarde zal veranderen als de EV-stap gewijzigd wordt. g"EV STEP" (blz. 92) Aantal beelden: 3 MENU[X][AE BKT]
Begin met fotograferen. • Bij enkelbeeldopnamen wijzigt de belichting telkens als u de ontspanknop indrukt. • Bij repeterende opnamen houdt u de ontspanknop ingedrukt tot het geselecteerde aantal foto's is genomen. • Zodra u de ontspanknop loslaat, stopt het fotograferen met auto bracketing. Als het fotograferen stopt, is 0 op het superbedieningspaneel groen. Hoe corrigeert AE bracketing de belichting bij elke fotografeerstand Afhankelijk van de gekozen fotografeerstand wordt de belichting als volgt gecorrigeerd: P : Diafragmawaarde en sluitertijd Stand A : Sluitertijd Stand S : Diafragmawaarde Stand M : Sluitertijd
AE BKT
AE BKT WB BKT FL BKT
CANCEL
Zoeker
OFF 3F 0.3EV 3F 0.7EV 3F 1.0EV
SELECT
4 Belichting
Menu
GO
Tijdens het fotograferen verschijnt de belichtingswaarde voor de volgende opname.
TIPS AE bracketing toepassen op de belichtingswaarde die u hebt gecorrigeerd:
j Corrigeer de belichtingswaarde en gebruik daarna de functie AE bracketing. AE bracketing is nu toegepast op de belichtingswaarde die u hebt gecorrigeerd.
49 NL
ISO-waarde instellen Hoe hoger de ISO-waarde, hoe hoger de lichtgevoeligheid van de camera en hoe minder licht u nodig hebt om te kunnen fotograferen. Bij hoge ISO-waarden gaat uw foto's er echter korrelig uitzien. Directe knop
ISOj
Superbedieningspaneel
ip: [ISO]
Menu
MENU[W][ISO]
[AUTO]
4
: De gevoeligheid wordt automatisch ingesteld aan de hand van de lichtomstandigheden. Met de instelling [ISO-AUTO SET] kunt u de maximale ISO-waarde instellen die automatisch wordt ingesteld. g"ISO-AUTO SET" (blz. 92) [100 – 1600] : Vast ingestelde ISO-waarde.
j
Belichting
Instellingenvenster • U kunt de instellingen in de zoeker controleren terwijl u de ISO-knop gebruikt om de instellingen in te geven. : Auto
ISO-knop
i-knop
ISO 100 800
200
400
1600
–
: 100 – 1600
MENU knop
SELECT
GO
Zoeker
TIPS In de stand M de ISO-waarde automatisch laten instellen:
j Normaal gezien is de AUTO-instelling niet beschikbaar in de M-stand, maar u kunt het instellen voor alle fotografeerstanden. g"ISO-AUTO" (blz. 92)
50 NL
5
Scherpstellen en opnamefuncties Autofocusstand selecteren Deze camera beschikt over drie autofocusstanden: S-AF, C-AF, en MF. U kunt foto's maken door de S-AF- of C-AF-functie met de MF-functie te combineren. Directe knop
AFj
Superbedieningspaneel
ip: [AF MODE]
Menu
MENU[X][AF MODE]
Instellingenvenster • U kunt de instellingen in de zoeker controleren terwijl u de AF-knop gebruikt om de instellingen in te geven.
j
MENU knop
AF-knop i-knop
: S-AF : C-AF : MF AF MODE
: C-AF+MF
S-AF MF
Zoeker
S-AF (één keer scherpstellen)
5 C-AF S-AF+MF
C-AF+MF
SELECT
GO
Zodra u de ontspanknop indrukt, stelt de camera één keer scherp. Als het scherpstellen mislukt, laat u de ontspanknop los en drukt u deze nogmaals half in. Deze methode is geschikt voor het fotograferen van niet of nauwelijks bewegende onderwerpen. Druk de ontspanknop half in. • Zodra de camera heeft scherpgesteld, stopt het AF-teken met knipperen. • U hoort een pieptoon zodra de camera klaar is met scherpstellen.
Zoeker
AF-teken
Scherpstellen en opnamefuncties
: S-AF+MF
TIPS Bij weinig licht kan de camera in een AF-stand soms moeilijk automatisch scherpstellen:
j De ingebouwde flitser kan als AF-lichtbron fungeren. Dit maakt scherpstellen in de stand AF eenvoudiger bij weinig licht. g"AF ILLUMINAT." (blz. 87)
Als u snel wilt overschakelen van AF naar MF:
j Door [MF] aan de <-knop toe te wijzen kunt u met een druk op de <-knop naar de MF-functie overschakelen. g"; FUNCTION" (blz. 89)
Als u wilt kunnen fotograferen, ook indien er niet op het onderwerp is scherpgesteld: j Zie "RLS PRIORITY S / RLS PRIORITY C" (gblz. 91).
51 NL
C-AF (continu scherpstellen) De camera herhaalt het scherpstellen terwijl de ontspanknop half ingedrukt blijft. Als het onderwerp zich verplaatst, blijft de camera de scherpstelling continu aanpassen (Predictive AF). Ook al beweegt het onderwerp of verandert u de compositie van de foto, de camera blijft bezig met scherpstellen. Druk de ontspanknop half in en blijf hem in deze stand houden. • Zodra de camera klaar is met scherpstellen, stopt het AF-teken met knipperen. • Het AF-teken licht niet meer op, ook al is de scherpstelling in orde. • De camera blijft continu bezig met scherpstellen. Ook al beweegt het onderwerp, en zelfs als u de compositie van de foto wijzigt: de camera blijft steeds bezig met scherpstellen. • U hoort een pieptoon zodra de camera klaar is met scherpstellen. U hoort deze pieptoon niet meer na de derde keer scherpstellen in de stand continu AF, ook al is er goed scherpgesteld.
MF (handmatig scherpstellen) Met deze functie kunt u handmatig scherpstellen op elk onderwerp. Stel scherp met de scherpstelring. TIPS De draairichting van de scherpstelring wijzigen.
5
j U kunt de draairichting van de scherpstelring naar eigen voorkeur instellen: rechtsom of juist linksom naar de stand oneindig. g"FOCUS RING" (blz. 87)
Dichtbij
Scherpstellen en opnamefuncties
Bevestiging of daadwerkelijk is scherpgesteld op het onderwerp (scherpstelhulp):
j Als u de lens handmatig scherpstelt op een onderwerp (door de scherpstelring te verdraaien), stopt het AF-teken met knipperen zodra uw scherpstelling overeenkomt met de autofocusmeting van de camera. Als P is ingesteld met [AF AREA], licht het AF-teken op zodra in het middelste AF-kader is scherpgesteld op het onderwerp.
) Scherpstelring
De methoden S-AF en MF gelijktijdig gebruiken (S-AF+MF) Met deze functie kunt u, zodra de camera heeft scherpgesteld met de methode S-AF, de scherpstelling handmatig bijregelen met de scherpstelring. • Druk de ontspanknop half in. Draai aan de scherpstelring om fijn scherp te stellen nadat AF bevestig is.
x
Opmerkingen • Als u na het handmatig bijregelen met de scherpstelring de ontspanknop loslaat en opnieuw half indrukt, wordt uw scherpstelling ongedaan gemaakt en stelt de camera opnieuw scherp.
De methodes C-AF en MF gelijktijdig gebruiken (C-AF+MF) Stel scherp met de scherpstelring en druk de ontspanknop half in om de C-AF-methode te activeren. • Zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt, kunt u niet handmatig scherpstellen (MF). • Als u de ontspanknop niet indrukt, kunt u handmatig scherpstellen (MF). TIPS Een andere manier om handmatig scherp te stellen in de stand C-AF:
j U kunt knop AEL / AFL instellen om C-AF te activeren. g"AEL / AFL" (blz. 88)
x 52 NL
Opmerkingen • Als u na het handmatig bijregelen met de scherpstelring de ontspanknop loslaat en opnieuw half indrukt, wordt uw scherpstelling ongedaan gemaakt en stelt de camera opnieuw scherp.
AF-kader selecteren Bij automatisch scherpstellen kan de camera gebruikmaken van drie AF-kaders. U kunt slechts een van de AF-kaders selecteren. Als [LIVE VIEW AF MODE] is ingesteld op [IMAGER AF], zijn er 11 AF-kaders beschikbaar tijdens het live bekijken. g"Fotograferen met live bekijken" (blz. 37) [AUTO] of P Scherpstelling met behulp van de drie AF-kaders. Q Scherpstelling via het linker AF-kader. R Scherpstelling via het centrale AF-kader. S Scherpstelling via het rechter AF-kader. Directe knop
Pj
Superbedieningspaneel
ip: [AF AREA]
Menu
MENU[X][AF AREA]
Zoeker Centrale AF-kader
Linker AF-kader Rechter AF-kader j
• Met de instelling [IMAGER AF] kunt u een kader selecteren met de P-toets op het superbedieningspaneel. Draai de regelaar om het AF-kader te selecteren.
5 MENU knop P-knop i-knop
Het AF-kader selecteren met de instelling [IMAGER AF] AF AREA
SELECT
Scherpstellen en opnamefuncties
250 F5.6
GO
53 NL
De positie van het AF-kader vastleggen U kunt de positie van een vaak gebruikt AF-kader vastleggen. U kunt dan snel die opgeslagen instelling oproepen ("vastgelegde positie") en gebruiken bij het fotograferen. Vastleggen
1
Druk bij het kiezen van een AF-kader tegelijk op de <-knop en op de F-knop.
• De vastgelegde positie wordt vastgelegd op het moment dat u de knoppen indrukt. • U kunt de vastgelegde positie niet vanuit een menu vastleggen.
AF AREA
SELECT
Fotograferen
HP
GO
Geeft aan dat het AF-kader wordt opgeslagen.
Om deze functie te gebruiken, moet u vooraf de functie [P HOME] aan de <-knop toewijzen. g"; FUNCTION" (blz. 89)
5
1
Druk op de <-knop.
• De vastgelegde positie wordt geselecteerd. Druk opnieuw om naar de oorspronkelijke positie terug te keren.
Scherpstellen en opnamefuncties
Focus lock – Als het scherpstellen niet lukt De autofocus van de camera kan eventueel niet scherpstellen op het onderwerp als het onderwerp zich niet in het midden van het beeld bevindt. Als dit gebeurt, kunt u het beste het scherpstelgeheugen (focus lock) gebruiken. Gebruik dit als bij de compositie het onderwerp buiten de AF-kaders valt, of bij een onderwerp waarop moeilijk kan worden scherpgesteld.
1
Richt het autofocusveld op het onderwerp waarop u wilt scherpstellen en druk de ontspanknop half in tot het AF-teken verschijnt.
Indicatie-LED Dataverkeer
Ontspanknop
• De ingestelde scherpstelling wordt vastgehouden. Het AF-teken en het autofocusveld verschijnen in de zoeker. • Als het AF-teken nog steeds knippert, drukt u de ontspanknop opnieuw half in. • Zodra u de ontspanknop half indrukt, verdwijnt het superbedieningspaneel. Voorbeeld) De camera stelt scherp op het centrale AF-kader.
54 NL
Autofocusveld
AF-teken
2
Beweeg naar de gewenste samenstelling met half ingedrukte ontspanknop en druk de knop dan helemaal in. • De indicatie-LED Dataverkeer knippert terwijl de foto op het geheugenkaartje wordt opgeslagen.
Als het onderwerp een geringer contrast heeft dan zijn omgeving Als het contrast van het onderwerp gering is, als bijvoorbeeld de belichting niet voldoende is of het onderwerp door mist niet goed zichtbaar is, kan er niet scherp gesteld worden. Stel scherp (scherpstelgeheugen) op een onderwerp met een hoog contrast dat even ver van de camera verwijderd is als het onderwerp dat u wilt fotograferen, kies daarna de gewenste uitsnede en maak de opname.
Repeterende opnamen Enkelbeeldopnamen o
Telkens als u de ontspanknop indrukt, maakt de camera één foto (in de stand Fotograferen). Repeterende opnamen j Zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt, maakt de camera 3,5 opnamen per seconde (in de stand JPEG). • Druk de ontspanknop helemaal in en houd deze ingedrukt. De camera blijft achter elkaar door fotograferen tot u de knop loslaat. • De scherpstelling, de belichting en witbalans van de eerste opname (tijdens S-AF, MF) worden vastgehouden.
x
Opmerkingen
Instelmethode Directe knop
j / Y / <j
Superbedieningspaneel
ip: [j / Y / <]
j / Y / <-knop
j
Instellingenvenster • U kunt de instellingen in de zoeker controleren terwijl u de j / Y / <-knop gebruikt om de instellingen in te geven. Enkelbeeldopnamen / repeterende opnamen
Zelfontspanner
Afstandsbediening
5 Scherpstellen en opnamefuncties
• Als tijdens repeterende opnamen de batterijspanningsindicator begint te knipperen, stopt de camera met fotograferen en begint de gemaakte foto's op te slaan op het geheugenkaartje. Als batterijvoeding te laag is, kan de camera misschien niet alle foto's opslaan.
i-knop
: : : Enkelbeeldopnamen zelfontspanner na 12 seconden 0 seconden : : : Repeterende opnamen zelfontspanner na 2 seconden 2 seconden
SELECT
GO
• Anti-shock-indicatie (gblz. 58): Het D-symbool dat naast het pictogram op het superbedieningspaneel verschijnt, geeft aan dat anti-shock is ingeschakeld.
55 NL
Fotograferen met de zelfontspanner Deze functie maakt fotograferen met de zelfontspanner mogelijk. U kunt hierbij de camera zo instellen dat de foto na 12 seconden of na 2 seconden wordt gemaakt. Bij fotograferen met de zelfontspanner kunt u de camera het beste op een statief zetten. Voor de instelmethode, zie "Repeterende opnamen" (gblz. 55). Druk de ontspanknop helemaal in. • Als Y12s. is geselecteerd: De zelfontspanner-LED brandt eerst ongeveer 10 seconden continu, begint dan ongeveer 2 seconden lang te knipperen, en daarna wordt de foto gemaakt. • Als Y2s is geselecteerd: De zelfontspanner-LED knippert ongeveer 2 seconden, daarna wordt de foto gemaakt. • Om de ingeschakelde zelfontspanner voortijdig te stoppen, drukt u op de j / Y / <-knop.
x
5 Scherpstellen en opnamefuncties
56 NL
Zelfontspanner-LED
Opmerkingen • Druk de ontspanknop niet in terwijl u recht voor de camera staat omdat de camera dan bij een half-ingedrukte ontspanknop gaat scherpstellen op het verkeerde onderwerp.
Zoekerafdekkapje Als u fotografeert zonder door de zoeker te kijken, bevestigt u het zoekerafdekkapje op de zoeker zodat er geen licht in de zoeker komt bij een andere belichting. Breng het zoekerafdekkapje aan nadat u het oogkapje zoals afgebeeld heeft verwijderd. Bij het vervangen door een optioneel oogkapje gaat u op dezelfde wijze te werk. Oogkapje
Zoekerafdekkapje
Fotograferen met de afstandsbediening Met behulp van de optionele afstandsbediening RM-1 kunt u een zelfportret of een opname bij nachtlicht maken zonder dat u de camera hoeft aan te raken. U kunt de camera zo instellen dat, na het indrukken van de ontspanknop op de afstandsbediening, de foto onmiddellijk of na 2 seconden wordt gemaakt. Met de optionele afstandsbediening kunt u ook tijdopnamen maken. Voor de instelmethode, zie "Repeterende opnamen" (gblz. 55). Zet de camera stevig op een statief, richt de afstandsbediening op de ontvanger op de camera en druk op de ontspanknop van de afstandsbediening. • Als <0s is geselecteerd: De scherpstelling en belichting worden vastgehouden, het afstandsbedieningslampje knippert en de foto wordt gemaakt. • Als <2s is geselecteerd: De scherpstelling en belichting worden vastgehouden, de afstandsbedienings-LED knippert en na ongeveer 2 seconden wordt de foto gemaakt.
Afstandsbedieningslampje Ontvanger van afstandsbedieningssignalen
Effectief bereik van de afstandsbediening Richt de afstandsbediening op de ontvanger op de camera binnen het bereik dat hieronder staat aangegeven. Als sterk licht zoals direct zonlicht op de ontvanger van de afstandsbediening schijnt of als TL-licht of apparaten, die elektrische golven of radiogolven uitstralen, in de buurt zijn, kan dit het effectieve bereik verkleinen. Ca. 3 m (b innenshu is) Ca. 2 m (b uitenshu is)
Afstandsbediening
Ontvanger van afstandsbedieningssignalen
Ca. 5 m (binnenshuis) Ca. 3 m (buitenshuis) is) innenshu Ca. 3 m (b is) uitenshu (b m 2 . Ca
TIPS Het afstandsbedieningslampje knippert niet als u op de ontspanknop van de afstandsbediening drukt:
Het fotograferen via de afstandsbediening uitschakelen:
j Na het fotograferen via de afstandsbediening wordt deze functie niet automatisch uitgeschakeld. Druk op knop j / Y / < om de camera op [o] (enkelbeeldopnamen) te zetten, etc.
Gebruik van de ontspanknop op de camera tijdens het fotograferen via de afstandsbediening:
j De ontspanknop op de camera werkt altijd, ook in de stand "Fotograferen via de afstandsbediening".
x
Opmerkingen • Er wordt geen foto gemaakt als de camera niet heeft kunnen scherpstellen op het onderwerp. • Bij fel licht is het afstandsbedieningslampje moeilijk te zien waardoor u moeilijk kunt bepalen of de foto wel gemaakt is. • Met de afstandsbediening kunt u niet in- of uitzoomen.
5 Scherpstellen en opnamefuncties
j Het uitgezonden signaal bereikt de camera niet als de ontvanger op de camera wordt blootgesteld aan fel licht. Houd de afstandsbediening dichter bij de camera en druk opnieuw op de ontspanknop van de afstandsbediening. j Het uitgezonden signaal bereikt de camera niet als de afstand tot de camera te groot is. Houd de afstandsbediening dichter bij de camera en druk opnieuw op de ontspanknop van de afstandsbediening. j Het signaal wordt gestoord. Wijzig het zendkanaal zoals aangegeven in de handleiding van de afstandsbediening.
Tijdopnamen met de afstandsbediening Zet de functieknop op M (Manual) en de sluitertijd op [BULB] (tijdopname). g"Tijdopnamen" (blz. 45)
Druk bij de afstandsbediening op knop W om de sluiter te openen. Zodra de bij "BULB TIMER" (gblz. 93) ingestelde tijd is verstreken, gaat de sluiter automatisch dicht.
Druk op knop T om de sluiter te sluiten.
57 NL
Anti-shock – trillingen voorkomen U kunt de interval instellen tussen het moment waarop de camera de spiegel omhoogklapt, en het moment waarop de sluiter opengaat. Hiermee voorkomt u dat de camera tijdens de opname trilt door het opklappen van de spiegel. Deze functie kan handig zijn bij astrofotografie en microscoopfotografie of andere fotografische situaties waarin een zeer lange sluitertijd wordt gebruikt en trilling van de camera tot een minimum moet worden beperkt.
1 2 3
MENU[X][ANTI-SHOCKz] Selecteer de tijd (tussen 1 en 30 seconden) die moet verstrijken tussen het omhoogklappen van de spiegel en het ontspannen van de sluiter en druk daarna op de i-knop. Anti-shock wordt apart toegevoegd aan de fotografeerfuncties (enkelbeeldopnamen, repeterende opnamen, en opnamen met de zelfontspanner en de afstandsbediening). Voor de instelmethode, zie "Repeterende opnamen" (gblz. 55).
Beeldstabilisator
5
U kunt de hoeveelheid cameratrilling beperken die gemakkelijk voorkomt als u foto's maakt bij weinig licht of als u sterk vergrote foto's maakt.
Scherpstellen en opnamefuncties
OFF I.S. 1 I.S. 2 I.S. 3
Beeldstabilisator is uitgeschakeld. Beeldstabilisator is ingeschakeld. Dit wordt gebruikt om de camera in horizontale richting te laten meedraaien om een onscherpe achtergrond te bekomen. De horizontale beeldstabilisator is uitgeschakeld en enkel de verticale beeldstabilisator is actief. Dit wordt gebruikt om de camera in verticale richting te laten meedraaien om een onscherpe achtergrond te bekomen (kantelen). De verticale beeldstabilisator is uitgeschakeld en enkel de horizontale beeldstabilisator is actief. j
Directe knop
Zoeker
oj
Wordt weergegeven als [IMAGE STABILIZER] op [I.S. 1], [I.S. 2] of [I.S. 3] ingesteld is.
De brandpuntsafstand instellen Door vooraf de brandpuntsafstand van de lens in te stellen, kunt u de beeldstabilisatiefunctie ook gebruiken met andere lenzen dan Four Thirds-lenzen. Deze instelling wordt uitgeschakeld als een Four Thirds-lens wordt gemonteerd.
1 2 58 NL
Druk op de F-knop in het scherm [IMAGE STABILIZER]. Stel de brandpuntsafstand in met behulp van de regelaar of ac en druk op i.
o-knop
IMAGE STABILIZER OFF
I.S. 1
I.S. 2
FOCAL LENGTH
I.S. 3
50 mm
GO
Instelbare brandpuntsafstanden 8 mm
10 mm
12 mm
16 mm
18 mm
21 mm
24 mm
28 mm
30 mm
35 mm
40 mm
48 mm
50 mm
55 mm
65 mm
70 mm
75 mm
80 mm
85 mm
90 mm
100 mm
105 mm
120 mm
135 mm
150 mm
180 mm
200 mm
210 mm
250 mm
300 mm
350 mm
400 mm
500 mm
600 mm
800 mm
1000 mm
• Neem de dichtstbijzijnde waarde indien de brandpuntsafstand van de lens die u gebruikt niet vermeld is.
Het effect van de beeldstabilisator controleren met live bekijken U kunt de o-knop ingedrukt houden tijdens het live bekijken om het effect van de beeldstabilisator op de monitor te zien. In die positie kunt u de ontspanknop volledig indrukken om een foto te nemen. • Als [IMAGE STABILIZER] op [OFF] ingesteld is, activeert u de beeldstabilisator door de o-knop ingedrukt te houden ([I.S. 1]). • U schakelt de beeldstabilisator uit door ofwel de o-knop los te laten, ofwel de o-knop meerdere seconden ingedrukt te houden.
x
Opmerkingen
250 F5.6 IS 1
LN
38
Groen:Beeldstabilisator actief Rood:Storing van beeldstabilisator
5 Scherpstellen en opnamefuncties
• De beeldstabilisator kan geen buitensporige cameratrilling corrigeren en kan ook geen cameratrilling corrigeren die zich voordoet als de sluitertijd het traagst is ingesteld. In die gevallen is het gebruik van een statief aangeraden. • Stel [IMAGE STABILIZER] in op [OFF] als u een statief gebruikt. • Schakel de beeldstabilisatiefunctie uit van de camera of de lens indien u een lens gebruikt met een beeldstabilisatiefunctie. • Als [IMAGE STABILIZER] op [I.S.1], [I.S.2] of [I.S.3] ingesteld is en u schakelt de camera uit, dan zal de camera trillen. Dat komt doordat het beeldstabilisatiemechanisme van de camera in werking treedt. Zonder die initialisatie is het mogelijk dat de beeldstabilisator niet het volledige effect bereikt. • Als het pictogram van de beeldstabilisator rood wordt weergegeven op de monitor, wijst dat op een storing van de beeldstabilisatiefunctie. Als u in die toestand een foto neemt, bestaat de kans dat de compositie niet goed is. Neem contact op met uw geautoriseerde servicecentrum van Olympus.
59 NL
6
Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect De beeldkwaliteit selecteren U kunt de beeldkwaliteit kiezen waarmee de foto wordt opgeslagen. Kies de beeldkwaliteit die het beste past bij het doel van de foto (printen, bewerken op een pc, bewerken voor een website, enz.).
Opnameformaten JPEG Voor JPEG-beelden selecteert u een combinatie van resolutie (Y, X, W) en compressiefactor (SF, F, N, B). Beelden zijn opgebouwd uit pixels (puntjes). Als u een beeld gaat vergroten, ziet u bij een laag aantal pixels eerder een mozaïekpatroon verschijnen. Bij een beeld met een groot aantal pixels neemt beeldbestand meer geheugenruimte in beslag waardoor u op het geheugenkaartje minder beelden kunt opslaan. Het beeldbestand wordt kleiner naarmate u een hogere compressie kiest. In dat geval is het beeld echter minder helder als u het gaat weergeven. Beeld met een hoog aantal pixels
Beeld met een laag aantal pixels
6
NL
Compressiefactor Applicatie
Het aantal pixels wordt hoger
Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
60
Beeld wordt helderder
Aantal pixels
Y (Large – groot) Afhankelijk van het gewenste printformaat
Aantal pixels
SF (SuperFijn) 1/2,7
F (Fijn) 1/4
N (Normaal) 1/8
B (Basic) 1/12
3648 x 2736
YSF
YF
YN
YB
XSF
XF
XN
XB
WSF
WF
WN
WB
3200 x 2400 X (middel)
2560 x 1920 1600 x 1200 1280 x 960 1024 x 768
Voor kleine afdrukken en gebruik op websites-
W (Small – klein) 640 x 480
RAW Dit zijn onverwerkte gegevens waarvan de witbalans, scherpte, contrast of kleur niet veranderd werden. Gebruik de OLYMPUS Master om ze als een beeld op de computer weer te geven. RAW-gegevens kunnen niet weergegeven worden op een andere camera of met normale software, en kunnen niet geselecteerd worden voor printreservering. U kunt met deze camera opnamen bewerken die met de beeldkwaliteit RAW zijn gemaakt. g"Foto's bewerken" (blz. 82)
De beeldkwaliteit selecteren JPEG Voor JPEG-beelden kunt u 4 combinaties vastleggen van resoluties (Y, X, W) en compressiefactoren (SF, F, N, B). In totaal zijn er 12 verschillende combinaties mogelijk. g"K SET" (blz. 94) Als u X of W als resolutie selecteert, kunt u ook het aantal pixels selecteren. g"PIXEL COUNT (aantal pixels)" (blz. 94) RAW+JPEG Telkens als u een foto maakt, wordt tegelijkertijd een JPEG- en een RAW-beeld opgeslagen. RAW Slaat het beeld op in het bestandtype RAW. bijv.) De volgende 9 beeldkwaliteiten zijn beschikbaar als YF / YN / XN / WN zijn vastgelegd. RAW : RAW JPEG : YF / YN / XN / WN RAW+JPEG : RAW+YF / RAW+YN / RAW+XN / RAW+WN Superbedieningspaneel
ip: [K]
Menu
MENU[W][K]
6
j Door [RAWK] op de <-knop in te stellen, kunt u de beeldkwaliteit veranderen door te draaien aan de regelaar terwijl u op de <-knop drukt. Met elke druk op de <-knop kunt u eenvoudig schakelen tussen alleen JPEG-gegevens en JPEG- en RAW-gegevens. g"; FUNCTION" (blz. 89)
De bestandsgrootte bepalen en het aantal foto's dat u per beeldkwaliteit kunt opslaan:
j "Beeldkwaliteit en bestandsgrootte / het aantal foto's dat kan worden opgeslagen" (gblz. 125)
OFF
arge Normal
CARD SETUP CUSTOM RESETRAW PICTURE MODE F N GRADATION N WB N CANCEL
SELECT
GO
Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
TIPS Om snel de beeldkwaliteit in te stellen:
61 NL
Witbalans selecteren De kleurweergave varieert altijd naargelang de lichtomstandigheden. Als u bijvoorbeeld daglicht en gloeilamplicht afwisselend op een blad wit papier laat schijnen, ziet u dat de kleur wit telkens een andere tint heeft. Een digitale camera kan met zijn digitale processor de kleur van het wit aanpassen zodat de keur er natuurlijker uitziet. Dit noemen we de witbalans. Met deze camera kunt u de witbalans (WB) op vier manieren aanpassen. Witbalans automatisch instellen [AUTO] De camera detecteert dan in de beelden automatisch de witte partijen en past aan de hand daarvan de kleurbalans aan. Gebruik deze stand bij normaal fotograferen. Voorgeprogrammeerde witbalans [5] [2] [3] [1] [w] [x] [y] [n] In deze camera zijn 8 verschillende kleurtemperaturen voorgeprogrammeerd die geschikt zijn voor een groot aantal verlichtingssituaties, zowel binnenshuis als buitenshuis, inclusief TL, gloeilampen en flitslicht. Gebruik bijv. een preset WB om meer rood te krijgen in een opname van een zonsondergang, of creëer hiermee een warm effect bij kunstlichtopnamen. Custom-witbalans [CWB] (zelf-ingestelde witbalans) U kunt de kleurtemperatuur instellen van 2000 K tot 14.000 K. Voor meer informatie over de kleurtemperatuur, zie "Witbalans en kleurtemperatuur" (gblz. 124). g"Auto WB / preset / custom WB instellen" (blz. 63) Witbalans met één knop [V] U kunt voor bepaalde lichtomstandigheden de optimale witbalans instellen door de camera op een wit object te richten, bijv. een wit stuk papier. De witbalans die zo wordt ingesteld, wordt opgeslagen als een van de preset WB-instellingen. g"Een one-touch witbalans instellen (witbalans met één knop)" (blz. 64)
6
WB-stand AUTO
Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
5 5300 K
Voor buitenopnamen op een heldere dag, of voor meer rode tinten bij een een zonsondergang, of voor meer kleuren bij vuurwerk
2 7500 K
Voor buitenopnamen in de schaduw op een heldere dag
3 6000 K
Voor het fotograferen buiten op een bewolkte dag
1 3000 K
Voor fotograferen bij gloeilamplicht
w 4000 K
Voor fotograferen bij wit TL-licht
x 4500 K
Voor fotograferen bij neutraal-wit TL-licht
y 6600 K
Voor fotograferen bij het licht van daglicht-TL-lampen
n 5500 K
Voor flitsopnamen
V CWB
62 NL
Lichtomstandigheden Geschikt voor de meeste lichtomstandigheden (als in de zoeker een witte beeldpartij zichtbaar is) Gebruik deze stand bij normaal fotograferen.
De bij one-touche WB ingestelde kleurtemperatuur. g"Een one-touch witbalans instellen (witbalans met één knop)" (blz. 64) De kleurtemperatuur die is ingesteld in het menu Custom witbalans. Deze kan worden ingesteld van 2000 K tot 14.000 K. Als de waarde niet is ingesteld, wordt het ingesteld op 5400 K.
Auto WB / preset / custom WB instellen U kunt de witbalans instellen door de juiste kleurtemperatuur voor de heersende lichtomstandigheden te kiezen. Directe knop
WBj
Superbedieningspaneel
ip: [WB]
F-knop j
• U stelt uw eigen witbalans (CWB) in door [CWB] te selecteren en dan met ingedrukte F-knop de regelaar te verdraaien. MENU[W][WB]
Menu
MENU knop
: Witbalans automatisch instellen : w/x/y
WB-knop
i-knop
Instellingenvenster • U kunt de instellingen in de zoeker controleren terwijl u de WB-knop gebruikt om de instellingen in te geven. WB
: Custom-witbalans : Witbalans met één knop
CWB
SELECT
5400
GO
Zoeker
6
TIPS j In de stand Auto WB kan de juiste witbalans niet worden bepaald als er binnen het zoekerbeeld geen witte partijen voorkomen. Probeer het in dit geval met de instelling one-touche WB of met een van de preset-WB-instellingen.
Witbalanscorrectie Hiermee kunt u de instelling van Auto WB en Preset WB bijregelen. Superbedieningspaneel
ip: [>]
Menu
MENU[W][WB]
• Selecteer de witbalans die u wilt bijregelen en druk op d. De witbalans bijregelen in de richting A (amber/blauw) Afhankelijk van de oorspronkelijke witbalans wordt de beeldtint bij het bijregelen naar + oranje (amber), en naar - blauwer.
AUTO > A
Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
Als onderwerpen die niet wit zijn in het wit verschijnen:
G
+2 –5
WB PREVIEW CANCEL
SELECT
AEL AFL
GO
63 NL
De witbalans bijregelen in de richting G (groen/magenta) Afhankelijk van de oorspronkelijke witbalans wordt de beeldtint bij het bijregelen naar + groener, en naar - roder (magenta). • De witbalans kunt u in beide richtingen in 7 stappen bijregelen. TIPS De aangepaste witbalans controleren:
j Na het instellen van de correctiewaarde richt u de camera op het onderwerp om testopnamen te maken. Als u op knop AEL / AFL drukt, verschijnen de testbeelden die u met de huidige witbalansinstellingen hebt gemaakt.
Alle instellingen van de witbalans in één keer aanpassen: j Zie "ALL >" (gblz. 93).
Een one-touch witbalans instellen (witbalans met één knop)
V
Dit komt van pas als de gewenste witbalans nauwkeuriger moet zijn dan de beschikbare preset WB's. Om de witbalans te bepalen richt u de camera op een wit vel papier dat verlicht wordt door de gewenste lichtbron. De op deze wijze bepaalde witbalans kunt u opslaan in de camera. Dit is handig als u een onderwerp niet alleen bij natuurlijk licht fotografeert, maar ook bij andere lichtbronnen met verschillende kleurtemperaturen. Stel [; FUNCTION] van tevoren in op [V]. (gblz. 89)
1 2
6 Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
64 NL
3
Richt de camera op een wit vel papier. • Houd het papier zó dat het de hele zoeker vult. Zorg dat er geen schaduwen zichtbaar zijn.
Terwijl u <-knop ingedrukt houdt, drukt u de ontspanknop in.
<-knop
• Het scherm voor one-touch witbalans verschijnt.
Selecteer [YES] en druk op de i-knop. • De witbalans is nu vastgelegd. • De vastgelegde witbalans wordt in de camera opgeslagen als een van de preset WB's. De vastgelegde witbalans blijft bewaard als u de camera uitschakelt.
TIPS Na het indrukken van de ontspanknop, verschijnt [WB NG RETRY]:
j Het vastleggen van de witbalans is mislukt om een van de volgende redenen: het beeld bevatte te weinig wit, het beeld is te licht of te donker, of de kleuren zien er onnatuurlijk uit. Wijzig het diafragma en de sluitertijd en herhaal de procedure vanaf stap 1.
WB bracketing Drie beelden met een verschillende witbalans (aangepast volgens opgegeven kleurrichtingen) worden automatisch aangemaakt vanaf één opname. Eén beeld heeft de ingestelde witbalans, terwijl de andere hetzelfde beeld zijn, in andere kleurrichtingen aangepast. Menu
MENU[X][WB BKT]
• Gebruik bd om de kleurrichting te selecteren en ac om de EV-stap in te stellen. • Kies voor de EV-stap uit [OFF], [3 F 2 STEP], [3 F 4 STEP] of [3 F 6 STEP] voor zowel de richting A-B (amber-blauw) als de richting G-M (groenmagenta). • Als u de ontspanknop helemaal indrukt, worden automatisch 3 beelden aangemaakt die aangepast worden in opgegeven kleurrichtingen.
WB BKT A-B
G-M
3F 4STEP
3F 4STEP
CANCEL
SELECT
GO
TIPS WB bracketing toepassen op de witbalans die u hebt aangepast:
j Pas de witbalans handmatig aan en gebruik daarna de functie WB bracketing. WB bracketing wordt nu toegepast op de witbalans die u hebt aangepast.
x
Opmerkingen • Tijdens het WB bracketing kunt u met de camera geen foto's maken indien er niet genoeg geheugen op de camera of op de kaart beschikbaar is om minstens het geselecteerde aantal beelden op te slaan.
Beeldeffecten
Superbedieningspaneel
ip: [PICTURE MODE]
Menu
MENU[W] [PICTURE MODE]
PICTURE MODE CARD SETUP hVIVID CUSTOM RESET iNATURAL PICTURE MODE GRADATION jMUTED ZPORTRAIT WB CANCEL
Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
Hiermee kunt u beeldtonen selecteren om unieke effecten te creëren. Beeldparameters zoals contrast en scherpte kunt u in iedere stand een beetje bijregelen. De veranderbare parameters worden in elke stand beeldeffecten opgenomen. [hVIVID] : Voor levendige kleuren. [iNATURAL] : Voor natuurlijke kleuren. [jMUTED] : Voor afgevlakte tinten. [ZPORTRAIT] : Voor mooie huidtinten. [MONOTONE] : Voor zwart/wit-tinten. [CUSTOM] : Selecteer één beeldeffect, stel de parameters in en leg de instelling vast. U kunt ook de gradatie voor [CUSTOM] vastleggen. Dit stelt u afzonderlijk in onder [GRADATION] in het menu. g"Gradatie" (blz. 66)
6
MONOTONE SELECT
GO
65 NL
6
De aanpasbare parameters zijn ingedeeld per beeldeffect. iNATURAL De afzonderlijke paramaters luiden als volgt: J±0 CONTRAST [CONTRAST] : Het verschil tussen lichte en donkere N±0 SHARPNESS partijen [SHARPNESS] : De beeldscherpte T±0 SATURATION [SATURATION] : De kleurdiepte van het beeld [B&W FILTER] : Voor zwart/wit-foto's. De filterkleur wordt lichter en de complementaire kleur wordt CANCEL SELECT GO donkerder. [N: NEUTRAL] : Hiermee creëert u een normale iNATURAL CONTRAST zwart/wit-foto. Lo Hi +2 Hi [Ye: YELLOW] : Geeft mooi doortekende witte CONTRAST Lo +1 Hi wolken tegen een helderblauwe SHARPNESS Lo lucht. 0 Hi SATURATION 0 [Or: ORANGE] : Accentueert de kleuren in blauwe -1 luchten en zonsondergangen Lo -2 lichtjes. CANCEL SELECT GO [R: RED] : Accentueert in sterke mate kleuren in blauwe luchten en de helderheid van karmozijnrood gebladerte. [G: GREEN] : Accentueert in sterke mate kleuren in rode lippen en groene bladeren. [PICT. TONE] : Kleurt zwart/wit-beelden. [N: NEUTRAL] : Hiermee creëert u een normale zwart/wit-foto. [S: SEPIA] : Sepia [B: BLUE] : Blauw [P: PURPLE] : Purper [G: GREEN] : Groen
Gradatie
Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
Naast de [NORMAL] gradatie-instelling, kunt u drie andere gradatie-instellingen selecteren. [HIGH KEY] : Gradatie bij een helder onderwerp. [LOW KEY] : Gradatie bij een donker onderwerp. [AUTO] : Deelt het beeld op in kleinere gebieden en bepaalt voor elke gebied afzonderlijk de helderheid. Dit werkt goed bij beelden waarin gebieden met een hoog contrast voorkomen zodat de lichte partijen te helder, en de donkere partijen te donker zouden worden. [NORMAL] : Gebruik bij normale lichtomstandigheden de stand [NORMAL].
HIGH KEY Geschikt voor onderwerpen met veel lichte tinten.
Superbedieningspaneel
ip: [GRADATION]
Menu
MENU[W][GRADATION]
66 x NL
LOW KEY Geschikt voor onderwerpen met veel schaduwtinten.
Opmerkingen • Contrastaanpassing werkt niet in de standen [HIGH KEY], [LOW KEY] en [AUTO]
Ruisonderdrukking Hiermee reduceert u de ruis die optreedt bij erg lange sluitertijden. Met name bij nachtelijke opnamen gebruikt u lange sluitertijden en kan in de opnamen beeldruis verschijnen. Met [NOISE REDUCT.] onderdrukt de camera automatisch ruis om scherpere foto's te maken. Als de ruisonderdrukking is ingesteld op [AUTO] wordt de ruisonderdrukking alleen ingeschakeld als de sluitertijd lang is. Als het ingesteld is op [ON] wordt de ruisonderdrukking steeds ingeschakeld. Terwijl de ruisonderdrukking is ingeschakeld, duurt het tweemaal zo lang om een foto te maken.
OFF
Menu
ON / AUTO
MENU[W][NOISE REDUCT.]
• Na de opname start het proces waarmee de beeldruis wordt onderdrukt. • Tijdens het ruisonderdrukkingsproces knippert de indicatie-LED Dataverkeer. U kunt pas een volgende foto maken zodra de indicatie-LED Dataverkeer niet meer brandt. • [busy] verschijnt in de zoeker terwijl het ruisonderdrukkingsproces bezig is.
x
Opmerkingen • Tijdens repeterende opnamen wordt [NOISE REDUCT.] automatisch uitgeschakeld [OFF]. • Bij sommige lichtomstandigheden en onderwerpen werkt deze functie niet optimaal.
U kunt het ruisonderdrukkingsniveau selecteren. In de meeste gevallen kunt u [STANDARD] gebruiken. [HIGH] wordt aanbevolen tijdens fotograferen met hoge gevoeligheid. Menu
MENU[W][NOISE FILTER]
Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
Ruisfilter
6
67 NL
7
Gebruik van de flitser Flitserfunctie instellen De camera kiest de flitserfunctie aan de hand van diverse factoren zoals een reeks flitsen en het flitsmoment. Welke flitserfuncties beschikbaar zijn, hangt af van het gekozen programma. De flitserfuncties zijn ook beschikbaar op apart verkrijgbare externe flitsers. Autoflitsen AUTO Bij weinig licht of tegenlicht ontsteekt de flitser automatisch. Om een onderwerp bij tegenlicht te fotograferen, richt u het autofocusveld op het onderwerp. Synchronisatiesnelheid van de flits / maximale traagheid De sluitertijd kan gewijzigd worden als de ingebouwde flitser ontsteekt. g"#X-SYNC." (blz. 93), "#SLOW LIMIT" (blz. 93) Flitsen met onderdrukken van rode ogen ! / H In de stand "Flitsen met onderdrukken van rode ogen" ontsteekt de hoofdflits pas na een reeks inleidende flitsen. Hierdoor wennen de ogen van de persoon aan het heldere licht waardoor de kans op rode ogen wordt verkleind. In de standen S / M zal de flitser altijd flitsen.
x
7
Opmerkingen
De ogen van uw onderwerp zien er rood uit.
• Na de inleidende flitsen duurt het ongeveer 1 seconde voordat de sluiter ontspant. Houd de camera stevig vast om te voorkomen dat de camera beweegt. • Deze functie sorteert minder effect als het onderwerp niet recht naar de inleidende flitsen kijkt of als de afstand tot het onderwerp te groot is. Ook persoonlijke lichamelijke kenmerken kunnen het effect beperken.
Gebruik van de flitser
Trage synchronisatie (1e sluitergordijn) #SLOW De trage synchronisatieflits is bedoeld voor lange sluitertijden. Normaliter kunt u bij het fotograferen met een flitser geen al te lange sluitertijden instellen om camerabewegingen te voorkomen. Maar als u een onderwerp tegen een nachtelijke achtergrond fotografeert, wordt bij snellere sluitertijden de achtergrond te donker. Met trage synchronisatie kunt u zowel de achtergrond als het onderwerp goed belichten. Omdat u met een lange sluitertijd werkt, gebruikt u een statief om camerabewegingen te elimineren.
1e sluitergordijn Normaliter ontsteekt de flitser direct nadat de sluiter volledig geopend is. Dit wordt het 1e sluitergordijn genoemd. Tijdens flitsopnamen wordt deze methode gewoonlijk toegepast.
68 NL
Trage synchronisatie (2e sluitergordijn) #SLOW2 / 2nd CURTAIN Bij een "2e sluitergordijn-flits" ontsteekt de flitser pas net voordat de sluiter dichtgaat. Door het flitsmoment te wijzigen, kunt u interessante effecten bereiken, bijvoorbeeld het suggereren van beweging door de achterlichten van een rijdende auto als strepen weer te geven. Hoe langer de sluitertijd, des te sterker zal het effect zijn. In de standen S / M zal de flitser altijd flitsen. Als de sluitertijd op 2 seconden is gezet
2 seconden
2e sluitergordijn 2 seconden
1e sluitergordijn: flitser ontsteekt
1e sluitergordijn 0 seconden
2e sluitergordijn: flitser ontsteekt Sluiter gaat dicht
Sluiter helemaal open
Trage synchronisatie (1e sluitergordijn) / flitsen met onderdrukken van rode ogen !SLOW Als u trage synchronisatie combineert met het gebruik van de flitser, kunt u deze functie ook gebruiken om rode ogen te onderdrukken. Als u een onderwerp tegen een nachtelijke achtergrond fotografeert kunt met deze functie het verschijnsel 'rode-ogen' onderdrukken. Aangezien de tijd tussen de inleidende flitsen en het fotograferen zelf in de 2e sluitergordijnsynchronisatie lang is, is het moeilijk om rode ogen te onderdrukken. Daarom staat alleen de instelling van de 1e sluitergordijnsynchronisatie ter beschikking. Invulflits #
x
Opmerkingen • Als de flits ontsteekt, is de sluitertijd ingesteld op 1/180 seconde of korter. Als u met de invulflitsen een onderwerp tegen een lichte achtergrond fotografeert, kan de achtergrond overbelicht zijn. In dit geval gebruikt u de optionele externe flitser FL-50R en fotografeert u in de stand Super FP. g"Super FP-flitser" (blz. 74)
7 Gebruik van de flitser
De flitser ontsteekt altijd, ongeacht de lichtomstandigheden. Deze functie is vooral nuttig om schaduwen (bijvoorbeeld van boombladeren) op het gelaat van personen, in situaties met tegenlicht, enzovoort weg te werken. Maar ook om kleurverschuivingen te corrigeren welke veroorzaakt worden door kunstlicht, en dan met name door TL-licht.
Flitser uit $ De flitser ontsteekt niet. Zelfs in deze stand kunt u de flitser als AF-lichtbron gebruiken (mits de flitser omhoog staat). g"AF ILLUMINAT." (blz. 87)
69 NL
Handmatig flitsen (Manual) Hiermee kunt u de ingebouwde flitser een vaste hoeveelheid licht laten afgeven. Bij handmatig flitsen is de F-waarde die u moet instellen afhankelijk van de afstand tot het onderwerp. Hoeveelheid licht naar verhouding
RG: richtgetal (equivalent met ISO 100)
FULL (1/1)
12
1/4
6
1/16
3
1/64
1,5
Bereken met de onderstaande formule de F-waarde die u moet instellen RG x ISO-waarde
Diafragma (F-waarde) =
Afstand tot het onderwerp in meters
ISO-gevoeligheid ISO-waarde
100
200
400
800
1600
ISO-gevoeligheid
1,0
1,4
2,0
2,8
4,0
Instelmethode
#-knop
Directe knop
#j
Superbedieningspaneel
ip: [FLASH MODE]
j
7 Gebruik van de flitser
FLASH MODE AUTO SLOW 1/4
SELECT
SLOW 1 / 16
SLOW2
FULL
1 / 64
GO
• Bij sommige fotografeerstanden zijn niet alle flitsfuncties beschikbaar. Voor meer informatie raadpleegt u "Beschikbare flitsstanden in de diverse fotografeerstanden" (gblz. 123).
70 NL
Fotograferen met de ingebouwde flitser Bij gebruik van een lens met een brandpuntsafstand van minder dan 14 mm (vergelijkbaar met een 28 mm lens op een kleinbeeldcamera) kunnen bij het licht van de flitser de randen van de foto donkerder worden (vignettering). Of dit effect inderdaad optreedt, hangt ook af van het lenstype en de lichtomstandigheden (zoals de afstand tot het onderwerp).
1
Druk op de #-knop om de ingebouwde flitser omhoog te laten springen.
#-knop
• De ingebouwde flitser springt automatisch omhoog en ontsteekt bij weinig licht in de volgende standen. AUTO / i / & / / / B / U / G / J / r/g
2 3
Druk de ontspanknop half in.
• Als # continu oplicht, is de flitser gebruiksklaar. Als dit teken knippert, is de flitser bezig met opladen. Wacht in dit geval tot het opladen is voltooid.
Flitser stand-by-teken
Druk de ontspanknop helemaal in.
Zoeker
Als u niet wilt dat de flitser automatisch omhoog springt:
j Stel [AUTO POP UP] in op [OFF]. g"AUTO POP UP" (blz. 93).
Fotograferen zonder dat u hoeft te wachten tot de flitser opgeladen is: j Zie "RLS PRIORITY S / RLS PRIORITY C" (gblz. 91)
x
Opmerkingen • Als [#RC MODE] is ingesteld op [ON] ontsteekt de ingebouwde flitser alleen om te communiceren met de externe flitser zodat deze niet als een flitser werkt. g"Fotograferen met het draadloze Olympus RC-flitssysteem" (blz. 74)
7 Gebruik van de flitser
TIPS
71 NL
Regelen van de flitssterkte U kunt de flitssterkte instellen tussen +3 en -3. Bij sommige situaties krijgt u betere resultaten als u de hoeveelheid licht aanpast die de flitser afgeeft ("flitssterkte"), bijv. bij het fotograferen van kleine objecten en bij een verre achtergrond. Op deze wijze kunt u het contrast verbeteren (het onderscheid tussen lichte en donkere partijen) waardoor uw foto's levendiger worden. j
Directe knop
# + Fj
Superbedieningspaneel
ip: [w]
Menu
MENU[X][w]
x
#-knop
F-knop
Opmerkingen • Dit werkt niet bij handmatig flitsen. • Dit werkt niet als de externe flitser is ingesteld op MANUAL. • Als u de flitssterkte op de externe flitser hebt ingesteld, wordt dit gecombineerd met de flitssterkte-instelling van de camera. • Als u [w+F] hebt ingesteld op [ON], wordt de flitssterktewaarde opgeteld bij de belichtingscorrectiewaarde. g"w+F" (blz. 93)
METERING RC MODE AF MODE AF AREA ANTI-SHOCK CANCEL
7 Gebruik van de flitser
72 NL
SELECT
+3
0
OFF +2 0.0 +1 0 S-AF -1 -2
OFF -3 GO
Flitsbracketing De camera maakt meerdere opnamen en verandert daarbij voor elke opname de hoeveelheid licht die door de flitser wordt afgegeven. De camera maakt 3 opnames tegelijk met de volgende hoeveelheid licht: optimaal licht, licht dat bijgeregeld is in de - richting en licht dat bijgeregeld is in de + richting. Menu
MENU[X][FL BKT]
AE BKT
FL BKT
OFF WB BKT • De correctiewaarde zal veranderen volgens de EV-stap. 3F 0.3EV g"EV STEP" (blz. 92) FL BKT • Bij enkelbeeldopnamen wijzigt de hoeveelheid licht die door 3F 0.7EV de flitser wordt afgegeven telkens als u de ontspanknop 3F 1.0EV indrukt. • Bij repeterende opnamen houdt u de ontspanknop CANCEL SELECT GO ingedrukt tot het geselecteerde aantal foto's is genomen. • Zodra u de ontspanknop loslaat, stopt het fotograferen met flitsbracketing. Als het fotograferen stopt, is 0 op het superbedieningspaneel groen.
Fotograferen met een externe flitser Naast de ingebouwde flitser kunt u ook gebruikmaken van externe flitsers die geschikt zijn voor deze camera. Hiermee beschikt u bij flitsopnamen over een groter aantal mogelijkheden bij verschillende lichtomstandigheden. De externe flitsers communiceren met de camera, zodat u de flitserfuncties van de camera kunt uitbreiden met andere flitserfuncties zoals TTL-AUTO en Super FP. Monteer een voor deze camera geschikte externe flitser op de flitsschoen van de camera. Raadpleeg eveneens de handleiding van de externe flitser. Beschikbare functies bij gebruik van externe flitsers Optionele flitser Flitsregeling RG (richtgetal) (ISO100) RC-functie
FL-50R
FL-50
FL-36R
FL-36
TTL-AUTO, AUTO, MANUAL, FP TTL AUTO, FP MANUAL RG50 (85 mm*) RG28 (24 mm*) 9
RG36 (85 mm*) RG20 (24 mm*)
k
9
FL-20
RF-11
TTL-AUTO, AUTO, MANUAL
TF-22
TTL-AUTO, MANUAL
RG20 (35 mm*)
RG11
RG22
k
k
k
k
* De brandpuntsafstand van de lens die gebruikt kan worden (kleinbeeldequivalent)
x
Opmerkingen • De optionele flitser FL-40 kunt u niet gebruiken.
Gebruik van een externe elektronenflitser Schakel de flitser altijd pas in nadat u hem op de camera hebt bevestigd.
1
Schuif het afdekkapje uit de flitsschoen zoals aangegeven door de pijl in de afbeelding.
Flitsschoendekseltje
• Bewaar het afdekkapje van de flitsschoen op een veilige plek zodat u het niet verliest en zet het na het fotograferen met flits weer op de camera.
Schuif de flitser in de flitsschoen.
3
Schakel de flitser in.
4 5 6 7 x
• Als de vergrendelpen uitsteekt, verdraait u de vergrendelring zo ver mogelijk in de tegengestelde richting van LOCK. Hierdoor wordt de vergrendelpen naar binnen getrokken. Vergrendelpen
Vergrendelring
• Als de laadindicator op de flitser gaat branden, is het opladen voltooid. • De flitser is gesynchroniseerd met de camera bij sluitertijden van 1/180 seconde of korter.
Gebruik van de flitser
2
7
Selecteer een flitserfunctie. Selecteer de gewenste flitsregeling. • Kies voor normaal gebruik de instelling TTL-AUTO.
Druk de ontspanknop half in. • De camera en de flitser wisselen nu informatie uit over de ISO-waarde, de diafragmawaarde en de sluitertijd.
Druk de ontspanknop helemaal in. Opmerkingen • De ingebouwde flitser kan niet gebruikt worden als er een externe flitser op de flitsschoen is aangebracht.
73 NL
Super FP-flitser Super FP-flitsen is mogelijk met de flitsers FL-50R en FL-36R. Gebruik een Super FP-flitser als normale flitsers niet in combinatie met een snelle sluitertijd kunnen worden gebruikt. Ook invulflitsen met een ver geopend diafragma (zoals bij portretopnamen buitenshuis) zijn mogelijk met Super FP. Meer informatie vindt u in de handleiding van de externe flitser.
Super FP-flitser
2008. 08.16
FP
OFF
arge Normal
Fotograferen met het draadloze Olympus RC-flitssysteem Met het draadloze Olympus RC-flitssysteem kunt u zonder kabels meerdere flitsers gebruiken. Met dit flitssysteem kunt u foto's maken met meerdere draadloze flitsers en deze flitsers in drie groepen (A, B en C) aansturen. De ingebouwde flitser verzorgt de communicatie tussen de camera en de externe flitsers. Voor meer informatie over draadloos flitsen raadpleegt u de handleiding van de externe flitser. Instelbereik bij draadloos flitsen Plaats de draadloze flitser zó dat de RC-sensor ervan naar de camera wijst. De richtlijnen voor het instelbereik vindt u hieronder. Het bereik is steeds afhankelijk van de omgeving waarin u fotografeert.
Afstandsensor
Richting van de flitslichtbundel
30 30°
7
Richting van de camera
Gebruik van de flitser NL
30 30°
10m 100 100°
50 50°
5m
1 2 3
74
60 60°
50 50°
Plaats de flitser zoals aangegeven bij "Instelbereik bij draadloos flitsen" en schakel de flitser in. Zet de flitser met zijn MODE-knop in de RC-flitsstand en stel op de flitser het kanaal en de groep in. Zet op de camera de RC-flitsstand op [ON]. • MENU[X][#RC MODE][ON] • Het superbedieningspaneel schakelt over naar de RC-flitsstand • Met de INFO-knop kunt u het superbedieningspaneel omschakelen.
4
Op het superbedieningspaneel kunt u de flitsstand en de andere instellingen voor elke groep aanpassen. Flitssterkte
Groep • Selecteer de flitserfunctie en pas de flitssterkte afzonderlijk aan voor de groepen A, B en C. Voor de MANUAL-functie selecteert u de flitssterkte.
2008. 08.16 TTL M OFF
+1.0 1/8 –
Flitsregeling Flitssterkte
5 6 7 8 x
Normale flitser / Super FP-flitser • Selecteer Normaal flitsen of Super FP-flitsen.
RC
LO 2
Communicatie-lichtniveau • Zet de lichtsterkte van het communicatiesignaal op [HI] (hoog), [MID] (medium), of [LO] (laag). Kanaal • Zet het communicatiekanaal op hetzelfde kanaal dat u op de flitser gebruikt.
Selecteer een flitserfunctie. • In de RC-flitsstand kunt u niet flitsen met rode-ogen-reductie.
Druk op de #-knop om de ingebouwde flitser omhoog te laten springen. Zodra u al deze voorbereidingen hebt getroffen, maakt u wat testopnamen om de werking van de flitsers en de kwaliteit van de opnamen te controleren. Begin vervolgens met fotograferen en controleer telkens de oplaadindicatie van alle flitsers. Opmerkingen
7 Gebruik van de flitser
• Hoewel u een onbeperkt aantal draadloze flitsers kunt gebruiken, raden wij u aan om per groep niet meer dan 3 flitsers toe te passen om te voorkomen dat de flitsers elkaar gaan storen. • In de RC-flitsstand worden de draadloze flitsers aangestuurd door de ingebouwde flitser. In deze stand kunt u de ingebouwde flitser echter niet gebruiken voor flitsopnamen. • Voor synchronisatie met het 2e sluitergordijn moet de sluitertijd en anti-shock zijn ingesteld op een tijd korter dan 4 seconden. Bij een langere sluitertijd of anti-shock-instelling zal het draadloos flitsen mogelijk niet goed werken.
75 NL
Gebruik van andere in de handel verkrijgbare flitsers Met deze camera kunt u de flitssterkte alleen maar goed instellen voor flitsers die geschikt zijn voor deze camera, en dus niet voor andere soorten flitsers. Om gebruik te maken van andere in de handel verkrijgbare flitsers monteert u deze in de flitsschoen. Stel op de camera de fotografeerstand in op M.
1 2 3 4
Schuif het kapje uit de flitsschoen om de externe flitser te kunnen bevestigen. Selecteer de fotografeerstand M (Manual) en stel vervolgens de diafragmawaarde en de sluitertijd in. • Zet de sluitertijd op 1/180 sec. of langzamer. Bij snellere sluitertijden zijn andere, in de handel verkrijgbare flitsers onbruikbaar. • Bij een lange sluitertijd is de kans op onscherpe foto's groter.
Schakel de flitser in. • Zorg dat u de flitser pas inschakelt zodra deze op de camera is bevestigd.
Stel op de camera de ISO- en diafragmawaarde zó in dat die overeenkomen met de instelling van de flitser. • Raadpleeg de handleiding van de flitser over mogelijke instellingen.
x
Opmerkingen • De flitser ontsteekt telkens als u de ontspanknop (helemaal) indrukt. Als u de flitser even niet wenst te gebruiken, schakelt u de flitser gewoon uit. • Controleer vooraf of de gebruikte flitser wel gesynchroniseerd is met de camera.
In de handel verkrijgbare flitsers die niet speciaal voor deze camera zijn bedoeld
7 Gebruik van de flitser
76 NL
1) Om flitsopnamen te kunnen maken, moet u de externe flitser kunnen instellen. Als u de externe flitser in de stand Automatisch gebruikt, stelt u op de flitser en de camera dezelfde waarden in voor het diafragma (F-waarde) en de lichtgevoeligheid (ISO). 2) Zelfs als de F-waarde en de ISO-gevoeligheid overeenkomen, is het mogelijk dat opnamen toch niet altijd correct worden belicht. In dat geval past u de autofocuswaarde of ISO op de flits aan of berekent u de afstand in de handmatige modus. 3) Gebruik een flitser met een openingshoek die overeenkomt met de brandpuntsafstand van de lens. Bij een gewone kleinbeeldcamera is de brandpuntsafstand van een lens ongeveer tweemaal zo groot als van een lens met dezelfde vergrotingsfactor die speciaal voor deze camera is ontwikkeld. 4) Gebruik geen flitser of extra TTL-flitser die over nog meer communicatiefuncties beschikt dan die in de door ons aanbevolen flitsers, aangezien het zou kunnen dat deze flitser niet alleen niet normaal functioneert maar ook nog eens de camera-elektronica beschadigt.
8
Weergavefuncties Enkel beeld / Gezoomd weergeven De basisprocedure voor het bekijken van foto's wordt hieronder beschreven. Voordat u dit gaat doen, dient u echter eerst stap 1 hieronder uit te voeren. U kunt de camera zó instellen dat deze na het maken van een foto automatisch overschakelt naar enkelbeeldweergave. g"REC VIEW" (blz. 97)
1
Druk op knop q (enkelbeeldweergave).
• Het laatst opgenomen beeld verschijnt. • Als u binnen ca. 1 minuut niets doet, schakelt de LCD-monitor zichzelf uit. De camera schakelt automatisch uit als er 4 uur niets wordt bediend. Schakel de camera weer in.
2
q-knop
j < -knop
Selecteer met p de beelden die u wilt bekijken. U kunt ook met de draaiknop U selecteren voor een vergrote weergave. G
(Enkelbeeldweergave)
U
INFO-knop
p
(Gezoomd weergeven) Druk op p om de close-uppositie te veranderen.
LN
Druk op p om het display van de close-up-positie te verplaatsen. Als [g FACE DETECT] (gblz. 39) is ingesteld Druk op de <-knop op [ON], verschijnt • Geeft het beeld weer aan een er een kader rond een 10x vergrote close-up-positie. gedetecteerd gezicht. Druk op i om de kader Druk op de knop INFO naar een ander gezicht te verplaatsen. (Vergrote weergave beeld-voor-beeld) • Om te stoppen met de weergave drukt Druk op bd om de closeu opnieuw op de q-knop. ups beeld voor beeld te • Zodra u de ontspanknop half indrukt, bekijken. kunt u weer fotograferen. Als [g FACE DETECT]
15
is ingesteld op [ON], drukt u op ac om het kader naar een ander gezicht in close-up te verplaatsen. • Druk op knop INFO om terug te keren naar vergrote enkelbeeldweergave.
8 Weergavefuncties
Druk op de knop INFO a : Toont het beeld dat 10 opnamen geleden is gemaakt (Weergave close-up-positie) c : Toont het beeld dat 10 opnamen later is gemaakt d : Geeft het volgende beeld weer b : Geeft het vorige beeld weer
77 NL
Lichtbakweergave U kunt een weergegeven beeld en een ander beeld samen op de linker- en rechterkanten van de monitor bekijken. Dat is handig als u beelden wilt vergelijken die u met bracketing hebt opgenomen.
1
2 3
Druk op knop P tijdens enkelbeeldweergave.
MENU knop
• Het beeld dat u bekijkt, wordt links op de monitor weergegeven en het volgende beeld wordt aan de rechterzijde weergegeven. Het beeld wordt weergegeven aan dezelfde vergroting als het beeld dat wordt bekeken. • Het beeld aan de linkerzijde is het referentiebeeld.
j <-knop
Druk op p om het beeld aan de rechterzijde te selecteren. • U kunt het beeld aan de rechterkant beveiligen, wissen of kopiëren.
Druk op de knop P.
• De camera schakelt opnieuw over naar enkelbeeldweergave van het beeld aan de linkerzijde aan de vergroting die u op dat moment ziet.
INFO-knop i-knop
P-knop
Referentiebeeld
8 Weergavefuncties
Handelingen tijdens lichtbakweergave • Als u op de knop i drukt wordt het linkerbeeld door het rechterbeeld vervangen, dat dan het nieuwe referentiebeeld wordt. • U kunt de regelaar gebruiken om de vergroting van beide beelden tegelijk te wijzigen. • Door middel van een druk op de knop < of de knop INFO kunt u de positie van het beeld aan de rechterzijde wijzigen met de knop p. Door opnieuw op de knop < of de knop INFO te drukken, kunt u de positie van beide beelden wijzigen met de knop p. p: Selecteert het rechterbeeld
p: Verschuift het rechterbeeld *
*
*
78 NL
p: Verschuift beide beelden tegelijk
• Voor deze handeling kunt u op dezelfde manier de knop INFO gebruiken.
Indexweergave / kalenderweergave Met deze functie kunt u op de monitor verschillende beelden tegelijkertijd weergeven. Dit is handig als u tussen een aantal foto's een bepaalde foto wilt opzoeken. Telkens als u tijdens enkelbeeldweergave de draaiknop naar G draait, wijzigt het aantal beelden dat wordt weergegeven tussen 4, 9, 16, 25, 49 en 100. b : Om naar het vorige beeld te gaan d : Om naar het volgende beeld te gaan a : Om naar het bovenste beeld te gaan c : Om naar het beeld eronder te gaan
j
• Om naar de enkelbeeldweergave terug te keren, draait u de regelaar op U.
G
U
(Enkelbeeldweergave)
(4-beelden indexweergave)
(9-beelden indexweergave)
(16-beelden indexweergave)
(Kalenderweergave)
(100-beelden indexweergave)
(49-beelden indexweergave)
(25-beelden indexweergave)
8 Weergavefuncties
Kalenderweergave Met kalenderweergave kunt u de op het geheugenkaartje opgeslagen beelden op datum gesorteerd weergeven. Als u op één datum meerdere foto's hebt gemaakt, verschijnt de foto die op die dag als eerste is gemaakt. Selecteer met p en druk op i om de beelden van de geselecteerde datum in de enkelbeeldweergave op te roepen.
79 NL
Informatiedisplay Hiermee kunt u gedetailleerde informatie over een foto oproepen. Informatie over de beeldhelderheid kunt u ook laten weergeven met een histogram en highlight-weergave (lichte partijen). Druk meerdere keren op de knop INFO tot de gewenste informatie verschijnt. • De instelling wordt opgeslagen en verschijnt als het informatiedisplay de volgende keer opgeroepen wordt.
Alleen beeld
INFO-knop
Informatie 1
Informatie 2
x10 LN
LN
100-0015
15
Toont beeldnummer, printreservering, beveiliging, beeldkwaliteit en bestandsnummer
x10 [3648x2736,1/8]
’08.12.16 21:56 100-0015
15
Toont beeldnummer, printreservering, beveiliging, beeldkwaliteit, aantal pixels, compressiefactor, datum en tijd, en bestandsnummer
Shadow / Highlight-weergave
Opnamegegevens
*Histogram Als in het histogram de balken rechts hoger zijn dan links, is de foto misschien te licht (overbelicht). En als de balken links hoger zijn dan rechts, is de foto misschien te donker (onderbelicht). Corrigeer indien nodig de belichting of maak de foto nogmaals.
8
1/250 F5.6 +2.0 45mm ISO 100 0.0 WB : AUTO A : 0 G: 0 NATURAL sRGB LN
Weergavefuncties
Algemene informatie
Histogram*
x10 LN
x10 LN
SHADOW HILIGHT
Shadow / Highlight-weergave Onder- of overbelichte delen van het opgenomen beeld worden weergegeven. Schaduw (onderbelichte delen) wordt aangeduid in blauw. Lichte partijen (overbelichte delen) wordt aangeduid in rood.
80 NL
Histogramweergave De verdeling van de helderheid van het opgenomen beeld verschijnt in een histogram (helderheidscomponentgrafiek).
Diashow Hierbij worden de beelden die op het kaartje zijn opgeslagen, één voor één weergegeven. De diashow begint bij het beeld dat op het scherm staat, en laat de volgende beelden 5 seconden lang op het scherm verschijnen. U kunt de diashow starten vanuit de indexweergave. Het aantal beelden dat de diashow laat zien, kunt u instellen op 1, 4, 9, 16, 25, 49 of 100.
1 2
MENU[q][m] Stel dit in met p.
3 4
Druk op i om de diashow te starten. Druk op i om de diashow te stoppen.
x
[K] (1-beeld indexweergave) / [L] (4-beelden indexweergave) / [M] (9-beelden indexweergave) / [N] (16-beelden indexweergave) / [O] (25-beelden indexweergave) / [h] (49-beelden indexweergave) / [i] (100-beelden indexweergave) Als u [L] selecteert
Opmerkingen • Als u de diashow langer dan ca. 30 minuten laat draaien, schakelt de camera zichzelf uit.
Beelden roteren Met deze functie kunt u beelden roteren (kantelen) en ze tijdens enkelbeeldweergave verticaal op de monitor laten weergeven. Dit is handig als u foto's maakt met de camera in verticale stand. De beelden worden automatisch in de juiste stand weergegeven, zelfs als de camera gekanteld is.
1
MENU[q][y]
F-knop
• Als deze op [ON] staat, worden verticaal opgenomen beelden tijdens de weergave automatisch geroteerd en weergegeven. U kunt ook op de knop F drukken om het beeld te roteren en weer te geven. • Na het roteren wordt het beeld in die positie opgeslagen op het geheugenkaartje.
8
LN
F
LN
F
LN
F
LN
Weergavefuncties
Origineel beeld vóór het roteren
F
81 NL
Weergave op een televisie Gebruik de bijgeleverde videokabel om opgenomen beelden op uw televisie weer te geven.
1 2 3
Schakel eerst de camera en de televisie uit en sluit de videokabel aan zoals aangegeven in de afbeelding. Zet de televisie aan en zet deze in op de videostand. Raadpleeg voor informatie over het omschakelen naar de video-ingang-modus de handleiding van uw televisie. Schakel de camera in en druk op knop q (weergeven).
q-knop Videokabel
Multiconnector
Video-ingang
x
Opmerkingen • Sluit de camera met de bijgeleverde videokabel aan op de televisie. • Zorg dat het type videosignaal van de camera overeenkomt met dat van de televisie. g"VIDEO OUT" (blz. 97) • Zodra u de videokabel aansluit op de camera, schakelt de cameramonitor zichzelf uit. • Bij sommige tv's verschijnt de foto niet in het midden van het televisiescherm.
Foto's bewerken
8 Weergavefuncties
82 NL
Een gemaakte foto kunt u bewerken en opslaan als een nieuwe foto. Welke bewerkingen u kunt uitvoeren, hangt af van de bestandsindeling (beeldkwaliteit) waarmee de foto is opgeslagen. Een JPEG-bestand kunt u ongewijzigd printen. RAW-bestanden kunt u echter niet onbewerkt printen. Om een RAW-bestand te kunnen printen, moet u dit eerst met de RAWbewerkingsfunctie converteren naar een JPEG-bestand. Als RAW-bestand opgeslagen beelden bewerken. De camera verwerkt de gegevens uit het RAW-bestand (bijv. met witbalans en scherpstelling), en slaat de gegevens dan op als een nieuw JPEG-bestand. Terwijl u de opgeslagen beelden controleert, kunt u ze desgewenst bewerken. De beeldverwerking wordt uitgevoerd aan de hand van de actuele camera-instellingen. Wijzig de camera-instellingen in uw voorkeursinstellingen voordat u gaat fotograferen.
JPEG-beelden bewerken [SHADOW ADJ] Maakt de schaduwpartijen lichter. [REDEYE FIX] Voor het corrigeren van rode ogen op flitsopnamen. [P] De grootte van de uitsnede instellen met de regelaar en de positie van de uitsnede met de pendelknop.
GO
[BLACK & WHITE] Hiermee maakt u een beeld zwart/wit. [SEPIA] Voor beelden in sepia-tinten. [SATURATION] Voor het instellen van de kleurdiepte (kleurverzadiging). De kleurverzadiging aanpassen terwijl u de foto op het scherm bekijkt. [Q] Om de foto te converteren naar 1280 x 960, 640 x 480 of 320 x 240 pixels.
1 2 3
MENU[q][EDIT] Selecteer een beeld met bd en druk daarna op i.
Bevestig het bestandstype vanaf hier.
• De camera herkent het bestandstype van de beeldgegevens. • Bij RAW+JPEG-beelden verschijnt een keuzemenu dat u vraagt welk bestandstype u wilt bewerken.
Welk instelmenu verschijnt, hangt af van het bestandstype van de beeldgegevens. Selecteer het item dat u wilt bewerken en volg de onderstaande stappen.
SELECT
JPEG EDIT
RAW DATA EDIT
SHADOW ADJ REDEYE FIX
YES
GO
8
CANCEL
SELECT
GO
• Het bewerkte beeld wordt als een ander beeld opgeslagen, los van het originele beeld. • Om te stoppen met het bewerken drukt u op knop MENU.
x
Opmerkingen • Het is mogelijk dat de rode-ogen-correctie bij sommige foto's niet werkt. De rode-ogen-correctie kan naast de ogen ook andere delen van de foto beïnvloeden. • In de volgende gevallen kunt u een JPEG-beeld niet bewerken: Als het beeld is opgeslagen in het bestandstype RAW, als een beeld op een pc is bewerkt, als er onvoldoende ruimte is op de geheugenkaart, als de foto met een andere camera is gemaakt. • Bij het wijzigen van het aantal pixels ([Q]) kunt u nooit een groter aantal pixels kiezen dan dat van de originele opname.
Weergavefuncties
SELECT
GO
NO
BLACK & WHITE SEPIA CANCEL
CANCEL
83 NL
Beelden kopiëren Hiermee kunt u beelden van het ene naar het andere geheugenkaartje kopiëren, van xD-Picture Card naar CompactFlash/Microdrive, en omgekeerd. U kunt dit menu selecteren als er twee geheugenkaartjes in de camera zitten. Het geselecteerde kaartje is de bron van waaruit u gaat kopiëren. g"CF / xD" (blz. 96) Enkelbeeldkopie
1 2
Roep het beeld op dat u wilt kopiëren en druk op COPY / <. Selecteer met ac de optie [YES] en druk daarna op knop i.
COPY / <-knop
Geselecteerde beelden kopiëren Met deze functie kunt u in de stand enkelbeeld- of indexweergave meerdere beelden selecteren en deze allemaal tegelijkertijd kopiëren.
1 2
8 Weergavefuncties
3 4
Roep de foto's op die u wilt kopiëren en druk daarna op i.
COPY SELECT
• De geselecteerde beelden krijgen een rood kader. • Om uw selectie ongedaan te maken, drukt u nogmaals op i.
YES
Druk op p om de volgende beelden weer te geven die gekopieerd moeten worden en druk op de knop i. CANCEL Zodra u de beelden die u wilt kopiëren hebt geselecteerd, drukt u op COPY / <. Selecteer met ac de optie [YES] en druk daarna op knop i.
NO
SELECT
GO
Alle beelden kopiëren
1 2 3
MENU[q][COPY ALL] Druk op d. Selecteer met ac de optie [YES] en druk daarna op knop i.
COPY ALL
YES NO
CANCEL
84 NL
SELECT
GO
Beelden beveiligen Beveilig de beelden die niet mogen worden gewist. Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist met de functie "enkel beeld/alle beelden wissen". Enkelbeeldbeveiliging Roep het beeld op dat u wilt beveiligen en druk op de 0-knop. • 9 (beveiligingsteken) verschijnt in de rechterbovenhoek van het scherm.
0-knop
De beveiliging opheffen Roep de beveiligde beelden op en druk op knop 0.
i-knop
Geselecteerde beelden beveiligen Met deze functie kunt u in de stand enkelbeeld- of indexweergave meerdere beelden selecteren en deze allemaal tegelijkertijd beveiligen.
1
Roep de foto's op die u wilt beveiligen en druk daarna op knop i.
2 3
Druk op p om de volgende beelden op te roepen die u wilt beveiligen en druk op knop i. Zodra u de beelden hebt geselecteerd die u wilt beveiligen, drukt u op knop 0.
• De geselecteerde beelden krijgen een rood kader. • Om uw selectie ongedaan te maken, drukt u nogmaals op i. • Selecteer in de indexweergave met p de beelden die u wilt beveiligen en druk vervolgens op knop i.
Alle beveiligingen annuleren Met deze functie kunt de beveiliging van meerdere beelden in één keer annuleren. MENU[q][RESET PROTECT] Selecteer met ac de optie [YES] en druk daarna op knop i.
x
Opmerkingen • Bij het formatteren van het geheugenkaartje worden alle beelden gewist, ook de beveiligde beelden. g"Het geheugenkaartje formatteren" (blz. 118) • Beveiligde beelden kunnen niet worden gekanteld, ook niet als u op knop F drukt.
8 Weergavefuncties
1 2
85 NL
Beelden wissen Hiermee kunt u opnamen wissen. U kunt kiezen tussen enkel beeld wissen, waarbij alleen het momenteel weergegeven beeld wordt gewist; alle beelden wissen, waarbij alle beelden worden gewist die op het kaartje staan; of geselecteerde beelden wissen, waarbij alleen de geselecteerde beelden worden gewist.
x
Opmerkingen • Als u het wissen van alle beelden of van geselecteerde beelden uitvoert voor beelden die met RAW+JPEG zijn opgenomen, worden zowel de RAW- als ook de JPEG-beelden gewist. Als u het wissen van een enkel beeld gebruikt, kunt u kiezen of u het JPEG-, RAW- of zowel het RAW- als ook het JPEG-beeld wist. g"RAW+JPEG ERASE" (blz. 95) • Beveiligde beelden kunt u niet wissen. Als u de beveiliging van de beelden opheft, kunt u ze wél wissen. • Eenmaal gewiste beelden kunt u niet meer herstellen. g"Beelden beveiligen" (blz. 85)
Wissen van een enkel beeld
1 2
Geef het beeld weer dat u wilt wissen en druk op knop S. Selecteer met ac de optie [YES] en druk daarna op knop i.
Knop S
Geselecteerde beelden wissen Hiermee kunt u in de enkelbeeldweergave of de indexweergave de geselecteerde beelden in één keer wissen.
8 Weergavefuncties
1
Geef de foto weer die gewist moet worden en druk op de knop i.
2 3 4
Druk op p om de volgende beelden weer te geven die gewist moeten worden en druk op de knop i. Zodra u de beelden hebt geselecteerd die u wilt wissen, drukt u op knop S. Selecteer met ac de optie [YES] en druk daarna op knop i.
• De geselecteerde beelden krijgen een rood kader. • Om uw selectie ongedaan te maken, drukt u nogmaals op i. • Selecteer in de indexweergave met p de beelden die u wilt wissen en druk vervolgens op de knop i.
Alle beelden wissen
1 2 3
MENU[W][CARD SETUP] Selecteer met ac de optie [ALL ERASE] en druk vervolgens op knop i. Selecteer met ac de optie [YES] en druk daarna op knop i. • Alle beelden worden gewist.
TIPS Om onmiddellijk te wissen:
j Indien u "QUICK ERASE" (gblz. 94) ingesteld hebt op [ON], wist u een beeld onmiddellijk met een druk op de knop S. j U kunt de beginpositie van de cursor instellen op [YES]. g"PRIORITY SET" (blz. 95)
86 NL
9
De camera volgens uw wensen instellen Via de custom-menu's kunt u de camera aan uw eigen wensen aanpassen. In Custom Menu 1 kunt u de fotografeerfuncties aanpassen, en in Custom Menu 2 de basisfuncties van de camera. Custom Menu 1 bestaat uit 9 tabbladen (a t/m i) die weer zijn onderverdeeld volgens de functies die u kunt instellen. AF/MF BUTTON/DIAL RELEASE/ DISP/8/PC EXP/e/ISO #CUSTOM CANCEL
SELECT
AEL/AFL A DIAL FUNCTION
A DIAL FUNCTION
B DIAL DIRECTIONS-AF
B DIAL DIRECTION C AEL/AFL D AEL/AFL MEMO
S1/C2/M1
OFF
E ; FUNCTION F
GO
Selecteer met ac de optie [Y] en druk daarna op d.
CANCEL
D AEL/AFL MEMO MF OFF E ; FUNCTION
FUNCTION SELECT
S1/C2/M1 C-AF
C AEL/AFL
F
GO
Selecteer met ac het tabblad a t/m i en druk daarna op d.
CANCEL
FUNCTION SELECT
GO
Selecteer met ac een functie en druk daarna op d.
Voor meer informatie over het gebruik van de menulijsten, zie "Gebruik van het menu" (gblz. 29).
Custom Menu 1a AF / MF AF ILLUMINAT. De ingebouwde flitser kan als AF-lichtbron fungeren. Dit maakt scherpstellen in de stand AF eenvoudiger bij weinig licht. Laat de flitser omhoog springen om deze functie te gebruiken. FOCUS RING U kunt kiezen wat voor u de meest logische draairichting van de scherpstelring is.
Dichtbij
RESET LENS
)
)
Dichtbij
In de stand [ON] wordt de scherpstelling van de lens steeds op oneindig gezet zodra u de camera uitschakelt.
U kunt de camera zo instellen dat u de scherpstelling kunt aanpassen tijdens tijdopnamen in de stand MF. [ON] Tijdens de opname kunt u scherpstellen met de scherpstelring. [OFF] Tijdens de opname is de scherpstelling vergrendeld. LIVE VIEW AF MODE
gblz. 37
Custom Menu 1b BUTTON / DIAL DIAL FUNCTION U kunt de functie van de regelaar ook veranderen in instellingen die het tegenovergestelde zijn van de standaardinstellingen af fabriek. In de P-stand bijvoorbeeld kunt u, nadat u [P] hebt ingesteld op [F] de belichtingscorrectie aanpassen met de regelaar en kunt u de programma-aanpassing instellen met de regelaar terwijl u de F-knop ingedrukt houdt.
9 De camera volgens uw wensen instellen
BULB FOCUSING
87 NL
Stand P
A S M
Instelling
F-knop + j
j
% (programmaaanpassing)
Programma-aanpassing
F
Belichtingscorrectie
Programma-aanpassing
FNo.
Diafragmawaarde
Belichtingscorrectie
Belichtingscorrectie
F
Belichtingscorrectie
Diafragmawaarde
SHUTTER
Sluitertijd
Belichtingscorrectie
F
Belichtingscorrectie
Sluitertijd
SHUTTER
Sluitertijd
Diafragmawaarde
FNo.
Diafragmawaarde
Sluitertijd
DIAL DIRECTION U kunt de draairichting van de regelaar en de richting waarin u de sluitersnelheid/ diafragmawaarde verhoogt of verlaagt, selecteren. Instelling
q (draairichting van de regelaar)
r (draairichting van de regelaar)
DIAL1
• Langere sluitertijd • Diafragma verder openen (F-waarde wordt lager)
• Kortere sluitertijd • Diafragma sluiten (F-waarde is verhoogd)
DIAL2
• Kortere sluitertijd • Diafragma sluiten (F-waarde is verhoogd)
• Langere sluitertijd • Diafragma verder openen (F-waarde wordt lager)
AEL / AFL U kunt in plaats van de ontspanknop ook de knop AEL / AFL gebruiken om scherp te stellen of de belichting te meten. Kies de functie van de knop die bij de handeling past als de ontspanknop ingedrukt is. Selecteer [mode1] t/m [mode4] in elke scherpstelfunctie. (In de C-AF-functie kunt u alleen [mode4] selecteren.) AEL / AFL-knopfunctie
Ontspanknopfunctie Stand
9 De camera volgens uw wensen instellen
88 NL
Half indrukken
Helemaal indrukken
Scherpstellen
Belichting
Scherpstellen
modus1
S-AF
Vastgehouden
modus2
S-AF
k
modus3
k
Vastgehouden
Als u de AEL- / AFL-knop ingedrukt houdt
Belichting
Scherpstellen
Belichting
k
k
k
Vastgehouden
k
Vastgehouden
k
Vastgehouden
k
k
S-AF
k
k
k
Vastgehouden
k
Vastgehouden
C-AF start
k
C-AF start
k
[S-AF]
[C-AF] modus1
C-AF start
modus2
C-AF start
modus3
k
modus4
k
k
modus1
k
Vastgehouden
k
k
k
Vastgehouden
modus2
k
k
k
Vastgehouden
k
Vastgehouden
modus3
k
Vastgehouden
k
k
S-AF
k
Vastgehouden Vastgehouden k
Vastgehouden Vastgehouden
Vastgehouden Vastgehouden
k
Vastgehouden Vastgehouden
[MF]
Basisfuncties [mode1] Om tijdens het scherpstellen de belichting in te stellen. Zolang u de knop AEL / AFL ingedrukt houdt, is AE-lock geactiveerd zodat u de scherpstelling en de belichtingsinstelling apart kunt uitvoeren. [mode2] Om de belichting pas in te stellen zodra u de ontspanknop helemaal indrukt. Dit is handig in situaties waarbij de verlichting sterk wisselt, bijvoorbeeld op een podium. [mode3] Om scherp te stellen met de knop AEL / AFL in plaats van met de ontspanknop. [mode4] Stel scherp met de knop AEL / AFL en stel de belichting in door de ontspanknop helemaal in te drukken. AEL / AFL MEMO U kunt de belichtinginstelling vergrendelen en vasthouden met knop AEL / AFL. [ON] Druk op knop AEL / AFL om de belichtingsinstelling te vergrendelen en vast te houden. Druk opnieuw op de knop om het behouden van de belichting te annuleren. [OFF] De belichting wordt alleen vastgehouden zolang u de knop AFL / AFL ingedrukt houdt. ; FUNCTION
9 De camera volgens uw wensen instellen
U kunt een functie toewijzen aan de <-knop. [Fn FACE DETECT] Druk op de <-knop om [g FACE DETECT] in te stellen op [ON] en schakel de optimale instellingen in. Druk opnieuw om het op [OFF] in te stellen. g"De gezichtsherkenningsfunctie gebruiken" (blz. 39), "g FACE DETECT" (blz. 92) [PREVIEW] / [LIVE PREVIEW] (elektronisch) Terwijl u de <-knop ingedrukt houdt, kunt u de preview-functie gebruiken. g"Preview-functie" (blz. 46) [V] Druk op de <-knop om de witbalanswaarde te verkrijgen. g"Een one-touch witbalans instellen (witbalans met één knop)" (blz. 64) [P HOME] Druk op de knop < om over te schakelen naar de vastgelegde AF-positie. Druk opnieuw om naar de oorspronkelijke positie terug te keren. Als u de camera uitschakelt terwijl hij op de vastgelegde AF-positie is ingesteld, wordt de oorspronkelijke positie niet opgeslagen. g"De positie van het AF-kader vastleggen" (blz. 54) [MF] Druk op de knop < om de stand AF naar [MF] over te schakelen. Druk opnieuw op de knop om naar de oorspronkelijke stand AF over te schakelen. Als u de camera uitschakelt terwijl hij op [MF] is ingesteld, wordt de oorspronkelijke stand AF niet opgeslagen. [RAWK] Druk op de knop < om voor de beeldkwaliteit over te schakelen van JPEG naar RAW+JPEG of van RAW+JPEG naar JPEG. U kunt de beeldkwaliteit wijzigen door aan de regelaar te draaien terwijl u de knop < ingedrukt houdt. [TEST PICTURE] Door op de ontspanknop te drukken terwijl u de <-knop indrukt, kunt u de zojuist genomen foto op de monitor controleren zonder de foto op het kaartje te hoeven opslaan. Dit is handig als u wilt kijken of een foto goed gelukt is zonder deze op te slaan. [MY MODE] Terwijl u de knop < ingedrukt houdt, kunt u foto's nemen met de camera-instellingen die vastgelegd zijn in [MY MODE SETUP]. g"MY MODE SETUP" (blz. 90) [OFF] Laat geen toewijzing van functies toe.
89 NL
j FUNCTION U kunt ook andere functies aan de j / Y / <-knop toekennen. [j / < / Y] g"Repeterende opnamen" (blz. 55), "Fotograferen met de zelfontspanner" (blz. 56), "Fotograferen met de afstandsbediening" (blz. 56) [AF AREA] g"AF-kader selecteren" (blz. 53) [AF MODE] g"Autofocusstand selecteren" (blz. 51) [WB] g"Witbalans selecteren" (blz. 62) [METERING] g"Lichtmeetmethode wijzigen" (blz. 46) [ISO] g"ISO-waarde instellen" (blz. 50) MY MODE SETUP U kunt twee vaak gebruikte instellingen opslaan als My mode. U kunt vooraf kiezen welke My mode-instelling moet gebruikt worden door de onderstaande stappen onder "Uitvoeren" te volgen. Stel [; FUNCTION] in op [MY MODE] en houd de knop < ingedrukt terwijl u fotografeert om gebruik te maken van My mode. g"; FUNCTION" (blz. 89) Vastleggen 1) Selecteer [MY MODE1] of [MY MODE2] en druk op d. 2) Selecteer [SET] en druk op i. • De huidige instellingen worden vastgelegd in de camera. Voor details over de functies die u met My mode kunt instellen, zie "Functies die kunnen worden opgeslagen met My mode en Custom reset setting" (gblz. 126). • Selecteer [RESET] om het vastleggen te annuleren.
9 De camera volgens uw wensen instellen
90 NL
Uitvoeren 1) Selecteer [MY MODE1] of [MY MODE2] en druk op de knop i. 2) Selecteer [YES] en druk op de i-knop. • De geselecteerde My mode is ingesteld. • Druk tijdens het fotograferen op de ontspanknop terwijl u de knop < ingedrukt houdt. BUTTON TIMER De directe knop kan geselecteerd blijven nadat u hem loslaat. [3 SEC] / [5 SEC] / [8 SEC] De knop blijft geselecteerd gedurende het aangeduide aantal seconden. [HOLD] De knop blijft geselecteerd tot u hem opnieuw indrukt. • Knoppen die kunnen worden ingesteld met [BUTTON TIMER] j / Y / <, F, #, WB, AF, ISO, G A U kunt de functies van de knop AEL / AFL en de <-knop omwisselen. Als u [ON] selecteert, zal de knop AEL / AFL dienst doen als de knop < en zal de knop < dienst doen als de knop AEL / AFL. n (pendelknop) LOCK Om ongewilde handelingen te voorkomen, kunt u de pendelknop vergrendelen zodat de functies die aan de pendelknop werden toegekend niet worden geactiveerd als hij wordt ingedrukt. g"Lijst met directe knoppen" (blz. 27)
Custom Menu 1c RELEASE / j RLS PRIORITY S / RLS PRIORITY C Normaal ontspant deze camera de sluiter niet terwijl AF in werking is of terwijl de flitser oplaadt. Indien u de sluiter wilt ontspannen zonder dat u hoeft te wachten tot deze handelingen voltooid zijn, kunt u de onderstaande instelling gebruiken. U kunt de ontspanprioriteit individueel instellen in de stand AF. RLS PRIORITY S Om de ontspanprioriteit voor de stand S-AF in te stellen gblz. 51. RLS PRIORITY C Om de ontspanprioriteit voor de stand C-AF in te stellen gblz. 52.
Custom Menu 1d DISP / 8 / PC 8 U kunt het piepgeluid, dat afgegeven wordt als de scherpstelling vastgezet wordt, uitschakelen door op de ontspanknop te drukken. SLEEP Als de camera gedurende een bepaalde tijd niet wordt bediend, springt hij automatisch op sluimerstand (stand by) om de batterijen te sparen. Zodra het superbedieningspaneel gedurende een bepaalde tijd is weergegeven, gaat de achtergrondverlichting ervan uit. Na verloop van nog een bepaalde tijd, schakelt de camera naar de sluimerstand. Met [SLEEP] kunt u de sluimerstandtimer instellen op [1 MIN], [3 MIN], [5 MIN], of [10 MIN]. Met [OFF] schakelt u de sluimerstand uit. De camera wordt weer geactiveerd zodra u een van de knoppen indrukt (ontspanknop, q-knop, enz.). BACKLIT LCD (timer displayverlichting) Om batterijen te sparen wordt, nadat het superbedieningspaneel gedurende een bepaalde tijd is weergegeven, de achtergrondverlichting van de monitor uitgeschakeld en wordt de monitor donker. Selecteer de tijd waarna de achtergrondverlichting moet uitgaan: [8 SEC], [30 SEC], of [1 MIN]. [HOLD] laat het achtergrondlicht constant aan. Het achtergrondlicht van de monitor gaat weer aan zodra u een knop indrukt (ontspanknop, pendelknop, enz.). 4 h TIMER (Stroom automatisch uitschakelen) U kunt de camera zo instellen dat hij automatisch uitgeschakeld wordt indien hij gedurende 4 uur niet gebruikt wordt. Indien dit op [OFF] is ingesteld, zal hij niet uitgeschakeld worden.
Met het bijgeleverde USB-kabeltje kunt u de camera rechtstreeks op een computer of printer aansluiten. Als u van tevoren opgeeft op welk apparaat u de camera aansluit, kunt u de instelprocedure voor de USB-aansluiting overslaan die normaliter verschijnt als u de kabel aansluit op de camera. Voor meer informatie over hoe u de camera op een apparaat aansluit, raadpleegt u "Camera aansluiten op een printer" (gblz. 100) en "Camera aansluiten op een computer" (gblz. 104). [AUTO] Het selectiescherm voor de USB-aansluiting verschijnt telkens als u de camera op een computer of printer aansluit. [STORAGE] Hiermee kunt beelden overbrengen naar een computer. Selecteer deze stand ook als u via een pc-aansluiting de OLYMPUS Master software wilt gebruiken.
De camera volgens uw wensen instellen
USB MODE
9
91 NL
[MTP] Hiermee kunt beelden overbrengen naar een computer waarop Windows Vista is geïnstalleerd, zonder de OLYMPUS Master software te gebruiken. [CONTROL] Hiermee kunt u de camera via een pc bedienen met behulp van de optionele OLYMPUS Studio-software. [<EASY] Voor aansluiting op een printer die compatibel is met PictBridge. Hiermee kunt u foto's rechtstreeks vanuit de camera afdrukken zonder dat u een pc nodig hebt. g"Camera aansluiten op een printer" (blz. 100) [
9 De camera volgens uw wensen instellen
92 NL
Custom Menu 1e EXP / e / ISO EV STEP U hebt keuze uit [1/3 EV], [1/2 EV] of [1 EV] voor de EV-stap voor het instellen van de belichtingsparameters, zoals sluitertijd, diafragmawaarde of belichtingscorrectiewaarde. ISO-AUTO SET Als ISO is is ingesteld op [AUTO], kunt u de bovengrenswaarde instellen. Hiermee stelt u de bovengrens in van de automatisch variërende ISO-waarde. De bovengrens kan worden ingesteld van 100 tot 1600. ISO-AUTO U kunt de fotografeerstand instellen waarbij de instelling ISO [AUTO] wordt geactiveerd. [P / A / S] De [AUTO] wordt hiermee geactiveerd voor alle fotografeerstanden behalve de M-stand. Als u [AUTO] instelt in de M-stand, wordt de ISO-waarde op 100 gezet. [ALL] De [AUTO] wordt hiermee geactiveerd voor alle fotografeerstanden. De optimale ISO-waarde wordt dan automatisch ingesteld, ook in de stand M (Manual).
AEL-meting U kunt de lichtmeetmethode instellen als u knop AEL / AFL indrukt om de belichting vast te houden. • In de stand [AUTO] wordt de lichtmeetmethode toegepast die u bij [METERING] hebt geselecteerd. BULB TIMER U kunt voor tijdopnamen een maximumtijd (in minuten) instellen.
Custom Menu 1f # CUSTOM #X-SYNC. U kunt de sluitertijd instellen die zal gebruikt worden als de flitser ontsteekt. De snelheid kan ingesteld worden van 1/60 tot 1/180 in stappen van 1/3 EV. • Raadpleeg de bijhorende handleidingen voor meer informatie over de synchronisatiesnelheid van in de handel verkrijgbare flitsers. #SLOW LIMIT U kunt de maximale traagheid van de sluitertijd instellen die zal gebruikt worden als de flitser ontsteekt. De snelheid kan ingesteld worden van 1/30 tot 1/180 in stappen van 1/3 EV. w+F In de stand [ON] wordt deze waarde opgeteld bij de waarde van de belichtingscorrectie en wordt de flitssterkteregeling geactiveerd. AUTO POP UP In de AUTO- of in het motiefprogramma springt de ingebouwde flitser automatisch omhoog onder slechte lichtomstandigheden of bij tegenlicht. Als deze is ingesteld op [OFF] springt de ingebouwde flitserniet automatisch omhoog.
Custom Menu 1g K / COLOR / WB ALL >
Als u [ALL SET] hebt geselecteerd 1) Selecteer de kleurrichting met bd. Naar A: amber-blauw / Naar G: groen-magenta 2) Stel de correctiewaarde in met ac. g"Witbalanscorrectie" (blz. 63) Zodra u knop AEL / AFL loslaat, wordt een testopname gemaakt. U kunt de aangepaste witbalans controleren. Als u [ALL RESET] hebt geselecteerd 1) Met knop ac selecteert u [YES].
9 De camera volgens uw wensen instellen
U kunt in één keer dezelfde correctiewaarde toepassen op alle witbalansstanden. [ALL SET] Bij alle witbalansen wordt dezelfde correctiewaarde toegepast. [ALL RESET] De op alle witbalansen toegepaste correctiewaarde wordt hiermee in één keer ongedaan gemaakt.
93 NL
COLOR SPACE Hiermee kunt u selecteren hoe kleuren door de monitor of printer worden weergegeven. Het eerste teken in de bestandsnaam geeft aan welk kleurenpalet op dat moment is ingesteld. g"FILE NAME" (blz. 95) [sRGB] [Adobe RGB]
Gestandaardiseerde kleurruimte voor Windows. Kleurruimte die u met Adobe Photoshop kunt instellen.
SHADING COMP. In sommige gevallen kunnen de randen van het beeld beschaduwd zijn door de lenseigenschappen. De functie voor schaduwcorrectie compenseert dat door de helderheid te verhogen aan de donkere rand van het beeld. Deze functie is bijzonder nuttig bij het gebruik van een groothoeklens.
x
Opmerkingen • Deze functie is niet beschikbaar als een teleconversielens of tussenring op de camera gemonteerd is. • Bij hogere ISO-instellingen kan er zichtbare beeldruis optreden aan de randen van het beeld.
K SET U kunt 4 combinaties vastleggen van de beschikbare 3 resoluties en 4 compressiefactoren. Selecteer de vastgelegde instelling met [K]. g"De beeldkwaliteit selecteren" (blz. 60)
Leg vier verschillende combinaties van beeldinstellingen vast.
DSET 1
Selecteer het gewenste aantal pixels.
2
3
Y SF X F
W N
PIXEL COUNT CANCEL
SELECT
4
W SF Yarge GO
Selecteer de compressiefactor.
9 De camera volgens uw wensen instellen
94 NL
PIXEL COUNT (aantal pixels) U kunt het aantal pixels selecteren voor de resoluties [X], [W]. [Xiddle] (medium) Selecteer [3200 x 2400], [2560 x 1920], of [1600 x 1200]. [Wmall] (klein) Selecteer [1280 x 960], [1024 x 768], of [640 x 480].
Custom Menu 1h RECORD / ERASE QUICK ERASE U kunt onmiddellijk de foto wissen die u net genomen hebt met behulp van de knop S. [OFF] Als de knop S wordt ingedrukt, verschijnt het bevestigingsscherm dat u vraagt of u de foto wilt wissen. [ON] Door de knop S in te drukken wist u onmiddellijk de foto.
RAW+JPEG ERASE Hiermee selecteert u hoe u RAW+JPEG-beeld wilt wissen. Met deze functie kunt u slechts één beeld wissen. [JPEG] Wist alle JPEG-beeldbestanden en laat alleen de RAW-beeldbestanden staan. [RAW] Wist alle RAW-beeldbestanden en laat alleen de JPEG-beeldbestanden staan. [RAW+JPEG] Wist beide soorten beeldbestanden.
x
Opmerkingen • Deze functie werkt alleen als u één beeld wist. Voor 'alle beelden wissen' of 'geselecteerde beelden wissen' worden zowel RAW en JPEG gewist, ongeacht deze instelling.
FILE NAME Als u een foto maakt, slaat de camera die foto onder een unieke bestandsnaam op in een map. Hoe bestandsnamen worden toegekend, ziet u in de onderstaande afbeelding. Alle mappen
Mapnaam 000 OLYMP Mapnummer (100 – 999) Bestandsnaam Pmdd0000.jpg
Dag (01 – 31) Kleurruimte P: sRGB _: Adobe RGB
Bestandsnummer (0001 – 9999) Als u 9999 foto's gemaakt heeft, wordt de teller teruggezet op 0001 voor de volgende foto, bij het mapnummer wordt de waarde 1 opgeteld om een nieuwe map te benoemen en aan te leggen waarin het volgende beeld (bestand) is opgeslagen.
Maand (10, 11, 12 wordt A, B, C)
• Als zowel het mapnummer als het bestandsnummer de maximumwaarde bereikt (999/9999), kunt u op deze geheugenkaart helemaal geen foto's meer opslaan, ook niet als de kaart nog niet helemaal vol is. U kunt dan geen foto's meer maken. Vervang het geheugenkaartje door een nieuw.
PRIORITY SET U kunt de beginpositie van de cursor aanpassen ([YES] of [NO]) op de monitor om beelden te wissen of het geheugenkaartje te formatteren. dpi SETTING U kunt voor foto's van tevoren al de printresolutie instellen. Deze printresolutie wordt dan samen met de foto op de geheugenkaart opgeslagen. [AUTO] Automatisch, aan de hand van de ingestelde beeldresolutie. [CUSTOM] Stel de gewenste waarde in. Druk op d om het instelmenu op te roepen.
9 De camera volgens uw wensen instellen
[AUTO] Zelfs als u een nieuw kaartje plaatst, worden de mapnummers van het vorige kaartje aangehouden. Als het nieuwe kaartje een foto bevat met hetzelfde bestandsnummer als een foto die op het vorige kaartje is opgeslagen, krijgen de foto's op het nieuwe kaartje een bestandsnummer dat aansluit op het hoogste nummer van het vorige kaartje. [RESET] Als u een nieuwe kaart inzet beginnen de mapnummers met 100 en de bestandsnummers met 0001. Als u een kaart inzet waarop al foto's staan, beginnen de nieuwe bestandsnummers met het nummer dat volgt op het hoogste bestandsnummer dat al op de kaart stond.
95 NL
Custom Menu 1i K UTILITY gblz. 117
CLEANING MODE (Reinigingsfunctie) CU / HI
U kunt [j] (SPORT) en [/] (NIGHT+PORTRAIT) op de functieknop vervangen door [H] (UNDERWATER MACRO) en [I] (UNDERWATER WIDE). Gebruik de optionele onderwaterbehuizing voor onderwateropnamen.
Custom Menu 2 X (Datum-/tijdinstelling)
gblz. 15
CF / xD Als er in de camera twee geheugenkaarten zijn ingezet, CompactFlash en xD-Picture Card, kunt u selecteren welke kaart moet worden gebruikt. EDIT FILENAME U kunt beeldbestanden een andere naam geven om het herkennen en ordenen ervan eenvoudiger te maken. Het deel van de bestandsnaam dat kan veranderd worden, hangt af van de kleurruimte. g"COLOR SPACE" (blz. 94)
sRGB : Pmdd0000.jpg
AdobeRGB : _mdd0000.jpg
U kunt het teken veranderen naar OFF, A – Z of 0 – 9.
s (Helderheid van de monitor aanpassen)
9 De camera volgens uw wensen instellen
96 NL
U kunt de helderheid en de kleurtemperatuur van de monitor aanpassen. De instelling van de kleurtemperatuur heeft enkel betrekking op de weergave van de LCD-monitor. U kunt met bd overschakelen tussen k (helderheid) en j (kleurtemperatuur) en met ac kunt u de waarde instellen tussen [+7] en [-7].
–5 +2
CANCEL
SELECT
GO
W (Taal voor de monitor wijzigen) Voor de schermteksten en de foutmeldingen kunt u naast het Engels ook andere talen kiezen. • Met de bij uw camera geleverde OLYMPUS Master software kunt u uw camera van nog andere talen voorzien. Raadpleeg 'Help' in de OLYMPUS Master software voor details. g"Gebruik van de OLYMPUS Master software" (blz. 103)
VIDEO OUT Afhankelijk van het type videosignaal van uw televisie kunt u NTSC of PAL selecteren. In het buitenland moet u deze instelling misschien wijzigen als u de camera op een TV wilt aansluiten en beelden wilt weergeven. Zorg dat u het juiste type videosignaal hebt geselecteerd voordat u de videokabel aan gaat sluiten. Als u het verkeerde type videosignaal hebt geselecteerd, worden de foto's niet goed weergegeven op uw televisie. Types videosignaal in de belangrijkste landen en gebieden Controleer het type videosignaal voordat u de camera op de tv aansluit. NTSC
Noord Amerika, Taiwan, Korea, Japan
PAL
Europese landen, China
REC VIEW U kunt de zojuist gemaakte foto weergeven op de monitor terwijl de foto op het geheugenkaartje wordt opgeslagen, en u kunt instellen hoe lang de foto wordt weergegeven. Dit is handig als u de foto die u zojuist heeft genomen even wilt controleren. Door de ontspanknop half in te drukken terwijl u de foto controleert, kunt u onmiddellijk doorgaan met fotograferen. [1 SEC] – [20 SEC] Hiermee selecteert u het aantal seconden dat de foto moet worden weergegeven. Dit kunt u instellen in stappen van 1 seconde. [OFF] De foto die op het geheugenkaartje wordt opgeslagen, wordt niet weergegeven. [AUTO q] Geeft de foto weer die wordt opgeslagen, en schakelt daarna over naar de stand weergave. Dit is handig om een opname te controleren en eventueel direct te wissen. PIXEL MAPPING
gblz. 117
FIRMWARE De firmwareversie van uw product verschijnt. Als u informatie gaat inwinnen over uw camera of accessoires, of als u software wilt downloaden, moet u opgeven welke versie van elk van de producten u gebruikt. Druk op d. De firmwareversie van uw product verschijnt. Druk op i om terug te keren naar het vorige scherm.
9 De camera volgens uw wensen instellen
97 NL
10
Printen Printreservering (DPOF) Printreservering Het printreserveringssysteem biedt u de mogelijkheid om samen met de op het kaartje opgeslagen beelden ook printgegevens (het aantal prints en datum- en tijdinformatie) op te slaan. De met printreservering opgeslagen beelden kunt u op de volgende manieren printen. Laten printen door een voor DPOF ingerichte foto-ontwikkelcentrale Hier kunnen foto's geprint worden aan de hand van de printreserveringen. Printen met een voor DPOF geschikte printer Foto's kunnen rechtstreeks met een aangesloten printer worden afgedrukt zonder dat u een pc nodig hebt. Voor meer informatie raadpleegt u de handleiding van de printer. Het is mogelijk dat u, om te kunnen printen, een PC-kaartadapter nodig heeft.
x
Opmerkingen • Het is mogelijk dat DPOF-reserveringen die werden ingesteld met een ander apparaat, met deze camera niet gewijzigd kunnen worden. Eventuele wijzigingen moet u dan aanbrengen met het oorspronkelijke apparaat. Bovendien kunt u door nieuwe DPOF-reserveringen in te stellen met deze camera, de vorige reserveringen die met een ander apparaat zijn ingesteld, wissen. • Het is mogelijk dat bepaalde printers of fotospeciaalzaken niet over alle functies beschikken. • Het bestandstype RAW kan niet worden geprint.
Enkel beeld reserveren Om voor een foto een printreservering in te stellen, volgt u de bedieningsaanwijzingen.
1
MENU[q][<] ON EDIT
Printen
COPY ALL RESET PROTECT
Bedieningsaanwijzingen
2
Selecteer [<] en druk op i.
CANCEL
SELECT
GO
PRINT ORDER SETTING
10 3
CANCEL
SELECT
GO
Selecteer met bd het beeld waarvoor u een printreservering wilt instellen en selecteer met ca het aantal prints.
• Om een printreservering voor meerdere foto's in te stellen, herhaalt u deze stap.
98 NL
4
Druk op de knop i als u klaar bent. • Het menu voor reservering van een enkel beeld verschijnt. CANCEL
SELECT
GO
5
Selecteer de gewenste datumweergave en druk op i. [NO] De beelden worden zonder datum en tijd geprint. [DATE] De foto's worden geprint met de datum van fotograferen. [TIME] De foto's worden geprint met het tijdstip van fotograferen.
6
NO DATE TIME CANCEL
Selecteer [SET] en druk op i.
SELECT
GO
PRINT ORDER SETTING
SET CANCEL
Alle beelden reserveren
CANCEL
SELECT
GO
Past printreservering toe op alle beelden die op het kaartje zijn opgeslagen. Het aantal prints is ingesteld op 1.
1 2 3
MENU[q][<] Selecteer [U] en druk op i. Selecteer de gewenste datumweergave en druk op i.
4
Selecteer [SET] en druk op i.
[NO] De beelden worden zonder datum en tijd geprint. [DATE] De foto's worden geprint met de datum van fotograferen. [TIME] De foto's worden geprint met het tijdstip van fotograferen.
Printreserveringsgegevens resetten U kunt alle printreserveringsgegevens annuleren of alleen de gegevens voor geselecteerde foto's.
1
MENU[q][<]
2 3
Selecteer [<] of [U] en druk op i. Selecteer [RESET] en druk op i.
PRINT ORDER SETTING PRINT ORDERED
Annuleren van de printreserveringsgegevens van een geselecteerde foto
2 3 4 5 6 7
RESET
Printen
Printreserveringsgegevens van alle foto's annuleren
10
KEEP
Selecteer [<] en druk op i. Selecteer [KEEP] (bewaren) en druk op i. CANCEL SELECT GO Gebruik bd om het beeld te selecteren met printreserveringsgegevens die u wilt annuleren en druk daarna op c om het aantal prints op 0 te zetten. Druk op de knop i als u klaar bent. Selecteer de gewenste datumweergave en druk op i. • Deze instelling wordt op alle beelden met printreserveringsgegevens toegepast.
Selecteer [SET] en druk op i.
99 NL
Direct printen (PictBridge) Sluit u de camera met het USB-kabeltje aan op een voor PictBridge geschikte printer, dan kunt u de opgeslagen beelden rechtstreeks printen. Om vast te stellen of uw printer wel of niet geschikt is voor PictBridge raadpleegt u de handleiding van de printer. PictBridge De norm die het u mogelijk maakt om digitale camera's en printers van verschillende fabrikanten op elkaar aan te sluiten en u toelaat om foto's rechtstreeks van de camera te printen. STANDARD Alle printers die PictBridge ondersteunen, beschikken over standaardprintinstellingen. Selecteer [STANDARD] in het instelmenu gblz. 101 om de foto's met deze instellingen te printen. Voor details over de standaardinstellingen van uw printer raadpleegt u de handleiding ervan of neemt u contact op met de fabrikant. • De beschikbare printfuncties en instellingen, zoals papierformaat, zijn afhankelijk van het type printer. Voor meer informatie raadpleegt u de handleiding van de printer. • Voor details over de soorten printerpapier, inktcassettes, enzovoort, raadpleegt u de handleiding van de printer.
x
Opmerkingen • Gebruik een volledig opgeladen batterij voor het printen. • Beelden opgenomen met bestandstype RAW kunnen niet geprint worden. • De camera kan de sluimerstand niet aannemen, omdat hij verbonden is met het USB-kabeltje.
Camera aansluiten op een printer Gebruik het meegeleverde USB-kabeltje om de camera aan te sluiten op een printer die compatibel is met PictBridge.
1
Schakel de printer in en verbind de USB-kabel met de multiconnector van de camera en de USB-poort van de printer. • Voor meer informatie over hoe u de printer inschakelt en over de plaats van de USB-poort, raadpleegt u de handleiding van de printer.
Printen
10
USB-kabeltje
Multiconnector
2 3
Schakel de camera in. • Het scherm voor het selecteren van de USB-verbinding wordt weergegeven.
Selecteer met p [EASY PRINT] of [CUSTOM PRINT]. Als u [EASY PRINT] selecteert • Ga naar "Eenvoudig printen" (gblz. 101)
Als u [CUSTOM PRINT] selecteert
100 NL
• [ONE MOMENT] verschijnt terwijl camera en printer met elkaar verbonden worden. Ga naar "Printen volgens de specificatie van de klant" (gblz. 101)
USB STORAGE MTP CONTROL EASY PRINT CUSTOM PRINT SELECT
GO
x
Opmerkingen • Als het scherm na een paar minuten niet verschijnt, koppelt u het USB-kabeltje los start u opnieuw vanaf stap 1.
Eenvoudig printen
1
Selecteer met bd de te printen foto's om deze op de camera weer te geven.
2
Druk op de knop < (print).
• Geef de foto die u wilt printen op de camera weer en sluit de camera met behulp van een USB-kabeltje op een printer aan. Het scherm rechts verschijnt korte tijd. • Het instelmenu voor het selecteren van de foto verschijnt als het printen is voltooid. Om een andere foto te printen, selecteert u met bd de gewenste foto en drukt u op <. • Om af te sluiten, koppelt u het USB-kabeltje los van de camera terwijl het instelmenu voor selecteren van de foto wordt weergegeven.
EASY PRINT START PC / CUSTOM PRINT
Printen volgens de specificatie van de klant
1
Volg de bedieningsaanwijzingen op voor het instellen van een printoptie.
PRINT MODE SELECT PRINT ALL PRINT MULTI PRINT ALL INDEX PRINT ORDER
Printfunctie selecteren
Selecteer de manier van printen (printfunctie) De beschikbare printfuncties staan hieronder vermeld. [PRINT] Print geselecteerde foto's. [ALL PRINT] Print u alle beelden die opgeslagen zijn op het kaartje en maakt van EXIT SELECT GO elke foto een print. [MULTI PRINT] Print meerdere kopieën van dezelfde Volg de hier getoonde foto als afzonderlijke beelden op een bedieningsaanwijzingen. enkel blad. [ALL INDEX] Print een index van alle beelden die op het kaartje zijn opgeslagen. [PRINT ORDER] Print overeenkomstig de printreservering die u gemaakt heeft. Als er geen foto met printreservering bestaat, is deze functie niet beschikbaar. (gblz. 98)
De eigenschappen van het printpapier instellen
STANDARD
CANCEL
[PICS / SHEET]
Selecteert het aantal beelden per blad. Dit verschijnt als u de functie [MULTI PRINT] hebt geselecteerd.
Printen
Deze instelling varieert afhankelijk van het type printer. Als alleen de STANDAARD-instelling van de printer beschikbaar is, kunt u de instelling niet wijzigen. [SIZE] Stelt het papierformaat in dat de printer PRINTPAPER ondersteunt. [BORDERLESS] Selecteert of de foto op een volledige SIZE BORDERLESS pagina wordt geprint of binnen een blanco kader.
10
STANDARD
SELECT
GO
PRINTPAPER SIZE
PICS/SHEET
STANDARD
16
CANCEL
SELECT
GO
101 NL
De beelden die u wilt printen selecteren Selecteer de beelden die u wilt printen De geselecteerde foto's kunnen later worden geprint (reservering van een enkel beeld) of het beeld dat u geopend hebt kan rechtstreeks worden geprint. [PRINT] (f) Print de foto die nu wordt weergegeven. Als er een foto met een [SINGLE PRINT]-reservering bestaat, zal alleen deze gereserveerde foto worden geprint. [SINGLE PRINT] (t) Maakt een printreservering voor de foto die nu wordt weergegeven. Als u na het maken van een PRINT SELECT [SINGLE PRINT]-reservering deze SINGLEPRINT MORE printreservering ook op andere foto's wilt toepassen, selecteert u met bd de gewenste foto's. [MORE] (u) Voor het instellen van het aantal prints en andere eigenschappen van de nu weergegeven foto, en of u deze wilt printen of niet. Hoe u dat doet, leest u bij "Printgegevens instellen" (gblz. 102) in de volgende paragraaf.
Printgegevens instellen Selecteert of u printgegevens zoals de datum en het tijdstip of de bestandsnaam op de foto wilt afdrukken. [<x] Voor het instellen van het aantal prints. PRINT INFO [DATE] Print de datum en het tijdstip die bij de foto zijn opgeslagen. 1 [FILE NAME] Print de bestandsnaam die bij het beeld is DATE WITHOUT opgeslagen. FILE NAME WITHOUT [P] Snijdt het beeld uit voor het printen. De grootte van de uitsnede instellen met de regelaar en de positie van de uitsnede met de pendelknop.
2
SELECT
[PRINT] [CANCEL]
Printen
10
SET
GO
Als u de foto's die u wilt printen en de printgegevens hebt ingesteld, selecteert u [PRINT] en drukt u op i. Brengt de beelden die u wilt printen over naar de printer. Annuleert de instellingen. Alle printreserveringsgegevens gaan dan verloren. Als u de printreserveringsgegevens wilt behouden en andere instellingen wilt maken, drukt u op b. Hiermee keert u terug naar de vorige instelling.
PRINT
PRINT CANCEL
CANCEL
SELECT
GO
• Om te stoppen en het printen te annuleren, drukt u op de knop i.
[CONTINUE] [CANCEL]
Het printen wordt voortgezet. Het printen wordt geannuleerd. Alle printreserveringsgegevens gaan dan verloren.
PRINT
CONTINUE CANCEL
SELECT
102 NL
GO
Gebruik van de OLYMPUS Master software
11
Werkvolgorde Sluit de camera met het USB-kabeltje aan op een computer. Met de meegeleverde OLYMPUS Master software kunt u nu eenvoudig beelden die op het kaartje zijn opgeslagen overbrengen naar de computer. Voor te bereiden • 2 CD-ROM's met OLYMPUS Master • USB-kabeltje
• Computer die aan de systeemeisen voldoet (Deze systeemeisen vindt u in de installatiehandleiding van OLYMPUS Master.)
OLYMPUS Master installeren (raadpleeg de installatiegids die is meegeleverd met OLYMPUS Master) (gblz. 104)
Het programma OLYMPUS Master starten
(gblz. 105)
Foto's op uw computer opslaan
(gblz. 105)
De camera loskoppelen van de computer
(gblz. 105)
De meegeleverde OLYMPUS Master software gebruiken Wat is OLYMPUS Master? OLYMPUS Master is een beeldbeheerprogramma met functies om beelden die u met uw digitale camera gemaakt heeft te bekijken en te bewerken. Als u de software op uw computer hebt geïnstalleerd, kan u gebruik maken van volgende mogelijkheden. z Beelden overbrengen van de camera of verwisselbare media naar uw computer z Beelden bekijken U kunt ook genieten van diashows en geluid afspelen. z Beelden groeperen en organiseren U kunt beelden in albums of mappen verdelen. Overgebrachte beelden worden automatisch op datum georganiseerd, waardoor u de beelden die u zoekt snel kunt vinden.
z Beelden corrigeren met filters en correctiefuncties z Beelden bewerken U kunt beelden draaien, deelvergrotingen maken of de resolutie wijzigen. z Diverse printformaten U kunt uw foto's eenvoudig printen. z De firmware van de camera actualiseren z RAW-beelden bewerken
Gebruik van de OLYMPUS Master software
De camera op de computer aansluiten met het meegeleverde USB-kabeltje
11
Voor informatie over de andere mogelijkheden van OLYMPUS Master en voor details over het gebruik van de software, raadpleegt u "Help" in de OLYMPUS Master software.
103 NL
Camera aansluiten op een computer Sluit de camera aan op uw computer met het meegeleverde USB-kabeltje
1
Gebruik de meegeleverde USB-kabel om de USB-poort van de computer met de multiconnector van de camera te verbinden. • De plaats van de USB-poort is afhankelijk van het soort computer. Voor details raadpleegt u de handleiding van de computer.
Zoek dit teken.
Contact
USB-poort
Multiconnector USB-kabeltje
2 Gebruik van de OLYMPUS Master software
11
104 NL
3 4
Kleiner contact
Zet de cameraschakelaar op ON. • Het scherm voor het selecteren van de USB-verbinding wordt weergegeven.
Selecteer met ac de optie [STORAGE]. Druk op knop i. De computer herkent de camera als een nieuw apparaat. Windows • De eerste keer dat u de camera op uw computer aansluit, herkent de computer automatisch de camera. Klik op "OK" als de melding verschijnt dat de installatie voltooid is. De computer herkent de camera als een "Verwisselbaar opslagmedium ".
Macintosh • iPhoto is de standaard software voor het beheren van beelden voor Mac OS. Sluit u uw digitale Olympus-camera voor de eerste keer aan, dan wordt automatisch het applicatieprogramma iPhoto opgestart. Sluit iPhoto en start OLYMPUS Master.
x
Opmerkingen • Sluit u de camera aan op een computer, dan zijn alle knoppen van de camera buiten bedrijf.
Activeer de OLYMPUS Master software Windows
1
Dubbelklik op het pictogram "OLYMPUS Master 2"
op het bureaublad.
Macintosh
1
Dubbelklik op het pictogram "OLYMPUS Master 2" "OLYMPUS Master 2".
in de map
• Het venster "Bladeren" verschijnt. • Als OLYMPUS Master voor de eerste keer na installatie wordt opgestart, worden het eerste instelmenu en het venster voor gebruikersregistratie van OLYMPUS Master weergegeven vóór het venster "Bladeren". Ga te werk volgens de aanwijzingen op het scherm.
OLYMPUS Master sluiten
1
Klik op "Exit"
in elk venster.
• Daarmee sluit u het programma OLYMPUS Master.
Weergeven van gefotografeerde beelden op een computer Beelden downloaden en opslaan
1
• Het venster voor het selecteren van de beelden die u vanuit de camera wilt overbrengen wordt weergegeven. In dit venster worden alle beelden getoond die in de camera opgeslagen zijn.
2 3
Selecteer "New Album" en voer een albumnaam in. Selecteer de beeldbestanden en klik op "Transfer Images". • Daarna verschijnt een venster dat aangeeft dat het downloaden voltooid is.
4
Klik op "Browse images now". • In het venster "Bladeren" worden de beelden die gedownload zijn, weergegeven.
Camera loskoppelen van de computer
1
Controleer of de indicatie-LED Dataverkeer niet meer knippert.
Gebruik van de OLYMPUS Master software
Klik op "Transfer Images" in het venster "Browse" en klik dan op "From Camera" .
11
Indicatie-LED Dataverkeer
105 NL
2
Geef op de computer aan dat u het USB-kabeltje wilt verwijderen. Windows 1) Klik op het pictogram "Unplug or Eject Hardware" in de knoppenbalk. 2) Klik op de getoonde melding. 3) Klik op "OK" in het venster "Safe to Remove Hardware".
Macintosh
3 Gebruik van de OLYMPUS Master software
11
106 NL
x
1) Het pictogram van de prullenbak verandert in een verwijderpictogram als u het pictogram "Untitled" of "NO_NAME" op het bureaublad sleept. Sleep dit pictogram op het verwijderpictogram en zet het daar neer.
Trek de plug van het USB-kabeltje uit de camera. Opmerkingen • Voor gebruikers van Windows: Als u op "Unplug or Eject Hardware" klikt, is het mogelijk dat er een waarschuwing verschijnt. Gebeurt dat inderdaad, dan controleert u of de camera bezig is met het lezen van beeldgegevens of dat applicatiesoftware actief is met het openen van camera beeldbestanden. In dat geval sluit u de applicatiesoftware, geeft u de opdracht "Unplug or Eject Hardware" opnieuw en koppelt u de kabel los.
Stilstaande beelden bekijken
1 2
Klik op het tabblad "Album" in het venster "Bladeren" en selecteer het album dat u wilt bekijken. • Het geselecteerde albumbeeld wordt weergegeven in het thumbnailgebied.
Dubbelklik op de thumbnail van het stilstaande beeld dat u wilt bekijken. • OLYMPUS Master schakelt om naar het venster voor het bewerken van het beeld en het beeld wordt vergroot. • Klik op "Back" om terug te keren naar het venster "Bladeren".
Thumbnail
Als u meer talen nodig heeft Zorg ervoor dat de batterijen geheel opgeladen zijn!
1 2 3 4 5 6 7
Controleer of uw computer is aangesloten op internet. Steek de USB-plug van het kabeltje in de USB-poort van de computer. Steek de andere USB-plug van de kabel in de multiconnector van de camera. • De camera wordt automatisch ingeschakeld. • De monitor van de camera wordt ingeschakeld, met daarin het instelmenu voor de USB-aansluiting.
Selecteer [STORAGE] en druk op i. Selecteer in het venster Bladeren "Camera" en daarna "Update Camera / Add Display Language". • Het bevestigingsvenster voor het actualiseren wordt weergegeven.
Klik op "OK". • Het venster voor het actualiseren van de camera wordt weergegeven.
Klik op "Add Language" in de weergave van het actualiseren van de camera. • Het venster "Add Display Language of Camera" wordt weergegeven.
8 9
Klik en selecteer een taal. Klik op "Add".
10 Na het downloaden geeft het scherm van
de camera "OK" weer. U kunt de kabeltjes verwijderen en de camera uitschakelen. Na het herstarten van de camera kunt u bij [W] de nieuwe taal kiezen.
Beelden overbrengen naar uw computer zonder OLYMPUS Master te gebruiken Uw camera voldoet aan de normen voor USB Mass Storage Class. U kunt beelden overbrengen naar een computer door de camera met het meegeleverde USB-kabeltje op een computer aan te sluiten. Dit kan zelfs zonder dat u hiervoor OLYMPUS Master gebruikt. De volgende besturingssystemen ondersteunen de USB-aansluiting: Windows: 2000 Professional / XP Home Edition / XP Professional / Vista Macintosh: Mac OS X v10.3 of een latere versie
x
Opmerkingen • Als op uw computer Windows Vista loopt, selecteert u [MTP] in stap 3 op bladzijde 104 om Windows Photo Gallery te kunnen gebruiken. • In de volgende werkomgevingen is een geslaagde gegevensoverdracht niet gegarandeerd, ook niet als de computer is uitgerust met een USB-poort. • Computers met nieuw geïnstalleerde USB-poort met uitbreidingskaartje, enzovoort. • Computers zonder een af fabriek geïnstalleerd besturingssysteem en zelfgebouwde computers
Gebruik van de OLYMPUS Master software
• De nieuwe taal wordt op uw camera gedownload. Verwijder geen kabeltjes of batterijen terwijl de camera hiermee bezig is.
11
107 NL
12
Fotografeertips en onderhoud Fotografeertips en -informatie Tips voordat u gaat fotograferen De camera schakelt niet in, zelfs niet als batterijen zijn geplaatst De batterij is niet volledig opgeladen • Laad de batterij op met het laadapparaat.
De batterijen werken tijdelijk niet vanwege een te lage temperatuur • Bij lage temperatuur nemen de prestaties van batterijen af. Het opladen helpt niet om de camera in te schakelen. Verwijder de batterij en warm deze op door hem een tijdje in uw zak te houden.
Er wordt geen opname gemaakt als de ontspanknop wordt ingedrukt. De camera is automatisch uitgeschakeld • Om de batterijen te sparen als de camera niet bediend wordt, zal de camera na een vastgestelde tijd in de sluimerstand gaan en niet langer meer werken. Om de camera weer te activeren, drukt u op de ontspanknop of op een andere knop. De camera schakelt automatisch uit als er 4 uur niets wordt bediend. De camera werkt niet tot hij weer ingeschakeld wordt. g"SLEEP" (blz. 91), "4 h TIMER (Stroom automatisch uitschakelen)" (blz. 91)
De flitser wordt opgeladen.
• Als de flitser omhoog staat, knippert het symbool # op het bedieningspaneel of in de zoeker, wat betekent dat de flitser opgeladen wordt. Wacht tot het knipperen stopt en druk dan op de ontspanknop.
Kan niet scherpstellen • Als het AF-teken in de zoeker knippert, betekent dit dat de camera niet kan scherpstellen met AF. Druk de ontspanknop weer in.
Ruisonderdrukking is geactiveerd Fotografeertips en onderhoud
12 108 NL
• Met name bij nachtelijke opnamen gebruikt u lange sluitertijden en kan in de opnamen beeldruis verschijnen. De camera activeert de ruisonderdrukking na het fotograferen met lange sluitertijden. Tijdens dit proces niet fotograferen. U kunt [NOISE REDUCT.] op [OFF] zetten. g"Ruisonderdrukking" (blz. 67)
De datum en tijd zijn niet ingesteld De camera wordt gebruikt met de instellingen van het moment van aanschaf • De datum en tijd van de camera is niet ingesteld bij aanschaf. Stel de datum en tijd in voordat u de camera gebruikt. g"Datum en tijd instellen" (blz. 15)
De batterij is uit de camera verwijderd • De datum en tijd worden naar de standaardinstellingen af fabriek hersteld als ongeveer 1 dag geen batterij in de camera zit. Deze instellingen kunnen eerder verloren gaan als de batterij maar gedurende een korte tijd in de camera heeft gezeten. Controleer, voordat u belangrijke foto's gaat maken, of de juiste datum en tijd zijn ingesteld.
Fotografeertips Scherpstellen op het object Er zijn verschillende manieren om scherp te stellen, afhankelijk van het object. Autofocusveld is niet scherpgesteld op het onderwerp • Gebruik het scherpstelgeheugen (focus lock) om in het autofocusveld scherp te stellen op het onderwerp. g"Focus lock – Als het scherpstellen niet lukt" (blz. 54)
Autofocus stelt scherp op een ander punt dan het onderwerp in het autofocusveld. • Zet [AF AREA] op R en stel scherp op het midden van het beeld. g"AF-kader selecteren" (blz. 53)
Het object beweegt snel • Stel de camera scherp op een punt, dat zich op ongeveer dezelfde afstand bevindt als het object dat u wilt fotograferen (door de ontspanknop half in te drukken), kader uw foto opnieuw af en wacht totdat het object binnen het beeld verschijnt.
Haal uw onderwerp dichterbij met de macrolens • Als u de macrolens gebruikt om het onderwerp dichterbij te halen, is het moeilijk om met AF scherp te stellen als de vergrotingsfactor van het onderwerp groter is. Stel handmatig scherpstellen (MF) in, draai aan de scherpstelring stel handmatig scherp. g"MF (handmatig scherpstellen)" (blz. 52)
Fotograferen onder slechte lichtomstandigheden • De ingebouwde flitser kan als AF-lichtbron fungeren. In de stand AF helpt de flitser u scherp te stellen onder slechte lichtomstandigheden, als de flitser omhoog staat. g"Fotograferen met de ingebouwde flitser" (blz. 71), "AF ILLUMINAT." (blz. 87)
Onderwerpen waarop de camera moeilijk kan scherpstellen Het kan moeilijk zijn om met autofocus in de volgende situaties scherp te stellen. AF-teken knippert Deze onderwerpen worden niet scherpgesteld. Extreem fel licht in het midden van het beeld
Een onderwerp met patronen die zich herhalen
Onderwerpen op verschillende afstanden
Snel bewegende objecten
Het onderwerp valt niet binnen het AF-gebied
AF-teken gaat branden maar het onderwerp is niet scherpgesteld.
Stel altijd scherp op iets dat een hoog contrast heeft en zich op dezelfde afstand als het onderwerp bevindt, bepaal de compositie en neem de foto. Foto's maken zonder bewegingsonscherpte Er zijn verschillende factoren die ervoor zorgen dat het beeld onscherp wordt. Het onderwerp is te donker • Verander de sluitertijd om deze aan de helderheid van het onderwerp aan te passen. Als de sluitertijd lang is ingesteld om een donker onderwerp te fotograferen, is het goed mogelijk dat de opname onscherp wordt als het onderwerp beweegt. En, als de flitser uitgeschakeld is in g (motiefprogramma), wordt de sluitertijd langer. Monteer de camera op een statief. Door de afstandsbediening (optioneel) voor het sluiten van de sluiter te gebruiken, kan ook de bewegingsonscherpte verminderd worden. Er zijn ook manieren om te fotograferen met [q] (DIS MODE) onder g (motiefprogramma). Aangezien de ISO-gevoeligheid automatisch groter wordt, kunt u de camera in uw hand houden en foto's maken in lichte situaties met de flitser uit.
Fotografeertips en onderhoud
Object met weinig contrast
12 109 NL
De camera of uw hand beweegt als u op de ontspanknop drukt • Druk voorzichtig op de ontspanknop of houd de camera stevig met beide handen vast. • Gebruik de beeldstabilisatiefunctie. g"Beeldstabilisator" (blz. 58) • U kunt voorkomen dat de camera beweegt terwijl u de ontspanknop ingedrukt houdt door de zelfontspanner of anti-shock te gebruiken. g"Fotograferen met de zelfontspanner" (blz. 56), "Anti-shock – trillingen voorkomen" (blz. 58)
Foto's maken met minder flits In de stand autoflitsen gaat de flitser bij te weinig licht automatisch af en komen onscherpe beelden vaker voor. Als het object te ver weg is, heeft de flitser geen invloed. Hier wordt beschreven hoe u in dergelijke situaties foto's dient te maken zonder de flitser. Stel de beeldstabilisatiefunctie in. • Deze functie voorkomt cameratrilling, waardoor u de camera kunt vasthouden en foto's kunt nemen bij weinig licht zonder flits. g"Beeldstabilisator" (blz. 58)
Zet g (motiefprogramma) op [q] (DIS MODE)
• Aangezien de ISO-gevoeligheid automatisch groter wordt, kunt u de camera in uw hand houden en foto's maken in lichte situaties met de flitser uit.
Verhoog de ISO-waarde • Verhoog de ISO-waarde. Het beeld kan korrelig worden. g"ISO-waarde instellen" (blz. 50)
Het beeld is te korrelig Kies een hogere ISO-gevoeligheid • Als u de ISO-waarde verhoogt, kan er "beeldruis" optreden (puntjes met ongewenste kleuren of onregelmatigheden in kleurvlakken), wat het beeld korrelig maakt. Deze camera is uitgerust met een functie voor fotograferen met een hoge gevoeligheid met ruisonderdrukking. Door de ISOgevoeligheid te verhogen ontstaan echter korreligere beelden dan wanneer er een lagere gevoeligheid wordt gebruikt. g"ISO-waarde instellen" (blz. 50)
Gemaakte foto's zien er witachtig uit
Fotografeertips en onderhoud
12
Dit kan gebeuren als de foto met tegenlicht of semi-tegenlicht gemaakt is. Dit wordt veroorzaakt door het verschijnsel dat lichtverstrooiing of lichtspiegeling wordt genoemd. Bedenk zoveel mogelijk een compositie waarbij een sterke lichtbron niet in het beeld wordt opgenomen. Een lichtvlek kan zelfs optreden als een lichtbron niet in het beeld aanwezig is. Gebruik een zonnekap om de lens tegen de lichtbron af te schermen. Als een zonnekap niet helpt, gebruikt u uw hand om de lens tegen het licht af te schermen. g"Verwisselbare lenzen" (blz. 119) Foto's maken met de juiste kleur De oorzaak van verschillen tussen de kleuren op een foto en de werkelijke kleuren is de lichtbron die het object verlicht. [WB] is de functie waarmee de camera de juiste kleuren kan bepalen. In normale gevallen zorgt de [AUTO]-instelling voor de optimale witbalans, maar afhankelijk van het onderwerp kan het beter zijn om te experimenteren met het wijzigen van de [WB]-instelling. • Als het onderwerp zich op een zonnige dag in de schaduw bevindt. • Als het onderwerp wordt verlicht door zowel natuurlijk licht als verlichting binnen, bijvoorbeeld wanneer het onderwerp zich vlakbij een raam bevindt. • Als er geen witte partijen in het beeld voorkomen. g"Witbalans selecteren" (blz. 62)
Foto's maken van een wit strand of een sneeuwlandschap
110 NL
In normale gevallen lijken witte onderwerpen, zoals sneeuw, donkerder dan gebruikelijk als de foto gemaakt is. Er bestaan diverse manieren om het wit vast te leggen.
• Corrigeer de belichting in de richting van de [+]. g"Belichtingscorrectie" (blz. 47) • Gebruik [g] (BEACH & SNOW) in g (motiefprogramma) om de foto te maken. Deze stand is uitstekend geschikt voor het maken van foto's van de zee op een zonnige dag of sneeuwtoppen op bergen. g"Functieknop" (blz. 4) • Gebruik [nHI] (spotmeting bij veel lichte partijen). Druk de ontspanknop half in op het midden van de zoeker waar u het wit wilt ophelderen. Het gemeten deel in het midden wordt zo ingesteld dat het witter lijkt. g"Lichtmeetmethode wijzigen" (blz. 46) • Maak de foto's met de functie AE bracketing. Als u niet weet hoe groot belichtingscorrectie moet zijn, probeer dan AE bracketing. De correctiewaarde verandert een beetje met elke druk op de ontspanknop. Als u een grotere belichtingscorrectie instelt, kunt u de correctiewaarde vanaf deze waarde naar boven of naar beneden veranderen en de foto nemen. g"AE bracketing (belichting variëren)" (blz. 49)
Foto's maken van een onderwerp met tegenlicht Als de achtergrond in vergelijking met het onderwerp te licht is, wordt de belichting op de lichte plekken beïnvloed en lijkt het onderwerp donkerder. Dit komt omdat de camera de belichting bepaalt naar aanleiding van de helderheid van het hele scherm. • Zet [METERING] op [n] (spotmeting) om de belichting van het onderwerp in het midden van het beeld te meten. Om de compositie te veranderen, zet u het onderwerp in het midden van de beeld. Terwijl u de knop AEL / AFL ingedrukt houdt, verandert u de compositie en drukt u de ontspanknop in. g"Lichtmeetmethode wijzigen" (blz. 46) • Activeer de flitser, zet de flitserfunctie op [#] (invulflitsen) en neem de foto. U kunt een object fotograferen met tegenlicht zonder dat het gelaat van het object donkerder lijkt. [#] (invulflitsen) wordt gebruikt voor het fotograferen met tegenlicht en onder TL-licht en ander kunstlicht. g"Flitserfunctie instellen" (blz. 68)
Foto is te licht of te donker Bij het maken van foto's in de standen S of A kan de aangegeven sluitertijd of het aangegeven diafragma gaan knipperen. Dit geeft aan dat er geen correcte belichting mogelijk is. Als u de foto zo neemt, wordt de foto te licht of te donker. Als dat gebeurt, verandert u het diafragma of de sluitertijd. g"Diafragmavoorkeuze" (blz. 43), "Sluitertijdvoorkeuze" (blz. 43), "Waarschuwingsindicatie belichting" (blz. 122) Onbekende heldere puntjes verschijnen op het onderwerp van de gemaakte foto
Aanvullende fotografeertips en -gegevens Het aantal foto's dat gemaakt kan worden, verhogen Het opgenomen beeld wordt op het geheugenkaartje opgeslagen. Hieronder wordt beschreven hoe u meer beelden kunt opslaan. • Verander de beeldkwaliteit. De grootte van een beeld is afhankelijk van de beeldkwaliteit. Als u niet zeker weet hoeveel plaats er op het kaartje beschikbaar is, verandert u de beeldmodus en neemt u de foto. Hoe kleiner de resolutie en hoe hoger de compressiefactor, des te kleiner zal de omvang van het fotobestand worden. Om de bestandsgrootte te beperken, combineert u een lage resolutie met een hoge compressiefactor en legt u deze instelling vast met [K SET]. U kunt het aantal pixels verder beperken door [PIXEL COUNT] in te stellen op minder pixels voor resolutie [X] of [W]. g"De beeldkwaliteit selecteren" (blz. 60), "K SET" (blz. 94), "PIXEL COUNT (aantal pixels)" (blz. 94) • Gebruik een kaartje met een grote opslagcapaciteit. Het aantal beelden dat kan worden opgeslagen is afhankelijk van de capaciteit van het kaartje. Gebruik een kaartje met een grote opslagcapaciteit.
Fotografeertips en onderhoud
Dit kan worden veroorzaakt door vastgeraakte pixel(s) op het beeldopneemelement. Voer [PIXEL MAPPING] uit. Als het probleem niet is opgelost, herhaalt u Pixel Mapping een paar keer. g"Pixel mapping – Controleren van de beeldbewerkingsfuncties" (blz. 117)
12 111 NL
Gebruik van een nieuw kaartje Als u een kaartje gebruikt van een andere merk dan Olympus of een kaartje met een andere toepassing, zoals voor een computer, wordt de melding [CARD ERROR] weergegeven. Om het kaartje met deze camera te gebruiken, dient u de [FORMAT]-functie te gebruiken om het kaartje te formatteren. g"Het geheugenkaartje formatteren" (blz. 118) Gebruiksduur van de batterijen verlengen Door uitvoering van een van de volgende handelingen terwijl u geen foto's maakt, kan de batterijvoeding uitgeput raken. • Het herhaaldelijk half indrukken van de ontspanknop. • De opgenomen beelden herhaaldelijk en langdurig weergeven. • De functie Live view langdurig gebruiken.
Schakel de camera uit wanneer deze niet gebruikt wordt om de batterijen te sparen. Functies die niet vanuit menu's geselecteerd kunnen worden Het is mogelijk dat sommige functies niet geselecteerd kunnen worden vanuit de menu's als de pendelknop gebruikt wordt. • Functies die niet ingesteld kunnen worden met de huidige stand Fotograferen. • Functies die niet ingesteld kunnen worden vanwege een functie die al is ingesteld: combinatie van [j] en [NOISE REDUCT.], enz.
Kan de Imager AF niet gebruiken Imager AF is alleen beschikbaar bij gebruik van compatibele lenzen. Surf naar de website van Olympus voor de meest recente informatie over Olympus-lenzen die compatibel zijn met Imager AF. De optimale beeldkwaliteit selecteren
Fotografeertips en onderhoud
12 112 NL
Beeldkwaliteiten worden in 2 hoofdtypes ingedeeld: RAW en JPEG. RAW-opnamen worden opgeslagen zonder rekening te houden met de instellingen voor witbalans, contrast, enz. die u voor de foto hebt ingesteld. JPEG neemt op als beelden die met deze instellingen rekening houden. JPEG comprimeert ook beelden om de bestandsgrootte te verkleinen als u ze opneemt. Voor JPEG-beelden kunt u 4 combinaties vastleggen van resoluties (Y, X, W) en compressiefactoren (SF, F, N, B). In totaal zijn er 12 verschillende combinaties mogelijk. Hoe hoger de compressiefactor, des te korreliger het beeld als het vergroot wordt tijdens de weergave. Een grove leidraad voor het kiezen staat hieronder vermeld. De fotografeerinstellingen nauwkeurig aanpassen op de computer • [RAW]
Voor het printen van grote beelden op A3/A4 / Voor het bewerken en verwerken van beelden op een computer • Resolutie Y en compressiefactor SF, F, N, of B
Voor het printen van beelden op ansichtkaartformaat • Resolutie X en compressiefactor SF, F, N, of B
Voor het versturen als bijlage bij een e-mail of voor het plaatsen op een website • Resolutie W en compressiefactor SF, F, N, of B
g"Beeldkwaliteit en bestandsgrootte / het aantal foto's dat kan worden opgeslagen" (blz. 125) Om functies weer op de instellingen te zetten zoals deze bij aankoop waren • De instellingen worden opgeslagen als de camera uitgeschakeld wordt. • Om de standaardinstellingen af fabriek weer te herstellen, selecteert u [RESET] bij [CUSTOM RESET] (zelfs indien u dit doet, zullen de instellingen van sommige functies toch opgeslagen worden, zoals de instellingen van [CONTRAST]). U kunt twee soorten instellingen vastleggen die gereset worden. Stel diverse functies van de camera in en leg ze vast onder [RESET1] of [RESET2] bij [CUSTOM RESET]. g"De standaardinstellingen af fabriek terugzetten" (blz. 30)
De belichting bevestigen als de monitor buiten lastig te zien is Het is mogelijk dat de monitor lastig te zien is en dat het moeilijk is om de belichting te bevestigen, wanneer buiten gefotografeerd wordt. Druk tijdens Live view zo vaak op INFO tot het histogram verschijnt. Hieronder ziet u hoe u de histogramweergave makkelijk kunt aflezen. Het histogram lezen 1 Als de grafiek hier veel pieken heeft, zal het beeld voornamelijk donker zijn. 2 Als de grafiek hier veel pieken heeft, zal het beeld voornamelijk wit zijn. 3 Het groene gedeelte in het histogram laat de verdeling van de helderheid binnen het spotmeetgebied zien. g"Het informatiedisplay omschakelen" (blz. 40)
1 2
3
Ingestelde functies in de camera bewaren zodat ze later kunnen gebruikt worden U kunt maximaal twee huidige camera-instellingen vastleggen in [MY MODE SETUP]. Om gebruik te maken van instellingen van My Mode bij het fotograferen, moet [; FUNCTION] ingesteld zijn op [MY MODE]. Fotografeer na het opslaan terwijl u de knop < ingedrukt houdt. g"; FUNCTION" (blz. 89), "MY MODE SETUP" (blz. 90)
Weergavetips Kennis van instellingen en van andere informatie over gemaakte foto's Geef een beeld weer en druk op de knop INFO. Druk herhaaldelijk op de knop om de hoeveelheid weergegeven informatie te wijzigen. g"Informatiedisplay" (blz. 80)
Bekijken van foto's op een computer Bekijken van de gehele foto op een computerscherm
• Installeer de OLYMPUS Master software van de meegeleverde CD-ROM.
Wijzigen van de monitorinstelling • De pictogrammen op het bureaublad van de computer kunnen opnieuw worden geschikt. Voor details over het wijzigen van de instellingen van uw computer, raadpleegt u de handleiding van uw computer.
Opgenomen beelden in RAW bekijken Installeer de OLYMPUS Master software van de meegeleverde CD-ROM. Met de RAWbewerkingsfunctie in OLYMPUS Master kunt u het RAW-beeld bewerken met de camerainstellingen die tijdens de opname zijn toegepast, maar u kunt dan ook specifiekere instellingen zoals witbalans en contrast aanpassen.
Fotografeertips en onderhoud
Het formaat van de foto die wordt weergegeven op een computerscherm verandert afhankelijk van de computerinstellingen. Als de monitorinstelling 1024 x 768 is en u Internet Explorer gebruikt om een foto te bekijken met een resolutie van 2048 x 1536 op 100%, kan niet de gehele foto worden bekeken zonder te schuiven. Er zijn meerdere manieren waarop u de gehele foto op het computerscherm kunt bekijken. Bekijken van de foto met software voor het bladeren in beelden
12 113 NL
Foutcodes Indicaties in de zoeker Indicatie op de monitor Normal indication NO CARD
CARD ERROR
Mogelijke oorzaak U hebt geen kaartje in de camera geplaatst of het kaartje wordt niet herkend.
Er is een probleem met Plaats het kaartje het kaartje. opnieuw in de camera. Blijft het probleem bestaan, dan moet u het kaartje formatteren. Als het kaartje niet geformatteerd kan worden, kan dit niet gebruikt worden. Opslaan op dit kaartje is niet toegestaan.
Met de computer werd het kaartje beveiligd tegen schrijven (Alleen lezen). Annuleer deze instelling met de computer.
Het kaartje is vol. Er kunnen geen foto's meer worden genomen of er kan geen informatie, zoals printreservering, meer worden opgeslagen.
Vervang het kaartje door een ander of wis overbodige beelden. Breng belangrijke beelden over naar een computer voordat u beelden gaat wissen.
Er is geen plaats op het kaartje en printreservering of nieuwe beelden kunnen niet opgeslagen worden.
Vervang het kaartje door een ander of wis overbodige beelden. Breng belangrijke beelden over naar een computer voordat u beelden gaat wissen.
xD-Picture Card kan niet worden gelezen of is niet geformatteerd.
Geen indicatie
Selecteer [xD CARD CLEAN], druk op i en zet de camera uit. Verwijder het kaartje en veeg het metalen contactvlak met een zachte, droge doek schoon. Selecteer [FORMAT] [YES] en druk vervolgens op i om het kaartje te formatteren. Bij het formatteren worden alle gegevens op het kaartje gewist.
Geen indicatie
Er zijn geen foto's op Het kaartje bevat geen het kaartje opgeslagen. foto's. Foto's opslaan en weergeven.
WRITE PROTECT
Geen indicatie
CARD FULL
Fotografeertips en onderhoud
12 114 NL
Oplossing Steek een kaartje erin of steek een ander kaartje erin.
NO PICTURE
Indicaties in de zoeker Indicatie op de monitor
Geen indicatie
Geen indicatie
Geen indicatie
PICTURE ERROR
THE IMAGE CANNOT BE EDITED
Mogelijke oorzaak
Oplossing
Er heeft zich een probleem met de geselecteerde foto voorgedaan, waardoor dit beeld met de camera niet kan worden weergegeven. Of het beeld kan met deze camera niet worden weergegeven.
Gebruik de beeldbewerkingssoftwa re om het beeld op een PC te bekijken. Lukt dat niet, dan is het beeldbestand beschadigd.
Foto's die met een andere camera zijn genomen kunnen niet met deze camera bewerkt worden.
Gebruik beeldbewerkingssoftware om de foto te bewerken.
Langdurig gebruik van live bekijken of repeterende opnamen heeft Interne cameratemperatuur is te de interne temperatuur hoog. Wacht even totdat van de camera de camera is afgekoeld, verhoogd. voordat u deze gebruikt.
Wacht even totdat de camera automatisch wordt uitgeschakeld. Laat de interne temperatuur van de camera afkoelen, voordat u de camera weer in gebruik neemt.
Het klepje van het kaartje is open.
Sluit het klepje van het kaartje.
De batterij is uitgeput.
Laad de batterij op.
De camera is niet op de juiste wijze op de computer of printer aangesloten.
Koppel de camera los en sluit hem opnieuw, maar nu goed, aan.
De papiervoorraad van de printer is op.
Leg een nieuwe voorraad papier in de printer.
De inktvoorraad van de printer is op.
Vervang de inktcassette in de printer.
Het papier in de printer is vastgelopen.
Haal het papier dat de printer blokkeert uit de printer.
CARD-COVER OPEN Geen indicatie BATTERY EMPTY Geen indicatie
Geen indicatie NO PAPER
Geen indicatie NO INK
Geen indicatie JAMMED
Geen indicatie
De papiercassette van de printer is verwijderd of de printer werd SETTINGS CHANGED bediend, terwijl de instellingen op de camera gemaakt werden.
Fotografeertips en onderhoud
NO CONNECTION
12
Bedien de printer niet, terwijl u instellingen op de camera maakt.
115 NL
Indicaties in de zoeker Indicatie op de monitor
Mogelijke oorzaak Er heeft zich een probleem met de printer en/of de camera voorgedaan.
Geen indicatie PRINT ERROR
Geen indicatie
CANNOT PRINT
Oplossing Schakel camera en printer uit. Controleer de printer en hef eventuele storingen op voordat u beide apparaten weer inschakelt.
Gebruik een computer Het is mogelijk dat om de foto's te printen. foto's die met andere camera's gemaakt zijn, niet vanuit deze camera geprint kunnen worden.
Onderhoud van de camera Reinigen en opbergen van de camera Reinigen van de camera Schakel de camera uit en verwijder de batterij alvorens de camera te reinigen. Camerahuis: • Wrijf deze voorzichtig schoon met een zachte doek. Is de camera erg vuil, dan dompelt u de doek in een mild sopje en wringt de doek goed uit. Wrijf de camera met de vochtige doek goed af en droog hem vervolgens met een droge doek. Heeft u de camera op het strand gebruikt, dan wrijft u hem schoon met een met schoon water bevochtigde en goed uitgewrongen doek.
Monitor en zoeker: • Wrijf deze voorzichtig schoon met een zachte doek.
Lens, spiegel en scherpstelscherm: • Verwijder stof van lens, spiegel en scherpstelscherm met een in de handel verkrijgbaar blaaskwastje. Wrijf de lens met een lensreinigingsdoekje voorzichtig schoon.
Fotografeertips en onderhoud
12 116 NL
Opslag • Haal de batterij en het kaartje uit de camera als u denkt de camera langere tijd niet te gebruiken. Berg de camera op op een koele, droge, goed geventileerde plaats. • Plaats van tijd tot tijd de batterijen in de camera en controleer de functies van de camera. Reinigen en controleren van het beeldopneemelement Deze camera beschikt over een stofreductiefunctie om ervoor te zorgen dat er geen stof op het beeldopneemelement komt en om stof of vuil van het oppervlak van het beeldopneemelement te verwijderen met ultrasone trillingen. De stofreductie wordt geactiveerd als u de cameraschakelaar op ON zet en als u Live view start of stopt. De stofreductiefunctie werkt op hetzelfde moment als Pixel mapping, dat het beeldopneemelement en het beeldbewerkingscircuit controleert. Omdat de stofreductie elke keer dat de camera aangezet wordt, geactiveerd wordt, moet de camera rechtop gehouden worden voor een effectieve stofreductie. Het SSWF-indicatielampje knippert terwijl de stofreductie uitgevoerd wordt. g"SSWF-indicator" (blz. 14)
x
Opmerkingen • Gebruik geen sterke oplosmiddelen zoals benzine of alcohol of een met chemicaliën behandeld reinigingsdoekje. • Berg de camera niet op in ruimtes waar met chemicaliën gewerkt wordt, om de camera te beschermen tegen roest. • Laat u de camera met een vuile lens liggen, dan kan schimmelvorming op de lens optreden. • Controleer alle onderdelen van de camera als u hem langere tijd niet heeft gebruikt. Maak een proefopname om te controleren dat de camera naar behoren werkt, voordat u belangrijke foto's maakt.
Reinigingsfunctie – Stof verwijderen Als er stof of vuil op het beeldopneemelement komt, kunnen er zwarte stippen op de foto verschijnen. Neem contact op met uw geautoriseerde servicecentrum van Olympus om het beeldopneemelement te laten reinigen. Het beeldopneemelement is een precisiecomponent dat gemakkelijk beschadigd raakt. Als u het beeldopneemelement zelf reinigt, dient u de instructies hieronder op te volgen. Als de batterij tijdens het reinigen leeg raakt, gaat de sluiter dicht. Dit kan ertoe leiden dat het sluitergordijn en de spiegel stukgaan. Houd de ladingstoestand van de batterij in het oog.
1 2 3 4 5 6
Verwijder de lens van de camera en zet de cameraschakelaar op ON. MENU[Y][i][CLEANING MODE] Druk op d, druk daarna op de i-knop. • De camera gaat in de reinigingsstand.
Druk de ontspanknop helemaal in. • De spiegel gaat omhoog en het sluitergordijn gaat open.
Reinig het beeldopneemelement. • Blaas voorzichtig het stof van het oppervlak van het beeldopneemelement met behulp van een in de handel verkrijgbaar blaaskwastje.
Zorg ervoor dat het blaaskwastje niet vast komt te zitten in het sluitergordijn als u de camera uitschakelt om de reiniging te beëindigen. • Als de camera uitschakelt, gaat het sluitergordijn dicht, waardoor de spiegel daalt.
x
Opmerkingen • Zorg ervoor dat het blaaskwastje (in de handel verkrijgbaar) het beeldopneemelement niet raakt. Als het blaaskwastje het beeldopneemelement raakt, wordt het beeldopneemelement beschadigd. • Plaats het blaaskwastje nooit achter de lensvatting. Als de camera uitschakelt, gaat de sluiter dicht, waardoor het sluitergordijn stukgaat. • Gebruik niets anders dan het blaaskwastje. Als er hogedrukgas op het beeldopneemelement wordt gespoten, bevriest het op het oppervlak van het beeldopneemelement, waardoor het beschadigd raakt.
Pixel mapping – Controleren van de beeldbewerkingsfuncties
1 2
MENU[Z][PIXEL MAPPING] Druk op d, druk daarna op de i-knop.
x
Opmerkingen
• Tijdens het controleren van de beeldbewerkingfuncties geeft de [BUSY]-balk in het monitorbeeld de voortgang weer. Als het controleren van de beeldbewerkingsfuncties afgesloten is, verschijnt het menu weer. • Als u tijdens het controleren van de beeldbewerkingsfuncties de camera uitschakelt, begint u opnieuw vanaf stap 1.
Fotografeertips en onderhoud
Met de functie Pixel Mapping kan de camera het beeldopneemelement en de beeldbewerkingfuncties controleren en bijstellen. Als u de monitor heeft gebruikt of continu foto's gemaakt heeft, wacht dan minstens één minuut voordat u de functie pixel mapping gebruikt om er zeker van te zijn dat de functie correct werkt.
12 117 NL
13
Informatie Info over het kaartje Toepasbare geheugenkaartjes Met "Kaartje" in deze handleiding wordt een opslagmedium bedoeld. In deze camera kunt u de volgende geheugenkaartjes gebruiken: CompactFlash, Microdrive en xD-Picture Card (optioneel). CompactFlash Microdrive xD-Picture Card Een CompactFlash-kaart bevat een chip met een groot flashgeheugen. Deze kaarten zijn gewoon in de winkel verkrijgbaar.
Een Microdrive is in feite een compacte harde schijf met veel opslagruimte. U kunt alle microdrives gebruiken die CF+type II ondersteunen (CompactFlash-uitbreidingsnorm).
Een xD-Picture Card is een opslagmedium dat voornamelijk in compacte camera's wordt gebruikt.
Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van een Microdrive Een Microdrive is in feite een compacte harde schijf. Omdat deze harde schijf ronddraait, is een Microdrive niet zo goed bestand tegen trillingen en schokken als andere geheugenkaartjes. Houd hier rekening mee als u een Microdrive gebruikt (met name tijden het opslaan en weergeven) door de camera niet bloot te stellen aan trillingen of schokken. Lees de volgende voorzorgsmaatregelen voordat u een Microdrive gaat gebruiken. Bestudeer ook de handleiding van uw Microdrive. • Wees voorzichtig als u de camera neerzet terwijl deze bezig is met het opslaan van gegevens. Zet de camera voorzichtig neer op een stabiel oppervlak. • Gebruik de camera niet op plaatsen waar deze wordt blootgesteld aan trillingen of heftige schokken, zoals op bouwplaatsen of in rijdende auto's op een slecht wegdek. • Houd een Microdrive uit de buurt van sterke magnetische velden. • De Microdrive werkt mogelijk niet correct bij lage luchtdruk, zoals op hoogtes van 3000 m en hoger.
x
Opmerkingen • De gegevens op het kaartje zullen niet compleet worden gewist, zelfs niet na het formatteren van het kaartje of het wissen van de gegevens. Indien u het kaartje verwijdert, dient u het te vernietigen om verspreiding van persoonlijke informatie te voorkomen.
Het geheugenkaartje formatteren
Informatie
13 118 NL
Kaartjes van andere merken dan Olympus, en kaarten die op een computer zijn geformatteerd, moet u eerst met deze camera formatteren voordat u ze kunt gebruiken. Bij het formatteren worden alle gegevens gewist die op het kaartje staan, ook eventuele beveiligde opnamen. Gaat u een gebruikt kaartje formatteren, controleer dan eerst of dit kaartje geen opnamen bevat die u wilt bewaren.
1 2 3
MENU[W][CARD SETUP] Selecteer met ac de optie [FORMAT] en druk daarna op i. Selecteer met ac de optie [YES] en druk daarna op knop i. • Het kaartje wordt dan geformatteerd.
TIPS Als u kaartjes in de twee kaartsleuven steekt:
j Selecteer het kaartje dat gebruikt moet worden in [CF / xD]. g"CF / xD" (blz. 96)
Batterij en laadapparaat z Gebruik de enkele Olympus lithium-ionbatterij (BLM-1). Andere batterijen kunnen niet worden gebruikt. z Het verbruik van de camera varieert aanzienlijk, afhankelijk van het gebruik en andere omstandigheden. z Aangezien de volgende functies veel energie verbruiken, zelfs zonder fotograferen, zal de batterij snel leeg zijn. • Het vaak half indrukken van de ontspanknop in de stand Fotograferen waardoor de autofocus herhaaldelijk wordt ingeschakeld. • Live view gebruiken. • Langdurig weergeven van beelden op de LCD-monitor. • Als de camera op een computer of printer aangesloten is. z Als u een lege batterij gebruikt, kan de camera eventueel uitschakelen zonder dat de waarschuwing 'batterij bijna leeg' verschijnt. z Op het moment van aanschaf is deze batterij niet volledig opgeladen. Laad de batterij voor gebruik op met het daarvoor bestemde laadapparaat (BCM-2). z De normale laadtijd van de bijgeleverde oplaadbare batterij is ongeveer 5 uur (schatting). z Gebruik geen andere laadapparaten dan het hier beschreven apparaat.
Uw laadapparaat in het buitenland gebruiken z Het laadapparaat kan in de meeste elektrische bronnen thuis worden gebruikt binnen het bereik van 100 V tot 240 V AC (50 / 60 Hz), over de hele wereld. Afhankelijk van uw land of regio kan het stopcontact echter anders gevormd zijn waardoor het laadapparaat een verloopstuk nodig heeft. Vraag naar de details bij uw plaatselijke elektriciteitszaak of reisagentschap. z Gebruik geen in de handel verkrijgbare reisadapters omdat het laadapparaat dan eventueel niet goed functioneert.
Verwisselbare lenzen Selecteer de lens waarmee u wilt fotograferen. Gebruik een Four Thirds-lens (Four Thirds-lensvatting). Als u een andere lens dan de aanbevolen types gebruikt, zal autofocus en de lichtmeting niet goed werken. Soms zullen ook andere functies niet werken. Four Thirds-lensvatting Ontwikkeld door Olympus als lensvattingstandaard voor het Four-Thirds-systeem. Deze compleet nieuwe verwisselbare lenzen met Four Thirds-lensvatting zijn speciaal voor digitale camera's optisch opnieuw berekend en ontwikkeld.
ZUIKO DIGITAL verwisselbare lens
Brandpuntsafstand en scherptedieptebereik van Four Thirds-lenzen Vergeleken met een gewone kleinbeeldcamera krijgt u met een Four Thirds-camera bij eenzelfde brandpuntsafstand en diafragma andere resultaten.
Informatie
De verwisselbare Four Thirds-lenzen zijn ontworpen om bestand te zijn tegen hardhandig professioneel gebruik. Bij het Four Thirds-systeem met een beeldverhouding van 4:3 kan een lens compacter en lichter worden uitgevoerd.
13 119 NL
Brandpuntsafstand Met een lens van een kleinbeeldcamera gemonteerd op een Four Thirds-camera wordt de effectieve brandpuntsafstand van die lens tweemaal zo groot als op de kleinbeeldcamera. Dit houdt in dat Four Thirds-telelenzen zeer compact kunnen worden uitgevoerd. Een 14 – 50 mm Four Thirds-lens komt bijvoorbeeld overeen met een 28 – 100 mm lens voor een kleinbeeldcamera. • Als u de beeldhoek van een Four Thirds-lens omrekent naar die van een kleinbeeldcamera, is het perspectief hetzelfde als dat van een kleinbeeldcamera. Scherptediepte Een Four Thirds-camera kan een scherptedieptebereik halen dat tweemaal zo groot is dan dat van een kleinbeeldcamera. Hierdoor kan er meer licht door de lens naar binnen vallen. Een lichtsterkte van f2.0 van een Four Thirds-lens komt bijvoorbeeld overeen met een lichtsterkte van f4.0 van een kleinbeeldlens. • U kunt hiermee de achtergrond even onscherp maken als bij een kleinbeeldlens.
x
Opmerkingen • Bij het bevestigen of verwijderen van het de beschermkap of de lens kunt u de lensvatting het beste naar beneden laten wijzen. Hiermee voorkomt u dat er stofjes en dergelijke in de camera terecht kunnen komen. • Op stoffige plaatsen kunt u beter nooit de beschermkap verwijderen of de lens verwisselen. • Richt met de lens op de camera, de lens nooit op de zon. Dit kan camerastoringen en zelfs brand veroorzaken omdat het zonlicht door de lens gebundeld wordt zoals bij een vergrootglas. • Zorg dat u de beschermkap van de camera en de achterkap van de lens niet kwijtraakt. • Als er geen lens op de camera zit, kunt u het beste de beschermkap op de camera bevestigen om te voorkomen dat er stof kan binnendringen.
ZUIKO DIGITAL – lensspecificaties Namen van onderdelen 1 Kapvatting 2 Filtervatting 3 Zoomring 4 Scherpstelring 5 Index lensvatting 6 Elektrische contacten 7 Voorkap van de lens 8 Achterkap van de lens 9 Zonnekap
Bevestigen van de kap
Opbergen van de kap
Informatie
13 120 NL
• Fotografeert u een object in tegenlicht, gebruik dan de zonnekap. • De lenskap kan niet worden bevestigd op de 17,5 – 45 mm lens.
Belangrijkste technische gegevens Functies
17,5 – 45 mm
Lensvatting
14 – 42 mm
40 – 150 mm
FOUR THIRDS-lensvatting
Brandpuntsafstand
17,5 – 45 mm
14 – 42 mm
Max. diafragma
f3.5 – 5,6
f3.5 – 5,6
f4 – 5.6
Beeldhoek
63° – 27°
75° – 29°
30° – 8,2°
Configuratie van de lens Irisinstelling Scherpstelbereik
40 – 150 mm
7 groepen, 7 lenzen 8 groepen, 10 lenzen 9 groepen, 12 lenzen Meerlaags-coating (gedeeltelijk enkellaags) f3.5 – 22
f3.5 – 22
f4 – 22
0,28 m – )
0,25 m – )
0,9 m – )
Scherpstelinstelling
AF / MF wisseling
Gewicht (exclusief kapjes) Afmetingen (max. diameter x totale lengte)
210 g
190 g
Ø 71 x 70 mm
Ø 65,5 x 61 mm
Ø 65,5 x 72 mm
k
Bajonet
52 mm
58 mm
Lenskapvatting Diameter filtervatting
220 g
Geschikt voor gebruik met de optionele EX-25 tussenring onder de volgende voorwaarden. De scherpstelling als EX-25 wordt gebruikt is MF (handmatig). Lens, brandpuntsafstand
17,5 mm 17,5 – 45 mm
40 – 150 mm
Vergroting ( ): Berekend op basis van een kleinbeeldcamera.
Er kan niet gefotografeerd worden omdat er niet scherpgesteld kan worden op de objecten met deze brandpuntsafstand.
28 mm
15,1 cm – 15,9 cm
0,89 – 1,16x (1,78 – 2,32x)
45 mm
18,4 cm – 22,4 cm
0,57 – 0,91x (1,14 – 1,82x)
14 mm 14 – 42 mm
Scherpstelbereik
Er kan niet gefotografeerd worden omdat er niet scherpgesteld kan worden op de objecten met deze brandpuntsafstand.
25 mm
13,3 cm
1,02x (2,04x)
42 mm
16,2 cm – 17,3 cm
0,61 – 0,69x (1,22 – 1,38x)
40 mm
19,0 cm – 20,4 cm
0,61 – 0,70x (1,22 – 1,40x)
80 mm
28,0 cm – 40,6 cm
0,32 – 0,48x (0,64 – 0,96x)
150 mm
48,0 cm – 118,8 cm
0,17 – 0,39x (0,34 – 0,78x)
x
Opmerkingen over het fotograferen • De randen van foto's zouden afgesneden kunnen worden als er meer dan één filter gebruikt wordt of als er een dik filter wordt gebruikt.
Informatie
Voorzorgsmaatregelen voor opslag • Maak de lens na gebruik schoon. Verwijder stof en vuil van het oppervlak van de lens met een blaaskwastje of kwastje. Gebruik in de handel verkrijgbare lensreinigingsdoekjes om vuil van de lens te verwijderen. Gebruik geen organische oplosmiddelen. • Doe altijd een kapje op de lens en berg hem op als u hem niet gebruikt. • Niet opslaan bij insectenwerende middelen.
13 121 NL
Lijndiagram van het programma (P-stand) In de stand P is de camera zo geprogrammeerd dat deze aan de hand van de helderheid van het onderwerp automatisch de diafragmawaarde en de sluitertijd kiest zoals hieronder wordt aangegeven. Het programma lijndiagram is afhankelijk van het type lens dat gebruikt wordt. Bij gebruik van de 14 – 42 mm f3.5 – 5.6 zoomlens (brandpuntsafstand: 14 mm, ISO100) Diafragmawaarde
Programma-aanpassing
Sluitertijd
Waarschuwingsindicatie belichting Als de camera de juiste belichting niet kan instellen als u de ontspanknop half indrukt, knippert de indicatie in de zoeker en op het superbedieningspaneel. Stand Waarschuwingsindicatie Fotograferen (knippert)
P
Informatie
13 122 NL
A
Status
Actie
Het onderwerp is te donker.
• Verhoog de ISO-waarde. • Gebruik de flitser.
Het onderwerp is te helder.
• Verlaag de ISO-waarde. • Gebruik een in de handel verkrijgbaar grijsfilter (ND-filter) om de hoeveelheid licht te beperken.
Het onderwerp is onderbelicht.
• Verlaag de diafragmawaarde. • Verhoog de ISO-waarde.
Het onderwerp is overbelicht.
• Verhoog de diafragmawaarde. • Verlaag de ISO-waarde of gebruik een in de handel verkrijgbaar grijsfilter (ND-filter) om de hoeveelheid licht te beperken.
Stand Waarschuwingsindicatie Fotograferen (knippert)
S
Status
Actie
Het onderwerp is onderbelicht.
• Kies in dit geval een langere sluitertijd. • Verhoog de ISO-waarde.
Het onderwerp is overbelicht.
• Kies een snellere sluitertijd. • Verlaag de ISO-waarde of gebruik een in de handel verkrijgbaar grijsfilter (ND-filter) om de hoeveelheid licht te beperken.
• Welke diafragmawaarde hierbij gaat knipperen, hangt af van het type lens en de brandpuntsafstand van de lens.
Beschikbare flitsstanden in de diverse fotografeerstanden Scherm met Stand superbedieFotograferen ningspaneel
AUTO P A i & l j /*2
M
# AUTO
Autoflitsen
!
Autoflitsen (rode ogen onderdrukken)
#
Invulflitsen
$
Flitser uit
! SLOW
Trage synchronisatie (rode ogen onderdrukken)
# SLOW
Trage synchronisatie (1e sluitergordijn)
# SLOW2
Trage synchronisatie (2e sluitergordijn)
# FULL
Handmatig flitsen (Manual) (FULL)
# 1/4
Handmatig flitsen (1/4)
# 1/16
Handmatig flitsen (1/16)
# 1/64
Handmatig flitsen (1/64)
#
Invulflitsen
H
Invulflitsen (rode ogen onderdrukken)
$
Flitser uit
Synchronisatiemoment
1e sluitergordijn
k
1e sluitergordijn
Ontstekingsmoment
Beperkte sluitertijden
Ontsteekt automatisch in het donker en bij tegenlicht *1
1/30 sec. – 1/180 sec.
Ontsteekt altijd
60 sec. – 1/180 sec.
k
k
Ontsteekt automatisch in het donker en bij tegenlicht *1
2e sluitergordijn
60 sec. – 1/180 sec.
1e sluitergordijn
Informatie
S
Flitserfunctie
Ontsteekt altijd
13 k
k
k
123 NL
Scherm met Stand superbedieFotograferen ningspaneel
S M
Flitserfunctie
Synchronisatiemoment
2e sluitergordijn
Invulflits/ trage synchronisatie (2de sluitergordijn)
2e sluitergordijn
# FULL
Handmatig flitsen (Manual) (FULL)
# 1/4
Handmatig flitsen (1/4)
# 1/16
Handmatig flitsen (1/16)
# 1/64
Handmatig flitsen (1/64)
Ontstekingsmoment
Beperkte sluitertijden
Ontsteekt altijd
60 sec. – 1/180 sec.
1e sluitergordijn
*1 Met de flitser in de stand Super FP detecteert de flitser het tegenlicht langer dan voor een normale flits alvorens de flits te ontsteken. g"Super FP-flitser" (blz. 74) *2 AUTO, !, # kan niet in de modus NIGHT+PORTRAIT worden gezet.
Witbalans en kleurtemperatuur
Schakering op heldere dag Daglicht-TL-lamp
Bewolkt
NL
Heldere dag
124
Intensief-wit TL-licht Wit TL-licht
Informatie
13
Warm-witte gloeilamp
Sfeerlicht
Hoe hoger de kleurtemperatuur, hoe voller de blauwe Blauwer Roder tinten en hoe bleker de rode tinten, en omgekeerd: hoe lager de kleurtemperatuur, hoe voller de rode tinten en hoe bleker de blauwe tinten. De spectrumbalans van verschillende witte lichtbronnen wordt aangeduid met een kleurtemperatuurwaarde, een natuurkundige meetwaarde op basis van de Kelvintemperatuurschaal (K). De kleur van zonlicht • De kleurtemperaturen en van andere natuurlijke lichtbronnen en de kleur van de lichtbronnen in de van gloeilamplicht en ander kunstlicht kan worden schaalverdeling hierboven aangegeven met het begrip kleurtemperatuur. zijn bij benadering aangegeven Hieronder wordt uitgelegd waarom de kleurtemperatuur van TL-licht dit licht eigenlijk ongeschikt maakt als kunstlichtbron. In de kleurschakering van TL-licht zitten hiaten. Als deze hiaten klein zijn, kan er toch een kleurtemperatuur worden berekend die we in dit geval een gecorreleerde kleurtemperatuur noemen. De preset WB's 4000 K, 4500 K en 6600 K in deze camera zijn gecorreleerde kleurtemperaturen, maar mogen strikt genomen geen "kleurtemperatuur" worden genoemd. Gebruik deze instellingen bij het fotograferen bij TL-licht.
Beeldkwaliteit en bestandsgrootte / het aantal foto's dat kan worden opgeslagen De in de tabel aangegeven bestandsgrootte is een schatting. Aantal pixels Beeldkwaliteit (PIXEL COUNT)
Verliesvrije compressie
RAW YSF YF
Bestandsgrootte Compressiefactor Bestandsformaat (MB)
3648 x 2736
YN
ORF
1/2,7
Aantal foto's dat kan worden opgeslagen (op een 1 GB xD-Picture Card)
Ca. 11
91
Ca. 6,8
147
1/4
Ca. 4,7
211
1/8
Ca. 2,2
460
YB
1/12
Ca. 1,5
687
XSF
1/2,7
Ca. 5,3
187
1/4
Ca. 3,7
267
1/8
Ca. 1,7
597
XB
1/12
Ca. 1,1
888
XSF
1/2,7
Ca. 3,6
280
1/4
Ca. 2,2
466
1/8
Ca. 1,1
927
XB
1/12
Ca. 0,7
1361
XSF
1/2,7
Ca. 1,3
799
1/4
Ca. 0,8
1163
Ca. 0,5
2284
XF XN
XF XN
XF XN
3200 x 2400
2560 x 1920
1600 x 1200
1/8
JPEG
1/12
Ca. 0,3
3198
WSF
1/2,7
Ca. 0,8
1230
1/4
Ca. 0,5
1776
1/8
Ca. 0,3
3366
WB
1/12
Ca. 0,2
4920
WSF
1/2,7
Ca. 0,5
1881
1/4
Ca. 0,4
2665
1/8
Ca. 0,2
4920
WB
1/12
Ca. 0,1
7107
WSF
1/2,7
Ca. 0,2
4569
1/4
Ca. 0,2
6396
1/8
Ca. 0,1
10.661
1/12
Ca. 0,1
12.793
WF WN
WF WN
WF WN
1280 x 960
1024 x 768
640 x 480
WB
x
Opmerkingen • Het aantal beelden dat nog kan worden opgeslagen, is afhankelijk van het onderwerp en van factoren zoals eventueel opgegeven printreserveringen. In de zoeker of op de LCD-monitor verschijnt gewoonlijk het aantal foto's dat u nog kunt maken, maar soms verandert dit aantal niet, ook niet als u nieuwe foto's maakt of opgeslagen beelden wist. • De werkelijke bestandsgrootte is afhankelijk van het onderwerp. • Het maximale aantal stilstaande beelden dat kan worden opgeslagen, weergegeven op de monitor is 9999.
Informatie
XB
13 125 NL
Functies die kunnen worden opgeslagen met My mode en Custom reset setting
Informatie
13 126 NL
Functie
Vastleggen als My mode
Vastleggen als custom reset
Functie
Vastleggen als My mode
Vastleggen als custom reset 9
F
9
9
SLEEP
k
Beeldstabilisator
9
9
BACKLIT LCD
k
9
j / Y / <*
9
9
4 h TIMER
k
k
AF MODE
9
9
USB MODE
k
k
AF AREA
9
9
LIVE VIEW BOOST
9
9
AE BKT
9
9
g FACE DETECT
k
9
WB BKT
9
9
FRAME ASSIST
k
9
FL BKT
9
9
EV STEP
9
9
PICTURE MODE
9
9
ISO-AUTO SET
k
9
GRADATION
9
9
ISO-AUTO
k
9
K
9
9
AEL-meting
k
9
NOISE REDUCT.
9
9
BULB TIMER
k
9
WB
9
9
#X-SYNC.
9
9
>
9
9
#SLOW LIMIT
9
9
METERING (meten)
9
9
w+F
k
9
ISO
9
9
AUTO POP UP
k
9
NOISE FILTER
9
9
ALL >
k
k 9
Flitserfunctie
9
9
COLOR SPACE
9
#RC MODE
9
9
SHADING COMP.
9
9
w
9
9
K SET
k
9
AF ILLUMINAT.
9
9
PIXEL COUNT (aantal pixels)
k
9
FOCUS RING
k
9
QUICK ERASE
k
9
RESET LENS
k
k
RAW+JPEG ERASE
k
9
BULB FOCUSING
k
k
FILE NAME
k
k
LIVE VIEW AF MODE
9
9
PRIORITY SET
k
k
DIAL FUNCTION
k
9
dpi SETTING
k
k
DIAL DIRECTION
k
9
CLEANING MODE (Reinigingsfunctie)
k
k
AEL / AFL
k
9
CU / XY
k
k
AEL / AFL MEMO
k
9
X
k
k
jFUNCTION
k
9
CF / xD
k
k
; FUNCTION
k
9
EDIT FILENAME
k
k
MY MODE SETUP
k
k
s
k
k
BUTTON TIMER
k
k
W
k
k
A
k
9
VIDEO OUT
k
k
RLS PRIORITY S
9
9
REC VIEW
k
9
RLS PRIORITY C
9
9
PIXEL MAPPING
k
k
8
k
9
FIRMWARE
k
k
9: Kan worden vastgelegd. k: Kan niet worden vastgelegd. * Inclusief anti-shock
Menulijst Fotografeermenu Tabblad
Functie CARD SETUP (kaartinstelling)
Instelling ALL ERASE / FORMAT
Zie blz. blz. 86, 118
RESET CUSTOM RESET
RESET1
SET / RESET
RESET2
SET / RESET
blz. 30
hVIVID / iNATURAL* / jMUTED / ZPORTRAIT / MONOTONE / CUSTOM
blz. 65
GRADATION
AUTO / NORMAL* / HIGH KEY / LOW KEY
blz. 66
K
RAW / YF / YN* / XN / WN / RAW+YF / RAW+YN / RAW+XN / RAW+WN
blz. 60
PICTURE MODE
WB
AUTO*
A -7 – +7, G -7 – +7
5 5300 K
A -7 – +7, G -7 – +7
2 7500 K
A -7 – +7, G -7 – +7
3 6000 K
A -7 – +7, G -7 – +7
1 3000 K
A -7 – +7, G -7 – +7
w 4000 K
A -7 – +7, G -7 – +7
x 4500 K
A -7 – +7, G -7 – +7
y 6600 K
A -7 – +7, G -7 – +7
n 5500 K
A -7 – +7, G -7 – +7
V
A -7 – +7, G -7 – +7
CWB
2000 K – 14.000 K
blz. 62
ISO
AUTO* / 100 – 1600
NOISE REDUCT.
OFF / ON / AUTO*
blz. 50 blz. 67
NOISE FILTER
OFF / LOW / STANDARD* / HIGH e* ESP + AF / ESP*
blz. 67
J METERING (meten)
5
blz. 46
5HI 5SH OFF* / ON
blz. 74
w
-3,0 – 0,0* – +3,0
blz. 72
AF MODE
S-AF* / C-AF / MF / S-AF+MF / C-AF+MF
blz. 51
AF AREA
AUTO* / Q / R / S
blz. 53
ANTI-SHOCKz
OFF* / 1 SEC – 30 SEC
blz. 58
AE BKT
OFF* / 3 F 0.3 EV / 3 F 0.7 EV / 3 F 1.0 EV
blz. 49
WB BKT FL BKT
A–B G–M
OFF* / 3 F 2 STEP / 3 F 4 STEP / 3 F 6 STEP
OFF* / 3 F 0.3 EV / 3 F 0.7 EV / 3 F 1.0 EV
* Standaardinstellingen af fabriek
blz. 65 blz. 72
Informatie
#RC MODE
13 127 NL
Weergavemenu Tabblad
q
Instelling
Zie blz.
m
Functie
K/L/M/N/O/h/i
blz. 81
y
OFF / ON*
blz. 81
RAW DATA EDIT EDIT
JPEG EDIT
SHADOW ADJ / REDEYE FIX / P / BLACK & WHITE / SEPIA / SATURATION / Q
blz. 82
<
U
blz. 98
COPY ALL
YES / NO
blz. 84
RESET PROTECT
YES / NO
blz. 85
* Standaardinstellingen af fabriek
Custom Menu 1 Tabblad a
b
Functie
blz. 87
FOCUS RING
b* / c
blz. 87
RESET LENS
OFF / ON*
blz. 87
BULB FOCUSING
OFF / ON*
blz. 87
LIVE VIEW AF MODE
AF SENSOR / HYBRID AF / IMAGER AF*
blz. 37
BUTTON / DIAL
AEL / AFL
Informatie
128 NL
blz. 87 OFF / ON*
DIAL DIRECTION
13
Zie blz.
AF ILLUMINAT.
DIAL FUNCTION
c
Instelling
AF / MF
blz. 87 P
%* / F
A
FNo.* / F
S
SHUTTER* / F
M
SHUTTER / FNo.*
DIAL1* / DIAL2
blz. 87
blz. 88
S-AF*
mode1* / mode2 / mode3
C-AF
mode1 / mode2* / mode3 / mode4
MF
mode1* / mode2 / mode3
blz. 88
AEL / AFL MEMO
OFF* / ON
blz. 89
; FUNCTION
Fn FACE DETECT* / PREVIEW / LIVE PREVIEW / V / P HOME / MF / RAWK / TEST PICTURE / MY MODE / OFF
blz. 89
jFUNCTION
j / < / Y* / AF AREA / AF MODE / WB / METERING / ISO
blz. 90
MY MODE SETUP
MY MODE1 / MY MODE2
blz. 90
BUTTON TIMER
3 SEC / 5 SEC / 8 SEC* / HOLD
blz. 90
A
OFF* / ON
blz. 90
n LOCK
OFF* / ON
blz. 90
RLS PRIORITY S
OFF* / ON
blz. 91
RLS PRIORITY C
OFF / ON*
blz. 91
RELEASE / j
blz. 91
* Standaardinstellingen af fabriek
Tabblad
Functie
d
DISP / 8 / PC
e
f
g
blz. 91 OFF / ON*
blz. 91
SLEEP
OFF / 1 MIN* / 3 MIN / 5 MIN / 10 MIN
blz. 91
BACKLIT LCD
8 SEC* / 30 SEC / 1 MIN / HOLD
blz. 91
4 h TIMER
OFF / 4 h*
blz. 91
USB MODE
AUTO* / STORAGE / MTP / CONTROL / <EASY /
blz. 91
LIVE VIEW BOOST
OFF* / ON
blz. 92
g FACE DETECT
OFF* / ON
blz. 39 blz. 92
FRAME ASSIST
OFF* / GRID / GOLDEN SECTION / SCALE
EXP / e / ISO
blz. 92 blz. 92
EV STEP
1/3 EV* / 1/2 EV / 1 EV
ISO-AUTO SET
100 – 1600 (400*)
blz. 92
ISO-AUTO
P / A / S* / ALL
blz. 92
AEL-meting
AUTO* / J / 5 / 5HI / 5SH
blz. 93
BULB TIMER
k
blz. 92
blz. 93
# CUSTOM
blz. 93
#X-SYNC.
1/60 – 1/180*
blz. 93
#SLOW LIMIT
1/30 – 1/180 (1/60*)
blz. 93
w+F
OFF* / ON
blz. 93
AUTO POP UP
OFF / ON*
blz. 93
K / COLOR / WB
blz. 93 ALL SET
A –7 – +7 G –7 – +7
ALL RESET
YES / NO
blz. 93
COLOR SPACE
sRGB* / AdobeRGB
blz. 94
SHADING COMP.
OFF* / ON
blz. 94
K SET
P–Q
Y / X / W SF / F / N / B
Xiddel
3200 x 2400 / 2560 x 1920* / 1600 x 1200
Wmall
1280 x 960* / 1024 x 768 / 640 x 480
PIXEL COUNT (aantal pixels) RECORD / ERASE QUICK ERASE
blz. 94 blz. 94 blz. 94
OFF* / ON
blz. 94
RAW+JPEG ERASE
JPEG / RAW / RAW+JPEG*
blz. 95
FILE NAME
AUTO* / RESET
blz. 95
PRIORITY SET
NO* / YES
blz. 95
dpi SETTING
AUTO* / CUSTOM
K UTILITY
blz. 95 blz. 117
CLEANING MODE (Reinigingsfunctie)
k
blz. 117
CU / HI
DIALCU* / DIALHI
blz. 96
* Standaardinstellingen af fabriek
Informatie
i
Zie blz.
8
ALL >
h
Instelling
13 129 NL
Custom Menu 2 Tabblad
Functie
Instelling
Zie blz.
X
k
blz. 15
CF / xD
CF* / xD
blz. 96
EDIT FILENAME
Adobe RGB sRGB
OFF* / A – Z / 0 – 9
blz. 96
s
j -7 – +7 k -7 – +7
blz. 96
W
*1
blz. 96
VIDEO OUT
*1
blz. 97
REC VIEW
OFF / AUTOq / 1 SEC – 20 SEC (5 SEC*)
blz. 97
PIXEL MAPPING
k
blz. 117
FIRMWARE
k
blz. 97
* Standaardinstellingen af fabriek *1 Instellingen verschillen afhankelijk van het land waar de camera is gekocht.
Begrippenlijst
Informatie
13 130 NL
Aantal pixels (PIXEL COUNT) Het aantal puntjes (pixels) dat wordt gebruikt om een beeld te creëren geeft de resolutie aan. Een beeld met 640 x 480 pixels heeft bijvoorbeeld hetzelfde formaat als het computerscherm als de scherminstelling ook 640 x 480 is. Als de scherminstelling 1024 x 768 is, neemt het beeld slechts een deel van het scherm in. A-stand (diafragmavoorkeuze) U stelt het diafragma zelf in en de camera varieert de sluitertijd automatisch, zodat de foto met de juiste belichting wordt gemaakt. AE (automatische belichting) De ingebouwde belichtingsmeter van de camera stelt de belichting automatisch in. De 3 AEstanden op deze camera zijn stand P, waarin de camera zowel diafragma als sluitertijd selecteert; stand A, waarin de gebruiker het diafragma en de camera de sluitertijd selecteert; en stand S, waarin de gebruiker de sluitertijd en de camera het diafragma selecteert. In stand M selecteert de gebruiker zowel het diafragma als de sluitertijd. Beeldopneemelement Dit zet licht dat door de lens gaat om in elektrische signalen. Op deze camera wordt licht opgenomen en omgezet in RGB-signalen om een enkel beeld op te bouwen. Belichting De hoeveelheid licht die wordt gebruikt om een beeld vast te leggen. De belichting wordt bepaald door de tijd dat de sluiter open is (sluitertijd) en de hoeveelheid licht die door de lens gaat (diafragma). Compressiefactor Compressie is een methode om de bestandsgrootte te reduceren door de inhoud van gegevens af te korten, en de compressiefactor geeft de hoeveelheid compressie aan. Het werkelijke effect van de geselecteerde compressiefactor kan afhangen van de inhoud van het beeld. De compressiefactoren die bij deze camera horen, geven enkel een algemene schaal aan ter raadpleging, het zijn geen nauwkeurige metingen. DCF (Design Rule for Camera File System) Een norm voor beeldbestanden van de Japan Electronics and Information Technology Industries Association (JEITA). Detectiesysteem beeldcontrast Scherpstelmethode gebaseerd op het contrast van het beeld van het onderwerp vastgelegd op het beeldopneemelement.
Informatie
Diafragma De verstelbare lensopening die de hoeveelheid licht bepaalt die de camera binnenkomt. Hoe groter het diafragma, des te korter de scherptediepte en des te waziger de achtergrond. Hoe kleiner het diafragma, des te groter de scherptediepte en des te scherper de achtergrond. Diafragma wordt gemeten in f / stops. Hogere diafragmawaarden geven kleinere diafragma's aan en kleinere diafragmawaarden geven grotere diafragma's aan. Digitale ESP (Electro-Selective Pattern) lichtmeting Bepaalt de belichting door het beeld in 49 gebieden te verdelen en de lichtsterkte in elk gebied te meten en te berekenen. DPOF (Digital Print Order Format) Dit is voor het opslaan van gewenste printinstellingen op digitale camera's. Door in te voeren welke beelden moeten worden geprint en hoeveel kopieën er moeten worden gemaakt, kan de gebruiker de beelden eenvoudig laten printen door een printer of printspeciaalzaak die het DPOF-formaat ondersteunt. Eénogige spiegelreflexcamera Een camera die een spiegel gebruikt om het licht dat binnenkomt door de lens reflecteert zodat het beeld kan controleren in de zoeker. Er is geen verschil tussen de compositie die gefotografeerd moet worden en de compositie die in de zoeker te zien is. EV (Exposure Value) (belichtingswaarde) Een systeem om de belichting te meten. EV 0 is als het diafragma op F1 staat en de sluitertijd 1 seconde is. De EV neemt met 1 toe, telkens als het diafragma met 1 F-stop toeneemt of de sluitertijd neemt met 1 toe. EV kan ook worden gebruikt om helderheid en ISO-instellingen aan te geven. ISO Internationale afkorting voor International Organization for Standardization. De gevoeligheid die in digitale camera's wordt gebruikt, is gebaseerd op dezelfde ISO-norm als die, die voor filmgevoeligheid wordt gebruikt. De gevoeligheid wordt aangeduid zoals bij "ISO 100". Hogere ISO-waarden duiden een hogere lichtgevoeligheid aan, zodat foto's zelfs onder slechte lichtomstandigheden gemaakt kunnen worden. JPEG (Joint Photographic Experts Group) Een compressieformaat voor stilstaande beelden in kleur. Foto's (beelden) die u met deze camera maakt, worden op de geheugenkaart opgeslagen in het formaat JPEG als de beeldkwaliteit is ingesteld op een andere stand dan [RAW]. Door deze beelden naar een computer te downloaden, kan de gebruiker ze bewerken met grafische applicatiesoftware of ze bekijken met behulp van een internetbrowser. Kleurruimte Een model dat kleuren beschrijft met behulp van meer dan drie coördinaten. Kleurenpaletten zoals sRGB, Adobe RGB worden soms gebruikt voor het coderen / reproduceren van kleuren. Kleurtemperatuur De spectrumbalans van verschillende witte lichtbronnen wordt aangeduid met een kleurtemperatuurwaarde – een natuurkundige meetwaarde die, bij een gloeilamp, ongeveer overeenkomt met de absolute temperatuur van de gloeidraad, op basis van de Kelvintemperatuurschaal (K). Hoe hoger de kleurtemperatuur, hoe voller de blauwe tinten en hoe bleker de rode tinten, en omgekeerd: hoe lager de kleurtemperatuur, hoe voller de rode tinten en hoe bleker de blauwe tinten. Het kan moeilijk zijn om kleuren te reproduceren als u binnen fotografeert bij TL-licht, of als er zowel zonlicht als TL-licht is. Uw camera is voorzien van een witbalansinstelling die u kunt gebruiken om vreemde effecten van kleurencombinaties die soms op uw foto's voorkomen, te compenseren. Lichtmeting met nadruk op het centrum Een lichtmetingsmethode of techniek die een gemiddelde van het centrum en de rand van het beeld gebruikt, maar meer gericht is op de informatie in het centrum van het beeld. Deze methode kan het beste worden gebruikt als de helderheid van het centrum en de rand van het beeld niet veel varieert. Zie tevens digitale ESP-meting en spotmeting. M-stand (Manual – handmatig) De gebruiker stelt zowel diafragma als sluitertijd in.
13 131 NL
Informatie
13 132 NL
NTSC (National Television Systems Committee) / PAL (Phase Alternating Line) Televisietypes. NTSC wordt voornamelijk gebruikt in Japan, Noord-Amerika en Korea. PAL wordt voornamelijk gebruikt in Europa en China. P-stand (programmagestuurd) Ook stand Programmagestuurd AE genoemd. De camera stelt automatisch de beste sluitertijd en het beste diafragma in voor de opname. PictBridge De norm die het u mogelijk maakt om digitale camera's en printers van verschillende fabrikanten op elkaar aan te sluiten en die u toelaat om foto's rechtstreeks van de camera te printen. Pixels Een pixel is de kleinste eenheid (punt) die wordt gebruikt om een beeld op te bouwen. Grotere heldere geprinte beelden vereisen miljoenen pixels. RAW Refereert aan "ruwe" gegevens, gegevens die niet zijn versterkt met een camera-optie zoals witbalans, scherpte, contrast, enz. Dit bestandstype is bedoeld voor het bekijken en bewerken met onze eigen software. Het is mogelijk dat u deze bestanden niet kunt openen of bewerken met andere grafische applicatiesoftware en deze bestanden kunnen niet worden geselecteerd voor DPOF-print. RAW-bestanden hebben de extensie orf (*.orf). S-stand (sluitertijdvoorkeuze) Ook stand Sluitertijdvoorkeuze AE genoemd. De gebruiker selecteert de sluitertijd en de camera varieert het diafragma automatisch, zodat de foto met de beste belichting wordt gemaakt. Scherptediepte Scherptediepte heeft betrekking op de afstand tussen het dichtstbijzijnde en het verste punt van "scherpte" op een foto. Sluimerstand Een modus die is ontwikkeld om de batterij te sparen. De camera gaat automatisch naar de sluimerstand als u hem een tijdje niet bedient. Om de sluimerstand te verlaten, drukt u op een willekeurige knop op de camera (ontspanknop, menuknop enz.). Spotmeting De meting wordt binnen een heel klein gebied rond het midden van het onderwerp uitgevoerd, dat in de zoeker wordt aangegeven door het spotmetingskader. Spotmeting is ideaal tijdens moeilijke lichtomstandigheden of als het belangrijke element van de foto (gezicht van het onderwerp) klein is. Gebruik spotmeting voor onderwerpen met tegenlicht, sporters of mensen op het podium. Zie ook digitale ESP-meting en lichtmeting met nadruk op het centrum. Stand AUTO Programmagestuurde stand AE (zie stand "P [programma]"). Aanvullend omvat deze stand het automatisch omhoog springen van de flitser bij het fotograferen onder slechte lichtomstandigheden. TFT (Thin-Film Transistor) kleurenmonitor Een kleurenmonitor die is ontwikkeld met behulp van thinfilm-technologie. TTL fasecontrast detectiesysteem Dit wordt gebruikt om de afstand tot het onderwerp te meten. De camera bepaalt of op het beeld wordt scherpgesteld met het gedetecteerde fasecontrast. TTL (Through-The-Lens) systeem (door de lens) Om de belichting in te stellen, meet een lichtsensor die in de camera is ingebouwd direct het licht dat door de lens komt. Verduistering (vignettering) Dit vindt plaats als een object een deel van het gezichtsveld verduistert, zodat het gehele onderwerp niet gefotografeerd wordt. Vignettering vindt ook plaats als het beeld gezien door de zoeker niet overeenkomt met de foto die door de objectieflens wordt gemaakt, zodat het gefotografeerde beeld objecten bevat die niet door de zoeker te zien zijn. Daarnaast kan vignettering plaatsvinden als er een onjuiste lenskap wordt gebruikt, waardoor schaduwen in de hoeken van het beeld verschijnen.
Technische gegevens Technische gegevens van de camera Soort camera Soort camera Lens Lensvatting Equivalente brandpuntsafstand op een kleinbeeldcamera
: Eénogige digitale spiegelreflexcamera met verwisselbaar lenssysteem : Zuiko Digital, Four Thirds-systeem lens : Four Thirds-lensvatting : ca. tweemaal de brandpuntsafstand van de lens
Beeldopneemelement Producttype Totale aantal pixels Aantal effectieve pixels Schermgrootte Breedte-hoogteverhouding
: : : : :
4/3" Live MOS-sensor ca. 11.800.000 pixels ca. 10.000.000 pixels 17,3 mm (h) x 13,0 mm (b) 1,33 (4:3)
: : : : : : : : :
Eénogige reflexzoeker op ooghoogte ca. 95% (voor gezichtsveld op opgenomen beelden) ca. 0,92x (-1 m-1, 50 mm lens, oneindig) ca. 14 mm vanaf het beschermglas (-1 m-1) -3,0 – +1,0 m -1 Halfdoorlatende vlug-terugspiegel als PREVIEW geregistreerd is met de <-knop Vast Verwisselbaar
Zoeker Producttype Gezichtsveld Vergroting van de zoeker Oogpunt Instelbereik dioptrieregelaar Breking optisch traject Scherptediepte Scherpstelscherm Oogdop
Live view (live bekijken) : Gebruikt Live MOS-sensor voor fotograferen : Gezichtsveld van 100 %
LCD-monitor Producttype Totaal aantal pixels
: 2,7" TFT kleuren-LCD : ca. 230.000 puntjes
Sluiter Producttype Sluiter
: Automatische spleetsluiter : 1/4000 – 60 sec., tijdopnamen
Autofocus Producttype Autofocuspunten
: TTL fasecontrast detectiesysteem / detectiesysteem beeldcontrast : 3-punts meervoudig AF (links, midden, rechts) 11-punts meervoudig AF: met [IMAGER AF] AF verlichtingsbereik : EV 0 – EV 19 (equivalent met ISO 100, bij kamertemperatuur 20° C, TTL fasecontrast detectiesysteem) Selectie van scherpstelpunt : Auto, Optioneel AF-lichtbron : De ingebouwde flitser zorgt voor licht Lichtmeetsysteem
Lichtmeetbereik Fotofuncties
: TTL volledig diafragma lichtmeetsysteem (1) Digitale ESP-meting (2) Lichtmeting met nadruk op het centrum (3) Spotmeting (ong. 2 % van het zoekerbeeld) : EV 1 – 20 (digitale ESP-meting, lichtmeting met nadruk op het centrum, spotmeting) (bij kamertemperatuur, 50 mm f2, ISO 100) : (1) AUTO : volautomatisch (2) P : Programma AE (programma-aanpassing mogelijk)
Informatie
Belichtingsregeling
13 133 NL
ISO-gevoeligheid Belichtingscorrectie
(3) A : Diafragmavoorkeuze AE (4) S : Sluitertijdvoorkeuze AE (5) M : Handmatig : 100 – 1600 : ±5 EV (1/3, 1/2, 1 EV-stap)
Witbalans Producttype Functie-instelling
: Beeldopneemelement : Auto, Vooraf ingestelde WB (8 instellingen), Voorkeursinstelling WB, WB met 1 knop
Opnemen Opslagmedium
: CF-kaart (compatibel met Type I en II) Microdrive (compatibel met FAT 16 / 32) xD-Picture Card Opslagsysteem : Digitaal opslagsysteem, JPEG (in overeenstemming met Design Rule for Camera File system [DCF]), RAW-gegevens Compatibel met de normen : Exif 2.2, Digital Print Order Format (DPOF), PRINT Image Matching III, PictBridge
Beelden weergeven Stand Weergeven Informatieweergave
: enkelbeeldweergave, gezoomd weergeven, indexweergave, beeld draaien, diashow, lichtbakweergave, kalenderweergave : Informatieweergave, histogramweergave
Sluiterfunctie Sluiterfunctie
: Enkelbeeldopnamen, repeterende opnamen, zelfontspanner, afstandbediening Repeterende opnamen : 3,5 beeld / sec. (max. aantal repeterende beelden dat kan worden opgeslagen: 8 beelden in RAW) Zelfontspanner : Vertragingstijd: 12 sec., 2 sec. Optische afstandsbediening : Vertragingstijd: 2 sec., 0 sec. (direct fotograferen) (RM-1 afstandsbediening [optioneel])
Flitser Synchronisatie Flitsregeling Bevestigingspunt externe flitser Draadloos flitsen
: Gesynchroniseerd met de camera op 1/180 sec. of minder : TTL-AUTO (TTL voorflitsfunctie), AUTO, MANUAL : Flitsschoen : Compatibel met het draadloze Olympus RC-flitssysteem
Externe connector USB-connector, VIDEO OUT-connector (multiconnector)
Stroomvoorziening Batterij
: Li-ionbatterij (BLM-1) x1
Afmetingen / gewicht Afmetingen Gewicht
: 136 mm (B) x 91,5 mm (H) x 68 mm (D) (exclusief uitstekende delen) : ca. 475 g (zonder batterij)
Bedrijfscondities Temperatuur
Informatie
13 134 NL
Relatieve vochtigheid
: 0° C – 40° C (bediening) / -20° C – 60° C (opslag) : 30 – 90% (bediening) / 10 – 90% (opslag)
Specificaties batterij / laadapparaat BLM-1 lithium-ionbatterij MODEL NO. Producttype Nominale spanning Nominale capaciteit Aantal keren laden en ontladen Omgevingstemperatuur Afmetingen Gewicht
: : : :
PS-BLM1 Oplaadbare lithium-ionbatterij DC 7,2 V 1500 mAh
: ca. 500 keer (afhankelijk van de gebruiksomstandigheden) : 0° C – 40° C (laden) -10° C – 60° C (bediening) -20° C – 35° C (opslag) : ca. 39 mm (B) x 55 mm (D) x 21,5 mm (H) : Ong. 75 g (zonder beschermkapje)
BCM-2 lithium-ionlaadapparaat MODEL NO. Nominaal ingangsvermogen Nominaal uitgangsvermogen Laadtijd Omgevingstemperatuur Afmetingen Gewicht
: PS-BCM2 : AC 100 V – 240 V (50 / 60 Hz) : DC 8,35 V. 400 mA : ca. 5 (kamertemperatuur: bij gebruik van de BLM-1) : 0° C – 40° C (bediening) / -20° C – 60° C (opslag) : ca. 62 mm (B) x 83 mm (D) x 26 mm (H) : Ong. 72 g (zonder AC-kabeltje)
WIJZIGINGEN IN TECHNISCHE GEGEVENS ZIJN VOORBEHOUDEN ZONDER VOORAFGAANDE KENNISGEVING OF VERPLICHTING VAN DE ZIJDE VAN DE FABRIKANT.
Informatie
13 135 NL
Lijst E-systeem Standaardlens
ZUIKO DIGITAL 17,5-45 mm 1:3.5-5.6 Standaardzoom (alleen verkrijgbaar in speciale kit)
ZUIKO DIGITAL ED 14-42 mm 1:3.5-5.6 Standaardzoom Combineerbaar met
Combineerbaar met
EC-14*/ EC-20*
EX-25* Tussenring alleen bij 25-42 mm
Combineerbaar met
Combineerbaar met
EC-14*/ EC-20*
EX-25* Tussenring alleen bij 28-45 mm
Teleconverter
EC-14*/ EC-20*
EX-25*
Teleconverter
Tussenring alleen bij 50-180 mm
Teleconverter
TF-22
TF-22
Dubbele flitser met adapterring 52 mm tot 67 mm/72 mm
Dubbele flitser met adapterring 62 mm tot 67 mm/72 mm
Standaardlens
ZUIKO DIGITAL ED 70-300 mm 1:4.0-5.6 Super telefoto-zoom
ZUIKO DIGITAL ED 18-180 mm 1:3.5-6.3 Superzoom (10x)
ZUIKO DIGITAL 25 mm 1:2.8 Pancake Vaste focuslens Combineerbaar met
ZUIKO DIGITAL 11-22 mm 1:2.8-3.5 Wijde zoom
ZUIKO DIGITAL 35 mm 1:3.5 Macrolens Combineerbaar met
Combineerbaar met
ZUIKO DIGITAL ED 12-60 mm 1:2.8-4.0 SWD Standaardzoom Combineerbaar met
EX-25*
EC-14*/EC-20*
EX-25*
EC-14/EC-20
EX-25*
EC-14**/EC-20*
EC-14/EC-20**
TF-22
EX-25*
EC-14/EC-20*
Teleconverter
Tussenring
Teleconverter
Tussenring
Teleconverter f-25 cm
Teleconverter
Twin Flash
Tussenring alleen bij 60 mm
Teleconverter
RF-11
TF-22
Ringflitser met FR-1
Dubbele flitser met FR-1
Top Pro Lens
Combineerbaar met
Informatie NL
EC-14*/ EC-20* Teleconverter
Tussenring
ZUIKO DIGITAL 14-54 mm 1:2.8 -3.5 Standaardzoom
136
Combineerbaar met
EX-25* Tussenring
Pro lens
Pro lens
13
ZUIKO DIGITAL ED 40-150 mm 1:4.0-5.6 Telefoto-zoom
ZUIKO DIGITAL ED 50-200 mm 1:2.8-3.5 SWD Telefoto-zoom Combineerbaar met
ZUIKO DIGITAL ED 8 mm 1:3.5 Visooglens
ZUIKO DIGITAL ED 50 mm 1:2.0 Macrolens
Combineerbaar met
ZUIKO DIGITAL ED 7-14 mm 1:4.0 Superwijde zoom
Combineerbaar met
Combineerbaar met
EX-25*
EC-14/EC-20**
EX-25*
EC-14/EC-20**
EC-14/EC-20*
EX-25
EC-14/EC-20
EC-14/EC-20*
Tussenring alleen bij 54 mm
Teleconverter
Tussenring
Teleconverter
Teleconverter
Tussenring
Teleconverter
Teleconverter
RF-11
TF-22
RF-11
TF-22
Ringflitser
Dubbele flitser
Ringflitser met FR-1
Dubbele flitser met FR-1
RF-11
TF-22
Ringflitser
Dubbele flitser
Top Pro Lens
ZUIKO DIGITAL ED 14-35 mm 1:2.0 SWD Standaardzoom Combineerbaar met
ZUIKO DIGITAL ED 35-100 mm 1:2.0 Telefoto-zoom Combineerbaar met
ZUIKO DIGITAL ED 90-250 mm 1:2.8 Telefoto-zoom Combineerbaar met
ZUIKO DIGITAL ED 150 mm 1:2.0 Vaste focuslens
ZUIKO DIGITAL ED 300 mm 1:2.8 Vaste focuslens
Combineerbaar met
Combineerbaar met
EC-14/EC-20
EX-25*
EC-14/EC-20
EX-25*
EC-14/EC-20
EX-25*
EC-14/EC-20
EX-25*
EC-14/EC-20
Teleconverter
Tussenring alleen bij 60-100 mm
Teleconverter
Tussenring
Teleconverter
Tussenring
Teleconverter
Tussenring
Teleconverter
Inclusief set losse filters
Afstandsbediening
Adapter
ZUIKO DIGITAL 1,4x Teleconverter EC-14
ZUIKO DIGITAL 2,0x Teleconverter EC-20
EX-25
MF-1
RM-1
RM-UC1
Tussenring
OM-adapter
Afstandsbediening
Kabeltje met afstandsbediening
Flitser
SRF-11 Ringflitser-set (incl. FC-1 / RF-11)
FL-CB05
RF-11
Flitserkabeltje
Ringflitser
FL-50R
FL-36R
FL-20
Draadloze flitser
Draadloze flitser
Flitser
FC-1
FR-1
Controller macroflitser
Adapterring flitser voor 35/50 mm macro
TF-22 Dubbele flitser
FLBA-1
FLRA-1
FLST-1
Flits diffuser (incl. met FL-50R)
Flitser reflectoradapter (incl. bij FL-50R)
Flitserstandaard (incl. bij FL-50R en FL-36R)
FL-CB02 Flitserkabeltje
SHV-1
STF-22
Hoogspanningsset flitser (incl. HV-1 / BN-1 / AC-2)
Dubbele flitserset (incl. FC-1 / TF-22)
FP-1*** Flitser Power handgreep (incl. FL-CB02) voor FL-50R/ RF-11/TF-22
Onderwaterbehuizing
PT-E05
HV-1
BN-1
AC-2
Hoogspanningsblok
Ni-MH batterijblok
Lichtnetadapter
Leren schouderbanden
Tassen E-systeem
Tas E-systeem
Professionele rugzak E-systeem
E-systeem rugzak
Schoudertas E-systeem
CSS-S101L CSS-S102L CSS-S103L CSS-S104L Zwart
Wit
Bruin
Donkerbruin
Energievoorziening
BCM-1
BCM-2
LBH-1
Li-ionbatterijblok
Snelle li-ionbatterijlader
Li-ionbatterijlader
Li-ionbatterijhouder (voor 3x CR123A)
Compacttas E-systeem
Leren tas voor E-400 serie
Oogkapjes
DE-P3
DE-N3
EP-5
EP-6
EP-7
ME-1
VA-1
Oogkapje Dioptrie +3
Oogkapje Dioptrie –3
Oogkapje (Standard)
Oogkapje
Oogkapje incl. bij E-3
Oogkapje met loep
Hoekzoeker
*Alleen bij MF ** AF mogelijk bij gebruik van middenbeeld *** Alleen bij FR-1 Technische gegevens en uiterlijk voorbehouden zonder voorafgaande kennisgeving of enige verplichting van de zijde van de fabrikant.
Informatie
BLM-1
13 137 NL
VEILIGHEIDSMAATREGELEN LET OP GEVAAR VOOR ELEKTRISCH SCHOK – NIET OPENEN LET OP: OM HET GEVAAR VOOR EEN ELEKTRISCHE SCHOK TE VOORKOMEN, MAG DE BEHUIZING (OF ACHTERKANT) NIET VERWIJDERD WORDEN. IN DE CAMERA BEVINDEN ZICH GEEN ONDERDELEN WAARAAN U ONDERHOUD KUNT VERRICHTEN. LAAT DAT OVER AAN ERKENDE SERVICETECHNICI VAN OLYMPUS.
Een driehoek met daarin een uitroepteken vestigt uw aandacht op belangrijke aanwijzingen in de bij deze camera geleverde documentatie ten aanzien van de bediening en het onderhoud ervan. GEVAAR
Gebruikt u deze camera zonder acht te slaan op de onder dit symbool verstrekte informatie, dan kan dat ernstig letsel of de dood tot gevolg hebben.
WAARSCHUWING
Gebruikt u deze camera zonder acht te slaan op de onder dit symbool verstrekte informatie, dan kan dat letsel of de dood tot gevolg hebben.
LET OP
Gebruikt u deze camera zonder acht te slaan op de onder dit symbool verstrekte informatie, dan kan dat licht persoonlijk letsel, schade aan apparatuur, of het verlies van waardevolle gegevens tot gevolg hebben.
WAARSCHUWING ! STEL DE CAMERA, OM GEVAAR VOOR BRAND OF ELEKTRISCHE SCHOK TE VOORKOMEN, NOOIT BLOOT AAN WATER, GEBRUIK DE CAMERA OOK NIET IN OMGEVINGEN MET ZEER HOGE VOCHTIGHEID EN DEMONTEER HEM NIET.
Algemene voorzorgsmaatregelen
Informatie
13 138 NL
Lees alle gebruiksaanwijzingen – Lees, voordat u het apparaat gaat gebruiken, alle gebruiksaanwijzingen. Bewaar alle handleidingen en documentatie om deze later nog eens te kunnen raadplegen. Reinigen – Trek voordat u het apparaat gaat reinigen altijd eerst de stekker uit het stopcontact. Gebruik uitsluitend een vochtige doek om het apparaat te reinigen. Gebruik nooit vloeibare of aërosole reinigingsmiddelen, of welk soort organische oplosmiddelen dan ook, om het apparaat te reinigen. Accessoires – Gebruik voor uw veiligheid en om beschadigingen aan dit product te voorkomen, uitsluitend de door Olympus aanbevolen accessoires. Water en vocht – Voor de voorzorgsmaatregelen bij het gebruik van weerbestendig uitgevoerde producten raadpleegt u de desbetreffende paragrafen over de weerbestendigheid. Plaats van opstelling – Bevestig het product op een statief, standaard of beugel om beschadigingen te voorkomen. Elektrische voedingsbron – Sluit de camera uitsluitend aan op de in de technische gegevens beschreven elektrische voedingsbron. Vreemde voorwerpen – Steek om persoonlijk letsel te voorkomen, nooit een metalen voorwerp in de camera. Hitte – Gebruik of berg de camera nooit op in de buurt van een warmtebron zoals een radiator, verwarmingsrooster, kachel of enig ander apparaat of toestel dat warmte ontwikkelt, met inbegrip van stereo-versterkers.
Voorzorgsmaatregelen bij de omgang met het product WAARSCHUWING ( Gebruik de camera niet in de buurt van brandbare of explosieve gassen. ( Gebruik de flitser en LED nooit bij personen (zuigelingen, kleine kinderen, enz.) die zich dichtbij bevinden. • U moet zich minimaal op 1 m afstand van de gezichten van de te fotograferen personen bevinden. Het te dicht bij de ogen van de te fotograferen personen flitsen kan tijdelijk gezichtsverlies veroorzaken. ( Houd de camera uit de buurt van kleine kinderen en zuigelingen. • Gebruik en berg de camera altijd op buiten het bereik van kleine kinderen en zuigelingen omdat anders de volgende gevaarlijke situaties kunnen ontstaan die ernstig letsel kunnen veroorzaken: • Verward raken in de riem van de camera, wat verstikking tot gevolg kan hebben. • Per ongeluk inslikken van de batterijen, kaartjes of andere kleine onderdelen. • Per ongeluk ontsteken van de flitser terwijl ze in de flitser kijken of vlak voor de ogen van andere kinderen. • Per ongeluk letsel oplopen door bewegende delen van de camera. ( Kijk met de camera niet recht in de zon of in het licht van sterke lichtbronnen. ( Gebruik en berg de camera niet op in stoffige of vochtige ruimten. ( Dek de flitser, op het moment dat die ontsteekt, niet af met uw hand.
LET OP ( Bespeurt u in de buurt van de camera ongewone geuren, vreemde geluiden of rook, gebruik de camera dan onmiddellijk niet meer. • Haal de batterijen nooit met blote handen uit de camera omdat u zich dan kunt branden. ( Gebruik de camera niet met natte handen. ( Laat de camera nooit achter op plaatsen waar deze aan extreem hoge temperaturen kan worden blootgesteld. • Doet u dat toch, dan kan daardoor de kwaliteit van bepaalde onderdelen achteruit gaan en in sommige gevallen zelfs brand worden veroorzaakt. Gebruik het laadapparaat niet als het is bedekt (bijvoorbeeld een deken). Hierdoor kan oververhitting en uiteindelijk zelfs brand ontstaan. ( Behandel de camera met zorg om te voorkomen dat u verbrandingen oploopt. • Omdat de camera metalen onderdelen bevat, kan oververhitting ontstaan en kunt u zich branden. Let daarom op het volgende: • Gebruikt u de camera lang achtereen, dan kan hij heet worden. Hanteert u de camera in deze toestand, dan kan dat een verbranding veroorzaken. • Op plaatsen waar extreem lage temperaturen kunnen optreden, kan de temperatuur van het camerahuis lager worden dan de omgevingstemperatuur. Draag waar mogelijk handschoenen als u de camera bij lage temperaturen hanteert. ( Wees voorzichtig met de camerariem. • Let op de camerariem terwijl u de camera met u meedraagt. De riem kan achter een vreemd voorwerp blijven haken en zo ernstige schade veroorzaken.
Voorzorgsmaatregelen bij de omgang met batterijen Volg onderstaande belangrijke richtlijnen op om te voorkomen dat batterijen gaan lekken, oververhit raken, ontbranden, exploderen of elektrische schokken of verbrandingen veroorzaken.
GEVAAR Informatie
• De camera gebruikt een door Olympus voorgeschreven lithium-ionbatterij. Laad de batterij op met het voorgeschreven laadapparaat. Gebruik geen andere laadapparaten. • Probeer nooit batterijen te verhitten en gooi ze ook niet in het vuur. • Tref voorzorgsmaatregelen bij het vervoeren of opbergen van batterijen om te voorkomen dat ze in aanraking komen met metalen objecten, zoals sieraden, pennen, paperclips, enzovoort. • Berg batterijen nooit op op plaatsen waar ze blootgesteld kunnen worden aan direct zonlicht of aan hoge temperaturen, zoals in een afgesloten auto in de zon, in de buurt van warmtebronnen, enzovoort. • Volg altijd alle aanwijzingen met betrekking tot het gebruik van batterijen zorgvuldig op, om te voorkomen dat de batterijen gaan lekken of de contacten ervan beschadigd raken. Probeer nooit batterijen uit elkaar te halen of op een of andere manier aan te passen, bijvoorbeeld door er aan te solderen, enzovoort. • Is batterijvloeistof in uw ogen terecht gekomen, spoel uw ogen dan onmiddellijk overvloedig met schoon, stromend water en raadpleeg onmiddellijk een arts. • Berg batterijen altijd op buiten het bereik van kleine kinderen. Als een kind per ongeluk een batterij heeft doorgeslikt, raadpleeg dan onmiddellijk een arts.
13 139 NL
WAARSCHUWING • Houd batterijen altijd droog. • Gebruik om te voorkomen dat batterijen gaan lekken, oververhit raken, brand veroorzaken of exploderen, uitsluitend het voor dit product aanbevolen type batterijen. • Plaats de batterijen voorzichtig, zoals beschreven in de gebruiksaanwijzing, in de camera. • Indien de oplaadbare batterijen niet binnen de vastgestelde tijd opgeladen zijn, laad de batterijen dan niet verder op en gebruik ze niet meer. • Gebruik geen batterij die gebarsten of gebroken is. • Is een batterij gaan lekken, verkleurd of vervormd, of gedraagt de batterij zich op een of andere manier afwijkend, gebruik de camera dan niet meer. • Als er batterijvloeistof op uw kleding terecht is gekomen, trek het kledingstuk dan uit en spoel het onmiddellijk met schoon, stromend, koud water. Raadpleeg onmiddellijk een arts wanneer de vloeistof met uw huid in aanraking is gekomen. • Stel batterijen nooit bloot aan zware schokken of ononderbroken trillingen.
LET OP • Controleer de batterij voor het opladen altijd op lekkage, verkleuringen, vervormingen of andere afwijkingen. • Tijdens langdurig gebruik kunnen de batterijen heet worden. Verwijder de batterij nooit onmiddellijk na gebruik van de camera om kleine brandwonden te voorkomen. • Denkt u de camera langere tijd achtereen niet te gebruiken, haal de batterijen er dan uit. • Deze camera gebruikt een door Olympus voorgeschreven lithium-ionbatterij. Gebruik geen ander type batterij. Lees de handleiding voor de batterij zorgvuldig door voor een veilig en juist gebruik. • Er kan een storing in het contact optreden als de polen van de batterij nat of vettig zijn. Droog de batterij voor gebruik goed met een droge doek. • Laad de batterij altijd op als deze voor het eerst wordt gebruikt of als deze langere tijd niet gebruikt is. • Probeer de camera en de reservebatterij zo warm mogelijk te houden, indien de camera wordt gebruikt met batterijvoeding bij een lage temperatuur. Het is mogelijk dat een batterij die is leeggeraakt bij lage temperaturen, weer herstelt als deze de kamertemperatuur aanneemt. • Het aantal foto's dat u kunt maken, is afhankelijk van de lichtomstandigheden of van de batterij. • Schaf voordat u een lange reis maakt voldoende reservebatterijen aan, zeker als u naar het buitenland gaat. Het is mogelijk dat het aanbevolen type batterij in het buitenland niet verkrijgbaar is. • Zorg ervoor dat de batterijen gerecycled worden om de natuurlijke hulpbronnen te ontzien. Zorg er bij de afvoer van lege batterijen voor, dat de polen zijn afgedekt en neem altijd de plaatselijke voorschriften en regelgeving in acht.
Let op de werkomgeving
Informatie
13 140 NL
• Laat de camera, ter bescherming van de hoge-precisietechnologie die er aan ten grondslag ligt, nooit achter op de hieronder genoemde plaatsen, niet tijdens gebruik en niet tijdens opslag: • Plaatsen met hoge temperaturen en/of relatieve vochtigheid of plaatsen waar extreme fluctuaties in de temperatuur optreden. Direct zonlicht, aan het strand, in een afgesloten auto, of in de buurt van warmtebronnen (kachels, radiatoren, enzovoort) of luchtbevochtigers. • In zanderige of stoffige omgevingen. • In de buurt van brandbare stoffen of explosieven. • In natte ruimten, zoals in de badkamer of in de regen. Lees, ook als u een weerbestendig product gebruikt, de handleiding aandachtig door. • In ruimten waar sterke trillingen kunnen optreden. • Laat de camera niet vallen en stel hem niet bloot aan zware schokken of trillingen. • Als de camera op een statief bevestigd is, stelt u de positie van de camera met de statiefkop in. Verdraai de camera niet. • Laat de camera niet achter met de lens op de zon gericht. Daardoor kan de lens of het sluitergordijn beschadigd raken en kunnen kleurvervalsing of nevenbeelden op het beeldopneemelement optreden en kan zelfs brand ontstaan. • Laat de elektrische contacten van de camera en verwisselbare lenzen ongemoeid. Denk eraan het kapje erop te doen als u de lens verwijdert. • Haal de batterijen uit de camera als u denkt de camera langere tijd achtereen niet te gebruiken. Kies een koele, droge plaats om de camera op te bergen om condensvorming of schimmelvorming in de camera te voorkomen. Is de camera langere tijd opgeborgen geweest, dan schakelt u deze in en controleert u de juiste werking door de ontspanknop in te drukken. • Houd u altijd aan de beperkingen die gesteld zijn aan de omgevingscondities zoals die zijn beschreven in de handleiding van de camera.
LCD-monitor • Oefen geen overmatige kracht uit op de monitor. Hierdoor kan het beeld vaag worden, waardoor een storing in de weergave of beschadigingen aan de monitor veroorzaakt kunnen worden. • Langs onder- en bovenrand van het monitorbeeld kan een heldere band verschijnen, maar dat wijst niet op een defect. • Kijkt u met de camera schuin naar een object, dan kunnen de contouren van het beeld er op de monitor gerafeld uitzien, maar dat wijst niet op een defect. Met de camera in de stand Weergeven is dit verschijnsel minder opvallend. • Op plaatsen waar lage temperaturen kunnen optreden kan het enkele momenten duren voordat de LCD-monitor oplicht of kunnen tijdelijke kleurverschuivingen optreden. Gebruikt u de camera op extreem koude plaatsen, dan is het goed om de camera tussen de opnamen op een warme plaats op te bergen. Een LCD-monitor die slecht presteert als gevolg van lage temperaturen herstelt zich weer zodra de temperatuur weer normale waarden aanneemt. • Het LCD dat voor de monitor wordt gebruikt, is met hoge-precisietechnologie gemaakt. Er kunnen echter zwarte of lichte punten op de LCD-monitor verschijnen. Als gevolg van de karakteristieke eigenschappen van de monitor of van de hoek waaronder u het beeld op de monitor bekijkt, zijn deze punten niet gelijk in kleur en helderheid. Dit wijst echter niet op een defect.
Lens • • • • • • •
Niet onderdompelen in water of nat laten worden. Niet laten vallen of geweld op de lens uitoefenen. Houd het beweegbare deel van de lens niet vast. Raak het lensoppervlak niet direct aan. Raak de contactpunten niet direct aan. Niet blootstellen aan abrupte temperatuurwijzigingen. Het temperatuurbereik voor bediening is -10° C – 40° C. Gebruik de camera altijd binnen dit temperatuurbereik.
Wettelijke en andere bepalingen • Olympus geeft geen enkele garantie of waarborg ten aanzien van mogelijke kosten of van winstverwachtingen door rechtmatig gebruik van dit apparaat, of van aanspraken van derden, die voortvloeien uit ondeskundig gebruik van dit apparaat. • Olympus geeft geen enkele garantie of waarborg ten aanzien van mogelijke kosten of van winstverwachtingen door rechtmatig gebruik van dit apparaat die voortvloeien uit het verloren gaan van beeldgegevens.
Beperkte aansprakelijkheid • Olympus geeft geen enkele garantie of waarborg, noch uitdrukkelijk noch stilzwijgend aanvaard, ten aanzien van of met betrekking tot de inhoud van dit geschreven materiaal of van de software en kan in geen enkel opzicht aansprakelijk worden gesteld voor enige stilzwijgende garantie met betrekking tot de verkoopbaarheid of de geschiktheid voor enige specifiek doel of voor enige directe, indirecte, zwaarwegende, bijkomstige of andere schade (met inbegrip van en niet beperkt tot schade door derving van inkomsten of verlies van zakelijke winsten, onderbreking van zakelijke activiteiten en verlies van zakelijke informatie) die voortvloeien uit het gebruik van of niet kunnen gebruiken van het geschreven materiaal of van de software of van de apparatuur. Sommige landen accepteren een dergelijke uitsluiting of beperking op de aansprakelijkheid voor directe of indirecte schade niet, zodat de hierboven opgesomde beperkingen mogelijk op uw situatie niet van toepassing zijn. • Olympus behoudt zich alle rechten van deze handleiding voor.
Waarschuwing
Betreffende het copyright Alle rechten voorbehouden. Niets van dit geschreven materiaal of van deze software mag zonder vooraf verkregen schriftelijke toestemming van Olympus op geen enkele wijze of langs welke elektronische of mechanische weg dan ook, met inbegrip van fotokopiëren, het langs elektronische weg vastleggen en het gebruik van informatieopslag en informatiezoeksystemen, worden gebruikt of gereproduceerd. Olympus aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor de in deze handleiding of in de software besloten informatie, of voor schade die kan voortvloeien uit het gebruik van de in deze handleiding of in de software besloten informatie. Olympus behoudt zich het recht voor de uitvoering en de inhoud van deze handleiding te wijzigen zonder voorafgaande kennisgeving of enige verplichting.
Informatie
Fotograferen of gebruik van materiaal waarop het auteursrecht van toepassing is kan schending van het auteursrecht betekenen. Olympus aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor ongeautoriseerd fotograferen, voor het gebruik van de apparatuur of voor handelingen die in strijd zijn met de rechten van belanghebbenden.
13 141 NL
FCC-voorschriften • Storing in radio- en televisieontvangst Wijzigingen of aanpassingen waarvoor de fabrikant niet uitdrukkelijk toestemming heeft verleend, kunnen het recht van de gebruiker om dit apparaat te gebruiken ongeldig maken. Dit apparaat werd getest en is gebleken te voldoen aan de eisen voor digitale apparatuur Class B volgens Part 15 van de FCC Rules. Deze eisen werden opgesteld om een redelijke bescherming te bieden tegen schadelijke storingen in huisinstallaties. Dit apparaat genereert en werkt met hoogfrequentenergie, kan die ook uitstralen en kan, indien niet geïnstalleerd en gebruikt in overeenstemming met de aanwijzingen, hinderlijke storingen in radioapparatuur veroorzaken. Er wordt echter geen enkele garantie gegeven dat in een bepaalde installatie geen storingen zouden kunnen optreden. Als dit apparaat radio- en televisieontvangst hinderlijk stoort, wat kan worden bepaald door het apparaat uit en weer in te schakelen, wordt de gebruiker geadviseerd te trachten de storing op te heffen door een of meer van de volgende maatregelen te treffen: – Richt de ontvangstantenne anders of verplaats deze. – Vergroot de afstand tussen apparaat en ontvanger. – Sluit het apparaat aan op een stopcontact van een andere groep dan die waarop de ontvanger is aangesloten. – Raadpleeg voor hulp de dealer of een ervaren radio / televisie-technicus. Voor het aansluiten van de camera op een personal computer (PC) mag uitsluitend het door OLYMPUS bij de camera geleverde USB-kabeltje worden gebruikt.
U dient zich er wel van bewust te zijn dat eventuele onoordeelkundig aangebrachte wijzigingen of modificaties van het apparaat, het recht van de gebruiker om dit apparaat te gebruiken ongeldig maken.
Gebruik uitsluitend toepassingsgerichte oplaadbare batterijen en batterijlader We adviseren u om uitsluitend de originele toepassingsgerichte oplaadbare batterijen en batterijlader van Olympus bij deze camera te gebruiken. Het gebruik van niet originele oplaadbare batterijen en/of batterijlader kan brand of persoonlijk letsel veroorzaken als gevolg van lekken, verhitting, ontbranding of beschadiging van de batterij. Olympus stelt zich niet aansprakelijk voor ongelukken of beschadigingen die voortkomen uit het gebruik van batterijen en/of batterijlader die geen originele Olympus-accessoire zijn.
Voor klanten in Noord- en Zuid-Amerika Voor klanten in de VS Verklaring van conformiteit Modelnummer : E-520 Handelsnaam : OLYMPUS Verantwoordelijke partij : Adres : 3500 Corporate Parkway, P.O. Box 610, Center Valley, PA 18034-0610, USA Telefoonnummer : 484-896-5000 Getest op naleving van FCC-normen VOOR GEBRUIK THUIS OF OP KANTOOR
Informatie
13 142 NL
Dit apparaat voldoet aan Part 15 van de FCC rules. Bediening is afhankelijk van de volgende twee voorwaarden: (1) Dit apparaat mag geen hinderlijke storingen veroorzaken. (2) Dit apparaat moet elke ontvangen storing accepteren, inclusief storing die onbedoelde bediening kan veroorzaken.
Voor klanten in Canada Dit digitale apparaat Class B voldoet aan alle eisen van de Canadian Interference-Causing Equipment Regulations.
Voor klanten in Europa Het waarmerk "CE" garandeert dat dit product voldoet aan de richtlijnen van de EU (Europese Unie) wat betreft veiligheid, gezondheid, milieu-aspecten en bescherming van de gebruiker. Apparaten met het waarmerk "CE" zijn bedoeld voor de Europese markt. Dit symbool [doorgekruiste verrijdbare afvalbak volgens WEEE Annex IV] geeft de gescheiden inzameling van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur in de landen van de EU aan. Gooi het apparaat a.u.b. niet bij het gewone huisvuil. Maak a.u.b. gebruik van het inzamelsysteem dat in uw land beschikbaar is voor de afvoer van dit product.
Garantiebepalingen
Informatie
1. Indien dit product gebreken vertoont, hoewel het op de juiste wijze gebruikt wordt (in overeenstemming met de meegeleverde documentatie Voorzichtig gebruik en gebruiksaanwijzingen), wordt dit product, gedurende een periode van twee jaar vanaf de datum van aankoop, bij een geautoriseerde Olympus-dealer binnen het zakengebied van Olympus Imaging Europa GmbH zoals bepaald op de website: http://www.olympus.com, gerepareerd of, naar Olympus' keuze, kosteloos vervangen. Voor aanspraak op deze garantie dient de klant, voor afloop van de garantieperiode van twee jaar, het product en deze garantieverklaring mee te nemen naar de dealer waar het product aangeschaft is of iedere andere servicedienst van Olympus binnen het zakengebied van Olympus Imaging Europa GmbH zoals bepaald op de website: http://www.olympus.com. Tijdens de World Wide Warranty-periode van één jaar kan de klant het product terugbrengen naar iedere servicedienst van Olympus. Let erop dat niet in alle landen een dergelijke servicedienst van Olympus gevestigd is. 2. De klant dient het product op eigen risico naar de dealer of de geautoriseerde servicedienst van Olympus te brengen en hij draagt zelf de kosten die ontstaan bij het transport van het product. 3. Deze garantie geldt niet in onderstaande gevallen. De klant is zelf verantwoordelijk voor de reparatiekosten, zelfs indien deze gebreken optreden tijdens de hierboven vermelde garantieperiode. (a) Elk gebrek dat optreedt wegens onoordeelkundig gebruik (zoals handelingen die niet worden genoemd in Voorzichtig gebruik of andere delen van de gebruiksaanwijzing, etc.) (b) Elk gebrek dat optreedt wegens een reparatie, wijziging, reiniging, etc. die niet is uitgevoerd door Olympus of een geautoriseerde servicedienst van Olympus. (c) Gebreken of beschadigingen die ontstaan bij het transporteren, door vallen, stoten, etc. na aankoop van het product. (d) Gebreken of beschadigingen die ontstaan door een brand, aardbeving, overstroming, blikseminslag, andere natuurrampen, milieuvervuiling en onregelmatige spanningsbronnen. (e) Elk gebrek dat optreedt wegens onzorgvuldige of ongeschikte opslag (zoals opbergen op een plaats die is blootgesteld aan hoge temperaturen en relatieve vochtigheid, nabij insectenwerende middelen zoals naftaleen of schadelijke stoffen, etc.), ondeskundig onderhoud, etc. (f) Elk gebrek dat optreedt wegens lege batterijen, etc. (g) Elk gebrek dat ontstaat doordat zand, modder, etc. in de behuizing van het product is gekomen. (h) Indien deze garantieverklaring niet wordt meegeleverd met het product. (i) Indien de garantieverklaring op een of andere wijze gewijzigd wordt met betrekking tot het jaar, de maand en de datum van aankoop, de naam van de klant, de naam van de dealer, en het serienummer. (j) Indien geen bewijs van aankoop bij deze garantieverklaring gevoegd wordt. 4. Deze garantie is uitsluitend op het product van toepassing; de garantie is niet van toepassing op ieder ander toebehoren, zoals de behuizing, de camerariem, het lenskapje en de batterijen. 5. Olympus' enige verplichting onder deze garantie is beperkt tot het repareren of vervangen van het product. Iedere verplichting voor verlies of beschadiging, indirect of voortvloeiend, op enigerlei wijze opgelopen door de klant vanwege een gebrek in het product, en met name alle soorten verlies of schade veroorzaakt in lenzen, fotorolletjes, andere uitrusting of toebehoren dat bij het product hoort of ieder soort verlies dat het resultaat is van een vertraagde reparatie of gegevensverlies, is uitgesloten. Deze bepalingen hebben geen invloed op de wettelijke dwingende regelgeving.
13 143 NL
Opmerkingen met betrekking tot het onderhoud 1. Deze garantie geldt uitsluitend, indien de garantieverklaring naar behoren is uitgevoerd door Olympus of een geautoriseerde dealer of indien andere documenten voldoende bewijskrachtig zijn. Controleer daarom of uw naam, de naam van de dealer, het serienummer en het jaar, de maand en datum van aankoop volledig zijn ingevuld, of dat de originele factuur of de bon (met vermelding van de naam van de dealer, de datum van aankoop en het producttype) aan deze garantieverklaring is toegevoegd. Olympus behoudt zich het recht voor om kostenloze dienstverlening te weigeren, indien noch de garantieverklaring volledig is ingevuld, noch het bovengenoemde document toegevoegd is of indien de informatie die daar in staat onvolledig of niet leesbaar is. 2. Aangezien deze garantieverklaring niet nogmaals verstrekt wordt, dient deze op een veilige plek bewaard te worden. • Raadpleeg de lijst op de website: http://www.olympus.com voor het geautoriseerde, internationale servicenetwerk van Olympus.
Handelsmerken • • • • •
IBM is een gedeponeerd handelsmerk van International Business Machines Corporation. Microsoft en Windows zijn gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation. Macintosh is een handelsmerk van Apple Inc. xD-Picture Card™ is een handelsmerk. De functie "Schaduwaanpassingstechniek" bevat gepatenteerde technologieën van Apical Limited.
• Alle andere genoemde bedrijfs- en productnamen zijn gedeponeerde handelsmerken en/of handelsmerken van de betreffende rechthebbenden. • De in deze handleiding genoemde normen voor camera bestandssystemen zijn de door de Japan Electronics and Information Technology Industries Association (JEITA) opgestelde "Design Rule for Camera File System / DCF"-normen.
Informatie
13 144 NL
Index Symbolen A ........................................................... 90 CU / HI .............................................. 96 w+F ............................................................ 93 8 (Piepgeluid) ............................................... 91 o (Beeldstabilisator) ..................................... 58 W (Taalkeuze) ........................................... 96 #SLOW LIMIT ............................................... 93 # X-SYNC. .................................................... 93 < CUSTOM ................................................... 92 < EASY ......................................................... 92 Y Custom Menu 1 ........................................ 128 Z Custom Menu 2 ........................................ 130 ; FUNCTION............................................... 89 j FUNCTION ............................................... 90 j / < / Y ...................................................... 90 P HOME ..................................................... 89 n LOCK ...................................................... 90 q Weergavemenu ...................................... 128 # RC-flitsstand .............................................. 74 K SET........................................................... 94 W Fotografeermenu 1 ................................... 127 X Fotografeermenu 2 ................................... 127 a AF / MF ....................................................... 87 b BUTTON / DIAL .......................................... 87 c RELEASE/ j .......................................... 91 d DISP / 8 / PC ........................................... 91 e EXP / e / ISO ......................................... 92 f # CUSTOM................................................ 93 g K / COLOR / WB .................................... 93 h RECORD / ERASE ..................................... 94 i K UTILITY ................................................ 96 h VIVID ......................................................... 65 i NATURAL .................................................. 65 j MUTED ...................................................... 65 ZPORTRAIT ................................................. 65 4 h TIMER ...................................................... 91
A Aantal pixels ............................................. 60, 94 Adobe RGB .................................................... 94 AE BKT ........................................................... 49 AE bracketing (belichting variëren)................. 49 AEL / AFL ....................................................... 88 AEL / AFL MEMO ........................................... 89 AELMeting ...................................................... 93 AE-lock ........................................................... 48 AF AREA .................................................. 53, 90 AF ILLUMINAT. ............................................... 87 AF MODE ................................................. 51, 90 AF SENSOR ................................................... 37 Afstandsbediening< ........................................ 56 ALL > ........................................................ 93
ALL ERASE .....................................................86 ANTI-SHOCKz .............................................58 AUTO POP UP ................................................93 Autoflitsen AUTO .............................................68 Autofocus ................................................54, 109 Autofocusveld ..................................................53 AUTO-opnamen AUTO .....................................4
B B (Basis) ..................................................60, 112 B&W FILTER ...................................................66 BACKLIT LCD .................................................91 Batterij ..................................................... 11, 119 BEACH&SNOW g ..........................................5 Beelden beveiligen 0 ..................................85 Beelden roteren y ..........................................81 Beeldkwaliteit K ..............................60, 61, 125 BEELDSTABILISATOR o ..............................58 Belichtingscorrectie F ....................................47 BLACK & WHITE .............................................83 BULB FOCUSING ...........................................87 BULB TIMER ...................................................93 BUTTON TIMER .............................................90
C C-AF (continu scherpstellen) ...........................52 C-AF+MF .........................................................52 Camerariem .....................................................10 CANDLE & ......................................................5 CARD SETUP (kaartinstelling) ................86, 118 CF / xD ............................................................96 CHILDREN G ...................................................5 CLEANING MODE (Reinigingsfunctie) .........117 COLOR SPACE ...............................................94 CompactFlash ......................................... 13, 118 Compressiefactor ............................................60 Continu scherpstellen (C-AF) ..........................52 CONTRAST .....................................................66 CONTROL .......................................................92 COPY ALL .......................................................84 CUSTOM RESET ............................................30 Custom-witbalans CWB ............................62, 63
D Datum/tijdinstelling X ...................................15 Diafragmavoorkeuze A ...................................43 Diafragmawaarde............................................ 42 DIAL DIRECTION ............................................88 DIAL FUNCTION .............................................87 Diashow m ....................................................81 Digitale ESP-meting e .................................46 Direct printen .................................................100 Directe knoppen ..........................................4, 27
145 NL
DIS MODE q ................................................. 5 DOCUMENTS @ ............................................. 5 dpi SETTING .................................................. 95 DPOF .............................................................. 98 Draadloos Olympus RC-flitssysteem .............. 74
J
E
JPEG EDIT ......................................................82
EDIT FILENAME ............................................ 96 Eén keer scherpstellen (S-AF) ........................ 51 Eenvoudig printen ......................................... 100 Enkel beeld fotograferen o .......................... 55 Enkelbeeldbeveiliging ..................................... 85 Enkelbeeldkopie ............................................. 84 Enkelbeeldweergave ...................................... 77 EV STEP ........................................................ 92
K
F F (Fijn) .....................................................60, 112 FACE DETECT g ................................... 39, 92 FILE NAME ..................................................... 95 FIREWORKS ( .............................................. 5 FIRMWARE .................................................... 97 FL BKT ........................................................... 72 Flitsbracketing ................................................ 72 Flitsen met onderdrukken van rode ogen ! ...................................... 68 Flitser uit $ .................................................... 69 Flitserfunctie # ............................................... 68 Fn FACE DETECT .................................... 39, 89 FOCUS RING ................................................. 87 Formaat wijzigen Q ..................................... 83 FORMAT ........................................................118 Four Thirds-lenzen ........................................119 FRAME ASSIST ............................................. 92
G Gezoomd weergeven U ................................ 77 GRADATION ................................................... 66
H Handmatig flitsen (Manual) ............................. 70 Handmatig fotograferen M (Manual) ............. 44 Handmatig scherpstellen (MF) .................. 40, 52 HIGH KEY ...................................................... 66 Histogram ..........................................40, 80, 113 HYBRID AF o ............................................. 37
I IMAGER AF p ............................................ 37 Indexweergave G ......................................... 79 Informatiedisplay ...................................... 40, 80 Instelling dioptrie ............................................. 14 Invulflitsen # .................................................. 69
146 NL
ISO ............................................................50, 90 ISO-AUTO .......................................................92 ISO-AUTO SET ...............................................92
Kaartjes ...................................................13, 118 Kalenderweergave ..........................................79 Kleurtemperatuur ...........................................124
L Y (Large - groot) .....................................60, 112 LANDSCAPE L ...............................................5 LANDSCAPE+PORTRAIT K ...........................5 Lens .........................................................12, 119 Lichtbakweergave ...........................................78 Lichtmeting met nadruk op het centrumJ ....47 Lithium-ionbatterij .................................... 11, 119 Lithium-ionlaadapparaat .......................... 11, 119 LIVE PREVIEW .........................................46, 89 Live view (live bekijken)................................... 36 LIVE VIEW AF MODE..................................... 37 LIVE VIEW BOOST .........................................92 LOW KEY ........................................................66
M X (middel) ...............................................60, 112 MACRO J ........................................................5 Menu ...............................................................29 METERING (meten) ..................................46, 90 MF ....................................................................89 MF (handmatig scherpstellen) .........................52 Microdrive................................................ 13, 118 Monitor aanpassen s ...................................96 MONOTONE ...................................................65 Motiefprogramma g ...................................4 MTP .........................................................92, 107 My mode ..........................................................89 MY MODE SETUP ..........................................90
N N (Normaal) .............................................60, 112 NATURE MACRO r .......................................5 NIGHT SCENE G ........................................... 5 NIGHT+PORTRAIT U ....................................5 NOISE FILTER ................................................67 NOISE REDUCT. .............................................67 NTSC ...............................................................97
O OLYMPUS Master .........................................103
P PAL ................................................................. 97 PANORAMA s ......................................... 5, 41 PICT. TONE .................................................... 66 PictBridge ..................................................... 100 PICTURE MODE ............................................ 65 PIXEL MAPPING ...........................................117 PORTRAIT I .................................................. 5 Preview..................................................... 46, 89 Printen volgens de specificatie van de klant ............................................... 101 Printerfunctie < ........................................... 101 Printreservering .............................................. 98 PRIORITY SET ............................................... 95 Programma's voor gemakkelijk fotograferen ................................................... 4 Programma-aanpassing % ........................... 42 Programmagestuurd fotograferen P .............. 42
Q QUICK ERASE ............................................... 94
R RAW ............................................................... 61 RAW DATA EDIT ............................................ 82 RAW+JPEG ERASE ....................................... 95 RAWK........................................................... 89 REC VIEW....................................................... 97 REDEYE FIX .................................................. 83 Regelen van de flitssterkte w ....................... 72 Repeterende opnamen j ............................ 55 RESET LENS ................................................. 87 RESET PROTECT ......................................... 85 RLS PRIORITY C ........................................... 91 RLS PRIORITY S ........................................... 91
S W (Small - klein) ......................................60, 112 S-AF (één keer scherpstellen) ........................ 51 S-AF+MF ........................................................ 52 SATURATION ........................................... 66, 83 Scherpstelgeheugen ....................................... 54 SEPIA ............................................................. 83 SF (SuperFijn) .........................................60, 112 SHADING COMP. ........................................... 94 SHADOW ADJ. ............................................... 83 SHARPNESS ................................................. 66 SLEEP ............................................................ 91 Sluitertijd ......................................................... 42 Sluitertijdvoorkeuze S .................................... 43 SPORT J ........................................................ 5 Spotmeting 5 ............................................... 47 Spotmeting – bij veel lichte partijen 5HI ...... 47 Spotmeting – bij veel schaduwpartijen 5SH ............................... 47 sRGB .............................................................. 94 Stofreductie.............................................. 14, 116
STORAGE............................................... 91, 104 SUNSET * ......................................................5 Super FP-flitser ...............................................74 Superbedieningspaneel ...............................7, 28
T TEST PICTURE ..............................................89 Tijdopnamen ..............................................45, 57 Trage synchronisatie #SLOW2/ 2nd \nCURTAIN ...........................................69 Trage synchronisatie#SLOW .........................68
U UitsnijdenP ....................................................83 UNDERWATER MACRO H ......................5, 96 UNDERWATER WIDE I ..........................5, 96 USB MODE .....................................................91
V Vastgelegde positie p ...................................54 Vergelijkingsscherm ........................................40 Vergrote weergave ..........................................41 VIDEO OUT .....................................................97 Vooraf ingestelde witbalans .......................62, 63
W WB .............................................................63, 90 WB BKT ...........................................................65 Wissen van een enkel beeld S .......................86 Witbalans automatisch instellen ................62, 63 Witbalans met één knop V ...............62, 64, 89 Witbalans WB ..................................................62 Witbalansbracketing ........................................65 Witbalanscorrectie ...........................................63
X xD-Picture Card .......................................13, 118
Z Zelfontspanner Y ...........................................56 Zoeker ....................................................6, 14, 16 Zoekerafdekkapje ............................................56 ZUIKO DIGITAL verwisselbare lens ..............119
147 NL