DIGITALE CAMERA http://www.olympus.com/
Beknopte handleiding Blz. 2 Wendenstrasse 14 – 18, 20097 Hamburg, Duitsland Tel.: +49 40 - 23 77 3-0 / Fax: +49 40 - 23 07 61 Afleveradres goederen: Bredowstrasse 20, 22113 Hamburg, Duitsland Correspondentieadres: Postfach 10 49 08, 20034 Hamburg, Duitsland
Europese Technische klantendienst: Bezoek ook onze homepage http://www.olympus-europa.com of bel ons GRATIS NUMMER*: 00800 - 67 10 83 00 voor België, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Luxemburg, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk, Portugal, Spanje, Verenigd Koninkrijk, Zweden, Zwitserland. * Sommige (mobiele) telefoon services / providers geven geen toegang of hebben een extra voorvoegsel voor +800 nummers nodig.
HANDLEIDING
Vestiging:
HANDLEIDING
Bestudeer de namen van de cameraonderdelen en de basisstappen voor fotograferen en weergeven.
Inhoudsopgave
Blz. 20
NL
Voor alle Europese landen die niet vermeld werden en als u ons niet kunt bereiken op de hierboven vermelde nummers, a.u.b. gebruik maken van de volgende BETAALDE NUMMERS: +49 180 5 - 67 10 83 of +49 40 - 237 73 48 99. Onze technische klantendienst is van maandag tot en met vrijdag bereikbaar tussen 09.00 uur en 18.00 uur (MET).
Geautoriseerde dealers Netherlands:
Olympus Nederland B.V. Industrieweg 44 2382 NW Zoeterwoude Tel.: 0031 (0)71-5821888 www.olympus.nl
Belgium: Luxemburg:
Olympus Belgium N.V. Boomsesteenweg 77 2630 Aartselaar Tel.: (03) 870 58 00
© 2007 Printed in Germany · OIME · 2.51 · 10/2007 · Hab. · E0460220
z Voordat u uw nieuwe camera in gebruik gaat nemen, leest u eerst de paragraaf “Veiligheidsmaatregelen“ in deze handleiding. z Voordat u belangrijke opnamen gaat maken, doet u er goed aan eerst enkele proefopnamen te maken teneinde u met uw camera vertrouwd te maken. z De afbeeldingen van het scherm en de camera zijn tijdens de ontwikkeling van het toestel vervaardigd en kunnen op kleine punten afwijken van het toestel dat u in handen hebt. z De inhoud van deze handleiding is gebaseerd op firmwareversie 1.0 voor deze camera. Als er aanvullingen op en / of wijzigingen van functies hebben plaatsgevonden vanwege een firmwareupdate voor de camera, kan de inhoud afwijken. Kijk voor de meest actuele informatie op de Olympus-website.
4
Camera Flitsschoen gBlz. 81, 84
Connector voor externe flitser gBlz. 84
Ingebouwde flitser gBlz. 78
#-knop (flitser) gBlz. 77 w-knop (flitssterkteregelaar) gBlz. 79
LIGHT-knop gBlz. 14 Bedieningspaneel gBlz. 6, 26 WB witbalans gBlz. 68 F belichtingscorrectie gBlz. 47
ISO-knop gBlz. 50 Ontspanknop gBlz. 16, 34
MODE-knop gBlz. 40 – 44 < / Y / j (afstandsbediening / zelfontspanner / repeterende opnamen) gBlz. 59 – 61
AF-knop gBlz. 52 G-knop (belichtingsmeting) gBlz. 46 COPY / < (Kopiëren / Printen) knop gBlz. 92, 111 Oogje voor de riem gBlz. 10 VIDEO OUT-connector (VIDEO OUT) gBlz. 90 USB-connector gBlz. 112, 116
Hulpdraaiknop (k) gBlz. 26 – 30 Witbalanssensor gBlz. 68, 107 Preview-knop gBlz. 45 Markering voor lenskoppeling gBlz. 12 Lensvatting (Bij het bevestigen van de lens verwijdert u eerst de beschermkap van de camera die voorkomt dat stof en vuil kunnen binnendringen.) Spiegel #UP-knop (flitser omhoog) gBlz. 78
2 NL
DC-IN-connector (gelijkspanning) gBlz. 133 Klepje over de connector Connector voor afstandsbedieningskabel gBlz. 131 Zelfontspanner / afstandsbedieningsLED / ontvanger van afstandsbedieningssignalen gBlz. 60, 61 Lensontgrendelknop gBlz. 12 Lensvergrendelingspen
Oculairsluithendel gBlz. 61 Dioptrie-instelknop gBlz. 14
q (Weergave)-knop gBlz. 18, 85
AEL / AFL-knop gBlz. 48, 98 0 beeldbeveiliging gBlz. 93
Basisgids
Oogkapje gBlz. 131 Zoeker gBlz. 5 LCD-monitor gBlz. 8, 9, 31
Hoofddraaiknop (j) gBlz. 26 – 30 Pendelknop (acbd) gBlz. 29 i gBlz. 29 <-knop gBlz. 99 P-knop (autofocusveld) gBlz. 55 Klepje van het kaartje gBlz. 13
Sensor voor omgevingslicht gBlz. 107
INFO-knop (informatiedisplay) gBlz. 31 88 MENU-knop gBlz. 29 Statiefaansluiting u-knop (Live view) gBlz. 30 SSWF-indicatielampje gBlz. 14, 129 Cameraschakelaar gBlz. 14 o (beeldstabilisator)-knop gBlz. 63 Vergrendelknop van het batterijcompartiment gBlz. 11
xD-picture-Card-sleuf gBlz. 13
Uitwerpknop gBlz. 13
CF-kaartsleuf gBlz. 13
Namen van onderdelen en functies
S (Wis)-knop gBlz. 18, 94
Indicatie-LED Dataverkeer gBlz. 13, 16, 118 Klepje van het batterijcompartiment gBlz. 11 Klepje van het geheugenkaartje gBlz. 13
3 NL
Directe knoppen U kunt de volgende functies instellen. Terwijl u de directe knoppen ingedrukt houdt, verdraait u de regelknoppen. g“Gebruik van de directe knoppen“ (Blz. 26) Stand Fotograferen MODE gBlz. 40 – 44 j
Witbalans WB gBlz. 68 j/k
Afstandsbediening / zelfontspanner / repeterende opnamen < / Y / j gBlz. 59 – 61 k Flitserfunctie # gBlz. 77 j
WB-correctie WB + F gBlz. 69 j/k WB-bracketing WB + MODE gBlz. 71 j/k Belichtingscorrectie F gBlz. 47 j/k
Flitssterkteregelaar w gBlz. 79 k
Hulpdraaiknop
k Reset F + ISO gBlz. 33 j/k
ISO-waarde ISO gBlz. 50 j/k
Hoofddraaiknop
j
Beeldstabilisator o gBlz. 63 j/k Belichtingsmeting G gBlz. 46 k Autofocusstand AF gBlz. 52 j AE-bracketing MODE + AF gBlz. 48 j/k
4 NL
Autofocusveld P gBlz. 55 k
Zoeker Basisgids
Spotmeetgebied gBlz. 46
Autofocusveld gBlz. 55
Stand Fotograferen gBlz. 40 – 45
Diafragmawaarde gBlz. 40 – 43
Aantal repeterende beelden dat kan worden opgeslagen gBlz. 59
Sluitertijd gBlz. 40 – 43 Super FP-flitser gBlz. 81
Beeldstabilisator gBlz. 63 ISO-waarde gBlz. 50
Lichtmeetstand gBlz. 46
Auto bracketing gBlz. 48, 51, 71, 80 ISO-waarde gBlz. 50
AE-lock gBlz. 48 Regelen van de flitssterkte gBlz. 79 AF-teken gBlz. 16, 58
Batterijcontrole gBlz. 14 Belichtingsmeter gBlz. 43 Belichtingscorrectie-indicatie gBlz. 47
Namen van onderdelen en functies
Witbalans (Verschijnt bij een andere instelling dan automatische witbalans.) gBlz. 67
Flitser gBlz. 78 (knippert: bezig met opladen, blijft continu zichtbaar: laden is klaar)
5 NL
Bedieningspaneel Stand AF gBlz. 52
Belichtingsmeter gBlz. 43 Belichtingscorrectie-indicatie gBlz. 47
Auto bracketing gBlz. 48, 51, 71, 80
Lichtmeetfunctie gBlz. 46
ISO-waarde gBlz. 50 Stand Fotograferen gBlz. 40 – 45
Beeldkwaliteit gBlz. 65
Witbalans gBlz. 67, 69
Beeldeffect (monochroom) gBlz. 72
Flitserfunctie gBlz. 75 Sluitertijd gBlz. 40 – 43 Repeterende opnamen gBlz. 59 Ruisonderdrukking gBlz. 74 Zelfontspanner gBlz. 60
Diafragmawaarde gBlz. 40 – 43 Afstandsbediening gBlz. 61
6 NL
Batterijcontrole gBlz. 14 Beeldstabilisator gBlz. 63
Autofocusveld gBlz. 55
Aantal stilstaande beelden dat kan worden opgeslagen gBlz. 141
Superbedieningspaneel
Sluitertijd gBlz. 40 – 43
Mijn eigen instellingen gBlz. 44
Basisgids
Op het onderstaande scherm, het superbedieningspaneel, kunt u de fotografeerinstellingen niet alleen bekijken, maar ook aanpassen. Druk op de INFO-knop om op de LCD-monitor het superbedieningspaneel op te roepen. g“Het superbedieningspaneel gebruiken“ (Blz. 28) Belichtingscorrectie-indicatie gBlz. 47 Belichtingsmeter gBlz. 43 Flitssterkte-indicatie gBlz. 79
Opladen van de flitser gBlz. 78
RC-flitsstand m gBlz. 82 Super FP flash 1 gBlz. 81 Auto bracketing 0 gBlz. 48, 51, 71, 80 Beeldstabilisator H, I gBlz. 63 Ruisonderdrukking O gBlz. 74 AF-hulpverlichting T gBlz. 96 Waarschuwing interne temperatuur m gBlz. 127
Batterijcontrole gBlz. 14 Stand Fotograferen gBlz. 40 – 44
Datum gBlz. 15
Diafragmawaarde gBlz. 40 – 43
250
F5.6 +2.0
Belichtingscorrectiewaarde gBlz. 47 Belichtingsniveau gBlz. 43
Beeldeffect gBlz. 72
Kaartje gBlz. 132
arge Normal
Kleurruimte gBlz. 104
Beeldkwaliteit gBlz. 65
Aantal stilstaande beelden dat kan worden opgeslagen gBlz. 141
Autofocusstand (AF) gBlz. 52 Autofocusveld gBlz. 55 Flitssterkteregelaar gBlz. 79 Flitserfunctie gBlz. 75 Afstandsbediening / Zelfontspanner / Repeterende opnamen gBlz. 59 – 61 ISO-waarde gBlz. 50 Witbalans, witbalanscorrectie gBlz. 67, 69
Scherpte N gBlz. 72 Contrast J gBlz. 72 Kleurintensiteit T gBlz. 72 Gradatie z gBlz. 73 Z&W-filter x gBlz. 72 Fototint y gBlz. 72
Namen van onderdelen en functies
RC FP BKT IS 1 NR AF
2007. 12.16
Lichtmeetstand gBlz. 46
De functies binnen dit kader kunt u instellen op het superbedieningspaneel.
7 NL
LCD-monitor (Live view) Op de LCD-monitor kunt u naast de instellingen ook het zoekerbeeld bekijken (Live view). Druk op de knop u om Live view te activeren. g“Live view gebruiken“ (Blz. 30) Lichtmeetfunctie gBlz. 46
Diafragmawaarde gBlz. 40 – 43 Sluitertijd gBlz. 40 – 43
Flitserfunctie gBlz. 75 Beeldstabilisator gBlz. 63
Uitgangspositie p gBlz. 57 RC-flitsstand q gBlz. 82 Flitssterkteregelaar r gBlz. 80 Super FP-flitsstand s gBlz. 81 Auto bracketing t gBlz. 48, 51, 71, 80 AE-lock u, gBlz. 48
Flitser gBlz. 78 (knippert: bezig met opladen, blijft continu zichtbaar: laden is klaar) Belichtingscorrectiew aarde gBlz. 47
Stand Fotograferen gBlz. 40 – 44
AF-teken gBlz. 31, 58
Batterijcontrole gBlz. 14
250 F5.6 +2.0 HP RC
FP BKT AEL
IS 1
WB AUTO ISO
AUTO LN
38
Autofocusveld gBlz. 55 Histogram gBlz. 125 Spotmeetgebied gBlz. 46 Waarschuwing interne temperatuur gBlz. 127 Mijn eigen instellingen gBlz. 44
Kaartje gBlz. 132 Aantal stilstaande beelden dat kan worden opgeslagen gBlz. 141 Beeldkwaliteit gBlz. 65 ISO-waarde gBlz. 50 Repeterende opnamen gBlz. 59 Zelfontspanner gBlz. 60 Afstandsbediening gBlz. 61 Witbalans gBlz. 67
8 NL
LCD-monitor (weergave)
Beeldkwaliteit gBlz. 65
Scherpstelafstand gBlz. 134 (De scherpstelafstand wordt in eenheden van 1 mm weergegeven.)
Batterijcontrole gBlz. 14
Stand Fotograferen gBlz. 40 – 44
Kaartje gBlz. 132
Diafragmawaarde gBlz. 40 – 43
Printreservering Aantal prints gBlz. 109
Beveiligen gBlz. 93
LN
Sluitertijd gBlz. 40 – 43
Belichtingscorrectie gBlz. 47
x10 [3648x2736,1/8]
15
Informatie over enkelbeeldweergave Bestandsnummer gBlz. 88
1/250 F5.6 +2.0 45mm ISO 100 0.0 WB : AUTO A : 0 G: 0 NATURAL sRGB
Beeldnummer gBlz. 88
LN
Opnamegegevens
Beeldkwaliteit gBlz. 65
Kleurruimte gBlz. 104
Datum en tijd gBlz. 15 Autofocusveld gBlz. 55
Beeldeffecten gBlz. 72
Witbalanscorrectie gBlz. 69 Histogram gBlz. 88 Lichtmeetstand gBlz. 46 Witbalans gBlz. 67
Namen van onderdelen en functies
’07.12.16 21:56 100-0015
Basisgids
U kunt het monitorbeeld omschakelen met de knop INFO. g“Informatiedisplay“ (Blz. 88)
Regelen van de flitssterkte gBlz. 79 ISO-waarde gBlz. 50
9 NL
Het uitpakken van de doos Bij de camera worden de volgende onderdelen meegeleverd. Als er een onderdeel ontbreekt of beschadigd is, neemt u contact op met de dealer waarbij u de camera hebt gekocht.
Camera
Beschermkap van de camera
Camerariem
BCM-2 lithium-ionlaadapparaat
USB-kabeltje
OLYMPUS Master 2 CD-ROM
Handleiding
BLM-1 lithium-ionbatterij
Videokabel
Garantiekaart
Camerariem bevestigen
1 2
Breng de camerariem aan zoals aangegeven door de pijlen (1, 2).
10 NL
3
Trek de camerariem tenslotte strak om er zeker van te zijn dat deze goed vastzit (3).
Maak het andere uiteinde van de camerariem op dezelfde manier vast aan het andere bevestigingsoog.
De batterij gereedmaken voor gebruik Verwijder de beschermkap van de batterij.
Batterij opladen
Indicator voor laadtoestand Rood licht: Bezig met opladen Groen licht: Opladen voltooid. (laadtijd: ca. 5 uur)
BLM-1 lithiumionbatterij
W
Basisgids
1
BCM-2 lithiumionlaadapparaat Lichtnetkabeltje Plaats de batterij zoals de pijl aangeeft.
Batterij inzetten
Klepje van het batterijcompartiment
2
3
W
2
Stopcontact
Vergrendelknop van het batterijcompartiment
1
3
Sluit het klepje van het batterijcompartiment en schuif de vergrendelknop naar E
Batterijvergrendeling
Batterij uitnemen Druk op de batterijvergrendeling om de batterij te ontgrendelen. Houd de camera ondersteboven om de batterij te verwijderen.
Voorbereidingen voor het fotograferen
Positioneringsmarkering
Wij raden u aan een reservebatterij bij de hand te houden voor als u langer door wilt gaan met fotograferen en de gebruikte batterij leeg raakt.
11 NL
Een lens op de camera bevestigen 1
Beschermkap van de camera
Verwijder de beschermkap van de camera en de achterkap van de lens
Achterkap van de lens
1
2
1
2
2
Een lens op de camera bevestigen
• Houd de rode koppelingsmarkering op de lens tegenover de rode markering op de camera, en steek de lens in het camerahuis (1). • Draai de lens in de richting van de pijl tot u een klik hoort (2).
Markering voor Koppelingsmarkering (rood) lenskoppeling (rood)
2 1
Druk de lensontgrendelknop niet in.
3
3
Verwijder het lenskapje (3, 4)
3
4
Lenskapje
De lens uit de camera verwijderen
Terwijl u de lensontgrendelknop (1) ingedrukt houdt, draait u de lens in de richting van de pijl (2).
2 1 Lensontgrendelknop
12 NL
Het kaartje plaatsen
Verschuif de vergrendeling van het kaartsleufklepje (1) en open het klepje. Steek het kaartje zover in de kaartsleuf totdat het op zijn plaats klikt (2).
Verschuif de vergrendeling van het kaartsleufklepje (1) en open het klepje. Steek het contactvlak van het kaartje zo ver mogelijk in de sleuf (2).
Basisgids
xD-Picture Card
CompactFlash / Microdrive
Klepje van het kaartje
2
2 1
1 CF-kaartsleuf
xD-picture-Card-sleuf
W-markering
Open het klepje van het kaartje nooit als de indicatie-LED Dataverkeer knippert.
CompactFlash / Microdrive • Druk de uitwerpknop helemaal in om het kaartje uit te werpen. • Neem de kaart eruit.
Uitwerpknop
xD-Picture Card • Druk zachtjes op het geplaatste kaartje en het springt eruit. • Neem de kaart eruit.
Voorbereidingen voor het fotograferen
Geheugenkaartje verwijderen
Indicatie-LED Dataverkeer
13 NL
Camera inschakelen 1
Zet de cameraschakelaar op ON
• Om de camera uit te schakelen, zet u de cameraschakelaar op OFF.
Bedieningspaneel LIGHT-knop
Zodra u de camera inschakelt, verschijnt de batterijcontroleindicatie op het bedieningspaneel.
Om de verlichting van het bedieningspaneel in- en uit te schakelen.
Licht continu op (klaar voor gebruik) Knippert (moet worden opgeladen)
Cameraschakelaar SSWF-indicator
Automatische stofreductie Zodra u de camera inschakelt, wordt automatisch de functie stofreductie geactiveerd. Hierbij wordt met behulp van ultrasone trillingen stof en vuil verwijderd van het filteroppervlak van het beeldopneemelement. Tijdens deze reiniging knippert het SSWF-lampje (Super Sonic Wave Filter).
Dioptrie van de zoeker instellen
Zoeker
Stel de dioptrie van de zoeker in volgens uw wensen. Terwijl u door de zoeker kijkt, verdraait u langzaam de dioptrieregelaar. Zodra u het autofocusveld goed en scherp kunt zien, bent u klaar. Dioptrieregelaar
14 NL
Autofocusveld
Datum en tijd instellen Basisgids
Informatie over datum en tijd worden samen met de beelden opgeslagen op het kaartje. De bestandsnaam is ook inbegrepen bij de informatie over datum en tijd. Zorg ervoor dat u de juiste datum en tijd instelt voor u de camera gebruikt.
1
Druk op de knop MENU
Pendelknop acbd
• Het menuscherm verschijnt op de LCD-monitor.
CARD SETUP CUSTOM RESET PICTURE MODE GRADATION WB CANCEL
SELECT
2
MENU knop NORM N AUTO
’--.--.---:--
CANCEL
SELECT
3
CF AUTO ENG. NTSC
Y
M D
TIME
2007 12 01 14 00
CANCEL
GO
• De tijd verschijnt in 24-uurs formaat.
6
Selecteer met ac het datumformaat
GO
Selecteer met ac de optie [X] en druk daarna op d
Y
M D
TIME
2007 12 01 14 00
Y
M D
Y/M/D
CANCEL
TIME Y/M/D
7
Y/M/D
GO
Druk op knop i
CANCEL
4
Selecteer met ac de optie [Y] en druk daarna op d
’07.12.01 14:01
CF/xD EDIT FILENAME
VIDEO OUT Y
M D
2007
CANCEL
TIME
CANCEL Y/M/D
8
SELECT
CF AUTO ENG. NTSC
Voorbereidingen voor het fotograferen
VIDEO OUT
Herhaal deze procedure tot u datum en tijd volledig heeft ingesteld
GO
Selecteer met ac de optie [Z] en druk daarna op d
CF/xD EDIT FILENAME
5
GO
Druk op de knop MENU om het menu te verlaten
15 NL
Fotograferen 1
2
Ontspanknop
Zoeker
Kijk door de zoeker en richt het autofocusveld op het onderwerp
Stel scherp
DataverkeerLED
Druk de ontspanknop half in. Zoeker
Autofocusveld Bedieningspaneel Diafragmawaarde
AF-teken
Sluitertijd
• De scherpstelling is vastgezet als u een pieptoon hoort. Het AF-teken en en het autofocusveld verschijnen in de zoeker. • De door de camera automatisch gekozen combinatie van sluitertijd en diafragmawaarde verschijnt. • Het superbedieningspaneel verdwijnt zodra u de ontspanknop indrukt.
3
Maak de foto door de sluiter te ontspannen Druk de ontspanknop helemaal in (tot aan de aanslag).
• Het sluitergeluid klinkt en de foto wordt gemaakt. • De indicatie-LED Dataverkeer knippert en de camera begint de foto op te nemen. Zolang de dataverkeer-LED knippert, mag u de batterij of het kaartje beslist niet verwijderen. Doet u dat toch, dan kunnen daardoor de opgeslagen beelden verloren gaan of kan dat verhinderen dat de zojuist door u gemaakte foto’s worden opgeslagen.
16 NL
Basisgids
Vasthouden van de camera Zorg dat u uw vingers en de camerariem niet voor de lens, de flitser en de witbalanssensor houdt.
Horizontale stand
Het is mogelijk om de LCD-monitor als zoeker te gebruiken en de compositie van het onderwerp te controleren, of om te fotograferen terwijl u een vergrote weergave op de LCD-monitor bekijkt. g“Live view gebruiken“ (Blz. 30)
Fotograferen terwijl u op de LCDmonitor kijkt
1
Verticale stand
Ontspanknop
Druk op de knop u (Live view)
• Het onderwerp wordt weergegeven op de monitor.
u-knop
LN
38
2
Druk de ontspanknop helemaal in
• De foto wordt gemaakt met scherpstelling.
Als de camera stopt te werken Als de camera gedurende ongeveer 8 seconden niet bediend wordt terwijl de camera aan staat, dooft de achtergrondverlichting van de monitor om de batterijen te sparen (als het superbedieningspaneel verlicht wordt). Als daarna ongeveer een minuut lang geen bediening plaatsvindt, schakelt de camera naar de sluimerstand (stand-by) en stopt te werken. De camera wordt weer geactiveerd zodra u een van de knoppen indrukt (ontspanknop, pendelknop, enz.). g“BACKLIT LCD (timer achtergrondverlichting)“ (Blz. 101), “SLEEP“ (Blz. 101)
Voorbereidingen voor het fotograferen
250 F5.6
17 NL
Weergeven / Wissen Als u op knop q (weergeven) drukt, verschijnt de laatstgemaakte foto.
Beelden weergeven
q-knop
Pendelknop
Toont het beeld dat 10 opnamen geleden is opgeslagen
Geeft het volgende beeld weer
Het vorige beeld verschijnt
Toont het beeld dat 10 opnamen later is opgeslagen
Telkens als u de hoofddraaiknop naar U draait, wordt het beeld vergroot in stappen van 2x tot 14x.
Close-up weergeven
Hoofddraaiknop
Beelden wissen
Geef het beeld weer dat u wilt wissen en druk op knop S. Selecteer met ac de optie [YES] en druk op knop i om het wissen te starten.
ERASE
YES NO S-knop
18 NL
CANCEL
SELECT
GO
Indicaties die in deze handleiding gebruikt worden
x Opmerkingen
Basisgids
In deze handleiding wordt met j de hoofddraaiknop op de achterzijde van de camera bedoeld. In deze handleiding verwijst k naar de hulpdraaiknop op de voorzijde van de camera. De knoppictogrammen in deze handleiding verwijzen naar de pictogrammen op het camerahuis. Zie “Namen van onderdelen en functies“ (gBlz. 2). In deze handleiding worden overal de volgende symbolen toegepast. Belangrijke informatie over factoren die tot storingen of problemen bij de bediening kunnen leiden. Daaronder ook waarschuwingen voor handelingen die u absoluut dient te voorkomen.
TIPS
Handige informatie en tips voor een optimaal gebruik van uw camera.
g
Verwijzingen naar pagina's met details of relevante informatie.
Zo maakt u optimaal gebruik van deze handleiding
Voor informatie over mogelijke fotografeerfuncties: g“Fotogidsen“ (Blz. 34) Voor informatie over de bediening van de camera: g“Gebruik van de directe knoppen“ (Blz. 26) “Het superbedieningspaneel gebruiken“ (Blz. 28) “Gebruik van het menu“ (Blz. 29) Voor het opzoeken van een functie in een lijst: g“Menulijst“ (Blz. 143) “Index“ (Blz. 161)
Voorbereidingen voor het fotograferen
Voor het zoeken naar informatie over de functies en knoppen van deze camera kunt u de “Inhoudsopgave“ (Blz. 20), de “Index“ (Blz. 161) of de onderstaande verwijzingen raadplegen. Zoek aan de hand van de situatie waarbij u foto's wilt maken de gewenste informatie op in deze handleiding.
19 NL
Inhoudsopgave Basisgids
2
Lijst met de namen van de cameraonderdelen en de basisstappen voor fotograferen en weergeven. Namen van onderdelen en functies ............................................................................................2 Camera .....................................................................................................................2 Directe knoppen........................................................................................................4 Zoeker.......................................................................................................................5 Bedieningspaneel .....................................................................................................6 Superbedieningspaneel ............................................................................................7 LCD-monitor (Live view) ...........................................................................................8 LCD-monitor (weergave)...........................................................................................9 Het uitpakken van de doos .....................................................................................10 Voorbereidingen voor het fotograferen ..................................................................................... 11 De batterij gereedmaken voor gebruik.................................................................... 11 Een lens op de camera bevestigen.........................................................................12 Het kaartje plaatsen ................................................................................................13 Camera inschakelen ...............................................................................................14 Datum en tijd instellen.............................................................................................15 Fotograferen ...........................................................................................................16 Weergeven / Wissen...............................................................................................18 Indicaties die in deze handleiding gebruikt worden ................................................19
1
Basisfuncties van de camera
26
Hier worden de basisfuncties van de camera beschreven. De directe knoppen gebruiken ..................................................................................................26 Het superbedieningspaneel gebruiken .....................................................................................28 Het menu gebruiken .................................................................................................................29 Live view gebruiken ..................................................................................................................30 Het informatiedisplay omschakelen ........................................................................31 Bediening met vergrote weergave ..........................................................................32 De standaardinstellingen af fabriek terugzetten........................................................................32
2
Fotogidsen – Verbeter uw vaardigheid in het fotograferen
34
Hier worden de fotografeermethodes voor diverse opnamesituaties beschreven. Gidsen voor basisfuncties.........................................................................................................34 Scherpstellen – De ontspanknop bedienen ............................................................34 Helderheid – Belichtingscorrectie ...........................................................................35 Kleur – Witbalans....................................................................................................35 Handige instellingen – Functies aanpassen ...........................................................36 Een gids voor functies voor verschillende onderwerpen ..........................................................36 Landschapsfoto's nemen ........................................................................................36 Bloemen fotograferen .............................................................................................37 Nachtopnamen maken............................................................................................39
20 NL
3
Belichting
40
Hier worden de belichtingsfuncties beschreven die belangrijk zijn bij het fotograferen. Deze functies dienen voor het bepalen van de diafragmawaarde, de sluitertijd en andere instellingen aan de hand van het meten van de helderheid van het beeld. Programmagestuurd fotograferen.............................................................................................40 Diafragmavoorkeuze.................................................................................................................41 Sluitertijdvoorkeuze .................................................................................................................42 Handmatig fotograferen (Manual) .............................................................................................43 Tijdopnamen .............................................................................................................................44 Fotograferen met My Mode-instellingen ...................................................................................44 Groothoek- en macro-onderwateropnamen..............................................................................45 Preview-functie .........................................................................................................................45 Lichtmeetmethode wijzigen ......................................................................................................46 Belichtingscorrectie...................................................................................................................47 AE-lock .....................................................................................................................................48 AE bracketing (belichting variëren) ...........................................................................................48 ISO-waarde instellen ................................................................................................................50 ISO-bracketing ..........................................................................................................................51
4
Scherpstellen fotografeerfuncties
52
Hier worden de scherpstelmethodes beschreven die bij diverse onderwerpen en omstandigheden het meest geschikt zijn. Autofocusstand selecteren .......................................................................................................52 S-AF (één keer scherpstellen) ................................................................................53 C-AF (continu scherpstellen) ..................................................................................53 MF (handmatig scherpstellen) ................................................................................54 De methoden S-AF en MF gelijktijdig gebruiken (S-AF+MF)..................................54 De methoden C-AF en MF gelijktijdig gebruiken (C-AF+MF) .................................54 Autofocusveld selecteren..........................................................................................................55 Een bepaald autofocuspunt vastleggen..................................................................57 Scherpstelgeheugen – Als scherpstellen op het onderwerp niet lukt .......................................58 Repeterende opnamen .............................................................................................................59 Fotograferen met de zelfontspanner.........................................................................................60 Fotograferen met de afstandsbediening ...................................................................................61 Anti-shock .................................................................................................................................63 Beeldstabilisator .......................................................................................................................63 Het effect van beeldstabilisator controleren met Live view .....................................64
21 NL
5
Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
65
Beschrijving van de beeldinstelfucties bij digitale camera's De beeldkwaliteit selecteren .....................................................................................................65 Opnameformaten ....................................................................................................65 De beeldkwaliteit selecteren ...................................................................................66 Witbalans selecteren ................................................................................................................67 Auto / Preset / Custom WB instellen.......................................................................68 Witbalanscorrectie ..................................................................................................69 De one-touch witbalans instellen (witbalans met één knop) ...................................70 WB bracketing (witbalans variëren) .........................................................................................71 Beeldeffecten ............................................................................................................................72 Gradatie ....................................................................................................................................73 Ruisonderdrukking ....................................................................................................................74 Ruisfilter....................................................................................................................................74
6
Flitsopnamen
75
Hier wordt beschreven hoe u kunt fotograferen met de ingebouwde of een externe flitser. Flitserfunctie instellen ...............................................................................................................75 Fotograferen met de ingebouwde flitser ...................................................................................78 Regelen van de flitssterkte........................................................................................................79 Flash bracketing (flitssterkte variëren) ......................................................................................80 Fotograferen met een externe flitser.........................................................................................80 Gebruik van een externe elektronenflitser ..............................................................81 Super FP-flitser .......................................................................................................81 Fotograferen met het draadloze Olympus RC-flitssysteem ......................................................82 Gebruik van andere in de handel verkrijgbare flitsers...............................................................84 In de handel verkrijgbare flitsers die niet speciaal voor deze camera zijn bedoeld ........................................................................................................84
7
Weergavefuncties
85
Beschrijft hoe u de gemaakte opnames kunt weergeven. Enkel beeld / Gezoomd weergeven ..........................................................................................85 Lichtbakweergave.....................................................................................................................86 Indexweergave / Kalenderweergave ........................................................................................87 Informatiedisplay.......................................................................................................................88 Diashow ....................................................................................................................................89 Beelden roteren ........................................................................................................................89 Weergave op televisie...............................................................................................................90 Stilstaande beelden bewerken ..................................................................................................91 Beelden kopiëren ......................................................................................................................92 Beelden beveiligen ...................................................................................................................93 Beelden wissen.........................................................................................................................94
22 NL
8
De camera volgens uw wensen instellen
96
Beschrijft hoe u de camerainstellingen kunt aanpassen aan uw eigen wensen. Custom Menu 1 ........................................................................................................................96 a AF / MF (autofocus / handmatig scherpstellen) ...................................................................96 AF ILLUMINAT. (hulplicht bij AF-scherpstellen) ......................................................96 FOCUS RING (scherpstelring)................................................................................96 C-AF LOCK (vergrendelde continue AF) ................................................................96 AF AREA POINTER (AF-scherpstelindicatie).........................................................96 AF SENSITIVITY (autofocustolerantie)...................................................................96 P SET UP (instelling)..........................................................................................97 RESET LENS (lens resetten)..................................................................................97 BULB FOCUSING (scherpstellen tijdens tijdopnamen) ..........................................97 b BUTTON / DIAL (knop / regelaar) ........................................................................................97 DIAL (regelaar) .......................................................................................................97 AEL / AFL (belichtings- / AF-scherpstelvergrendeling) ...........................................98 AEL / AFL MEMO (AEL / AFL vasthouden) ............................................................99 ; FUNCTION ......................................................................................................99 MY MODE SETUP (MY MODE instellen) .............................................................100 BUTTON TIMER (knoptimer)................................................................................100 A .................................................................................................................100 c RELEASE / j (ontspanknopprioriteit) .............................................................................101 RLS PRIORITY S / RLS PRIORITY C (ontspanknopprioriteit S-AF / C-AF).........101 O fps (beelden per seconde) ...........................................................................101 d DISP / 8 / PC...................................................................................................................101 8 .........................................................................................................................101 SLEEP (sluimerstand)...........................................................................................101 BACKLIT LCD (timer displayverlichting) ...............................................................101 4 h TIMER (timer, na 4 uur automatisch uitschakelen) .........................................101 USB MODE (USB-functie) ....................................................................................102 LIVE VIEW BOOST (helderheid Live view-scherm verhogen) .............................102 FRAME ASSIST (hulplijnweergave) .....................................................................102 e EXP / e / ISO .................................................................................................................103 EV STEP (waarde EV-stap) ..................................................................................103 ISO STEP (waarde ISO-stap) ...............................................................................103 ISO-AUTO SET (ISO-AUTO instellen)..................................................................103 ISO-AUTO.............................................................................................................103 AEL-belichtingsmeting ..........................................................................................103 BULB TIMER (timer voor tijdopnamen) ................................................................103 f # CUSTOM.......................................................................................................................103 #X-SYNC (flitssynchronisatie) ............................................................................103 #SLOW LIMIT (ondergrens flitssynchronisatie)...................................................103 w+F...................................................................................................................104 g K / COLOR / WB.............................................................................................................104 ALL (alles) > ..................................................................................................104 COLOR SPACE (kleurenpalet) .............................................................................104 SHADING COMP. (donkere beeldhoeken corrigeren) .........................................104 K SET (beeldinstellingen) ..................................................................................105 PIXEL COUNT (aantal pixels)...............................................................................105 h RECORD / ERASE (opnemen / wissen)............................................................................105 QUICK ERASE (onmiddellijk wissen) ...................................................................105 RAW+JPEG ERASE (RAW + JPEG wissen)........................................................105 FILE NAME (bestandsnaam) ................................................................................106
23 NL
PRIORITY SET (prioriteit instellen).......................................................................106 dpi SETTING (dpi instellen) ..................................................................................106 i K UTILITY (hulpmiddelen) ..............................................................................................107 EXT. WB DETECT (andere witbalans detecteren)................................................107 Custom Menu 2 ......................................................................................................................107 CF / xD (geheugenkaarten) ..................................................................................107 EDIT FILENAME (bestandsnaam bewerken) .......................................................107 s (helderheid van de monitor aanpassen) ........................................................107 W (taal voor de monitor wijzigen)....................................................................107 VIDEO OUT (videostandaard instellen) ................................................................108 REC VIEW (instelling beeldcontrole na de opname) ............................................108 FIRMWARE ..........................................................................................................108
9
Printen
109
Beschrijft hoe u uw foto's kunt printen. Printreservering (DPOF) .........................................................................................................109 Printreservering.....................................................................................................109 Enkel beeld reserveren .........................................................................................109 Alle beelden reserveren ........................................................................................ 110 Annuleren van de printreserveringsgegevens ...................................................... 111 Direct printen (PictBridge)....................................................................................................... 111 Camera aansluiten op een printer......................................................................... 112 Eenvoudig printen ................................................................................................. 112 Printen volgens de specificatie van de klant ......................................................... 113
10 Gebruik van de OLYMPUS Master software
115
Beschrijft hoe u de beelden van de camera naar uw computer overbrengt en ze daar opslaat. Werkvolgorde.......................................................................................................................... 115 Gebruik van de OLYMPUS Master-software .......................................................................... 115 Wat is OLYMPUS Master?.................................................................................... 115 De camera aansluiten op een computer................................................................................. 116 De OLYMPUS Master software activeren............................................................................... 117 In de camera opgeslagen beelden weergeven op een computer ........................................... 117 Beelden downloaden en opslaan.......................................................................... 117 Camera loskoppelen van de computer ................................................................. 118 Stilstaande beelden bekijken .................................................................................................. 119 Als u meer talen nodig heeft ................................................................................................... 119 Beelden overbrengen naar uw computer zonder OLYMPUS Master te gebruiken.................120
24 NL
11 Fotografeertips en onderhoud
121
Raadpleeg deze paragraaf voor het verhelpen van storingen en het onderhouden van de camera. Fotografeertips en -gegevens .................................................................................................121 Tips voordat u gaat fotograferen ...........................................................................121 Fotografeertips......................................................................................................122 Aanvullende fotografeertips en -gegevens ...........................................................124 Weergavetips ........................................................................................................126 Bekijken van foto's op een computer ....................................................................126 Foutcodes ...............................................................................................................................126 Onderhoud van de camera .....................................................................................................129 Reinigen en opbergen van de camera..................................................................129 Reinigingsfunctie – Stof verwijderen .....................................................................130 Pixel mapping – Controleren van de beeldbewerkingsfuncties ............................130
12 Informatie
131
Raadpleeg deze paragraaf voor informatie over leverbare accessoires, cameraspecificaties en andere nuttige informatie over het fotograferen. De belangrijkste leverbare accessoires ..................................................................................131 Info over het kaartje ................................................................................................................132 Toepasbare geheugenkaartjes..............................................................................132 Het geheugenkaartje formatteren .........................................................................133 Batterij en laadapparaat..........................................................................................................133 Lichtnetadapter .......................................................................................................................133 Uw laadapparaat in het buitenland gebruiken.........................................................................134 Verwisselbare lenzen ..............................................................................................................134 ZUIKO DIGITAL verwisselbare lens......................................................................134 ZUIKO DIGITAL – lensspecificaties ......................................................................135 Lijndiagram van het programma (P-stand).............................................................................136 Flitssynchronisatie en sluitertijd ..............................................................................................137 Waarschuwingsindicatie belichting .........................................................................................137 Flitsafstand..............................................................................................................................138 Vignettering bij flitsen met de ingebouwde flitser en een verwisselbare lens .........................138 Beschikbare flitsstanden in de diverse fotografeerstanden ....................................................139 Witbalans en kleurtemperatuur ...............................................................................................140 Beeldkwaliteit en bestandsgrootte / het aantal foto's dat kan worden opgeslagen.................141 Programmeerbare functies in My Mode en Uw eigen reset-instelling ....................................142 Menulijst..................................................................................................................................143 Begrippenlijst ..........................................................................................................................146 Technische gegevens .............................................................................................................149 Volgorde E-systeem................................................................................................................152 VEILIGHEIDSMAATREGELEN ..............................................................................................154 Index .......................................................................................................................................161
25 NL
1
Basisfuncties van de camera U kunt de functies van deze camera op drie manieren instellen.
1
Het gebruik van de directe knoppen bij het bedienen van de camera Blz. 26 U kunt de functie-instellingen aanpassen door de hoofd- of hulpdraaiknop te verdraaien terwijl u de directe knoppen ingedrukt houdt die aan een functie zijn toegewezen. Dit is handig als u de camera bedient terwijl u door de zoeker kijkt, en ook om de camera snel te bedienen terwijl u de instellingen op het bedieningspaneel controleert.
Basisfuncties van de camera
Instellen terwijl u op het superbedieningspaneel kijkt Blz. 28 U kunt de functies instellen terwijl de LCD-monitor het superbedieningspaneel weergeeft. Op het superbedieningspaneel kunt u de huidige instellingen bekijken en onmiddellijk aanpassen. Instellen in het menu Blz. 29 In het menu kunt u de fotografeer- en weergave-instellingen kiezen en de camerafuncties naar wens aanpassen. Beschrijvingen in deze handleiding De gebruiksaanwijzingen van de directe knoppen, het superbedieningspaneel en het menu worden in deze handleiding als volgt beschreven. • “+“ geeft handelingen aan die tegelijkertijd worden uitgevoerd. • ““ geeft aan dat u moet doorgaan met de volgende stap.
bijv.: bij het instellen van de lichtmeetmethode Directe knop
G+k
Superbedieningspaneel
ip: [METERING]
Menu
MENU[X][METERING]
Gebruik van de directe knoppen U kunt de directe knoppen op twee manieren gebruiken. Terwijl u een directe knop ingedrukt houdt, verdraait u de hoofd- of hulpdraaiknop. • Zodra u de directe knop loslaat, is de functie ingesteld. • Sommige functies kunt u alleen met de hoofddraaiknop (of met de hulpdraaiknop) instellen.
Hulpdraaiknop
Hoofddraaiknop
26 NL
• De drie knoppen bij de flitser hebben elk twee functies. Gebruik de hoofddraaiknop om de functies in te stellen die bóven deze knoppen staan aangegeven, en gebruik de hulpdraaiknop voor de functies die náást de knoppen staan aangegeven.
1 Basisfuncties van de camera
Zodra u twee directe knoppen tegelijkertijd hebt ingedrukt, verdraait u de hoofd- of hulpdraaiknop. • Zodra u de toetsen indrukt, wordt de bijbehorende functie geselecteerd. Deze functie blijft ongeveer 8 seconden lang geselecteerd. Binnen die tijd moet u de functie instellen met de draaiknop. Als u gedurende die tijd de draaiknop niet bedient, wordt de bestaande instelling voor die functie vastgelegd.
Terwijl u een functie instelt, verschijnt informatie over de instelling in de zoeker en ook op het bedieningspaneel en het superbedieningspaneel. (In de onderstaande screenshots is de instelling met knop G / AF afgebeeld.)
Zoeker
2007. 12.16
NR AF
arge Normal
Bedieningspaneel
Superbedieningspaneel
TIPS Als u het moeilijk vindt om de draaiknop te verdraaien terwijl u een directe toets ingedrukt houdt: j De knop blijft geactiveerd, ook laat u deze los. g“BUTTON TIMER“ (Blz. 100)
Voor details over de functies die met de directe knoppen kunnen worden vastgelegd, zie “Directe knoppen“ (gBlz. 4).
27 NL
Het superbedieningspaneel gebruiken Selecteer een functie op het superbedieningspaneel en verander de instelling.
1
Druk op de INFO-knop om op de LCD-monitor het superbedieningspaneel op te roepen.
Hulpdraaiknop
• Om het superbedieningspaneel uit te schakelen, drukt u nogmaals op de INFO-knop. • Om tijdens Live view het superbedieningspaneel op te roepen, drukt u op knop i.
1 Basisfuncties van de camera
2007. 12.16
Hoofddraaiknop
NR AF
INFO-knop
i-knop
p Pendelknop arge Normal
2
Druk op knop i. • Op het superbedieningspaneel verschijnt de cursor.
ISO
3
Met p verplaatst u de cursor naar de functie die u wilt instellen.
METERING
arge Normal
Cursor
4
arge Normal
De naam van de geselecteerde functie verschijnt.
Wijzig de instelling met de hoofd- of hulpdraaiknop. • Om het directmenu op te roepen dat op de plaats van de cursor staat, drukt u op knop i. U kunt de instelling ook in het directmenu wijzigen. Na het wijzigen van de instelling drukt u op knop i om de instelling te bevestigen. Als u enkele seconden lang geen knop bedient, wordt de actuele instelling bevestigd en verschijnt het superbedieningspaneel. g“BUTTON TIMER“ (Blz. 100)
METERING
SELECT
GO Directmenu
Meer details over de functies die u met het superbedieningspaneel kunt instellen, vindt u onder “Superbedieningspaneel“ (gBlz. 7).
28 NL
Gebruik van het menu
1
Druk op de MENU-knop.
• Het menu verschijnt op de LCD-monitor.
CARD SETUP CUSTOM RESET PICTURE MODE GRADATION
CANCEL
SELECT
i-knop
GO MENU-knop
p Pendelknop
Onderaan op het scherm staan de bedieningsaanwijzingen. CANCEL MENU : Druk op MENU om de instelling te annuleren. : Druk bij de pendelknop op dac om de cursor te verplaatsen en een item SELECT te selecteren. De symbolen die op de LCD-monitor verschijnen, komen overeen met de onderstaande pendelstanden. t:a u:c 8:d 7:b : Druk op i om uw instellingen te bevestigen. GO OK
2
Selecteer met ac een tabblad en stel het item in met d. METERING RC MODE AF MODE AF AREA ANTI-SHOCK z CANCEL
Tabblad
SELECT
OFF 0.0 S-AF OFF GO
3
1 Basisfuncties van de camera
WB
NORM N AUTO
Selecteer met ac een functie en ga met d naar het instelmenu. METERING RC MODE AF MODE AF AREA ANTI-SHOCK z
CANCEL
SELECT
METERING METERING RC MODE
OFF 0.0 S-AF
AF MODE AF AREA ANTI-SHOCK
OFF GO
De huidige instelling verschijnt op het scherm
CANCEL
SELECT
GO
Functie
Screenshot van het menu van het geselecteerde tabblad Y
Soorten tabbladen W Fotografeerfuncties instellen. X Fotografeerfuncties instellen. q Weergavefuncties instellen. Y Fotografeerfuncties naar wens aanpassen. Afhankelijk van de aan te passen functie is deze functie onderverdeeld in 9 tabbladen (A t / m I). Z Basisfuncties van de camera instellen.
AF/MF BUTTON/DIAL RELEASE/ DISP/8/PC EXP/e/ISO #CUSTOM CANCEL
SELECT
GO
Tabblad
4
Druk op i om uw instellingen te bevestigen. • Druk meerdere keren op i om het menu te verlaten.
29 NL
Met de draaiknoppen een menu selecteren • U kunt, naast de pendelknop, ook de draaiknoppen gebruiken om een functie te selecteren. Met de hoofddraaiknop kunt u de cursor verticaal verplaatsen (net als met ac), en met de hulpdraaiknop verplaatst u de cursor horizontaal (net als met bd). CARD SETUP CUSTOM RESET PICTURE MODE GRADATION
1
WB
Basisfuncties van de camera
CANCEL
SELECT
NORM N AUTO
CARD SETUP CUSTOM RESET PICTURE MODE GRADATION
k
GO
WB CANCEL
SELECT
NORM N AUTO GO
j
j
METERING RC MODE
• Als u een functie selecteert en de hoofddraaiknop verdraait, springt u naar een ander tabblad en kunt u daar een functie selecteren.
AF MODE AF AREA ANTI-SHOCK z CANCEL
SELECT
OFF 0.0 S-AF OFF GO
• U kunt de werking van de hoofd- en hulpdraaiknop wijzigen. g“DIAL“ (Blz. 97)
Voor details over de functies die u met het menu kunt instellen, zie “Menulijst“ (gBlz. 143).
Live view gebruiken U kunt de LCD-monitor ook als zoeker gebruiken. U kunt het belichtings- of witbalanseffect en de compositie van het onderwerp bekijken terwijl u de foto maakt. Sluit de oculairafsluiter om te voorkomen dat hierlangs binnenvallend licht de belichting zou kunnen beïnvloeden tijdens het fotograferen met Live view. g“Oculairsluiter“ (Blz. 61)
1 2
Druk op de knop u. • De spiegel klapt omhoog en het onderwerp verschijnt op de LCD-monitor. • Op het scherm verschijnt de melding dat u het oculair moet afsluiten.
Oculairsluithendel
AEL / AFL-knop
Maak een foto door de ontspanknop helemaal in te drukken.
u-knop
30 NL
Scherpstellen tijdens Live view
250 F5.6
Fotograferen met gekantelde LCD-monitor U kunt de LCD-monitor kantelen ten opzichte van de camera. Hiermee kunt u onder lastige hoeken fotograferen terwijl u toch de compositie kunt bepalen op de LCD-monitor. • Draai de LCD-monitor langzaam in de gewenste stand binnen zijn bewegingsbereik.
1 Basisfuncties van de camera
• Als u tijdens Live view de ontspanknop helemaal indrukt, stelt de camera scherp en wordt de foto gemaakt. De weergave van het beeld op de monitor bevriest als de spiegel tijdens het scherpstellen naar beneden gaat. • Om vooraf scherp te stellen, houdt u knop AEL / AFL ingedrukt en drukt u de ontspanknop in. LN Zodra de camera heeft scherpgesteld, stopt het 38 AF-teken met knipperen. Zolang het AF-teken knippert, is de camera nog niet klaar met AF-teken scherpstellen. • Als u de AF-stand hebt ingesteld op S-AF, kan de foto niet worden gemaakt voordat de camera heeft scherpgesteld. • In de stand MF (handmatig scherpstellen) kunt u op knop AEL / AFL drukken om de autofocus-scherpstelling te activeren.
270° Het informatiedisplay omschakelen Telkens als u op INFO drukt, verschijnt er andere informatie op de LCD-monitor. Informatiedisplay aan
Informatiedisplay aan + Hulplijnen*1
250 F5.6
250 F5.6
LN
38
Informatiedisplay aan + Histogram 250 F5.6
38
38
250 F5.6
38
Informatiedisplay uit
Vergrote weergave *2
*1 Verschijnt als [FRAME ASSIST] (hulplijnweergave) is geactiveerd. g“FRAME ASSIST (hulplijnweergave)“ (Blz. 102) *2 Voor het werken met vergrote weergave, zie “Het werken met vergrote weergave”.
31 NL
Het werken met vergrote weergave U kunt het onderwerp vergroot afbeelden op de LCD-monitor. Het handmatig scherpstellen (MF) en het controleren van de scherpstelling is dan gemakkelijker. 250 F5.6
1
38
Basisfuncties van de camera
1
Gebruik p om het kader te bewegen en druk op de knop i.
2
Verander de vergrotingsfactor (5x / 7x / 10x) door de hoofddraaiknop te verdraaien.
• Het gebied binnen het kader wordt vergroot en weergegeven. • Houd knop i ingedrukt om het verschoven vergrote kader weer in het midden te zetten. • Met knop i annuleert u de vergrote weergave.
TIPS
Het effect van de beeldstabilisator controleren:
j Druk op de o-knop en houd hem ingedrukt. g“Het effect van beeldstabilisator controleren met Live view“ (Blz. 64)
Controleren van het onderwerp, ook bij weinig licht: j Zie “LIVE VIEW BOOST“ (gBlz. 102).
x
Opmerkingen • Als er een sterke lichtbron binnen het scherm aanwezig is, kan het beeld donkerder weergegeven worden, maar het wordt normaal opgeslagen. • Als de functie Live bekijken langdurig wordt gebruikt, stijgt de temperatuur van het beeldopneemelement waardoor beelden met een hoge ISO-gevoeligheid veel ruis en oneffenheden in de kleur vertonen. Verlaag de ISO-gevoeligheid of schakel de camera een tijdje uit. • Live view stopt zodra u de lens vervangt. • De volgende functies zijn niet beschikbaar tijdens het live bekijken. C-AF / AE-lock / [AEL / AFL]
De standaardinstellingen af fabriek terugzetten Normaliter blijven uw camera-instellingen (inclusief uw wijzigingen) bewaard als u de camera uitschakelt. Om uw camera terug te zetten op de standaardinstellingen af fabriek, selecteert u [RESET] (resetten). U kunt ook van tevoren uw eigen instellingen vastleggen onder [RESET1] en [RESET2]. De camera-instellingen op dat tijdstip zijn opgeslagen in [RESET1] en [RESET2]. Meer informatie over vooraf vast te leggen functies vindt u onder “Programmeerbare functies in My Mode en Uw eigen reset-instelling“ (gBlz. 142). [RESET1] / [RESET2] vastleggen Menu
32 NL
MENU[W][CUSTOM RESET] (uw eigen reset-instelling)
1
Selecteer of u [RESET1] of [RESET2] wilt vastleggen, en druk op d.
2
Selecteer [SET] en druk op i.
• Als er al instellingen zijn vastgelegd, verschijnt [SET] naast [RESET1] / [RESET2]. Door [SET] te selecteren, overschrijft u de vastgelegde instelling. • Selecteer [RESET] om het vastleggen te annuleren.
Reset-instellingen gebruiken U kunt de camera op [RESET1] of [RESET2] instelling terugzetten of de standaardinstellingen af fabriek herstellen. [RESET] : Herstelt de standaardinstellingen af fabriek. Voor de standaardinstellingen, zie “Menulijst“ (gBlz. 143). [RESET1] / [RESET2] : Herstelt de vastgelegde instellingen. Directe knop
F + ISO
Zoeker
: RESET : RESET1 : RESET2
Bedieningspaneel
Menu
1 2
1 Basisfuncties van de camera
• Door de knoppen F en ISO tegelijkertijd en twee seconden lang ingedrukt te houden, wordt de [RESET] uitgevoerd. • Terwijl u de twee knoppen tegelijkertijd ingedrukt houdt, selecteert u met de draaiknop de gewenste reset-instelling. Zodra u de knop loslaat, worden de instellingen gereset.
MENU[W][CUSTOM RESET] (uw eigen reset-instelling)
Selecteer [RESET], [RESET1] of [RESET2] en druk op knop i. Selecteer met ac de optie [YES] en druk daarna op knop i.
RESET1 YES NO CANCEL
SELECT
GO
33 NL
2
Fotogidsen – Verbeter uw vaardigheid in het fotograferen Gidsen voor basisfuncties Om uzelf vertrouwd te maken met de camera kunt u beginnen met het maken van foto’s van onderwerpen in uw omgeving zoals kinderen, bloemen, huisdieren. Als de foto’s u niet bevallen, probeer dan een paar van de onderstaande instellingen bij te stellen. U kunt al betere foto's maken door uzelf vertrouwd te maken met deze basisfuncties van de camera.
Scherpstellen – De ontspanknop bedienen
2 Fotografeergidsen – Verbeter uw vaardigheid in het fotograferen
34 NL
Een foto kan onscherp worden als u op de voorgrond, achtergrond of op andere onderwerpen in het beeld in plaats van op het gewenste onderwerp hebt scherpgesteld. Om wazige foto's te voorkomen, moet u scherpstellen op het onderwerp dat u wilt fotograferen. De ontspanknop kan half ingedrukt (half indrukken) en helemaal ingedrukt (helemaal indrukken) worden. Zodra u goed weet hoe de ontspanknop werkt, kunt u zelfs scherpstellen op bewegende onderwerpen. Half indrukken:
Helemaal indrukken:
g“Fotograferen“ (Blz. 16), “Focus lock – Als het scherpstellen niet lukt (scherpstelgeheugen)“ (Blz. 58) Zelfs als op het onderwerp is scherpgesteld, kan het beeld wazig worden als u de camera beweegt terwijl de ontspanknop wordt ingedrukt. Dit wordt “cameratrilling“ genoemd. Houd de camera goed vast. De camera is vooral gevoelig voor beweging als met live bekijken gefotografeerd wordt terwijl het onderwerp op de monitor bekeken wordt. U kunt het bewegen van de camera verminderen door de beeldstabilisator te gebruiken. g“Vasthouden van de camera“ (Blz. 17), “Beeldstabilisator“ (Blz. 63) Naast het verkeerd scherpstellen en het bewegen van de camera kunnen onscherpe beelden ook optreden als onderwerpen te snel bewegen. In dat geval gebruikt u een sluitertijd die bij de beweging van het onderwerp past. U kunt de sluitertijd en het diafragma die in de zoeker, op het bedieningspaneel en op de LCD-monitor verschijnen, bevestigen door de ontspanknop half in te drukken. g“Zoeker“ (Blz. 5), “Bedieningspaneel“ (Blz. 6), “Superbedieningspaneel“ (Blz. 7), “LCD-monitor (Live view)“ (Blz. 8)
Helderheid – Belichtingscorrectie Aan de hand van de helderheid kiest de camera automatisch een diafragmawaarde en sluitertijd. Dit wordt automatische belichting genoemd. Maar in sommige gevallen kunt u met automatische belichting alleen niet de gewenste foto maken. In dat geval kunt u de instelling van de automatische belichting verhogen of verlagen. Verhoog de belichtingswaarde om de helderheid van een zomers strand of het wit van sneeuw te verbeteren. Verlaag de belichtingswaarde als het te fotograferen gebied kleiner en helderder is dan zijn omgeving. Als u niet zeker weet hoeveel belichtingscorrectie nodig is, maak dan een aantal foto's met verschillende instellingen en vergelijk de foto's. g“Belichtingscorrectie“ (Blz. 47), “AE bracketing (belichting variëren)“ (Blz. 48)
Afgezien van zonlicht bestaan er andere bronnen die het onderwerp verlichten, zoals bijvoorbeeld gloeilamplicht en TL-licht. Deze soorten licht bevatten bepaalde kleuren; daarom heeft hetzelfde witte onderwerp bij verschillende verlichtingen iets andere kleuren. Zelfs onder hetzelfde zonlicht verschillen de kleuren op een foto afhankelijk van de luchtomstandigheden, de schaduwen van bomen of gebouwen en andere factoren. Witbalans corrigeert de effecten van deze soorten lichtbronnen automatisch en maakt fotograferen met de juiste kleuren mogelijk. Normaal gesproken bereikt u de juiste kleuren als u de witbalans op [AUTO] zet. Afhankelijk van de lichtomstandigheden bereikt u eventueel niet de gewenste kleuren. Pas in dat geval de instelling overeenkomstig aan. g“Witbalans selecteren“ (Blz. 67) TL-licht
Gloeilamplicht
Schaduw van een boom
2 Fotografeergidsen – Verbeter uw vaardigheid in het fotograferen
Kleur – Witbalans
35 NL
Handige instellingen – Functies aanpassen De camera beschikt over diverse fotografeerfuncties die u naar eigen inzicht kunt aanpassen. Als u bijvoorbeeld met dezelfde instellingen meerdere foto's wilt maken van hetzelfde onderwerp, kunt u deze instellingen vastleggen onder My Mode om ze later nog eens te kunnen gebruiken. U kunt die vastgelegde My Mode-instellingen later weer gemakkelijk oproepen om ermee te fotograferen. Om eerst scherp te stellen op het onderwerp en daarna de compositie (beelduitsnede) te kiezen, kunt u [AEL / AFL] zó instellen dat u autofocus activeert met knop AEL / AFL en deze scherpstelling en belichting vasthoudt door de ontspanknop half in te drukken. U kunt ook andere camerafuncties volgens uw eigen wensen instellen door bijvoorbeeld de functies te wijzigen die aan de draaiknoppen en aan knop < zijn toegewezen, en door te wijzigen hoe lang de directe knoppen geselecteerd blijven.
2
g“MY MODE SETUP“ (Blz. 100), “Fotograferen met My Mode“ (Blz. 44), “AEL / AFL“ (Blz. 98), “; FUNCTION“ (Blz. 99), “BUTTON TIMER“ (Blz. 100)
Fotografeergidsen – Verbeter uw vaardigheid in het fotograferen
Een handleiding voor functies voor verschillende onderwerpen Deze paragraaf beschrijft de functies die onder verschillende lichtomstandigheden voor de diverse onderwerpen geschikt zijn.
Landschapsfoto’s nemen Deze paragaaf beschrijft het maken van buitenopnamen van bossen, meren en stranden overdag. De stand Fotograferen veranderen De juiste manier van fotograferen is afhankelijk van wat u wilt vastleggen, bijvoorbeeld de stilte van een stilstaande scène of de dynamiek van een bewegende scène. • Om de diepte van een bos vast te leggen, stelt u op een groter deel van het beeld scherp. Gebruik de stand A (diafragmavoorkeuze) en sluit het diafragma zo ver mogelijk (d.w.z. verhoog de diafragmawaarde). • Om het moment vast te leggen (te “bevriezen“) waarop golven tegen de rotsen slaan, gebruikt u de stand S (sluitertijdvoorkeuze) en kiest u een snelle sluitertijd. Om een ruisende waterval of een stromende rivier vast te leggen, fotografeert u met een lange sluitertijd.
Belichtingscorrectie kan zelfs bij verschillende standen voor het fotograferen worden gebruikt. Controleer het beeld dat u hebt gefotografeerd en gebruik + of – om de belichtingstijd bij te stellen om betere resultaten te behalen. De witbalans aanpassen De kleur van water op foto’s ziet er anders uit afhankelijk van of het een meer is dat dichtbij staande bomen reflecteert of een zeekust die omgeven is door een koraalrif. Om het subtiele kleurverschil vast te leggen, kunt u de instelling van de witbalans veranderen. Verander de instellingen voor verschillende situaties, bijvoorbeeld stand [55300 K] voor zonnige dagen en stand [27500 K] voor buitenopnamen in de schaduw op een zonnige dag.
36 NL
Metingsmethode veranderen Afhankelijk van de diepte van het water en de stand van de zon, kan de helderheid van het water grote verschillen vertonen in de diverse delen van dezelfde compositie. Ook de helderheid van bossen is verschillend, afhankelijk van hoe de bomen elkaar overlappen. Als u weet in welke bereiken u de correctie moet benadrukken in de compositie van het beeld, dan kunt u de metingsmethode veranderen. In de stand [G] (digitale ESP-meting), meet de camera automatisch de helderheid binnen de compositie en bepaalt de belichting. Om de belichting af te stemmen op een bepaald gebied binnen de compositie, kiest u de stand [H] (lichtmeting met nadruk op het centrum) of de stand [I] (spotmeting), u richt het lichtmeetveld op dat gebied binnen de compositie en u meet dan de belichting. Kleurintensiteit veranderen
g“Diafragmavoorkeuze“ (Blz. 41), “Sluitertijdvoorkeuze“ (Blz. 42), “Lichtmeetmethode wijzigen“ (Blz. 46), “Belichtingscorrectie“ (Blz. 47), “Witbalans selecteren“ (Blz. 67), “[SATURATION] (kleurintensiteit): De kleurdiepte van het beeld“ (Blz. 72)
Bloemen fotograferen De juiste manier om bloemen te fotograferen is afhankelijk van wat u wilt vastleggen, bijvoorbeeld een enkele bloem, een veld vol bloeiende bloemen, een diep rode roos of de lichte kleur van een erwtje. De autofocustolerantie wijzigen U kunt het autofocusgebied kleiner maken, bijvoorbeeld om scherp te stellen op één bloemblad, of op één bloem in een bloemperk. In de standaardinstelling stelt de camera scherp op een iets groter gebied dan het geselecteerde autofocusveld, maar afhankelijk van de instelling voor [AF SENSITIVITY] zal de camera uitsluitend scherpstellen binnen het geselecteerde autofocusveld. De witbalans aanpassen Bloemen hebben heel verschillende kleuren, variërend van licht tot fel. Afhankelijk van de kleur van de bloemen, worden subtiele kleurnuances eventueel niet zo vastgelegd als u ze ziet. In dat geval kunt u de lichtomstandigheden controleren en de instelling van de witbalans veranderen. Op [AUTO] bepaalt de camera automatisch het soort licht en fotografeert met de juiste witbalans. Subtiele kleurnuances komen beter op de foto als u de witbalansinstelling aan de lichtomstandigheden aanpast, bijvoorbeeld door [55300 K] te gebruiken voor zonnige dagen en [27500 K] voor een buitenopname in de schaduw op een zonnige dag.
Fotografeergidsen – Verbeter uw vaardigheid in het fotograferen
Het kan gebeuren dat u de gewenste kleur niet kunt reproduceren, zelfs niet met het gebruik van witbalans of belichtingscorrectie. In dat geval kunt u de instelling [SATURATION] veranderen om de gewenste kleur te krijgen. De instelling [SATURATION] heeft twee niveaus, hoge en lage instellingen. Als de instelling hoog is, worden er felle kleuren gebruikt.
2
37 NL
Belichtingscorrectie gebruiken Als u bloemen tegen een achtergrond fotografeert, kies dan een zo eenvoudig mogelijke achtergrond om de vorm en de kleur van de bloem te benadrukken. Als u lichte en witachtige bloemen fotografeert, stelt u de belichtingscorrectie in op – (min), zodat de bloem tegen de donkere achtergrond afsteekt.
De stand Fotograferen veranderen
2 Fotografeergidsen – Verbeter uw vaardigheid in het fotograferen
38 NL
De juiste manier om bloemen te fotograferen is afhankelijk van of u één enkele bloem wilt benadrukken of een veld vol bloemen wilt vastleggen. Om de gewenste scherptediepte in te stellen, zet u de camera op A (diafragmavoorkeuze) en kiest u het gewenste diafragma. • Naarmate u het diafragma verder opent (door een lagere diafragmawaarde te kiezen), neemt de scherptediepte verder af waardoor het onderwerp benadrukt wordt en de achtergrond onscherp is. • Naarmate u het diafragma verder sluit (door een hogere diafragmawaarde te kiezen), neemt de scherptediepte verder toe waardoor de foto op de voorgrond en de achtergrond scherp wordt.
U kunt de preview-functie gebruiken om de veranderingen in de scherptediepte te bevestigen als het diafragma veranderd wordt. Live bekijken gebruiken Bij het gebruik van een conventionele éénogige digitale spiegelreflexcamera met verwisselbaar lenssysteem, moest u wachten om na het nemen van de foto het resultaat van de belichtingscorrectie en de witbalansinstellingen te controleren. Met de functie Live bekijken van deze camera kunt u echter de monitor gebruiken om het onderwerp dat u wilt fotograferen weer te geven en te controleren. Lenzen verwisselen Als er maar weinig bloeiende bloemen zijn die ver uit elkaar staan, maakt u de foto met een telelens. Met een telelens neemt u foto's waarin onderwerpen op verschillende afstanden dichter bij elkaar lijken waardoor de indruk van een dicht begroeid bloemenveld ontstaat. Door de telescoopfunctie van de zoomlens te gebruiken, bereikt u dit effect ook, maar het is makkelijker om dit effect te bereiken als de scherpstelafstand groter is, bijvoorbeeld 150 mm of 200 mm, in plaats van 54 mm. g“AF SENSITIVITY“ (Blz. 96), “Diafragmavoorkeuze“ (Blz. 41), “Live view gebruiken“ (Blz. 30), “Preview-functie“ (Blz. 45), “Belichtingscorrectie“ (Blz. 47), “Witbalans selecteren“ (Blz. 67)
Nachtopnamen maken (night scene) Er zijn verschillende soorten nachtopnamen, variërend van het avondrood na een zonsondergang en straatlicht in een donkere stad tot speciale lichteffecten en vuurwerk. Het statief gebruiken Omdat een langere sluitertijd nodig is om nachtopnamen te maken, hebt u een statief nodig om het bewegen van de camera tegen te gaan. Als u niet over een statief beschikt, moet u de camera op een stabiele ondergrond zetten om het bewegen van de camera tegen te gaan. Zelfs als de camera beveiligd is, kan de camera bewegen als u de ontspanknop indrukt. Daarom raden wij u aan de afstandsbediening of de zelfontspanner te gebruiken.
Nachtopnamen hebben verschillende helderheidsniveaus en de balans van de helderheid in de compositie is niet uniform. Begin met het kiezen van stand A (diafragmavoorkeuze). Zet het diafragma op een gemiddelde instelling (ongeveer F8 of F11) en laat de camera de sluitertijd automatisch kiezen. Bij het maken van een nachtopname stelt de camera de belichting in overeenkomstig de donkere gebieden die het grootste deel van de compositie innemen, daardoor wordt de foto vaak witachtig (overbelicht), stel de belichtingscorrectie op –1 or –1,5 in. Gebruik [REC VIEW] om de foto te controleren en het diafragma en de belichtingscorrectie zo nodig in te stellen. Beeldruis kan snel optreden als u met een lange sluitertijd fotografeert. Zet in dat geval [NOISE REDUCT.] op [ON] om de ruis te onderdrukken. Handmatig scherpstellen In gevallen waarin u AF (autofocus) niet kunt gebruiken om op het onderwerp scherp te stellen (omdat het onderwerp te donker is of als u niet op tijd scherp kunt stellen, bijvoorbeeld tijdens vuurwerk), selecteert u [MF] (handmatig scherpstellen) en stelt u met de hand scherp. Voor nachtopnamen draait u de scherpstelring van de lens en controleert of u de lichten van de nachtelijke scène duidelijk kunt zien. Om foto's te maken van vuurwerk stelt u de scherpstelling van de lens op oneindig tenzij u een telelens gebruikt. Als u ongeveer de afstand tot aan het onderwerp weet, raden wij u aan om van tevoren scherp te stellen op iets dat zich op dezelfde afstand bevindt. g“Programmagestuurd fotograferen“ (Blz. 40), “Diafragmavoorkeuze“ (Blz. 41), “Fotograferen met de afstandsbediening“ (Blz. 61), “Autofocusstand selecteren“ (Blz. 52), “Ruisonderdrukking“ (Blz. 74), “REC VIEW“ (Blz. 108)
2 Fotografeergidsen – Verbeter uw vaardigheid in het fotograferen
De stand Fotograferen veranderen
39 NL
3
Belichting Programmagestuurd fotograferen Aan de hand van de helderheid van het onderwerp kiest de camera een optimale combinatie van diafragmawaarde en sluitertijd. Directe knop
MODE-knop
MODE + j[P]
j
• Zodra u de ontspanknop half indrukt, verschijnen de sluitertijd en de diafragmawaarde in de zoeker en op het bedieningspaneel. Stand Fotograferen Sluitertijd
3 Belichting
AF-teken
Zoeker
Bedieningspaneel Diafragmawaarde
Programma-aanpassing (%) Door in de stand P de hoofd- of hulpdraaiknop te verdraaien, kunt u de combinatie van diafragma en sluitertijd wijzigen terwijl de belichting optimaal blijft. g“Lijndiagram van het programma (stand P)“ (Blz. 136)
Programma-aanpassing
Zoeker
• Na het maken van de foto blijft deze instelling actief. Om de programma-aanpassing te annuleren, verdraait u de hoofd- of hulpdraaiknop tot de fotografeerstandindicatie % in de zoeker en op het bedieningspaneel verandert in P, of u schakelt de camera uit. • Bij gebruik van een flitser is er geen programma-aanpassing mogelijk.
TIPS De sluitertijd en diafragmawaarde knipperen:
j De camera kan de foto niet optimaal belichten. Voor meer informatie, zie “Waarschuwingsindicatie belichting“ (gBlz. 137).
Als u alleen met uw rechterhand de fotografeerstand wilt kunnen wijzigen: j U kunt de fotografeerstand wijzigen met knop < en met de draaiknoppen. g“; FUNCTION“ (Blz. 99)
40 NL
Diafragmavoorkeuze De camera kiest automatisch de sluitertijd die past bij de diafragmawaarde die u hebt ingesteld. Naarmate u het diafragma verder opent (door een lagere diafragmawaarde te kiezen), neemt de scherptediepte verder af waardoor de achtergrond eerder onscherp wordt. Naarmate u het diafragma verder sluit (door een hogere diafragmawaarde te kiezen), neemt de scherptediepte toe. Gebruik deze modus als u veranderingen aan de weergave van de achtergrond wilt toevoegen. Voordat u de foto gaat maken, kunt u met de preview-functie controleren hoe scherp of onscherp de achtergrond in beeld komt. g“Preview-functie“ (Blz. 45) Bij een lagere diafragmawaarde (F-waarde)
Bij een hogere diafragmawaarde (F-waarde)
3 • Stel de diafragmawaarde in met de hoofd- of hulpdraaiknop. Zoeker
Diafragma verder openen (F-waarde wordt lager)
Belichting
MODE + j[A]
Directe knop
Diafragmawaarde
Diafragma sluiten (F-waarde is verhoogd)
Bedieningspaneel
TIPS De scherptediepte bij de ingestelde diafragmawaarde controleren: j Zie “Preview-functie“ (gBlz. 45).
De interval van belichtingsstappen (EV-stappen) wijzigen:
j De belichtingsregeling kunt u instellen in stappen van 1/3 EV, 1/2 EV of 1 EV. g“EV STEP“ (Blz. 103)
De sluitertijd knippert:
j De camera kan de foto niet optimaal belichten. Voor meer informatie, zie “Waarschuwingsindicatie belichting“ (gBlz. 137).
41 NL
Sluitertijdvoorkeuze De camera kiest automatisch de diafragmawaarde die past bij de sluitertijd die u hebt ingesteld. Stel de sluitertijd in voor het soort effect dat u wilt bereiken. Met snelle sluitertijden kunt u snelbewegende onderwerpen toch scherp op de foto krijgen, terwijl u met een trage sluitertijd bewegingsonscherpte krijgt waarmee u een effect van snelheid of beweging kunt creëren. Een korte sluitertijd kan een snelle actie “bevriezen“ zonder bewegingsonsche rpte.
3
Door een langere sluitertijd wordt een opgenomen snelle actie onscherp. Deze onscherpte roept het gevoel van een dynamische beweging op. MODE + j[S]
Directe knop
Belichting
• Stel de sluitertijd in met de hoofd- of hulpdraaiknop.
Langere sluitertijd
Zoeker
Sluitertijd
Kortere sluitertijd
Bedieningspaneel
TIPS De foto is onscherp:
j Tijdens macro- en telefoto-opnamen is het risico groot dat u de camera niet stil genoeg houdt waardoor de opname onscherp wordt. Om dit te voorkomen, kiest u een snellere sluitertijd, of gebruikt u een statief met 1 of 3 poten.
De interval van belichtingsstappen (EV-stappen) wijzigen:
j De belichtingsregeling kunt u instellen in stappen van 1/3 EV, 1/2 EV of 1 EV. g“EV STEP“ (Blz. 103)
De diafragmawaarde knippert:
j De camera kan de foto niet optimaal belichten. Voor meer informatie, zie “Waarschuwingsindicatie belichting“ (gBlz. 137).
42 NL
Handmatig fotograferen (Manual) Hierbij kiest u zelf de gewenste combinatie van sluitertijd en diafragma. U kunt zien hoeveel het afwijkt van de juiste belichting door de belichtingsmeter te gebruiken. Hierbij hebt u creatief de vrije hand, zowel qua instellingen als qua belichting. Directe knop
MODE + j[M]
De diafragmawaarde instellen: Verdraai de hoofddraaiknop.
De sluitertijd instellen: Verdraai de hulpdraaiknop.
3 Belichting
• Het aantal beschikbare diafragmawaarden hangt af van het gebruikte lenstype. • De sluitertijd kunt u instellen tussen 1/8000 en 60 seconden. • In de stand M verschijnt de belichtingsaanduiding die het verschil aangeeft (binnen een bereik van –3 EV tot +3 EV) tussen de belichting volgens uw handmatige instelling (diafragma en sluitertijd), en de optimale belichting zoals de camera die heeft berekend. Als de belichtingsafwijking groter is dan +3 of –3 EV, begint de hele belichtingsaanduiding te knipperen. Onderbelichting Overbelichting Optimale belichting
Ruis in foto's Tijdens het fotograferen met een lange sluitertijd kan er ruis op het scherm verschijnen. Deze verschijnselen kunnen optreden als in delen van het beeldopneemelement die normaliter niet aan licht worden blootgesteld, kleine elektrische stromen worden opgewekt die de temperatuur in het beeldopneemelement of in de elektronica van het beeldopneemelement doen stijgen. Dit kan ook gebeuren als u met een hoge ISO-waarde fotografeert bij extreem hoge omgevingstemperaturen. Om deze ruis te reduceren, activeert de camera de ruisonderdrukking. g“Ruisonderdrukking“ (Blz. 74) TIPS De foto is onscherp:
j Het gebruik van een statief met 1 of 3 poten wordt aanbevolen bij het fotograferen met een lange sluitertijd.
De interval van belichtingsstappen (EV-stappen) wijzigen:
j De belichtingsregeling kunt u instellen in stappen van 1/3 EV, 1/2 EV of 1 EV. g“EV STEP“ (Blz. 103)
U kunt de functies van de hoofd- en hulpdraaiknop verwisselen:
j U kunt overschakelen tussen de functies die zijn ingesteld met de hoofd- en hulpdraaiknop. g“DIAL“ (Blz. 97)
x
Opmerkingen • Belichtingscorrectie is niet mogelijk in de stand M (handmatig).
43 NL
Tijdopnamen Bij een tijdopname maakt u een foto waarbij de sluiter open blijft staan zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt. U kunt ook tijdopnamen maken met een apart verkrijgbare afstandsbediening (RM-1) of afstandsbedieningskabel (RM-CB1). g“Tijdopnamen met de afstandsbediening“ (Blz. 63) Directe knop
MODE + j[B]
• “BuLb“ verschijnt in de zoeker en op het bedieningspaneel.
TIPS Om een tijdopname automatisch te stoppen na een bepaalde tijdsperiode:
j U kunt voor tijdopnamen een maximumtijd instellen. g“BULB TIMER“ (Blz. 103)
Om tijdens fotograferen met handmatig scherpstellen de scherpstelling te vergrendelen:
3
j U kunt de scherpstelling vergrendelen zodat deze zelfs niet wijzigt als u de scherpstelring verdraait. g“BULB FOCUSING“ (Blz. 97)
Belichting
x
Opmerkingen • De volgende functies zijn niet beschikbaar in de stand A. Beeldstabilisator / repeterende opnamen / zelfontspanner / AE-bracketing / flits-bracketing
Fotograferen met My Mode U kunt fotograferen met de camerainstellingen die u bij [MY MODE SETUP] hebt vastgelegd. Daar kunt u twee verschillende combinaties van camerainstellingen vastleggen onder [MY MODE1] en [MY MODE2]. g“MY MODE SETUP“ (Blz. 100) Directe knop
MODE + j[s] / [T]
Instelscherm
Als P is vastgelegd onder s
44 NL
Als S is vastgelegd onder T
Groothoek- en macro-onderwateropnamen De camera is optimaal ingesteld voor onderwateropnamen. I (groothoek-onderwater) is bedoeld voor het fotograferen van landschappen onder water, en H (macro-onderwater) voor close-up-opnamen onder water. Om onder water groothoek- of macro-opnemen te kunnen maken, zet u [; FUNCTION] op [I / H]. g“; FUNCTION“ (Blz. 99) MODE + j[I] / [H]
Directe knop Instelscherm
In de stand I
x
In de stand H
Opmerkingen
Preview-functie
3 Belichting
• Voor onderwateropnamen moet u gebruikmaken van een in de handel verkrijgbare onderwaterbehuizing. • De volgende functies zijn niet beschikbaar in de stand L. [CUSTOM RESET] / [PICTURE MODE] / [MY MODE SETUP]
De zoeker geeft het scherpstelgebied weer (scherptediepte) met de geselecteerde diafragmawaarde. Druk op de preview-knop om de preview-functie te gebruiken.
• De preview-functie kunt u ook activeren met knop < (standaardinstelling af fabriek). • Als [; FUNCTION] is vastgelegd onder [LIVE PREVIEW] en u drukt op <, schakelt de camera automatisch over op Live view voor een preview van de foto op de monitor.
g“; FUNCTION“ (Blz. 99)
Preview-knop
45 NL
Lichtmeetmethode wijzigen De camera kan de helderheid van het onderwerp op vijf manieren meten: Digitale ESP-meting, lichtmeting met nadruk op het centrum en drie soorten spotmeting. Selecteer de methode die het meest geschikt is voor de lichtomstandigheden. Directe knop
G+k
Superbedieningspaneel
ip: [METERING]
Menu
MENU[X][METERING]
k G-knop j
i-knop
3
MENU-knop
Instelscherm
Belichting
Zoeker
G H I IJ IK
: : : : :
Digitale ESP-meting Lichtmeting met nadruk op het centrum Spotmeting Spotmeting – bij veel lichte partijen Spotmeting – bij veel schaduwpartijen
Bedieningspaneel
G Digitale ESP-meting De camera meet de lichtniveaus en berekent de lichtniveauverschillen op 49 verschillende plaatsen van het beeld. Deze methode wordt aanbevolen voor normaal fotograferen. Als u de AF-gesynchroniseerde functie op [ESP+AF] zet, wordt het licht gemeten rondom het autofocusveld waarop u scherpstelt.
H Lichtmeting met nadruk op het centrum Deze meetmethode berekent het gemiddelde van de lichtniveaus van het onderwerp en de achtergrond, maar het centrum van het beeld telt hier zwaarder mee. Kies deze methode als u wilt voorkomen dat het lichtniveau van de achtergrond de belichting van het onderwerp te sterk beïnvloedt.
I Spotmeting De camera meet het lichtniveau binnen een heel klein gebied dat in de zoeker wordt aangegeven door het spotmetingskader. Gebruik deze methode bij opnamen met fel tegenlicht.
IJ Spotmeting – bij veel lichte partijen Als de achtergrond over het algemeen erg licht is, zullen bij een normale automatische belichting de witte partijen grijs worden. Met deze lichtmeetmethode gaat de camera een beetje overbelichten zodat de witte partijen wit blijven. Het meetgebied is hetzelfde als bij spotmeting.
IK Spotmeting – bij veel schaduwpartijen
: Lichtmeetgebied
Is achtergrond over het algemeen erg donker, dan worden de zwarte partijen bij een normale automatische belichting grijs. Met deze lichtmeetmethode gaat de camera een beetje onderbelichten zodat de zwarte partijen ook zwart worden weergegeven. Het meetgebied is hetzelfde als bij spotmeting.
46 NL
Belichtingscorrectie Soms kunt u betere resultaten krijgen als u de belichting die de camera heeft berekend, handmatig bijregelt. Vaak komen heldere onderwerpen (zoals sneeuw) donkerder op de foto dan ze in feite zijn. Door een beetje over te belichten (belichtingscorrectie richting +) gaan deze tinten eruitzien zoals ze in werkelijkheid zijn. Op dezelfde wijze kunt u de tinten van donkere onderwerpen corrigeren, maar nu in de richting –. U kunt de belichting stapsgewijs corrigeren binnen een bereik van –5.0 EV tot +5.0 EV.
±0
–2.0 EV
+2.0 EV F-knop
F+j/k
Directe knop
3 Belichting
• De belichtingscorrectie-indicatie verschijnt. Bij een belichtingscorrectie met de waarde 0 verschijnt de belichtingscorrectie-indicatie niet. Bij stappen van 1/3 EV
Instellen in de richting –
Instellen in de richting + Bij stappen van 1/2 EV
1/3 EV
1/2 EV
• Als de waarde van de belichtingscorrectie groter is dan het bereik van de belichtingscorrectieindicatie, gaat de indicatie kipperen in de zoeker en op het bedieningspaneel. Op het superbedieningspaneel verschijnt links en rechts van de indicatie een rode vw.
TIPS De interval van belichtingsstappen (EV-stappen) wijzigen:
j Het interval van de EV-stap kan gekozen worden uit 1/3 EV, 1/2 EV of 1 EV. g“EV STEP“ (Blz. 103)
De belichting alleen met behulp van de draaiknoppen instellen:
j Bij het instellen van de belichtingscorrectiewaarde hoeft u de F-knop niet in te drukken. g“DIAL“ (Blz. 97)
x
Opmerkingen • Belichtingscorrectie is niet mogelijk in de standen M en A.
47 NL
AE-lock De gemeten belichtingswaarde kunt u vasthouden met knop AEL / AFL (AE-lock). Gebruik AE-lock als u een andere belichting wilt toepassen dan de gebruikelijke belichting bij deze situatie. Door de ontspanknop half in te drukken worden normaliter zowel de scherpstelling (AF – autofocus) als de automatische belichting AE vastgehouden, maar u kunt ook alleen de belichting vasthouden door knop AEL / AFL in te drukken. Als u op knop AEL / AFL drukt zodra de gewenste meetwaarde wordt aangegeven, zal deze belichting worden vastgehouden. Deze belichting wordt vastgehouden zolang u knop AEL / AFL ingedrukt houdt. Druk nu de ontspanknop in.
AEL / AFL-knop
• Zodra u knop AEL / AFL loslaat, wordt de belichting niet langer vastgehouden.
3
TIPS De belichting vasthouden:
Belichting
j U kunt het resultaat van de lichtmeting ook vasthouden zónder dat deze wordt geannuleerd als u knop AEL / AFL loslaat. g“AEL / AFL MEMO“ (Blz. 99)
Als u het het moeilijk vindt om knop AEL / AFL en de ontspanknop tegelijkertijd in te drukken:
j U kunt dan de functies van de knoppen AEL / AFL en < omwisselen. g“A“ (Blz. 100)
AE-lock
Zoeker
AE-lock activeren met een ingestelde lichtmeetmethode:
j U kunt de gewenste lichtmeetmethode instellen aan de hand waarvan u de belichting wilt vasthouden met AE-lock. g“AEL-lichtmeting“ (Blz. 103)
AE bracketing (belichting variëren) De camera neemt automatisch meerdere opnamen en belicht hierbij elke opname telkens een beetje anders. Zelfs in situaties waarbij het moeilijk is om een juiste belichting te krijgen (bijv. bij tegenlicht of in het halfduister), kunt u uit de serie foto's met verschillende belichtingsinstellingen (belichtings- en correctiewaarden) de foto kiezen die u het beste bevalt. De foto's worden in deze volgorde gemaakt: Foto met optimale belichting, foto met belichtingscorrectie in de richting –, foto met belichtingscorrectie in de richting +. bijv.) Als BKT op [3F 1.0EV] gezet is
–1.0 EV
48 NL
±0
+1.0 EV
Belichtingscorrectiewaarde: 0.3, 0.7 of 1.0
• De belichtingscorrectiewaarde verandert zodra u de EV-stap wijzigt. g“EV STEP“ (Blz. 103)
Aantal beelden: 3 of 5 Directe knop
MODE + AFj / k
Menu
MENU[X][AE BKT]
Instelscherm Zoeker
Bedieningspaneel
Aantal beelden EV-stap
Aantal beelden
EV-stap
Bracketing
Belichting
Correctiebereik • Tijdens het fotograferen verschijnt de belichtingswaarde voor de volgende opname.
3
Begin met fotograferen. • Bij enkelbeeldopnamen wijzigt de belichting telkens als u de ontspanknop indrukt. • Bij repeterende opnamen houdt u de ontspanknop ingedrukt tot het geselecteerde aantal foto’s is genomen. • Zodra u de ontspanknop loslaat, stopt het fotograferen met auto bracketing. Zodra bracketing stopt, knippert 0 in de zoeker en op het bedieningspaneel, en op het superbedieningspaneel zal 0 groen oplichten.
Hoe corrigeert AE bracketing de belichting bij elk programma Afhankelijk van het gekozen programma wordt de belichting als volgt gecorrigeerd: P : Diafragmawaarde en sluitertijd Stand A : Sluitertijd Stand S : Diafragmawaarde Stand M : Sluitertijd TIPS AE bracketing toepassen op de belichtingswaarde die u hebt gecorrigeerd:
j Corrigeer de belichtingswaarde en gebruik daarna de functie AE bracketing. AE bracketing is nu toegepast op de belichtingswaarde die u hebt gecorrigeerd.
49 NL
ISO-waarde instellen Hoe hoger de ISO-waarde, hoe hoger de lichtgevoeligheid van de camera en hoe minder licht u nodig hebt om te kunnen fotograferen. Bij hoge ISO-waarden gaat uw foto’s er echter korrelig uitzien. Directe knop
ISO + j / k
Superbedieningspaneel
ip: [ISO]
Menu
MENU[W][ISO]
j
ISO-knop k
[AUTO]
3 Belichting
: De gevoeligheid wordt automatisch ingesteld aan de hand van de lichtomstandigheden. Bij [ISO-AUTO SET] kunt u de zowel de standaardwaarde (die normaliter wordt MENU-knop gebruikt voor het vaststellen van de optimale belichting) als de maximale ISO-waarde i-knop (de bovengrens van de automatische ISO-instelling) vastleggen. g“ISO-AUTO SET (ISO-AUTO instellen)“ (Blz. 103) [100 – 3200] : Vast ingestelde ISO-waarde. [ISO STEP] kunt u instellen op [1/3 EV] of [1 EV]. g“ISO STEP“ (Blz. 103) Instelscherm Zoeker
Bedieningspaneel
Bij de instelling [AUTO] verschijnt de standaardwaarde.
AUTO : ...
...
...
100 : 3200 :
• In de zoeker worden de waarden 125 en 1250 aangegeven als 120 en 1200.
TIPS In de stand M de ISO-waarde automatisch laten instellen:
j Normaliter werkt de stand AUTO alleen in de fotografeerstanden P / A / S maar u kunt deze stand ook activeren voor andere fotografeerstanden. g“ISO-AUTO“ (Blz. 103)
50 NL
Indicatie na het instellen Zoeker
Bedieningspaneel
In de stand AUTO verschijnen de ISO-A- en de ISO-waarden die door de camera zijn vastgesteld. Bij alle andere instellingen verschijnt ISO en de ingestelde waarde. Bij een ingestelde ISO-waarde van 2000 of hoger knippert de ISO-indicatie.
Bij een andere instelling dan AUTO verschijnt ISO. Bij een ingestelde ISO-waarde van 2000 of hoger knippert de ISO-indicatie.
3
ISO-bracketing
Belichting
De camera neemt, met een vaste sluitertijd en vast diafragma, meerdere foto's met telkens een andere ISO-waarde. In totaal worden er 3 opnamen gemaakt met verschillende ISO-waarden: één opname met de optimale belichting volgens de stand [AUTO]), één opname met ISO-correctie in de richting –, en één opname met ISO-correctie in de richting +. Belichtingscorrectiewaarde: 0.3, 0.7 of 1.0 • De belichtingscorrectie wordt ingesteld in stappen van 1/3 EV, ongeacht welke ISO-stap op de camera is ingesteld.
Aantal beelden: 3 Menu
x
MENU[X][ISO BKT]
Opmerkingen • Bij bracketing wordt geen rekening gehouden met de bij [ISO-AUTO SET]. Ingestelde bovengrens van de ISO-waarde.
51 NL
4
Scherpstellen en opnamefuncties Autofocusstand selecteren Deze camera beschikt over drie autofocusstanden: S-AF, C-AF, en MF. U kunt foto’s maken door de S-AF- of C-AF-functie met de MF-functie te combineren. Directe knop
AF + j
Superbedieningspaneel
ip: [AF MODE]
Menu
MENU[X][AF MODE]
AF-knop
j
i-knop MENU-knop
Instelscherm Zoeker
4 Scherpstellen en opnamefuncties
52 NL
S-AF
:
C-AF
:
MF
:
S-AF+MF : C-AF+MF :
Bedieningspaneel
S-AF (één keer scherpstellen) Zodra u de ontspanknop indrukt, stelt de camera één keer scherp. Als het scherpstellen mislukt, laat u de ontspanknop los en drukt u deze nogmaals half in. Deze methode is geschikt voor het fotograferen van niet of nauwelijks bewegende onderwerpen. Druk de ontspanknop half in. • Zodra de camera heeft scherpgesteld, stopt het AF-teken met knipperen. • U hoort een pieptoon zodra de camera klaar is met scherpstellen.
Zoeker
AF-teken
TIPS Bij weinig licht kan de camera in een AF-stand soms moeilijk automatisch scherpstellen: j De ingebouwde flitser kan als AF-lichtbron fungeren. In de stand AF (autofocus) vergemakkelijkt dit het scherpstellen bij het fotograferen bij weinig licht. g“AF ILLUMINAT.“ (Blz. 96)
Indien gewenst kunt u snel overschakelen van AF (autofocus) naar MF (handmatig scherpstellen):
j Leg [MF] vast onder de knop < zodat u met knop < snel kunt overschakelen naar de stand MF. g“; FUNCTION“ (Blz. 99)
U wilt toch een foto maken, ook al heeft de camera niet scherpgesteld op het onderwerp: j Zie “RLS PRIORITY S / RLS PRIORITY C“ (gBlz. 101).
j Het AF-teken in de zoeker licht rood op zodra de camera heeft scherpgesteld. U kunt de camera zo instellen dat het AF-teken niet meer oplicht. g“AF AREA POINTER“ (Blz. 96)
C-AF (continu scherpstellen) De camera herhaalt het scherpstellen terwijl de ontspanknop half ingedrukt blijft. Als het onderwerp zich verplaatst, blijft de camera de scherpstelling continu aanpassen (Predictive AF). Ook al beweegt het onderwerp of verandert u de compositie van de foto, de camera blijft bezig met scherpstellen. Druk de ontspanknop half in en blijf hem in deze stand houden. • Zodra de camera klaar is met scherpstellen, stopt het AF-teken met knipperen. • Het AF-teken licht niet meer op, ook al is de scherpstelling in orde. • De camera blijft continu bezig met scherpstellen. Ook al beweegt het onderwerp, en zelfs als u de compositie van de foto wijzigt: de camera blijft steeds bezig met scherpstellen. • U hoort een pieptoon zodra de camera klaar is met scherpstellen. U hoort deze pieptoon niet meer na de derde keer scherpstellen in de stand continu AF, ook al is er goed scherpgesteld.
4 Scherpstellen en opnamefuncties
U wilt dat in de zoeker het AF-teken niet meer oplicht zodra de camera heeft scherpgesteld:
TIPS De camera stelt scherp op iets dat vóór het onderwerp voorbijkomt:
j U kunt de camera zo instellen dat de scherpstelling niet verandert, ook al verandert de afstand tot het onderwerp. g“C-AF LOCK“ (Blz. 96)
53 NL
MF (handmatig scherpstellen) Hierbij kunt u met de hand scherpstellen op een onderwerp terwijl u door de zoeker kijkt. Stel scherp met de scherpstelring. TIPS De draairichting van de scherpstelring wijzigen:
j U kunt de draairichting van de scherpstelring naar eigen voorkeur instellen: rechtsom of juist linksom naar de stand Dichtbij oneindig. g“FOCUS RING“ (Blz. 96)
Bevestiging of daadwerkelijk is scherpgesteld op het onderwerp (scherpstelhulp):
j Als u de lens handmatig scherpstelt op een onderwerp (door de scherpstelring te verdraaien), stopt het AF-teken met knipperen zodra uw scherpstelling overeenkomt met de autofocusmeting van de camera. Als B is ingesteld met [AF AREA], licht het AF-teken zodra in het middelste autofocusveld is scherpgesteld op het onderwerp.
4
) Scherpstelring
De methoden S-AF en MF gelijktijdig gebruiken (S-AF+ MF)
Scherpstellen en opnamefuncties
Met deze functie kunt u, zodra de camera heeft scherpgesteld met de methode S-AF, de scherpstelling handmatig bijregelen met de scherpstelring. Als de ontspanknop niet ingedrukt is, kan MF worden gebruikt. • U kunt fijn scherpstellen met de scherpstelring als u de ontspanknop half ingedrukt hebt en AF bevestigd is. U kunt ook fijn scherpstellen met de scherpstelring als de ontspanknop niet half ingedrukt is.
x
Opmerkingen • Als u na het handmatig bijregelen met de scherpstelring de ontspanknop loslaat en opnieuw half indrukt, wordt uw scherpstelling ongedaan gemaakt en stelt de camera opnieuw scherp.
De methoden C-AF en MF gelijktijdig gebruiken (C-AF+ MF) Stel scherp met de scherpstelring en druk de ontspanknop half in om de C-AF-methode te activeren. • Zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt, kunt u niet handmatig scherpstellen (MF). • Als u de ontspanknop niet indrukt, kunt u handmatig scherpstellen (MF).
TIPS Een andere manier om handmatig scherp te stellen in de stand C-AF:
j U kunt knop AEL / AFL instellen om C-AF te activeren. g“AEL / AFL“ (Blz. 98)
x
54 NL
Opmerkingen • Als u na het handmatig bijregelen met de scherpstelring de ontspanknop loslaat en opnieuw half indrukt, wordt uw scherpstelling ongedaan gemaakt en stelt de camera opnieuw scherp.
Autofocusveld selecteren Bij automatisch scherpstellen kan de camera gebruik maken van 11 autofocuspunten. Selecteer het meest geschikte autofocuspunt voor het onderwerp en de compositie. U kunt kiezen uit twee autofocusmethoden: De stand Alle autofocuspunten waarbij autofocus alle 11 autofocuspunten gebruikt, en de stand Één autofocuspunt waarbij autofocus scherpstelt op het gebiedje rondom het geselecteerde autofocuspunt. B Alle autofocuspunten Bij het automatisch scherpstellen op het onderwerp houdt de camera het gemiddelde aan van de 11 autofocuspunten. Dit is een geschikte methode bij het fotograferen van bewegende onderwerpen of als u het scherpstellen aan de camera wilt overlaten.
Geselecteerd autofocuspunt
4 Scherpstellen en opnamefuncties
M Één autofocuspunt (o Één klein autofocuspunt) De camera stelt scherp op het ene geselecteerde autofocuspunt. Dit is handig als u na het bepalen van de compositie nauwkeurig wilt scherpstellen op het onderwerp. Met M kunt u scherpstellen op een gebied dat wat groter is dan één autofocuspunt, maar u kunt dit bereik alleen instellen binnen het autofocuspunt. Als u [SMALL] hebt geselecteerd voor [AF SENSITIVITY], verandert de indicatie in o. g“AF SENSITIVITY“ (Blz. 96) N Één dynamisch autofocuspunt Als de camera niet kan scherpstellen op het geselecteerde autofocuspunt, zal de camera scherpstellen op een naburige autofocuspunt.
55 NL
Directe knop
P-knop
P+k
k
• Zodra u de knop loslaat, zal het op dat moment geselecteerde autofocusveld oplichten. Als u M of N hebt ingesteld, kunt u het autofocuspunt selecteren dat u in dat geval wilt gebruiken. Hoe u dat doet, leest u bij stap 2 in de volgende paragraaf “Autofocuspunt selecteren“ (gBlz. 56).
Superbedieningspaneel
ip: [AF AREA]P +k
• Als u M of N hebt ingesteld, kunt u het autofocuspunt selecteren met de draaiknop.
Menu
MENU[X][AF AREA]
MENU-knop
i-knop
• Als u M of N hebt ingesteld, kunt u het autofocuspunt selecteren met p.
Autofocuspunt selecteren
4 Scherpstellen en opnamefuncties
56 NL
Selecteer het autofocuspunt dat u in de stand Één autofocuspunt wilt gebruiken.
1 2
Druk op knop P en laat deze weer los om een autofocuspunt te kunnen selecteren. Met de hoofd- of hulpdraaiknop of met de pendelknop selecteert u het gewenste autofocuspunt. • De hoofddraaiknop werkt zoals de pendelknoppen ac, en de hulpdraaiknop werkt zoals de pendelknoppen bd. • Voor het selecteren van het autofocuspunt kunt u de werking van de draaiknoppen en de pendelknop wijzigen. g“P SET UP“ (Blz. 97) • Druk op knop i om het autofocuspunt terug te zetten in het midden.
Een bepaald autofocuspunt vastleggen Een vaakgebruikte stand voor het autofocusveld en de positie van het autofocuspunt kunt u vastleggen. Deze vastgelegde instelling (de “uitgangspositie“) kunt u dan snel selecteren en gebruiken. Vastleggen
1
In het scherm bij stap 2 van “Autofocuspunt selecteren“ (gBlz. 56) drukt u tegelijkertijd op de knoppen < en F.
• De uitgangspositie wordt vastgelegd zodra de knoppen worden ingedrukt. • De uitgangspositie kan niet worden vastgelegd vanuit een menu.
AF AREA
HP
SELECT Geeft aan dat autofocuspunt wordt vastgelegd.
Fotograferen
1
Druk op de <-knop.
x
Opmerkingen
• De vastgelegde uitgangspositie wordt geselecteerd. Druk nogmaals op deze knop als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke stand voor het autofocusveld. • Bij het vastleggen van de uitgangspositie wordt de autofocustolerantie niet opgeslagen.
4 Scherpstellen en opnamefuncties
Om deze functie te kunnen gebruiken, moet u de functie [P HOME] eerst toewijzen aan knop <. g“; FUNCTION“ (Blz. 99)
57 NL
Focus lock – Als het scherpstellen niet lukt (scherpstelgeheugen) De autofocus van de camera kan eventueel niet scherpstellen op het onderwerp als het onderwerp zich niet in het midden van het beeld bevindt. Als dit gebeurt, kunt u het beste het scherpstelgeheugen (focus lock) gebruiken. Gebruik dit als bij de compositie het onderwerp buiten de 11 autofocuspunten valt, of bij een onderwerp waarop moeilijk kan worden scherpgesteld.
1
Richt het autofocusveld op het onderwerp waarop u wilt scherpstellen en druk de ontspanknop half in tot het AF-teken verschijnt.
Ontspanknop
• De ingestelde scherpstelling wordt vastgehouden. Het AF-teken en en het autofocusveld verschijnen in de zoeker. • Als het AF-teken nog steeds knippert, drukt u de ontspanknop opnieuw half in. • Zodra u de ontspanknop half indrukt, verdwijnt het superbedieningspaneel.
Indicatie-LED Dataverkeer
4
Voorbeeld) De camera stelt scherp op het middelste autofocuspunt.
Scherpstellen en opnamefuncties
Autofocusveld
2
AF-teken
Beweeg naar de gewenste samenstelling met half ingedrukte ontspanknop en druk de knop dan helemaal in. • De indicatie-LED Dataverkeer knippert terwijl de foto op het geheugenkaartje wordt opgeslagen.
58 NL
Als het onderwerp een geringer contrast heeft dan zijn omgeving Als het contrast van het onderwerp gering is, als bijvoorbeeld de belichting niet voldoende is of het onderwerp door mist niet goed zichtbaar is, kan er niet scherp gesteld worden. Stel scherp (scherpstelgeheugen) op een onderwerp met een hoog contrast dat even ver van de camera verwijderd is als het onderwerp dat u wilt fotograferen, kies daarna de gewenste uitsnede en maak de opname.
Repeterende opnamen Enkelbeeldopnamen o
Telkens als u de ontspanknop indrukt, maakt de camera één foto (in de stand Fotograferen). Repeterende opnamen H l Zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt, maakt de camera 5 opnamen per seconde (in de stand JPEG). Repeterende opnamen L O Zolang u de ontspanknop ingedrukt houdt, maakt de camera het ingestelde aantal opnamen per seconde (g“O fps“ [Blz. 101]). • Druk de ontspanknop helemaal in en houd deze ingedrukt. De camera blijft achter elkaar door fotograferen tot u de knop loslaat. • De scherpstelling, de belichting en witbalans van de eerste opname (tijdens S-AF, MF) worden vastgehouden.
Opmerkingen • Als tijdens repeterende opnamen de batterijspanningsindicator begint te knipperen, stopt de camera met fotograferen en begint de gemaakte foto’s op te slaan op het geheugenkaartje. Als batterijvoeding te laag is, kan de camera misschien niet alle foto’s opslaan.
Instelmethode
< / Y / j-knop
Directe knop
Superbedieningspaneel
ip: [< / Y / j]
k
4 Scherpstellen en opnamefuncties
x
Het aantal repeterende opnamen dat kan worden gemaakt
59 NL
Instelscherm Zoeker
Bedieningspaneel
Enkelbeeldopnamen Repeterende opnamen H : Repeterende opnamen L : Zelfontspanner 12 sec.
:
Zelfontspanner 2 sec.
:
Afstandsbediening
:
Afstandsbediening 2 sec. :
4
• Anti-shock-indicatie: Als anti-shock (trillingen voorkomen) is geactiveerd, knippert de weergave in de zoeker en op het bedieningspaneel en verschijnt op het superbedieningspaneel het symbool D.
Scherpstellen en opnamefuncties
Fotograferen met de zelfontspanner Deze functie maakt fotograferen met de zelfontspanner mogelijk. U kunt hierbij de camera zo instellen dat de foto na 12 seconden of na 2 seconden wordt gemaakt. Bij fotograferen met de zelfontspanner kunt u de camera het beste op een statief zetten. Voor de instelmethode, zie “Repeterende opnamen“ (gBlz. 59). Druk de ontspanknop helemaal in. • De foto is gemaakt. • Als Y12s. is geselecteerd: De zelfontspanner-LED brandt eerst ongeveer 10 seconden continu, begint dan ongeveer 2 seconden lang te knipperen, en daarna wordt de foto gemaakt. • Als Y2s is geselecteerd: De zelfontspanner-LED knippert ongeveer 2 seconden, daarna wordt de foto gemaakt. • Om de ingeschakelde zelfontspanner voortijdig te stoppen, drukt u op de < / Y / j-knop.
x
60 NL
Opmerkingen • Druk de ontspanknop niet in terwijl u recht voor de camera staat omdat de camera dan bij een half-ingedrukte ontspanknop gaat scherpstellen op het verkeerde onderwerp.
Zelfontspanner-LED
Oculairsluiter Als u fotografeert zonder door de zoeker te kijken, dek dan het oculair af zodat er geen licht in de zoeker valt wat de belichting zou kunnen beïnvloeden. Sluit het oculair door de hendel naar boven te zetten.
Oculairsluithendel
Fotograferen met de afstandsbediening Met behulp van de optionele afstandsbediening RM-1 kunt u een zelfportret of een opname bij nachtlicht maken zonder dat u de camera hoeft aan te raken. U kunt de camera zo instellen dat, na het indrukken van de ontspanknop op de afstandsbediening, de foto onmiddellijk of na 2 seconden wordt gemaakt. Met de optionele afstandsbediening kunt u ook tijdopnamen maken. Voor de instelmethode, zie “Repeterende opnamen“ (gBlz. 59).
• Als <0s is geselecteerd: De scherpstelling en belichting worden vastgehouden, het afstandsbedieningslampje knippert en de foto wordt gemaakt. • Als <2s is geselecteerd: De scherpstelling en belichting worden vastgehouden, de afstandsbedienings-LED knippert en na ongeveer 2 seconden wordt de foto gemaakt. Afstandsbedieningslampje Ontvanger van afstandsbedieningssignalen
4 Scherpstellen en opnamefuncties
Zet de camera stevig op een statief, richt de afstandsbediening op de ontvanger op de camera en druk op de ontspanknop van de afstandsbediening.
61 NL
Effectief bereik van de afstandsbediening Richt de afstandsbediening op de ontvanger op de camera binnen het bereik dat hieronder staat aangegeven. Als sterk licht zoals direct zonlicht op de ontvanger van de afstandsbediening schijnt of als TL-licht of apparaten, die elektrische golven of radiogolven uitstralen, in de buurt zijn, kan dit het effectieve bereik verkleinen.
Ca. 3 m (binnens huis) Ca. 2 m (buitens huis)
Afstandsbediening
4 Scherpstellen en opnamefuncties NL
Ca. 3 m (buitenshuis) huis) (binnens Ca. 3 m huis) (buitens Ca. 2 m
Ontvanger van afstandsbedieningssignalen
TIPS Het afstandsbedieningslampje knippert niet als u op de ontspanknop van de afstandsbediening drukt:
j Het uitgezonden signaal bereikt de camera niet als de ontvanger op de camera wordt blootgesteld aan fel licht. Houd de afstandsbediening dichter bij de camera en druk opnieuw op de ontspanknop van de afstandsbediening. j Het uitgezonden signaal bereikt de camera niet als de afstand tot de camera te groot is. Houd de afstandsbediening dichter bij de camera en druk opnieuw op de ontspanknop van de afstandsbediening. j Het signaal wordt gestoord. Wijzig het zendkanaal zoals aangegeven in de handleiding van de afstandsbediening.
Het fotograferen via de afstandsbediening uitschakelen:
j Na het fotograferen via de afstandsbediening wordt deze functie niet automatisch uitgeschakeld. Druk op knop < / Y / j om de camera op [o] (enkelbeeldopnamen) te zetten, etc.
Gebruik van de ontspanknop op de camera tijdens het fotograferen via de afstandsbediening: j De ontspanknop op de camera werkt altijd, ook in de stand “Fotograferen via de afstandsbediening“.
x
62
Ca. 5 m (binnenshuis)
Opmerkingen • Er wordt geen foto gemaakt als de camera niet heeft kunnen scherpstellen op het onderwerp. • Bij fel licht is het afstandsbedieningslampje moeilijk te zien waardoor u moeilijk kunt bepalen of de foto wel gemaakt is. • Met de afstandsbediening kunt u niet in- of uitzoomen.
Tijdopnamen met de afstandsbediening Zet de fotografeerstand op [A]. g“Tijdopnamen“ (Blz. 44)
Druk bij de afstandsbediening op knop W om de sluiter te openen. Zodra de bij “BULB TIMER“ (gBlz. 103) ingestelde tijd is verstreken, gaat de sluiter automatisch dicht.
Druk op knop T om de sluiter te sluiten.
Anti-shock – trillingen voorkomen U kunt de interval instellen tussen het moment waarop de camera de spiegel omhoogklapt, en het moment waarop de sluiter opengaat. Hiermee voorkomt u dat de camera tijdens de opname trilt door het opklappen van de spiegel. Deze functie kan handig zijn bij astrofotografie en microscoopfotografie of andere fotografische situaties waarin een zeer lange sluitertijd wordt gebruikt en trilling van de camera tot een minimum moet worden beperkt.
3
MENU[X][ANTI-SHOCK z]
Selecteer de tijd (tussen 1 en 30 seconden) die moet verstrijken tussen het omhoogklappen van de spiegel en het ontspannen van de sluiter en druk daarna op i. Anti-shock wordt apart toegevoegd aan de fotografeerfuncties (enkelbeeldopnamen, repeterende opnamen, en opnamen met de zelfontspanner en de afstandsbediening). Voor de instelmethode, zie “Repeterende opnamen“ (gBlz. 59).
Beeldstabilisator U kunt het bewegen van de camera, dat snel optreedt als u in situaties met weinig licht fotografeert of tijdens het fotograferen met een sterke vergroting, verminderen. OFF I.S. 1 I.S. 2
1
Beeldstabilisator is uit. Beeldstabilisator is aan. Dit wordt gebruikt als u in horizontale richting beweegt om een wazige achtergrond te krijgen. De horizontale beeldstabilisator is uitgeschakeld en alleen de verticale beeldstabilisator is geactiveerd. Druk op knop o, laat deze weer los, en kies daarna k met de draaiknop de gewenste instelling.
4 Scherpstellen en opnamefuncties
1 2
j
o-knop
63 NL
Instelscherm : OFF : I.S. 1 Zoeker
: I.S. 2
Bedieningspaneel
Het effect van beeldstabilisator controleren met Live view
4 Scherpstellen en opnamefuncties
64 NL
U kunt de knop o ingedrukt houden tijdens het live bekijken om het effect van de beeldstabilisator op de monitor te zien. In die positie kunt u de ontspanknop helemaal indrukken om een foto te maken. • Als [IMAGE STABILIZER] op [OFF] is gezet, activeert het indrukken en ingedrukt houden van de knop o de beeldstabilisator ([I.S. 1]). • Door het loslaten van de knop o of het ingedrukt houden van de knop o gedurende enkele seconden wordt de beeldstabilisator uitgeschakeld.
x
Opmerkingen
250 F5.6
IS 1
LN
38
Groen: beeldstabilisator actief Rood: beeldstabilisator fout
• De beeldstabilisator kan geen grote bewegingen van de camera corrigeren of bewegingen van de camera die optreden als de sluitertijd op de langste tijd is ingesteld. In die gevallen raden wij het gebruik van een statief aan. • Bij het gebruik van een statief zet u [IMAGE STABILIZER] op [OFF]. • Als u een lens gebruikt met een beeldstabilisatiefunctie schakel dan de beeldstabilisatie van de lens of van de camera uit. • Bij het uitschakelen van de camera wordt de beeldstabilisator geactiveerd. De camera trilt dan voor deze functie, dit is geen storing. • Een rode H op de monitor geeft aan dat de beeldstabilisatorfunctie niet goed werkt. Als u zo een foto maakt, is de compositie eventueel uit. Neem contact op met uw geautoriseerde servicecentrum van Olympus
Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect De beeldkwaliteit selecteren U kunt de beeldkwaliteit kiezen waarmee de foto wordt opgeslagen. Kies de beeldkwaliteit die het beste past bij het doel van de foto (printen, bewerken op een pc, bewerken voor een website, enz.).
Opnameformaten JPEG Voor JPEG-beelden selecteert u een combinatie van resolutie (Y, X, W) en compressiefactor (SF, F, N, B). Beelden zijn opgebouwd uit pixels (puntjes). Als u een beeld gaat vergroten, ziet u bij een laag aantal pixels eerder een mozaïekpatroon verschijnen. Bij een beeld met een groot aantal pixels neemt beeldbestand meer geheugenruimte in beslag waardoor u op het geheugenkaartje minder beelden kunt opslaan. Het beeldbestand wordt kleiner naarmate u een hogere compressie kiest. In dat geval is het beeld echter minder helder als u het gaat weergeven. Beeld met een hoog aantal pixels
5
Beeld wordt helderder Compressiefactor Applicatie
Aantal pixels
Y (Large – groot) Afhankelijk van het gewenste printformaat
Aantal pixels
SF (SuperFijn) 1/2.7
F (Fijn) 1/4
N (Normaal) 1/8
B (Basis) 1/12
3648 x 2736
YSF
YF
YN
YB
XSF
XF
XN
XB
WSF
WF
WN
WB
3200 x 2400 X (middel)
2560 x 1920
Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
Beeld met een laag aantal pixels
Het aantal pixels wordt hoger
5
1600 x 1200 1280 x 960 1024 x 768
Voor kleine afdrukken en gebruik op websites.
W (Small – klein) 640 x 480
65 NL
RAW Dit zijn onverwerkte gegevens waarvan de witbalans, scherpte, contrast of kleur niet veranderd werden. Gebruik de OLYMPUS Master om ze als een beeld op de computer weer te geven. RAW-gegevens kunnen niet weergegeven worden op een andere camera of met normale software, en kunnen niet geselecteerd worden voor printreservering. U kunt met deze camera opnamen bewerken die met de beeldkwaliteit RAW zijn gemaakt. g“Foto’s bewerken“ (Blz. 91)
De beeldkwaliteit selecteren JPEG Voor JPEG-beelden kunt u 4 combinaties vastleggen van resoluties (Y, X, W) en compressiefactoren (SF, F, N, B). In totaal zijn er 12 verschillende combinaties mogelijk. g“K SET“ (Blz. 105) U kunt kiezen tussen de resoluties X en W en het aantal pixels selecteren. g“PIXEL COUNT“ (Blz. 105) RAW + JPEG Telkens als u een foto maakt, wordt tegelijkertijd een JPEG- en een RAW-beeld opgeslagen. RAW Slaat het beeld op in het bestandtype RAW.
5 Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
Voorbeeld) De volgende 9 beeldkwaliteiten zijn beschikbaar als YF / YN / XN / WN zijn vastgelegd RAW : RAW JPEG : YF / YN / XN / WN RAW+JPEG : RAW+YF / RAW+YN / RAW+XN / RAW+WN Superbedieningspaneel
ip: [K]
Menu
MENU[W][K]
TIPS Snel de beeldkwaliteit instellen:
j Als u [RAWK] vastlegt onder knop < kunt u, terwijl u knop < ingedrukt houdt, met de draaiknop de beeldkwaliteit instellen. Telkens als u op < drukt, schakelt u om tussen “alleen JPEG“ en “JPEG + RAW“. g“; FUNCTION“ (Blz. 99)
De bestandsgrootte bepalen en het aantal foto’s dat u per beeldkwaliteit kunt opslaan:
j “Beeldkwaliteit en bestandsgrootte / het aantal foto’s dat kan worden opgeslagen“ (gBlz. 141)
arge Normal
CARD SETUP CUSTOM RESETRAW PICTURE MODE F N GRADATION N WB N CANCEL
66 NL
SELECT
GO
Witbalans selecteren De kleurweergave varieert altijd naargelang de lichtomstandigheden. Als u bijvoorbeeld daglicht en gloeilamplicht afwisselend op een blad wit papier laat schijnen, ziet u dat de kleur wit telkens een andere tint heeft. Een digitale camera kan met zijn digitale processor de kleur van het wit aanpassen zodat de keur er natuurlijker uitziet. Dit noemen we de witbalans. Met deze camera kunt u de witbalans (WB) op vier manieren aanpassen. Witbalans automatisch instellen [AUTO] De camera detecteert dan in de beelden automatisch de witte partijen en past aan de hand daarvan de kleurbalans aan. Gebruik deze stand bij normaal fotograferen. Voorgeprogrammeerde witbalans [5] [2] [3] [1] [w] [x] [y] [n] In deze camera zijn 8 verschillende kleurtemperaturen voorgeprogrammeerd die geschikt zijn voor een groot aantal verlichtingssituaties, zowel binnenshuis als buitenshuis, inclusief TL, gloeilampen en flitslicht. Gebruik bijv. een preset WB om meer rood te krijgen in een opname van een zonsondergang, of creëer hiermee een warm effect bij kunstlichtopnamen. Custom-witbalans [CWB] (zelf-ingestelde witbalans) U kunt de kleurtemperatuur instellen tussen 2000 en 14000 K (graden Kelvin). Voor meer informatie over de kleurtemperatuur, zie “Witbalans en kleurtemperatuur“ (gBlz. 140). g“Auto WB / preset / custom WB instellen“ (Blz. 68) Witbalans met één knop [V1] [V2] [V3] [V4] U kunt voor bepaalde lichtomstandigheden de optimale witbalans instellen door de camera op een wit object te richten, bijv. een wit stuk papier. De witbalans die zo wordt ingesteld, wordt opgeslagen als een van de preset WB-instellingen. Er zijn vier “witbalansinstellingen met één knop“ vastgelegd. g“Een one-touch witbalans instellen (witbalans met één knop)“ (Blz. 70) Lichtomstandigheden
AUTO
Geschikt voor de meeste lichtomstandigheden (als in de zoeker een witte beeldpartij zichtbaar is) Gebruik deze stand bij normaal fotograferen
5 5300 K
Voor buitenopnamen op een heldere dag, of voor meer rode tinten bij een een zonsondergang, of voor meer kleuren bij vuurwerk
2 7500 K
Voor buitenopnamen in de schaduw op een heldere dag
3 6000 K
Voor het fotograferen buiten op een bewolkte dag
1 3000 K
Voor fotograferen bij gloeilamplicht
w 4000 K
Voor fotograferen bij wit TL-licht
x 4500 K
Voor fotograferen bij een neutrale witte TL-lamp
y 6600 K
Voor fotograferen bij het licht van daglicht-TL-lampen
n 5500 K
Voor flitsopnamen
V 1–4
De bij “one-touche WB“ ingestelde kleurtemperatuur. g“Een one-touch witbalans instellen (witbalans met één knop)“ (Blz. 70)
CWB
De kleurtemperatuur die is ingesteld in het menu Custom witbalans. Dit kunt u instellen tussen 2000 en 14000 K. Als hier geen waarde is ingesteld, staat deze op 5400 K.
Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
WB-stand
5
67 NL
Auto WB / preset / custom WB instellen U kunt de witbalans instellen door de juiste kleurtemperatuur voor de heersende lichtomstandigheden te kiezen. F-knop
Directe knop
WB + j / k
Superbedieningspaneel
ip: [WB]
WB-knop
k
• U stelt uw eigen witbalans (CWB) in door [CWB] te selecteren en dan met ingedrukte F-knop de draaiknop te verdraaien. MENU[W][WB]
Menu
MENU-knop
Instelscherm
j
i-knop
Zoeker
5 Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
68 NL
Kleurtemperatuur WB-stand • Bij een eigen witbalansinstelling verschijnt de kleurtemperatuur.
: AWB
: #
: 5
: V
: 2
: V
: 3
: V
: 1
: V
: >
:
: > : > Bedieningspaneel
TIPS Als onderwerpen die niet wit zijn in het wit verschijnen:
j In de stand Auto WB kan de juiste witbalans niet worden bepaald als er binnen het zoekerbeeld geen witte partijen voorkomen. Probeer het in dit geval met de instelling one-touche WB of met een van de preset-WB-instellingen.
Witbalanssensor De camera is voorzien van een witbalanssensor die de kleurtemperatuur van het omgevingslicht vaststelt. De witbalanssensor meet en berekent het infrarode en zichtbare licht en bepaalt aan de hand daarvan de lichtbron: zonlicht, TL, schijnwerper of een andere verlichting. Let op dat u tijdens het fotograferen de sensor niet afdekt of overschaduwd.
Witbalanssensor
Witbalanscorrectie Hiermee kunt u de instelling van Auto WB en Preset WB bijregelen. WB + Fk: aanpassen in de A-richting /
Directe knop
j: aanpassen in de G-richting
• Voor de A-richting gebruikt u de hulpdraaiknop, en voor de G-richting de hoofddraaiknop.
Superbedieningspaneel
ip: [>]
Menu
MENU[W][WB]
• Selecteer de witbalans die u wilt bijregelen en druk op d.
De witbalans bijregelen in de richting A (amber / blauw) Afhankelijk van de oorspronkelijke witbalans wordt de beeldtint bij het bijregelen naar + oranje (amber), en naar – blauwer. De witbalans bijregelen in de richting G (groen / magenta) Afhankelijk van de oorspronkelijke witbalans wordt de beeldtint bij het bijregelen naar + groener, en naar – roder (magenta).
AUTO
> A
G
+2 –5
WB PREVIEW A
G
AEL AFL
GO
Instelmenu directe knoppen
Instelscherm Voorbeeld) De richtingen A en G zijn allebei bijgeregeld naar – Zoeker
Bedieningspaneel
Bijregeling naar G: –2
Bijregeling naar A: –3
TIPS De aangepaste witbalans controleren:
5 Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
• De witbalans kunt u in beide richtingen in 7 stappen bijregelen.
j Na het instellen van de correctiewaarde richt u de camera op het onderwerp om testopnamen te maken. Als u op knop AEL / AFL drukt, verschijnen de testbeelden die u met de huidige witbalansinstellingen hebt gemaakt.
Alle instellingen van de witbalans in één keer aanpassen: j Zie “ALL >“ (gBlz. 104).
69 NL
Een one-touch witbalans instellen (witbalans met één knop) Dit komt van pas als de gewenste witbalans nauwkeuriger moet zijn dan de beschikbare preset WB’s. Om de witbalans te bepalen richt u de camera op een wit vel papier dat verlicht wordt door de gewenste lichtbron. De optimale witbalans voor deze lichtomstandigheden kunt u voor maximaal 4 instellingen opslaan in de camera. Dit is handig als u een onderwerp niet alleen bij natuurlijk licht fotografeert, maar ook bij andere lichtbronnen met verschillende kleurtemperaturen. Zet [; FUNCTION] van tevoren op [V]. (gBlz. 99)
1 2 3
Richt de camera op een wit vel papier. • Houd het papier zó dat het de hele zoeker vult. Zorg dat er geen schaduwen zichtbaar zijn.
Terwijl u de <-knop ingedrukt houdt, drukt u de ontspanknop in.
<-knop
• Het scherm voor one-touch witbalans verschijnt.
Selecteer het nummer van de eenknops witbalans die u wilt vastleggen en druk op i. • De witbalans is nu vastgelegd. • De vastgelegde witbalans wordt in de camera opgeslagen als een van de preset WB's. De vastgelegde witbalans blijft bewaard als u de camera uitschakelt.
5 Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
70 NL
TIPS Na het indrukken van de ontspanknop, verschijnt [WB NG RETRY]:
j Het vastleggen van de witbalans is mislukt om een van de volgende redenen: het beeld bevatte te weinig wit, het beeld is te licht of te donker, of de kleuren zien er onnatuurlijk uit. Wijzig het diafragma en de sluitertijd en herhaal de procedure vanaf stap 1.
WB bracketing (witbalans variëren) Bij één opname worden automatisch drie foto’s genomen met verschillende witbalansen (aangepast in de opgegeven kleurrichtingen). Eén foto heeft de opgegeven witbalans en de andere tonen hetzelfde beeld, maar aangepast in verschillende kleurrichtingen. Directe knop
WB + MODEk: EV-stap in de richting A-B /
j: EV-stap in de richting G-M
• Voor de richting A-B gebruikt u de hulpdraaiknop, en voor de richting G-M de hoofddraaiknop.
Menu
MENU[X][WB BKT]
Instelscherm EV-stap in de richting G-M: 2 STEP
Zoeker
EV-stap in de richting A-B: 4 STEP
TIPS WB bracketing toepassen op de witbalans die u hebt ingesteld:
j Stel eerst met de hand de witbalans in en gebruik vervolgens WB bracketing. WB bracketing wordt toegepast op de witbalans die u hebt aangepast.
x
5 WB BKT A-B 3F 4STEP SELECT
G-M 3F 4STEP GO
Instelmenu directe knoppen
Opmerkingen • Bij WB bracketing kan de camera geen repeterende opnamen maken als op het geheugenkaartje onvoldoende geheugen beschikbaar is om het geselecteerde aantal beelden op te slaan.
Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
• Kies tussen [OFF], [3F 2STEP], [3F 4STEP], en [3F 6STEP] voor de EV-stap voor zowel de richting A-B (amber-blauw) als de richting G-M (groen-magenta). • Als u de ontspanknop helemaal indrukt, worden automatisch 3 foto’s gemaakt die aangepast worden in de opgegeven kleurrichtingen.
Bedieningspaneel
71 NL
Beeldeffecten Hiermee kunt u beeldtonen selecteren om unieke effecten te creëren. Beeldparameters zoals contrast en scherpte kunt u in iedere stand een beetje bijregelen. De veranderbare parameters worden in elke stand beeldeffecten opgenomen. [hVIVID] : Voor levendige kleuren. [iNATURAL] : Voor natuurlijke kleuren. [jMUTED] : Voor afgevlakte tinten. [ZPORTRAIT]: Voor mooie huidtinten. [MONOTONE] : Voor zwart / wit-tinten. [CUSTOM] : Selecteer een beeldeffect, stel de parameters in en leg deze instelling vast. Onder [CUSTOM] kunt u ook de gradatie vastleggen. Dit moet u in het menu apart instellen bij [GRADATION]. g“Gradatie“ (Blz. 73) Superbedieningspaneel
ip: [PICTURE MODE]
Menu
MENU[W]
[PICTURE MODE]
5
PICTURE MODE CARD SETUP hVIVID CUSTOM RESET iNATURAL PICTURE MODE GRADATION jMUTED ZPORTRAIT
Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
De aanpasbare parameters zijn ingedeeld per beeldeffect. WB MONOTONE De afzonderlijke paramaters luiden als volgt: [CONTRAST] : Het verschil tussen lichte en donkere CANCEL SELECT GO partijen. [SHARPNESS] : De beeldscherpte iNATURAL [SATURATION]: De kleurdiepte van het beeld Hi CONTRAST Lo [B&W FILTER] : Voor zwart / wit-foto’s. De filterkleur Hi SHARPNESS Lo wordt lichter en de complementaire Hi kleur wordt donkerder. SATURATION Lo [N: NEUTRAL] : Hiermee creëert u een normale zwart / wit-foto. [Ye: YELLOW] : Geeft mooi doortekende witte CANCEL SELECT GO wolken tegen een helderblauwe lucht. [Or: ORANGE] : Accentueert de kleuren in blauwe luchten en zonsondergangen lichtjes. [R: RED] : Accentueert in sterke mate kleuren in blauwe luchten en de helderheid van karmozijnrood gebladerte. [G: GREEN] : Accentueert in sterke mate kleuren in rode lippen en groene bladeren. [PICT. TONE] : Kleurt zwart / wit-beelden. CONTRAST [N: NEUTRAL] : Hiermee creëert u een normale zwart / wit-foto. [S: SEPIA] : Sepia [B: BLUE] : Blauw 0 Lo Hi [P: PURPLE] : Purper [G: GREEN] : Groen CANCEL
72 NL
SELECT
GO
Gradatie Naast de [NORMAL] gradatie-instelling, kunt u 3 andere gradatie-instellingen selecteren. [HIGH KEY] : Gradatie bij een helder onderwerp. [LOW KEY] : Gradatie bij een donker onderwerp. [AUTO] : Deelt het beeld op in kleinere gebieden en bepaalt voor elke gebied afzonderlijk de helderheid. Dit werkt goed bij beelden waarin gebieden met een hoog contrast voorkomen zodat de lichte partijen te helder, en de donkere partijen te donker zouden worden. [NORMAL] : Gebruik bij normale lichtomstandigheden de stand [NORMAL].
HIGH KEY Geschikt voor onderwerpen met veel lichte tinten.
LOW KEY Geschikt voor onderwerpen met veel schaduwtinten.
ip: [GRADATION]
Menu
MENU[W][GRADATION]
x
Opmerkingen • Contrastaanpassing werkt niet in de standen [HIGH KEY], [LOW KEY] en [AUTO].
5 Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
Superbedieningspaneel
73 NL
Ruisonderdrukking Hiermee reduceert u de ruis die optreedt bij erg lange sluitertijden. Met name bij nachtelijke opnamen gebruikt u lange sluitertijden en kan in de opnamen beeldruis verschijnen. Als de sluitertijd lang is, wordt ruisonderdrukking geactiveerd en de camera onderdrukt automatisch ruis om helderdere beelden te produceren. Daarbij duurt het maken van een foto echter ongeveer twee keer langer dan normaal.
OFF
Menu
5 Beeldkwaliteit, witbalans en beeldeffect
74 NL
MENU[W][NOISE REDUCT.]
• Na de opname start het proces waarmee de beeldruis wordt onderdrukt. • Tijdens het ruisonderdrukkingsproces knippert de indicatie-LED Dataverkeer. U kunt pas een volgende foto maken zodra de indicatie-LED Dataverkeer niet meer brandt. • [busy] verschijnt in de zoeker terwijl het ruisonderdrukkingsproces bezig is.
x
ON
Ruisonderdrukking [ON]
Opmerkingen • Tijdens repeterende opnamen wordt [NOISE REDUCT.] automatisch uitgeschakeld [OFF]. • Bij sommige lichtomstandigheden en onderwerpen werkt deze functie niet optimaal.
Ruisfilter U kunt het ruisonderdrukkingsniveau selecteren. In de meeste gevallen kunt u [STANDARD] gebruiken. [HIGH] wordt aanbevolen tijdens fotograferen met hoge gevoeligheid. Menu
MENU[W][NOISE FILTER]
6
Gebruik van de flitser Flitserfunctie instellen De camera kiest de flitserfunctie aan de hand van diverse factoren zoals een reeks flitsen en het flitsmoment. Welke flitserfuncties beschikbaar zijn, hangt af van het gekozen programma. De flitserfuncties zijn ook beschikbaar op apart verkrijgbare externe flitsers. Autoflitsen AUTO Bij weinig licht of tegenlicht ontsteekt de flitser automatisch. Om een onderwerp bij tegenlicht te fotograferen, richt u het autofocusveld op het onderwerp. Flitssynchronisatiesnelheid / ondergrens U kunt de sluitertijd veranderen die wordt gebruikt bij het ontsteken van de ingebouwde flitser. g“#X-SYNC (flitssynchronisatie)“ (Blz. 103), “#SLOW LIMIT“ (Blz. 103) Flitsen met onderdrukken van rode ogen ! / H In de stand “Flitsen met onderdrukken van rode ogen“ ontsteekt de hoofdflits pas na een reeks inleidende flitsen. Hierdoor wennen de ogen van de persoon aan het heldere licht waardoor de kans op rode ogen wordt verkleind. In de standen S / M / A zal de flitser altijd flitsen.
x
Opmerkingen
De ogen van uw onderwerp zien er rood uit.
Trage synchronisatie (1e sluitergordijn) #SLOW De trage synchronisatieflits is bedoeld voor lange sluitertijden. Normaliter kunt u bij het fotograferen met een flitser geen al te lange sluitertijden instellen om camerabewegingen te voorkomen. Maar als u een onderwerp tegen een nachtelijke achtergrond fotografeert, wordt bij snellere sluitertijden de achtergrond te donker. Met trage synchronisatie kunt u zowel de achtergrond als het onderwerp goed belichten. Omdat u met een lange sluitertijd werkt, gebruikt u een statief om camerabewegingen te elimineren.
6 Gebruik van de flitser
• Na de inleidende flitsen duurt het ongeveer 1 seconde voordat de sluiter ontspant. Houd de camera stevig vast om te voorkomen dat de camera beweegt. • Deze functie sorteert minder effect als het onderwerp niet recht naar de inleidende flitsen kijkt of als de afstand tot het onderwerp te groot is. Ook persoonlijke lichamelijke kenmerken kunnen het effect beperken.
1e sluitergordijn Normaliter ontsteekt de flitser direct nadat de sluiter volledig geopend is. Dit wordt het 1e sluitergordijn genoemd. Tijdens flitsopnamen wordt deze methode gewoonlijk toegepast.
75 NL
Trage synchronisatie (2e sluitergordijn) #SLOW2 / 2nd CURTAIN Bij een “2e sluitergordijn-flits“ ontsteekt de flitser pas net voordat de sluiter dichtgaat. Door het flitsmoment te wijzigen, kunt u interessante effecten bereiken, bijvoorbeeld het suggereren van beweging door de achterlichten van een rijdende auto als strepen weer te geven. Hoe langer de sluitertijd, des te sterker zal het effect zijn. In de standen S / M / A zal de flitser altijd flitsen. Als de sluitertijd op 2 seconden is gezet
2 seconden
2e sluitergordijn
2 sec.
1e sluitergordijn: flitser ontsteekt
0 1e sluitergordijn sec.
2e sluitergordijn: flitser ontsteekt Sluiter gaat dicht
Sluiter helemaal open
Trage synchronisatie (1e sluitergordijn) / flitsen met onderdrukken van rode ogen / !SLOW
6
Als u trage synchronisatie combineert met het gebruik van de flitser, kunt u deze functie ook gebruiken om rode ogen te onderdrukken. Als u een onderwerp tegen een nachtelijke achtergrond fotografeert kunt met deze functie het verschijnsel “rode-ogen“ onderdrukken. Aangezien de tijd tussen de inleidende flitsen en het fotograferen zelf in de 2e sluitergordijnsynchronisatie lang is, is het moeilijk om rode ogen te onderdrukken. Daarom staat alleen de instelling van de 1e sluitergordijnsynchronisatie ter beschikking. Invulflits #
Gebruik van de flitser
De flitser ontsteekt altijd, ongeacht de lichtomstandigheden. Deze functie is vooral nuttig om schaduwen (bijvoorbeeld van boombladeren) op het gelaat van personen, in situaties met tegenlicht, enzovoort weg te werken. Maar ook om kleurverschuivingen te corrigeren welke veroorzaakt worden door kunstlicht, en dan met name door TL-licht.
x
Opmerkingen • Als de flits ontsteekt, is de sluitertijd ingesteld op 1/250 seconde of korter. Als u met de invulflitsen een onderwerp tegen een lichte achtergrond fotografeert, kan de achtergrond overbelicht zijn. In dit geval gebruikt u de optionele externe flitser FL-50R en fotografeert u in de stand Super FP. g“Super FP-flitser“ (Blz. 81)
Flitser uit $ De flitser ontsteekt niet. Zelfs in deze stand kunt u de flitser als AF-lichtbron gebruiken (mits de flitser omhoog staat). g“AF ILLUMINAT.“ (Blz. 96)
76 NL
Handmatig flitsen (Manual) Hiermee kunt u de ingebouwde flitser een vaste hoeveelheid licht laten afgeven. Bij handmatig flitsen is de F-waarde die u moet instellen afhankelijk van de afstand tot het onderwerp. Hoeveelheid licht naar verhouding
RG: gidsnummer (equivalent met ISO 100)
VOL (1/1)
13
1/4
6.5
1/16
3.3
1/64
1.6
Bereken met de onderstaande formule de F-waarde die u moet instellen Diafragma (F-waarde) =
RG x ISO-waarde Afstand tot het onderwerp in meters
ISO-waarde ISO-waarde
100
200
400
800
1600
3200
ISO-waarde
1.0
1.4
2.0
2.8
4.0
5.6
#-knop
Directe knop
#+j
Superbedieningspaneel
ip: [FLASH MODE]
j
Zoeker
Bedieningspaneel
Flitserfunctie
Gebruik van de flitser
Instelscherm
6
• Meer informatie over het oproepen van instellingen vindt u onder “Beschikbare flitsstanden in de diverse fotografeerstanden“ (gBlz. 139).
77 NL
Fotograferen met de ingebouwde flitser
1
Druk op knop #UP om de ingebouwde flitser omhoog te laten springen.
2
Druk de ontspanknop half in.
3
Druk de ontspanknop helemaal in.
• Als # continu oplicht, is de flitser gebruiksklaar. Als dit teken knippert, is de flitser bezig met opladen. Wacht in dit geval tot het opladen is voltooid.
#UP-knop
Flitser stand-by-teken
Zoeker
TIPS Een foto maken zonder te hoeven wachten tot de flitser is opgeladen:
6 Gebruik van de flitser
78 NL
j Zie “RLS PRIORITY S / RLS PRIORITY C“ (gBlz. 101).
x
Opmerkingen • Afhankelijk van de afstand tot het onderwerp en de gebruikte lens kan bij flitsopnamen vignettering optreden (donkere hoeken). g“Vignettering bij flitsen met de ingebouwde flitser en een verwisselbare lens“ (Blz. 138)
Regelen van de flitssterkte U kunt de flitssterkte instellen tussen +3 en –3. Bij sommige situaties krijgt u betere resultaten als u de flitssterkte aanpast, bijv. bij het fotograferen van kleine objecten en bij een verre achtergrond. Op deze wijze kunt u het contrast verbeteren (het onderscheid tussen lichte en donkere partijen) waardoor uw foto’s levendiger worden. k
Directe knop
w+k
Superbedieningspaneel
ip: [w]
Menu
MENU[X][w]
w-knop
Instelscherm Zoeker
Bedieningspaneel
TIPS De flitser alleen met behulp van de draaiknoppen instellen:
j Wijs de flitssterkteregeling toe aan de hoofd- of hulpdraaiknop. g“DIAL“ (Blz. 97)
Opmerkingen • Dit werkt niet bij handmatig flitsen. • Dit werkt niet als de externe flitser is ingesteld op MANUAL. • Als u de flitssterkte op de externe flitser hebt ingesteld, wordt dit gecombineerd met de flitssterkte-instelling van de camera. • Als u [w+F] hebt ingesteld op [ON], wordt de flitssterktewaarde opgeteld bij de belichtingscorrectiewaarde. g“w+F“ (Blz. 104)
Gebruik van de flitser
x
6
79 NL
Flash bracketing (flitssterkte variëren) De camera maakt meerdere opnamen met telkens een andere hoeveelheid flitslicht. De camera maakt telkens 3 opnamen met de volgende flitssterktes: optimale flitssterkte, flitssterkte-aanpassing in de richting –, en flitssterkte-aanpassing in de richting +. MENU[X][FL BKT]
Menu
• De correctiewaarde is afhankelijk van de ingestelde EV-stap. g“EV STEP“ (Blz. 103) • Bij enkelbeeldopnamen verandert de hoeveelheid afgegeven licht tijdens het flitsen elke keer dat de ontspanknop wordt ingedrukt. • Bij repeterende opnamen houdt u de ontspanknop ingedrukt tot het geselecteerde aantal foto’s is genomen. • Zodra u de ontspanknop loslaat, stopt het fotograferen met flits-bracketing. Zodra bracketing stopt, knippert 0 in de zoeker en op het bedieningspaneel, en op het superbedieningspaneel zal 0 groen oplichten.
Fotograferen met een externe flitser
6 Gebruik van de flitser
80 NL
Naast de ingebouwde flitser kunt u ook gebruik maken van externe flitsers die geschikt zijn voor deze camera. Hiermee beschikt u bij flitsopnamen over een groter aantal mogelijkheden bij verschillende lichtomstandigheden. De externe flitsers communiceren met de camera, zodat de flitserfuncties van de camera worden uitgebreid met andere flitserfuncties zoals TTL-AUTO en Super FP. Monteer een voor deze camera geschikte externe flitser op de flitsschoen van de camera. U kunt de flitser ook bevestigen op de flitsbeugel op de camera en aansluiten met de optionele flitskabel. Raadpleeg eveneens de handleiding van de externe flitser. Beschikbare functies bij gebruik van externe flitsers Optionele flitser
FL-50R
Flitsregeling RG (richtgetal) (ISO100) RC-flitsstand
FL-50
FL-36R
FL-36
TTL-AUTO, AUTO, MANUAL, FP TTL AUTO, FP MANUAL RG50 (85 mm*) RG28 (24 mm*) 9
k
RG36 (85 mm*) RG20 (24 mm*) 9
FL-20
k
RG20 (35 mm*) k
* De brandpuntsafstand van de lens die gebruikt kan worden (kleinbeeldequivalent)
x
Opmerkingen • De optionele flitser FL-40 kunt u niet gebruiken.
RF-11
TF-22
TTL-AUTO, AUTO, TTL-AUTO, MANUAL MANUAL RG11
RG22
k
k
Gebruik van een externe elektronenflitser Schakel de flitser altijd pas in nadat u hem op de camera hebt bevestigd.
1
Schuif het afdekkapje uit de flitsschoen zoals aangegeven door de pijl in de afbeelding.
Flitsschoenkapje
• Bewaar het afdekkapje van de flitsschoen op een veilige plek zodat u het niet verliest en zet het na het fotograferen met flits weer op de camera.
2
Schuif de flitser in de flitsschoen.
3
Schakel de flitser in.
4 5 6
x
• Als de laadindicator op de flitser gaat branden, is het opladen voltooid. • De flitser is gesynchroniseerd met de camera bij sluitertijden van 1/250 seconde of korter.
Vergrendelpen
Vergrendelring
Selecteer een flitserfunctie. Selecteer de gewenste flitsregeling. • Kies voor normaal gebruik de instelling TTL AUTO.
Druk de ontspanknop half in. • De camera en de flitser wisselen nu informatie uit over de ISO-waarde, de diafragmawaarde en de sluitertijd.
Druk de ontspanknop helemaal in. Opmerkingen • De ingebouwde flitser kan niet gebruikt worden als er een externe flitser op de flitsschoen is aangebracht.
Super FP-flitser Super FP-flitsen is mogelijk met de flitsers FL-50R en Super FP-flitser FL-36R. Gebruik een Super FP-flitser als normale flitsers niet in combinatie met een snelle sluitertijd kunnen worden gebruikt. Zoeker Ook invulflitsen met een ver geopend diafragma (zoals bij portretopnamen buitenshuis) zijn mogelijk met Super FP. Meer informatie vindt u in de handleiding van de externe flitser.
6 Gebruik van de flitser
7
• Als de vergrendelpen uitsteekt, verdraait u de vergrendelring zo ver mogelijk in de tegengestelde richting van LOCK. Hierdoor wordt de vergrendelpen naar binnen getrokken.
81 NL
Fotograferen met het draadloze Olympus RC-flitssysteem Met het draadloze Olympus RC-flitssysteem kunt u zonder kabels meerdere flitsers gebruiken. Met dit flitssysteem kunt u foto’s maken met meerdere draadloze flitsers en deze flitsers in drie groepen (A, B en C) aansturen. De ingebouwde flitser verzorgt de communicatie tussen de camera en de externe flitsers. Voor meer informatie over draadloos flitsen raadpleegt u de handleiding van de externe flitser. Instelbereik bij draadloos flitsen Plaats de draadloze flitser zó dat de RC-sensor ervan naar de camera wijst. De richtlijnen voor het instelbereik vindt u hieronder. Het bereik is steeds afhankelijk van de omgeving waarin u fotografeert.
RC-sensor
Naar de camera gericht
60 60°
30 30°
10m 50 50°
5m
6 Gebruik van de flitser NL
30 30°
50 50° 100° 100
82
Richting van de flitslichtbundel
1 2 3
Plaats de flitser zoals aangegeven bij “Instelbereik bij draadloos flitsen“ en schakel de flitser in. Zet de flitser met zijn MODE-knop in de RC-flitsstand en stel op de flitser het kanaal en de groep in. Zet op de camera de RC-flitsstand op [ON]. • MENU[X][#RC MODE][ON] • Het superbedieningspaneel schakelt over naar de RC-flitsstand • Met de INFO-knop kunt u het superbedieningspaneel omschakelen.
4
Op het superbedieningspaneel kunt u de flitsstand en de andere instellingen voor elke groep aanpassen. Flitssterktewaarde
Groep • Selecteer de flitsregelingsstand en stel de flitssterkte voor de groepen A, B en C afzonderlijk in. Voor MANUAL (handmatig) selecteert u de flitssterkte.
Normaal flitsen / Super FP-flitsen • Selecteer Normaal flitsen of Super FP-flitsen.
2007. 12.16 TTL M OFF
Flitsregeling
5 6 7 8 x
+1.0 1/8 –
Flitssterkte
LO 2
Lichtsterkte van het communicatiesignaal • Zet de lichtsterkte van het communicatiesignaal op [HI] (hoog), [MID] (medium), of [LO] (laag). Kanaal • Zet het communicatiekanaal op hetzelfde kanaal dat u op de flitser gebruikt.
Selecteer een flitserfunctie. • In de RC-flitsstand kunt u niet flitsen met rode-ogen-reductie.
Druk op knop #UP om de ingebouwde flitser omhoog te laten springen. Zodra u al deze voorbereidingen hebt getroffen, maakt u wat testopnamen om de werking van de flitsers en de kwaliteit van de opnamen te controleren. Begin vervolgens met fotograferen en controleer telkens de oplaadindicatie van alle flitsers. Opmerkingen
6 Gebruik van de flitser
• Hoewel u een onbeperkt aantal draadloze flitsers kunt gebruiken, raden wij u aan om per groep niet meer dan 3 flitsers toe te passen om te voorkomen dat de flitsers elkaar gaan storen. • In de RC-flitsstand worden de draadloze flitsers aangestuurd door de ingebouwde flitser. In deze stand kunt u de ingebouwde flitser echter niet gebruiken voor flitsopnamen. • Voor synchronisatie met het 2e sluitergordijn moet de sluitertijd en anti-shock zijn ingesteld op een tijd korter dan 4 seconden. Bij een langere sluitertijd of anti-shock-instelling zal het draadloos flitsen mogelijk niet goed werken.
83 NL
Gebruik van andere in de handel verkrijgbare flitsers Met deze camera kunt u de flitssterkte alleen maar goed instellen voor flitsers die geschikt zijn voor deze camera, en dus niet voor andere soorten flitsers. Om een ander soort externe flitser te gebruiken, monteert u deze in de flitsschoen en sluit u het synchronisatiekabeltje aan op de connector voor externe flitser. Zet op de camera de fotografeerstand op M. Voor meer informatie over flitsers die niet speciaal op deze camera zijn afgestemd, zie “In de handel verkrijgbare flitsers die niet speciaal voor deze camera zijn bedoeld“ (gBlz. 84).
1 2
3 4
Schuif het kapje uit de flitsschoen om de externe flitser te kunnen bevestigen. Selecteer de fotografeerstand M (Manual) en stel vervolgens de diafragmawaarde en de sluitertijd in.
Flitsschoenkapje
• Zet de sluitertijd op 1/250 s of langzamer. Bij snellere sluitertijden zijn andere, in de handel verkrijgbare flitsers onbruikbaar. • Bij een lange sluitertijd is de kans op onscherpe foto’s groter.
Schakel de flitser in. • Zorg dat u de flitser pas inschakelt zodra deze op de camera is bevestigd.
Connector voor externe flitser
Stel op de camera de ISO- en diafragmawaarde zó in dat die overeenkomen met de instelling van de flitser. • Raadpleeg de handleiding van de flitser over mogelijke instellingen.
x
6 Gebruik van de flitser
84 NL
Opmerkingen • De flitser ontsteekt telkens als u de ontspanknop (helemaal) indrukt. Als u de flitser even niet wenst te gebruiken, schakelt u de flitser gewoon uit. • Controleer vooraf of de gebruikte flitser wel gesynchronisserd is met de camera.
In de handel verkrijgbare flitsers die niet speciaal voor deze camera zijn bedoeld 1) Sommige soorten externe flitsers werken voor de synchronisatieconnector met een spanning van 250 Volt. Het gebruik van dit soort flitsers kan de camera beschadigen of niet goed laten werken. Vraag bij de fabrikant van de flitser de specificaties op van de flitssynchronisatieconnector. 2) Sommige soorten flitsers zijn voorzien van een synchronisatieconnector met een omgekeerde polariteit. Dit soort flitsers zal bij deze camera niet werken. Neem contact op met de fabrikant van de flitser. 3) Om flitsopnamen te kunnen maken, moet u de externe flitser kunnen instellen. Als u de externe flitser in de stand Automatisch gebruikt, stelt u op de flitser en de camera dezelfde waarden in voor het diafragma (F-waarde) en de lichtgevoeligheid (ISO). 4) Zelfs als de F-waarde en de ISO-gevoeligheid overeenkomen, is het mogelijk dat opnamen toch niet altijd correct worden belicht. In dat geval past u de autofocuswaarde of ISO op de flits aan of berekent u de afstand in de handmatige modus. 5) Gebruik een flitser met een openingshoek die overeenkomt met de brandpuntsafstand van de lens. Bij een gewone kleinbeeldcamera is de brandpuntsafstand van een lens ongeveer tweemaal zo groot als van een lens met dezelfde vergrotingsfactor die speciaal voor deze camera is ontwikkeld. 6) Als een flitser of een andere flitseraccessoire over nog andere communicatiefuncties beschikt dan die van de door ons aanbevolen flitsers, is het mogelijk dat deze functies niet normaal werken en zelfs de camera-elektronica kunnen beschadigen.
7
Weergavefuncties Enkel beeld / Gezoomd weergeven De basisprocedure voor het bekijken van foto's wordt hieronder beschreven. Voordat u dit gaat doen, dient u echter eerst stap 1 hieronder uit te voeren. U kunt de camera zó instellen dat deze na het maken van een foto automatisch overschakelt naar enkelbeeldweergave. g“REC VIEW“ (Blz. 108)
1
Druk op knop q (enkelbeeldweergave).
<-knop j
• Het laatst opgenomen beeld verschijnt. • Als u binnen ca. 1 minuut niets doet, schakelt de LCD-monitor zichzelf uit. De camera schakelt automatisch uit als er 4 uur niets wordt bediend (fabrieksinstelling). Schakel de camera weer in.
2
k
Selecteer met p de beelden die u wilt bekijken. U kunt ook met de draaiknop U selecteren voor een vergrote weergave.
INFO-knop
(Enkelbeeldweergave)
(Gezoomd weergeven) Druk op p om de close-uppositie te veranderen.
LN
Druk op de knop INFO (Weergave close-up-positie) Druk op p om het display van de close-up-positie te verplaatsen.
7 Weergavefuncties
a : Toont het beeld dat 10 opnamen geleden is gemaakt c : Toont het beeld dat 10 opnamen later is gemaakt d : Toont het volgende beeld b : Toont het vorige beeld
p q-knop
Druk op de <-knop • Geeft het beeld 10x vergroot weer. Druk op de knop INFO • Om te stoppen met de weergave drukt u op knop q. • Zodra u de ontspanknop half indrukt, kunt u weer fotograferen.
(Vergrote weergave beeld-voor-beeld) Druk op p om de close-ups beeld voor beeld te bekijken. • Druk op knop INFO om terug te keren naar vergrote enkelbeeldweergave.
85 NL
Lichtbakweergave U kunt het weergavebeeld en een ander beeld gelijktijdig aan de linker- en rechterkant van de monitor. Dit is handig bij het controleren van beelden die u met bracketing hebt opgenomen.
1
2 3
Druk op knop P terwijl u een beeld bekijkt.
<-knop P-knop
• Het beeld dat wordt bekeken, wordt aan de linkerkant van de monitor weergegeven en het volgende beeld wordt aan de rechterkant weergegeven. Het beeld wordt met dezelfde vergroting weergegeven als het bekeken beeld. • Het beeld aan de linkerkant is het referentiebeeld.
j
Selecteer een beeld met p.
• U kunt het beeld aan de rechterkant beveiligen, wissen of kopiëren.
Druk op knop P.
• De camera keert terug naar de enkelbeeldweergave van het beeld aan de linkerkant met de bekeken vergroting.
INFO-knop MENU-knop
i-knop
Functies tijdens de lichtbakweergave
7
• Door op de knop i te drukken wordt het beeld aan de linkerkant vervangen door het beeld aan de rechterkant en dit wordt dan het referentiebeeld. • Met de draaiknop kunt u de vergroting van beide beelden gelijktijdig veranderen. • Door knop < of INFO in te drukken, kunt u het beeld aan de rechterkant verplaatsen met knop p. Door op knop < of INFO te drukken, kunt u de positie van beide beelden verplaatsen met knop p.
Weergavefuncties
p : Selecteert het rechterbeeld
p : Schuift het rechterbeeld op *
NL
p : Schuift beide beelden synchroon op *
*
86
Referentiebeeld
* U kunt ook op dezelfde manier knop INFO voor deze procedure gebruiken.
Indexweergave / Kalenderweergave Met deze functie kunt u op de monitor verschillende beelden tegelijkertijd weergeven. Dit is handig als u tussen een aantal foto’s een bepaalde foto wilt opzoeken. Telkens als u tijdens enkelbeeldweergave de draaiknop naar G draait, wijzigt het aantal beelden dat wordt weergegeven van 4 naar 9 naar 16 naar 25. b : Om naar het vorige beeld te gaan. d : Om naar het beeld erboven te gaan. a : Om naar het bovenste beeld te gaan. c : Om naar het beeld eronder te gaan.
j
• Om terug te keren naar de enkelbeeldweergave draait u de draaiknop naar U.
(Enkelbeeldweergave)
(4-beelden indexweergave)
(9-beelden indexweergave)
LN
7
(25-beelden indexweergave)
(16-beelden indexweergave)
Weergavefuncties
(Kalenderweergave)
Kalenderweergave Met kalenderweergave kunt u de op het geheugenkaartje opgeslagen beelden op datum gesorteerd weergeven. Als u op één datum meerdere foto’s hebt gemaakt, verschijnt de foto die op die dag als eerste is gemaakt. Selecteer met p en druk op i om de beelden van de geselecteerde datum in de enkelbeeldweergave op te roepen.
87 NL
Informatiedisplay Hiermee kunt u gedetailleerde informatie over een foto oproepen. Informatie over de beeldhelderheid kunt u ook laten weergeven met een histogram en highlight-weergave (lichte partijen). Druk meerdere keren op de knop INFO tot de gewenste informatie verschijnt. • De instelling wordt opgeslagen en verschijnt als het informatiedisplay de volgende keer opgeroepen wordt. INFO-knop Alleen beeld
Informatie 1
Informatie 2
x10
LN
100-0015
LN
’07.12.16 21:56 100-0015
15
Toont beeldnummer, printreservering, beveiliging, beeldkwaliteit en bestandsnummer
Weergavefuncties
Als in het histogram de balken rechts hoger zijn dan links, is de foto misschien te licht (overbelicht). En als de balken links hoger zijn dan rechts, is de foto misschien te donker (onderbelicht). Corrigeer indien nodig de belichting of maak de foto nogmaals.
x10
Shadow-weergave (schaduwpartijen) De onderbelichte partijen in de foto knipperen.
88 NL
LN
Opnamege gevens
1/250 F5.6 +2.0 45mm ISO 100 0.0 WB : AUTO A : 0 G: 0 NATURAL sRGB
LN
Histogram*
LN
15
Toont beeldnummer, printreservering, beveiliging, beeldkwaliteit, aantal pixels, compressiefactor, datum en tijd, en bestandsnummer
Highlight-weergave (lichte partijen)
*Histogram
7
x10 [3648x2736,1/8]
x10
Highlight-weergave (lichte partijen) De overbelichte partijen in de foto knipperen.
LN
Algemene informatie x10
Histogramweergave De verdeling van de helderheid van het opgenomen beeld verschijnt in een histogram (helderheidscomponentgrafiek).
Diashow Hierbij worden de beelden die op het kaartje zijn opgeslagen, één voor één weergegeven. De diashow begint bij het beeld dat op het scherm staat, en laat de volgende beelden 5 seconden lang op het scherm verschijnen. U kunt de diashow starten vanuit de indexweergave. Het aantal beelden dat de diashow laat zien, kunt u instellen op 1, 4, 9, 16 of 25.
1 2
MENU[q][m]
Stel dit in met p.
[K] (1 -beeld) / [L] (4 -beelden) / [M] (9- beelden) / [N] (16 -beelden) / [O] (25 beelden)
3 4
Druk op i om de diashow te starten. Druk op i om de diashow te stoppen.
x
Opmerkingen • Als u de diashow langer dan ca. 30 minuten op batterijvoeding laat draaien, schakelt de camera zichzelf uit.
Als u [L] selecteert
Beelden roteren Met deze functie kunt u beelden roteren (kantelen) en ze tijdens enkelbeeldweergave verticaal op de monitor laten weergeven. Dit is handig als u foto’s maakt met de camera in verticale stand. De beelden worden automatisch in de juiste stand weergegeven, zelfs als de camera gekanteld is.
1
MENU[q][y]
F-knop
• Als deze op [ON] staat, worden verticaal opgenomen beelden tijdens de weergave automatisch geroteerd en weergegeven. U kunt ook op de knop F drukken om het beeld te roteren en weer te geven. • Na het roteren wordt het beeld in die positie opgeslagen op het geheugenkaartje.
7 Weergavefuncties
Origineel beeld vóór het roteren L
N
F
L
N
F
L
N
F
L
N
F
89 NL
Weergave op een televisie Gebruik de bijgeleverde videokabel om opgenomen beelden op uw televisie weer te geven.
1 2 3 x
7 Weergavefuncties
90 NL
Schakel eerst de camera en de televisie uit en sluit de videokabel aan zoals aangegeven in de afbeelding. Zet de televisie aan en zet deze in op de videostand. Raadpleeg voor informatie over het omschakelen naar de videostand de handleiding van uw Video-uitgangsconnector televisie. VIDEO-OUT Schakel de camera in en druk op knop q (weergeven). Opmerkingen • Sluit de camera met de bijgeleverde videokabel aan op de televisie. • Zorg dat het type videosignaal van de camera overeenkomt met dat van de televisie. g“VIDEO OUT“ (Blz. 108) • Zodra u de videokabel aansluit op de camera, schakelt de cameramonitor zichzelf uit. • Bij sommige tv’s verschijnt de foto niet in het midden van het televisiescherm.
q-knop
Videokabel
Video-ingang
Foto’s bewerken Een gemaakte foto kunt u bewerken en opslaan als een nieuwe foto. Welke bewerkingen u kunt uitvoeren, hangt af van de bestandsindeling (beeldkwaliteit) waarmee de foto is opgeslagen. Een JPEG-bestand kunt u ongewijzigd printen. RAW-bestanden kunt u echter niet onbewerkt printen. Om een RAW-bestand te kunnen printen, moet u dit eerst met de RAWbewerkingsfunctie converteren naar een JPEG-bestand. Als RAW-bestand opgeslagen beelden bewerken De camera verwerkt de gegevens uit het RAW-bestand (bijv. met witbalans en scherpstelling), en slaat de gegevens dan op als een nieuw JPEG-bestand. Terwijl u de opgeslagen beelden controleert, kunt u ze desgewenst bewerken. De beeldverwerking wordt uitgevoerd aan de hand van de actuele camerainstellingen. Wijzig de camera-instellingen in uw voorkeursinstellingen voordat u gaat fotograferen. JPEG-beelden bewerken [Q] Om de foto te converteren naar 1280 x 960, 640 x 480 of 320 x 240 pixels. [SHADOW ADJ] Maakt de schaduwpartijen lichter.
1 2 3
MENU[q][EDIT]
Selecteer een beeld met bd en druk daarna op i.
Bevestig het bestandstype vanaf hier.
• De camera herkent het bestandstype van de beeldgegevens. • Bij RAW+JPEG-beelden verschijnt een keuzemenu dat u vraagt welk bestandstype u wilt bewerken.
Welk instelmenu verschijnt, hangt af van het bestandstype van de beeldgegevens. Selecteer het item dat u wilt bewerken en volg de onderstaande stappen.
CANCEL
SELECT
GO
RAW DATA EDIT
JPEG EDIT
NO
CANCEL
SELECT
GO
CANCEL
SELECT
GO
• Het bewerkte beeld wordt als een ander beeld opgeslagen, los van het originele beeld. • Om te stoppen met het bewerken drukt u op knop MENU.
x
Weergavefuncties
YES
SHADOW ADJ
7
Opmerkingen • In de volgende gevallen kunt u een JPEG-beeld niet bewerken: Als het beeld is opgeslagen in het bestandstype RAW, als een beeld op een pc is bewerkt, als er onvoldoende ruimte is op de geheugenkaart, als de foto met een andere camera is gemaakt. • Bij het wijzigen van het aantal pixels ([Q]) kunt u nooit een groter aantal pixels kiezen dan dat van de originele opname.
91 NL
Beelden kopiëren Hiermee kunt u beelden van het ene naar het andere geheugenkaartje kopiëren, van xD-Picture Card naar CompactFlash / Microdrive, en omgekeerd. U kunt dit menu selecteren als er twee geheugenkaartjes in de camera zitten. Het geselecteerde kaartje is de bron van waaruit u gaat kopiëren. g“CF / xD“ (Blz. 107) Enkelbeeldkopie
1 2
COPY / <-knop
Roep het beeld op dat u wilt kopiëren en druk op COPY / <. Selecteer met ac de optie [YES] en druk daarna op knop i.
Geselecteerde beelden kopiëren Met deze functie kunt u in de stand enkelbeeld- of indexweergave meerdere beelden selecteren en deze allemaal tegelijkertijd kopiëren.
1 2
7 Weergavefuncties
3 4
Roep de foto’s op die u wilt kopiëren en druk daarna op i.
COPY SELECT
• De geselecteerde beelden krijgen een rood kader. • Om uw selectie ongedaan te maken, drukt u nogmaals op i.
YES
Druk op p om de volgende beelden weer te geven die gekopieerd moeten worden en druk op de knop i. CANCEL Zodra u de beelden die u wilt kopiëren hebt geselecteerd, drukt u op COPY / <. Selecteer met ac de optie [YES] en druk daarna op knop i.
NO SELECT
GO
Alle beelden kopiëren
1 2 3
MENU[q][COPY ALL]
Druk op d. Selecteer met ac de optie [YES] en druk daarna op knop i.
COPY ALL YES NO CANCEL
92 NL
SELECT
GO
Beelden beveiligen Beveilig de beelden die niet mogen worden gewist. Beveiligde beelden kunnen niet worden gewist met de functie “enkel beeld / alle beelden wissen“. Enkelbeeldbeveiliging Roep het beeld op dat u wilt beveiligen en druk op knop 0.
0-knop
• 9 (beveiligingsteken), verschijnt in de rechterbovenhoek van het scherm.
De beveiliging opheffen Roep de beveiligde beelden op en druk op knop 0.
i-knop
Geselecteerde beelden beveiligen Met deze functie kunt u in de stand enkelbeeld- of indexweergave meerdere beelden selecteren en deze allemaal tegelijkertijd beveiligen.
1
Roep de foto's op die u wilt beveiligen en druk daarna op knop i.
2 3
Druk op p om de volgende beelden op te roepen die u wilt beveiligen en druk op knop i. Zodra u de beelden hebt geselecteerd die u wilt beveiligen, drukt u op knop 0.
• De geselecteerde beelden krijgen een rood kader. • Om uw selectie ongedaan te maken, drukt u nogmaals op i. • Selecteer in de indexweergave met p de beelden die u wilt beveiligen en druk vervolgens op knop i.
Met deze functie kunt de beveiliging van meerdere beelden in één keer annuleren.
1 2 x
MENU[q][RESET PROTECT]
Selecteer met ac de optie [YES] en druk daarna op knop i. Opmerkingen • Bij het formatteren van het geheugenkaartje worden alle beelden gewist, ook de beveiligde beelden. g“Het geheugenkaartje formatteren“ (Blz. 133) • Beveiligde beelden kunnen niet worden gekanteld, ook niet als u op knop F drukt.
7 Weergavefuncties
Alle beveiligingen annuleren
93 NL
Beelden wissen Hiermee kunt u opnamen wissen. U kunt kiezen tussen enkel beeld wissen, waarbij alleen het momenteel weergegeven beeld wordt gewist; alle beelden wissen, waarbij alle beelden worden gewist die op het kaartje staan; of geselecteerde beelden wissen, waarbij alleeen de geselecteerde beelden worden gewist.
x
Opmerkingen • Als u het wissen van alle beelden of van geselecteerde beelden uitvoert voor beelden die met RAW+JPEG zijn opgenomen, worden zowel de RAW- als ook de JPEG-beelden gewist. Als u het wissen van een enkel beeld gebruikt, kunt u kiezen of u het JPEG-, RAW- of zowel het RAW- als ook het JPEG-beeld wist. g“RAW+JPEG ERASE“ (Blz. 105) • Beveiligde beelden kunt u niet wissen. Als u de beveiliging van de beelden opheft, kunt u ze wél wissen. • Eenmaal gewiste beelden kunt u niet meer herstellen. g“Beelden beveiligen“ (Blz. 93)
Wissen van een enkel beeld
1
Geef het beeld weer dat u wilt wissen en druk op knop S.
S-knop
2
7 Weergavefuncties
94 NL
Selecteer met ac de optie [YES] en druk daarna op knop i.
ERASE
YES NO CANCEL
SELECT
GO
Geselecteerde beelden wissen Hiermee kunt u in de enkelbeeldweergave of de indexweergave de geselecteerde beelden in één keer wissen.
1
2 3 4
ERASE SELECTED BOTH RAW&JPEG ARE ERASED
Geef de foto weer die gewist moet worden en druk op de knop i. • De geselecteerde beelden krijgen een rood kader. • Om uw selectie ongedaan te maken, drukt u nogmaals op i. • Selecteer in de indexweergave met p de beelden die u wilt wissen en druk vervolgens op de knop i.
YES NO CANCEL
SELECT
GO
Druk op p om de volgende beelden weer te geven die gewist moeten worden en druk op de knop i. Zodra u de beelden hebt geselecteerd die u wilt wissen, drukt u op knop S. Selecteer met ac de optie [YES] en druk daarna op knop i.
Alle beelden wissen
1 2
MENU[W][CARD SETUP]
Selecteer met ac de optie [ALL ERASE] en druk vervolgens op knop i.
CARD SETUP ALL ERASE FORMAT
Selecteer met ac de optie [YES] en druk daarna op knop i.
SELECT
GO
ALL ERASE
• Alle beelden worden gewist.
YES
TIPS Onmiddellijk wissen:
j Als u “QUICK ERASE“ (gBlz. 105) op [ON] hebt gezet, kunt u met knop S een beeld onmiddellijk wissen. j U kunt de beginpositie van de cursor instellen op [YES]. g“PRIORITY SET“ (Blz. 106)
NO CANCEL
SELECT
7 Weergavefuncties
3
CANCEL
GO
95 NL
8
De camera volgens uw wensen instellen Via de custom-menu's kunt u de camera aan uw eigen wensen aanpassen. In Custom Menu 1 kunt u de fotografeerfuncties aanpassen, en in Custom Menu 2 de basisfuncties van de camera. Custom Menu 1 bestaat uit 9 tabbladen (a t/m i) die weer zijn onderverdeeld volgens de functies die u kunt instellen. AF/MF BUTTON/DIAL RELEASE/ DISP/8/PC EXP/e/ISO #CUSTOM CANCEL
SELECT
A DIAL C AEL/AFL MEMO D
F BUTTON TIMER
Selecteer met ac de optie [Y] en druk daarna op d.
CANCEL
SELECT
C AEL/AFL MEMOC-AFOFF
OFF
D
Selecteer met ac het tabblad a t/m i en druk daarna op d.
FUNCTION MF
E MY MODE SETUP
--OFF GO
S-AFS-AF
B AEL/AFL
S1/C2/M1
FUNCTION
E MY MODE SETUP
GO
AEL/AFL
A DIAL
B AEL/AFL
F BUTTON TIMER
CANCEL
SELECT
GO
Selecteer met ac een functie en druk daarna op d.
Voor meer informatie over het gebruik van de menulijsten, zie “Gebruik van het menu“ (gBlz. 29).
Custom Menu 1a AF / MF AF ILLUMINAT. De ingebouwde flitser kan als AF-lichtbron fungeren. In de stand AF (autofocus) vergemakkelijkt dit het scherpstellen bij het fotograferen bij weinig licht. Laat de flitser omhoog springen om deze functie te gebruiken. FOCUS RING U kunt kiezen wat voor u de meest logische draairichting van de scherpstelring is.
8 De camera volgens uw wensen instellen
96 NL
Dichtbij
)
)
Dichtbij
C-AF LOCK Als bij het scherpstellen in de stand C-AF de optie C-AF LOCK op [ON] staat, zal de scherpstelling niet veranderen, ook al wijzigt de afstand tot het onderwerp plotseling. Dit komt van pas als u op een locatie fotografeert waarbij plotseling iets voor of achter het onderwerp kan passeren. AF AREA POINTER Als deze optie is uitgeschakeld OFF, zal in de zoeker het AF-teken niet meer oplichten zodra de camera heeft scherpgesteld. AF SENSITIVITY Als [AF AREA] op M staat, kunt u het bereik van het autofocuspunt instellen waarbinnen wordt scherpgesteld. [NORMAL] De camera stelt scherp op een gebied dat iets groter is dan het geselecteerde autofocuspunt. [SMALL] De camera stelt alleen scherp op het gebied binnen het geselecteerde autofocuspunt. Als u [SMALL] hebt geselecteerd, verandert de schermindicatie voor [AF AREA] in o.
P SET UP Bij het selecteren van het autofocuspunt kiest u hiermee hoe de draaiknoppen of de pendelknop moeten werken. [OFF] Stopt zodra u bij het kiezen van het autofocuspunt het uiteinde van de rij of kolom bereikt. [LOOP] Lus – zodra u bij het kiezen van het autofocuspunt het einde van de rij of kolom bereikt, springt de cursor naar het andere uiteinde van de rij of kolom. Voordat de cursor naar het andere uiteinde springt, worden eerst alle autofocuspunten geselecteerd, en wordt [AF AREA] op B gezet. [SPIRAL] Spiraal - zodra u bij het kiezen van het autofocuspunt het einde van de rij of kolom bereikt, springt de cursor naar het andere uiteinde van de volgende rij of kolom. Voordat de cursor naar het andere uiteinde springt, worden eerst alle autofocuspunten geselecteerd, en wordt [AF AREA] op B gezet. Voorbeeld) Bij het verspringen van linksboven naar rechts
[OFF]
[LOOP]
[SPIRAL] Op B gezet.
Op B gezet.
RESET LENS In de stand [ON] wordt de scherpstelling van de lens steeds op oneindig gezet zodra u de camera uitschakelt. BULB FOCUSING U kunt de camera zo instellen dat u de scherpstelling kunt aanpassen tijdens tijdopnamen in de stand MF. [ON] Tijdens de opname kunt u scherpstellen met de scherpstelring. [OFF] Tijdens de opname is de scherpstelling vergrendeld.
DIAL In de standen P, A, S, of M kunt u aan de hoofd- en hulpdraaiknop andere dan de standaardfuncties toewijzen. U kunt de functies van de hoofd- en hulpdraaiknop bij de menubediening ook omwisselen met de standaardfuncties P : [%] / [F] / [w] A : [FNo.] / [F] / [w] S : [SHUTTER] / [F] / [w] M : [SHUTTER] / [FNo.] MENU : [F] / [G]
DIAL P
Ps
CANCEL
SELECT
Hulpdraaiknop
GO
Hoofddraaiknop
8 De camera volgens uw wensen instellen
Custom Menu 1b BUTTON / DIAL
97 NL
• [F] bij [MENU] houdt in dat u met de draaiknop horizontaal functies kiest (net als met bd). [G] houdt in dat u met de draaiknop verticaal functies kiest (net als met ac).
DIAL MENU
F CANCEL
G SELECT
bd
AEL / AFL
GO ac
U kunt in plaats van de ontspanknop ook de knop AEL / AFL gebruiken om scherp te stellen of de belichting te meten. Kies de functie van de knop die bij de handeling past als de ontspanknop ingedrukt is. Selecteer [mode1] t/m [mode4] in elke scherpstelfunctie. (In de C-AF-functie kunt u alleen [mode4] selecteren.) AEL / AFL-knopfunctie
Ontspanknopfunctie Stand
Half indrukken
Helemaal indrukken
Scherpstellen
Belichting
Scherpstellen
Belichting
modus1
S-AF
Vastgehouden
k
modus2
S-AF
k
k
modus3
k
Vastgehouden
k
k
Als u de AEL- / AFL-knop ingedrukt houdt Scherpstellen
Belichting
k
k
Vastgehouden
Vastgehouden
k
Vastgehouden
S-AF
k
[S-AF]
[C-AF]
8 De camera volgens uw wensen instellen
98 NL
k
k
Vastgehouden
k
Vastgehouden
C-AF start
k
C-AF start
k
k
k
Vastgehouden
Vastgehouden
k
Vastgehouden
S-AF
k
modus1
C-AF start
modus2
C-AF start
modus3
k
modus4
k
k
modus1
k
Vastgehouden
k
modus2
k
k
k
modus3
k
Vastgehouden
k
k
Vastgehouden Vastgehouden k
Vastgehouden Vastgehouden
Vastgehouden Vastgehouden
k
Vastgehouden Vastgehouden
[MF]
Basisfuncties [mode1] Om tijdens het scherpstellen de belichting in te stellen. Zolang u de knop AEL / AFL ingedrukt houdt, is AE-lock geactiveerd zodat u de scherpstelling en de belichtingsinstelling apart kunt uitvoeren. [mode2] Om de belichting pas in te stellen zodra u de ontspanknop helemaal indrukt. Dit is handig in situaties waarbij de verlichting sterk wisselt, bijvoorbeeld op een podium. [mode3] Om scherp te stellen met de knop AEL / AFL in plaats van met de ontspanknop. [mode4] Stel scherp met de knop AEL / AFL en stel de belichting in door de ontspanknop helemaal in te drukken.
AEL / AFL MEMO U kunt de belichtinginstelling vergrendelen en vasthouden met knop AEL / AFL. [ON] Druk op knop AEL / AFL om de belichtingsinstelling te vergrendelen en vast te houden. Druk opnieuw op de knop om het behouden van de belichting te annuleren. [OFF] De belichting wordt alleen vastgehouden zolang u de knop AFL / AFL ingedrukt houdt. ; FUNCTION
8 De camera volgens uw wensen instellen
U kunt een functie toewijzen aan de knop <. [PREVIEW] / [LIVE PREVIEW] (elektronisch) Terwijl u de <-knop ingedrukt houdt, kunt u de preview-functie gebruiken. g“Preview-functie“ (Blz. 45) [V] Druk op de <-knop om de witbalanswaarde te verkrijgen. g“Een one-touch witbalans instellen (witbalans met één knop)“ (Blz. 70) [P HOME] Druk op knop < om naar de vastgelegde AF-uitgangspositie te gaan. Druk nogmaals op deze knop als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke stand voor het autofocusveld. g“Een bepaald autofocuspunt vastleggen“ (Blz. 57) [MF] Druk op knop < om de AF-stand op [MF] te zetten. Druk nogmaals op deze knop als u wilt terugkeren naar de oorspronkelijke AF-stand. [RAWK] Druk op < om voor de beeldkwaliteit heen en weer te schakelen tussen JPEG en RAW+JPEG. U kunt de beeldkwaliteit wijzigen door de hoofd- of hulpdraaiknop te verdraaien terwijl u knop < ingedrukt houdt. [P / A / S / M] U kunt de fotografeerstand wijzigen door de hoofd- of hulpdraaiknop te verdraaien terwijl u knop < ingedrukt houdt. [TEST PICTURE] Door op de ontspanknop te drukken terwijl u de <-knop indrukt, kunt u de zojuist genomen foto op de monitor controleren zonder de foto op het kaartje te hoeven opslaan. Dit is handig als u wilt kijken of een foto goed gelukt is zonder deze op te slaan. [MY MODE] Terwijl u knop < ingedrukt houdt, kunt u foto's maken met de camera-instellingen die u eerder hebt vastgelegd onder [MY MODE SETUP]. g“MY MODE SETUP“ (Blz. 100) [L] Druk op < voor groothoek-onderwateropnamen en om heen en weer te schakelen tussen groothoek- en macro-onderwateropnamen. In plaats daarvan kunt u ook groothoek- of macro-onderwateropnamen selecteren door de MODE-knop ingedrukt te houden en de hoofddraaiknop te verdraaien. g“Groothoek- en macro-onderwateropnamen“ (Blz. 45) [OFF] Laat geen toewijzing van functies toe.
99 NL
MY MODE SETUP U kunt twee vaakgebruikte instellingen opslaan onder My Mode. Er bestaan twee hoofdmanieren om te fotograferen met de vastgelegde My Mode-instellingen.
• Met de MODE-knop kunt u de instellingen opgeven. g“Fotograferen met My Mode“ (Blz. 44) • Wijs [MY MODE SETUP] toe aan de knop <. g“; FUNCTION“ (Blz. 99)
Om met de knop < te gaan fotograferen met de My Mode-instellingen, volgt u de stappen bij “Uitvoeren“ hieronder en selecteert u van tevoren de gewenste My Mode-instelling.
Vastleggen 1) Selecteer [MY MODE1] of [MY MODE2] en druk op knop d. 2) Selecteer [SET] en druk op knop i. • De huidige instellingen worden in de camera vastgelegd. Voor details over de functies die op My Mode vastgelegd kunnen worden, zie “Programmeerbare functies in My Mode en Uw eigen reset-instelling“ (gBlz. 142). • Selecteer [RESET] om het vastleggen te annuleren.
Uitvoeren 1) Selecteer [MY MODE1] of [MY MODE2] en druk op de knop i. 2) Selecteer [YES] en druk op knop i. • De geselecteerde My Mode is nu geactiveerd. • Bij het fotograferen drukt u, terwijl u de knop < ingedrukt houdt, de ontspanknop in.
BUTTON TIMER U kunt instellen dat de directe knop geactiveerd blijft, ook als u deze al hebt losgelaten. [OFF] Alleen beschikbaar als u op de knop drukt. [3SEC] / [5SEC] / [8SEC] De knop blijft geactiveerd gedurende het aangegeven aantal seconden. [HOLD] De knop blijft geactiveerd tot u deze nogmaals indrukt. • Knoppen die u kunt instellen met [BUTTON TIMER] ISO, F, WB, #, w, MODE, G, AF, BKT, < / Y / j
A
8 De camera volgens uw wensen instellen
100 NL
U kunt dan de functies van de knoppen AEL / AFL en < omwisselen. Als u [ON] selecteert, zal de knop AEL / AFL gaan werken als <-knop, en zal de knop < gaan werken als AEL / AFL-knop.
• Deze instelling geldt ook voor de <-knop op de optionele batterijhouder als deze op de camera is gemonteerd.
Custom Menu 1c RELEASE / j RLS PRIORITY S / RLS PRIORITY C Normaliter kunt u geen foto maken terwijl AF (autofocus) bezig is met scherpstellen of terwijl de flitser wordt opgeladen. Als u toch een foto wilt kunnen maken voordat de camera er helemaal klaar voor is, gebruikt u de volgende instelling. U kunt deze sluiterprioriteit apart instellen in de AF-stand. RLS PRIORITY S Stelt de sluiterprioriteit in voor de S-AF-stand gBlz. 53. RLS PRIORITY C Stelt de sluiterprioriteit in voor de C-AF-stand gBlz. 53. O fps Voor repeterende opnamen kunt u met [O] het gewenste aantal opnamen per seconde instellen tussen [1 fps] en [4 fps] (1 resp. 4 beelden per seconde).
Custom Menu 1d DISP / 8 / PC 8 U kunt het piepgeluid, dat afgegeven wordt als de scherpstelling vastgezet wordt, uitschakelen door op de ontspanknop te drukken. SLEEP Als de camera gedurende een bepaalde tijd niet wordt bediend, springt hij automatisch op sluimerstand (stand by) om de batterijen te sparen. Zodra het superbedieningspaneel gedurende een bepaalde tijd is weergegeven, gaat de achtergrondverlichting ervan uit. Na verloop van nog een bepaalde tijd, schakelt de camera naar de sluimerstand. Met [SLEEP] kunt u de sluimerstandtimer instellen op [1 MIN], [3 MIN], [5 MIN], of [10 MIN]. Met [OFF] schakelt u de sluimerstand uit. De camera komt weer uit de stand-by-stand zodra u een van de knoppen indrukt (ontspanknop, pendelknop, enz.). BACKLIT LCD (timer displayverlichting)
4 h TIMER (timer, na 4 uur automatisch uitschakelen) U kunt de camera zichzelf automatisch laten uitschakelen als deze 4 uur lang niet wordt bediend. De camera schakelt niet uit als hij op [OFF] gezet wordt.
8 De camera volgens uw wensen instellen
Om batterijen te sparen wordt, nadat het superbedieningspaneel gedurende een bepaalde tijd is weergegeven, de achtergrondverlichting van de monitor uitgeschakeld en wordt de monitor donker. Selecteer de tijd waarna de achtergrondverlichting moet uitgaan: [8 SEC], [30 SEC], of [1 MIN]. [HOLD] laat het achtergrondlicht constant aan. Het achtergrondlicht van de monitor gaat weer aan zodra u een knop indrukt (ontspanknop, pendelknop, enz.).
101 NL
USB MODE Met het bijgeleverde USB-kabeltje kunt u de camera rechtstreeks op een computer of printer aansluiten. Als u van tevoren opgeeft op welk apparaat u de camera aansluit, kunt u de instelprocedure voor de USB-aansluiting overslaan die normaliter verschijnt als u de kabel aansluit op de camera. Voor meer informatie over hoe u de camera op een apparaat aansluit, raadpleegt u “Camera aansluiten op een printer“ (gBlz. 112) en “Camera aansluiten op een computer“ (gBlz. 116). [AUTO] Het selectiescherm voor de USB-aansluiting verschijnt telkens als u de camera op een computer of printer aansluit. [STORAGE] Hiermee kunt beelden overbrengen naar een computer. Selecteer deze stand ook als u via een pc-aansluiting de OLYMPUS Master software wilt gebruiken. [MTP] Hiermee kunt beelden overbrengen naar een computer waarop Windows Vista is geïnstalleerd, zonder de OLYMPUS Master software te gebruiken. [CONTROL] Hiermee kunt u de camera via een pc bedienen met behulp van de optionele OLYMPUS Studio-software. [<EASY] Voor aansluiting op een printer die compatibel is met PictBridge. Hiermee kunt u foto’s rechtstreeks vanuit de camera afdrukken zonder dat u een pc nodig hebt. g“Camera aansluiten op een printer“ (Blz. 112) [
8 De camera volgens uw wensen instellen
102 NL
Tijdens fotograferen met live bekijken, kunt u de monitor lichter maken voor gemakkelijkere bevestiging van uw onderwerp. [OFF] Het onderwerp wordt weergegeven op de monitor met het helderheidsniveau dat is aangepast aan de ingestelde belichting. U kunt, terwijl u vooraf via de monitor bevestigt, een foto naar uw wens maken. [ON] De camera past het helderheidsniveau automatisch aan en geeft het onderwerp op de monitor weer voor gemakkelijkere bevestiging. Het effect van de aanpassingen van belichtingscorrectie worden niet op de monitor weergegeven. FRAME ASSIST (hulplijnweergave) U kunt de lijnen op de LCD-monitor weergeven als hulpmiddel bij het bevestigen van de samenstelling. Druk zo vaak op INFO tot de hulplijnen verschijnen. g“Het informatiedisplay omschakelen“ (Blz. 31)
Custom Menu 1e EXP / e / ISO EV STEP U kunt de EV-stap selecteren aan de hand waarvan de belichtingsparameters zoals de sluitertijd, het diafragma en de belichtingscorrectie worden ingesteld: [1/3 EV], [1/2 EV], of [1 EV]. ISO STEP U kunt ook de EV-stap van de ISO-waarde selecteren: [1/3 EV] of [1 EV]. ISO-AUTO SET (ISO-AUTO instellen) Als ISO is is ingesteld op [AUTO], kunt u de standaard ISO-waarde en de bovengrenswaarde instellen. [HIGH LIMIT] Hiermee stelt u de bovengrens in van de automatisch variërende ISO-waarde. U kunt de bovengrens instellen tussen 100 en 3.200 in stappen van 1/3 EV. [DEFAULT] Hiermee stelt u de standaardwaarde in waarmee normaliter goed belichte opnamen mogelijk zijn. U kunt deze waarde instellen tussen 100 en 3.200 in stappen van 1/3 EV. ISO-AUTO U kunt de fotografeerstand instellen waarbij de instelling ISO [AUTO] wordt geactiveerd. [P / A / S] In de standen P / A / S wordt de instelling [AUTO] geactiveerd. Als u [AUTO] instelt voor andere fotografeerstanden, wordt de ISO-waarde op 100 gezet. [ALL] De [AUTO] wordt hiermee geactiveerd voor alle fotografeerstanden. De optimale ISO-waarde wordt dan automatisch ingesteld, ook in de stand M (Manual). AEL-lichtmeting U kunt de lichtmeetmethode instellen als u knop AEL / AFL indrukt om de belichting vast te houden. • In de stand [AUTO] wordt de lichtmeetmethode toegepast die u bij [METERING] hebt geselecteerd.
U kunt voor tijdopnamen een maximumtijd (in minuten) instellen.
Custom Menu 1f # CUSTOM #X-SYNC (flitssynchronisatie) U kunt de sluitertijd instellen die wordt gebruikt als de flitser ontsteekt. U kunt deze sluitertijd instellen tussen 1/60 en 1/250 seconde in stappen van 1/3 EV. • Voor meer informatie over de flitssynchronisatie van in de handel verkrijgbare flitsers raadpleegt u de handleiding van die flitser.
#SLOW LIMIT U kunt de ondergrens (de langste sluitertijd) instellen die de camera bij flitsopnamen mag gebruiken. U kunt deze sluitertijd instellen tussen 1/30 en 1/250 seconde in stappen van 1/3 EV.
De camera volgens uw wensen instellen
BULB TIMER
8
103 NL
w+F In de stand [ON] wordt deze waarde opgeteld bij de waarde van de belichtingscorrectie en wordt de flitssterkteregeling geactiveerd.
Custom Menu 1g K / COLOR / WB ALL > U kunt in één keer dezelfde correctiewaarde toepassen op alle witbalansstanden. [ALL SET] Bij alle witbalansen wordt dezelfde correctiewaarde toegepast. [ALL RESET] De op alle witbalansen toegepaste correctiewaarde wordt hiermee in één keer ongedaan gemaakt. Als u [ALL SET] hebt geselecteerd 1) Selecteer de kleurrichting met bd. Naar A: amber-blauw / Naar G: groen-magenta 2) Stel de correctiewaarde in met ac. g“Witbalanscorrectie“ (Blz. 69) Zodra u knop AEL / AFL loslaat, wordt een testopname gemaakt. U kunt de aangepaste witbalans controleren. Als u [ALL RESET] hebt geselecteerd 1) Met knop ac selecteert u [YES]. COLOR SPACE Hiermee kunt u selecteren hoe kleuren door de monitor of printer worden weergegeven. Het eerste teken in de bestandsnaam geeft aan welk kleurenpalet op dat moment is ingesteld. g“FILE NAME“ (Blz. 106) [sRGB] [Adobe RGB]
8 De camera volgens uw wensen instellen
104 NL
Gestandaardiseerde kleurruimte voor Windows. Kleurruimte die u met Adobe Photoshop kunt instellen.
SHADING COMP. (donkere beeldhoeken corrigeren) Bij gebruik van sommige lenzen kunnen de beeldhoeken schaduwen gaan vertonen. Deze functie maakt donkere beeldhoeken lichter. Dit komt met name van pas bij gebruik van groothoeklenzen.
x
Opmerkingen • Deze functie werkt niet als op de camera een teleconverter of een tussenring wordt gemonteerd. • Bij hoge ISO-waarden kan de ruis in de beeldhoeken erg gaan opvallen.
K SET U kunt 4 combinaties vastleggen van de beschikbare 3 resoluties en 4 compressiefactoren. Selecteer de vastgelegde instelling met [K]. g“De beeldkwaliteit selecteren“ (Blz. 65)
Leg vier verschillende combinaties van beeldinstellingen vast.
DSET 1
Selecteer het gewenste aantal pixels.
2
3
Y SF X F
W N
PIXEL COUNT CANCEL
SELECT
4
W SF Yarge GO
Selecteer de compressiefactor.
PIXEL COUNT U kunt het aantal pixels selecteren voor de resoluties [X], [W]. [Xiddle] (medium) Selecteer [3200 x 2400], [2560 x 1920], of [1600 x 1200]. [Wmall] (klein) Selecteer [1280 x 960], [1024 x 768], of [640 x 480].
Custom Menu 1h RECORD / ERASE QUICK ERASE U kunt de foto die u zojuist hebt gemaakt, onmiddellijk wissen met knop S. [OFF] Als u op knop S drukt, verschijnt het bevestigingsscherm waarin wordt gevraagd of u de foto inderdaad wilt wissen. [ON] Als u op knop S drukt, wordt de foto onmiddellijk gewist. RAW+JPEG ERASE
x
Opmerkingen • Deze functie werkt alleen als u één beeld wist. Voor “alle beelden wissen“ of “geselecteerde beelden wissen“ worden zowel RAW en JPEG gewist, ongeacht deze instelling.
8 De camera volgens uw wensen instellen
Hiermee selecteert u hoe u RAW+JPEG-beeld wilt wissen. Met deze functie kunt u slechts één beeld wissen. [JPEG] Wist alle JPEG-beeldbestanden en laat alleen de RAW-beeldbestanden staan. [RAW] Wist alle RAW-beeldbestanden en laat alleen de JPEG-beeldbestanden staan. [RAW+JPEG] Wist beide soorten beeldbestanden.
105 NL
FILE NAME Als u een foto maakt, slaat de camera die foto onder een unieke bestandsnaam op in een map. Hoe bestandsnamen worden toegekend, ziet u in de onderstaande afbeelding. Alle mappen
Mapnaam 000 OLYMP Mapnummer (100 – 999) Bestandsnaam Pmdd0000.jpg
Dag (01 – 31) Kleurenpalet P: sRGB _: Adobe RGB
Bestandsnummer (0001 – 9999) Als u 9999 foto’s gemaakt heeft, wordt de teller teruggezet op 0001 voor de volgende foto, bij het mapnummer wordt de waarde 1 opgeteld om een nieuwe map te benoemen en aan te leggen waarin het volgende beeld (bestand) is opgeslagen.
Maand (10, 11, 12 wordt A, B, C)
[AUTO] Zelfs als u een nieuw kaartje plaatst, worden de mapnummers van het vorige kaartje aangehouden. Als het nieuwe kaartje een beeld bevat met hetzelfde bestandsnummer als een beeld dat op het vorige kaartje is opgeslagen, krijgen de beelden op het nieuwe kaartje een bestandsnummer dat aansluit op het hoogste nummer van het vorige kaartje. [RESET] Als er een nieuw kaartje ingestoken wordt, beginnen de mapnummers met 100 en bestandsnummers met 0001. Als een kaartje dat foto’s bevat, ingestoken wordt, beginnen de bestandsnummers met het nummer dat op het hoogste nummer op het kaartje volgt. • Als zowel het mapnummer als het bestandsnummer de maximumwaarde bereikt (999 / 9999), kunt u op deze geheugenkaart helemaal geen foto’s meer opslaan, ook niet als de kaart nog niet helemaal vol is. U kunt dan geen foto’s meer maken. Vervang het geheugenkaartje door een nieuw.
8 De camera volgens uw wensen instellen
106 NL
PRIORITY SET U kunt de beginpositie van de cursor ([YES] of [NO]) vastleggen voor de schermen [ALL ERASE] of [FORMAT]. dpi SETTING U kunt voor foto’s van tevoren al de printresolutie instellen. Deze printresolutie wordt dan samen met de foto op de geheugenkaart opgeslagen. [AUTO] Automatisch, aan de hand van de ingestelde beeldresolutie. [CUSTOM] Stel de gewenste waarde in. Druk op d om het instelmenu op te roepen.
Custom Menu 1i K UTILITY EXT. WB DETECT (andere witbalans detecteren) U kunt de witbalanssensor uitschakelen die wordt gebruikt om de automatische witbalans te bepalen. Dit is relevant als de lichtbron bij de sensor een andere is dan die waarmee het onderwerp wordt verlicht.
Custom Menu 2 CF / xD Als er in de camera twee geheugenkaarten zijn ingezet, CompactFlash en xD-Picture Card, kunt u selecteren welke kaart moet worden gebruikt. EDIT FILENAME U kunt aan beeldbestanden een nieuwe naam geven zodat u ze gemakkelijker kunt terugvinden en organiseren. Welk deel van de bestandsnaam u kunt wijzigen, hangt af van de ingestelde kleurruimte. g“COLOR SPACE“ (Blz. 104) sRGB : Pmdd0000.jpg
AdobeRGB : _mdd0000.jpg
U kunt het teken wijzigen in OFF, A – Z of 0 – 9.
s (helderheid van de monitor aanpassen) U kunt de optimale helderheid van de monitor instellen. [AUTO] De omgevingslichtsensor meet het omgevingslicht en past aan de hand daarvan de helderheid van de monitor aan. [+7] – [–7] Selecteer met ac de gewenste helderheid van de monitor. W (taal voor de monitor wijzigen) Voor de schermteksten en de foutmeldingen kunt u naast het Engels ook andere talen kiezen.
8 De camera volgens uw wensen instellen
• Met de bij uw camera geleverde OLYMPUS Master software kunt u uw camera van nog andere talen voorzien. Voor meer informatie, zie “Help“ in de OLYMPUS Master software. g“Gebruik van de OLYMPUS Master-software“ (Blz. 115)
107 NL
VIDEO OUT Selecteer NTSC of PAL, afhankelijk van het videosysteem van uw tv-toestel. In het buitenland moet u deze instelling misschien wijzigen als u de camera op een TV wilt aansluiten en beelden wilt weergeven. Zorg dat u het juiste type videosignaal hebt geselecteerd voordat u de videokabel aan gaat sluiten. Als u het verkeerde type videosignaal hebt geselecteerd, worden de foto's niet goed weergegeven op uw televisie. Types videosignaal in de belangrijkste landen en gebieden Controleer het type videosignaal voordat u de camera op de tv aansluit. NTSC
Noord Amerika, Taiwan, Korea, Japan
PAL
Europese landen, China
REC VIEW U kunt de zojuist gemaakte foto weergeven op de monitor terwijl de foto op het geheugenkaartje wordt opgeslagen, en u kunt instellen hoe lang de foto wordt weergegeven. Dit is handig als u de foto die u zojuist heeft genomen even wilt controleren. Door de ontspanknop half in te drukken terwijl u de foto controleert, kunt u onmiddellijk doorgaan met fotograferen. [1 SEC] – [20 SEC] Het aantal seconden dat de foto moet worden weergegeven. Dit kunt u instellen in stappen van 1 seconde. [OFF] De foto die op het geheugenkaartje wordt opgeslagen, wordt niet weergegeven. [AUTO q] Geeft de foto weer die wordt opgeslagen, en schakelt daarna over naar de stand weergave. Dit is handig om een opname te controleren en eventueel direct te wissen. FIRMWARE
8 De camera volgens uw wensen instellen
108 NL
De firmwareversie van uw product verschijnt. Als u informatie gaat inwinnen over uw camera of accessoires, of als u software wilt downloaden, moet u opgeven welke versie van elk van de producten u gebruikt. Druk op d. De firmwareversie van uw product verschijnt. Druk op i om terug te keren naar het vorige scherm.
9
Printen Printreservering (DPOF) Printreservering Het printreserveringssysteem biedt u de mogelijkheid om samen met de op het kaartje opgeslagen beelden ook printgegevens (het aantal prints en datum- en tijdinformatie) op te slaan. De met printreservering opgeslagen beelden kunt u op de volgende manieren printen. Laten printen door een voor DPOF ingerichte foto-ontwikkelcentrale Hier kunnen foto’s geprint worden aan de hand van de printreserveringen. Printen met een voor DPOF geschikte printer Foto's kunnen rechtstreeks met een aangesloten printer worden afgedrukt zonder dat u een pc nodig hebt. Voor meer informatie raadpleegt u de handleiding van de printer. Het is mogelijk dat u, om te kunnen printen, een PC-kaartadapter nodig heeft.
x
Opmerkingen • Het is mogelijk dat DPOF-reserveringen die werden ingesteld met een ander apparaat, met deze camera niet gewijzigd kunnen worden. Eventuele wijzigingen moet u dan aanbrengen met het oorspronkelijke apparaat. Bovendien kunt u door nieuwe DPOF-reserveringen in te stellen met deze camera, de vorige reserveringen die met een ander apparaat zijn ingesteld, wissen. • Het is mogelijk dat bepaalde printers of fotospeciaalzaken niet over alle functies beschikken. • Het bestandstype RAW kan niet worden geprint.
Enkel beeld reserveren Om voor een foto een printreservering in te stellen, volgt u de bedieningsaanwijzingen.
1
MENU[q][<]
ON EDIT COPY ALL RESET PROTECT Bedieningsaanwijzingen
Selecteer [<] en druk op i.
CANCEL
SELECT
GO
PRINT ORDER SETTING
CANCEL
SELECT
9 Printen
2
GO
109 NL
3
Selecteer met bd het beeld waarvoor u een printreservering wilt instellen en selecteer met ca het aantal prints.
• Om een printreservering voor meerdere foto’s in te stellen, herhaalt u deze stap.
4 5
Druk op de knop i als u klaar bent. • Het menu voor reservering van een enkel beeld verschijnt. CANCEL
[NO] [DATE] [TIME]
6
SELECT
GO
Selecteer de gewenste datumweergave en druk op i. De beelden worden zonder datum en tijd geprint. De foto’s worden geprint met de datum van fotograferen. De foto’s worden geprint met het tijdstip van fotograferen.
NO DATE TIME CANCEL
Selecteer [SET] en druk op i.
SELECT
GO
PRINT ORDER SETTING SET CANCEL CANCEL
SELECT
GO
Alle beelden reserveren Past printreservering toe op alle beelden die op het kaartje zijn opgeslagen. Het aantal prints is ingesteld op 1.
1 2 3
9 Printen
110 NL
4
MENU[q][<]
Selecteer [U] en druk op i. Selecteer de gewenste datumweergave en druk op i. [NO] [DATE] [TIME]
De beelden worden zonder datum en tijd geprint. De foto’s worden geprint met de datum van fotograferen. De foto’s worden geprint met het tijdstip van fotograferen.
Selecteer [SET] en druk op i.
Printreserveringsgegevens resetten U kunt alle printreserveringsgegevens annuleren of alleen de gegevens voor geselecteerde foto’s.
1
MENU[q][<]
Printreserveringsgegevens van alle foto’s annuleren
2 3
Selecteer [<] of [U] en druk op i. Selecteer [RESET] en druk op i.
PRINT ORDER SETTING
Annuleren van de printreserveringsgegevens van een geselecteerde foto
2 3 4 5 6 7
Selecteer [<] en druk op i. Selecteer [KEEP] (bewaren) en druk op i. CANCEL Gebruik bd om het beeld te selecteren met printreserveringsgegevens die u wilt annuleren en druk daarna op c om het aantal prints op 0 te zetten. Druk op de knop i als u klaar bent. Selecteer de gewenste datumweergave en druk op i.
PRINT ORDERED RESET KEEP SELECT
GO
• Deze instelling wordt op alle beelden met printreserveringsgegevens toegepast.
Selecteer [SET] en druk op i.
Direct printen (PictBridge) Sluit u de camera met het USB-kabeltje aan op een voor PictBridge geschikte printer, dan kunt u de opgeslagen beelden rechtstreeks printen. Om vast te stellen of uw printer wel of niet geschikt is voor PictBridge raadpleegt u de handleiding van de printer. PictBridge De norm die het u mogelijk maakt om digitale camera’s en printers van verschillende fabrikanten op elkaar aan te sluiten en u toelaat om foto’s rechtstreeks van de camera te printen.
• De beschikbare printfucnties en instellingen, zoals papierformaat, zijn afhankelijk van het type printer. Voor meer informatie raadpleegt u de handleiding van de printer. • Voor meer informatie over de soorten printerpapier, inktcassettes, enz., raadpleegt u de handleiding van de printer.
x
9 Printen
STANDARD Alle printers die PictBridge ondersteunen beschikken over standaard printinstellingen. Selecteer [STANDARD] in het instelmenu gBlz. 113 om de foto's met deze instellingen te printen. Voor meer informatie over de standaardinstellingen van uw printer raadpleegt u de handleiding ervan of neemt u contact op met de fabrikant van de printer.
Opmerkingen • Gebruik een volledig opgeladen batterij voor het printen. • Beelden opgenomen met bestandstype RAW kunnen niet geprint worden. • De camera kan de sluimerstand niet aannemen, omdat hij verbonden is met het USB-kabeltje.
111 NL
Camera aansluiten op een printer Gebruik het meegeleverde USB-kabeltje om de camera aan te sluiten op een printer die compatibel is met PictBridge.
1
Zet de printer aan en verbind met het USB-kabeltje de USB-connector van de camera met de USB-poort van de printer. • Voor meer informatie over hoe u de printer inschakelt en over de plaats van de USB-poort, raadpleegt u de handleiding van de printer.
USB-kabeltje
2 3
Schakel de camera in. • Het scherm voor het selecteren van de USB-verbinding wordt weergegeven.
Selecteer met p [EASY PRINT] of [CUSTOM PRINT]. Als u [EASY PRINT] selecteert • Ga naar “Eenvoudig printen“ (gBlz. 112)
Als u [CUSTOM PRINT] selecteert • [ONE MOMENT] verschijnt terwijl camera en printer met elkaar verbonden worden. Ga naar “Printen volgens de specificatie van de klant“ (gBlz. 113)
x
9 Printen
112 NL
USB-connector
USB STORAGE MTP CONTROL EASY PRINT CUSTOM PRINT SELECT
GO
Opmerkingen • Als het scherm na een paar minuten niet verschijnt, koppelt u het USB-kabeltje los start u opnieuw vanaf stap 1.
Eenvoudig printen
1
Selecteer met bd de te printen foto’s om deze op de camera weer te geven.
2
Druk op de knop < (print).
• Geef de foto die u wilt printen op de camera weer en sluit de camera met behulp van een USB-kabeltje op een printer aan. Het scherm rechts verschijnt korte tijd.
• Het instelmenu voor het selecteren van de foto verschijnt als het printen is voltooid. Om een andere foto te printen, selecteert u met bd de gewenste foto en drukt u op <. • Om af te sluiten, koppelt u het USB-kabeltje los van de camera terwijl het instelmenu voor selecteren van de foto wordt weergegeven.
EASY PRINT START PC / CUSTOM PRINT
Printen volgens de specificatie van de klant
1
Volg de bedieningsaanwijzingen op voor het instellen van een printoptie. PRINT MODE SELECT PRINT ALL PRINT MULTI PRINT ALL INDEX PRINT ORDER Volg de hier getoonde bedieningsaanwijzingen.
EXIT
SELECT
GO
Printfunctie selecteren Selecteer de manier van printen (printfunctie) De beschikbare printfuncties staan hieronder vermeld. [PRINT] Print geselecteerde foto's. [ALL PRINT] Print u alle beelden die opgeslagen zijn op het kaartje en maakt van elke foto een print. [MULTI PRINT] Print meerdere kopieën van dezelfde foto als afzonderlijke beelden op een enkel blad. [ALL INDEX] Print een index van alle beelden die op het kaartje zijn opgeslagen. [PRINT ORDER] Print overeenkomstig de printreservering die u gemaakt heeft. Als er geen foto met printreservering bestaat, is deze functie niet beschikbaar. (gBlz. 110)
De eigenschappen van het printpapier instellen Deze instelling varieert afhankelijk van het type printer. Als alleen de STANDAARD-instelling van de printer beschikbaar is, kunt u de instelling niet wijzigen. [SIZE] Stelt het papierformaat in dat de printer PRINTPAPER ondersteunt. [BORDERLESS] Selecteert of de foto op een volledige SIZE BORDERLESS pagina wordt geprint of binnen een blanco kader.
STANDARD
CANCEL [PICS / SHEET]
SELECT
GO
PRINTPAPER SIZE
PICS/SHEET
STANDARD
16
CANCEL
SELECT
9 Printen
Selecteert het aantal beelden per blad. Dit verschijnt als u de functie [MULTI PRINT] hebt geselecteerd.
STANDARD
GO
113 NL
De beelden die u wilt printen selecteren Selecteer de beelden die u wilt printen De geselecteerde foto’s kunnen later worden geprint (reservering van een enkel beeld) of het beeld dat u geopend hebt kan rechtstreeks worden geprint. [PRINT] (f) Print de foto die nu wordt weergegeven. Als er een foto met een [SINGLE PRINT]-reservering bestaat, zal alleen deze gereserveerde foto worden geprint. [SINGLE PRINT] (t) Maakt een printreservering voor de foto die nu wordt weergegeven. PRINT SELECT Als u na het maken van een MORE [SINGLE PRINT]-reservering deze SINGLEPRINT printreservering ook op andere foto's wilt toepassen, selecteert u met bd de gewenste foto’s. [MORE] (u) Voor het instellen van het aantal prints en andere eigenschappen van de nu weergegeven foto, en of u deze wilt printen of niet. Hoe u dat doet, leest u bij “Printgegevens instellen“ gBlz. 114 in de volgende paragraaf.
Printgegevens instellen Selecteert of u printgegevens zoals de datum en het tijdstip of de bestandsnaam op de foto wilt afdrukken. [<x] Voor het instellen van het aantal prints. PRINT INFO [DATE] Print de datum en het tijdstip die bij de foto zijn opgeslagen. 1 [FILE NAME] Print de bestandsnaam die bij het beeld is DATE WITHOUT opgeslagen. FILE NAME WITHOUT
SELECT
2
Als u de foto’s die u wilt printen en de printgegevens hebt ingesteld, selecteert u [PRINT] en drukt u op i. [PRINT]
9
[CANCEL]
Printen
Brengt de beelden die u wilt printen over naar de printer. Annuleert de instellingen. Alle printreserveringsgegevens gaan dan verloren. Als u de printreserveringsgegevens wilt behouden en andere instellingen wilt maken, drukt u op b. Hiermee keert u terug naar de vorige instelling.
114 NL
Het printen wordt voortgezet. Het printen wordt geannuleerd. Alle printreserveringsgegevens gaan dan verloren.
GO
PRINT PRINT CANCEL CANCEL
SELECT
GO
PRINT
• Om te stoppen en het printen te annuleren, drukt u op de knop i. [CONTINUE] [CANCEL]
SET
CONTINUE CANCEL SELECT
GO
10
Gebruik van de OLYMPUS Master-software Werkvolgorde Sluit de camera met het USB-kabeltje aan op een computer. Met de meegeleverde OLYMPUS Master-software kunt u nu eenvoudig beelden die op het kaartje zijn opgeslagen overbrengen naar de computer. Voor te bereiden • CD-ROM met OLYMPUS Master 2 • USB-kabeltje
• Een computer die aan de systeemeisen voldoet. (Deze systeemeisen vindt u in de installatiehandleiding van OLYMPUS Master.)
Installeren van OLYMPUS Master (Raadpleeg de installatiegids die is meegeleverd met OLYMPUS Master)
(gBlz. 116)
Het programma OLYMPUS Master starten
(gBlz. 117)
Foto’s op uw computer opslaan
(gBlz. 117)
De camera loskoppelen van de computer
(gBlz. 118)
Gebruik van de bijgeleverde OLYMPUS Master-software Wat is OLYMPUS Master? OLYMPUS Master is een beeldbeheerprogramma met functies om beelden die u met uw digitale camera gemaakt heeft te bekijken en te bewerken. Als u de software op uw computer hebt geïnstalleerd, kan u gebruik maken van volgende mogelijkheden. z Beelden overbrengen van de camera of verwisselbare media naar uw computer z Beelden bekijken U kunt ook genieten van diashows en geluid afspelen. z Beelden groeperen en organiseren U kunt beelden in albums of mappen verdelen. Overgebrachte beelden worden automatisch op datum georganiseerd, waardoor u de beelden die u zoekt snel kunt vinden.
z Beelden corrigeren met filters en correctiefuncties z Beelden bewerken U kunt beelden draaien, deelvergrotingen maken of de resolutie wijzigen. z Diverse printformaten U kunt uw foto’s eenvoudig printen. z De firmware van de camera actualiseren z RAW-beelden bewerken
Gebruik van de OLYMPUS Master-software
De camera op de computer aansluiten met het meegeleverde USB-kabeltje
10
Voor informatie over de andere mogelijkheden van OLYMPUS Master en voor details over het gebruik van de software, raadpleegt u “Help“ in de OLYMPUS Master software.
115 NL
Camera aansluiten op een computer Sluit de camera aan op uw computer met het meegeleverde USB-kabeltje
1
Met het meegeleverde USB-kabeltje verbindt u de USB-poort van de computer met de USB-connector van de camera. • De plaats van de USB-poort is afhankelijk van het soort computer. Voor meer informatie raadpleegt u de handleiding van de computer.
Zoek dit teken. Contact
USB-poort USB-kabeltje
Gebruik van de OLYMPUS Master-software
10
116 NL
2 3 4
Kleiner contact
Zet de cameraschakelaar op ON. • Het scherm voor het selecteren van de USB-verbinding wordt weergegeven.
Selecteer met ac de optie [STORAGE]. Druk op knop i. De computer herkent de camera als een nieuw apparaat.
USB-connector
USB STORAGE MTP CONTROL EASY PRINT CUSTOM PRINT
Windows
SELECT GO • De eerste keer dat u de camera op uw computer aansluit, herkent de computer automatisch de camera. Klik op “OK“ als de melding dat de installatie voltooid is, verschijnt. De computer herkent de camera als een “Verwisselbaar opslagmedium“ .
Macintosh • iPhoto is de standaard software voor het beheren van beelden voor Mac OS. Sluit u uw digitale Olympus-camera voor de eerste keer aan, dan wordt automatisch het applicatieprogramma iPhoto opgestart. Sluit iPhoto en start OLYMPUS Master.
x
Opmerkingen • Sluit u de camera aan op een computer, dan zijn alle knoppen van de camera buiten bedrijf.
Start de OLYMPUS Master-software Windows
1
Dubbelklik op het pictogram “OLYMPUS Master 2“
op het bureaublad.
Macintosh
1
Dubbelklik op het pictogram “OLYMPUS Master 2“ “OLYMPUS Master 2“.
in de map
• Het venster “Bladeren“ verschijnt. • Als OLYMPUS Master voor de eerste keer na installatie wordt opgestart, worden het eerste instelmenu en het venster voor gebruikersregistratie van OLYMPUS Master weergegeven vóór het venster “Bladeren“. Ga te werk volgens de aanwijzingen op het scherm.
OLYMPUS Master sluiten
1
Klik op “Afsluiten“
op elk venster.
• Daarmee sluit u het programma OLYMPUS Master.
Weergeven van gefotografeerde beelden op een computer
1
Klik op “Beelden overbrengen“ in het venster “Bladeren“ en klik dan op “Vanuit camera“ . • Het venster voor het selecteren van de beelden die u vanuit de camera wilt overbrengen wordt weergegeven. In dit venster worden alle beelden getoond die in de camera opgeslagen zijn.
2 3
Selecteer “Nieuw album“ en voer een albumnaam in. Selecteer de beeldbestanden en klik op de knop “Transfer Images“ (Beelden overbrengen). • Daarna verschijnt een venster dat aangeeft dat het downloaden voltooid is.
4
Klik op de knop “Nu in beelden bladeren“. • In het venster “Bladeren“ worden de beelden die gedownload zijn, weergegeven.
Gebruik van de OLYMPUS Master-software
Beelden downloaden en opslaan
10
117 NL
Camera loskoppelen van de computer
1
Controleer of de indicatie-LED Dataverkeer niet meer knippert.
Indicatie-LED Dataverkeer
2
Geef op de computer aan dat u het USB-kabeltje wilt verwijderen. Windows 1) Klik op het pictogram “Hardware ontkoppelen of uitwerpen“ in de knoppenbalk. 2) Klik op de getoonde melding. 3) Klik op “OK“ in het venster “Opslaan voor verwijderen hardware“.
Gebruik van de OLYMPUS Master-software
10
118 NL
Macintosh
3 x
1) Het pictogram van de prullenbak verandert in een verwijderpictogram als u het pictogram “Untitled“ (Zonder titel) of “NO_NAME“ (Naamloos) op het bureaublad sleept. Sleep dit pictogram op het verwijderpictogram en zet het daar neer.
Trek de plug van het USB-kabeltje uit de camera. Opmerkingen • Voor gebruikers van Windows: Als u op “Hardware loskoppelen of uitwerpen“ klikt, is het mogelijk dat er een waarschuwing verschijnt. Gebeurt dat inderdaad, dan controleert u of de camera bezig is met het lezen van beeldgegevens of dat applicatiesoftware actief is met het openen van camera beeldbestanden. In dat geval sluit u de applicatiesoftware, klikt u weer op “Hardware loskoppelen of uitwerpen“ en verwijdert u het kabeltje.
Stilstaande beelden bekijken
1 2
Klik op het tabblad “Album“ in het venster “Bladeren“ en selecteer het album dat u wilt bekijken.
Thumbnail
• Het geselecteerde albumbeeld wordt weergegeven in het thumbnailgebied.
Dubbelklik op de thumbnail van het stilstaande beeld dat u wilt bekijken. • OLYMPUS Master schakelt om naar het venster voor het bewerken van het beeld en het beeld wordt vergroot. • Klik op “Terug“ om terug te keren naar het venster “Bladeren“.
Als u meer talen nodig heeft
1 2 3 4 5 6 7
Controleer of uw computer is aangesloten op internet. Steek de ene plug van het USB-kabeltje in de USB-poort van de computer. Steek de andere plug van het USB-kabeltje in de USB-connector van de camera. • De camera wordt automatisch ingeschakeld. • De monitor van de camera wordt ingeschakeld, met daarin het instelmenu voor de USB-aansluiting.
Selecteer [STORAGE] en druk op i. Selecteer in het venster “Bladeren“ “Camera“, daarna “Camera actualiseren / Taal voor de monitor toevoegen“. • Het bevestigingsvenster voor het actualiseren wordt weergegeven.
Klik op “OK“. • Het venster voor het actualiseren van de camera wordt weergegeven.
Klik op “Taal toevoegen“ in de weergave van het actualiseren van de camera. • Het venster “Taal voor de monitor van camera toevoegen“ wordt weergegeven.
Gebruik van de OLYMPUS Master-software
Zorg ervoor dat de batterij geheel opgeladen is!
10
119 NL
8 9
Klik
en selecteer een taal.
Klik op “Add“ (Toevoegen). • De nieuwe taal wordt op uw camera gedownload. Verwijder geen kabeltjes of batterijen terwijl de camera hiermee bezig is.
10 Na het downloaden geeft het scherm van de camera “OK“ weer. U kunt de kabeltjes verwijderen en de camera uitschakelen. Na het herstarten van de camera kunt u bij [W] de nieuwe taal kiezen.
Beelden overbrengen naar uw computer zonder OLYMPUS Master te gebruiken Uw camera voldoet aan de normen voor USB Mass Storage Class. U kunt beelden overbrengen naar een computer door de camera met het meegeleverde USB-kabeltje op een computer aan te sluiten. Dit kan zelfs zonder dat u hiervoor OLYMPUS Master gebruikt. De volgende besturingssystemen ondersteunen de USB-aansluiting: Windows : 2000 Professional / XP Home Edition / XP Professional / Vista Macintosh : Mac OS X v10.3 of een latere versie
x Gebruik van de OLYMPUS Master-software
10
120 NL
Opmerkingen • Als op uw computer Windows Vista loopt, selecteert u [MTP] in stap 3 op bladzijde 116 om Windows Photo Gallery te kunnen gebruiken. • In de volgende werkomgevingen is een geslaagde gegevensoverdracht niet gegarandeerd, ook niet als de computer is uitgerust met een USB-poort. • Computers met nieuw geïnstalleerde USB-poort met uitbreidingskaartje, enzovoort. • Computers zonder een af fabriek geïnstalleerd besturingssysteem en zelfgebouwde computers.
11
Fotografeertips en onderhoud Fotografeertips en -informatie Tips voordat u gaat fotograferen De camera schakelt niet in, zelfs niet als batterijen zijn geplaatst De batterij is niet volledig opgeladen • Laad de batterij op met het laadapparaat.
De batterijen werken tijdelijk niet vanwege een te lage temperatuur • Bij lage temperatuur nemen de prestaties van batterijen af. Het opladen helpt niet om de camera in te schakelen. Verwijder de batterij en warm deze op door deze een tijdje in uw zak te houden.
Er wordt geen opname gemaakt als de ontspanknop wordt ingedrukt De camera is automatisch uitgeschakeld • Om de batterijen te sparen als de camera niet bediend wordt, zal de camera na een vastgestelde tijd in de sluimerstand gaan en niet langer meer werken. Om de camera weer te activeren, drukt u op de ontspanknop of op een andere knop. De camera schakelt automatisch uit als er 4 uur niets wordt bediend. De camera werkt niet tot hij weer ingeschakeld wordt. g“SLEEP“ (Blz. 101), “4 h TIMER (timer, na 4 uur automatisch uitschakelen)“ (Blz. 101)
De flitser wordt opgeladen
• Als de flitser aan staat en het #-symbool in de zoeker knippert, betekent dit dat de flitser opgeladen wordt. Wacht tot het knipperen stopt en druk dan op de ontspanknop.
Kan niet scherpstellen • Als het AF-teken in de zoeker knippert, betekent dit dat de camera niet kan scherpstellen met AF. Druk de ontspanknop weer in.
Ruisonderdrukking is geactiveerd
De datum en tijd zijn niet ingesteld De camera wordt gebruikt met de instellingen van het moment van aanschaf • De datum en tijd van de camera is niet ingesteld bij aanschaf. Stel de datum en tijd in voordat u de camera gebruikt. g“Datum en tijd instellen“ (Blz. 15)
De batterij is uit de camera verwijderd • De datum en tijd worden naar de standaardinstellingen af fabriek hersteld als ongeveer 1 dag geen batterij in de camera zit. Deze instellingen kunnen eerder verloren gaan als de batterij maar gedurende een korte tijd in de camera geladen is voordat deze eruit werd gehaald. Controleer, voordat u belangrijke foto’s gaat maken, of de juiste datum en tijd zijn ingesteld.
Fotografeertips en onderhoud
• Met name bij nachtelijke opnamen gebruikt u lange sluitertijden en kan in de opnamen beeldruis verschijnen. De camera activeert de ruisonderdrukking na het fotograferen met lange sluitertijden. Tijdens dit proces niet fotograferen. U kunt [NOISE REDUCT.] op [OFF] zetten. g“Ruisonderdrukking“ (Blz. 74)
11
121 NL
Fotografeertips Scherpstellen op het object Er zijn verschillende manieren om scherp te stellen, afhankelijk van het onderwerp. Autofocusveld is niet scherpgesteld op het onderwerp • Gebruik het scherpstelgeheugen (focus lock) om in het autofocusveld scherp te stellen op het onderwerp. g“Focus lock – Als het scherpstellen niet lukt (scherpstelgeheugen)“ (Blz. 58)
Autofocus stelt scherp op een ander punt dan het onderwerp in het autofocusveld • Zet [AF AREA] op M en stel scherp op het geselecteerde autofocusveld. g“Autofocusveld selecteren“ (Blz. 55)
Het onderwerp beweegt snel • Stel de camera scherp op een punt, dat zich op ongeveer dezelfde afstand bevindt als het object dat u wilt fotograferen (door de ontspanknop half in te drukken), kader uw foto opnieuw af en wacht totdat het object binnen het beeld verschijnt.
Haal uw onderwerp dichterbij met de macrolens • Als u de macrolens gebruikt om het onderwerp dichterbij te halen, is het moeilijk om met AF scherp te stellen als de vergrotingsfactor van het onderwerp groter is. Stel het handmatig scherpstellen (MF) in, draai de scherpstelring en stel handmatig scherp. g“MF (handmatig scherpstellen)“ (Blz. 54)
Fotograferen onder slechte lichtomstandigheden • De ingebouwde flitser kan als AF-lichtbron fungeren. In de stand AF helpt de flitser u scherp te stellen onder slechte lichtomstandigheden, als de flitser omhoog staat. g“Fotograferen met de ingebouwde flitser“ (Blz. 78), “AF ILLUMINAT.“ (Blz. 96)
Onderwerpen waarop de camera moeilijk kan scherpstellen Het kan moeilijk zijn om met autofocus in de volgende situaties scherp te stellen. AF-teken knippert Deze onderwerpen worden niet scherpgesteld.
Fotografeertips en onderhoud
11
Object met weinig contrast
Extreem fel licht in het midden van het beeld
Onderwerp met patronen die zich herhalen
Onderwerpen op verschillende afstanden
Snel bewegende onderwerpen
Het onderwerp valt niet binnen AF AREA
AF-teken gaat branden maar het onderwerp is niet scherpgesteld.
Stel altijd scherp op iets dat een hoog contrast heeft en zich op dezelfde afstand als het onderwerp bevindt, bepaal de compositie en neem de foto. Foto’s maken zonder bewegingsonscherpte Er zijn verschillende factoren die ervoor zorgen dat het beeld onscherp wordt. Het onderwerp is te donker • Verander de sluitertijd om deze aan de helderheid van het onderwerp aan te passen. Als de sluitertijd lang is ingesteld om een donker onderwerp te fotograferen, is het goed mogelijk dat de opname onscherp wordt als het onderwerp beweegt. Verhoog de ISO-waarde. Bij een lange sluitertijd krijgt u sneller bewogen (onscherpe) opnamen. Monteer de camera op een statief. Door de afstandsbediening (optioneel) voor het sluiten van de sluiter te gebruiken, kan ook de bewegingsonscherpte verminderd worden.
De camera of uw hand beweegt als u op de ontspanknop drukt
122 NL
• Druk voorzichtig op de ontspanknop of houd de camera stevig met beide handen vast. • Gebruik de beeldstabilisatorfunctie. g“Beeldstabilisator“ (Blz. 63)
Foto's maken met minder flits In de stand autoflitsen gaat de flitser bij te weinig licht automatisch af. Als het object te ver weg is, heeft de flitser geen invloed. Hier wordt beschreven hoe u in dergelijke situaties foto’s dient te maken zonder de flitser. De beeldstabilisatorfunctie instellen • Deze functie vermindert het bewegen van de camera en maakt het mogelijk de camera vast te houden en foto’s te nemen in situaties met weinig licht met de flitser uit. g“Beeldstabilisator“ (Blz. 63)
Verhoog de ISO-waarde
• Verhoog de ISO-waarde. Het beeld kan korrelig worden. g“ISO-waarde instellen“ (Blz. 50)
Het beeld is te korrelig Er zijn verschillende factoren die ervoor zorgen dat het beeld korrelig wordt. Kies een hogere ISO-gevoeligheid • Als u de ISO-waarde verhoogt, kan er “beeldruis“ optreden (puntjes met ongewenste kleuren of onregelmatigheden in kleurvlakken), wat het beeld korrelig maakt. Deze camera is uitgerust met een functie voor fotograferen met een hoge gevoeligheid met ruisonderdrukking. Door de ISO-gevoeligheid te verhogen ontstaan echter korreligere beelden dan wanneer er een lagere gevoeligheid wordt gebruikt. g“ISO-waarde instellen“ (Blz. 50)
Gemaakte foto’s zien er witachtig uit Dit kan gebeuren als de foto met tegenlicht of semi-tegenlicht gemaakt is. Dit wordt veroorzaakt door het verschijnsel dat lichtverstrooiing of lichtspiegeling wordt genoemd. Bedenk zoveel mogelijk een compositie waarbij een sterke lichtbron niet in het beeld wordt opgenomen. Een lichtvlek kan zelfs optreden als een lichtbron niet in het beeld aanwezig is. Gebruik een zonnekap om de lens tegen de lichtbron af te schermen. Als een zonnekap niet helpt, gebruikt u uw hand om de lens tegen het licht af te schermen. g“Verwisselbare lenzen“ (Blz. 134) Foto’s maken met de juiste kleur
• Als het onderwerp zich op een zonnige dag in de schaduw bevindt. • Als het onderwerp wordt verlicht door zowel natuurlijk licht als verlichting binnen, bijvoorbeeld wanneer het onderwerp zich vlakbij een raam bevindt. • Als er geen witte partijen in het beeld voorkomen. g“Witbalans selecteren“ (Blz. 67)
Foto's maken van een wit strand of een sneeuwlandschap In normale gevallen lijken witte onderwerpen, zoals sneeuw, donkerder dan gebruikelijk als de foto gemaakt is. Er bestaan diverse manieren om het wit vast te leggen. • Corrigeer de belichting in de richting van de [+]. g“Belichtingscorrectie“ (Blz. 47) • Selecteer [nHI] (spotmeting bij veel lichte partijen). Druk de ontspanknop half in op het midden van de zoeker waar u het wit wilt ophelderen. Het gemeten deel in het midden wordt zo ingesteld dat het witter lijkt. g“Lichtmeetmethode wijzigen“ (Blz. 46) • Maak de foto’s met de functie AE-bracketing. Als u niet weet hoe groot belichtingscorrectie moet zijn, probeer dan AE-bracketing. De correctiewaarde verandert een beetje met elke druk op de ontspanknop. Als u een grotere belichtingscorrectie instelt, kunt u de correctiewaarde vanaf deze waarde naar boven of naar beneden veranderen en de foto nemen. g“AE bracketing (belichting variëren)“ (Blz. 48)
Fotografeertips en onderhoud
De oorzaak van verschillen tussen de kleuren op een foto en de werkelijke kleuren is de lichtbron die het object verlicht. [WB] is de functie waarmee de camera de juiste kleuren kan bepalen. In normale gevallen zorgt de [AUTO]-instelling voor de optimale witbalans, maar afhankelijk van het onderwerp kan het beter zijn om te experimenteren met het wijzigen van de [WB]-instelling.
11
123 NL
Foto’s maken van een onderwerp met tegenlicht Als de achtergrond in vergelijking met het onderwerp te licht is, wordt de belichting op de lichte plekken beïnvloed en lijkt het onderwerp donkerder. Dit komt omdat de camera de belichting bepaalt naar aanleiding van de helderheid van het hele scherm. • Zet [METERING] op [n] (spotmeting) om de belichting van het onderwerp in het midden van het beeld te meten. Om de compositie te veranderen, zet u het onderwerp in het midden van de beeld. Terwijl u de knop AEL / AFL ingedrukt houdt, verandert u de compositie en drukt u de ontspanknop in. g“Lichtmeetmethode wijzigen“ (Blz. 46) • Activeer de flitser, zet de flitserfunctie op [#] (invulfiltsen) en neem de foto. U kunt een onderwerp fotograferen met tegenlicht zonder dat het gelaat van het onderwerp donkerder lijkt. [#] (invulflitsen) wordt gebruikt voor het fotograferen met tegenlicht en onder TL-licht en ander kunstlicht. g“Flitserfunctie instellen“ (Blz. 75)
Foto ist te licht of te donker Bij het maken van foto’s in de standen S of A kan de aangegeven sluitertijd of het aangegeven diafragma gaan knipperen. Dit geeft aan dat er geen correcte belichting mogelijk is. Als u de foto zo neemt, wordt de foto te licht of te donker. Als dat gebeurt, verandert u het diafragma of de sluitertijd. g“Diafragmavoorkeuze“ (Blz. 41), “Sluitertijdvoorkeuze“ (Blz. 42), “Waarschuwingsindicatie belichting“ (Blz. 137) Onbekende heldere puntjes verschijnen op het onderwerp van de gemaakte foto Dit kan worden veroorzaakt door vastgeraakte pixel(s) op het beeldopneemelement. Voer [PIXEL MAPPING] uit. Als het probleem niet is opgelost, herhaalt u Pixel Mapping een paar keer. g“Pixel mapping – Controleren van de beeldbewerkingsfuncties“ (Blz. 130)
Aanvullende fotografeertips en -gegevens Het aantal foto’s dat gemaakt kan worden, verhogen Het opgenomen beeld wordt op het geheugenkaartje opgeslagen. Hieronder wordt beschreven hoe u meer beelden kunt opslaan. Fotografeertips en onderhoud
11
• Verander de beeldkwaliteit. De grootte van een beeld is afhankelijk van de beeldkwaliteit. Als u niet zeker weet hoeveel plaats er op het kaartje beschikbaar is, verandert u de beeldmodus en neemt u de foto. Hoe kleiner de resolutie en hoe hoger de compressiefactor, des te kleiner zal de omvang van het fotobestand worden. Om de bestandsgrootte te beperken, combineert u een lage resolutie met een hoge compressiefactor en legt u deze instelling vast met [K SET]. U kunt het aantal pixels nog verder terugbrengen door bij [PIXEL COUNT] een lager aantal pixels in te stellen voor de resoluties [X] of [W]. g“De beeldkwaliteit selecteren“ (Blz. 65), “K SET“ (Blz. 105), “PIXEL COUNT“ (Blz. 105) • Gebruik een kaartje met een grote opslagcapaciteit. Het aantal beelden dat kan worden opgeslagen is afhankelijk van de capaciteit van het kaartje. Gebruik een kaartje met een grote opslagcapaciteit.
Gebruik van een nieuw kaartje Als u een kaartje gebruikt van een andere merk dan Olympus of een kaartje met een andere toepassing, zoals voor een computer, wordt de melding [CARD ERROR] weergegeven. Om het kaartje met deze camera te gebruiken, dient u de [FORMAT]-functie te gebruiken om het kaartje te formatteren. g“Het geheugenkaartje formatteren“ (Blz. 133) Gebruiksduur van de batterijen verlengen Door uitvoering van een van de volgende handelingen terwijl u geen foto’s maakt, kan de batterijvoeding uitgeput raken.
124 NL
• Het herhaaldelijk half indrukken van de ontspanknop. • De opgenomen beelden herhaaldelijk en langdurig weergeven. • De functie Live view langdurig gebruiken.
Schakel de camera uit wanneer deze niet gebruikt wordt om de batterijen te sparen.
Functies die niet vanuit menu’s geselecteerd kunnen worden Het is mogelijk dat sommige functies niet geselecteerd kunnen worden vanuit de menu’s als de pendelknop gebruikt wordt. • Functies die niet ingesteld kunnen worden met de huidige stand Fotograferen. • Functies die niet ingesteld kunnen worden vanwege een functie die al is ingesteld: Combinaties van [l] en [NOISE REDUCT.], enz.
De optimale beeldkwaliteit selecteren Beeldkwaliteiten worden in 2 hoofdtypes ingedeeld: RAW en JPEG. RAW-opnamen worden opgeslagen zonder rekening te houden met de instellingen voor witbalans, contrast, enz. die u voor de foto hebt ingesteld. JPEG neemt op als beelden die met deze instellingen rekening houden. JPEG comprimeert ook beelden om de bestandsgrootte te verkleinen als u ze opneemt. Voor JPEG-beelden kunt u 4 combinaties vastleggen van resoluties (Y, X, W) en compressiefactoren (SF, F, N, B). In totaal zijn er 12 verschillende combinaties mogelijk. Hoe hoger de compressiefactor, des te korreliger het beeld als het vergroot wordt tijdens de weergave. Een grove leidraad voor het kiezen staat hieronder vermeld. De fotografeerinstellingen nauwkeurig aanpassen op de computer • [RAW]
Voor het printen van grote beelden op A3 / A4 / Voor het bewerken en verwerken van beelden op een computer • Resolutie Y en compressiefactor SF, F, N, of B
Voor het printen van beelden op ansichkaartformaat • Resolutie X en compressiefactor SF, F, N, of B
Voor het versturen als bijlage bij een e-mail of voor het plaatsen op een website • Resolutie W en compressiefactor SF, F, N, of B
g“Beeldkwaliteit en bestandsgrootte / het aantal foto’s dat kan worden opgeslagen“ (Blz. 141) Om functies weer op de instellingen te zetten zoals deze bij aankoop waren Fotografeertips en onderhoud
• De instellingen worden opgeslagen als de camera uitgeschakeld wordt. • Om de standaardinstellingen af fabriek weer te herstellen, selecteert u [RESET] bij [CUSTOM RESET SETTING]. U kunt twee soorten instellingen vastleggen die gereset worden. Stel diverse functies van de camera in en leg ze vast onder [RESET1] of [RESET2] bij [CUSTOM RESET]. g“De standaardinstellingen af fabriek terugzetten“ (Blz. 32)
De belichting bevestigen als de monitor buiten lastig te zien is Het is mogelijk dat de monitor lastig te zien is en dat het moeilijk is om de belichting te bevestigen, wanneer buiten gefotografeerd wordt. Druk tijdens Live view zo vaak op INFO tot het histogram verschijnt. Hieronder ziet u hoe u de histogramweergave makkelijk kunt aflezen. Het histogram lezen 1 Als de grafiek hier veel pieken heeft, zal het beeld voornamelijk donker zijn. 2 Als de grafiek hier veel pieken heeft, zal het beeld voornamelijk wit zijn. 3 Het groene gedeelte in het histogram laat de verdeling van de helderheid binnen het spotmeetgebied zien. g“Live view gebruiken“ (Blz. 30)
1 2
11
U kunt twee actuele camera-instellingen in [MY MODE SETUP] vastleggen. Bij het fotograferen met My Mode selecteert u de fotografeerstand s / T. Door My Mode vast te leggen onder de knop < kunt u onmiddellijk gaan fotograferen met My Mode. g“Fotograferen met My Mode“ (Blz. 44), “; FUNCTION“ (Blz. 99), “MY MODE SETUP“ (Blz. 100)
125
Ingestelde functies op de camera opslaan zodat ze later gebruikt kunnen worden
3
NL
Weergavetips Kennis van instellingen en van andere informatie over gemaakte foto’s Geef een beeld weer en druk op de knop INFO. Druk herhaaldelijk op de knop om de hoeveelheid weergegeven informatie te wijzigen. g“Informatiedisplay“ (Blz. 88)
Bekijken van foto’s op een computer Bekijken van de gehele foto op een computerscherm Het formaat van de foto die wordt weergegeven op een computerscherm verandert afhankelijk van de computerinstellingen. Als de monitorinstelling 1024 x 768 is en u Internet Explorer gebruikt om een foto te bekijken met een resolutie van 2048 x 1536 op 100 %, kan niet de gehele foto worden bekeken zonder te schuiven. Er zijn meerdere manieren waarop u de gehele foto op het computerscherm kunt bekijken. Bekijken van de foto met software voor het bladeren in beelden • Installeer de OLYMPUS Master software van de meegeleverde CD-ROM.
Wijzigen van de monitorinstelling • De pictogrammen op het bureaublad van de computer kunnen opnieuw worden geschikt. Voor meer informatie over het wijzigen van de instellingen van uw computer, raadpleegt u de handleiding van uw computer.
Opgenomen beelden in RAW bekijken Installeer de OLYMPUS Master software van de meegeleverde CD-ROM. Met de RAW-bewerkingsfunctie in OLYMPUS Master kunt u het RAW-beeld bewerken met de camerainstellingen die tijdens de opname zijn toegepast, maar u kunt dan ook specifiekere instellingen zoals witbalans en contrast aanpassen.
Foutcodes Fotografeertips en onderhoud
Indicaties in Bedieningspaneel- Indicaties op de de zoeker indicaties monitor
Normal indication
NO CARD
Mogelijke oorzaak
Oplossing
U hebt geen kaartje in de camera geplaatst of het kaartje wordt niet herkend.
Steek een kaartje erin of steek een ander kaartje erin.
Er is een probleem met het kaartje.
Plaats het kaartje opnieuw in de camera. Blijft het probleem bestaan, dan moet u het kaartje formatteren. Als het kaartje niet geformatteerd kan worden, kan dit niet gebruikt worden.
Opslaan op dit kaartje is niet toegestaan.
Met de computer werd het kaartje beveiligd tegen schrijven (Alleen lezen). Annuleer deze instelling met de computer.
Het kaartje is vol. Er kunnen geen foto’s meer worden genomen of er kan geen informatie, zoals printreservering, meer worden opgeslagen.
Vervang het kaartje door een ander of wis overbodige beelden. Breng belangrijke beelden over naar een computer voordat u beelden gaat wissen.
CARD ERROR
11 WRITE PROTECT
CARD FULL
126 NL
Indicaties in Bedieningspaneel- Indicaties op de de zoeker indicaties monitor
Geen indicatie Geen indicatie CARD FULL
Oplossing Vervang het kaartje door een ander of wis overbodige beelden. Breng belangrijke beelden over naar een computer voordat u beelden gaat wissen.
xD-Picture Card kan niet worden gelezen of is niet geformatteerd.
• Selecteer [xD CARD CLEAN], druk op i en zet de camera uit. Verwijder het kaartje en veeg het metalen contactvlak met een zachte, droge doek schoon. • Selecteer [FORMAT] [YES], en druk dan op i om het kaartje te formatteren. Bij het formatteren worden alle gegevens op het kaartje gewist.
Er zijn geen foto’s op het kaartje opgeslagen.
Het kaartje bevat geen foto’s. Foto’s opslaan en weergeven.
Er heeft zich een probleem met de geselecteerde foto voorgedaan, waardoor dit beeld met de camera niet kan worden weergegeven. Of het beeld kan met deze camera niet worden weergegeven.
Gebruik de beeldbewerkingssoftware om het beeld op een PC te bekijken. Lukt dat niet, dan is het beeldbestand beschadigd.
Foto’s die met een andere camera zijn genomen kunnen niet met deze camera bewerkt worden.
Gebruik beeldbewerkingssoftware om de foto te bewerken.
CARD SETUP
Geen indicatie Geen indicatie
Clean the terminal of the xD card with the dry cloth. xD CARD CLEAN FORMAT SELECT
GO
Geen indicatie Geen indicatie NO PICTURE
Geen indicatie Geen indicatie
Geen indicatie Geen indicatie
Geen indicatie
PICTURE ERROR
THE IMAGE CANNOT BE EDITED
Door langdurig gebruik van Live view of repeterende Interne opnamen is de cameratemperatuur interne temperatuur Geen indicatie is te hoog. van de camera Wacht even totdat opgelopen. de camera is afgekoeld, voordat u deze gebruikt. Het klepje van het kaartje is open.
Wacht even totdat de camera automatisch wordt uitgeschakeld. Laat de interne temperatuur van de camera afkoelen, voordat u de camera weer in gebruik neemt.
Fotografeertips en onderhoud
Mogelijke oorzaak Geen geheugenruimte meer beschikbaar. Printreserveringen en nieuwe gegevens kunnen niet op de kaart worden opgeslagen.
11
Sluit het klepje van het kaartje.
CARD-COVER OPEN
127 NL
Indicaties in Bedieningspaneel- Indicaties op de de zoeker indicaties monitor
Geen indicatie Geen indicatie
Geen indicatie Geen indicatie
Mogelijke oorzaak
Oplossing
De batterij is uitgeput.
Laad de batterij op.
De camera is niet op de juiste wijze op de computer of printer aangesloten.
Koppel de camera los en sluit hem opnieuw, maar nu goed, aan.
De papiervoorraad van de printer is op.
Leg een nieuwe voorraad papier in de printer.
De inktvoorraad van de printer is op.
Vervang de inktcassette in de printer.
Het papier in de printer is vastgelopen.
Haal het papier dat de printer blokkeert uit de printer.
BATTERY EMPTY
NO CONNECTION
Geen indicatie Geen indicatie NO PAPER
Geen indicatie Geen indicatie NO INK
Geen indicatie Geen indicatie JAMMED
Geen indicatie Geen indicatie
Fotografeertips en onderhoud
11
128 NL
SETTINGS CHANGED
Geen indicatie Geen indicatie PRINT ERROR
Geen indicatie Geen indicatie
De papiercassette Bedien de printer niet, terwijl van de printer is u instellingen op de camera verwijderd of de maakt. printer werd bediend, terwijl de instellingen op de camera gemaakt werden. Er heeft zich een probleem met de printer en/of de camera voorgedaan.
Het is mogelijk dat foto’s die met andere camera’s gemaakt zijn, niet vanuit deze CANNOT PRINT camera geprint kunnen worden.
Schakel camera en printer uit. Controleer de printer en hef eventuele storingen op voordat u beide apparaten weer inschakelt. Gebruik een computer om de foto’s te printen.
Onderhoud van de camera Reinigen en opbergen van de camera Reinigen van de camera Schakel de camera uit en verwijder de batterij alvorens de camera te reinigen. Camerahuis: • Wrijf deze voorzichtig schoon met een zachte doek. Is de camera erg vuil, dan dompelt u de doek in een mild sopje en wringt de doek goed uit. Wrijf de camera met de vochtige doek goed af en droog deze vervolgens met een droge doek. Heeft u de camera op het strand gebruikt, dan wrijft u hem schoon met een met schoon water bevochtigde en goed uitgewrongen doek.
Monitor en zoeker: • Wrijf deze voorzichtig schoon met een zachte doek.
Lens, spiegel en scherpstelscherm: • Verwijder stof van lens, spiegel en scherpstelscherm met een in de handel verkrijgbaar blaaskwastje. Wrijf de lens met een lensreinigingsdoekje voorzichtig schoon.
Opslag • Haal de batterij en het kaartje uit de camera als u denkt de camera langere tijd niet te gebruiken. Berg de camera op op een koele, droge, goed geventileerde plaats. • Plaats van tijd tot tijd de batterijen in de camera en controleer de functies van de camera.
x
Opmerkingen • Gebruik geen sterke oplosmiddelen zoals benzine of alcohol of een met chemicaliën behandeld reinigingsdoekje. • Berg de camera niet op in ruimtes waar met chemicaliën gewerkt wordt, om de camera te beschermen tegen roest. • Laat u de camera met een vuile lens liggen, dan kan schimmelvorming op de lens optreden. • Controleer alle onderdelen van de camera als u hem langere tijd niet heeft gebruikt. Maak een proefopname om te controleren dat de camera naar behoren werkt, voordat u belangrijke foto’s maakt.
Fotografeertips en onderhoud
Reinigen en controleren van het beeldopneemelement Deze camera beschikt over een stofreductiefunctie om ervoor te zorgen dat er geen stof op het beeldopneemelement komt en om stof of vuil van het oppervlak van het beeldopneemelement te verwijderen met ultrasone trillingen. De stofreductie wordt geactiveerd als u de cameraschakelaar op ON zet en als u Live view start of stopt. De stofreductiefunctie werkt op hetzelfde moment als Pixel mapping, dat het beeldopneemelement en het beeldbewerkingscircuit controleert. Omdat de stofreductie elke keer dat de camera aangezet wordt geactiveerd wordt, moet de camera rechtop gehouden worden voor een effectieve stofreductie. Het SSWF-indicatielampje knippert terwijl de stofreductie uitgevoerd wordt. g“SSWF-indicator“ (Blz. 14)
11
129 NL
Reinigingsfunctie – Stof verwijderen Als er stof of vuil op het beelopneemelement komt, kunnen er zwarte stippen op de foto verschijnen. Neem contact op met uw geautoriseerde servicecentrum van Olympus om het beeldopneemelement te laten reinigen. Het beeldopneemelement is een precisiecomponent dat gemakkelijk beschadigd raakt. Als u het beeldopneemelement zelf renigt, dient u de instructies hieronder op te volgen. Als de batterij tijdens het reinigen leegraakt, gaat de sluiter dicht. Dit kan ertoe leiden dat het sluitergordijn en de spiegel stukgaan. Houd de ladingstoestand van de batterij in het oog.
1 2 3 4 5 6
Verwijder de lens van de camera en zet de cameraschakelaar op ON. MENU[Y][i][CLEANING MODE] Druk op d, druk daarna op de i-knop.
CLEANING MODE EXT. WB DETECT
ON
• De camera gaat in de reinigingsstand.
Druk de ontspanknop helemaal in. • De spiegel gaat omhoog en het sluitergordijn gaat open.
Reinig het beeldopneemelement.
CANCEL SELECT • Blaas voorzichtig het stof van het oppervlak van het beeldopneemelement met behulp van een in de handel verkrijgbaar blaaskwastje.
GO
Zorg ervoor dat het blaaskwastje niet vast komt te zitten in het sluitergordijn als u de camera uitschakelt om de reiniging te beëindigen. • Als de camera uitschakelt, gaat het sluitergordijn dicht, waardoor de spiegel daalt.
x
Fotografeertips en onderhoud
11
130 NL
Opmerkingen • Zorg ervoor dat het blaaskwastje (in de handel verkrijgbaar) het beeldopneemelement niet raakt. Als het blaaskwastje het beeldopneemelement raakt, wordt het beeldopneemelement beschadigd. • Plaats het blaaskwastje nooit achter de lensvatting. Als de camera uitschakelt, gaat de sluiter dicht, waardoor het sluitergordijn stukgaat. • Gebruik niets anders dan het blaaskwastje. Als er hogedrukgas op het beeldopneemelement wordt gespoten, bevriest het op het oppervlak van het beeldopneemelement, waardoor dit beschadigd raakt.
Pixel mapping – Controleren van de beeldbewerkingsfuncties Met de functie Pixel Mapping kan de camera het beeldopneemelement en de beeldbewerkingfuncties controleren en bijstellen. Als u de monitor heeft gebruikt of continu foto's gemaakt heeft, wacht dan minstens één minuut voordat u de functie pixel mapping gebruikt om er zeker van te zijn dat de functie correct werkt.
1 2 x
MENU[Z][PIXEL MAPPING]
Druk op d, druk daarna op de i-knop.
• Tijdens Pixel Mapping verschijnt de [BUSY]-balk. Als het controleren van de beeldbewerkingsfuncties afgesloten is, verschijnt het menu weer.
Opmerkingen • Als u tijdens het controleren van de beeldbewerkingsfubcties de camera uitschakelt, begint u opnieuw vanaf stap 1.
12
Informatie De belangrijkste leverbare accessoires Bij deze camera kunt u de volgende Olympus-accessoires gebruiken. Energievoorziening HLD-4 Power-batterijhouder Bevestig de Power-batterijhouder en gebruik deze als handgreep bij het maken van foto’s waarbij u de camera verticaal houdt. Hiermee kunt u de camera lange tijd achter elkaar gebruiken.
1
2
Om de Power-batterijhouder aan de camera te bevestigen, verwijdert u het batterijvakklepje van de camera zoals links aangegeven.
BCM-1 laadapparaat voor lithium-ionbatterijen Dit laadapparaat dient voor het opladen van de bij de camera geleverde BLM-1 lithium-ionbatterij. In dit laadapparaat duurt het opladen ongeveer 2 uur. Draadloze flitsers FL-50R / FL-36R Olympus draadloos RC-flitssysteem Deze externe flitsers produceren een grote hoeveelheid licht en kunnen worden gebruikt als FP-flitser en bij het fotograferen met meerdere draadloze flitsers.
Kabeltje met afstandsbediening RM-CB1 kabeltje met afstandsbediening Deze afstandsbediening is handig bij het maken van macro- en tijdopnamen. Sluit het kabeltje aan op de daarvoor bestemde connector op de camera. Informatie
Oogkapjes DE-P3 / DE-N3 oogkapjes met dioptriecorrectie Met deze oogkapjes hoeven bij- of verziende brildragers bij het fotograferen geen bril te dragen.
12 Verwijder het optionele oogkapje zoals hier aangegeven.
131 NL
Info over het kaartje Toepasbare geheugenkaartjes Met een “geheugenkaart“ bedoelen we in deze handleiding een opslagmedium. In deze camera kunt u de volgende geheugenkaartjes gebruiken: CompactFlash, Microdrive en xD-Picture Card (optioneel). CompactFlash
Microdrive
xD-Picture Card
Een CompactFlash-kaart bevat een chip met een groot flashgeheugen. Deze kaarten zijn gewoon in de winkel verkrijgbaar.
Een Microdrive is in feite een compacte harde schijf met veel opslagruimte. U kunt alle microdrives gebruiken die CF+type II ondersteunen (CompactFlashuitbreidingsnorm).
Een xD-Picture Card is een opslagmedium dat voornamelijk in compacte camera’s wordt gebruikt.
Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van een Microdrive Een Microdrive is in feite een compacte harde schijf. Omdat deze harde schijf ronddraait, is een Microdrive niet zo goed bestand tegen trillingen en schokken als andere geheugenkaartjes. Houd hier rekening mee als u een Microdrive gebruikt (met name tijden het opslaan en weergeven) door de camera niet bloot te stellen aan trillingen of schokken. Lees de volgende voorzorgsmaatregelen voordat u een Microdrive gaat gebruiken. Bestudeer ook de handleiding van uw Microdrive. • Wees voorzichtig als u de camera neerzet terwijl deze bezig is met het opslaan van gegevens. Zet de camera voorzichtig neer op een stabiel oppervlak. • Gebruik de camera niet op plaatsen waar deze wordt blootgesteld aan trillingen of heftige schokken, zoals op bouwplaatsen of in rijdende auto's op een slecht wegdek. • Houd een Microdrive uit de buurt van sterke magnetische velden.
x
Informatie
12 132 NL
Opmerkingen • De gegevens op het kaartje zullen niet compleet worden gewist, zelfs niet na het formatteren van het kaartje of het wissen van de gegevens. Indien u het kaartje verwijdert, dient u het te vernietigen om verspreiding van persoonlijke informatie te voorkomen.
Het geheugenkaartje formatteren Kaartjes van andere merken dan Olympus, en kaarten die op een computer zijn geformatteerd, moet u eerst met deze camera formatteren voordat u ze kunt gebruiken. Bij het formatteren worden alle gegevens gewist die op het kaartje staan, ook eventuele beveiligde opnamen. Gaat u een gebruikt kaartje formatteren, controleer dan eerst of dit kaartje geen opnamen bevat die u wilt bewaren.
1 2 3
MENU[W][CARD SETUP]
Selecteer met ac de optie [FORMAT] en druk daarna op i. Selecteer met ac de optie [YES] en druk daarna op knop i.
CARD SETUP ALL ERASE FORMAT
• Het kaartje wordt dan geformatteerd.
TIPS
Als u kaartjes in de twee kaartsleuven steekt:
CANCEL
SELECT
GO
j Selecteer het kaartje dat gebruikt moet worden in [CF / xD]. g“CF / xD“ (Blz. 107)
Batterij en laadapparaat z Gebruik de enkele Olympus lithium-ion-batterij (BM-1). Andere batterijen kunnen niet worden gebruikt. z Het stroomverbruik van de camera varieert aanzienlijk, afhankelijk van het gebruik en andere omstandigheden. z Aangezien de volgende functies veel energie verbruiken, zelfs zonder fotograferen, zal de batterij snel leeg zijn. • Het vaak half indrukken van de ontspanknop in de stand Fotograferen waardoor de autofocus herhaaldelijk wordt ingeschakeld. • Live view gebruiken • Langdurig weergeven van beelden op de LCD-monitor. • Als de camera op een computer of printer aangesloten is.
z Als u een lege batterij gebruikt, kan de camera eventueel uitschakelen zonder dat de waarschuwing “batterij bijna leeg“ verschijnt. z Op het moment van aanschaf is deze batterij niet volledig opgeladen. Laad de batterij, voor gebruik, met het daarvoor bestemde laadapparaat (BCM-2) op. z De normale laadtijd van de bijgeleverde oplaadbare batterij is ongeveer 5 uur (schatting). z Gebruik geen andere laadapparaten dan het hier beschreven apparaat.
Lichtnetadapter
x
Opmerkingen • Als de camera aan staat of is aangesloten op een ander apparaat, mag u de batterij niet verwijderen of de lichtnetadapter loskoppelen. Dit kan de camerainstellingen en -functies beïnvloeden. • Raadpleeg de handleiding van de lichtnetadapter.
Informatie
Bij acties die lang kunnen duren, zoals lange diashows of bij het overzetten van foto’s naar een computer, verdient het aanbeveling om de optionele lichtnetadapter AC-1 te gebruiken. Gebruik geen ander type lichtnetadapter.
12 133 NL
Uw laadapparaat in het buitenland gebruiken z Het laadapparaat en de lichtnetadapter kunt u aansluiten op stopcontacten met een netspanning van 100 V tot 240 V AC (50 / 60 Hz), dus vrijwel overal ter wereld. Afhankelijk van uw land of regio kan het stopcontact echter anders gevormd zijn waardoor het laadapparaat een verloopstuk nodig heeft. Vraag naar de details bij uw plaatselijke elektriciteitszaak of reisagentschap. z Gebruik geen in de handel verkrijgbare reisadapters omdat het laadapparaat of de lichtnetadapter dan misschien niet goed werkt.
Verwisselbare lenzen Selecteer de lens waarmee u wilt fotograferen. Gebruik een Four Thirds-lens (Four Thirds-lensvatting). Als u een andere lens dan de aanbevolen types gebruikt, zal autofocus en de lichtmeting niet goed werken. Soms zullen ook andere functies niet werken. Four Thirds-lensvatting Ontwikkeld door Olympus als lensvattingstandaard voor het Four-Thirds-systeem. Deze compleet nieuwe verwisselbare lenzen met Four Thirds-lensvatting zijn speciaal voor digitale camera's optisch opnieuw berekend en ontwikkeld.
ZUIKO DIGITAL verwisselbare lens De verwisselbare Four Thirds-lenzen zijn ontworpen om bestand te zijn tegen hardhandig professioneel gebruik. Bij het Four Thirds-systeem met een beeldverhouding van 4:3 kan een lens compacter en lichter worden uitgevoerd. Brandpuntsafstand en scherptedieptebereik van Four Thirds-lenzen Vergeleken met een gewone kleinbeeldcamera krijgt u met een Four Thirds-camera bij eenzelfde brandpuntsafstand en diafragma andere resultaten. Scherpstelafstand Met een lens van een kleinbeeldcamera gemonteerd op een Four Thirds-camera wordt de effectieve brandpuntsafstand van die lens tweemaal zo groot als op de kleinbeeldcamera. Dit houdt in dat Four Thirds-telelenzen zeer compact kunnen worden uitgevoerd. Een 14 – 50 mm Four Thirds-lens komt bijvoorbeeld overeen met een 28 – 100 mm lens voor een kleinbeeldcamera. • Als u de beeldhoek van een Four Thirds-lens omrekent naar die van een kleinbeeldcamera, is het perspectief hetzelfde als dat van een kleinbeeldcamera.
Informatie
12 134 NL
Scherptediepte Een Four Thirds-camera kan een scherptedieptebereik halen dat tweemaal zo groot is dan dat van een kleinbeeldcamera. Hierdoor kan er meer licht door de lens naar binnen vallen. Een lichtsterkte van f2.0 van een Four Thirds-lens komt bijvoorbeeld overeen met een lichtsterkte van f4.0 van een kleinbeeldlens. • U kunt hiermee de achtergrond even onscherp maken als bij een kleinbeeldlens.
x
Opmerkingen • Bij het bevestigen of verwijderen van het de beschermkap of de lens kunt u de lensvatting het beste naar beneden laten wijzen. Hiermee voorkomt u dat er stofjes en dergelijke in de camera terecht kunnen komen. • Op stoffige plaatsen kunt u beter nooit de beschermkap verwijderen of de lens verwisselen. • Richt met de lens op de camera, de lens nooit op de zon. Dit kan camerastoringen en zelfs brand veroorzaken omdat het zonlicht door de lens gebundeld wordt zoals bij een vergrootglas. • Zorg dat u de beschermkap van de camera en de achterkap van de lens niet kwijtraakt. • Als er geen lens op de camera zit, kunt u het beste de beschermkap op de camera bevestigen om te voorkomen dat er stof kan binnendringen.
ZUIKO DIGITAL – lensspecificaties Namen van onderdelen 1 Kapvatting 2 Filtervatting 3 Zoomring 4 Scherpstelring 5 Index lensvatting 6 Elektrische contacten 7 Voorkap van de lens 8 Achterkap van de lens 9 Zonnekap Bevestigen van de kap
Opbergen van de kap
• Fotografeert u een object in tegenlicht, gebruik dan de zonnekap.
Belangrijkste technische gegevens Functies Lensvatting Scherpstelafstand
12 – 60 mm
50 – 200 mm
FOUR THIRDS-lensvatting 12 – 60 mm
50 – 200 mm
Max. diafragma
f2.8 – 4.0
f2.8 – 3.5
Beeldhoek
84° – 20°
24° – 6.2°
10 groepen, 14 lenzen
15 groepen, 16 lenzen
Configuratie van de lens
Irisinstelling Scherpstelbereik
Meerlaagscoating (gedeeltelijk enkellaags) f2.8 – 22
f2.8 – 22
0,25 m – )
1,2 m – )
Scherpstelinstelling
Afmetingen (max. diameter x totale lengte)
AF / MF wisseling 575 g
995 g
Ø 79,5 x 98,5 mm
Ø 86,5 x 157 mm
Lenskapvatting Diameter filtervatting
Bajonet 72 mm
67 mm
Informatie
Gewicht (exclusief kapjes)
12 135 NL
Geschikt voor gebruik met de optionele EX-25 tussenring onder de volgende voorwaarden. De scherpstelling als EX-25 wordt gebruikt is MF (handmatig). Lens, brandpuntsafstand
12 – 60 mm
12 mm 60 mm
50 – 200 mm
Vergroting ( ): Berekend op basis van een kleinbeeldcamera
Scherpstelbereik
Er kan niet gefotografeerd worden omdat er niet scherpgesteld kan worden op de objecten met deze brandpuntsafstand. 21,0 cm – 25,5 cm
0,43 – 0,58x (0,86 – 1,16x)
Bruikbaar in het hele zoombereik
0,12 – 0,49x (0,24 – 0,98x)
Voorzorgsmaatregelen voor opslag • Maak de lens na gebruik schoon. Verwijder stof en vuil van het oppervlak van de lens met een blaaskwastje of kwastje. Gebruik in de handel verkrijgbare lensreinigingsdoekjes om vuil van de lens te verwijderen. Gebruik geen organische oplosmiddelen. • Doe altijd een kapje op de lens en berg hem op als u hem niet gebruikt. • Niet opslaan bij insectenwerende middelen.
x
Opmerkingen over het fotograferen • De randen van foto’s zouden afgesneden kunnen worden als er meer dan één filter gebruikt wordt of als er een dik filter wordt gebruikt.
Lijndiagram van het programma (P-stand) In de stand P is de camera zo geprogrammeerd dat deze aan de hand van de helderheid van het onderwerp automatisch de diafragmawaarde en de sluitertijd kiest zoals hieronder wordt aangegeven. Het programma lijndiagram is afhankelijk van het type lens dat gebruikt wordt.
k Diafragmawaarde
Bij gebruik van de 14 – 54 mm f2.8 – 3.5 zoomlens (brandpuntsafstand: 14 mm, ISO100)
j Programma-aanpassing
Sluitertijd
Informatie
12 136 NL
Flitssynchronisatie en sluitertijd Bovengrens flitssynchronisatie*1
Vaste synchronisatie als flitser afgaat*2
1/ (brandpuntsafstand lens x 2) of flitssynchronisatie, de traagste hiervan
1/250
1/60
60 – 1/8000 sec.
1/ (brandpuntsafstand lens x 2) of flitssynchronisatie, de traagste hiervan
1/250
1/60
S
60 – 1/8000 sec.
De ingestelde sluitertijd
1/250
k
M
60 – 1/8000 sec.
De ingestelde sluitertijd
1/250
k
Stand Fotograferen
Sluitertijd
P
60 – 1/8000 sec.
A
Flitssynchronisatie
*1 Kan in het menu worden aangepast: 1/60 – 1/250 g“#X-SYNC (flitssynchronisatie)“ (Blz. 103) *2 Kan in het menu worden aangepast: 1/30 – 1/250 g“#SLOW LIMIT“ (Blz. 103)
Waarschuwingsindicatie belichting Als de camera de juiste belichting niet kan instellen als u de ontspanknop half indrukt, knippert de indicatie in de zoeker en op het bedieningspaneel. Stand Fotograferen
P
Waarschuwingsindicatie (knippert)
Status
Actie
Het onderwerp is te donker.
• Verhoog de ISO-waarde. • Gebruik de flitser.
Het onderwerp is te helder.
• Verlaag de ISO-waarde. • Gebruik een in de handel verkrijgbaar grijsfilter (ND-filter) om de hoeveelheid licht te beperken.
Het onderwerp is onderbelicht. • Verlaag de diafragmawaarde. • Verhoog de ISO-waarde. A
Het onderwerp is overbelicht.
Het onderwerp is onderbelicht. • Kies in dit geval een langere sluitertijd. • Verhoog de ISO-waarde. S
Het onderwerp is overbelicht.
• Kies een snellere sluitertijd. • Verlaag de ISO-waarde of gebruik een in de handel verkrijgbaar grijsfilter (ND-filter) om de hoeveelheid licht te beperken.
Informatie
• Verhoog de diafragmawaarde. • Verlaag de ISO-waarde of gebruik een in de handel verkrijgbaar grijsfilter (ND-filter) om de hoeveelheid licht te beperken.
12
• Welke diafragmawaarde hierbij gaat knipperen, hangt af van het type lens en de brandpuntsafstand van de lens.
137 NL
Flitsbereik Het flitsbereik bij gebruik van de ingebouwde flitser bij verschillende ISO- en diafragmawaarden:
Diafragmawaarde
ISO-waarde 3200
1600
800
400
200
100
Flitsbereik (m)
f8
f5.6
f4
f2.8
f2
f1.4
f11
f8
f5.6
f4
f2.8
f2
6,5
f16
f11
f8
f5.6
f4
f2.8
4,6
f22
f16
f11
f8
f5.6
f4
3,3
f32
f22
f16
f11
f8
f5.6
2,3
f32
f22
f16
f11
f8
1,6
f22
f16
f11
1,2
f32
f22
f16
0,8
f32
f22
0,6
f32
9,3
Vignettering bij flitsen met de ingebouwde flitser en een verwisselbare lens De ingebouwde flitser is geschikt voor gebruik met lenzen met een brandpuntsafstand tussen 14 en 150 mm. Bij gebruik van de ingebouwde flitser kan echter vignettering optreden waardoor de brandpuntsafstand en het fotografeerbereik bij de volgende lenzen wordt beperkt. Lens
Scherpstelafstand
Scherpstelbereik
ED14 – 42 mm f3.5 – 5.6
14 mm
1,2 m of meer
ED14 – 45 mm f3.5 – 5.6
14 mm
1,2 m of meer
ED14 – 54 mm f2.8 – 3.5
14 mm
1,2 m of meer
ED12 – 60 mm f2.8 – 4.0 SWD
14 mm
2,0 m of meer
• De hierboven vermelde fotografeerbereiken gelden alleen als er geen zonnekap is gemonteerd. • De flitsregeling zal misschien niet goed werken bij macro-opnamen met de ingebouwde flitser op een kortere afstand dan 0,5 m.
Informatie
12 138 NL
Beschikbare flitsstanden in de diverse fotografeerstanden Stand Fotograferen
Zoeker indicaties
Bedieningspaneelindicaties
Superbedieningspaneelindicaties
Flitserfunctie
# AUTO
Autoflitsen
!
Autoflitsen (rode ogen onderdrukken)
A
Y
1e sluitergordijn
Ontstekingsmoment
Sluitertijdlimiet
Ontsteekt automatisch in het donker en bij tegenlicht *
1/30 s – 1/250 s
#
Invulflitsen
$
Flitser uit
k
k
! SLOW
Trage synchronisatie (rode ogen onderdrukken)
1e sluitergordijn
# SLOW
Trage synchronisatie
Ontsteekt automatisch in het donker en bij tegenlicht *
# SLOW2
Trage synchronisatie
# FULL
Handmatig flitsen (Manual) (FULL)
# 1/4
Handmatig flitsen (Manual) (1/4)
# 1/16
Handmatig flitsen (Manual) (1/16)
# 1/64
Handmatig flitsen (Manual) (1/64)
P
X
Flitser synchronisatie
Ontsteekt altijd k
2e sluitergordijn 60 s – 1/250 s
1e sluiterOntsteekt altijd gordijn
* Met de flitser in de stand Super FP detecteert de flitser het tegenlicht langer dan voor een normale flits alvorens de flits te ontsteken. g“Super FP-flitser“ (Blz. 81)
Informatie
12 139 NL
Stand Fotograferen
S
Zoeker indicaties
Bedieningspaneelindicaties
Superbedieningspaneelindicaties
Flitserfunctie
#
Invulflitsen
H
Invulflitsen (rode ogen onderdrukken)
$ 2e 2e sluitergordijn sluitergordijn
M
Flitser synchronisatie
Ontstekingsmoment
Sluitertijdlimiet
1e sluitergordijn
Ontsteekt altijd
60 s – 1/250 s
Flitser uit
k
k
k
Invulflitsen / trage synchronisatie
2e sluitergordijn
Ontsteekt altijd
60 s – 1/250 s
# FULL
Handmatig flitsen (Manual) (FULL)
# 1/4
Handmatig flitsen (Manual) (1/4)
# 1/16
Handmatig flitsen (Manual) (1/16)
# 1/64
Handmatig flitsen (Manual) (1/64)
A
1e sluitergordijn
Witbalans en kleurtemperatuur
Schakering op heldere dag Daglicht-TL-lamp
Bewolkt
NL
Heldere dag
140
Intensief-wit TLlicht Wit TL-licht
Informatie
12
Warm-witte gloeilamp
Sfeerlicht
Hoe hoger de kleurtemperatuur, hoe voller de blauwe Blauwer Roder tinten en hoe bleker de rode tinten, en omgekeerd: hoe lager de kleurtemperatuur, hoe voller de rode tinten en hoe bleker de blauwe tinten. De spectrumbalans van verschillende witte lichtbronnen wordt aangeduid met een kleurtemperatuurwaarde, een natuurkundige meetwaarde op basis van de Kelvin-temperatuurschaal (K). De kleur van zonlicht en van andere natuurlijke lichtbronnen en de kleur • De kleurtemperaturen van de van gloeilamplicht en ander kunstlicht kan worden lichtbronnen in de schaalverdeling aangegeven met het begrip kleurtemperatuur. hierboven zijn bij benadering Hieronder wordt uitgelegd waarom de aangegeven kleurtemperatuur van TL-licht dit licht eigenlijk ongeschikt maakt als kunstlichtbron. In de kleurschakering van TL-licht zitten hiaten. Als deze hiaten klein zijn, kan er toch een kleurtemperatuur worden berekend die we in dit geval een gecorreleerde kleurtemperatuur noemen. De preset WB’s 4000 K, 4500 K en 6600 K in deze camera zijn gecorreleerde kleurtemperaturen, maar mogen strikt genomen geen “kleurtemperatuur“ worden genoemd. Gebruik deze instellingen bij het fotograferen bij TL-licht.
Beeldkwaliteit en bestandsgrootte / het aantal foto’s dat kan worden opgeslagen De in de tabel aangegeven bestandsgrootte is een schatting. Compressiefactor
Bestandsformaat
Bestandsgrootte (MB)
Aantal foto’s dat kan worden opgeslagen (op een 1 GB xD-Picture Card)
Verliesvrije compressie
ORF
Ongeveer 11
1191
1/2.7
Ongeveer 6,8
1147
1/4
Ongeveer 4,7
1211
1/8
Ongeveer 2,2
1460
YB
1/12
Ongeveer 1,5
1687
XSF
1/2.7
Ongeveer 5,3
1187
1/4
Ongeveer 3,7
1267 1597
Beeldkwaliteit
Aantal pixels (PIXEL COUNT)
RAW YSF YF
3648 x 2736
YN
XF
3200 x 2400
1/8
Ongeveer 1,7
XB
1/12
Ongeveer 1,1
1888
XSF
1/2.7
Ongeveer 3,6
1280 1466
XN
1/4
Ongeveer 2,2
1/8
Ongeveer 1,1
1927
XB
1/12
Ongeveer 0,7
1361
XSF
1/2.7
Ongeveer 1,3
1799
1/4
Ongeveer 0,8
1163
Ongeveer 0,5
2284
XF XN
XF XN
2560 x 1920
1600 x 1200
JPEG
1/12
Ongeveer 0,3
3198
WSF
1/2.7
Ongeveer 0,8
1230
1/4
Ongeveer 0,5
1776
1/8
Ongeveer 0,3
3366
WB
1/12
Ongeveer 0,2
4920
WSF
1/2.7
Ongeveer 0,5
1881
1/4
Ongeveer 0,4
2665
1/8
Ongeveer 0,2
4920
WB
1/12
Ongeveer 0,1
7107
WSF
1/2.7
Ongeveer 0,2
4569
1/4
Ongeveer 0,2
6396
1/8
Ongeveer 0,1
10661
1/12
Ongeveer 0,1
12793
WN
WF WN
WF WN
1280 x 1960
1024 x1768
1640 x 1480
WB
Opmerkingen • Het aantal beelden dat nog kan worden opgeslagen, is afhankelijk van het onderwerp en van factoren zoals eventueel opgegeven printreserveringen. In de zoeker of op de LCD-monitor verschijnt gewoonlijk het aantal foto’s dat u nog kunt maken, maar soms verandert dit aantal niet, ook niet als u nieuwe foto’s maakt of opgeslagen beelden wist. • De werkelijke bestandsgrootte is afhankelijk van het onderwerp.
Informatie
XB WF
x
1/8
12 141 NL
Programmeerbare functies in My Mode en Uw eigen reset-instelling Vastleggen als MY MODE
Vastleggen als custom reset
Functie
Vastleggen als MY MODE
Vastleggen als custom reset
Stand Fotograferen
9
k
F
9
9
O fps
k
9
8
k
Beeldstabilisator
k
9
9
SLEEP
k
< / Y / j*
9
9
9
BACKLIT LCD
k
9
AF MODE
9
9
4 h TIMER
k
k
AF AREA
9
9
USB MODE
k
k
AE BKT
9
9
LIVE VIEW BOOST
9
9
ISO BKT
9
9
FRAME ASSIST
k
9
WB BKT
9
9
EV STEP
k
9
FL BKT
9
9
ISO STEP
k
9
PICTURE MODE
9
9
ISO-AUTO SET
k
9
GRADATION
9
9
ISO-AUTO
k
9
K
9
9
AEL-lichtmeting
k
9
NOISE REDUCT.
9
9
BULB TIMER
k
9
WB
9
9
#X-SYNC (flitssynchronisatie)
9
9
>
9
9
#SLOW LIMIT
9
9
METERING (lichtmeting)
9
9
w+F
k
9
Functie
Informatie
12 142 NL
ISO
9
9
ALL >
k
k
NOISE FILTER
9
9
COLOR SPACE
9
9
Flitserfunctie
9
9
SHADING COMP.
9
9
#RC MODE
9
9
K SET
k
9
w
9
9
PIXEL COUNT (aantal pixels)
k
9
AF ILLUMINAT.
9
9
QUICK ERASE
k
9
FOCUS RING
k
9
RAW+JPEG ERASE
k
9
C-AF LOCK
k
k
FILE NAME
k
k
AF AREA POINTER
k
k
PRIORITY SET
k
k
AF SENSITIVITY
k
k
dpi SETTING
k
k
P SET UP
k
k
CLEANING MODE (Reinigingsfunctie)
k
k
RESET LENS
k
k
EXT. WB DETECT
9
9
BULB FOCUSING
k
k
X
k
k
DIAL
k
9
CF / xD
k
k
AEL / AFL
k
9
EDIT FILENAME
k
k
AEL / AFL MEMO
k
9
s
k
k
; FUNCTION
k
9
W
k
k
MY MODE SETUP
k
k
VIDEO OUT
k
k
BUTTON TIMER
k
k
REC VIEW
k
9
A
k
9
PIXEL MAPPING
k
k
RLS PRIORITY S
9
9
FIRMWARE
k
k
RLS PRIORITY C
9
9
9: Kan worden vastgelegd. k: Kan niet worden vastgelegd. * Inclusief anti-shock.
Menulijst Fotografeermenu Tabblad
Functie CARD SETUP (kaartinstelling)
Instelling ALL ERASE / FORMAT
Zie blz. Blz. 95 Blz. 133
RESET CUSTOM RESET
RESET1
SET / RESET
RESET2
SET / RESET
Blz. 32
PICTURE MODE
hVIVID / iNATURAL* / jMUTED / ZPORTRAIT / MONOTONE / CUSTOM
GRADATION
AUTO / NORMAL* / HIGH KEY / LOW KEY
Blz. 73
K
RAW / YF / YN* / XN / WN / RAW + YF / RAW + YN / RAW + XN / RAW + WN
Blz. 65
WB
AUTO*
A –7 – +7, G –7 – +7
5 5300 K
A –7 – +7, G –7 – +7
2 7500 K
A –7 – +7, G –7 – +7
3 6000 K
A –7 – +7, G –7 – +7
1 3000 K
A –7 – +7, G –7 – +7
w 4000 K
A –7 – +7, G –7 – +7
x 4500 K
A –7 – +7, G –7 – +7
y 6600 K
A –7 – +7, G –7 – +7
n 5500 K
A –7 – +7, G –7 – +7
V1 – 4
A –7 – +7, G –7 – +7
CWB
2000 K – 14000 K
Blz. 72
Blz. 67
ISO
AUTO* / 100 – 3200
Blz. 50
NOISE REDUCT.
OFF / ON*
Blz. 74
NOISE FILTER
OFF / LOW / STANDARD* / HIGH e* ESP + AF* / ESP
Blz. 74
METERING (lichtmeting)
J 5
Blz. 46
5HI 5SH
#RC MODE
OFF* / ON
Blz. 82
w
–3.0 – 0.0* – +3.0
Blz. 79
S-AF* / C-AF / MF / S-AF + MF / C-AF + MF
Blz. 52
B* / M / N
Blz. 55
ANTI-SHOCK z
OFF* / 1 SEC – 30 SEC
Blz. 63
AE BKT
OFF* / 3 F 0.3 EV / 3 F 0.7 EV / 3 F 1.0 EV / 5 F 0.3 EV / 5 F 0.7 EV / 5 F 1.0 EV
Blz. 48
WB BKT
A-B G-M
OFF* / 3 F 2 STEP / 3 F 4 STEP / 3 F 6 STEP
Blz. 71
FL BKT
OFF* / 3 F 0.3 EV / 3 F 0.7 EV / 3 F 1.0 EV
Blz. 80
ISO BKT
OFF* / 3 F 0.3 EV / 3 F 0.7 EV / 3 F 1.0 EV
Blz. 51
Informatie
AF MODE AF AREA
12
* Standaardinstellingen af fabriek
143 NL
Weergavemenu Tabblad q
Functie
Instelling
Zie blz.
m
K/L/M/N/O
Blz. 89
y
OFF / ON*
Blz. 89
RAW DATA EDIT
EDIT
Q / SHADOW ADJ
JPEG EDIT
<
Blz. 91 Blz. 109
COPY ALL
YES / NO
Blz. 92
RESET PROTECT
YES / NO
Blz. 93
* Standaardinstellingen af fabriek
Custom Menu 1 Tabblad a
b
Functie
Instelling
AF / MF
Blz. 96
AF ILLUMINAT.
OFF / ON*
Blz. 96
FOCUS RING
b* / c
Blz. 96
C-AF LOCK
OFF* / ON
Blz. 96
AF AREA POINTER
OFF / ON*
Blz. 96
AF SENSITIVITY
NORMAL* / SMALL
Blz. 96
P SET UP
OFF* / LOOP / SPIRAL
Blz. 97
RESET LENS
OFF / ON*
Blz. 97
BULB FOCUSING
OFF / ON*
Blz. 97 P
%* / F / w
A
FNo.* / F / w
S
SHUTTER* / F / w
M MENU
AEL / AFL
Informatie
12 144 NL
Blz. 97
BUTTON / DIAL
DIAL
c
Zie blz.
Hoofddraaiknop: SHUTTER / FNo.*
Blz. 97
Hulpdraaiknop: SHUTTER* / FNo. Hoofddraaiknop: F / G* Hulpdraaiknop: F* / G
S-AF*
mode1* / mode2 / mode3
C-AF
mode1 / mode2* / mode3 / mode4
MF
mode1* / mode2 / mode3
Blz. 98
AEL / AFL MEMO
OFF* / ON
Blz. 99
; FUNCTION
PREVIEW* / LIVE PREVIEW / V / P HOME / MF / RAWK / P / A / S / M / TEST PICTURE / MY MODE / L / OFF
Blz. 99
MY MODE SETUP
MY MODE1 / MY MODE2
Blz. 100
BUTTON TIMER
OFF* / 3 SEC / 5 SEC / 8 SEC / HOLD
Blz. 100
A
OFF* / ON
Blz. 100
RLS PRIORITY S
OFF* / ON
Blz. 101
RLS PRIORITY C
OFF / ON*
Blz. 101
O fps
1 fps / 2 fps / 3 fps* / 4 fps
Blz. 101
RELEASE / j
Blz. 101
Tabblad
Functie
d
DISP / 8 / PC
e
8
OFF / ON* OFF / 1 MIN* / 3 MIN / 5 MIN / 10 MIN
Blz. 101
BACKLIT LCD
8 SEC* / 30 SEC / 1 MIN / HOLD
Blz. 101
4 h TIMER
OFF / 4 h*
Blz. 101
USB MODE
AUTO* / STORAGE / MTP / CONTROL / <EASY /
Blz. 102
LIVE VIEW BOOST
OFF* / ON
Blz. 102
FRAME ASSIST
OFF* / GRID / GOLDEN SECTION / SCALE 1/3 EV* / 1/2 EV / 1 EV
Blz. 103
ISO STEP
1/3 EV* / 1 EV
Blz. 103
HIGH LIMIT
100 – 3200 (800*)
DEFAULT
100 – 3200 (100*)
Blz. 103
ISO-AUTO
P / A / S* / ALL
AEL-lichtmeting
AUTO* / J / 5 / 5HI / 5SH
Blz. 103
BULB TIMER
k
Blz. 103
1/60 – 1/250*
Blz. 103
# CUSTOM
Blz. 103
Blz. 103
#SLOW LIMIT
1/30 – 1/250 (1/60*)
Blz. 103
w+F
OFF* / ON
Blz. 104
K / COLOR / WB
Blz. 104 ALL SET
A –7 – +7 G –7 – +7
ALL RESET
YES / NO
Blz. 104
COLOR SPACE
sRGB* / AdobeRGB
Blz. 104
SHADING COMP.
OFF* / ON
Blz. 104
K SET
P–Q
Y / X / W SF / F / N / B
Xiddel
3200 x 2400 / 2560 x 1920* / 1600 x 1200
Wmall
1280 x 960* / 1024 x 768 / 640 x 480
PIXEL COUNT (aantal pixels) RECORD / ERASE
Blz. 105 Blz. 105 Blz. 105
QUICK ERASE
OFF* / ON
Blz. 105
RAW+JPEG ERASE
JPEG / RAW / RAW+JPEG*
Blz. 105
FILE NAME
AUTO* / RESET
Blz. 106
PRIORITY SET
NO* / YES
Blz. 106
dpi SETTING
AUTO* / CUSTOM
Blz. 106
CLEANING MODE (Reinigingsfunctie)
k
Blz. 130
EXT. WB DETECT
OFF / ON*
Blz. 107
K UTILITY
Blz. 107
* Standaardinstellingen af fabriek
Informatie
i
Blz. 102 Blz. 103
EV STEP
ALL >
h
Blz. 101
EXP / e / ISO
#X-SYNC
g
Zie blz. Blz. 101
SLEEP
ISO-AUTO SET
f
Instelling
12 145 NL
Custom Menu 2 Tabblad
Functie
Instelling
Zie blz.
X
k
Blz. 15
CF / xD
CF* / xD
Blz. 107
EDIT FILENAME
Adobe RGB sRGB
OFF* / A – Z / 0 – 9
Blz. 107
s
AUTO* / -7 – +7
W
*1
Blz. 107
VIDEO OUT
*1
Blz. 108
Blz. 107
REC VIEW
OFF / AUTO q / 1 SEC – 20 SEC (5 SEC*)
Blz. 108
PIXEL MAPPING
k
Blz. 130
FIRMWARE
k
Blz. 108
* Standaardinstellingen af fabriek *1 Instellingen verschillen afhankelijk van het land waar de camera is gekocht.
Begrippenlijst
Informatie
12 146 NL
A-stand (diafragmavoorkeuze) U stelt het diafragma zelf in en de camera varieert de sluitertijd automatisch, zodat de foto met de juiste belichting wordt gemaakt. Aantal pixels (PIXEL COUNT) Het aantal puntjes (pixels) dat wordt gebruikt om een beeld te creëren geeft de resolutie aan. Een beeld met bijvoorbeeld 640 x 480 pixels heeft dezelfde resolutie als het scherm van de computer als de monitorinstelling ook 640 x 480 is. Als de monitorinstelling 1024 x 768 is, vult het beeld slechts een deel van het scherm. AE (automatische belichting) De ingebouwde belichtingsmeter van de camera stelt de belichting automatisch in. De 3 AE-standen op deze camera zijn stand P, waarin de camera zowel diafragma als sluitertijd selecteert; stand A, waarin de gebruiker het diafragma en de camera de sluitertijd selecteert; en stand S, waarin de gebruiker de sluitertijd en de camera het diafragma selecteert. In stand M selecteert de gebruiker zowel het diafragma als de sluitertijd. Beeldopneemelement Dit zet licht dat door de lens gaat om in elektrische signalen. Op deze camera wordt licht opgenomen en omgezet in RGB-signalen om een enkel beeld op te bouwen. Belichting De hoeveelheid licht die wordt gebruikt om een beeld vast te leggen. De belichting wordt bepaald door de tijd dat de sluiter open is (sluitertijd) en de hoeveelheid licht die door de lens gaat (diafragma Compressiefactor Compressie is een methode om de bestandsgrootte te reduceren door de inhoud van gegevens af te korten, en de compressiefactor geeft de hoeveelheid compressie aan. Het werkelijke effect van de geselecteerde compressiefactor kan afhangen van de inhoud van het beeld. De compressiefactoren die bij deze camera horen, geven enkel een algemene schaal aan ter raadpleging, het zijn geen nauwkeurige metingen. DCF (Design Rule for Camera File System) Een norm voor beeldbestanden van de Japan Electronics and Information Technology Industries Association (JEITA). Diafragma De verstelbare lensopening die de hoeveelheid licht bepaalt die de camera binnenkomt. Hoe groter het diafragma, des te korter de scherptediepte en des te waziger de achtergrond. Hoe kleiner het diafragma, des te groter de scherptediepte en des te scherper de achtergrond. Diafragma wordt gemeten in F / stops. Hogere diafragmawaarden geven kleinere diafragma’s aan en kleinere diafragmawaarden geven grotere diafragma's aan.
Informatie
Digitale ESP (Electro-Selective Pattern) lichtmeting Bepaalt de belichting door het beeld in 49 gebieden te verdelen en de lichtsterkte in elk gebied te meten en te berekenen. DPOF (Digital Print Order Format) Dit is voor het opslaan van gewenste printinstellingen op digitale camera’s. Door in te voeren welke beelden moeten worden geprint en hoeveel kopieën er moeten worden gemaakt, kan de gebruiker de beelden eenvoudig laten printen door een printer of printspeciaalzaak die het DPOF-formaat ondersteunt. Eénogige spiegelreflexcamera Een camera die de reflecterende spiegel gebruikt om het licht te buigen dat binnenkomt door de lens en die de zoeker gebruikt om te controleren. Er is geen verschil tussen de compositie die gefotografeerd moet worden en de compositie die in de zoeker te zien is. EV (Exposure Value) (belichtingswaarde) Een systeem om de belichting te meten. EV0 is als het diafragma op F1 staat en de sluitertijd 1 seconde is. De EV neemt met 1 toe, telkens als het diafragma met 1 F-stop toeneemt of de sluitertijd neemt met 1 toe. EV kan ook worden gebruikt om helderheid en ISO-instellingen aan te geven. ISO Internationale afkorting voor International Organization for Standardization. De gevoeligheid die in digitale camera’s wordt gebruikt, is gebaseerd op dezelfde ISO-norm als die, die voor filmgevoeligheid wordt gebruikt. De gevoeligheid wordt aangeduid zoals bij “ISO 100“. Hogere ISO-waarden duiden een hogere lichtgevoeligheid aan, zodat foto’s zelfs onder slechte lichtomstandigheden gemaakt kunnen worden. JPEG (Joint Photographic Experts Group) Een compressieformaat voor stilstaande beelden in kleur. Foto’s (beelden) die u met deze camera maakt, worden op de geheugenkaart opgeslagen in het formaat JPEG als de beeldkwaliteit is ingesteld op een andere stand dan [RAW]. Door deze beelden naar een computer te downloaden, kan de gebruiker ze bewerken met grafische applicatiesoftware of ze bekijken met behulp van een internetbrowser. Kleurruimte Een model dat kleuren beschrijft met behulp van meer dan drie coördinaten. Kleurenpaletten zoals sRGB, Adobe RGB worden soms gebruikt voor het coderen / reproduceren van kleuren. Kleurtemperatuur De spectrumbalans van verschillende witte lichtbronnen wordt aangeduid met een kleurtemperatuurwaarde – een natuurkundige meetwaarde die, bij een gloeilamp, ongeveer overeenkomt met de absolute temperatuur van de gloeidraad, op basis van de Kelvin-temperatuurschaal (K). Hoe hoger de kleurtemperatuur, hoe voller de blauwe tinten en hoe bleker de rode tinten, en omgekeerd: hoe lager de kleurtemperatuur, hoe voller de rode tinten en hoe bleker de blauwe tinten. Het kan moeilijk zijn om kleuren te reproduceren als u binnen fotografeert bij TL-licht, of als er zowel zonlicht als TL-licht is. Uw camera is voorzien van een witbalansinstelling die u kunt gebruiken om vreemde effecten van kleurencombinaties die soms op uw foto's voorkomen, te compenseren. Lichtmeting met nadruk op het centrum Een lichtmetingsmethode of techniek die een gemiddelde van het centrum en de rand van het beeld gebruikt, maar meer gericht is op de informatie in het centrum van het beeld. Deze methode kan het beste worden gebruikt als de helderheid van het centrum en de rand van het beeld niet veel varieert. Zie tevens digitale ESP-meting en spotmeting. M-stand (Manual – handmatig) De gebruiker stelt zowel diafragma als sluitertijd in. NTSC (National Television Systems Committee) / PAL (Phase Alternating Line) Televisietypes. NTSC wordt voornamelijk gebruikt in Japan, Noord-Amerika en Korea. PAL wordt voornamelijk gebruikt in Europa en China. P-stand (programmagestuurd) Ook stand Programmagestuurd AE genoemd. De camera stelt automatisch de beste sluitertijd en het beste diafragma in voor de opname.
12 147 NL
PictBridge De norm die het u mogelijk maakt om digitale camera's en printers van verschillende fabrikanten op elkaar aan te sluiten en die u toelaat om foto's rechtstreeks van de camera te printen. Pixels Een pixel is de kleinste eenheid (punt) die wordt gebruikt om een beeld op te bouwen. Grotere heldere geprinte beelden vereisen miljoenen pixels. RAW Refereert aan “ruwe“ gegevens, gegevens die niet zijn versterkt met een camera-optie zoals witbalans, scherpte, contrast, enz. Dit bestandstype is bedoeld voor het bekijken en bewerken met onze eigen software. Het is mogelijk dat u deze bestanden niet kunt openen of bewerken met andere grafische applicatiesoftware en deze bestanden kunnen niet worden geselecteerd voor DPOF-print. RAWbestanden hebben de extensie orf (*.orf). S-stand (sluitertijdvoorkeuze) Ook stand Sluitertijdvoorkeuze AE genoemd. De gebruiker selecteert de sluitertijd en de camera varieert het diafragma automatisch, zodat de foto met de beste belichting wordt gemaakt. Scherptediepte Scherptediepte is de afstand tussen het dichtstbijzijnde en het verste punt die beiden “scherp“ op de foto staan. Sluimerstand Een modus die is ontwikkeld om de batterij te sparen. De camera gaat automatisch naar de sluimerstand als u hem een tijdje niet bedient. Om de sluimerstand te verlaten, drukt u op een willekeurige knop op de camera (ontspanknop, menuknop enz.). Spotmeting De meting wordt binnen een heel klein gebied rond het midden van het onderwerp uitgevoerd, dat in de zoeker wordt aangegeven door het spotmetingskader. Spotmeting is ideaal tijdens moeilijke lichtomstandigheden of als het belangrijke element van de foto (gezicht van het onderwerp) klein is. Gebruik spotmeting voor onderwerpen met tegenlicht, sporters of mensen op het podium. Zie ook digitale ESP-meting en lichtmeting met nadruk op het centrum. TFT (Thin-Film Transistor) kleurenmonitor Een kleurenmonitor die is ontwikkeld met behulp van thinfilm-technologie. TTL (Through-The-Lens) systeem (door de lens) Om de belichting in te stellen, meet een lichtsensor die in de camera is ingebouwd direct het licht dat door de lens komt. TTL fasecontrast detectiesysteem Dit wordt gebruikt om de afstand tot het onderwerp te meten. De camera bepaalt of op het beeld wordt scherpgesteld met het gedetecteerde fasecontrast. Verduistering (vignettering) Dit vindt plaats als een object een deel van het gezichtsveld verduistert, zodat het gehele onderwerp niet gefotografeerd wordt. Vignettering vindt ook plaats als het beeld gezien door de zoeker niet overeenkomt met de foto die door de objectieflens wordt gemaakt, zodat het gefotografeerde beeld objecten bevat die niet door de zoeker te zien zijn. Daarnaast kan vignettering plaatsvinden als er een onjuiste lenskap wordt gebruikt, waardoor schaduwen in de hoeken van het beeld verschijnen.
Informatie
12 148 NL
Technische gegevens Technische gegevens van de camera Soort camera Soort camera Lens Lensvatting Equivalente brandpuntsafstand op een kleinbeeldcamera
: Eénogige digitale spiegelreflexcamera met verwisselbaar lenssysteem : Zuiko Digital, Four Thirds-systeem lens : Four Thirds-lensvatting : Ca. tweemaal de brandpuntsafstand van de lens
Beeldopneemelement Producttype Totale aantal pixels Aantal effectieve pixels Schermgrootte Breedte-hoogteverhouding
: : : : :
4/3" Live MOS-sensor Ong. 11.800.000 pixels Ong. 10.100.000 pixels 17,3 mm (h) x 13,0 mm (b) 1,33 (4:3)
Zoeker Producttype Gezichtsveld Vergroting van de zoeker Oogpunt Instelbereik dioptrieregelaar Breking optisch traject Scherptediepte Scherpstelscherm Oogdop
: : : : : : :
Eénogige reflexzoeker op ooghoogte Ong. 100 % (voor gezichtsveld op opgenomen beelden) Ca. 1,15x (–1 m–1, 50 mm lens, oneindig) Ca. 20 mm vanaf het beschermglas (–1 m–1) –3,0 – +1,0 m –1 Halfdoorlatende vlug-terugspiegel Te controleren met de previewknop (als PREVIEW is vastgelegd onder knop <) : Vast : Verwisselbaar
Live view (live bekijken) : Gebruikt Live MOS-sensor voor fotograferen : Gezichtsveld van 100 %
LCD-monitor Producttype Totaal aantal pixels
: 2,5" TFT kleuren-LCD (HyperCrystal LCD), kantelbaar : Ong. 230.000 pixels
Sluiter Producttype Sluiter
: Automatische spleetsluiter : 1/8000 – 60 sec., tijdopnamen
Autofocus : : : : :
TTL fasecontrast detectiesysteem 11 punten EV –2 – EV 19 Auto, Optioneel De ingebouwde flitser zorgt voor licht
Belichtingsregeling Lichtmeetsysteem
Lichtmeetbereik Fotografeerstanden
: TTL volledig diafragma lichtmeetsysteem (1) Digitale ESP-meting (2) Lichtmeting met nadruk op het centrum (3) Spotmeting (ong. 2 % van het zoekerbeeld) : EV 1 – 20 (digitale ESP-meting, lichtmeting met nadruk op het centrum, spotmeting) (bij kamertemperatuur, 50 mm f2, ISO 100) : (1) P : Programma AE (programma-aanpassing mogelijk) (2) A : Diafragmavoorkeuze AE (3) S : Sluitertijdvoorkeuze AE (4) M : Manual (handmatig) (5) A : Tijdopnamen
Informatie
Producttype Autofocuspunten AF verlichtingsbereik Selectie van scherpstelpunt AF-hulpverlichting
12 149 NL
ISO-waarde Belichtingscorrectie
: 100 – 3200 (1/3, 1 EV-stap) : ± 5 EV (1/3, 1/2, 1 EV-stap)
Witbalans Producttype Functie-instelling
: Beeldopneemelement en witbalanssensor : Auto, preset WB (8 instellingen), voorkeursinstelling WB, WB met 1 knop (4 instellingen)
Opnemen Geheugen
: CF-kaartje (compatibel met type I en II) Microdrive (compatibel met FAT 16/32) xD-Picture Card Opslagsysteem : Digitaal opslagsysteem, JPEG (in overeenstemming met Design Rule for Camera File system [DCF]), RAW-gegevens Compatibel met de normen : Exif 2.2, Digital Print Order Format (DPOF), PRINT Image Matching III, PictBridge
Beelden weergeven Stand Weergeven Informatieweergave
: Enkelbeeldweergave, gezoomd weergeven, indexweergave, beeld draaien, diashow, lichtbakweergave, kalenderweergave : Informatieweergave, histogramweergave
Sluiterfunctie Sluiterfunctie
: Enkelbeeldopnamen, repeterende opnamen, zelfontspanner, afstandbediening Repeterende opnamen : Ca. 5 beelden / sec. Zelfontspanner : Vertragingstijd: 12 sec., 2 sec. Optische afstandsbediening : Vertragingstijd: 2 sec., 0 sec. (direct fotograferen) (RM-1 afstandsbediening [optioneel])
Flitser Synchronizatie Flitsregeling Bevestiging externe flitser Draadloos flitsen
: : : :
Gesynchroniseerd met de camera op 1/250 sec. of minder TTL-AUTO (TTL voorflitsfunctie), AUTO, MANUAL Flitsschoen, connector voor externe flitser (X-contact) Compatibel met het draadloze Olympus RC-flitssysteem
Externe connector USB-connector, DC-IN-connector, VIDEO OUT-connector, connector voor afstandsbedieningskabel
Energievoorziening Batterij Netvoeding
: Li-ionbatterij (BLM-1) x1 : Lichtnetadapter (AC-1) (optioneel)
Afmetingen / gewicht Afmetingen Gewicht
: 142,5 mm x 116,5 mm x 74,5 mm (b x h x d) (exclusief uitstekende delen) : Ong. 810 g (zonder batterij)
Bedrijfscondities Omgevingstemperatuur Relatieve vochtigheid
Informatie
12 150 NL
: 0 °C tot 40 °C (in bedrijf) / –20 °C tot 60 °C (opslag) : 30 – 90 % (bediening) / 10 – 90 % (opslag)
Specificaties batterij / laadapparaat BLM-1 lithium-ionbatterij Modelnummer Producttype Nominale spanning Nominale capaciteit Aantal keren laden en ontladen Omgevingstemperatuur Afmetingen Gewicht
: : : :
PS-BLM1 Oplaadbare lithium-ionbatterij DC 7,2 V 1500 mAh
: Ca. 500 keer (afhankelijk van de gebruiksomstandigheden) : 0 °C tot 40 °C (tijdens laden) –10 °C tot 60 °C (tijdens bedrijf) –20 °C tot 35 °C (opslag) : Ong. 39 mm (b) x 55,0 mm (d) x 21,5 mm (h) : Ong. 75 g (zonder beschermkap)
BCM-2 lithium-ionlaadapparaat Modelnummer : Nominaal ingangsvermogen : Nominaal uitgangsvermogen : Laadtijd : Omgevingstemperatuur : Afmetingen : Gewicht :
PS-BCM2 AC 100 V – 240 V (50 / 60 Hz) DC 8,35 V, 400 mA Ca. 5 uur (bij kamertemperatuur bij gebruik van de BLM-1) 0 °C tot 40 °C (in bedrijf) / –20 °C tot 60 °C (opslag) Ong. 62 mm (b) x 83 mm (d) x 26 mm (h) Ong. 72 g (zonder AC-kabeltje)
WIJZIGINGEN IN TECHNISCHE GEGEVENS ZIJN VOORBEHOUDEN ZONDER VOORAFGAANDE KENNISGEVING OF VERPLICHTING VAN DE ZIJDE VAN DE FABRIKANT.
Informatie
12 151 NL
Lijst E-systeem Standaardlens
)
1
ZUIKO DIGITAL ED 14-42 mm 1:3.5-5.6 Standaardzoom Combineerbaar met
EX-25*
Tussenring alleen bij 25-42 mm
EC-14*/EC-20* Teleconverter
ZUIKO DIGITAL 17,5-45 mm 1:3.5-5.6 Standaardzoom (alleen verkrijgbaar in speciale kit) Combineerbaar met
EX-25*
Tussenring alleen bij 28-45 mm
EC-14*/EC-20* Teleconverter
TF-22
Dubbele flitser met adapterring 52 mm tot 67 mm/72 mm
Standaardlens
ZUIKO DIGITAL 35 mm 1:3.5 Macrolens
RF-11
Ringflitser met FR-1
EC-14*/EC-20* Teleconverter ∞-25 cm
Combineerbaar met
EX-25*
Tussenring
EC-14*/EC-20* Teleconverter
ZUIKO DIGITAL ED 70-300 mm 1:4.0-5.6 Super telefoto-zoom Combineerbaar met
EX-25*
Tussenring
EC-14*/EC-20*
ZUIKO DIGITAL ED 8 mm 1:3.5 Visooglens
Teleconverter
TF-22
Dubbele flitser met adapterring 62 mm tot 67 mm/72 mm
Combineerbaar met
EC-14/EC-20* Teleconverter
Teleconverter
Combineerbaar met
EC-14/EC-20**
TF-22
Teleconverter
Twin Flitser
TF-22
Dubbele flitser met FR-1
Top Pro lens
ZUIKO DIGITAL ED 12-60 mm 1:2.8-3.5 SWD Standaardzoom Combineerbaar met
EX-25*
EC-14*/EC-20*
ZUIKO DIGITAL 11-22 mm 1:2.8-3.5 Wijde zoom
Pro lens
Tussenring alleen bij 60 mm
Combineerbaar met
EX-25*
Tussenring alleen bij 50-180 mm
Pro lens
ZUIKO DIGITAL ED 40-150 mm 1:4.0-5.6 Telefoto-zoom
Combineerbaar met
EX-25*
Tussenring
ZUIKO DIGITAL ED 18-180 mm 1:3.5-6.3 Superzoom (10x)
EC-14/EC-20* Teleconverter
ZUIKO DIGITAL 14-54 mm 1:2.8 -3.5 Standaardzoom Combineerbaar met
EX-25*
Tussenring alleen bij 54 mm
Informatie
RF-11
Ringflitser
EC-14/EC-20** Teleconverter
TF-22
Dubbele flitser
ZUIKO DIGITAL ED 50 mm 1:2.0 Macrolens
ZUIKO DIGITAL ED 50-200 mm 1:2.8-3.5 SWD Telefoto-zoom
Combineerbaar met
EX-25
EC-14/EC-20
RF-11
TF-22
Tussenring Ringflitser met FR-1
Teleconverter
Dubbele flitser met FR-1
Combineerbaar met
EX-25*
EC-14/EC-20**
RF-11
TF-22
Tussenring
Ringflitser
Teleconverter
ZUIKO DIGITAL ED 7-14 mm 1:4.0 Wijde zoom Combineerbaar met
EC-14/EC-20* Teleconverter
Dubbele flitser
Top Pro lens
12 ZUIKO DIGITAL ED 14-35 mm 1:2.0 SWD Standaardzoom Combineerbaar met
EC-14/EC-20
152 NL
Teleconverter
ZUIKO DIGITAL ED 35-100 mm 1:2.0 Telefoto-zoom Combineerbaar met
EX-25*
Tussenring alleen bij 60-100 mm
EC-14/EC-20 Teleconverter
ZUIKO DIGITAL ED 90-250 mm 1:2.8 Telefoto-zoom Combineerbaar met
EX-25*
Tussenring
EC-14/EC-20 Teleconverter
ZUIKO DIGITAL ED 150 mm 1:2.0 Vaste focuslens Combineerbaar met
EX-25*
Tussenring
EC-14/EC-20 Teleconverter
ZUIKO DIGITAL ED 300 mm 1:2.8 Vaste focuslens Combineerbaar met
EX-25*
Tussenring
EC-14/EC-20 Teleconverter
Inclusief set losse filters
Afstandsbediening
Adapter
ZUIKO DIGITAL 1,4x Teleconverter EC-14
ZUIKO DIGITAL 2,4x Teleconverter EC-20
EX-25
MF-1
Tussenring
RM-1
OM-adapter
Afstandsbediening
RM-CB1
Kabeltje met afstandsbediening
Flitser SRF-11
Ringflitser-set (incl. FC-1 / RF-11)
FL-CB05
RF-11
Flitserkabeltje
FL-50R
FL-36R
Draadloze flitser
Draadloze flitser
Ringflitser
FL-20 Flitser
FC-1
FR-1
Controller macroflitser
Adapterring flitser voor 35/50 mm macro
TF-22
Dubbele flitser
FLST-1
Flitserstandaard (incl. bij FL-50R en FL-36R)
FLBA-1
Adapter voor indirect flitsen (incl. bij FL-50R)
FLRA-1
Flitser reflectoradapter (incl. bij FL-50R)
SHV-1
Hoogspanningsset flitser (incl. HV-1 / BN-1 / AC-2)
FL-CB02
Flitserkabeltje
STF-22
Dubbele flitserset (incl. FC-1 / TF-22)
FP-1
Flitser Power handgreep (incl. FL-CB02) voor FL-50R/ RF-11/TF-22
HV-1
Hoogspanningsblok
BN-1
Ni-MH batterijblok
AC-2
Lichtnetadapter
Energievoorziening
Tassen E-systeem
BLM-1
HLD-4
Li-ionbatterijblok
BCM-1
Power batterijhouder (voor 2x BLM-1)
BCM-2
Li-ionbatterijlader
AABH-1
Batterijhouder (incl. bij HLD-4)
Li-ionbatterijhouder (voor 3x CR123A) (alleen bij HLD-4)
Tas E-systeem
E-systeem Pro rugzak
AC-1
Energievoorziening
Compacttas E-systeem
Informatie
Snelle Li-ionbatterijlader
LBH-1
Oogkapjes
12 VA-1
Hoekzoeker
EP-5
Oogkapje incl. bij E-410/510
EP-6
Oogkapje
EP-7
Oogkapje incl. bij E-3
ME-1
DE-P3
Oogkapje met loep
*Alleen bij MF ** AF mogelijk bij gebruik van middenbeeld *** Inruil alleen via Olympus servicedienst
Oogkapje Dioptrie +3
DE-N3
Oogkapje Dioptrie –3
FS-3***
Scherpstellen Scherm
) Batterijblok – optioneel
1
Technische gegevens en uiterlijk voorbehouden zonder voorafgaande kennisgeving of enige verplichting van de zijde van de fabrikant.
153 NL
VEILIGHEIDSMAATREGELEN
LET OP GEVAAR VOOR ELEKTRISCH SCHOK – NIET OPENEN LET OP: OM HET GEVAAR VOOR EEN ELEKTRISCHE SCHOK TE VOORKOMEN, MAG DE BEHUIZING (OF ACHTERKANT) NIET VERWIJDERD WORDEN. IN DE CAMERA BEVINDEN ZICH GEEN ONDERDELEN WAARAAN U ONDERHOUD KUNT VERRICHTEN. LAAT DAT OVER AAN ERKENDE SERVICETECHNICI VAN OLYMPUS.
Een driehoek met daarin een uitroepteken vestigt uw aandacht op belangrijke aanwijzingen in de bij deze camera geleverde documentatie ten aanzien van de bediening en het onderhoud ervan. GEVAAR
Gebruikt u deze camera zonder acht te slaan op de onder dit symbool verstrekte informatie, dan kan dat ernstig letsel of de dood tot gevolg hebben.
WAARSCHUWING
Gebruikt u deze camera zonder acht te slaan op de onder dit symbool verstrekte informatie, dan kan dat letsel of de dood tot gevolg hebben.
LET OP
Gebruikt u deze camera zonder acht te slaan op de onder dit symbool verstrekte informatie, dan kan dat licht persoonlijk letsel, schade aan apparatuur, of het verlies van waardevolle gegevens tot gevolg hebben.
WAARSCHUWING! STEL DE CAMERA, OM GEVAAR VOOR BRAND OF ELEKTRISCHE SCHOK TE VOORKOMEN, NOOIT BLOOT AAN WATER, GEBRUIK DE CAMERA OOK NIET IN OMGEVINGEN MET ZEER HOGE VOCHTIGHEID EN DEMONTEER HEM NIET.
Algemene voorzorgsmaatregelen
Informatie
12 154 NL
Lees alle gebruiksaanwijzingen – Lees, voordat u het apparaat gaat gebruiken, alle gebruiksaanwijzingen. Bewaar alle handleidingen en documentatie om deze later nog eens te kunnen raadplegen. Reinigen – Trek voordat u het apparaat gaat reinigen altijd eerst de stekker uit het stopcontact. Gebruik uitsluitend een vochtige doek om het apparaat te reinigen. Gebruik nooit vloeibare of aërosole reinigingsmiddelen, of welk soort organische oplosmiddelen dan ook, om het apparaat te reinigen. Accessoires – Gebruik voor uw veiligheid en om beschadigingen aan dit product te voorkomen, uitsluitend de door Olympus aanbevolen accessoires. Water en vocht – Voor de voorzorgsmaatregelen bij het gebruik van weerbestendig uitgevoerde producten raadpleegt u de desbetreffende paragrafen over de weerbestendigheid. Plaats van opstelling – Bevestig het product op een statief, standaard of beugel om beschadigingen te voorkomen. Elektrische voedingsbron – Sluit de camera uitsluitend aan op de in de technische gegevens beschreven elektrische voedingsbron. Bliksem – Trek de stekker onmiddellijk uit het stopcontact als een onweer opsteekt terwijl u een lichtnetadapter gebruikt. Vreemde voorwerpen – Steek om persoonlijk letsel te voorkomen, nooit een metalen voorwerp in de camera. Hitte – Gebruik of berg de camera nooit op in de buurt van een warmtebron zoals een radiator, verwarmingsrooster, kachel of enig ander apparaat of toestel dat warmte ontwikkelt, met inbegrip van stereo-versterkers.
Voorzorgsmaatregelen bij de omgang met het product WAARSCHUWING ( Gebruik de camera niet in de buurt van brandbare of explosieve gassen. ( Gebruik de flitser en LED nooit bij personen (zuigelingen, kleine kinderen, enz.) die zich dichtbij bevinden. • U moet zich minimaal op 1 m afstand van de gezichten van de te fotograferen personen bevinden. Het te dicht bij de ogen van de te fotograferen personen flitsen kan tijdelijk gezichtsverlies veroorzaken. ( Houd de camera uit de buurt van kleine kinderen en zuigelingen. • Gebruik en berg de camera altijd op buiten het bereik van kleine kinderen en zuigelingen omdat anders de volgende gevaarlijke situaties kunnen ontstaan die ernstig letsel kunnen veroorzaken: • Verward raken in de riem van de camera, wat verstikking tot gevolg kan hebben. • Per ongeluk inslikken van de batterijen, kaartjes of andere kleine onderdelen. • Per ongeluk ontsteken van de flitser terwijl ze in de flitser kijken of vlak voor de ogen van andere kinderen. • Per ongeluk letsel oplopen door bewegende delen van de camera. ( Kijk met de camera niet recht in de zon of in het licht van sterke lichtbronnen. ( Gebruik en berg de camera niet op in stoffige of vochtige ruimten. ( Dek de flitser, op het moment dat die ontsteekt, niet af met uw hand.
LET OP ( Bespeurt u in de buurt van de camera ongewone geuren, vreemde geluiden of rook, gebruik de camera dan onmiddellijk niet meer. • Haal de batterijen nooit met blote handen uit de camera omdat u zich dan kunt branden. ( Gebruik de camera niet met natte handen. ( Laat de camera nooit achter op plaatsen waar deze aan extreem hoge temperaturen kan worden blootgesteld. • Doet u dat toch, dan kan daardoor de kwaliteit van bepaalde onderdelen achteruit gaan en in sommige gevallen zelfs brand worden veroorzaakt. Gebruik het laadapparaat of de lichtnetadapter niet als deze is afgedekt (bijvoorbeeld met een deken). Hierdoor kan oververhitting en uiteindelijk zelfs brand ontstaan. ( Behandel de camera met zorg om te voorkomen dat u verbrandingen oploopt. • Omdat de camera metalen onderdelen bevat, kan oververhitting ontstaan en kunt u zich branden. Let daarom op het volgende: • Gebruikt u de camera lang achtereen, dan kan hij heet worden. Hanteert u de camera in deze toestand, dan kan dat een verbranding veroorzaken. • Op plaatsen waar extreem lage temperaturen kunnen optreden, kan de temperatuur van het camerahuis lager worden dan de omgevingstemperatuur. Draag waar mogelijk handschoenen als u de camera bij lage temperaturen hanteert. ( Wees voorzichtig met de camerariem. • Let op de camerariem terwijl u de camera met u meedraagt. De riem kan achter een vreemd voorwerp blijven haken en zo ernstige schade veroorzaken.
Voorzorgsmaatregelen bij de omgang met batterijen Volg onderstaande belangrijke richtlijnen op om te voorkomen dat batterijen gaan lekken, oververhit raken, ontbranden, exploderen of elektrische schokken of verbrandingen veroorzaken.
Informatie
GEVAAR • De camera gebruikt een door Olympus voorgeschreven lithium-ionbatterij. Laad de batterij op met het voorgeschreven laadapparaat. Gebruik geen andere laadapparaten. • Probeer nooit batterijen te verhitten en gooi ze ook niet in het vuur. • Tref voorzorgsmaatregelen bij het vervoeren of opbergen van batterijen om te voorkomen dat ze in aanraking komen met metalen objecten, zoals sieraden, pennen, paperclips, enzovoort. • Berg batterijen nooit op op plaatsen waar ze blootgesteld kunnen worden aan direct zonlicht of aan hoge temperaturen, zoals in een afgesloten auto in de zon, in de buurt van warmtebronnen, enzovoort. • Volg altijd alle aanwijzingen met betrekking tot het gebruik van batterijen zorgvuldig op, om te voorkomen dat de batterijen gaan lekken of de contacten ervan beschadigd raken. Probeer nooit batterijen uit elkaar te halen of op een of andere manier aan te passen, bijvoorbeeld door er aan te solderen, enzovoort. • Is batterijvloeistof in uw ogen terecht gekomen, spoel uw ogen dan onmiddellijk overvloedig met schoon, stromend water en raadpleeg onmiddellijk een arts. • Berg batterijen altijd op buiten het bereik van kleine kinderen. Heeft een kind per ongeluk een batterij doorgeslikt, raadpleeg dan onmiddellijk een arts.
12 155 NL
WAARSCHUWING • Houd batterijen altijd droog. • Gebruik om te voorkomen dat batterijen gaan lekken, oververhit raken, brand veroorzaken of exploderen, uitsluitend het voor dit product aanbevolen type batterijen. • Plaats de batterijen voorzichtig, zoals beschreven in de gebruiksaanwijzing, in de camera. • Indien de oplaadbare batterijen niet binnen de vastgestelde tijd opgeladen zijn, laad de batterijen dan niet verder op en gebruik ze niet meer. • Gebruik geen batterij die gebarsten of gebroken is. • Is een batterij gaan lekken, verkleurd of vervormd, of gedraagt de batterij zich op een of andere manier afwijkend, gebruik de camera dan niet meer. • Als er batterijvloeistof op uw kleding terecht is gekomen, trek het kledingstuk dan uit en spoel het onmiddellijk met schoon, stromend, koud water. Raadpleeg onmiddellijk een arts wanneer de vloeistof met uw huid in aanraking is gekomen. • Stel batterijen nooit bloot aan zware schokken of ononderbroken trillingen.
LET OP • Controleer de batterij voor het opladen altijd op lekkage, verkleuringen, vervormingen of andere afwijkingen. • Tijdens langdurig gebruik kunnen de batterijen heet worden. Verwijder de batterij nooit onmiddellijk na gebruik van de camera om kleine brandwonden te voorkomen. • Denkt u de camera langere tijd achtereen niet te gebruiken, haal de batterijen er dan uit. • Deze camera gebruikt een door Olympus voorgeschreven lithium-ionbatterij. Gebruik geen ander type batterij. Lees de handleiding voor de batterij zorgvuldig door voor een veilig en juist gebruik. • Er kan een storing in het contact optreden als de polen van de batterij nat of vettig zijn. Droog de batterij voor gebruik goed met een droge doek. • Laad de batterij altijd op als deze voor het eerst wordt gebruikt of als deze langere tijd niet gebruikt is. • Probeer de camera en de reservebatterij zo warm mogelijk te houden, indien de camera wordt gebruikt met batterijvoeding bij een lage temperatuur. Het is mogelijk dat een batterij die is leeggeraakt bij lage temperaturen, weer herstelt als deze de kamertemperatuur aanneemt. • Het aantal foto’s dat u kunt maken, is afhankelijk van de lichtomstandigheden of van de batterij. • Schaf voldoende reservebatterijen aan, voordat u een lange reis maakt, met name als u naar het buitenland gaat. Het is mogelijk dat het aanbevolen type batterij in het buitenland niet verkrijgbaar is. • Zorg ervoor dat de batterijen gerecycled worden om de natuurlijke hulpbronnen te ontzien. Zorg er bij de afvoer van lege batterijen voor, dat de polen zijn afgedekt en neem altijd de plaatselijke voorschriften en regelgeving in acht.
Let op de werkomgeving
Informatie
12 156 NL
• Laat de camera, ter bescherming van de hoge-precisietechnologie die er aan ten grondslag ligt, nooit achter op de hieronder genoemde plaatsen, niet tijdens gebruik en niet tijdens opslag: • Plaatsen met hoge temperaturen en / of relatieve vochtigheid of plaatsen waar extreme fluctuaties in de temperatuur optreden. Direct zonlicht, aan het strand, in een afgesloten auto, of in de buurt van warmtebronnen (kachels, radiatoren, enzovoort) of luchtbevochtigers. • In zanderige of stoffige omgevingen. • In de buurt van brandbare stoffen of explosieven. • In natte ruimten, zoals in de badkamer of in de regen. Lees, ook als u een weerbestendig product gebruikt, de handleiding aandachtig door. • In ruimten waar sterke trillingen kunnen optreden. • Laat de camera niet vallen en stel hem niet bloot aan zware schokken of trillingen. • Als de camera op een statief bevestigd is, stelt u de positie van de camera met de statiefkop in. Verdraai de camera niet. • Laat de camera niet achter met de lens op de zon gericht. Daardoor kan de lens of het sluitergordijn beschadigd raken en kunnen kleurvervalsing of nevenbeelden op het beeldopneemelement optreden en kan zelfs brand ontstaan. • Laat de elektrische contacten van de camera en verwisselbare lenzen ongemoeid. Denk eraan het kapje erop te doen als u de lens verwijdert. • Haal de batterijen uit de camera als u denkt de camera langere tijd achtereen niet te gebruiken. Kies een koele, droge plaats om de camera op te bergen om condensvorming of schimmelvorming in de camera te voorkomen. Is de camera langere tijd opgeborgen geweest, dan schakelt u deze in en controleert u de juiste werking door de ontspanknop in te drukken. • Houd u altijd aan de beperkingen die gesteld zijn aan de omgevingscondities zoals die zijn beschreven in de handleiding van de camera.
LCD-monitor • Oefen geen overmatige kracht uit op de monitor. Hierdoor kan het beeld vaag worden, waardoor een storing in de weergave of beschadigingen aan de monitor veroorzaakt kunnen worden. • Langs onder- en bovenrand van het monitorbeeld kan een heldere band verschijnen, maar dat wijst niet op een defect. • Kijkt u met de camera schuin naar een onderwerp, dan kunnen de contouren van het beeld er op de monitor gerafeld uitzien, maar dat wijst niet op een defect. Met de camera in de stand Weergeven is dit verschijnsel minder opvallend. • Op plaatsen waar lage temperaturen kunnen optreden kan het enkele momenten duren voordat de LCDmonitor oplicht of kunnen tijdelijke kleurverschuivingen optreden. Gebruikt u de camera op extreem koude plaatsen, dan is het goed om de camera tussen de opnamen op een warme plaats op te bergen. Een LCDmonitor die slecht presteert als gevolg van lage temperaturen herstelt zich weer zodra de temperatuur weer normale waarden aanneemt. • Het LCD dat voor de monitor wordt gebruikt, is met hoge-precisietechnologie gemaakt. Er kunnen echter zwarte of lichte punten op de LCD-monitor verschijnen. Als gevolg van de karakteristieke eigenschappen van de monitor of van de hoek waaronder u het beeld op de monitor bekijkt, zijn deze punten niet gelijk in kleur en helderheid. Dit wijst echter niet op een defect.
Lens • • • • • • •
Niet onderdompelen in water of nat laten worden. Niet laten vallen of geweld op de lens uitoefenen. Houd het beweegbare deel van de lens niet vast. Raak het lensoppervlak niet direct aan. Raak de contactpunten niet direct aan. Niet blootstellen aan abrupte temperatuurwijzigingen. Houd de limiet van de bedrijfstemperatuur in de gaten.
Wettelijke en andere bepalingen • Olympus geeft geen enkele garantie of waarborg ten aanzien van mogelijke kosten of van winstverwachtingen door rechtmatig gebruik van dit apparaat, of van aanspraken van derden, die voortvloeien uit ondeskundig gebruik van dit apparaat. • Olympus geeft geen enkele garantie of waarborg ten aanzien van mogelijke kosten of van winstverwachtingen door rechtmatig gebruik van dit apparaat die voortvloeien uit het verloren gaan van beeldgegevens.
Beperkte aansprakelijkheid • Olympus geeft geen enkele garantie of waarborg, noch uitdrukkelijk noch stilzwijgend aanvaard, ten aanzien van of met betrekking tot de inhoud van dit geschreven materiaal of van de software en kan in geen enkel opzicht aansprakelijk worden gesteld voor enige stilzwijgende garantie met betrekking tot de verkoopbaarheid of de geschiktheid voor enige specifiek doel of voor enige directe, indirecte, zwaarwegende, bijkomstige of andere schade (met inbegrip van en niet beperkt tot schade door derving van inkomsten of verlies van zakelijke winsten, onderbreking van zakelijke activiteiten en verlies van zakelijke informatie) die voortvloeien uit het gebruik van of niet kunnen gebruiken van het geschreven materiaal of van de software of van de apparatuur. Sommige landen accepteren een dergelijke uitsluiting of beperking op de aansprakelijkheid voor directe of indirecte schade niet, zodat de hierboven opgesomde beperkingen mogelijk op uw situatie niet van toepassing zijn. • Olympus behoudt zich alle rechten van deze handleiding voor.
Informatie
Waarschuwing Fotograferen of gebruik van materiaal waarop het auteursrecht van toepassing is kan schending van het auteursrecht betekenen. Olympus aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor ongeautoriseerd fotograferen, voor het gebruik van de apparatuur of voor handelingen die in strijd zijn met de rechten van belanghebbenden.
12 157 NL
Betreffende het copyright Alle rechten voorbehouden. Niets van dit geschreven materiaal of van deze software mag zonder vooraf verkregen schriftelijke toestemming van Olympus op geen enkele wijze of langs welke elektronische of mechanische weg dan ook, met inbegrip van fotokopiëren, het langs elektronische weg vastleggen en het gebruik van informatieopslag en informatiezoeksystemen, worden gebruikt of gereproduceerd. Olympus aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor de in deze handleiding of in de software besloten informatie, of voor schade die kan voortvloeien uit het gebruik van de in deze handleiding of in de software besloten informatie. Olympus behoudt zich het recht voor de uitvoering en de inhoud van deze handleiding te wijzigen zonder voorafgaande kennisgeving of enige verplichting.
FCC-voorschriften • Storing in radio- en televisieontvangst Wijzigingen of aanpassingen waarvoor de fabrikant niet uitdrukkelijk toestemming heeft verleend kunnen het recht van de gebruiker om dit apparaat te gebruiken ongeldig maken. Dit apparaat werd getest en is gebleken te voldoen aan de eisen voor digitale apparatuur Class B volgens Part 15 van de FCC Rules. Deze eisen werden opgesteld om een redelijke bescherming te bieden tegen schadelijke storingen in huisinstallaties. Dit apparaat genereert en werkt met hoogfrequentenergie, kan die ook uitstralen en kan, indien niet geïnstalleerd en gebruikt in overeenstemming met de aanwijzingen, hinderlijke storingen in radioapparatuur veroorzaken. Er wordt echter geen enkele garantie gegeven dat in een bepaalde installatie geen storingen zouden kunnen optreden. Als dit apparaat radio- en televisieontvangst hinderlijk stoort, wat kan worden bepaald door het apparaat uit en weer in te schakelen, wordt de gebruiker geadviseerd te trachten de storing op te heffen door een of meer van de volgende maatregelen te treffen: – Richt de ontvangstantenne anders of verplaats deze. – Vergroot de afstand tussen apparaat en ontvanger. – Sluit het apparaat aan op een stopcontact van een andere groep dan die waarop de ontvanger is aangesloten. – Raadpleeg voor hulp de dealer of een ervaren radio / televisie-technicus. Voor het aansluiten van de camera op een personal computer (PC) mag uitsluitend het door OLYMPUS bij de camera geleverde USB-kabeltje worden gebruikt.
U dient zich er wel van bewust te zijn dat eventuele onoordeelkundig aangebrachte wijzigingen of modificaties van het apparaat, het recht van de gebruiker om dit apparaat te gebruiken ongeldig maken.
Voor klanten in Noord- en Zuid-Amerika Voor klanten in de VS Verklaring van conformiteit Modelnummer : E-3 Handelsnaam : OLYMPUS Verantwoordelijke partij : Adres : 3500 Corporate Parkway, P.O. Box 610, Center Valley, PA 18034-0610, USA Telefoonnummer : 484-896-5000
Informatie
12
Getest op naleving van FCC-normen VOOR GEBRUIK THUIS OF OP KANTOOR Dit apparaat voldoet aan Part 15 van de FCC rules. Bediening is afhankelijk van de volgende twee voorwaarden: (1) Dit apparaat mag geen hinderlijke storingen veroorzaken. (2) Dit apparaat moet elke ontvangen storing accepteren, inclusief storing die onbeboelde bediening kan veroorzaken.
Voor klanten in Canada Dit digitale apparaat Class B voldoet aan alle eisen van de Canadian Interference-Causing Equipment Regulations.
158 NL
Voor klanten in Europa Het waarmerk “CE“ garandeert dat dit product voldoet aan de richtlijnen van de EU (Europese Unie) wat betreft veiligheid, gezondheid, milieubeheer en persoonlijke veiligheid van de gebruiker. Apparaten met het waarmerk “CE“ zijn bedoeld voor de Europese markt. Dit symbool [een doorgekruiste verrijdbare afvalbak volgens WEEE Annex IV] geeft aan dat in de EU-landen alle afgedankte elektrische en elektronische apparatuur apart moet worden ingezameld en verwerkt. Gooi het apparaat a.u.b. niet bij het gewone huisvuil. Maak a.u.b. gebruik van het inzamelsysteem dat in uw land beschikbaar is voor de afvoer van dit product.
Gebruik uitsluitend toepassingsgerichte oplaadbare batterijen en batterijlader We adviseren u om uitsluitend de originele toepassingsgerichte oplaadbare batterijen en batterijlader van Olympus bij deze camera te gebruiken. Het gebruik van niet originele oplaadbare batterijen en / of batterijlader kan brand of persoonlijk letsel veroorzaken als gevolg van lekken, verhitting, ontbranding of beschadiging van de batterij. Olympus stelt zich niet aansprakelijk voor ongelukken of beschadigingen die voortkomen uit het gebruik van batterijen en/of batterijlader die geen originele Olympus-accessoire zijn.
Garantiebepalingen
Informatie
1. Indien dit product gebreken vertoont, hoewel het op de juiste wijze gebruikt wordt (in overeenstemming met de meegeleverde documentatie Voorzichtig gebruik en de gebruiksaanwijzingen), wordt dit product, gedurende een periode van twee jaar vanaf de datum van aankoop, bij een geautoriseerde Olympus-dealer binnen het zakengebied van Olympus Imaging Europa GmbH zoals bepaald op de website: http://www.olympus.com gerepareerd of, naar Olympus’ keuze, kostenloos vervangen. Voor aanspraak op deze garantie dient de klant, vóór afloop van de garantieperiode van twee jaar, het product en deze garantieverklaring mee te nemen naar de dealer waar het product aangeschaft is of iedere andere servicedienst van Olympus binnen het zakengebied van Olympus Imaging Europa GmbH zoals bepaald op de website: http://www.olympus.com. Tijdens de World Wide Warranty-periode van één jaar kan de klant het product terugbrengen naar iedere servicedienst van Olympus. Let erop dat niet in alle landen een dergelijke servicedienst van Olympus gevestigd is. 2. De klant dient het product op eigen risico naar de dealer of de geautoriseerde servicedienst van Olympus te brengen en hij draagt zelf de kosten die ontstaan bij het transport van het product. 3. Deze garantie geldt niet in onderstaande gevallen. De klant is zelf verantwoordelijk voor de reparatiekosten, zelfs indien deze gebreken optreden tijdens de hierboven vermelde garantieperiode. (a) Elk gebrek dat optreedt wegens ondeskundig, onreglementair gebruik (zoals handelingen die niet worden genoemd in Voorzichtig gebruik of andere delen van de gebruiksaanwijzing, etc.). (b) Elk gebrek dat optreedt wegens een reparatie, wijziging, reiniging, etc. die niet is uitgevoerd door Olympus of een geautoriseerde servicedienst van Olympus. (c) Gebreken of beschadigingen die ontstaan bij het transporteren, door vallen, stoten, etc. na aankoop van het product. (d) Gebreken of beschadigingen die ontstaan door een brand, aardbeving, overstroming, blikseminslag, andere natuurrampen, milieuvervuiling en onregelmatige spanningsbronnen. (e) Elk gebrek dat optreedt wegens onzorgvuldige of ongeschikte opslag (zoals opbergen op een plaats die is blootgesteld aan hoge temperaturen en relatieve vochtigheid, nabij insectenwerende middelen zoals naftaleen of schadelijke stoffen, etc.), ondeskundig onderhoud, etc. (f) Elk gebrek dat optreedt wegens lege batterijen, etc. (g) Elk gebrek dat ontstaat doordat zand, modder, etc. in de behuizing van het product is gekomen. (h) Indien deze garantieverklaring niet wordt meegeleverd met het product. (i) Indien de garantieverklaring op een of andere wijze gewijzigd wordt met betrekking tot het jaar, de maand en de datum van aankoop, de naam van de klant, de naam van de dealer, en het serienummer. (j) Indien geen bewijs van aankoop bij deze garantieverklaring gevoegd wordt. 4. Deze garantie is uitsluitend op het product van toepassing; de garantie is niet van toepassing op ieder ander toebehoren, zoals de behuizing, de camerariem, het lenskapje en de batterijen. 5. Olympus’ enige verplichting onder deze garantie is beperkt tot het repareren of vervangen van het product. Iedere verplichting voor verlies of beschadiging, indirect of voortvloeiend, op enigerlei wijze opgelopen door de klant vanwege een gebrek in het product, en met name alle soorten verlies of schade veroorzaakt in lenzen, fotorolletjes, andere uitrusting of toebehoren dat bij het product hoort of ieder soort verlies dat het resultaat is van een vertraagde reparatie of gegevensverlies, is uitgesloten. Deze bepalingen hebben geen invloed op de wettelijke dwingende regelgeving.
12 159 NL
Opmerkingen met betrekking tot het onderhoud 1. Deze garantie geldt uitsluitend, indien de garantieverklaring naar behoren is uitgevoerd door Olympus of een geautoriseerde dealer of indien andere documenten voldoende bewijskrachtig zijn. Controleer daarom of uw naam, de naam van de dealer, het serienummer en het jaar, de maand en datum van aankoop volledig zijn ingevuld, of dat de originele factuur of de bon (met vermelding van de naam van de dealer, de datum van aankoop en het producttype) aan deze garantieverklaring is toegevoegd. Olympus behoudt zich het recht voor om kostenloze dienstverlening te weigeren, indien noch de garantieverklaring volledig is ingevuld, noch het bovengenoemde document toegevoegd is of indien de informatie die daar in staat onvolledig of niet leesbaar is. 2. Aangezien deze garantieverklaring niet nogmaals verstrekt wordt, dient deze op een veilige plek bewaard te worden. • Raadpleeg de lijst op de website: http://www.olympus.com voor het geautoriseerde, internationale servicenetwerk van Olympus.
Handelsmerken • • • • •
IBM is een gedeponeerd handelsmerk van International Business Machines Corporation. Microsoft en Windows zijn gedeponeerde handelsmerken van Microsoft Corporation. Macintosh is een handelsmerk van Apple Inc. xD-Picture Card™ is een handelsmerk. De functie “Schaduwaanpassingstechniek“ bevat gepatenteerde technologieën van Apical Limited. • Alle andere genoemde bedrijfs- en productnamen zijn gedeponeerde handelsmerken en / of handelsmerken van de betreffende rechthebbenden. • De in deze handleiding genoemde normen voor camera bestandssystemen zijn de door de Japan Electronics and Information Technology Industries Association (JEITA) opgestelde “Design Rule for Camera File System / DCF“-normen.
Informatie
12 160 NL
Index Symbolen
B
A ............................................................... 100 w+F ................................................................ 104 o Beeldstabilisator ............................................. 63 W (taalkeuze) ................................................107 8 Piepgeluid...................................................... 101 < CUSTOM ........................................................ 102 Y Custom Menu 1 .............................................. 144 Z Custom Menu 2 .............................................. 146 < EASY .............................................................. 102 ; FUNCTION...................................................... 99 O fps (beelden per seconde).......................... 101 q Weergavemenu ............................................ 144 # RC-flitsstand .................................................. 82 K SET ............................................................. 105 P SET UP ....................................................... 97 W Fotografeermenu 1 ........................................ 143 X Fotografeermenu 2 ........................................ 143 # SLOW LIMIT .................................................. 103 #X-SYNC .......................................................... 103 a AF / MF .......................................................... 96 b BUTTON / DIAL ............................................. 97 c RELEASE / j ............................................. 101 d DISP / 8 / PC ................................................101 e EXP / e / ISO............................................... 103 f # CUSTOM ....................................................103 g K / COLOR / WB .......................................... 104 h RECORD / ERASE ........................................ 105 i K UTILITY ................................................... 107 h VIVID ............................................................. 72 i NATURAL ......................................................... 72 j MUTED ............................................................ 72 ZPORTRAIT ..................................................... 72 4 h TIMER .......................................................... 101
B (Basic) ....................................................... 65, 125 B&W FILTER ...................................................... 72 BACKLIT LCD .................................................... 101 Batterij ........................................................... 11, 133 Bedieningspaneel ............................................... 6 Beelden roteren y ............................................. 89 Beeldkwaliteit K .................................. 65, 66, 141 Belichtingscorrectie F ....................................... 47 Beveiligen 0 ................................................... 93 BULB FOCUSING .............................................. 97 BULB TIMER ...................................................... 103 BUTTON TIMER ................................................ 100
A Aantal pixels ....................................................... 65 Accessoires ........................................................ 131 Adobe RGB ........................................................ 104 AE BKT .............................................................. 49 AE bracketing ..................................................... 48 AE-lock ............................................................... 48 AEL / AFL ........................................................... 98 AEL / AFL MEMO ............................................... 99 AEL-lichtmeting .................................................. 103 AF AREA ............................................................ 56 AF AREA POINTER ........................................... 96 AF ILLUMINAT. ................................................... 96 AF MODE AF ..................................................... 52 AF SENSITIVITY ................................................ 96 Afstandsbediening < ........................................... 61 ALL > ........................................................... 104 ALL ERASE......................................................... 95 ANTI-SHOCK z ............................................... 63 Autoflitsen AUTO................................................. 75 Autofocus ...................................................... 58, 122 Autofocusveld P ............................................. 55 Automatische witbalans AWB ......................... 67, 68
C C-AF (continu AF) .............................................. 53 C-AF LOCK ........................................................ 96 C-AF+MF ........................................................... 54 Camerariem ........................................................ 10 CARD SETUP .............................................. 95, 133 CF / xD ................................................................ 107 CLEANING MODE .............................................. 130 COLOR SPACE .................................................. 104 CompactFlash .............................................. 13, 132 Compressiefactor ............................................... 65 Continu scherpstellen (C-AF) ............................. 54 CONTRAST ....................................................... 72 COPY ALL .......................................................... 92 CUSTOM ............................................................ 72 CUSTOM RESET ............................................... 33 Custom-witbalans CWB ..................................... 67
D Datum- / tijdinstelling X ................................... 15 De stand Alle autofocuspunten B ................... 55 Diafragmavoorkeuze A ..................................... 41 Diafragmawaarde............................................ 40, 41 DIAL ................................................................... 97 Diashow m .......................................................... 89 Digitale ESP-meting G ..................................... 46 Dioptrieregelaar .................................................. 14 Directe knoppen ............................................... 4, 26 dpi SETTING ...................................................... 106 DPOF .................................................................. 109 Draadloos Olympus RC-flitssysteem ................. 82
E Eén keer scherpstellen (S-AF) ........................... Eenvoudig printen .............................................. EDIT FILENAME ................................................ Enkel beeld fotograferen o .............................. Enkelbeeldbeveiliging ......................................... Enkelbeeldkopie ................................................. Enkelbeeldweergave........................................... EV STEP ............................................................ EXT. WB DETECT .............................................
53 112 107 59 93 92 85 103 107
161 NL
F F (Fijn) .......................................................... 65, 125 FILE NAME ......................................................... 106 FIRMWARE ........................................................ 108 FL BKT ............................................................... 80 Flitsbracketing .................................................... 80 Flitsen met onderdrukken van rode ogen ! ... 75 Flitser uit $ ....................................................... 76 Flitserfunctie # .................................................. 75 Flitssterkteregelaar w ....................................... 79 FOCUS RING ..................................................... 96 Formaat wijzigen Q ......................................... 91 FORMAT ............................................................ 133 Four Thirds-lenzen ............................................. 134 FRAME ASSIST ................................................. 102
G
X (Middel) .................................................... 66, 125 Macro-onderwateropnamen H .................... 45, 99 Menu .................................................................. 29 METERING G .................................................. 46 Microdrive ..................................................... 13, 132 Monitor aanpassen s ...................................... 107 MONOTONE ...................................................... 72 MTP ............................................................ 102, 120 My mode s / T ..................................... 44, 100 MY MODE SETUP ............................................. 100
N N (Normaal) .................................................. 65, 125 NOISE FILTER ................................................... 74 NOISE REDUCT. ............................................... 74 NTSC .................................................................. 108
H
O
Handmatig flitsen ................................................ 77 Handmatig fotograferen M ................................. 43 Handmatig scherpstellen (MF) ............................ 54 HIGH KEY .......................................................... 73 Histogram ............................................... 31, 88, 125
Oculairafsluiter ................................................... 61 OLYMPUS Master............................................... 115
IMAGE STABILIZER o ..................................... 63 Indexweergave G ............................................. 87 Informatiedisplay ............................................ 31, 88 Invulflitsen # ...................................................... 76 ISO BKT ............................................................. 51 ISO ISO ............................................................. 50 ISO STEP ........................................................... 103 ISO-AUTO .......................................................... 103 ISO-AUTO SET .................................................. 103 ISO-bracketing ................................................... 51
J JPEG EDIT ......................................................... 91
K Kaartjes ........................................................ 13, 132 Kalenderweergave ............................................. 87 Kleurtemperatuur .............................................. 140
L
NL
M
Gezoomd weergeven U .................................... 8 GRADATION ...................................................... 73 Groothoek-onderwateropnamen I .............. 45, 99
I
162
LIVE VIEW BOOST ............................................. 102 LOW KEY .............................................................. 73
Y (groot) ...................................................... 65, 125 Lens ............................................................. 12, 134 Lichtbakweergave ............................................. 86 Lichtmeting met nadruk op het centrum H ....... 46 Lichtnetadapter..................................................... 133 Lithium-ionbatterij ......................................... 11, 133 Lithium-ionbatterijlader .......................... 11, 131, 133 Live bekijken ......................................................... 30 LIVE PREVIEW .............................................. 45, 99
P PAL ..................................................................... 108 PICT. TONE ....................................................... 72 PictBridge............................................................. 111 PICTURE MODE ................................................ 72 PIXEL COUNT ................................................... 105 PIXEL MAPPING ................................................ 130 Power-batterijhouder .......................................... 131 PREVIEW ....................................................... 45, 99 Printen volgens de specificatie van de klant ...... 113 Printerfunctie < ................................................. 112 Printreservering .................................................. 109 PRIORITY SET .................................................. 106 Programma-aanpassing % ............................... 40 Programmagestuurd fotograferen P .................. 40
Q QUICK ERASE ................................................... 105
R RAW ................................................................... 65 RAW DATA EDIT ................................................ 91 RAW+JPEG ERASE .......................................... 105 REC VIEW .......................................................... 108 Rechtstreeks printen ............................................ 111 Repeterende opnamen H l .......................... 59 Repeterende opnamen L O .......................... 59 RESET LENS ..................................................... 97 RESET PROTECT ............................................. 93 RLS PRIORITY C ............................................... 101 RLS PRIORITY S ............................................... 101
S W (Small – klein) .......................................... 65, 125 S-AF (één keer scherpstellen) ............................ 53 S-AF+MF ............................................................ 54 SATURATION ..................................................... 72 Scherpstelgeheugen ........................................... 58 SF (SuperFijn) .............................................. 65, 125 SHADING COMP. ............................................... 104 SHADOW ADJ .................................................... 91 SHARPNESS ..................................................... 72 SLEEP ................................................................ 101 Sluitertijdvoorkeuze S ........................................ 42 Sluitertijd ........................................................ 40, 42 Spotmeting – bij veel lichte partijen IJ ......... 46 Spotmeting – bij veel schaduwpartijen IK .... 46 Spotmeting I ................................................... 46 sRGB .................................................................. 104 Stand Autofocusveld ........................................... 57 Stand Één autofocuspunt M ............................ 55 Stand Één dynamisch autofocuspunt N .......... 55 Stand Één klein autofocuspunt o .............. 55, 96 Stofreductie .................................................. 14, 129 STORAGE .................................................. 102, 116 Super FP-flitser ................................................... 81 Superbedieningspaneel .................................... 7, 28
T TEST PICTURE ................................................. 99 Tijdopnamen A .............................................. 44, 63 Trage synchronisatie #SLOW ........................... 75 Trage synchronisatie#SLOW2 / 2e sluitergordijn .............................................. 76
U Uitgangspositie p ............................................. 57 USB MODE .........................................................102
V VIDEO OUT ........................................................ 108 Vooraf ingestelde witbalans ............................ 67, 68
W Wissen van een enkel beeld S ........................ 941 Witbalans WB .................................................... 67 Witbalans met één knop V .................... 65, 70, 99 Witbalanssensor ................................................. 68 WB ..................................................................... 68 WB BKT ............................................................. 71 WB-correctie ...................................................... 69 WB-bracketing .................................................... 71
X xD-Picture Card ............................................. 13, 132
Z Zelfontspanner Y ............................................... 60 Zoeker ........................................................ 5, 14, 16 ZUIKO DIGITAL verwisselbare lens ....................134
163 NL