handleiding bij
Jan Knops
Jan KNOPS is directeur van vzw Initia, bureau voor kunst- en cultuurinitiatieven in Brussel en initiator van verschillende artistieke en filosofische projecten. Hij is auteur van Mijn Stad, Ma Ville, My City (Bakermat, Mechelen, 2000), en co-auteur van Mijn Plaats ˆ Ma Place (Mens & Cultuur Uitgevers, Gent, 2001), Unvarnished (Mens & Cultuur Uitgevers, Gent, 2004), Messages (Mens & Cultuur Uitgevers, Gent, 2005), Living (Mens & Cultuur Uitgevers, Gent, 2006) en Peinzen (Acco, Leuven, 2006).
Colofon Poeka is geïnspireerd op verhalen van Eva Janssens die zij schreef voor ‘Living’, een project van vzw Initia, bureau voor kunst- en cultuurinitiatieven. Eddie Janssens wordt bedankt voor zijn reflectie met betrekking tot de filosofische vragen. Handleiding bij Poeka Auteur: Jan Knops Vormgeving: Inne Van den Bossche Naar het boek Poeka, met tekst van Lucrèce L’Ecluse en tekeningen van Gitte Vancoillie, uitgegeven bij Abimo. © 2006 Uitgeverij Abimo, Beukenlaan 8, 9250 Waasmunster, België www.abimo.net
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Het filosofisch gesprek Kinderen zijn nieuwsgierig, zij willen graag weten. Op jonge leeftijd proberen zij in korte tijd zo veel mogelijk te begrijpen wat zich om hen heen afspeelt. Een manier van kinderen om de omgeving, de werkelijkheid te onderzoeken is het stellen van zogenaamde ‘waarom’-vragen. Soms hinderlijk voor volwassenen maar wezenlijk voor kinderen. Het filosofisch gesprek sluit aan bij de ‘waarom’-vragen van kinderen. In een soort vraag- en antwoordspel tussen ouder en kind (eren) wordt samen naar ‘waarheid’ gezocht. Het filosofisch gesprek stelt het kind zelf in staat om zijn waarheid te ontdekken. Een waarheid die subjectief en relatief van aard is. Het filosofisch gesprek steunt op drie pijlers, te weten de inhoud, de methode en de houding - de inhoud In het verhaal wordt Poeka gedreven door nieuwsgierigheid. Zij wil weten wat er zich achter de horizon afspeelt. Zij gaat op onderzoek uit en beleeft allerlei avonturen. Op haar tocht stelt zij vanzelfsprekendheden in vraag. Wanneer ben je nieuwsgierig? Kan iets mooi en tegelijk lelijk zijn? Wat is vriendschap? Is er leven na de dood? Kun je geluk afdwingen? En dergelijke meer. Allemaal open vragen die filosofisch van aard zijn en die niet éénduidig te beantwoorden zijn. - de methode De vraagtechniek of ook wel de socratische methode genoemd, helpt kinderen bij het bevallen van hun gedachte. Als verloskundige bevrijdt de vragensteller de gedachte van het kind uit zijn hoofd. De vraagtechniek is gebaseerd op het principe van de Griekse filosoof Socrates ‘Ik weet dat ik niets weet’. De ouder (vragensteller) stelt zich ‘niet wetend’ op en laat het kind antwoorden geven door vragen te stellen. - de houding Poeka onderzoekt de werkelijkheid door zich vragend op te stellen, door een vragende houding aan te nemen. Om te kunnen onderzoeken moet de vragensteller een open houding aannemen en zijn vooringenomen standpunten terzijde schuiven. Degene die vragen stelt, is er enkel op gericht om het filosofisch gesprek mogelijk te maken en gaande te houden. Een empathische houding en een luisterbereidheid zijn daarbij belangrijke voorwaarden.
Het filosofisch gesprek is een onderzoek naar waarheid dat procesmatig verloopt. Samen met het kind legt de ouder een weg af van het concrete naar het abstracte niveau of anders gezegd van het anekdotische naar het reflectieve niveau. Op het laatste niveau worden uitspraken van kinderen filosofisch van aard. Het filosofisch gesprek kan gevoerd worden met kinderen vanaf 5 jaar. De duur van het gesprek varieert van 5 à 10 minuten bij kinderen van 5 – 7 jaar tot 30 à 40 minuten bij kinderen van 10 – 12 jaar.
De vragen (filosofische) Vragen stellen lijkt eenvoudig te zijn maar uit de praktijk blijkt veelal het tegendeel. Als vragensteller worden wij nogal eens gehinderd door: vooronderstellingen het feit dat wij het antwoord op de vraag al denken te weten. de neiging om gesloten vragen te stellen retorische vragen te stellen (het antwoord ligt al besloten in de vraag) enkel oor te hebben voor antwoorden die wij graag zouden horen (sociaal wenselijke antwoorden) Het is de opgave van de vragensteller om in het filosofisch gesprek het kind centraal te stellen. Hij dient werkelijk interesse te tonen in en respect te hebben voor de denkcompetenties van kinderen. Het kind moet het gevoel en het vertrouwen krijgen dat het iets te vertellen heeft. Daarbij vergroten voldoende tijd en rust de kwaliteit van het filosofisch gesprek. Onderstaande vragen hebben betrekking op de belevenissen van Poeka. Zij zijn chronologisch gerangschikt en per onderwerp geordend. Het is geenszins de bedoeling om alle vragen van een onderwerp in één gesprek te behandelen. De vragen kunnen gebruikt worden als uitgangspunt en steun voor het gesprek. Vanzelfsprekend kan de ouder/vragensteller op voorhand of tijdens het gesprek zelf ook vragen bedenken.
Dag 1 Tekstblok 1 Poeka is nieuwsgierig 1. 2. 3. 4. 5.
Wanneer ben jij nieuwsgierig? Kun je iets leren zonder nieuwsgierig te zijn? Zou iemand die alles weet nog nieuwsgierig kunnen zijn? Kun je nieuwsgierig zijn, ook al wil je niet? Zou er iemand bestaan die niet nieuwsgierig is?
Tekstblok 2 Poeka heeft zin in lekker eten. 1. 2. 3. 4. 5.
Wanneer weet je dat iets lekker is? Kan iets dat vandaag vies is morgen lekker zijn? Bestaat er eten dat iedereen lekker vindt? Kan iets dat vies ruikt lekker smaken? Kan iets dat vies smaakt er lekker uitzien?
Tekstblok 3 Poeka weet niet of het eethuis mooi of lelijk is. 1. 2. 3. 4. 5.
Wanneer weet je dat iets mooi is? Kan iets mooi en tegelijkertijd lelijk zijn? Bestaan er dingen die alle mensen mooi vinden? Ben je mooi als je mooie kleren draagt? Als alles op de aarde mooi is, kunnen er dan nog mooie dingen bestaan?
Dag 2 Tekstblok 4 Poeka en Mohammed zijn vreemden in de stad. 1. 2. 3. 4. 5.
Hoe herken je een vreemdeling? Kun je je hele leven vreemdeling blijven? Kan je een vreemdeling zijn in je eigen land? Kan iedereen een vreemdeling zijn? Kun je een vreemdeling voor jezelf zijn?
Dag 3 Tekstblok 5 Mohammed ziet er niet blij uit. 1. 2. 3. 4. 5.
Hoe weet je dat iemand blij is? Is blij zijn hetzelfde als gelukkig zijn? Als je er blij uitziet, voel je je dan ook blij? Kun je blij en verdrietig tegelijkertijd zijn? Kun je iemand blij maken tegen zijn zin?
Tekstblok 6 Poeka en Mohammed zijn vrienden geworden. 1. 2. 3. 4. 5.
Wanneer is iemand je vriend? Moet je elkaar kennen om bevriend te zijn? Ben je vrienden voor het leven? Maakt vriendschap gelukkig? Zou je kunnen leven zonder vrienden?
Dag 4 Tekstblok 7 Poeka begrijpt niet wat dood zijn betekent. 1. 2. 3. 4. 5.
Kan je weten dat je dood bent? Ben je zeker dat je ooit dood gaat? Kun je dood gaan zonder het te willen? Kun je zelf bepalen dat je dood gaat? Is er leven na de dood?
Dag 5 Tekstblok 8 Poeka stelt zich vragen over geluk. 1. 2.
Wanneer ben je gelukkig? Wat is het verschil tussen geluk hebben en gelukkig zijn?
3. 4. 5.
Kun je geluk afdwingen? Kun je geluk kopen? Kun je tegelijkertijd gelukkig en verdrietig zijn?
Dag 6 Tekstblok 9 Poeka fantaseert graag. 1. 2. 3. 4. 5.
Is fantaseren echt? Waar is fantaseren goed voor? Weet je altijd dat je fantaseert? Moet je slim zijn om te fantaseren? Zou je kunnen leven zonder fantasie?
Dag 7 Tekstblok 10 Poeka herinnert zich de boom. 1. 2. 3. 4. 5.
Wat is een herinnering? Wanneer herinner je je iets? Komen herinneringen vanzelf? Kun je je iets herinneren wat je nooit hebt meegemaakt? Waarom zou je je bepaalde dingen wel en andere niet willen herinneren?
Tekstblok 11 en tekstblok 12 Poeka voelt zich thuis bij Mohammed. 1. 2. 3. 4. 5.
Wanneer voel je je ergens thuis? Kun je je ergens thuis voelen waar je niet welkom bent? Kan je ergens wonen zonder je er thuis te voelen? Kan je je ergens thuis voelen waar je voor het eerst bent? Zijn er mensen die zich overal thuis voelen?
©2006 Abimo www.abimo.net