Stralingsbeschermingseenheid Sector Arbo & Milieu A&Msh09001
Handleiding Titel:
Besmettingscontroles
Nummer: A&Msh09001 Datum invoering: 01-11-2009 Datum laatste wijziging: 19-10-2010
versie 2
1. Inleiding Handelingen met open radioactieve stoffen, ingekapselde bronnen en deeltjesversnellers kunnen leiden tot radioactieve besmettingen. Radioactieve besmettingen zullen in het algemeen geen hoog stralingsniveau veroorzaken, maar kunnen na verspreiding in het werk- of leefmilieu wel leiden tot (inwendige) besmettingen van personen. Het is dus van belang radioactieve besmettingen zo spoedig mogelijk op te sporen en te verwijderen of in elk geval af te dekken. Ruimten, faciliteiten, voorwerpen en lichaamsdelen kunnen direct ter plaatse worden gecontroleerd op radioactieve besmettingen m.b.v. een besmettingsmonitor of kunnen indirect worden gecontroleerd door genomen smeermonsters te analyseren. Het regelmatig uitvoeren van besmettingscontroles, het uitvoeren van deze controles n.a.v. onbedoelde gebeurtenissen en het decontamineren van opgespoorde besmettingen zullen bijdragen tot een goede stralingsbeschermingspraktijk. Hoe ontstaan radioactieve besmettingen. Tijdens handelingen met open radioactieve stoffen kunnen radioactieve besmettingen onder andere worden veroorzaakt door: het morsen van radioactieve vloeistoffen/poedervormige stoffen; het neerslaan van radioactieve stof uit de lucht (aërosol); adsorptie van radioactieve gassen of dampen (bijvoorbeeld 3H); migratie (bij 3H uitwisseling van H-atomen). Een ingekapselde radioactieve bron1 kan “lek” raken. Hierdoor kan de radioactieve stof vrijkomen en zich verspreiden. Dit kan leiden tot besmetting van de toegankelijke oppervlakten van de bron en/of bronhouder. Bij besmettingscontrole van een bronhouder worden die plaatsen gecontroleerd die bij een defect van de ingekapselde bron het eerst radioactief besmet kunnen worden. Bij handelingen met deeltjesversnellers met een versnelspanning groter dan 8 MV dient men er op bedacht te zijn dat activering kan plaats vinden. Bij onderhoudswerkzaamheden en ontmanteling van (onderdelen van) dergelijke deeltjesversnellers kunnen geactiveerde materialen bloot komen te liggen. Het dosistempo van deze onderdelen kan op korte afstand (0,1 m) enkele millisievert per uur bedragen. Omdat er in een versnellerkop bewegende onderdelen aanwezig zijn, kan hierin geactiveerd slijpsel van verschillende materialen aanwezig zijn. Dat slijpsel kan leiden tot radioactieve besmettingen.
1
Een ingekapselde radioactieve bron: radioactieve stoffen die zijn ingebed in of gehecht aan vast, niet radioactief dragermateriaal of zijn omgeven door een omhulling van niet-radioactief materiaal dien verstande dat hetzij het dragermateriaal hetzij de omhulling voldoende weerstand biedt om onder normale gebruiksomstandigheden elke verspreiding van radioactieve stoffen uit de bron te voorkomen.
1/10
Stralingsbeschermingseenheid Sector Arbo & Milieu A&Msh09001 Invoering: 01-11-2009 versie 2: 19-10-2010
Handleiding Besmettingscontroles
3.4. Eisen aan besmettingscontroles bij handelingen met open radioactieve stoffen De maximaal toelaatbare afwrijfbare oppervlaktebesmetting in een radiologische ruimte is voor radionucliden die - en/of -straling uitzenden volgens de kernenergiewetvergunning van het Erasmus MC gelijk aan 4 Bq/cm2 (voor -emitters is dit 0,4 Bq/cm2). Deze bovengrenswaarden (4 Bq/cm2 en 0,4 Bq/cm2 ) zijn uitsluitend gebaseerd op stralingsbeschermingsoverwegingen. Storing van gevoelige meetapparatuur of contaminatie van andere experimenten kunnen soms stringentere normen vereisen. Het oppervlak dat wordt afgewreven bedraagt ten minste 5 cm2. De detectie-limiet van de meting is voor alle nucliden ten minste gelijk aan 2 Bq. In het Erasmus MC wordt bij besmettingscontroles voorlopig nog een oppervlak 100 cm2 gesmeerd, tenzij het te controleren oppervlak kleiner is of de vorm van het voorwerp dit niet toelaat. Een oppervlak van 100 cm2 is gebaseerd op isonorm ISO 7503-1, Evaluation of Surface Contaminatie. Om te bepalen of de radioactieve besmetting (gedeeltelijk) afwrijfbaar is, worden smeertesten uitgevoerd. Indien de afwrijfbare activiteit groter of gelijk is aan de grenswaarde van 4 Bq/cm2 kan (opnieuw) worden geprobeerd het oppervlak te decontamineren met (decontaminatie)vloeistof. In de meeste gevallen is de besmetting na drie keer reinigen voldoende verwijderd. Indien de radioactieve besmetting niet afwrijfbaar is en de andere criteria vermeld in het voorschrift “Verwijderen van goederen uit radiologische ruimten en verwijderen van radiologische faciliteiten” worden overschreden, wordt het gesmeerde voorwerp als radioactief afval gekwalificeerd. 3.5. Eisen aan besmettingscontroles van ingekapselde bronnen De werkwijze voor besmettingscontrole van ingekapselde radioactieve bronnen zijn vastgelegd in het voorschrift “Periodieke controle van ingekapselde radioactieve bronnen”. De relevante eisen van dit voorschrift zijn opgenomen in bijlage 1 van deze handleiding. Let op: Bij de besmettingscontrole bij open radioactieve stoffen is de grenswaarde uitgedrukt als activiteit per oppervlakte-eenheid (Bq/cm2). Bij de besmettingscontrole van ingekapselde bronnen is de grenswaarde uitgedrukt als activiteit (Bq). 3.6.
Eisen aan besmettings/activeringscontroles bij deeltjesversnellers en niet afwrijfbare besmettingen Het dosistempo bij niet afwrijfbare besmettingen mag op 10 cm van het oppervlak ten hoogste gelijk zijn aan 0,3 Sv/uur. Als het dosistempo groter is, wordt het oppervlakte beschouwd als besmet of geactiveerd.
2/10
Stralingsbeschermingseenheid Sector Arbo & Milieu A&Msh09001 Invoering: 01-11-2009 versie 2: 19-10-2010
Handleiding Besmettingscontroles
2. Materiaal en methoden Stralingsmeetapparatuur waarmee besmettingscontroles kunnen worden uitgevoerd is in tabel 1 weergegeven. Tabel 1: Stralingsmeetapparatuur voor besmettingcontroles Apparatuur Voordeel Nadeel Besmettingsmonitor - Bruikbaar bij - Geen nauwkeurige groot oppervlak smeerproeven en lokalisatie mogelijk. directe analyse. - -straling met lage - Directe uitlezing op energie moeilijk locatie. meetbaar. - Uitlezing in Bq/cm2 - Relatief snel kunnen meten/lokaliseren. Besmettingsmonitor - Directe uitlezing op - Uitlezing (in de meeste klein oppervlak locatie. gevallen) alleen in cps. - Nauwkeurige - Relatieve langzame lokalisatie mogelijk. lokalisatie t.o.v. groot - Bruikbaar bij oppervlak smeerproeven en besmettingsmonitor directe analyse. - -straling met lage energie moeilijk meetbaar. Gammacounter
- Hoge efficiency. - Hoog energetische straling te meten. - Energie-spectrum analyse mogelijk (). - Goede kwantificering mogelijk (verlengen teltijd). - Hoge efficiency. - -straling en -straling goed meetbaar. - Energie-spectrum analyse mogelijk (). - Goede kwantificering mogelijk (verlengen teltijd).
- Geen directe analyse mogelijk. - Alleen bruikbaar bij smeermonsters en (vloeistof)monsters. - Alleen -straling wordt (goed) gemeten.
Voorbeeld Berthold LB-122
Minimonitor 900
Wizard 2480, Perkin Elmer
TriCarb 2910, - Geen directe analyse Perkin Elmer mogelijk, alleen LSC-counter bruikbaar bij smeermonsters en (vloeistof)monsters. - Alleen - en -straling worden (goed) gemeten. - Telefficiency afhankelijk van de telvloeistof. - Sommige telvloeistoffen slecht voor het milieu. In bijlage 2 van deze handleiding is de efficiency van de verschillende soorten meetapparatuur per stralingssoort weergegeven. Vloeistofscintillatieteller
Besmettingscontroles worden in twee typen onderscheiden, namelijk directe en indirecte analyses. Controles m.b.v. een besmettingsmonitor worden gerekend tot de directe analyse (zie
3/10
Stralingsbeschermingseenheid Sector Arbo & Milieu A&Msh09001 Invoering: 01-11-2009 versie 2: 19-10-2010
Handleiding Besmettingscontroles
paragraaf 2.1.). Controles m.b.v. smeerproeven, ook wel indirecte analyses genoemd, zijn toegelicht in paragraaf 2.2. De registratie van de resultaten van de uitgevoerde besmettingscontroles is beschreven in het voorschrift ”Lokale administratie en registratie van stralingshygiënische gegevens”. 2.1. Directe analyse Bij de directe analyse worden oppervlakken ter plaatse met behulp van een besmettingsmonitor gecontroleerd op radioactieve besmettingen. Bij deze analyse is het resultaat van de besmettingsmeting direct afleesbaar. Een dergelijke meting geeft een indicatie over de aanwezige radioactieve besmetting, niet over de afwrijbare besmetting. Voer de controle met een geschikte besmettingsmonitor uit: - Stel de monitor in voor het betreffende radionuclide. Indien dit niet mogelijk is, of wanneer het juiste radionuclide niet kan worden ingesteld, of als de identiteit van het nuclide niet bekend is, kies dan voor de instelling “cps” (counts per seconde). - Meet voor aanvang van de controle de achtergrondwaarde. Wees bij bepaling van de achtergrondwaarde bedacht op de eventuele aanwezigheid van een storende bron(nen). - Controleer het (gebruiks)voorwerp/oppervlak door met de monitor systematisch het oppervlak te “scannen”. - Maak de afstand tot het te meten oppervlak zo klein mogelijk doch raak dit niet aan met de monitor aan. De monitor mag niet besmet raken. - Scan langzaam, de besmettingsmonitor heeft enige tijd nodig om zich bij een veranderend stralingsniveau te kunnen instellen (de responsietijd is in de regel meerdere seconden). - Een (gebruiks)voorwerp/oppervlak is niet besmet indien de gemeten waarde lager is dan 4 Bq/cm2 (als vuistregel wordt ook vaak gehanteerd: lager dan 2 keer de achtergrondwaarde). Houd bij meting m.b.v. een besmettingsmonitor rekening met de 2π-geometrie: d.w.z. dat slechts maximaal 50 % van de uitgezonden straling door de besmettingsmonitor kan worden gedetecteerd (terugstrooiing buiten beschouwing gelaten). 2.2. Indirecte analyse Bij de indirecte analyse vindt de besmettingscontrole plaats door de afwrijfbare activiteit te bepalen aan hand van de genomen smeermonsters. De activiteit van de smeermonsters kan worden gemeten met behulp van een besmettingsmonitor en/of met behulp van een counter (vloeistofscintillatieteller of gammacounter). Analyse van de besmettingscontrole: Er is sprake van een besmetting als de activiteit van het smeermonster groter is dan 40 Bq (grenswaarde 4 Bq/cm2 en afgewreven oppervlak 100 cm2; waarbij een smeerefficiency van 10% wordt aangenomen). Smeerproeven Met behulp van smeerproeven kan een afwrijfbare besmetting worden opgespoord. Het te controleren oppervlak wordt bij voorkeur gesmeerd met een met vloeistof bevochtigt smeerpapier. Bij deze monstername wordt aangenomen dat 10 % van de aanwezig radioactieve besmetting wordt afgewreven (volgens isonorm ISO 7503-1, Evaluation of Surface Contaminatie), tenzij de efficiency experimenteel is bepaald. De uitvoering van smeerproeven staat hieronder beschreven:
4/10
Stralingsbeschermingseenheid Sector Arbo & Milieu A&Msh09001 Invoering: 01-11-2009 versie 2: 19-10-2010
Handleiding Besmettingscontroles
Smeer gemiddeld 100 cm2. Registreer het aantal gesmeerde vierkante centimeters als het gesmeerde oppervlak groter of kleiner is dan 100 cm2. - Gebruik bij voorkeur glasvezel filtreerpapier (met een diameter van 3 à 4 cm). Gewoon filtreerpapier en/of goed absorberend materiaal (b.v. Pedismeer) voldoet ook. - Gebruik een geschikte smeervloeistof. Deze vloeistof bestaat uit een mengsel van ongeveer 5% decontaminant (bijvoorbeeld Decon of RBS), 50% ethanol en 45% water. - Pak het smeerpapiertje met een pincet of tang en smeer met het bevochtigde smeerpapiertje over de te smeren plek. Voer de smeerproeven bij voorkeur uit met handling tools. Plaats het smeermonster in een plastic zakje of berg het op andere wijze deugdelijk op. - Let op voor kruisbesmetting (bij het gebruik van de handling tools). - Gebruik wegwerphandschoenen. Voer de metingen m.b.v. een vloeistofscintillatieteller en/of gammacounter op de volgende wijze uit: - Gebruik geschikte meetapparatuur (zie tabel 1 en bijlage 2). - Stel de meetapparatuur in op de (vermoedelijke) radionucliden. Zie hiervoor tabel 1 en bijlage 2. - Indien de smeermonsters worden geteld met een vloeitofscintilatieteller: - Voeg aan de monsters smeervloeistof toe (extractie; doel: beter teltendement). - Voeg vervolgens de scintillatievloeistof (telvloeistof) toe; zorg voor de juiste mengverhouding (bijv. 1 ml smeervloeistof en 10 ml telvloeistof in een 20 ml telflesje). - Schudt het monsterpotje met gesloten deksel. - Neem een blanco mee voor de bepaling van het achtergrondteltempo. - Gebruik het telrendement van de teller (voor het radionuclide) voor activiteitsbepaling. Indien het telrendement voor een radionuclide onbekend is, kan deze worden bepaald m.b.v. standaardreeksen met bekende activiteit van het betreffende nuclide. - Stel de meettijd zodanig in dat de detectiegrens (3 maal de standaarddeviatie van het achtergrondteltempo of ten minste 99 % betrouwbaarheid) een factor 3 of meer beneden de voor het radionuclide geldende norm ligt. De detectiegrens kan met onderstaande vergelijking worden bepaald. -
3 Amin
R BG t
Amin RBG t
= detectiegrens [Bq] = teltempo van de achtergrondmeting [cps] = meettijd van de achtergrondmeting [s] = telrendement voor de gesmeerde radionuclide [als fractie van 1]
Bij vloeistofscintallatietellingen dient men bedacht zijn op/letten op: - De mengbaarheid van de smeervloeistof met de telvloeistof, dit i.v.m. mogelijke fasescheiding. - Quenching bij meting van een smeermonster, dat veel stof en/of kleurstof bevat. - Chemische en/of fysische quenching. - Let op: luminisentiecorrectie verlaagt de detectielimiet bij het meten van 3H-monsters. Decontaminatie van radioactieve besmettingen Bij het opruimen (decontamineren) van radioactieve besmettingen moet men in ieder geval letten op de volgende punten:
5/10
Stralingsbeschermingseenheid Sector Arbo & Milieu A&Msh09001 Invoering: 01-11-2009 versie 2: 19-10-2010
Handleiding Besmettingscontroles
Zorg ervoor dat radioactieve besmettingen tijdens de decontaminatie-werkzaamheden zich niet verder verspreiden. - Werk altijd van buiten naar binnen. - Werk met niet agressieve decontaminatievloeistof; waardoor het radioactief besmette oppervlak niet wordt beschadigd. TIP: Plaats bevochtigd papier op de radioactieve besmetting, leg hierop een droog stuk papier, laat dit enige tijd staan en neem hierna de twee stukken papier voorzichtig weg. Deze handeling kan ervoor zorgen dat de radioactieve besmetting voldoende is weggenomen. In de meeste gevallen is de besmetting na 3 keer reinigen voldoende verwijderd. -
3. Gebruik besmettingscontroles In deze handleiding zijn beschreven: - Besmettingscontroles bij handelingen met open radioactieve stoffen. - Besmettingscontroles van ingekapselde bronnen. - Besmettingscontroles bij deeltjesversnellers. 3.1. Besmettingscontroles bij handelingen met open radioactieve stoffen Besmettingscontroles aan open radioactieve stoffen kunnen worden onderverdeeld in de volgende categorieën: - Controle bij de ontvangst en verzending van open radioactieve stoffen. - Dagelijkse controles tijdens en na afloop van de handelingen met open radioactieve stoffen in radiologische ruimten. - Periodieke controle van radiologische ruimten waar open radioactieve stoffen worden toegepast. - Controle i.v.m. een tijdelijke vrijgave van een gedeelte van een radiologische ruimte bij kleine reparaties/aanpassingen aan niet-radiologische faciliteiten en bij de schoonmaak van ruimten - Controle i.v.m. de definitieve vrijgave van een radiologische ruimte of een tijdelijke vrijgave van een gedeelte van de radiologische ruimte bij reparaties/ aanpassingen aan water- of luchtafvoerleidingen en andere radiologische faciliteiten. - Controle bij vrijgave van goederen uit radiologische ruimten. - Controle na een radiologisch incident. De controle bij ontvangen zendingen - Breng de in ontvangst genomen zending met open radioactieve stoffen naar de daarvoor bestemde ruimte. - Pak de zending uit. - Controleer de lege verpakking (hierin heeft de verpakking/batch/pot gezeten) op radioactieve besmettingen. Indien de gemeten waarde van de lege verpakking (na herhaaldelijk schoonmaken) hoger is dan de grenswaarde worden de volgende acties ondernomen: - De lege verpakking afvoeren als radioactief afval. - De verpakking/batch/pot waar de open radioactieve stof in aanwezig is, wordt gecontroleerd op radioactieve besmettingen. Indien het voorwerp besmet is, wordt dit schoongemaakr totdat de meetwaarde onder de grenswaarde is gekomen. Deze controle op radioactieve besmettingen dient te worden uitgevoerd m.b.v. smeerproeven. WAAROM NIET M.B.V. een besmettingsmonitor?
6/10
Stralingsbeschermingseenheid Sector Arbo & Milieu A&Msh09001 Invoering: 01-11-2009 versie 2: 19-10-2010
Handleiding Besmettingscontroles
De dagelijkse controle van de werkplek tijdens en na afloop van de handelingen met open radioactieve stoffen - Controleer tijdens en na afloop van de handelingen met open radioactieve stoffen de werkplek en de gebruikte voorwerpen met een geschikte besmettingsmonitor op besmettingen. - De frequentie waarmee deze controles worden uitgevoerd is afhankelijk van de duur en de moeilijkheidsgraad van de radiologische handeling. - Indien de handeling de gehele dag in beslag neemt, vindt de controle ten minste twee maal per dag plaats (aan het einde van de ochtend en aan het einde van de werkdag). Voor verdere uitleg zie voorschrift “Controle op radioactieve besmettingen”. De periodieke controle In radiologische ruimten waar open radioactieve stoffen worden toegepast, worden periodiek besmettingscontroles (bij voorkeur middels smeerproeven) uitgevoerd. Voor nadere informatie en de frequentie van deze controles zie voorschrift “Controle op radioactieve besmettingen”. De controle van verpakkingen bij het versturen van radioactieve stoffen - Controleer de retouremballage van een zending met open radioactieve stoffen op radioactieve besmettingen. - Verwijder de eventueel aanwezige besmettingen. De zending van radioactieve stoffen wordt uitgevoerd volgens het voorschrift “Intern vervoer van radioactieve (afval)stoffen en ingekapselde radioactieve bronnen”. Extern vervoer van radioactieve stoffen vindt plaats volgens NVS-publicatie nr. 32, “Vervoer van radioactieve stoffen over de weg in Nederland en België, Handleiding voor de praktijk”. De controle i.v.m. een tijdelijke vrijgave Tijdelijke vrijgave van een radiologische ruimte waarin handelingen met open radioactieve stoffen mogen worden uitgevoerd, gebeurt volgens het voorschrift “Vrijgave van een radiologische ruimte”. - Als in de ruimte handelingen met open radioactieve stoffen hebben plaatsgevonden voert de lokaal stralingsdeskundige vooraf besmettingscontroles uit op de plaatsen waar men voor de werkzaamheden aanwezig moet zijn. - Van elk vrij te geven oppervlak, wordt per vierkante meter een besmettingscontrole genomen. Denk hierbij aan vloer, (laboratorium)tafels, muur, enz. Indien de meetwaarde na herhaaldelijk schoonmaken hoger blijft dan de grenswaarde wordt de besmetting zodanig afgedekt dat er geen verspreiding kan plaatsvinden. De controle i.v.m. een definitieve vrijgave Definitieve vrijgave van een radiologische ruimte waarin handelingen met open radioactieve stoffen mogen worden uitgevoerd, gebeurt volgens het voorschrift ”Vrijgave van een radiologische ruimte”. - In de ruimte waar handelingen met open radioactieve stoffen hebben plaatsgevonden voert de lokaal stralingsdeskundige besmettingscontroles uit van alle oppervlakten, materialen, goederen en apparatuur die in de ruimten aanwezig zijn. - Per vierkante meter, van elk vrij te geven oppervlak, wordt een besmettingscontrole genomen. Denk hierbij aan vloer, (laboratorium)tafels, muur, enz. De besmettingscontroles worden tot 2 meter hoogte uitgevoerd. Bij een B-laboratorium worden alle muren (helemaal) en het plafond gecontroleerd.
7/10
Stralingsbeschermingseenheid Sector Arbo & Milieu A&Msh09001 Invoering: 01-11-2009 versie 2: 19-10-2010
Handleiding Besmettingscontroles
De controle bij vrijgave van goederen uit radiologische ruimten Goederen in een radiologische ruimte of deeltjesversnellers kunnen respectievelijk radioactief besmet of geactiveerd zijn. Deze goederen mogen niet zonder meer uit een dergelijke ruimte worden verwijderd. Radiologische faciliteiten die gekoppeld zijn aan radiologische ruimten, zoals lucht- en waterafvoerkanalen kunnen eveneens radioactieve stoffen bevatten. Vrijgave van goederen uit radiologische ruimten en van faciliteiten gebeuren volgens het voorschrift “Verwijderen van goederen uit radiologische ruimten en verwijderen van radiologische faciliteiten”. Controle na een radiologisch incident Wanneer er radioactief materiaal (vaste stof, vloeistof of gas) ongecontroleerd in een omgeving vrijkomt is er sprake van een incident. Bij incidenten of ongevallen met radioactieve stoffen wordt gehandeld volgens het voorschrift “Incidenten met open radioactieve stoffen: korte instructies voor blootgestelde werknemers” en het voorschrift “Incidenten met open radioactieve stoffen: instructies voor lokaal stralingsdeskundigen”. Na een incident wordt de directe omgeving van het incident grondig op besmetting gecontroleerd en zo nodig gedecontamineerd. 3.2. Besmettingscontroles van ingekapselde bronnen Besmettingscontroles van ingekapselde radioactieve bronnen worden uitgevoerd volgens het voorschrift “Periodieke controle van ingekapselde radioactieve bronnen”. De controle van ingekapselde radioactieve bronnen bestaat uit een visuele controle en een lekcontrole. 3.3. Besmettingscontroles/activeringscontroles bij deeltjesversnellers Besmettingscontroles/activeringscontroles van deeltjesversnellers worden uitgevoerd volgens het voorschrift “Algemeen regels voor handelingen met deeltjesversnellers”.
4. Administratie De wijze waarop administratie wordt gevoerd is beschreven in het voorschrift “Lokale administratie en registratie van stralingshygiënische gegevens”. In de voorschriften “Controle op radioactieve besmettingen” en “Periodieke controle van ingekapselde radioactieve bronnen” zijn aanvullende regels opgenomen voor respectievelijk besmettingscontroles bij open radioactieve stoffen en besmettingscontroles bij (handelingen met) ingekapselde bronnen.
8/10
Stralingsbeschermingseenheid Sector Arbo & Milieu A&Msh09001 Invoering: 01-11-2009 versie 2: 19-10-2010
Handleiding Besmettingscontroles
Bijlage 1: Eisen aan besmettingscontroles bij handelingen met ingekapselde bronnen Ontleend aan het stralingsbeschermingsvoorschrift “Periodieke controle van ingekapselde radioactieve bronnen”. De visuele controle van een ingekapselde radioactieve bron dient minimaal één keer per jaar plaats te vinden. In de concept-basisrichtlijn ingekapselde radioactieve bronnen (SZW 1993) staan criteria vermeld voor de minimale frequentie van de lekcontrole. De volgende criteria worden aangehouden voor het bepalen van de minimale frequentie van de lekcontrole. Tabel 1: criteria voor minimale frequentie lekcontrole. Criterium
Minimale frequentie lekcontrole
a) (e50, ing A )< 0,02 Reinh en A < 1 MBq b) 2 Sv (e50, ing A) < 200 Sv c) (e50, ing A) 200 Sv
a) geen lekcontrole vereist b) 1 per jaar c) 2 per jaar
d) Bron ouder dan 15 jaar
d) 1 per jaar
e50, ing A
= =
dosiscoëfficiënt voor ingestie (orale inname) in Sv/Bq. activiteit van de radionuclide in Bq.
De lekcontrole van een ingekapselde bron kan niet m.b.v. een besmettingsmonitor worden uitgevoerd. Een ingekapselde bron wordt beschouwd lek te zijn wanneer de afgewreven activiteit bij een lekcontrole aan de broncapsule of bronhouder meer bedraagt dan de waarden vermeld in tabel 2. Tabel 2: drempelwaarde lek afgewreven activiteit bij lekcontrole. Aan de broncapsule Aan de bronhouder 18,5 Bq bij -emitters 1,85 Bq bij -emitters 185 Bq bij andere radionucliden 18,5 Bq bij andere radionucliden
9/10
Stralingsbeschermingseenheid Sector Arbo & Milieu A&Msh09001 Invoering: 01-11-2009 versie 2: 19-10-2010
Handleiding Besmettingscontroles
Bijlage 2: Toepassing/geschiktheid van meetapparatuur per stralingssoort
Groot oppervlak besmettingsmonitor Klein oppervlak besmettingsmonitor voorzien van een NaI probe Klein oppervlak besmettingsmonitor voorzien van een Geiger-Müller probe Vloeistofscintillatieteller Gammacounter 0 + ++ +++
Zachte -straling Harde -straling 0 +++ +
-straling ++ +++
0
+++
+
+++ -
+++ 0/+
0/+ +++
: niet meetbaar : slecht meetbaar : redelijk meetbaar : goed meetbaar : zeer goed meetbaar
Zachte -straling: -straling met een maximale energie kleiner dan 200 keV. Harde -straling: -straling met een maximale energie groter dan 200 keV. Zns-besmettingsmonitoren voorzien van een zeer dun aluminiumfolie zijn ook geschikt om straling te detecteren.
10/10