Handelen bij mishandeling Een handleiding voor hulpverleners bij geweld in de partnerrelatie
Utrecht, 2005
Landelijk expertisecentrum • aanpak huiselijk geweld • aanpak seksueel geweld • vraagstukken rond sekse en etniciteit
TransAct ondersteunt beleidsmakers, managers, opleiders, artsen, hulpverleners en andere intermediairs in de zorg. Evenals beroepskrachten werkzaam bij politie, Openbaar Ministerie, reclassering en Raad voor de Kinderbescherming. De drie kerntaken van TransAct zijn Kennis en Methodiekontwikkeling, Beleidsanalyse en Agendering, Training en Advies. TransAct, Postbus 1413, 3500 BK Utrecht T: 030 232 65 00, F: 030 232 65 55 E:
[email protected] Bureau Training en Advies T: 030 234 09 33 E:
[email protected]
De Fiom biedt ondersteuning bij een aantal specifieke levensvragen die te maken hebben met zwangerschap en de psychosociale problemen die daaromheen spelen of met afstand, adoptie en (inter)nationale zoekacties naar bloedverwanten. Tevens biedt de Fiom een beperkt aanbod na seksueel en huiselijk geweld. De nadruk bij seksueel en huiselijk geweld ligt op overdracht van expertise aan andere organisaties. Op basis van haar hulpverlening ontwikkelt de Fiom nieuwe methodieken en preventieactiviteiten, opdat cliënten zo snel mogelijk (weer) het heft in eigen handen kunnen nemen. De Fiom wisselt haar expertise uit met andere (internationale) organisaties. De Fiom heeft negen regionale bureaus en een landelijk bureau. Landelijk bureau Fiom, Kruisstraat 1, 5211 DT ‘s-Hertogenbosch T: 073 612 88 21, E:
[email protected] W: www.fiom.nl
Colofon Dit handboek is een samenwerkingsproject van Fiom en TransAct. Het is mede tot stand gekomen met subsidie van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Auteur: Ineke van der Vlugt Eindredactie: Marije Wilmink Vormgeving: Delver grafisch ontwerp Drukwerk: Drukkerij Anraad, Nieuwegein ISBN: 90-72127-55-2 Trefwoorden: vrouwenmishandeling, vrouwen en geweld, vrouwenhulpverlening 3e herziene druk Bestelwijze: via www.transact.nl © TransAct, april 2005 Overname van teksten is toegestaan met bronvermelding.
Inhoudsopgave
Voorwoord 5 Hoofdstuk 1: Geweld in partnerrelaties: feiten en achtergronden 9
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 1.9
Definitie van huiselijk geweld en partnergeweld 9 Achtergronden, feiten en cijfers 10 Verschillende visies op geweld tegen vrouwen 11 Fasen in een mishandelingsrelatie 12 Terreurtechnieken van de pleger 14 Motieven van mannen 16 Belemmeringen van vrouwen om hun partner te verlaten 18 Strategieën van mishandelde vrouwen 21 De gevolgen van het geweld 23
Hoofdstuk 2: Fasen in de hulpverlening 25
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
Aanmelding 25 Intake 27 Psychosociale begeleiding 33 Verwijzing en consultatie 39 Crisisinterventie en het inschakelen van anderen 40 Samenwerking 42
Hoofdstuk 3: Thema’s in de psychosociale begeleiding 45
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7
Het geweld bespreekbaar maken 45 Onzichtbare en zichtbare vormen van verzet 46 Ambivalente gevoelens voor de (ex-)partner 48 Schuldgevoelens en overlevingsstrategieën 51 Patronen en mechanismen in de relatie 51 Grenzen en weerbaarheid 54 Kosten en baten 55
3.8 Groepshulpverlening 57 3.9 Systeemgerichte hulpverlening 57 3.10 Daderhulpverlening 59 Hoofdstuk 4: De praktijk van de hulpverlening: vier casussen 61
4.1 4.2 4.3 4.4
Angst voor de herhaling van het geweld 61 Bedreiging door de ex-partner 68 Omgangsregeling na echtscheiding 71 Hulpverlening voor de partner 73
Hoofdstuk 5: Dilemma’s en valkuilen in de hulpverlening 77
5.1 Overdracht en tegenoverdracht (secundaire traumatisering) 77 5.2 Dillemma’s en valkuilen 80 5.3 Aanbevelingen voor hulpverleningsinstellingen 84 Bijlagen
1 2 3 4 5 6
Het gebruik van een tolk 87 Juridische procedures bij partnergeweld 88 Zelfstandig verblijfsrecht migrantenvrouwen 101 Beroepsgeheim, zwijgplicht en verschoningsrecht 104 Literatuur, audiovisueel materiaal en websites 107 Adressen voor advies en informatie over opvang en hulpverlening 111
Over de auteurs 117
Voorwoord
Voor u ligt Handelen bij mishandeling. Een handleiding voor hulpverleners bij geweld in de partnerrelatie. Deze handleiding is bedoeld om hulpverleners in de ambulante opvang, hulpverlening en maatschappelijke dienstverlening een steun in de rug te bieden bij hun werk met mishandelde of met geweld bedreigde vrouwen. 1 Ze biedt geen kant-enklare recepten, wel richtlijnen en een houvast bij de hulpverlening. Omdat de omstandigheden en situaties waarin vrouwen verkeren verschillen, zal de hulpverlener zelf met elke cliënt moeten onderzoeken welke ondersteuning het beste is. De handleiding is tot stand gekomen op initiatief van de Stichting Ambulante Fiom en TransAct. Deze organisaties kregen signalen dat veel hulpverleners zich onvoldoende gesteund voelden bij de hulpverlening aan mishandelde vrouwen. Niet alleen riepen de verhalen van mishandelde vrouwen afschuw en onmacht op. Hulpverleners vroegen zich ook af of ze een vermoeden van geweld altijd bespreekbaar moeten maken. Hoe zij geweld aan de orde kunnen stellen. Hoe ze een cliënte kunnen steunen bij het nemen van belangrijke beslissingen. En welke rol zij kunnen vervullen als een cliënte besluit bij haar partner te blijven. Voor deze en vele andere vragen wil Handelen bij mishandeling handvatten bieden. De focus ligt hier vooral op mishandelde vrouwen die te maken hebben met partnergeweld in de relatie. Dat wil niet zeggen dat kinderen of mannen nooit slachtoffer zijn van huiselijk geweld. Vrouwen zijn echter verhoudingsgewijs vaker en langduriger slachtoffer van ernstige vormen van (seksueel) geweld in de partnerrelatie. Vroeger hanteerde men in plaats van de term partnergeweld bij voorkeur de term vrouwenmishandeling. Tegenwoordig spreekt men liever over huiselijk geweld. In feite is dit een verzamelnaam voor geweld dat door iemand uit de huiselijke kring van het slachtoffer is gepleegd.
1
In dit boek wordt het slachtoffer telkens aangeduid met het vrouwelijke geslacht en plegers met het mannelijke geslacht. Nadrukkelijk geldt dat ook mannen slachtoffer kunnen worden van partnermishandeling en dat vrouwen pleger daarvan kunnen zijn. Uit buitenlands onderzoek weten we dat veel mannelijke slachtoffers dezelfde problemen ervaren en op dezelfde manier reageren op geweld van hun partner.
Handelen bij mishandeling
5
Partnergeweld is een van de vormen van huiselijk geweld (zie ook hoofdstuk 1). Geweld in de partnerrelatie en huiselijk geweld lijkt vandaag de dag actueler dan ooit. Onlangs is een publicatie verschenen naar aanleiding van meldingen van huiselijk geweld bij de politie in 26 politieregio’s.2 Opnieuw blijkt dat geweld op grote schaal voorkomt – ruim 56.000 meldingen, wat wijst in de richting van 500.000 incidenten per jaar3 – en dat vooral vrouwen en kinderen hier slachtoffer van zijn. In de media wordt veelvuldig gerapporteerd over geweld in partnerrelaties, geweld dat soms zelfs de dood tot gevolg heeft. De overheid heeft huiselijk geweld enige tijd geleden hoge prioriteit toegekend via de nota Van privé-geweld naar publieke zaak. De politie krijgt een actievere rol bij de preventie en aanpak van veiligheid van slachtoffers, en bij de opsporing en vervolging van plegers van geweld. Hiertoe worden advies- en steunpunten opgezet in diverse regio’s. De gemeenten krijgen hierin steeds meer de regietaak. Er is de afgelopen jaren ook verhoogde aandacht voor de positie van de pleger. Het hulpverleningsaanbod voor mannelijke plegers is aanzienlijk uitgebreid. Daarnaast is er meer oog gekomen voor kinderen als getuige en slachtoffer van geweld, en ook de aandacht voor de specifieke problemen van allochtone vrouwen, vrouwen met andere culturele achtergrond of vrouwen met een vluchtelingenstatus is toegenomen. Positieve ontwikkelingen dus. Deze handleiding vormde ooit een onderdeel van het driejarige TransAct-project ‘Preventie van geweld tegen vrouwen’. Bij het schrijven van de eerste uitgave in 1997 werd dankbaar gebruikgemaakt van reeds ontwikkeld materiaal en bestaande literatuur. Voor een goede aansluiting bij de praktijk werden daarnaast gesprekken gevoerd met deskundige hulpverleners die regelmatig met mishandelde vrouwen werken. Zonder hun inzet en hun bereidheid casuïstiek te leveren, had deze handleiding nooit geschreven kunnen worden. Anneke Tjoelker (Stichting Ambulante Fiom, bureau Alkmaar) beschreef een uitgebreid hulpverleningscontact en gaf waardevol commentaar op de verschillende hoofdstukken. Käthy Blom (AMW Centrum Amsterdam), Maria Vendrik (AMW Weidesticht Maarssen), Angelique Knel (Maatschappelijk Centrum West-Rotterdam), Nynke Humalda (Stichting Ambulante Fiom, bureau Leiden) en Monique Niessen (Stichting Ambulante Fiom, bureau Limburg) namen deel aan een begeleide intervisiegroep, droegen praktijkmateriaal 2
3
6
H. Ferwerda, Huiselijk geweld: de voordeur op een kier. Omvang, aard en achtergronden in 2004 op basis van landelijke politiecijfers. Advies- en Onderzoekgroep Beke, [s.l.] 2004. De inschatting is dat zo’n 10% van de incidenten wordt gemeld.
TransAct
aan en becommentarieerden samen met José Stauvermann (Stichting Ambulante Fiom, bureau Maastricht) delen van de handleiding. Marleen Maes (Stichting Ambulante Fiom, Centraal Bureau) volgde het proces van begin af aan kritisch en gaf zinvolle suggesties voor de opzet. Omdat de vraag naar informatie over hulpverlening bij mishandeling in de partnerrelatie groot blijft, en de ontwikkelingen snel gaan, besloten we een herziene uitgave te maken. De handleiding is daartoe op een aantal punten herzien en geactualiseerd. De rol van plegers, kinderen als getuige en de systeemgerichte benadering worden kort aangestipt. Voor meer informatie wordt in de tekst verwezen naar relevante literatuur of materiaal. Voor de herziene uitgave is commentaar gevraagd aan twee medewerkers van de Stichting Ambulante Fiom, bureau Alkmaar en enkele maatschappelijk werkers. Er is ook een reactie gevraagd aan docenten binnen het onderwijs aan de hogescholen voor maatschappelijk werk en dienstverlening die het thema mishandeling in het onderwijs behandelen. Onze dank gaat uit naar Aukje Thiele en Jokelien Miedema (Stichting Ambulante Fiom, bureau Alkmaar), Carry Begeer (Blankenbergstichting Amsterdam), Willy Motmans en Greet van Echteld (Hogeschool de Horst, Driebergen) en Enith Pereira (Hogeschool van Amsterdam). Tevens bedanken we TransAct-collega’s voor het aanleveren van waardevolle actuele informatie: Marianne Cense, Annemiek Goes, Els Kok, Nico van Oosten en Ina van Beek. In het eerste hoofdstuk worden feiten, achtergronden en gevolgen van mishandeling in partnerrelaties belicht. De verschillende fasen – aanmelding, intake, psychosociale hulpverlening, verwijzing en nazorg – komen in het tweede hoofdstuk aan bod. Hoofdstuk 3 gaat uitgebreid in op relevante thema’s in de psychosociale begeleiding aan vrouwen die nog in een mishandelingsituatie zitten. Hoofdstuk 4 illustreert aan de hand van vier casussen hoe de hulpverlening aan mishandelde vrouwen eruit kan zien. Het vijfde hoofdstuk is gewijd aan veelvoorkomende reacties bij hulpverleners, en aan belemmeringen en valkuilen in de hulpverlening. De bijlagen bieden achtergrondinformatie over het gebruik van een tolk, de juridische procedures, verblijfsrecht en geheimhoudingsplicht. De handleiding eindigt met een lijst van geraadpleegde literatuur, relevant audiovisueel materiaal en handige websites, en een adreslijst. Ik hoop dat deze handleiding bijdraagt aan een adequate opvang en begeleiding aan mishandelde vrouwen, waarin respect, begrip en aandacht voor hun positie en leefwereld centraal staat. Ineke van der Vlugt, beleidsmedewerker, trainer en adviseur TransAct Utrecht, maart 2005
Handelen bij mishandeling
7
8
TransAct
Hoofdstuk 1 Geweld in partnerrelaties: feiten en achtergronden Dit hoofdstuk gaat in op de belangrijkste feiten over en achtergronden van mishandeling in partnerrelaties. Allereerst wordt een definitie gegeven van geweld in relaties. Daarna komen verschillende visies op oorzaken van geweld aan bod, en worden vijf fasen in de cyclus van partnergeweld in relaties beschreven. Ook wordt ingegaan op de redenen waarom gewelddadige relaties zo lang kunnen voortduren.
1.1 Definitie van huiselijk geweld en partnergeweld Tegenwoordig is huiselijk geweld een veelgebruikte term. Het gaat daarbij om geweld – lichamelijke, geestelijke of seksuele geweldpleging, belaging en bedreiging – dat door iemand uit de ‘huiselijke kring’ van het slachtoffer wordt gepleegd. Plegers kunnen (ex-)partners, ouders, kinderen, familieleden of huisvrienden zijn. Huiselijk geweld komt in alle milieus voor. Partnergeweld is dus een vorm van huiselijk geweld. Renee Römkes definieerde partnergeweld ooit als: geweld of dreiging daarmee gericht tegen een partner, waarbij een inbreuk wordt gemaakt op haar/zijn fysieke en psychische integriteit en/of pijn of letsel wordt toegebracht.4 Eenzijdig geweld Het accent in deze handleiding ligt vooral op eenzijdig geweld in relaties. Er is sprake van eenzijdig geweld wanneer een partner systematisch het initiatief neemt tot het gebruik van geweld en de andere partner zelden of nooit als eerste geweld gebruikt, zich niet systematisch verdedigt met geweld en evenmin ernstig letsel veroorzaakt. Over het algemeen worden drie soorten geweld onderscheiden: fysiek of lichamelijk geweld, geestelijk geweld en seksueel geweld. Fysiek of lichamelijk geweld Vormen van fysiek of lichamelijk geweld zijn: een (harde) duw of zet geven, knijpen, hard/herhaaldelijk slaan met de handen, stompen met de 4
R. Römkes, Geweld tegen vrouwen in heteroseksuele relaties. Een landelijk onderzoek naar de omvang, aard, de gevolgen en achtergronden. Stichting tot Wetenschappelijk Onderzoek omtrent Seksualiteit en Geweld, Amsterdam 1989.
Handelen bij mishandeling
9
vuist, bijten, schoppen, de keel dichtknijpen, gericht gooien met een voorwerp, een hete vloeistof over de ander gieten, het verbranden/schroeien van lichaamsdelen, de ander aan de haren trekken, steken met een scherp voorwerp, gebruik van een vuurwapen, en dergelijke. Geestelijk geweld Onder geestelijk geweld wordt verstaan: kleineren, kort houden, iemand verbieden alleen over straat te gaan of eigen vriend(inn)en te hebben, iemand de beschikking over eigen (huishoud)geld onthouden, treiteren, op de grond laten slapen, vernederen (ook in gezelschap van anderen), bedreigen, dierbare bezittingen beschadigen, huisdieren dreigen te doden, en dergelijke. Seksueel geweld Er is sprake van seksueel geweld wanneer iemand tegen haar wil wordt gedwongen om seksuele handelingen te ondergaan, te verrichten of te aanschouwen. De vormen van dwang kunnen variëren van daadwerkelijk fysiek geweld of dreiging daarmee, tot chantage en psychologische druk. Met name dit laatste is van belang bij partnergeweld. Vrouwen die regelmatig bedreigd en/of mishandeld worden, geven relatief gemakkelijk toe aan de seksuele wensen van hun partner. Verzet kan immers nieuw geweld teweegbrengen. Veel vrouwen benoemen het feit dat zij hun man op seksueel terrein tegemoetkomen zelf dan ook niet als verkrachting of gedwongen seks. Naast deze vormen van onvrijwillige seks zijn er ook de duidelijke vormen van seksueel geweld, zoals verkrachting, harde en/of scherpe voorwerpen in de vagina stoppen, de tepels bewerken met scherpe voorwerpen, enzovoort. Overigens kunnen deze laatste vormen ook als fysiek geweld benoemd worden. De ernst van het geweld De indicaties voor de ernst van geweld hebben betrekking op de schadelijkheid van het geweld, of de gevolgen die het geweld met zich meebrengt. Er wordt onderscheid gemaakt tussen licht, matig, ernstig en zeer ernstig geweld. Bij licht geweld gaat het in de regel om incidentele vormen van geweld zonder ernstige gevolgen en/of letsel. Bij andere vormen gaat het vrijwel altijd om herhaalde vormen van geweld. Bij matig geweld is er wel letsel ontstaan, maar is dit van voorbijgaande aard. Bij ernstig geweld is er sprake van ernstig letsel, terwijl het bij de categorie zeer ernstig geweld gaat om ernstig letsel van blijvende aard.
1.2 Achtergronden, feiten en cijfers Bij partnergeweld zijn de slachtoffers voornamelijk vrouwen en de plegers meestal mannen. Eén op de vijf vrouwen (ofwel 20% van alle
10
TransAct
vrouwen) is ooit in een relatie met een mannelijke partner geconfronteerd met eenzijdig geweld. Van deze vrouwen heeft bijna de helft (9% van alle vrouwen) licht geweld meegemaakt, en ruim de helft (11% van alle vrouwen) herhaalde en ernstige tot zeer ernstige vormen van partnergeweld.5 Bij huiselijk geweld zijn bijna evenveel mannelijke als vrouwelijke slachtoffers betrokken, zo maakte een landelijk onderzoek in 1997 duidelijk. Van de slachtoffers van huiselijk geweld met een zeer hoge intensiteit is 60% vrouw.6 Eenzelfde onderzoek onder allochtonen wees uit dat 24% van alle allochtonen ooit huiselijk geweld had meegemaakt en dat 65% van de slachtoffers van geweld met een zeer hoge intensiteit vrouw is.7 In 2004 zijn de eerste cijfers van de nieuwe landelijke politieregistratie bekendgemaakt. Deze laten zien dat er in 2004 ruim 56.000 meldingen van huiselijk geweld waren. Daarbij is 81,5% van de slachtoffers vrouw.8 Als gevolg van mishandeling vallen jaarlijks enkele tientallen doden. Partnergeweld is een proces dat zeer sluipenderwijs zijn intrede kan doen. Wanneer niet al in een vroeg stadium paal en perk aan het gedrag van de gewelddadige partner wordt gesteld, kan het geweld escaleren. Er ontstaat dan een situatie van chronische mishandeling. Het kan jaren duren voordat vrouwen in staat zijn naar buiten te treden met hun probleem. Tegen de tijd dat zij dan een beroep op de hulpverlening doen, heeft het geweld vaak al zeer ernstige vormen aangenomen.
1.3 Verschillende visies op geweld tegen vrouwen Partnergeweld is meer dan een uit de hand gelopen conflict tussen partners. Eerder is sprake van een structureel maatschappelijk probleem. Het zijn met name de blijf-van-mijn-lijfhuizen geweest die in de jaren zeventig de maatschappelijke context van vrouwenmishandeling onder de aandacht hebben gebracht en op de gevaren van een psychologiserende benadering van dit probleem hebben gewezen. Deze benadering zou de oorzaken voor
5
6 7
8
Gegevens afkomstig uit: R. Römkes, Geweld tegen vrouwen in heteroseksuele relaties. Een landelijk onderzoek naar de omvang, aard, de gevolgen en achtergronden. Stichting tot Wetenschappelijk Onderzoek omtrent Seksualiteit en Geweld, Amsterdam 1989. T. van Dijk [et al.], Huiselijk geweld: aard, omvang en hulpverlening. Ministerie van Justitie/Intomart, Den Haag 1997 (zie ook: www.huiselijkgeweld.nl). T. van Dijk & E. Oppenhuis, Huiselijk geweld onder Surinamers, Antillianen en Arubanen, Marokkanen en Turken in Nederland: aard, omvang en hulpverlening. Intomart, Hilversum 2002. H. Ferwerda, Huiselijk geweld: de voordeur op een kier: omvang, aard en achtergronden in 2004 op basis van landelijke politiecijfers. Advies- en Onderzoekgroep Beke, [s.l.] 2004.
Handelen bij mishandeling
11
mishandeling te veel bij het slachtoffer leggen (‘blaming the victim’), terwijl de werkelijke oorzaak van mishandeling in de machts- en socialisatieverschillen tussen vrouwen en mannen en de sociaal-maatschappelijke context zou liggen. Met deze visie zorgde de vrouwenbeweging in de zeventiger jaren voor een omslag in het denken over vrouwenmishandeling. In Amerika heeft de zienswijze van de vrouwenbeweging geresulteerd in een vaak scherpe polemiek tussen aanhangers van de – feministische – maatschappelijke benadering enerzijds, en de systeemgerichte en gezinsbenadering anderzijds. In Nederland echter heeft de aandacht voor maatschappelijke factoren geresulteerd in een combinatie van benaderingen, waarbij getracht wordt machtsanalyses vanuit een sekseperspectief te integreren in een psychologische theorievorming. Een mooi voorbeeld hiervan vormt het boek Intieme oorlog van Martine Groen en Justine van Lawick (zie ook de figuur ‘Spiraal van geweld bij paren’ op p. 50). De integratie van machtstheorieën en psychologische theorievorming biedt mogelijkheden om inzicht te krijgen in de manier waarop geweld als machtsmiddel werkt. Tevens maakt dit duidelijk waarom vrouwen aan hun gewelddadige relaties blijven vasthouden en welke psychologische effecten langdurige mishandeling voor vrouwen heeft. Door de gevolgen van seksesocialisatie en langdurige traumatische ervaringen te onderzoeken, kan deze benadering een tegenwicht bieden aan benaderingen die uitgaan van individuele stoornissen. Een visie waarin effecten van socialisatie en psychologische benaderingswijzen geïntegreerd worden, biedt de garantie dat theorievorming niet doorslaat naar ‘blaming the victim’.
1.4 Fasen in een mishandelingsrelatie Geweld sluipt meestal langzaam de relatie binnen. Vaak is het voor vrouwen moeilijk aan te geven wanneer en hoe het geweld precies begon. Terugkijkend kunnen ze wel een aantal factoren noemen die kenmerkend waren voor de eerste fase van hun relatie, zoals een toegewijde en romantische partner die zich bezitterig en jaloers gaat gedragen (gedrag dat tegemoetkomt aan het romantisch ideaalbeeld van veel vrouwen). Later dreigt hun partner hen steeds meer te controleren en te isoleren, waarna langzaam overgegaan wordt op geweld. De Amerikaanse psycholoog Leonore Walker heeft veelvuldig onderzoek gedaan naar de psychologische aspecten van vrouwenmishandeling. Walker constateerde dat er een patroon waarneembaar is bij vrouwenmishandeling in relaties.9 Op basis van haar bevindingen ontwikkelde zij
9
12
Zie: L.E. Walker, The battered woman syndrome. Springer Publishing Company, New York 1984.
TransAct
de theorie van de Cycle of Violence. Deze theorie beschrijft vrouwenmishandeling als een zich voortdurend herhalende cyclus, en kan ons inzicht verschaffen in de mogelijkheden om geweld te (doen) stoppen of te voorkomen. De cyclus bestaat volgens Walker uit drie fasen. De duur per fase en de snelheid waarmee de cirkel van geweld zich herhaalt, kunnen van relatie tot relatie sterk verschillen. Dit hangt niet alleen samen met de communicatie en de relatiedynamiek, maar ook met de motieven van de pleger om zijn vrouw te mishandelen en de lengte van de geweldsgeschiedenis. Walker veronderstelt ook dat onverwachte gebeurtenissen van invloed kunnen zijn op het verloop van de cyclus. Het gaat vaak om een dynamisch cyclisch proces van ‘actie en reactie’ waarin partners gevangen zitten. De drie fasen zijn: a. Fase van spanningsopbouw In deze fase kunnen zich spontane kleine gewelddelicten voordoen. De vrouw ontwikkelt strategieën om toekomstig geweld te ontlopen. Door haar gedrag aan te passen, lijkt het alsof ze het eerder gebruikte geweld accepteert. Ze meent met haar aangepaste gedrag toekomstig geweld te voorkomen. De wetenschap dat zij niet in staat is het verdere verloop van de geweldcyclus tegen te houden, maakt dat zij een houding van aangeleerde hulpeloosheid ontwikkelt. De mishandelende partner realiseert zich op zijn beurt meestal dat zijn gedrag niet door de beugel kan en wordt steeds angstiger dat zijn vrouw hem op een dag zal verlaten. In de hoop haar vast te houden gaat hij nog meer macht en controle uitoefenen. Uit angst voor agressie of geweld en hoop op herstel van de relatie cijfert de vrouw haar eigen behoeften en verlangens weg en anticipeert nog meer op het gedrag van de partner. b. Acute mishandelingfase (explosie) Er breekt een moment aan waarop het geweld onontkoombaar is. Deze fase kenmerkt zich door acuut geweld. Deze gewelduitbarsting onderscheidt zich van de vorige fase door het ontbreken van elke vorm van controle bij de pleger. Het lukt de meeste vrouwen niet om het geweld in deze fase te stoppen. Waarom het op gegeven moment toch stopt is niet duidelijk. De mishandelaar kan uitgeput raken of emotioneel ontladen zijn. Ook kunnen plegers schrikken van de gevolgen. De reactie van de vrouw na het incident komt sterk overeen met die van slachtoffers van rampen: zij stort emotioneel in en trekt zich terug. Het kan daarom enkele dagen duren voordat de vrouw hulp zoekt (ook als zij lichamelijk letsel heeft opgelopen). De reacties van plegers lopen uiteen van bagatelliseren en zelfrechtvaardiging tot schuldgevoel.
Handelen bij mishandeling
13
c. Fase van rust en verzoening De mishandelaar weet dat hij te ver is gegaan, en is bang dat zijn partner hem zal verlaten. Hij probeert haar liefde te herwinnen door berouw te tonen, zich liefdevol te gedragen, om vergeving te vragen en te beloven het nooit meer te doen. Hij gelooft dat hij zich van nu af aan kan beheersen. (In een later stadium van de geweldcyclus reageren veel plegers overigens met bedreigingen: als je wegloopt, weet ik je te vinden, etc.) Deze fase van rust en verzoening (ook wel wittebroodstijd genoemd) is vaak van korte duur. Helemaal aan het begin van deze periode, nog voordat de vrouw weer contact met de pleger heeft, is de kans het grootst dat zij zal vluchten voor zijn gewelddadig gedrag. Dit is het moment waarop veel mishandelde vrouwen tot het inzicht komen dat zij het gedrag van hun partner niet kunnen veranderen. Maar al gauw zoekt de pleger weer contact met de vrouw en zal ook haar omgeving druk op haar uitoefenen haar partner niet te verlaten. De pleger doet een appèl op haar geloof dat hij kan veranderen en laat zien hoe breekbaar en onzeker hij eigenlijk is. Omdat hij een beroep doet op haar zorgende kwaliteiten, gaat de vrouw zich verantwoordelijk voor hem voelen. Dreigementen van de pleger – dat hij zelfmoord zal plegen of weer aan de drank zal raken wanneer zij hem verlaat – versterken bij de vrouw het gevoel dat hij niet zonder haar kan. Na afloop van de cyclus treden er vroeger of later toch weer conflicten op die gepaard gaan met geweld, waarna de cyclus van geweld weer van voren af aan begint. Zo ontstaat er een neerwaartse spiraal, waarin de man steeds meer geweld nodig denkt te hebben om zijn vrouw aan zich te binden, terwijl hij haar tegelijkertijd steeds meer motieven geeft om hem te verlaten. Als het geweld dermate extreme vormen aanneemt dat de pleger in elk gedrag wel aanleiding ziet om boos te worden of geweld te gebruiken, kunnen slachtoffers provocerend gedrag gaan vertonen. Met dit gedrag hopen ze het geweld snel achter de rug te hebben en weer in de fase van rust en verzoening terecht te komen.
1.5 Terreurtechnieken van de pleger De psychiater Judith Lewis Herman heeft onderzoek gedaan naar de gevolgen van mishandeling en een vergelijking gemaakt met politiek geweld.10 Zij legt een relatie tussen de beul en zijn gemartelde gevangenen en een
10 Zie: J.L. Herman, Trauma en herstel. De gevolgen van geweld - van mishandeling thuis tot politiek geweld. Wereldbibliotheek, Amsterdam 1994.
14
TransAct
mishandelende man en zijn mishandelde vrouw. De verschillende methoden die mensen gebruiken om een ander tot slaaf te maken, tonen opvallend veel overeenkomsten. De verhalen van gijzelaars, politieke gevangenen en overlevenden van concentratiekampen lijken frappant veel op die van mishandelde vrouwen. Een aantal plegers, met name mannen met een antisociale persoonlijkheidsstoornis, gebruiken bewust dezelfde technieken om vrouwen onder het juk te krijgen. Deze technieken bestaan uit het systematisch en bij herhaling toebrengen van psychisch letsel. Ze zijn bedoeld om angst en hulpeloosheid teweeg te brengen en de eigenwaarde van het slachtoffer in relatie tot anderen te vernietigen. Niet het permanente gebruik van geweld, als wel de voortdurende dreiging daarmee, vormt de kern van dergelijke terreurtechnieken. Geweld fungeert slechts als laatste redmiddel voor de pleger. Dreigen met geweld komt veel vaker voor dan geweld zelf, waarbij dreigen met geweld naar derden vaak het meest effectief is. De inconsistentie en onvoorspelbaarheid van de uitbarstingen maakt dat het slachtoffer in permanente staat van angst leeft. Zij gaat uiteindelijk geloven dat de pleger almachtig is. Deze wil zijn slachtoffer niet alleen doodsbang maken, maar ook dankbaarheid oproepen voor het feit dat hij haar in leven laat. Overlevenden van huiselijke of politieke gevangenschap beschrijven vaak gelegenheden waarbij ze ervan overtuigd waren dat zij gedood zouden worden, maar op het laatste moment gespaard werden. Na diverse malen uitstel van executie te hebben gekregen gingen zij de pleger paradoxaal genoeg vaak zien als redder. Niet alleen het zelfbeeld, maar ook de autonomie van het slachtoffer wordt door de pleger doelbewust en systematisch afgebroken. Hij doet dit door allerlei kleine regeltjes op te leggen en nauwlettend controle over het lichaam en de activiteiten van het slachtoffer uit te oefenen. Zo bepaalt de pleger wanneer er gegeten of geslapen wordt, wanneer er seksuele omgang plaatsvindt, en dergelijke. Tegelijkertijd biedt hij het slachtoffer af en toe een handreiking. Dit naar willekeur verlenen van kleine gunsten is een veel effectiever middel om de psychische weerstand van het slachtoffer te breken dan niet aflatende ontberingen en angst. Slachtoffers kunnen hierdoor bevestigd worden in hun gedachte dat volgzaamheid wordt beloond. Het gebruik van incidentele beloningen om het slachtoffer aan de pleger te binden, bereikt zijn meest geraffineerde vorm bij mishandeling in het gezin door de verontschuldigingen van de pleger, diens beloften dat hij zijn leven zal beteren en het beroep dat hij doet op de loyaliteit en het mededogen van zijn partner. Even lijken de machtsverhoudingen te zijn omgedraaid. Veel slachtoffers in gevangenissen weren zich tegen de afbreuk van autonomie door dergelijke handreikingen te weigeren. Zij leggen zichzelf nog
Handelen bij mishandeling
15
meer ontberingen op dan hun bewaarder doet en gaan bijvoorbeeld in hongerstaking, waardoor zij zelf blijven beschikken over hun lichaam en geest. Om die redenen zullen gevangenen zich vaak tot het uiterste tegen elke vorm van emotionele binding met de bewaarder verzetten. Mishandelde vrouwen kunnen deze echter niet tegenhouden. De band met de pleger is een gegeven. Isolement ten slotte weet de pleger te bewerkstelligen door elke verbondenheid van de vrouw met haar omgeving te doorbreken. Dat doet hij bijvoorbeeld door eigendommen te vernietigen die voor haar emotionele waarde hebben. Bekend is het biografische verhaal Het brandende bed.11 Een jaar nadat hij haar toestemming heeft gegeven om een opleiding te volgen (handreiking), dwingt de mannelijke hoofdpersoon zijn vrouw om haar schoolboeken te verbranden.
1.6 Motieven van mannen Er is in Nederland nog weinig onderzoek gedaan naar de factoren die kunnen verklaren waarom de ene man gaat mishandelen en de andere niet. Duidelijk is dat de meerderheid van de mannen niet mishandelt. Een simpel profiel van ‘de pleger van vrouwenmishandeling’ bestaat dan ook niet. In de Verenigde Staten is wél onderzoek gedaan naar de kenmerken van mishandelende mannen. Op basis van verschillende onderzoeken heeft men bij plegers een aantal factoren kunnen identificeren die de kans op mishandeling kunnen vergroten. Het gaat dan om gedragsmatige factoren als overidentificatie met de stereotiepe mannelijke rol, jaloerse gevoelens, controlerend gedrag, gebrekkige sociale vaardigheden, lage eigenwaarde en gevoelens van onvermogen, gecombineerd met situationele factoren als gezinsgeschiedenis van de man, psychisch, emotioneel en sociaal isolement, stress, gebrek aan status, werkloosheid en gebruik van alcohol. Ongeveer 30% van de gewelddelicten vindt plaats onder invloed van alcohol. Een oorzakelijk verband kan niet aangetoond worden, maar alcohol lijkt wel het reeds aanwezige agressief gedrag te versterken. Het geweld zal bij alcoholgebruik dus eerder tot uitbarsting komen en wellicht heviger zijn. Ook zijn er door verschillende onderzoekers plegertypen onderscheiden. De meest eenvoudige typologie is afkomstig van Dutton en Golant.12 Zij noemen drie typen plegers:
11 Zie: F. Mac Nulty, Het brandende bed. New York 1980. 12 D.G. Dutton, S.K. Golant & H. Pijnakker (vert. en bew.), De partnermishandelaar: een psychologisch profiel. Bohn Stafleu Van Loghum, Houten 2000.
16
TransAct
1
2
3
Overgeremde partnermishandelaars Deze mannen staan slecht in contact met hun gevoelens en zijn te typeren als weinig assertief. Hun spanning en frustratie wordt vaak door externe gebeurtenissen veroorzaakt, en bouwt zich langzaam op. Hun woede-uitbarstingen zijn vaak plotseling en hevig. Van dit type bestaan twee varianten: de actieve en de passieve man. De actieve is de control freak met een extreme behoefte aan controle, dominantie en perfectie. Het passieve type daarentegen houdt veel meer afstand van zijn vrouw en heeft ruzies over de mate van intimiteit. Cyclische of emotioneel labiele partnermishandelaars Deze mannen hebben vooral moeite met het vinden van een goede balans tussen afstand en nabijheid in de relatie. Ze voelen zich of verzwolgen of verlaten. Ze zijn vaak extreem jaloers en geven hun partner de schuld van hun stemmingswisselingen. In die zin hebben ze sterke borderline-achtige trekken. Wat opvalt in de heteroanamnese is dat de pleger beschreven wordt als iemand met twee gezichten, als een soort van Dr. Jekyll en Mr. Hide. Psychopathische partnermishandelaars Dit laatste type is vaak moeilijk herkenbaar, omdat ze zo charmant en ogenschijnlijk aardig kunnen zijn. Ze zijn vaak herkenbaar aan de kou die ze uitstralen: ze kennen geen spijt of wroeging en in hun levensverhaal is machtsmisbruik een rode draad. Vaak zijn ze crimineel.
Plegers lijken weinig problemen te hebben met hun gedrag, maar dit kan bedrieglijk zijn. Veel mannen ervaren gedurende de cyclus van geweld ook gevoelens van schuld, schaamte en wroeging over wat ze hebben gedaan. Het aantal plegers dat op eigen kracht hulp zoekt om hun gedrag te veranderen, is echter minimaal. Daarnaast staat hulp aan plegers van partnergeweld nog in de kinderschoenen en hebben veel hulpverleners moeite met plegers. Het gedrag van plegers kenmerkt zich door ontkenning en bagatellisering van het geweld. Een deel van de plegers betuigt na de mishandeling weliswaar spijt, maar zoekt de oorzaak voor het eigen gedrag tegelijkertijd meestal buiten zichzelf. De verantwoordelijkheid/schuld voor het geweld wordt bij het slachtoffer gelegd of anderszins geëxternaliseerd. Plegers geven vaak aan slachtoffer te zijn van een kracht die sterker is dan henzelf, of beroepen zich op de invloed die alcohol op hen heeft (gehad). Dat geeft ook aan hoe machteloos zij zich voelen. Naarmate de mishandelingen langer voortduren, neemt de machteloosheid en ook hopeloosheid toe. Dat veel plegers zich uiteindelijk steeds minder geroepen voelen zich nog te verantwoorden voor hun gedrag, kan misschien ook gezien worden als een uiterste poging om een positief zelfbeeld en gevoel van mannelijkheid (alles onder controle) in stand
Handelen bij mishandeling
17
te houden. Het effect is echter dat ze steeds vaker doen alsof er niets is gebeurd. Daarbij maken ze gebruik van een aantal mechanismen om de ontkenning van de mishandeling in stand te houden. Daarnaast kan ook eerwraak een motief zijn voor huiselijk geweld of zelfs voor doding van een vrouwelijke verwante of partner. Eerwraak, een vorm van eigenrichting, komt voor in culturen waar eer een fundamentele waarde is, en waar sprake is van een groepscultuur. Indien er sprake is van eerverlies, bijvoorbeeld van de zedelijke eer van een vrouw, dan dient de schuldige te worden gestraft. Er kan ook sprake zijn van huiselijk geweld uit angst de familie-eer te verliezen. Dit neemt de vorm aan van waarschuwingen aan het adres van vrouwen of meisjes die met geweld gepaard gaan, of het krampachtig binnenhouden van vrouw of dochter(s).13
1.7 Belemmeringen van vrouwen om hun partner te verlaten Als de geweldsspiraal al een tijd duurt, ontwikkelt de vrouw strategieën om geweld te voorkomen of te ontlopen. Ze anticipeert op het gedrag van haar partner of blijft uit zijn buurt. Als deze strategieën geen effect sorteren en het geweld blijft voortduren, kan er bij de vrouw een gevoel van geïnternaliseerde hulpeloosheid ontstaan. Als er geen ontkomen is aan het geweld, rest slachtoffers nog maar twee strategieën: op een andere manier naar het geweld gaan kijken (zichzelf de schuld geven geeft nog enig gevoel van controle) of gaan dissociëren. Ook zien we bij vrouwen die langdurig mishandeld worden de ontwikkeling van het zogenaamde Gijzelings- of Stockholm-syndroom. Een vrouw met een dergelijk syndroom wordt extra gevoelig voor de behoeften van haar mishandelende partner en doet haar uiterste best hem goed te stemmen. Om dit te kunnen doen probeert ze zich volledig te verplaatsen in zijn gedachtewereld. Ze gaat de wereld steeds meer zien door de ogen van haar mishandelende partner, en verliest hierbij haar eigen perceptie. De gevolgen daarvan zijn onder meer ontkenning, rationalisering of rechtvaardiging van het geweld. Ook ontkent ze haar woede ten opzichte van haar mishandelende partner. Als gevolg hiervan ziet het vrouwelijke slachtoffer de mensen die haar pogen te bevrijden als de ‘bad guys’; ze ziet haar mishandelende partner als haar beschermer. Voor het slachtoffer wordt het dan heel moeilijk de mishandelende partner te verlaten, zelfs als ze daartoe in staat zou zijn. Het slachtoffer vreest dat de mishandelende partner haar wederom zal
13 R. Ermers, Wat is eerwraak. Platform Eerwraak, [s.l.] 2004.
18
TransAct
pakken; zelfs als hij gevangen is of dood is. Meestal vertoont de vrouw symptomen van PTSS (posttraumatische stressstoornis). Een deel van de mishandelde vrouwen weet al of niet met professionele hulp met succes een eind aan het geweld te maken en de relatie te behouden. In een vroeg stadium duidelijke grenzen stellen is daarbij een heel belangrijk ingrediënt.14 In een later stadium het geweld alsnog stoppen is veel lastiger (alhoewel niet onmogelijk). Als vrouwen zouden leren in een eerder stadium van de geweldcyclus verantwoordelijkheid te nemen voor zichzelf en de eigen veiligheid, en assertief optreden leren timen, zou dit mogelijk effectief kunnen werken. Voor een groot aantal vrouwen is de partner verlaten echter de enige oplossing. Wat weerhoudt vrouwen ervan om dit daadwerkelijk te doen? Enkele psychologische processen zijn hierboven al deels aan de orde geweest, maar worden hier nog eens kort genoemd. Angst Angst is een belangrijke factor die de vrouw belemmert haar partner te verlaten. Walker constateert dat de plegers vergaande controle over hun slachtoffers weten te krijgen door haar systematisch en bij herhaling psychisch letsel toe te brengen.15 Ze hanteren methoden van psychische overheersing met als doel angst en hulpeloosheid teweeg te brengen en het zelfbeeld van het slachtoffer te vernietigen. Daartoe hoeft de pleger niet vaak geweld te gebruiken. Versterkt door de willekeur en de onvoorspelbaarheid van de uitbarstingen wordt de angst voor de pleger steeds groter. Uiteindelijk gaat het slachtoffer geloven dat de pleger almachtig is, verzet zinloos en gehoorzaamheid het enige redmiddel. Slachtoffers die meerdere keren met de dood zijn bedreigd, maar bij wie de pleger het steeds net niet zover heeft laten komen, zien de pleger uiteindelijk als redder. Voor elke keer dat hij haar uiteindelijk niet vermoord heeft, is ze hem dankbaar. Afhankelijk verblijfsrecht Een afweging in de keuze van migrantenvrouwen om weg te gaan of juist te blijven vormt de afhankelijke verblijfsvergunning (zie ook bijlage 3). Vrouwen die nog geen drie jaar getrouwd zijn en van die drie jaar minder dan een jaar in Nederland wonen, zijn voor hun vergunning tot verblijf in Nederland afhankelijk van hun partner. Weggaan bij de partner betekent in veel gevallen ook dat zij Nederland moeten verlaten, tenzij zij in hun eigen onderhoud kunnen voorzien. Voor vrouwen met 14 Zie: M. van Rappard, Tot hier en niet verder. Verzet van mishandelde vrouwen. Ambo, Baarn 1988. 15 L.E. Walker, The battered woman syndrome. Springer Publishing Company, New York 1984.
Handelen bij mishandeling
19
kleine kinderen is dit een nagenoeg onmogelijke eis. In sommige gevallen wordt aan deze vrouwen wel een verblijfsvergunning op humanitaire gronden verleend. Huiselijk geweld of seksueel geweld kàn een grond zijn, mits de vrouw kan aantonen dat zij slachtoffer is, bijvoorbeeld met medisch onderzoek of een aangifte bij de politie. Onbekendheid met de wet- en regelgeving omtrent huiselijk geweld, en onzekerheid over het verkrijgen van zo’n verblijfsvergunning, is voor veel vrouwen echter reden om bij hun man te blijven. Normen, waarden en schuldgevoel Hoewel de opvattingen over de rollen van vrouwen en mannen aan verandering onderhevig zijn, voelen vrouwen zich nog altijd meer dan mannen verantwoordelijk voor de situatie thuis en voor een goed verloop van de relatie. Dit is een rolopvatting die de man in de regel deelt. Als er wat mis gaat in de relatie, legt de vrouw de schuld vooral bij zichzelf: zij zal wel wat fout gedaan hebben. Veel meer dan bij mannen vormt de relatie het belangrijkste doel in het leven van de vrouw en ontleent zij er haar identiteit aan. Als deze verbintenis wegvalt, heeft ze niets meer en is ze niets meer. De beslissing om weg te gaan is daarom uitermate gecompliceerd. Weggaan betekent voor veel vrouwen het verlies van hun belangrijkste maatschappelijke identiteit. Zelfbeschuldiging is de enige manier om nog enigszins controle over de situatie te hebben. Zelf schuldig zijn impliceert zelf verandering in de situatie kunnen brengen. Zelfbeschuldiging biedt een verklaring voor iets dat onbegrijpelijk is én een perspectief om het geweld in de toekomst te voorkomen. Door deze schuldgevoelens zijn vrouwen meestal niet in staat om over hun ervaringen te praten. Loyaliteit Mishandeling is voor vrouwen niet te bevatten. Het beeld dat veel vrouwen van hun partner hebben als degene die haar zou moeten beschermen, valt letterlijk in duigen. De beeldvorming over hun partner, die ook zo veel goede kanten heeft (hij is zo lief voor de kinderen, iedereen vindt hem toch zo aardig), botst met de ervaringen die zij met hem heeft. Dit beeld bevestigt haar idee dat zij zelf schuldig is aan het geweld. Gebrek aan eigenwaarde Wanneer vrouwen jaar in jaar uit van alles hebben geprobeerd om het geweld te beëindigen en niets heeft geholpen, dan is hun zelfoplossend vermogen sterk afgenomen. De angst voor de partner heeft inmiddels een enorme omvang aangenomen. Als haar pogingen tot niets hebben geleid, dan is weggaan in haar ogen ook geen oplossing meer. Ze is ervan overtuigd dat hij haar overal zal weten te vinden. Bovendien is het zelfbeeld van vrouwen vaak zodanig aangetast dat zij zich niets kunnen voorstellen bij een toekomst zonder partner.
20
TransAct
Afhankelijkheid Uit Belgisch onderzoek naar de redenen waarom mishandelde vrouwen niet weggaan bij hun partner blijkt dat een cumulatie van verschillende vormen van afhankelijkheid een rol speelt16: a. Sociale afhankelijkheid: de (on)mogelijkheid om naast de partner een sociaal netwerk op te bouwen en de mate waarin de status van de vrouw afhankelijk is van de sociale status van haar partner. b. Materiële afhankelijkheid: de mate waarin een vrouw in haar eigen economische behoefte kan voorzien en de beschikking heeft over financiële middelen, huisvesting of mogelijkheden daartoe, een zelfstandige verblijfsvergunning of mogelijkheden daartoe. c. Affectieve afhankelijkheid: de vrouw houdt van haar man, hij is naar de buitenwereld zo charmant, als hij niet drinkt is hij de man van haar dromen, enzovoort. d. Symbolische afhankelijkheid: de waarde die de vrouw aan allerlei bovengenoemde aspecten toekent. Deze waarde kan zeer sterk verschillen en hangt onder meer af van de mate waarin de vrouw geïnvesteerd heeft in de relatie (zo’n relatie gooi je toch niet zomaar weg) en haar zelfbeeld (zonder hem ben ik niets). Naarmate de relatie langer duurt kan deze vorm van afhankelijkheid toenemen. Elke soort op zich is onvoldoende reden om niet weg te gaan. Meerdere vormen tegelijk vertragen het proces van weggaan.
Afgezien van alle bovenstaande factoren wordt de laatste tijd steeds meer aandacht besteed aan de interactieprocessen in gewelddadige relaties. Daaruit blijkt dat niet alleen de vrouwen afhankelijk zijn van hun partner, maar de mannelijke plegers ook van hun vrouw. Door systematisch vanaf het begin van de relatie zijn eigen onmacht te benadrukken, te stellen dat zijn vrouw de enige is die hij durft te vertrouwen, die hem kan helpen en die kan voorkomen dat hij (nog verder) in een crisis raakt, biedt de man schijnbare macht aan de vrouw. De combinatie van zorgzaam gedrag door de man en deze afhankelijkheid, versterkt de indruk dat het geweld vooral een kwestie van onvermogen van de man is. De vrouw is dan de enige die hem ‘in de hand’ kan houden.
1.8 Strategieën van mishandelde vrouwen Vrouwen die mishandeld worden, doen er vaak alles aan om een eind aan het geweld te maken. Hun strategieën variëren, maar sorteren in de meeste gevallen nauwelijks het gewenste effect. Schuld en schaamte en het ontbreken van mogelijkheden om het geweld te beëindigen, maken 16 Zie: S. Opdebeeck, Afhankelijkheid en het beëindigen van partnergeweld. Universiteit van Leuven, Leuven/Apeldoorn 1994.
Handelen bij mishandeling
21
Voorbeelden van verzetsstrategieën • • • • • •
dreigen, terugslaan, schelden, schoppen, schreeuwen ruzies en conflicten vermijden anticiperen op gedrag van de partner tijdelijk de partner verlaten of dreigen met vertrek politie inschakelen of hulp inroepen professionele hulp zoeken
het moeilijk voor de vrouw om de hulp van anderen in te roepen. Om het geweld voor de buitenwereld te verbergen kan de vrouw zich gaan isoleren van de buitenwereld. Ook komt het vaak voor dat de pleger haar zal dwingen het contact met de buitenwereld te verbreken. Opvallend is dat in gevallen van lichte vormen van geweld, vrouwen daar relatief vaker met mensen in hun omgeving over praten dan in gevallen van zware mishandeling. Vermoedelijk heeft dit te maken met de verwachting van vrouwen dat het bij die ene keer zal blijven. In gevallen van zware mishandeling daarentegen gaat angst voor onbegrip van de buitenwereld een grotere rol spelen: als de vrouw eenmaal vertelt wat haar partner haar heeft aangedaan, zal ze stappen moeten zetten. Niemand zal immers kunnen begrijpen waarom ze bij hem blijft? Naarmate het geweld ernstiger wordt doen vrouwen wel vaker een beroep op de – ambulante – hulpverlening, met name als er gevaar dreigt voor hun kinderen. Mishandelde vrouwen wenden zich veelal met een indirecte hulpvraag tot de hulpverlening. De schaamte voor wat er zich in de privé-sfeer afspeelt, het gevoel in hun belangrijkste levensdoel te falen en de angst voor vooroordelen van de buitenwereld, maken het onderwerp moeilijk bespreekbaar. Ook als vrouwen een einde maken aan de relatie, betekent dit nog niet altijd dat ze veilig zijn en rust hebben. Een ex-partner kan zijn vrouw blijven achtervolgen en bedreigen. Dit wordt stalking genoemd. Sinds een aantal jaren is stalking in ons land strafbaar en kan de rechter bij voldoende bewijsmateriaal een straf opleggen, die kan variëren van een contact- en straatverbod tot gevangenisstraf. Normstellend optreden van autoriteiten als politie, imam of pansit kan preventief werken. In een aantal steden kan er acuut ingegrepen worden als de vrouw zich ernstig bedreigd voelt. Bij herhaaldelijk geweld en aangifte hiervan kan een vrouw participeren in een speciaal project (aware). Met behulp van een medaillon met alarmknop kan ze de politie alarmeren als ze zich bedreigd of belaagd voelt.
22
TransAct
1.9 De gevolgen van het geweld Het belangrijkste psychologische effect van geweld tegen vrouwen is dat vrouwen het gevoel van veiligheid verliezen, en mede daardoor de greep op hun eigen bestaan. Hun zelfvertrouwen wordt daarmee aangetast. Slachtoffers van langdurig geweld hebben in verhouding tot andere vrouwen dan ook vaker last van stemmingsklachten, zoals neerslachtigheid, concentratiestoornissen en angsten. Voorts ondervinden zij natuurlijk ook fysieke gevolgen van de mishandeling. Eenvijfde tot ruim een kwart van de slachtoffers heeft te maken met fysiek letsel. In extreme gevallen kan mishandeling tot blijvende invaliditeit of de dood leiden. Ook de laatste jaren hebben we hiervan weer schrijnende voorbeelden gezien in de media. Op de volgende pagina staat een overzicht van de verschillende klachten en verschijnselen bij mishandelde vrouwen. De gevolgen van geweld kunnen zo ernstig zijn dat de vrouw een posttraumatische stressstoornis (PTSS) ontwikkelt. Voor hulpverleners zijn de gevolgen niet altijd direct herkenbaar. Mishandelde vrouwen kunnen tegenstrijdige boodschappen geven en de symptomen kunnen duiden op andersoortige problemen. Dit maakt herkenning extra gecompliceerd (zie voor herkennen van signalen ook hoofdstuk 2).
Handelen bij mishandeling
23
De gevolgen van geweld
• • • • • • • • •
•
•
•
•
• • • • • • • • • • • •
24
Lichamelijk letsel blauwe plekken kneuzingen verwondingen (snij-, brand-, bijt- en hoofdwonden) verlies van tanden fracturen (ribben, neus, botten) ontwrichtingen (met name kaak en schouder) gehoorstoornissen genitale stoornissen schedelletsel Psychosomatische klachten symptomen van angst (hartkloppingen, hyperventilatie, trillen, zweten, duizeligheid, buikpijn, pijn in de hartstreek, kortademigheid, slapeloosheid) symptomen van machteloosheid (slapte, neerslachtigheid, depressiviteit, vermoeidheid) symptomen van spanning (hoofdpijn, slaapstoornissen, nachtmerries, maagpijn) menstruatiestoornissen Psychosociale klachten schuldgevoelens schaamte concentratiestoornissen depressieve gevoelens negatief zelfbeeld gevoel van onveiligheid angstgevoelens relatieproblemen problemen rond seksualiteit en intimiteit wantrouwen tegenstrijdige gevoelens sociaal isolement
TransAct
• • • • •
• • • • • • • • • • • • • •
•
Psychiatrische stoornissen suïcidepogingen zelfdestructief gedrag dissociatieve verschijnselen meervoudige-persoonlijkheidsstoornis psychoses Gedragsmatige verschijnselen moeite met oogcontact schrikachtigheid moeilijk bereikbaar zijn afspraken steeds uitstellen onderdrukking van emoties, moeite met huilen drugsgebruik, medicijngebruik, eetproblemen geven van paradoxale boodschappen ingehouden woede grenzeloosheid niet over eigen geld (mogen) beschikken slaafse houding tegenover de partner weinig contacten buitenshuis schoonmaakdwang opvoedingsproblemen met de kinderen (verwaarlozing, parentificatie, mishandeling) vragen op het gebied van echtscheiding, huisvesting, en dergelijke
Hoofdstuk 2 De fasen in de hulpverlening
Mishandelde vrouwen wenden zich vaak met zeer uiteenlopende vragen tot de hulpverlening. Afhankelijk van de ernst van de situatie en hun ervaringen met eerdere hulp kunnen zij behoefte hebben aan een luisterend oor, advies en informatie (bijvoorbeeld voor het maken van een veiligheidsplan), ondersteuning bij het maken van keuzen, materiële hulp, begeleiding bij het stoppen van geweld of steun bij de verwerking van hun traumatische ervaringen. Sommige vrouwen hebben voldoende aan één gesprek, anderen hebben langdurig psychosociale of therapeutische begeleiding nodig. Maar alle vrouwen die mishandeld worden hebben met elkaar gemeen, dat ze willen dat het geweld of de bedreiging van hun (ex-)partner stopt. Het belangrijkste doel van de hulpverlening is dat de vrouw geholpen wordt om (meer) verantwoordelijkheid te nemen voor haar veiligheid en die van haar eventuele kinderen. Omdat veel vrouwen hier niet expliciet om vragen, is het de verantwoordelijkheid van hulpverlening en politie om dit impliciet of expliciet ‘op de agenda’ te zetten. In dit hoofdstuk worden de verschillende fasen in de hulpverlening besproken. We onderscheiden vijf stappen: de aanmelding, de intake, de psychosociale en materiële begeleiding, samenwerking met derden en verwijzing naar bijvoorbeeld politie. Per fase worden aandachtspunten voor de hulpverlening nader uitgewerkt.
2.1 De aanmelding De aanmeldingsprocedures lopen in de reguliere hulpverlening sterk uiteen. Bij de ene instelling vindt eerst een telefonisch gesprek plaats voordat een hulpverleningsafspraak kan worden gemaakt. Bij andere instellingen wordt gewerkt met een inloopspreekuur of vindt het eerste telefonische contact plaats met een baliemedewerker of telefoniste. Afhankelijk van de situatie van de cliënt kan afgeweken worden van de bestaande aanmeldingsprocedures. Zo heeft een aantal instellingen afspraken gemaakt om bij acute, levensbedreigende situaties direct een hulpverlener in te schakelen. Aandachtspunten bij de telefonische (crisis)aanmelding Als een cliënte zich in paniek aanmeldt, moet er niet alleen serieus naar haar geluisterd worden, maar is het ook zaak de ernst van de situatie
Handelen bij mishandeling
25
(acute bedreiging of levensgevaar) in te schatten. Is er acuut gevaar, dan dient onmiddellijk de politie ingeschakeld te worden. Als er geen acuut gevaar dreigt, is het belangrijk om samen met de cliënte te bespreken wat een veilig moment is om voor een gesprek langs te komen. Door te vragen naar de aanleiding of reden van het contact, kan vrij snel duidelijk worden of er iets gebeurd is waardoor acute hulp en een gesprek geboden zijn. Het is van belang dat de hulpverlener informeert naar lichamelijk letsel en de mate van directe levensbedreiging voor de cliënte of anderen in haar omgeving. Bij lichamelijk letsel is het raadzaam de vrouw voor onderzoek en behandeling naar een arts te verwijzen, liefst een arts waarvan bekend is dat hij/zij zorgvuldig en patiëntvriendelijk opereert in gevallen als deze. Een bezoek aan de (huis)arts is ook van belang als de vrouw later besluit aangifte te doen. Een artsenverklaring kan dan als ondersteunend bewijsmateriaal dienen. Bij een bedreigende of acute situatie kan ook gewezen worden op de mogelijkheid direct de politie in te schakelen. Bij de melding of aangifte kan het slachtoffer vragen om een contact- of straatverbod en/of tijdelijke opvang. In de toekomst zal de politie ambtshalve of op verzoek van het slachtoffer ook een huisverbod kunnen gaan opleggen, naar verwachting vanaf 2006.17 Als een cliënte de situatie wil ontvluchten, is het belangrijk dat de hulpverlener beschikt over een lijst met relevante telefoonnummers van onder meer politie, artsen, advies- en steunpunten huiselijk geweld, AMK, opvanghuizen en blijf-van-mijn-lijfhuizen. Een overzicht van vormen van 1e opvang speciaal voor allochtone vrouwen biedt het Handboek Mozaïek.18 In acute situaties waarin een hulpverlener niet direct beschikbaar is (de meeste instellingen hebben een achterwacht of crisisdienst), is het raadzaam de cliënte te informeren over tijdstippen waarop een hulpverlener haar wel te woord kan staan. Ook kan gevraagd worden naar het telefoonnummer van de cliënte, haar buren of kennissen, en een tijdstip waarop ze die dag teruggebeld kan worden. Als de vrouw een gesprek wil, geeft de hulpverlener informatie over de procedure en werkwijze van de instelling en maakt zij een inschatting of er direct of op – korte – termijn een gesprek gearrangeerd moet worden. Er zal tevens uitdrukkelijk gevraagd moeten worden naar voorkeur voor een vrouwelijke of mannelijke hulpverlener. De instelling 17 Er is een wetsvoorstel in voorbereiding om bij dreiging voor het slachtoffer, plegers van huiselijk geweld uit huis te plaatsen (voor maximaal 40 dagen). 18 Mozaïek: handboek met methodieken voor de preventie en opvang van allochtone vrouwen rond huiselijk en seksueel geweld. Utrecht 2004. Te bestellen via TransAct (www.transact.nl of
[email protected]).
26
TransAct
dient deze voorkeur zo veel mogelijk te honoreren. Als dit om praktische redenen niet kan, moet de cliënte hierover geïnformeerd worden.
2.2 Intake Bij de meeste instellingen vinden er meerdere gesprekken plaats voordat een hulpverleningsplan opgesteld wordt. Vrouwen die mishandeld worden kunnen zich met heel verschillende klachten en problemen aanmelden. Lang niet altijd zullen zij uit zichzelf melden dat ze mishandeld worden. Integendeel, het is bekend dat veel vrouwen erover zwijgen uit angst en schaamte, of uit een gevoel van (mede)verantwoordelijkheid of schuld. Ook lage verwachtingen van de hulpverlening kunnen maken dat zij een afwachtende houding aannemen. Daarom is het belangrijk om in elke intake alert te zijn op signalen (zie kader ‘Verborgen signalen van mishandeling’). Ook is het verstandig om bij klachten en problemen die gevolgen hebben voor het functioneren van de vrouw in haar relatie of gezin, expliciet te vragen naar de reacties van partner en andere gezinsleden, en eventueel door te vragen naar negatieve reacties en ruzies of conflicten. Bij relatieproblemen of conflicten in het gezin is het belangrijk om goed door te vragen naar de aard van de ruzies, hoe ze opgelost worden, of het wel eens uit de hand loopt of dreigt te lopen en zo ja, of er ook wel eens klappen vallen of andere vormen van geweld worden gebruikt. Het is belangrijk om te vragen naar bedreigingen en gevoelens van angst voor de partner. Zo kan stapsgewijs het eventuele geweld bespreekbaar worden gemaakt, zonder dat het bedreigend hoeft te worden. De intake bij mishandelde vrouwen is bedoeld om zo veel mogelijk relevante informatie te verzamelen over: a. de ernst, aard en gevolgen van het geweld (is er wel niet sprake van een levensbedreigende situatie); b. de beleving, ervaring en draagkracht van de cliënte; c. haar wensen, behoeften en verwachtingen. Het is belangrijk een sfeer te creëren waarin cliënten zich voldoende veilig en op hun gemak voelen om hun verhaal te doen. Sluit in het intakegesprek zo veel mogelijk aan bij hun hulpvragen, leefsituatie en beleving. Bij een eerste intake of kennismakingsgesprek kan de cliënte op haar gemak gesteld worden door informatie te geven over de werkwijze van de instelling, het doel van een intake en het beroepsgeheim van de hulpverlener.19 Vervolgens kan de cliënte de ruimte krijgen haar verhaal
19 Zie hiervoor ook bijlage 4.
Handelen bij mishandeling
27
te doen. Waardeer hierbij nadrukkelijk haar initiatief om contact op te nemen. Tevens is het van belang om de vrouw al in het eerste gesprek zo veel mogelijk voorlichting te geven over partnergeweld, de mogelijke achtergronden en het cyclische verloop ervan. Sluit daarbij goed aan bij haar behoeften en kijk waarvoor ze openstaat. Veel vrouwen zullen aangeven dat ze niet weg willen bij hun partner, maar wel willen dat het geweld stopt. Het is belangrijk dat hulpverleners dit respecteren en de vrouw niet ongevraagd gaan adviseren om thuis weg te gaan. Een hulpverlener kan aangeven dat er een beroep op haar gedaan kan worden in acute geweldsituaties in de toekomst. Informeer bij vermoeden van actueel geweld de cliënte eventueel over opvangadressen. Achterhalen van de aard, ernst en gevolgen van het geweld De meeste instellingen werken met een gestandaardiseerde intakelijst, waarin naast algemene vragen over de leefsituatie ook vragen zijn opgenomen over traumatische gebeurtenissen zoals seksueel geweld of mishandeling in de relatie. Huiselijk geweld bestaat in de GGZ niet als intakecriterium, maar kan wel áchter probleemgedrag schuilgaan. Zoals gezegd zullen cliënten niet vaak uit zichzelf over de mishandeling beginnen. Wel zullen vrouwen bereid zijn hun klachten en problemen naar voren te brengen. Vaak zijn dat vage psychosomatische klachten als hoofdpijn, spanningen, slapeloosheid, en dergelijke. Hierin kunnen signalen voor mishandeling verborgen zijn. Het is de taak van de hulpverlener deze signalen in een intakegesprek tijdig op te vangen en vermoedens van mishandeling aan de orde te stellen en bespreekbaar te maken. Zo kan zij een inschatting maken van de ernst van de situatie. Ook bij mannelijke cliënten moet de hulpverlener tijdens de intake overigens alert zijn op signalen van mogelijk geweld in de relatie (zowel geweld gepleegd door hem als geweld gericht tegen hem).
Niet alleen de symptomen zijn zelden direct gerelateerd aan geweld; datzelfde geldt ook voor de hulpvraag van mishandelde vrouwen. Daarom zal de hulpverlener in het intakegesprek altijd zelf naar eventuVerborgen signalen van mishandeling • • • • • • •
28
‘Ik weet niet meer hoe ik verder moet’ ‘Ik heb relatieproblemen’ ‘Ik voel me depressief en tot niets meer in staat’ ‘Hoe kan ik mijn man veranderen?’ ‘Mijn man is geen goede moslim’ ‘Ik ben zo gespannen en vermoeid’ ‘Ik heb een steen op mijn maag’
TransAct
Mogelijke introductie van vragen naar geweldservaringen •
•
•
‘Veel vrouwelijke cliënten hebben ervaring met geweld of mishandeling in de relatie. De ervaring leert dat vrouwen daar uit schaamte, angst en schuldgevoelens zelden zelf over beginnen. Daarom vraag ik u ernaar.’ Als je een vermoeden hebt is het raadzaam met een neutrale vraag te starten. Zoals: ‘Hoe wordt er bij u thuis met ruzies en conflicten omgegaan? Hebt u wel eens ruzie met uw partner? Hoe eindigen deze ruzies?’ Andere meer directe vragen zijn: ‘Bent u ooit geslagen door uw partner? Komt het wel eens voor dat uw partner u bedreigt met geweld? Aan uw haren trekt, met spullen gooit, u opsluit, treitert, met een mes dreigt?’
ele (seksuele) geweldservaringen moeten vragen. Dat moet op het juiste moment en zo concreet mogelijk gebeuren. Daarvoor zijn verschillende mogelijkheden. De hulpverlener kan een vraag naar geweld introduceren door eerst in te gaan op het belang van een dergelijke vraag. Een cliënte krijgt de gelegenheid de vragen met ‘ja’ of ‘nee’ te antwoorden. Als ze moeite heeft met de vraagstelling terwijl er een sterk vermoeden is van geweld, kan het prettig zijn om haar in de derde persoon te laten praten: ‘mijn buurvrouw...’. Als ze er niet over wil praten maar wel bevestigend heeft geantwoord op het vóórkomen van geweld, kunnen creatieve methoden ingezet worden. De hulpverlener kan de vrouw een dagboek laten bijhouden van de gebeurtenissen, of de thuissituatie laten uitbeelden of tekenen. Om een voorbeeldfunctie te kunnen vervullen en vertrouwen te winnen moet de hulpverlener ‘verhullende’ termen en omzichtig taalgebruik zo veel mogelijk vermijden. Rechtstreeks vragen en om toestemming vragen om op zaken dieper in te gaan en uitleg geven waarom men dat wil, vormen de beste strategie. Zo maakt ze duidelijk dat het geweld bespreekbaar is. Het is wél van belang om zo veel mogelijk het woordgebruik van de cliënt te volgen, en dezelfde beeldtaal of symboliek te gebruiken bij het praten over het geweld. ‘Rechtstreeks benoemen’ kan er voor vrouwen van verschillende culturele achtergronden heel verschillend uitzien. Door toestemming te vragen om dóór te vragen, geeft de hulpverlener aan dat ze de grenzen van de vrouw accepteert, waardoor ze haar weer respect en zelfbeschikking over haar eigen leven teruggeeft. Ze zal ook moeten beseffen dat onthullingen van geweldservaringen in golfbewegingen gaan. Bij het doorvragen naar de aard van het geweld is het van belang ook te vragen naar nare seksuele ervaringen en vernederingen. In gewelddadige relaties gaan fysiek geweld en seksueel geweld vaak samen. De koppe-
Handelen bij mishandeling
29
Suggesties voor vragen naar geweldservaringen • • • • • •
• • • • • • • •
‘Van welke lichamelijke, psychische of psychosomatische klachten en problemen hebt u last?’ ‘Sinds wanneer hebt u hier last van?’ ‘Hoe is uw gezondheid, nachtrust, eetpatroon, lichaamsbeleving?’ ‘Waar hangen naar uw idee de klachten en problemen mee samen?’ ‘Wordt u wel eens lastiggevallen of geslagen door uw partner of expartner?’ ‘Blijft het bij slaan of gebruikt hij ook wel eens andere vormen van geweld, zoals stompen, schelden, van de trap duwen, aan de haren trekken?’ ‘Is er sprake van een (levens)bedreigende situatie, zoals dreiging met wapens, zwaar geweld en mishandeling?’ ‘Hebt u wel eens tegen uw zin seksueel contact met uw partner?’ ‘Sinds wanneer en hoe vaak komen deze gebeurtenissen voor?’ ‘Zijn er speciale situaties die aanleiding geven tot geweld?’ ‘Wie neemt het initiatief tot geweld?’ ‘Hebt u wel eens verwondingen opgelopen?’ ‘Zijn er ook anderen bij betrokken, bijvoorbeeld de kinderen?’ ‘Wanneer bent u voor het laatst op deze wijze mishandeld of bedreigd?’
ling van geweld aan seksualiteit en liefde roept grote verwarring op. Daardoor zullen de vrouwen hun seksuele relatie zelden als gewelddadig definiëren. Bovendien zullen ze eerder toegeven aan de seksuele behoeften van hun partner, in de hoop geweld af te wenden en conflicten te vermijden. Beleving, ervaring en draagkracht van de cliënte Vrouwen die langdurig hebben blootgestaan aan mishandeling of bedreiging kunnen hun eigen gevoelens van angst en machteloosheid zo geïnternaliseerd hebben, dat zij in eerste instantie een hulpeloze indruk maken. Anderen kunnen juist zeer agressief overkomen en vol haatgevoelens en wraakbehoeften zitten. Vaak weten mishandelde vrouwen zich geen raad meer met hun situatie. Ze durven hun partner niet te verlaten uit angst voor nog meer geweld, of houden nog van hem in perioden dat hij niet gewelddadig is. Het is vaak onvoorstelbaar hoe vrouwen zich in dergelijke situaties staande weten te houden. Zonder dat zij zich hiervan bewust zijn hebben zij zich op allerlei manieren tegen het geweld verzet. Meestal zonder dat het geweld definitief is gestopt. Een uitgebreide inventarisatie van haar beleving en ervaringen, van de wijze waarop de cliënte het in de geweldsituaties heeft volgehouden en van wat ze heeft ondernomen om het geweld te voorkomen of te stoppen, geeft meer informatie over:
30
TransAct
De beleving van het geweld: vragen en aandachtspunten • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Hoe kijkt de cliënte zelf tegen haar situatie aan? Hoe reageert zij op het geweld? Is er sprake van zelfdestructief gedrag? Heeft zij het gevoel invloed te kunnen uitoefenen op de situatie? Wat is volgens haar de belangrijkste aanleiding voor mishandeling door haar partner? Op welke manieren heeft zij verzet gepleegd? (Noem zelf verschillende voorbeelden.) Wat waren de effecten van haar verzet of pogingen daartoe? Hoe kijkt zij naar haar eigen gedrag of aandeel? Legt zij de verantwoordelijkheid voor de mishandeling bij zichzelf? Heeft zij geprobeerd het geweld te stoppen? Hoe? Hoe zijn haar zelfbeeld en eigenwaarde? Maakt zij zichzelf verwijten over het geweld? Confronteert zij haar partner met het geweld, bespreekt ze dit met hem? Welke reacties roept dit op bij haar partner? Welke gevoelens roept de situatie bij haar op? Hoe is haar zelfredzaamheid en zijn haar sociale vaardigheden? Heeft ze sociale contacten of een vriendinnennetwerk? Hoe reageren die op de situatie? In hoeverre is de reactie van haar omgeving van invloed op haar eigen beleving?
•
haar draagkracht en mogelijkheden om het geweld al dan niet zelfstandig te beëindigen; • de mate waarin zij in staat is tot en gericht is op het nemen van verantwoordelijkheid voor haar eigen veiligheid en die van haar kinderen; • de dynamiek in de relatie en de geweldscyclus. Bovendien voorkomt het dat de hulpverlener adviezen gaat geven die de vrouw allang zelf heeft uitgeprobeerd. Wensen, behoeften en verwachtingen Soms is het de eerste keer dat vrouwen hulp zoeken voor hun problemen. In andere gevallen hebben vrouwen al meerdere keren signalen gegeven, maar geen gehoor gevonden bij de hulpverlening, huisarts, buren of kennissen. Het kan ook voorkomen dat vrouwen hulp en advies hebben gevraagd of tijdelijk elders opvang hebben gevonden maar toch weer terugkeren naar de partner, waarna de mishandeling soms weer van voren af aan begint. Het is van belang in het gesprek uitgebreid stil te staan bij de eerdere
Handelen bij mishandeling
31
De hulpbehoefte van de cliënte: suggesties voor vragen en aandachtspunten • • • • • • • • • • • • •
Heeft de cliënte al eerder (voor dezelfde problemen) elders hulp gezocht? Wat was haar ervaring met deze hulpverlening? Wat is de aanleiding om nu hulp te zoeken? Wat verwacht zij ervan? Zoekt ze ondersteuning bij het maken van keuzes? Zoekt ze erkenning en begrip voor haar situatie? Zoekt ze een luisterend oor en personen die ze kan vertrouwen? Zijn personen in haar omgeving op de hoogte van het geweld? Hoe reageren zij op het geweld? In hoeverre kan ze op deze personen terugvallen of steun vragen bij acute situaties? Heeft ze een steunend netwerk van familieleden, vrienden en kennissen? Wat zijn haar wensen op korte en langere termijn? Op welke wijze kan de hulpverlener haar ondersteunen?
ervaringen met hulpverlening en de wensen en verwachtingen van de cliënte. Veel vrouwen zullen de vraag naar eigen wensen en behoeften moeilijk kunnen beantwoorden. Vooral in het geval van chronische mishandeling is hun eigenwaarde en hun zelfbeeld zo sterk kapotgemaakt, dat ze vervreemd zijn geraakt van zichzelf en hun emoties. Om inzicht te krijgen in hun psychische gesteldheid is het daarom van belang ook te letten op non-verbale signalen, zoals houding en stemgebruik. Mishandelde vrouwen kunnen soms rationeel, koel en afstandelijk overkomen, waardoor hulpverleners kunnen gaan twijfelen aan hun geloofwaardigheid. Alleen hun houding en stem verraden dan de onderdrukte emoties van woede, verdriet en angst. Ze hebben zich het koele gedrag vaak eigengemaakt om het geweld voor de buitenwereld verborgen te houden. Al in het eerste gesprek kan de hulpverlener de non-verbale gedragingen en emoties van de cliënte benoemen en bespreken. Of het lukt om geweldservaringen tijdens de intakefase bespreekbaar te maken, hangt voor een groot deel af van de deskundigheid, openheid en bekendheid van de hulpverlener met het onderwerp. Een uitnodigende, belangstellende en oprecht betrokken houding is hierbij essentieel. De praktijk leert dat naarmate directer naar geweld of dreiging met geweld wordt gevraagd, cliënten eerder bereid zijn hun ervaringen naar voren te brengen. Bij een vrouw die hier moeite mee heeft terwijl de hulpverlener wel vermoedt dat er sprake is van geweld, kan in latere contacten opnieuw worden teruggekomen op geweldservaringen. Wil een cliënte in
32
TransAct
Non-verbale signalen aan de orde stellen • • •
‘Ik hoor angst in uw stem doorklinken, klopt dat?’ ‘Ik zie dat u snel ademhaalt, bent u bang of voelt u zich opgejaagd?’ ‘Wat maakt dat u zich nu gespannen voelt?’
de eerste gesprekken haar geheim nog niet prijsgeven, dan zullen zodanige condities gecreëerd moeten worden dat zij in latere contacten wel bereid is erover te praten. In elk geval moet de hulpverlener tijdens of na de intake informatie geven over de meest voorkomende gevolgen van mishandeling. Na de intakefase vormt de hulpverlener zich een beeld van de ernst van het geweld en de hulpbehoefte en verwachtingen van de cliënte. In nauw overleg met haar formuleert ze een voorlopige hulpvraag en probleemstelling en gaat ze na op welke termijn een vervolggesprek gewenst is. Aan het eind van een gesprek wordt altijd stilgestaan bij de vraag of en hoe de cliënte in staat is de periode tot aan het volgende gesprek te overbruggen. Als de hulpvraag afwijkt van wat de instelling of hulpverlener kan bieden, wordt de cliënte doorverwezen. In Nederland is het hulpverleningsaanbod bij partnergeweld de laatste jaren fors uitgebreid. Naast individuele en groepsgerichte hulp binnen de reguliere hulpverlening en maatschappelijke opvang, zijn er ook systeemgerichte hulpverleningsmogelijkheden. Voorbeelden hiervan zijn Begeleide Terugkeer (Amsterdam), De Aanpak (Amsterdam en Den Bosch), Eerste hulp bij thuisgeweld (Noord-Nederland), Eigen Krachtconferentie (Amsterdam) en CLAS-projecten (o.a. in Utrecht en Limburg). Daarnaast zijn er steeds meer hulpverleners die indien de veiligheid is gegarandeerd ook partnergesprekken aanbieden. Uit de ervaringen in ons land blijkt dat dit een behoorlijk succesvolle manier is om het geweld in de relatie te beëindigen.
2.3 Psychosociale begeleiding Psychosociale begeleiding is geïndiceerd als er sprake is (geweest) van lichte tot matige vormen van geweld en de cliënte bereid is meerdere gesprekken te voeren. Naast individuele hulp gericht op het slachtoffer van geweld is het ook mogelijk om systeemgerichte gesprekken te voeren met partner en eventuele kinderen, mits de veiligheid voldoende is gegarandeerd (zie ook 3.9). Sommige vrouwen hebben al eerder gesproken over de mishandeling en
Handelen bij mishandeling
33
voelen nu de noodzaak tot hulp en ondersteuning. Ook kan iemand uit hun omgeving hen hebben aangemoedigd of kan de huisarts hen hebben verwezen. De hulpverlener stelt samen met de cliënte een hulpplan op waarbij stapsgewijs gewerkt kan worden aan het realiseren van een aantal doelen. Na bijvoorbeeld vijf gesprekken kan de voortgang met de cliënte geëvalueerd worden. Doelen en uitgangspunten van de hulpverlening In de praktijk is gebleken dat de werkwijze en uitgangspunten van de seksespecifieke hulpverlening goed aansluiten bij de hulpverlening aan mishandelde vrouwen. De oorsprong van mishandeling binnen heterorelaties is immers deels toe te wijzen aan de machtsverhoudingen tussen mannen en vrouwen. In relaties met geweld zijn vrouwen hun gevoel voor eigenwaarde, hun zelfvertrouwen en hun kracht voor een groot deel kwijtgeraakt.
Voor vrouwen die nog in een gewelddadige relatie verkeren is het belangrijk de psychosociale hulpverlening te concentreren op versterking van het zelfbeeld, het zelfvertrouwen, veiligheid, het sociale netwerk en de weerbaarheid. Veel mishandelde vrouwen staan jarenlang bloot aan geweld, vernedering en machtsmisbruik voordat zij hulp zoeken. Door de voortdurende dreiging van geweld en het sociale isolement verkeren ze in permanente angst en zijn ze emotioneel vaak sterk afhankelijk geworden van hun partner. Hun bewegingsvrijheid is in de loop van de tijd steeds verder ingeperkt. Hun zelfbeeld en zelfvertrouwen zijn aangetast. Het is daarom van wezenlijk belang vrouwen aan te spreken op hun kwaliteiten, potenties en mogelijkheden, en hun gedragingen positief te labelen. In plaats van de cliënte te zien als hulpeloos slachtoffer en de verantwoordelijkheid van haar over te nemen, moedigt de hulpverlener haar aan zelf stappen en initiatieven te nemen. Hulpverleningsdoelen in mishandelingssituaties • • • • • • •
34
contact leren maken met eigen gevoelens en wensen verkennen en leren bewaken van eigen grenzen vergroten van zelfvertrouwen en weerbaarheid vergroten van zelfredzaamheid en autonomie vergroten van keuzemogelijkheden en keuzen leren maken versterken van eigen verantwoordelijkheid, draagkracht en probleemoplossend vermogen zorgen voor eigen veiligheid (en die van de kinderen)
TransAct
Dat doet ze niet alleen om de cliënte te helpen het isolement te doorbreken, maar ook om haar aandacht te leren vragen voor haar problemen. De hulpverlener gaat hierbij steeds uit van de behoeften, wensen en verlangens van de cliënte. Ze probeert ook belemmerende factoren bij het uiten van de eigen behoeften door de vrouw te ontrafelen en deze te plaatsen in de context van haar socialisatie en maatschappelijke positie. Daarnaast is het zaak vrouwen te stimuleren bepaald gedrag te veranderen, grenzen te stellen en eigen mogelijkheden en potenties te onderzoeken. Experimenteren met nieuw gedrag – bijvoorbeeld conflicten niet meer uit de weg gaan of juist opzoeken, eigen wensen en behoeften uitspreken, niet meer zwijgen over het geweld, niet alleen rekening houden met de behoeften van de ander – kan op de langere termijn resulteren in grotere tevredenheid, voldoening en zelfvertrouwen, en perspectief bieden op een betere toekomst. Ook is het zinvol om – met het oog op preventie van geweld in toekomstige relaties – aandacht te besteden aan wat de vrouw aantrekkelijk en onaantrekkelijk vindt in mannen en hoe zij aankijkt tegen de vraag wie het voor het zeggen heeft in een relatie. Om de machtsongelijkheid in de hulpverleningsrelatie zo veel mogelijk te beperken is het daarnaast van belang om beelden, doelen, verwachtingen en mogelijkheden van de cliënte en de hulpverlener expliciet te bespreken. Het is de bedoeling dat de vrouw (opnieuw) ervaart dat zij zeggenschap kan hebben over haar eigen leven en toekomst. Vrouwen die besloten hebben hun partner te verlaten zullen in eerste instantie vooral behoefte hebben aan praktische ondersteuning, bijvoorbeeld bij het vinden van een veilig onderkomen of het regelen van een eigen inkomen of een nieuwe school voor de kinderen. Vrouwen die hun partner al verlaten hebben, kunnen in hun latere leven opnieuw geconfronteerd worden met klachten en problemen die verband houden met ervaringen uit het verleden. Vaak zijn ze nog nauwelijks toegekomen aan de verwerking van hun traumatische ervaringen en hebben ze vooral behoefte aan ondersteuning en begrip. Voor steun bij traumaverwerking is het van belang dat het geweld daadwerkelijk gestopt is, dat de cliënte voldoende draagkracht heeft en dat ze kan terugvallen op een sociaal netwerk. In hoofdstuk 3 worden een aantal relevante thema’s die aan bod kunnen komen bij de psychosociale begeleiding verder uitgediept. Praktische ondersteuning van mishandelde vrouwen Als er geen acuut gevaar dreigt kan volstaan worden met het aanbieden van kortdurende begeleiding. Maar als er wel acuut gevaar dreigt en de cliënte binnen afzienbare tijd haar partner wil verlaten, kan er ook praktische ondersteuning op korte termijn nodig zijn.
Handelen bij mishandeling
35
Aandachtspunten voor hulpverleners • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
veiligheid en vertrouwen creëren begrip en oprechte betrokkenheid tonen een luisterende en steunende houding bieden zonder te veel in oplossingen te denken aansluiten bij de behoeften, verwachtingen en wensen van de cliënte het gedrag van de pleger afkeuren, niet zijn persoon respect hebben voor haar keuzen en dilemma’s openstaan voor de mogelijkheid van een systeemaanpak aansluiten bij haar tempo en proces exploreren van haar mogelijkheden en potenties de ernst van de mishandeling openlijk erkennen aangeven dat geweld schadelijk is aangeven dat geweld in Nederland strafbaar is en ontoelaatbaar aangeven dat de pleger verantwoordelijk is voor het geweld aangeven dat de vrouw verantwoordelijkheid moet nemen voor haar eigen veiligheid (en die van kinderen) aandacht besteden aan de gevolgen van de mishandeling op korte en lange termijn aandacht hebben voor de positie van en de gevolgen van geweld voor kinderen aandacht hebben voor de overlevingsstrategieën en kwaliteiten van de cliënte informeren naar achtergronden, aard en ernst van mishandeling aandacht besteden aan de dynamiek en patronen in man-vrouwrelaties overlevingsgedrag positief labelen helder zijn tijdens de hulpverlening en de cliënte informeren over de eigen werkwijze en (on)mogelijkheden bereid zijn tot zelfreflectie en adequaat omgaan met overdracht- en tegenoverdrachtgevoelens
• De voorbereiding van een noodplan Mishandelde vrouwen worden vaak heen en weer geslingerd tussen de vraag: blijven of weggaan. Personen uit de directe omgeving kunnen druk op hen uitoefenen om de partner te verlaten. In de praktijk blijkt echter dat een dergelijke beslissing niet eenvoudig is en zeker niet geforceerd kan worden. Zolang de vrouw bij haar partner blijft, loopt zij (en lopen haar kinderen) echter het risico opnieuw mishandeld te worden. In de eerste gesprekken kunnen de vrouw en de hulpverlener nagaan welk mogelijk geweld te verwachten is. Samen met de vrouw kan een noodplan worden opgesteld en kunnen voorbereidingen worden getroffen wanneer ingrijpen van buitenaf of acute opvang gewenst is. Ook is het mogelijk om na aangifte van geweld de rechter via een
36
TransAct
civiele procedure te vragen om een straat- of contactverbod voor de mishandelende partner. Daarnaast is een wetsvoorstel in voorbereiding waardoor op verzoek van het slachtoffer of ambtshalve een huisverbod kan worden opgelegd (invoering naar verwachting in 2006). De hulpverlener kan de verschillende stappen en de uitvoerbaarheid daarvan bespreken met de cliënte. • Onderzoeken van opvangmogelijkheden Op een gegeven moment kan een vrouw definitief het besluit nemen haar partner (tijdelijk) te verlaten en niet meer te investeren in de relatie. Dan dringt zich de vraag op: waar moet ik naartoe? Als haar omgeving op de hoogte is van de situatie, is het van belang na te gaan wie zij genoeg vertrouwt om haar besluit tot vertrek te bespreAandachtspunten bij de voorbereiding van een noodplan •
• •
• • • •
•
•
• •
Kent de cliënte vertrouwde personen waar ze eventueel tijdelijk een veilig onderkomen kan krijgen? Geldt dit ook als er kinderen bij betrokken zijn? Wat zijn alternatieven voor (tijdelijke) opvang (blijf-van-mijn-lijfhuizen, opvanghuizen, safe houses)? Wat zijn voor de cliënte belangrijke voorwaarden waaraan een opvanghuis of andere vorm van opvang zou moeten voldoen (bijvoorbeeld: een geheim adres, niet toegankelijk voor mannen, alleen met islamitische vrouwen)? Hoe schat de cliënte de reactie van haar partner (en omgeving) in als ze (tijdelijk) vertrekt? In hoeverre kan er direct gevaar dreigen voor de personen bij wie ze haar toevlucht zoekt? Hoe kan dit gevaar beperkt worden? Is het mogelijk buren met een afgesproken signaal (bijvoorbeeld: raam open-/dichtdoen, iets aan de waslijn hangen, gillen, een fluitje gebruiken) te waarschuwen wanneer de mishandeling plaatsvindt, zodat die de politie kunnen inschakelen? Kan de cliënte ergens (bijvoorbeeld bij een vriendin) een koffer of tas met noodzakelijke spullen (reservesleutels, geld, papieren, strippenkaart, kleding, persoonlijke eigendommen, paspoort) klaarzetten of onderbrengen? Heeft zij relevante telefoonnummers en opvangadressen (van politie, arts, opvanghuizen, maatschappelijk werk, school kinderen, 24-uursopvang) bij de hand? Hoe is de hulpverlener bij acuut geweld of bedreiging bereikbaar? Als de hulpverlener niet bereikbaar is, is er dan andere opvang mogelijk (Slachtofferhulp, 24-uursopvang)?
Handelen bij mishandeling
37
ken. Daarnaast is het zaak te onderzoeken bij wie zij mogelijk tijdelijk onderdak kan vinden zonder dat ze direct gevaar loopt. Zwarte, migranten- en vluchtelingenvrouwen die minder dan drie jaar getrouwd zijn of samenwonen, kunnen hun recht op een zelfstandige verblijfsvergunning verspelen als ze van hun partner scheiden. In deze situatie kunnen de partners hun vrouw chanteren door te dreigen dat ze het land wordt uitgezet als ze hem verlaat. Het is raadzaam een advocaat te consulteren die gespecialiseerd is in vreemdelingenwetgeving en informatie kan geven over mogelijkheden van een zelfstandig inkomen en verblijfstitel als een cliënte wegens mishandeling de partner wil verlaten.20 Als de vrouw besluit naar een opvanghuis te gaan, moet besproken worden of het hulpverleningscontact overgedragen wordt (onvermijdelijk als zij naar een andere regio uitwijkt) of voortgezet wordt. Met name wanneer de hulpverlener en de cliënte een vertrouwensband hebben opgebouwd, kan voortzetting van het bestaande contact de cliënte een steun in de rug geven. Ook kan de hulpverlener afspreken na verloop van tijd nog eens contact op te nemen om te horen hoe het de cliënte vergaan is. Bij geweld kan het zijn dat de vrouw acuut het huis verlaat zonder iets van haar bezittingen mee te nemen. Uit angst voor geweld of dreiging van de partner zal ze niet gemakkelijk terugkeren naar haar Aandachtspunten bij het zoeken naar opvang • • • • • • • • • • • •
In hoeverre denkt de vrouw een geheim adres nodig te hebben? Waar zou ze het liefst naar toe gaan? Is dit te realiseren? Hoe denkt zij dat haar partner (en familie en vrienden van de partner) zal reageren op haar besluit? Hoelang kan zij zeker onderdak vinden bij vrienden, kennissen? Hoe kijkt zij eventueel tegen een opvangvoorziening aan? Wat weet zij over deze opvangmogelijkheden en de methode van werken? Hoe stelt ze zich de periode na het vertrek voor? Is ze in staat alleen te wonen? Acht ze zich in staat voor zichzelf en eventuele kinderen te zorgen? Hoe is haar financiële situatie en mate van zelfredzaamheid – waar ziet ze tegenop als ze haar partner verlaat? Op wie kan ze eventueel terugvallen? Bij echtscheiding: kent ze de echtscheidingsprocedures en eventuele omgangsregelingen? Wat zou ze willen meenemen aan dierbare persoonlijke eigendommen en bezittingen?
20 Zie bijlage 4.
38
TransAct
woning. Onder toezicht van de politie kan zij (of een kennis) desnoods alsnog bezittingen uit haar huis halen. • Informatie over juridische procedures Veel vrouwen zijn nauwelijks op de hoogte van strafrechtelijke en civielrechtelijke mogelijkheden (straatverboden) bij mishandeling. Daarnaast zullen veel vrouwen die nog bij hun partner wonen, de situatie geen mishandeling noemen en dus ook niet op het idee komen om aangifte te doen. Toch is het belangrijk om de mogelijkheid van aangifte of een melding bij de politie te bespreken. 21 Dit maakt duidelijk dat er sprake is van een strafbaar feit. Bovendien kan een proces-verbaal of aangifte in de toekomst als bewijsstuk dienen. De hulpverlener kan mondelinge of schriftelijke informatie over juridische mogelijkheden en procedures geven en samen met de vrouw de voor- en nadelen van iedere beslissing afwegen. Ze kan ook de hulp inschakelen van een advocaat. Daarnaast kan vrijblijvend een informatief gesprek over de verschillende juridische mogelijkheden bij de politie aangevraagd worden. Momenteel is een wet in voorbereiding over de uithuisplaatsing van de pleger bij dreiging van geweld in de partnerrelatie. Zie voor meer informatie bijlage 2. Schadefonds geweldsmisdrijven Onder bepaalde voorwaarden is het mogelijk een beroep te doen op het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Vereist is dat het slachtoffer de schade niet kan of wil verhalen op de pleger en dat sprake is van ernstig geestelijk of lichamelijk letsel. Bovendien geldt de restrictie dat het verzoek om een uitkering van het schadefonds binnen drie jaar na het gebeurde wordt gedaan. Verzoeken die na deze termijn worden ingediend, kunnen nog wel in behandeling worden genomen. Voorwaarde is dan dat de overschrijding van de termijn het gevolg is van omstandigheden waaraan de verzoeker redelijkerwijs niets kon doen. Uitgebreide informatie staat in de brochure Schadefonds geweldsmisdrijven, die aangevraagd kan worden bij de Postbus 51 Infolijn, tel. 0800-8051.
2.4 Verwijzing en consultatie Bij ernstige psychiatrische klachten of psychiatrisch gedrag is een verwijzing naar specialistische hulp wellicht aan te bevelen. Langdurige blootstelling aan geweld kan ingrijpende gevolgen hebben voor de gezondheid en het geestelijk welbevinden van het slachtoffer. In bepaalde situaties is de psychische schade zeer ernstig en kan een post-
21 Zie bijlage 3.
Handelen bij mishandeling
39
traumatische stressstoornis (PTSS) ontstaan. In de ambulante hulpverlening kunnen de gedragingen die hierop wijzen geëxploreerd worden en kan besproken worden op welke momenten dergelijk gedrag optreedt en hoe dit gedrag de vrouw helpt. Psychiatrisch gedrag is immers ook een overlevingsstrategie en kan worden beschouwd als een normale reactie op traumatische gebeurtenissen. De hulpverlener dient de symptomen en gedragingen die wijzen op ernstige psychische schade tijdig te kunnen signaleren. Bij confrontatie met één of meerdere symptomen waar zij onvoldoende raad mee weet, kan ze het beste contact opnemen met de RIAGG, de crisisopvang of een polikliniek van psychiatrische ziekenhuizen. In een (telefonisch) consult kan ze overleggen hoe het beste te handelen. Eventueel kan de mogelijkheid van een verwijzing worden besproken. Sommige organisaties hebben met specialistische hulpinstellingen op het terrein van (seksueel) geweld aparte afspraken gemaakt over consultatieen verwijzingsmogelijkheden. De hulpverlener kan deze informatie met de cliënte bespreken, om haar zo voor te bereiden op een eventuele verwijzing. Daarbij is het van belang te zorgen voor een goede overdracht. Bij een verwijzing kan de hulpverlener bespreken of de cliënte het op prijs stelt dat zij na verloop van tijd nog eens contact met haar opneemt. Ze kan ook nagaan in hoeverre de cliënte de verwijzing heeft opgevolgd.
2.5 Crisisinterventie en het inschakelen van anderen Bij ernstig, veelal levensbedreigend geweld, zal de hulpverlener moeten overwegen direct hulp van derden in te schakelen. Daarvoor dient zij eerst met de cliënte te bespreken hoe deze de ernst van de situatie inschat, of er gevaar dreigt voor haarzelf en andere personen en wat zij voor mogelijke oplossingen ziet. Zou ze eventueel naar een opvanghuis Symptomen en gedragsuitingen die wijzen op PTSS • • • • • • •
40
dwangmatige herbelevingen overmatige hyperactiviteit en permanente staat van angst vervlakking en verdoofdheid depersonalisatie, derealisatie en een gedesoriënteerd tijdsbesef automutilatie (zelfbeschadiging) suïcidale gedachten of pogingen tot suïcide dissociatieve gedragingen en symptomen van meervoudige persoonlijkheidsstoornis
TransAct
Mogelijkheden voor een gesprek over verwijzing •
•
•
‘Uit het gesprek met u maak ik op dat u in een ernstige crisis verkeert. Ik heb deze klachten en signalen gezien (klachten en problemen benoemen). Klopt dit volgens u? Gezien uw vragen denk ik dat specialistischer hulp geboden is die ik en onze instelling u helaas niet kunnen bieden.’ ‘Op grond van uw verhaal en uw klachten zou ik graag een deskundig iemand willen consulteren om de situatie te bespreken en te kijken wat ik of een ander voor u zou kunnen doen. Het kan zijn dat ik u eventueel moet verwijzen naar een andere hulpverlener. Hoe kijkt u hiertegen aan?’ ‘Wij hebben goede ervaringen met deze instelling (en persoon) en hebben al verschillende cliënten in vergelijkbare situaties verwezen. Zou u nog iets willen weten over hun aanpak en werkwijze, of hebt u zelf nog bepaalde wensen?’
willen? Heeft ze overwogen aangifte te doen? Wat zijn haar redenen om wel of niet derden in te willen schakelen? Soms verschillen de motieven van de hulpverlener om te handelen van die van de cliënte. De hulpverlener voelt zich bijvoorbeeld machteloos of bang. Het is de vraag in welke gevallen wel of niet zonder toestemming van de cliënte hulp van buitenaf ingeroepen kan worden. Als de hulpverlener zonder toestemming hulp van buitenaf wil inschakelen, kan in uitzonderlijke situaties het beroepsgeheim doorbroken worden.22 De regels hiervoor zijn vastgelegd in diverse gedragscodes van beroepsverenigingen.23 Indicatoren voor levensbedreigende situaties • •
• • • •
Er heeft in het verleden een poging tot wurging plaatsgevonden. Het slachtoffer is in het verleden met zwaar lichamelijk letsel als gevolg van geweld door haar huidige partner in het ziekenhuis opgenomen geweest. De pleger beschikt over wapens en bedreigt de vrouw daarmee. De pleger heeft levensbedreigend geweld tegen anderen gebruikt. De pleger heeft wapens tegen anderen gebruikt. De cliënte beschikt zelf over een wapen.
22 Zie ook bijlage 4. 23 Zie hiervoor A. Goes & E. Gommers, Richtlijnen beleidsontwikkeling: hulp aan mishandelde vrouwen. VOG-sectie AMW/TransAct, Utrecht 1997.
Handelen bij mishandeling
41
Onder zwaar lichamelijk letsel wordt verstaan: • • • • • • • •
blijvende gehoorstoornissen miskraam door trappen/stompen in de buik blijvende beschadiging/verlies inwendige organen botbreuken blijvende motorische stoornissen zenuwbeschadiging/verlamming blijvende gezichtsstoornissen zware hersenschudding en dergelijke
Het is raadzaam om vanaf het eerste contact met de cliënte het beroepsgeheim aan de orde te stellen. De hulpverlener kan ook vertellen welke afspraken zijn gemaakt over gegevensuitwisseling bij casusoverleg. Deze afspraken komen erop neer dat behoudens ernstige noodsituaties altijd aan de cliënt om toestemming voor gegevensverstrekking wordt gevraagd. Sommige instellingen gebruiken een machtiging die de hulpverlener de mogelijkheid biedt met derden over de cliënte te spreken of te overleggen. Deze geeft hiervoor schriftelijk toestemming, volgens de richtlijnen van het privacyreglement. De hulpverlener is verplicht de cliënte op de hoogte te stellen van het (doel van het) contact met derden. Iedere instelling zal een eigen beleid moeten ontwikkelen met richtlijnen voor interventies bij acuut geweld. Een aantal AMW-instellingen heeft richtlijnen ontwikkeld voor de omgang met levensbedreigende situaties in geval van mishandeling. Richtlijnen om te handelen in crisissituaties Het inschatten van de situatie bij mishandeling en van levensbedreiging is voor de cliënte als direct betrokkene zeer moeilijk. Daarom is het van belang dat instellingen zelf richtlijnen opstellen hoe te handelen in dergelijke situaties. Na het volgen van de opgestelde interne procedure kan de instelling bepalen welke stappen samen met andere betrokkenen (politie, wijkagent, huisarts, school van kinderen) ondernomen moeten worden, en of bijvoorbeeld een contactverbod aangevraagd moet worden.
2.6 Samenwerking Bij mishandeling is samenwerking met andere instellingen, organisaties of hulpverleners veelal noodzakelijk. Mishandelde vrouwen kampen vaak met een combinatie van lichamelijke, psychosociale en juridische problemen. Hierdoor zal de ene keer de politie of huisarts ingeschakeld moeten
42
TransAct
Richtlijnen voor ingrijpen buiten de cliënte om •
•
•
• •
•
Als de cliënte naar inschatting van de hulpverlener zelf niet in staat is stappen te zetten en ingrijpen door derden is geïndiceerd omdat de situatie levensbedreigend is of tot ernstig letsel zou kunnen leiden, meldt de hulpverlener dit bij haar directe leidinggevende. Indien de hulpverlener en leidinggevende van mening zijn dat de situatie geen uitstel duldt, wordt besloten tot overleg en melding bij de politie en/of anderen in de omgeving van de cliënte (de huisarts, het AMK of de Raad voor de Kinderbescherming). De hulpverlener beschrijft in het cliëntdossier de reconstructie van de feitelijke situatie en de gemaakte afwegingen over de waarden en belangen die tot het handelen buiten medeweten of toestemming van de cliënt hebben geleid. De hulpverlener legitimeert haar handelwijze vooraf en tijdens het contact met de cliënte, of achteraf indien dit niet anders mogelijk is. Indien de hulpverlener en de leidinggevende twijfel hebben over hun visie, of de cliëntsituatie aanleiding is tot ingrijpen zonder toestemming van de cliënte, kunnen zij consult vragen bij een collega-instelling of beroepsvereniging. Indien de hulpverlener, de cliënte of de instelling van de hulpverlener achteraf twijfelt over de juistheid van het handelen van de hulpverlener in de concrete situatie, kan haar handelen worden getoetst door het tuchtcollege van de beroepsvereniging. Dit kan leiden tot jurisprudentie en verfijning van de coderegels.
worden en andere keren een hulpverlener. Een nieuwe vorm van laagdrempelige hulpverlening bieden de advies- en steunpunten huiselijk geweld waar slachtoffers, plegers, professionals en getuigen van huiselijk geweld terecht kunnen voor advies en hulp. De steunpunten fungeren figuurlijk gesproken ook als de voordeur naar het achterliggende samenwerkingsnetwerk van politie, justitie, hulpverlening en preventie.24 Bij inschakeling van de politie is het raadzaam goede samenwerkingsafspraken te maken. Daarbij dient in elk geval besproken te worden welke interventiemogelijkheden de politie heeft als een hulpverlener een levensbedreigende situatie van een cliënte meldt. Er zal ook een duidelijke procedure afgesproken moeten worden om in te grijpen. Samen met de politie en eventueel de huisarts kan desgewenst worden overlegd welke stappen te ondernemen. De politie dient hierbij de Aanwijzing 24 Zie hiervoor de publicaties in het kader van het project Aanpak huiselijk geweld, te vinden via www.aanpakhuiselijkgeweld.nl en het Stappenplan Advies- en steunpunt huiselijk geweld. TransAct, Utrecht, 2005.
Handelen bij mishandeling
43
Mogelijke stappen samen met politie en eventueel huisarts •
• • • • • •
• •
De politie dient te handelen volgens de Aanwijzing huiselijk geweld (2003). Check bij de politie of er gehandeld wordt volgens de Aanwijzing, want in dat geval worden veel van onderstaande stappen al gezet. Vraag, bij eerdere contacten met de politie, de wijkagent een huisbezoek af te leggen. Vraag de politie de pleger bij geweldincidenten op te pakken en de vrouw in veiligheid te brengen. Vraag na aangifte of de cliënte gebruik kan maken van het awaresysteem. Vraag de politie de cliënte te attenderen op civiel- en strafrechtelijke mogelijkheden, en op een deskundige slachtofferadvocaat. Vraag politie de cliënte te informeren als pleger in vrijheid wordt gesteld of uit hechtenis komt. Vraag de huisarts nauwkeurig verwondingen en letsel te registreren en aan de hulpverlener door te geven wanneer cliënte zich met verwondingen bij huisarts meldt. Vraag de buren direct contact op te nemen met de politie wanneer er sprake is van geweld. Vraag de huisarts een huisbezoek af te leggen of beide partners bij consulten te betrekken.
huiselijk geweld (2003) te volgen.25 Deze geeft de politie instructies hoe te handelen bij signalen van huiselijk geweld, en formuleert de voorwaarden voor ambtshalve vervolging. Zo kan de politie na een aantal meldingen ingrijpen, ook als er geen aangifte wordt gedaan. Bij cliënten met langdurige en ernstig gewelddadige relaties is het aan te bevelen om te overleggen met de verschillende instanties waarmee zij eerder contact hebben gehad. Deze informatie vanuit verschillende invalshoeken kan bijdragen tot een nieuwe afweging voor ingrijpen van buitenaf, en tot bijstelling van de strategieën en het hulpverleningsplan. Eventueel kan gebruikgemaakt worden van een multidisciplinair samenwerkingsverband (seksueel) geweld of een advies- en steunpunt huiselijk geweld in de regio. Dergelijke samenwerkingsverbanden en steunpunten bieden de mogelijkheid tot consultatie en kunnen adviseren bij hulpverlening en interventies. De steunpunten kunnen ook als interventieteam fungeren.26 25 De Aanwijzing is te vinden op de website van het Openbaar Ministerie: www.openbaarministerie.nl >beleid >overzicht beleidsregels >overige strafbare feiten. 26 Zie bijlage 6 voor adressen.
44
TransAct
Hoofdstuk 3 Thema’s in de psychosociale begeleiding
In de psychosociale hulpverlening kunnen verschillende thema’s aan bod komen die mishandelde vrouwen houvast en steun kunnen bieden. Kenmerkend voor psychosociale begeleiding is dat hierbij klacht- en probleemgericht wordt gewerkt. Er wordt niet aan traumaverwerking gedaan, maar vrouwen krijgen steun bij het opnieuw controle krijgen over hun eigen leven. Een aantal relevante en veelvoorkomende thema’s in de psychosociale begeleiding wordt hieronder in willekeurige volgorde besproken en waar mogelijk aangevuld met suggesties hoe de thema’s in de individuele hulpverlening aan de orde te stellen zijn. In het kort wordt ook iets verteld over groepshulpverlening en relatiegesprekken in de psychosociale begeleiding.
3.1 Het geweld bespreekbaar maken Het bespreken van (vermoedens van) geweld is niet eenvoudig. De stap naar onthulling is veelal groot en definitief. Bij veel mishandelde vrouwen kan een directe confrontatie met vragen naar mishandeling te bedreigend zijn en ontkenning oproepen. In hun beleving is er geen sprake van mishandeling maar van ‘incidentele ruzies’, ‘slaan’, ‘treiteren’, en dergelijke. Veel hulpverleners twijfelen eraan of het zin heeft het geweld bespreekbaar te maken. Uit angst voor de confrontatie met de heftige emoties die vragen naar mishandeling kunnen oproepen, onzekerheid over eigen deskundigheid of angst voor reacties van de pleger, schromen ze het geweld aan de orde te stellen. Anderen lopen soms juist te hard van stapel en gebruiken te snel termen als geweld en mishandeling. Hiermee proberen ze aan te geven dat het bij geweld om een strafbaar feit gaat, waarover ze hun verontwaardiging en afschuw willen uitspreken. Wil een vrouw haar verhaal aan een hulpverlener durven toevertrouwen, dan zal deze haar serieus moeten nemen, haar onvoorwaardelijk moeten geloven en bereid zijn echt naar haar te luisteren. Cliënten hebben soms geen woorden voor hun ervaringen of voelen zich vervreemd van hun gevoel, kunnen hun verhaal niet op orde krijgen of worden zo overspoeld door heftige emoties dat ze niet in staat zijn een logisch en consistent verhaal te vertellen. Het is van belang om het woordgebruik van
Handelen bij mishandeling
45
de cliënt te volgen, en dezelfde beeldtaal of symboliek te gebruiken bij het praten over het geweld. In de meeste culturen wordt aan praten over problemen met buitenstaanders weinig waarde gehecht. In sommige culturen wordt dit juist als heel beladen ervaren, als ‘de vuile was buitenhangen’. De (culturele) schaamte om hulp van buitenaf in te schakelen is in bijna alle gevallen groot. Het zwijgen kan ook veroorzaakt worden door (soms terechte) angst voor represailles van de familie. De hulpverlener zal een cliënte met een culturele achtergrond waarin praten met een buitenstaander not done is, duidelijk moeten maken waarom het belangrijk is het geweld te bespreken. Ze kan dit doen door erop te wijzen dat gevoelens en ervaringen delen, opluchting kan geven en kan helpen het isolement te doorbreken. Ook kan de hulpverlener meedenken en oplossingen zoeken voor de situatie. Het is dus van belang zodanige condities te creëren dat de cliënten zich niet meer belemmerd voelen om hun verhaal te doen. Dit betekent ook dat hulpverleners hun ruimte en gelegenheid moeten bieden om hun emoties te uiten. Timing is heel belangrijk; het gaat erom het tempo van de cliënt te volgen. Hulpverleners dienen een uitnodigende en betrokken houding uit te stralen en te durven vragen naar de ervaringen van de vrouw. De cliënte moet het gevoel krijgen dat er een taal is om over de ervaringen te praten en dat het niet gek is om dat te doen. De hulpverlener moet erop bedacht zijn dat de cliënte bij het bespreekbaar maken van ernstige traumatische ervaringen kan gaan dissociëren, in de war kan raken en suïcidaal of vermijdend gedrag kan gaan vertonen. Ze dient deze gedragingen als overlevingsstrategieën te duiden. Dóórvragen naar ervaringen met geweld zal gedoseerd moeten gebeuren, ook gezien de eigen grenzen van de hulpverlener. Soms is het noodzakelijk om een aantal gesloten vragen te stellen, omdat open vragen te veel angst oproepen. Pas als het geweld daadwerkelijk is gestopt en de cliënt hiervoor gemotiveerd is, kan gestart worden met traumaverwerking. Hierbij kan gewerkt worden aan de hand van drie fasen: symptoomreductie en stabilisatie / verwerking / reïntegratie. Verwerking van mishandeling kan pas plaatsvinden als de vrouw er vaak over heeft kunnen en mogen vertellen.
3.2 Onzichtbare en zichtbare vormen van verzet Vrouwen die in hun relatie langdurig mishandeld worden, ontmoeten vaak veel onbegrip. Uitgesproken of onuitgesproken voelen ze zich verantwoordelijk gesteld voor de mishandeling. De buitenwereld (inclusief de hulpverlening) begrijpt niet waarom de vrouw nog bij de partner blijft of geen (zichtbare) stappen tegen hem onderneemt. Bij vragen naar
46
TransAct
Mogelijke vragen om het geweld bespreekbaar te maken • • • • • • • • • • •
• • •
Vragen naar het wie, wat, waar, hoe en wanneer, helpen het verhaal op gang te komen. ‘Het komt vaak voor dat …; is dat bij jou ook het geval?’ ‘Hoe is uw relatie met uw man ontstaan?’ ‘Wanneer is er spanning ontstaan, en waardoor?’ ‘Hoe beleeft u uw situatie thuis, en met wie woont u?’ ‘Wat hebt u zelf nodig om uw verhaal te kunnen vertellen?’ ‘Hebt u al eerder over uw ervaringen met anderen gesproken?’ ‘Zo ja, wat waren de reacties uit uw omgeving en hoe hebt u die beleefd?’ ‘Wat vinden familieleden van de situatie bij u thuis?’ ‘Zijn er mensen die u in vertrouwen zou willen nemen?’ ‘Zo nee, wat zijn mogelijk onderliggende angsten (bang zijn zelf gek te worden, angst niet meer te kunnen functioneren, angst voor represailles, angst voor uitsluiting en ongeloof)?’ ‘Hoe hebt u uw geheim kunnen dragen (het zwijgen kunnen volhouden)?’ ‘Hebt u het gevoel dat het geweld bespreekbaar maken u kan bevrijden van een last en uw isolement kan doorbreken?’ ‘Hoe ernstig schat u het geweld in?’ Eventueel kunnen vergelijkbare geweldsituaties voorgelegd worden, zoals: ‘Vindt u dat er sprake is van mishandeling als een man een vrouw regelmatig aan de haren trekt en in het gezicht slaat? Als een man zijn vrouw van de trap gooit? Als een man een vrouw treitert en regelmatig bedreigt?’
vormen van verzet zal blijken dat vrouwen zich wel degelijk op allerhande manieren verzetten. Soms zijn dit zichtbare vormen van verzet (schreeuwen, trappen, knijpen, sussen, uitschelden, dreigen, er mensen uit haar familie- of vriendennetwerk bijhalen), die later kunnen uitmonden in onzichtbare vormen van verzet (vermijden van conflicten, zwijgen, toegeven, onthouden van of juist toegeven aan seks). Deze verzetspogingen hebben nauwelijks het gewenste effect. Hierdoor zullen vrouwen op den duur wellicht hun verzet opgeven en zich machteloos gaan voelen. Ze zullen zich schuldig voelen over het voortduren van geweld. Dit kan leiden tot zelfdestructief aanpassingsgedrag in de vorm van passiviteit, (aangeleerde) hulpeloosheid en apathie. In de hulpverlening is het uitermate belangrijk te exploreren hoe vrouwen zich, al dan niet zichtbaar, hebben verzet tegen het geweld of de bedreiging hiermee. Deze strategieën zullen expliciet moeten worden benoemd en positief worden gewaardeerd. Een cliënte kan er zo van doordrongen raken dat zij wel degelijk pogingen heeft ondernomen om zich te verzetten. Hierdoor kunnen haar schuldgevoel en zelfverwijt verminderen.
Handelen bij mishandeling
47
Suggesties voor vragen over mogelijk verzet • • • •
• •
‘Hebt u wel eens gefantaseerd over andere vormen van verzet?’ ‘Hoe zou u het liefste duidelijk willen maken dat u de mishandeling niet accepteert?’ ‘Wat heeft u vooral tegengehouden om dit niet te doen?’ ‘Welke zijn andere vormen van verzet die meer succes zouden kunnen hebben maar die u misschien nog niet durft of wilt uitvoeren?’ (Zoals: overtuigend ‘nee’ durven zeggen, de politie inschakelen, ruzie maken, tijdelijk weglopen.) ‘Wie zou er iets voor u kunnen doen, en hoe?’ ‘Hoe kan ik u ondersteunen?’
De vorm en wijze van verzet is veelal afhankelijk van de socialisatie van de cliënten (veel vrouwen hebben nooit geleerd kwaad te worden, hun stem te verheffen of ruzie te maken, zij houden veel rekening met anderen) en de omstandigheden waaronder het geweld plaatsvindt (de partner bedreigt haar met een wapen of mes, het conflict escaleert als kinderen slapen). Als een cliënte meer inzicht heeft in haar gedragingen en de reactie van haar partner en eventuele andere mensen om hen heen, kan onderzocht worden welk alternatief gedrag mogelijk meer effect sorteert. Tijdens de begeleiding kunnen deze alternatieve verzetspogingen opnieuw besproken en geoefend worden.
3.3 Ambivalente gevoelens voor de (ex-)partner Veel mishandelde vrouwen worden heen en weer geslingerd tussen gevoelens van haat en liefde voor hun partner. Het ene moment zeggen ze nog altijd van hem te houden. Ze motiveren dit met uitspraken als: ‘hij zorgt goed voor mijn kinderen, hij is altijd attent en charmant, hij is de kostwinner en de vader van onze kinderen’. Het andere moment spreken ze vol haat over hem en zeggen ze: ‘hij is een klootzak, hij vernedert me voortdurend en hij behandelt me als een stuk vuil’. Deze tegenstrijdige gevoelens zijn niet alleen verwarrend voor cliënten, maar soms ook moeilijk te begrijpen voor hulpverleners. Het is van belang in de hulpverlening stil te staan bij de ambivalente gevoelens van de cliënte voor haar partner, haar motieven voor de keuze van haar partner en de relatiedynamiek. Hierdoor kan de cliënte meer inzicht krijgen in het relationele proces. De hulpverlener dient zicht te krijgen op de vraag hoe de cliënte de relatie met haar partner en de eventuele families van beide zijden
48
TransAct
Suggesties voor vragen over partner en relatie • • • • • • • • • •
‘Wat waren uw verwachtingen van een relatie toen u uw partner leerde kennen?’ ‘Op welke leeftijd leerde u uw partner kennen?’ ‘Wat waren zijn aantrekkelijke kanten?’ ‘Wat vindt u nog steeds aantrekkelijk aan hem?’ ‘Op welke ervaringen met uw partner kijkt u met plezier terug?’ ‘Zou u zich een leven zonder hem kunnen voorstellen?’ ‘Welke rol speelt uw partner in uw huidige leven?’ ‘Wat is de betekenis van een relatie voor u?’ ‘Waarin zou uw partner moeten veranderen?’ ‘Hoe beoordeelt u zijn minder leuke kanten?’
beleeft, en hoe zij zich in de relatie gedraagt en opstelt. Door haar ook te laten praten over haar positieve gevoelens in de relatie, voelt de vrouw zich serieus genomen. Als ze zich realiseert dat ze nauwelijks meer positieve kanten van haar partner kan benoemen en geen liefde meer van hem ervaart, zal ze begeleid moeten worden om oude ideaalbeelden en illusoire verwachtingen te kunnen loslaten. De cliënte kan zich dan een realistischer beeld gaan vormen over de relatie, waardoor ze beter in staat is afwegingen en keuzes te maken. Zelfs als cliënten al lang en breed gescheiden zijn van hun gewelddadige partner, kunnen ze nog steeds heen en weer geslingerd worden tussen haat- en liefdesgevoelens voor hem. In de therapie moet bij de verwerking van traumatische geweldservaringen eveneens aandacht worden geschonken aan de positieve en negatieve ervaringen met de partner. De praktijk wijst uit dat spreken over de positieve kanten van de relatie een essentieel onderdeel van het verwerkingsproces is. Bij het bespreken van het geweld kan er gebruikgemaakt worden van de geweldscyclus die in hoofdstuk 1 aan de orde is geweest, waarin drie fasen worden onderscheiden. Om zicht te krijgen op de ambivalente gevoelens van een mishandelde vrouw, kan de geweldspiraal van Groen en Van Lawick (zie figuur op p. 50) ingezet worden. In de geweldspiraal worden 13 veelvoorkomende stadia in de reactie op geweld in een relatie beschreven.
Handelen bij mishandeling
49
De spiraal van geweld bij paren Groen en Van Lawick, 1997 1. Verwachtingen; zijn en haar romantisch ideaal
2. Waarnemen van verschillen; zijn en haar barsten in het ideaal
3. Vrouw en man komen op voor hun wensen en uiten kritiek
6. Man en vrouw ontspannen zich, herstel van de romantische mythe
4. Man en vrouw voelen zich bekritiseerd of schuldig en gaan in de aanval, of trekken zich boos of verdrietig terug
5. Vrouw voelt zich verantwoordelijk voor de sfeer en gaat redden, man gaat harder werken
7. Vrouw en man raken gefrustreerd en verhullen hun boosheid
13. Totaal disfunctioneren op alle niveaus van het systeem
12. Toenemende angst voor verlies van binding en controle bij de man, meer geweld; afsplitsen van gewelddadige acties
8. Man voelt zich falen, raakt gefrustreerd (woede) en wordt gewelddadig
9. Vrouw raakt verstild, raakt geïsoleerd en uit contact; gevoel van verraad en rouw
11. Vrouw raakt meer en meer geïsoleerd en bevroren; dissociatie en splitsen
10. Man vreest verlies van contact en tracht dit te herstellen door controle en geweld; gevoel van verraad en rouw
50
TransAct
3.4 Schuldgevoelens en overlevingsstrategieën Het gedrag van de (ex-)partner is vaak onvoorspelbaar. Daarom zoeken veel mishandelde vrouwen de oorzaak van conflicten en geweld in relaties bij zichzelf. Zij menen deze voor een groot deel zelf uit te lokken en wijten dit aan hun humeur, hun uiterlijk, hun uitdagend gedrag of hun veronderstelde gebrek aan zorg voor het huishouden. Hun schuldgevoelens kunnen leiden tot gedrag waarmee ze bewust of onbewust hopen nieuwe conflicten of geweldsuitbarstingen te voorkomen. Sommige vrouwen gaan nog meer aandacht besteden aan hun uiterlijk, maken zichzelf onzichtbaar of boenen dagelijks het hele huis. In feite zijn dit overlevingsstrategieën waarmee mishandelde vrouwen controle over hun situatie proberen te krijgen. Het is van belang na te gaan welke functie deze overlevingsstrategieën hebben voor de cliënte. Als zij alle verantwoordelijkheid bij zichzelf legt, zal de hulpverlener nadrukkelijk moeten stilstaan bij haar schuldgevoelens. De oorzaak van het probleem ligt immers niet bij haar, maar bij haar partner. Daarnaast zijn er maatschappelijke factoren die het geweld tegen vrouwen instandhouden. Soms komen vrouwen zelf tot de conclusie dat het niet uitmaakt wat zij doen of laten. Ze concluderen dat ‘hij altijd wel een aanleiding vindt’. Om te voorkomen dat hun schuldgevoel omslaat in een gevoel van machteloosheid, is het zaak stil te staan bij hun strategieën en handelwijze. Enerzijds moet rekening worden gehouden met het (te verwachten) gedrag van de partner. Anderzijds zullen vrouwen moeten leren steeds minder te anticiperen op dit gedrag en leren stil te staan bij hun eigen verlangens en behoeften. Met de cliënte kan onderzocht worden hoe zij dit het beste kan doen zonder zich de woede van de partner op de hals te halen. Als zij inschat dat dit absoluut niet haalbaar is vanwege eerder sanctionerend of gewelddadig gedrag, kan bekeken worden welke doelen wel te realiseren zijn. Het gaat erom dat de vrouwen stukje bij beetje weer eigen ruimte veroveren en voor zichzelf leren kiezen.
3.5 Patronen en mechanismen in de relatie In een langdurige mishandelingsrelatie hebben veel vrouwen geen zicht meer op gedragspatronen en mechanismen die de situatie instandhouden. De geweldspiraal (zie figuur) is een goed hulpmiddel om het verhaal over geweld op gang te brengen. Het kan vrouwen inzicht geven in hun eigen gedragingen, gevoelens en patronen en (mogelijke) reacties van de partner. De geweldspiraal geeft vrouwen ook informatie over de fase waarin de relatie verkeert en mogelijkheden om het geweld te doen stoppen.
Handelen bij mishandeling
51
Als een vrouw mishandeld is kan de hulpverlener met de vrouw bespreken hoe de laatste ruzie is verlopen. Vanuit zo’n concrete ervaring kan er doorgevraagd worden naar andere ruzies, om zo met haar te ontdekken welke patronen daarin te ontdekken vallen. De nadruk moet daarbij niet alleen liggen op haar beleving, maar ook op haar gedrag en houding tijdens en voorafgaand aan de ruzies en de reacties van haar partner. Wanneer heeft ze zich assertief opgesteld en wat was het effect daarvan? Uit Nederlands onderzoek27 blijkt dat de relatie vlak na de kennismaking gekenmerkt wordt door toegewijd en romantisch, maar ook bezitterig en jaloers gedrag van de mannelijke partner. Deze gedragingen van mannelijke partners komen overeen met romantische ideaalbeelden die vrouwen vaak over een relatie koesteren. Al snel komen er barsten in dit ideaal en begint de partner de vrouw meer te controleren. Dit uit zich in vragen als: ‘Wat heb je vandaag gedaan? Wie heb je gesproken? Waar ben je geweest?’ Dit hoeft overigens niet alleen van de man uit te komen; het gebeurt ook dat mannen door (schoon)moeders of (schoon)vaders onder druk worden gezet om hun vrouw op deze manier in de gaten te houden. De vrouw interpreteert dit gedrag als een uiting van zorg en liefde voor haar. Mannen daarentegen bezien hun gedrag vooral in het licht van controle en overwicht over de ander. Door dit ‘annexatiegedrag’ (psychisch geweld, financieel isoleren, dreigen, sanctioneren, beschadigen of vernietigen van persoonlijk eigendom) verliezen vrouwen niet alleen de greep op hun leven, maar raken zij sociaal geïsoleerd nog voordat er sprake is van geweld. De behoefte aan een sterke man die hen beschermt, blijkt bij de meeste vrouwen een belangrijk motief voor hun partnerkeuze. Zij zoeken bij hun partner vooral veiligheid, zorgzaamheid en geborgenheid. De vrouw ziet haar partner als almachtig. Maar tijdens de relatie ziet ze ook zijn zwakke en kwetsbare kanten, terwijl hij naar buiten toe het beeld van de sterke, zelfstandige en zelfverzekerde man ophoudt. De kans is groot dat vrouwen hierdoor de zorg- of reddersrol op zich nemen, zowel om het beeld van de almachtige man hoog te houden als uit medelijden. Dit uit zich in extreem zorggedrag en sterk verantwoordelijkheidsgevoel voor het welzijn van de ander. De tweede periode in de relatie wordt gekenmerkt door een toename van grensoverschrijdend gedrag met incidenteel geweld. De vrouw zoekt de schuld voor de mishandeling steeds meer bij zichzelf, voelt 27 Zie: S. Mastenbroek, De illusie van veiligheid: voortekenen en ontwikkeling van geweld tegen vrouwen in relaties. Uitgeverij Jan van Arkel, Utrecht 1995.
52
TransAct
Mogelijke vragen over vroege signalen van geweld en patronen in de relatie • •
• • • • • •
‘Hoe zou u uw partner in de eerste periode van uw relatie beschrijven?’ ‘Waren er destijds al tekenen in de relatie die zouden kunnen wijzen op toekomstig geweld?’ (Voorbeelden: ‘Zei uw partner wel eens iets over uw uiterlijk? Probeerde hij u wel eens te kleineren? Gooide hij wel eens met voorwerpen naar u? Schold hij u wel eens uit en ging dit gepaard met vervelende handtastelijkheden of ander grensoverschrijdend gedrag? Beperkte hij u in uw bewegingsvrijheid?’) ‘Wat vond u destijds van zijn gedrag? En nu, als u erop terugkijkt?’ ‘Is uw partner ook naar anderen wel eens gewelddadig of agressief?’ ‘Wat vindt u daarvan? Geeft dat u een veilig of juist een angstig gevoel?’ ‘Hoe eindigen de ruzies of gewelddadigheden? Betoont uw partner wel eens spijt of berouw?’ ‘Wat is uw reactie hierop? Wanneer voelt u medelijden of medeleven met uw partner?’ ‘Hoe vaak heeft uw partner berouw getoond?’
zich verantwoordelijk voor de sfeer in huis en anticipeert meer en meer op het gedrag van de partner, in de hoop controle te houden over de situatie. Het is opvallend dat vrouwen agressie, autonomie en kracht onbewust uitbesteden aan de man, en dat mannen afhankelijke en onzekere gevoelens uitbesteden aan hun vrouw. In de relatie ontstaan op den duur patronen van (extreme) afhankelijkheid, hulpbehoevendheid en (extreme) machtsuitoefening. Beide vormen wisselen elkaar af. Het gespleten gedrag van de partner veroorzaakt een sterke gespletenheid in gevoelens bij de vrouw. In de derde periode van de relatie kan het geweld structurele vormen aannemen. Na iedere geweldsuitbarsting volgt een fase van verzoening. De mannen vragen hun vrouw vergeving en betuigen met veel omhaal spijt. Uit medelijden en een gevoel van onmacht gaat de vrouw voor haar partner door de knieën en geeft hem opnieuw een kans. Na deze periode van verzoening, gevolgd door een periode waarin het goed gaat, begint het geweld vaak weer van voren af aan. Hoe vaker deze spiraal zich herhaalt, hoe kleiner de kans dat de vrouw bij haar partner weggaat.
Handelen bij mishandeling
53
Het besef dat het geweld zich eindeloos kan herhalen en zelfs in ernst kan toenemen, kan bij de cliënte leiden tot de grote ‘innerlijke omslag’.28 Zij ziet in dat ze te veel van zichzelf vervreemd is geraakt en zich aan haar partner uitgeleverd heeft. Door stil te staan bij de zogenaamde ‘uitbestedingspatronen’ in de relatie kan het besef doordringen dat niet zíj maar haar partner zich abnormaal gedraagt. Door terug te kijken naar de beginperiode van de relatie en zich bewust te worden van de waarschuwingssignalen kan haar vertrouwen in haar eigen gevoelens en intuïtie weer toenemen. De hulpverlener kan haar begeleiden bij de fase van verzoening, zodat de cliënte steviger in haar schoenen staat als haar partner na een geweldsuitbarsting spijt betuigt.
3.6 Grenzen en weerbaarheid Veel mishandelde vrouwen voelen zich machteloos en hulpeloos in hun relatie. Gevoelens van woede en agressie uiten ze niet, uit angst voor escalatie van het geweld. In de hulpverlening kan geoefend worden met situaties waarin sprake is van grensoverschrijdingen. Het gaat erom dat cliënten hun grenzen lichamelijk leren ervaren en hieraan uiting durven geven (verbaal en non-verbaal). Situaties die woede oproepen, kunnen nader onderzocht worden op condities die nodig zijn om dit gevoel te uiten. Door stil te staan bij verschillende uitingsvormen van agressie (positieve, indirecte en negatieve agressie) en de vrouw deze te laten ervaren in een veilige omgeving, kan ze experimenteren met ander gedrag. De hulpverlener kan met de vrouw nagaan wanneer zij zich sterk en machtig voelt of voelde. Aan de hand van de machtsdriehoek kan ze inzicht geven in de verschillende machtsposities, die vervolgens in lichaamsgerichte oefeningen uitgebeeld kunnen worden, in de vorm van de positie van de machteloze, het slachtoffer en de machtige. Voorbeelden van andere lichaamsgerichte oefeningen zijn: boos en arrogant rondlopen, stem verheffen, ‘nee’ leren zeggen, stampen en vechten. Vrouwen kunnen door deze oefeningen hun eigen kracht weer leren ontdekken en inzetten in de relatie. Eventueel kan de hulpverlener de vrouw wijzen op de mogelijkheid een cursus zelfverdediging te volgen. Wees er wel op bedacht dat vrouwen veel geweld met hun lichaam hebben geïncasseerd, waardoor lichaamsgerichte oefeningen heftige emoties en herbelevingen kunnen oproepen.
28 Zie: M. Rappard, Tot hier en niet verder: verzet van mishandelde vrouwen. Uitgeverij Ambo, Baarn 1988.
54
TransAct
Vragen over (gebrek aan) weerbaarheid en grenzen • • • • • • • • • •
‘Wanneer en in welke situatie voelde u voor het laatst boosheid?’ ‘Hoe merken anderen dat u boos bent?’ ‘Wat deed u met deze gevoelens?’ ‘Liet u deze aan de ander zien?’ ‘Wanneer voelt u zich sterk en machtig?’ ‘Hoe is dat te merken aan uw houding en uw stemgebruik?’ ‘Wat ervaart u als grensoverschrijdend gedrag?’ ‘Hoe zou u hier het liefst op willen reageren?’ ‘Wat en wie hebt u hiervoor nodig?’ ‘Wie uit uw sociale netwerk kunnen ingeschakeld worden om grenzen te trekken?’
3.7 Kosten en baten Op een gegeven moment kan de cliënte eraan toe zijn om af te wegen of ze wel of niet bij de partner wil blijven. Een uitgebreide kosten-batenanalyse kan haar helpen bij het maken van haar keuze. Ambivalente gevoelens over blijven of vertrekken kunnen in de vorm van een rollenspel worden uitgespeeld en verwoord: één stoel vertegenwoordigt de kosten en baten van blijven, de andere stoel de kosten en baten van vertrek. Naast het op een rij zetten van de kosten en baten van blijven of vertrekken, is het van belang een inschatting te maken van de draagkracht en draaglast van de cliënte. In de meeste situaties is de winst van vertrek groter dan de winst van blijven, maar vaak ontbreekt het de vrouw aan zelfvertrouwen en sociale redzaamheid. Dan zal een besluit om te vertrekken weinig succes hebben. Een cliënte kan ook besluiten tijdelijk weg te gaan. Ze doet dat dan niet alleen uit behoefte aan rust en herstel, maar ook in de hoop dat de partner tot inkeer zal komen. Als een vrouw uiteindelijk besluit haar partner te verlaten, zal zij de eerste periode nog geconfronteerd kunnen worden met gevoelens van angst, schuld en onzekerheid. Ze kan de periode na het vertrek zelfs nog zwaarder vinden dan de tijd dat ze nog mishandeld werd. De kinderen kunnen zich ontheemd voelen en zich onrustig gedragen in een nieuwe omgeving. In deze periode kunnen zich nieuwe hulpvragen voordoen. Continuïteit in de hulpverlening is dan van groot belang. Door eenzaamheid, schuldgevoelens en twijfel kan de cliënte uiteindelijk besluiten toch naar de partner terug te keren.29 29 Uit registratiegegevens van de opvangvoorzieningen blijkt dat 50% van de cliënten weer terugkeert naar hun partner.
Handelen bij mishandeling
55
De kosten-batenanalyse
• • • •
Winst van blijven alles blijft bij het oude; dit geeft een prettig vertrouwd gevoel zekerheid van een huis en inkomen niemand heeft iets in de gaten en niemand kan de vrouw dus veroordelen de kinderen hebben een vader; niet alleen de zorg en verantwoordelijkheid hoeven dragen voor de kinderen er is nog hoop op verandering, de relatie is nog de moeite waard het geweld is nog niet levensbedreigend het beeld van het harmonieuze gezin blijft in stand voor oog van familie en sociale omgeving een ‘goede vrouw’ zijn
• • • • • •
Kosten van blijven voortdurende angst en waakzaamheid risico van herhaling van mishandeling toenemend gevoel van machteloosheid de kinderen lijden ook onder het geweld negatief zelfbeeld en verdere verwaarlozing toename van psychosomatische en psychische klachten
• • • •
Winst van weggaan kans dat mishandeling of bedreiging stopt eigen leven kunnen opbouwen rust en veiligheid, ook voor de kinderen herstel van lichamelijke klachten en psychische problemen
• • • •
• • • • • • •
56
Kosten van vertrek eenzaamheid, uitsluiting van familie en vrienden angst voor de toekomst zoeken naar andere huisvesting, zorg voor inkomen en opvoeding van kinderen weg uit vertrouwde omgeving omgangsregeling met kinderen; dit kan opnieuw een bron van conflict zijn verlies van controle over de gezinssituatie: nu kan ze nog een oogje in het zeil houden indien relevant: terug moeten naar haar land van herkomst wanneer ze haar afhankelijke verblijfsvergunning verliest
TransAct
3.8 Groepshulpverlening In bepaalde situaties is groepshulpverlening meer geïndiceerd dan individuele hulpverlening. Vrouwen die nauwelijks een sociaal netwerk hebben, zichzelf de schuld geven van de mishandeling en weinig zelfvertrouwen hebben, kunnen baat hebben bij deelname aan een groep. In de groepen worden mishandelde vrouwen aangemoedigd hun geweldservaringen openbaar te maken en gevoelens met elkaar te delen. Met behulp van lichaamsgerichte en inzichtgevende oefeningen, creatieve werkvormen en opdrachten, leren de deelneemsters zicht te krijgen op gevoelens, gedachten en gedragingen die verband houden met de mishandeling. In de groepen leren de vrouwen opnieuw hun kracht te ontdekken, hun grenzen te ervaren en zichzelf in moeilijke situaties staande te houden. Zij krijgen meer zicht op hun overlevingsstrategieën en onderzoeken nieuwe handelingsmogelijkheden. Thema’s die in de groepshulpverlening aan bod kunnen komen zijn: veiligheid en vertrouwen, nabijheid en afstand, agressie, macht en machteloosheid, isolement, schuld- en schaamtegevoelens, grenzen en weerbaarheid. Belangrijke indicatiecriteria voor deelname aan groepen zijn: vrouwen moeten in staat zijn hun ervaringen met andere mishandelde vrouwen te delen en te bespreken; ze moeten bereid zijn verhalen van andere vrouwen te horen en ze moeten de intentie voelen andere vrouwen te ondersteunen. In verschillende instellingen zijn inmiddels ervaringen opgedaan met groepen voor mishandelde vrouwen.30 In sommige plaatsen wordt geëxperimenteerd met zelfhulp- of lotgenotengroepen zonder professionele begeleiding.
3.9 Systeemgerichte hulpverlening Mishandelde vrouwen kunnen zich aanmelden met relatieproblemen zonder dat zij het geweld als zodanig problematiseren. Cliënten lopen zelf vast in het contact met de partner en zien conflicten in de relatie als belangrijke ontstaansbron voor geweld. Het is ook mogelijk dat vrouwen hulp zoeken voor hun partner, vanwege overmatig alcoholgebruik, depressieve stemmingen en agressief gedrag. In de meeste situaties blijken die daarvan dan niet op de hoogte te zijn. Uit angst voor nog meer geweld verzwijgen cliënten het hulpverleningscontact. Daarom is het belangrijk om dit onderwerp altijd te bespreken met de vrouw. Is het 30 Zie: A. Tjoelker & J. van den Berg, Geweld tegen vrouwen in relaties: werkboek groepshulpverlening aan bedreigde/mishandelde vrouwen. RIMA, Ambulante Fiom, ’s Hertogenbosch 1997.
Handelen bij mishandeling
57
voor haar veilig genoeg om het contact met de hulpverlening te bespreken? Kan zij haar partner motiveren om mee te komen en zo ja, hoe gaat ze dat doen? Wat is een veilig moment in de cyclus van geweld? In een aantal gevallen is de vrouw niet in staat dit zelf te doen. Dan kan het ook de hulpverlener zijn die het contact legt op een moment dat de vrouw niet thuis is of wanneer ze nog bij de hulpverlener in de kamer zit. In het project Begeleide Terugkeer van de Vrouwenopvang Amsterdam wordt dit gedaan. Ook zijn huisbezoeken mogelijk. Binnen de systeemgerichte aanpak onderscheiden we relatiegerichte en systeemgerichte hulpverleningscontacten. Bij de laatste zijn ook kinderen en eventuele andere betrokkenen aanwezig. De ene mogelijkheid is niet noodzakelijk beter dan de andere. Er moet vooral gekeken worden naar mogelijkheden, wensen en veiligheid van alle betrokkenen. Mannen blijken gemotiveerd te kunnen worden als ze met respect worden benaderd en worden uitgenodigd om hun visie op het geweld en de relatieproblemen te geven. De vraag die hulpverleners zichzelf moeten stellen is: mag zijn verhaal er van mij zijn en kan ik ernaar luisteren? Uitgangspunt is dat geweld in de meeste gevallen een uiting is van machteloosheid en controleverlies, en dat de man niet op die manier met zijn partner wil omgaan. Dat moet uiteraard wel gecheckt worden bij de man. Verder blijken mannen gemotiveerd als ze tot het inzicht komen dat ook hun kinderen eronder lijden en dat ze geen goed voorbeeld zijn als vader. Vaak denken ze dat de kinderen er niets van merken, omdat ze al op bed liggen, maar als je hun vraagt of ze zelf vroeger nooit iets gemerkt hebben van spanningen tussen hun ouders, of vraagt naar eventuele gedrags- of opvoedingsproblemen met de kinderen en een relatie legt met de situatie thuis, dan komt het inzicht al snel. Een derde bron van motivatie van mannen is externe druk, van familie, politie of een dreigende (echt)scheiding. Het gaat dan vaak om verlies van status, gezicht (mannelijkheid) of vrijheid of een mogelijk strafblad. Soms beseffen mannen echt niet dat ze strafbare feiten plegen. Een belangrijke voorwaarde voor succes bij relatiegesprekken is dat beide partners akkoord gaan met het doel van de hulpverlening: het stoppen van het geweld. De man dient voorts bereid en in staat te zijn verantwoordelijkheid te dragen voor zijn gedrag. In de relatiegesprekken kunnen onderliggende oorzaken voor het ontstaan van het geweld en de dynamiek in de relatie besproken worden. Uiteindelijk zullen de relatiegesprekken erop gericht zijn alternatieven te zoeken voor conflictsituaties, om zo te bereiken dat het geweld stopt. En dan is er ook de mogelijkheid van zogeheten Eigen-kracht conferenties, waarbij de familie of het bredere netwerk van het slachtoffer en even-
58
TransAct
Mogelijke terreurtechnieken van de pleger • • • • •
ontkenning van de mishandeling geheimhouding opleggen rationaliseren verontschuldigen isoleren
tueel de pleger van het geweld bijeengebracht worden om de problemen te bespreken. Deze zijn vooral succesvol wanneer de familie of andere intimi van het slachtoffer en mogelijk de pleger zich betrokken voelen bij het gezin, en bereid zijn om te helpen de gezinsproblemen op te lossen. Het op deze manier betrekken van familie en vrienden kan helpen doordat gezinsgeheimen doorbroken worden, de cirkel van betrokkenen rond een gezin vergroot wordt, en meer mensen verantwoordelijkheid nemen voor de problemen en de noodzakelijke oplossingen.31
3.10 Daderhulpverlening Daderhulpverlening kan onderdeel zijn van systeemgerichte hulpverlening waarbij wordt gewerkt aan herstel van de relatie. Daderhulpverlening is vaak lastig omdat de mannelijke partner niet erg gemotiveerd is zich vrijwillig te laten helpen. Meestal is hij onvoldoende overtuigd van zijn eigen aandeel en zal hij de schuld voor het ontstaan van geweld vooral bij zijn vrouw leggen. Hulpverleners dienen zich daarom te bekwamen in hun beroepshouding en hun vermogen om goed luisterend door te vragen, en zich niet te laten misleiden door externalisaties – en die consequent op te vatten als tekenen van machteloosheid. De hulpverlener kan de man dan motiveren door hem te wijzen op de ‘macht’ die zijn partner over hem heeft en aan te bieden hem te helpen zijn macht terug te veroveren zonder geweld. Een hulpverlener dient over veel inzicht te beschikken in de terreurtechnieken, rolopvattingen en manvrouwdenkbeelden van de dader. Daarnaast zal de hulpverlener zich moeten kunnen verplaatsen in de beleving van en motieven voor het geweld bij de cliënt (eerdere ervaringen met geweld in verleden of in oorlogssituaties, stress en onmachtsgevoelens) en moeten beseffen welke verstrekkende gevolgen het geweld heeft voor de mishandelde vrouwen. In 31 Voor meer informatie over Eigen-kracht conferenties zie: Mozaïek: handboek met methodieken voor de preventie en opvang van allochtone vrouwen rond huiselijk en seksueel geweld. Utrecht 2004. Te bestellen via TransAct (www.transact.nl of
[email protected]).
Handelen bij mishandeling
59
Nederland staat vrijwillige daderhulpverlening nog in de kinderschoenen. Bij relatietherapie of daderhulpverlening dienen hulpverleners zich van tevoren af te vragen of ze voldoende toegerust zijn om deze therapie te geven. Veel hulpverleners realiseren zich te laat welke valkuilen en dilemma’s het werken met plegers met zich mee kan brengen. Enkele valkuilen zijn: overidentificatie met het slachtoffer, overdracht en tegenoverdracht niet kunnen hanteren, overspoeld worden door gevoelens van boosheid of medelijden. Niet zelden leiden relatiegesprekken tot grote teleurstelling bij de cliënte en escaleert het geweld nog verder, in plaats van af te nemen. Uit seksespecifieke overwegingen is het raadzaam relatiegesprekken door een mannelijke en een vrouwelijke hulpverlener te laten begeleiden. In voorbereidende gesprekken kan de hulpverlener met de cliënte haar verwachtingen van deze gesprekken bespreken. Zij kan onderzoeken in hoeverre deze verwachtingen realistisch zijn, hoe en in hoeverre de partner te motiveren is voor relatiegesprekken of een confrontatiegesprek en welke stappen de vrouw kan ondernemen als de relatiegesprekken tot een escalatie van geweld leiden. Een confrontatiegesprek kan met een rollenspel worden voorbereid. Eventueel kunnen externe deskundigen worden ingeschakeld.
60
TransAct
Hoofdstuk 4 De praktijk van de hulpverlening: vier casussen In dit hoofdstuk komen vier verschillende praktijkverhalen aan de orde. Per casus wordt belicht hoe en vanuit welke overwegingen de hulpverlener heeft gereageerd op de cliënte. De casuïstiek wordt niet uitputtend behandeld, maar geeft wel een indruk van de hulpvragen en de gesprekken die hieruit kunnen voortvloeien. De eerste casus is uitgebreider beschreven dan de overige casussen. Iedere casus wordt afgesloten met een aantal relevante aandachtspunten voor de hulpverlening.32
4.1 Angst voor de herhaling van het geweld Karina33, 30 jaar oud, belt naar het telefonisch spreekuur van de Stichting Ambulante Fiom. Haar huisarts heeft haar ’s ochtends naar de Fiom verwezen. Ze is in paniek en struikelt over haar woorden. Huilend zegt ze dat ze het niet meer kan volhouden. Ze is bang dat haar partner haar na zijn terugkeer uit het buitenland opnieuw zal slaan. Karina is tien jaar getrouwd, heeft twee kinderen – een dochter van elf en een zoon van zeven – en wordt sinds acht jaar door haar man mishandeld. Ook het afgelopen weekeinde heeft hij haar, vlak voor zijn vertrek – hij werkt regelmatig in het buitenland – ernstig geslagen. Aan de telefoon maakt de cliënte een verwarde en angstige indruk. Ze springt van de hak op de tak en roept aldoor: ‘Ik kan nergens heen, ik kan niet meer.’ De hulpverlener probeert de leiding over het gesprek te nemen en structuur te bieden. Karina’s theatrale manier van doen komt op de hulpverlener onnatuurlijk over en het kost moeite haar verhaal serieus te nemen. De hulpverlener stelt enkele concrete vragen, zoals waar Karina op dat moment is, of zij alleen is en of ze al eerder met anderen over het slaan heeft gesproken. Dat de cliënte contact heeft opgenomen met het Fiom-bureau waardeert ze positief. De cliënte vertelt dat ze toen ze die ochtend haar huisarts consulteerde, erg geschrokken is van zijn reactie, omdat hij in termen van mishande32 De beschreven aandachtspunten zijn niet tot in detail weergegeven. Bij iedere casus kan ook geput worden uit aandachtspunten die beschreven zijn bij de andere cases. 33 De cases zijn beschreven op basis van waargebeurde verhalen van cliënten. Om privacyredenen zijn de namen gefingeerd.
Handelen bij mishandeling
61
ling sprak. Volgens haar is daar geen sprake van. Voor de hulpverlener is dit aanleiding om te vragen hoe zij het slaan zelf benoemt en beleeft. Volgens Karina heeft zij vaak ruzie met haar man en loopt dit soms uit de hand. Hij begint dan met slaan en zegt dat het haar schuld is, omdat ze zo ontevreden en jaloers is. Ook zij legt de schuld voor het ontstaan van de ruzies bij zichzelf. Ze vertelt dat ze weliswaar haar best doet een leuke vrouw voor haar partner te zijn, maar dat ze dit op een gegeven moment niet meer volhoudt. De vraag of ze er wel eens met anderen over heeft gesproken, beantwoordt ze ontkennend. De huisarts verzekerde haar dat het gesprek vertrouwelijk was. De hulpverlener vertelt haar dat het beroepsgeheim ook geldt voor maatschappelijk werkers. Tijdens het telefoongesprek neemt ze verder nog geen stelling en gaat ze niet in op het feit dat de cliënte de verantwoordelijkheid voor het geweld bij zichzelf legt. In eerste instantie gaat het erom Karina de gelegenheid te geven te onderzoeken wat er aan de hand is en welke oplossingen er zijn. De hulpverlener maakt wel een inschatting van het risico op levensbedreigend geweld voor de vrouw en haar kinderen. De hulpverlener nodigt Karina uit voor een gesprek op het bureau. Hiermee gaat zij akkoord. Ze zegt opgelucht te zijn over het gesprek. Ze kan nog niet overzien hoe het verder moet, maar het stelt haar gerust dat ze een afspraak heeft. Het geeft haar het gevoel dat ze nu tenminste iets ondernomen heeft. Psychosociale begeleiding Na twee dagen verschijnt Karina opgewekt op de eerste afspraak. Ze maakt op de hulpverlener een verzorgde en zelfverzekerde indruk, en doet nauwelijks denken aan de wanhopige vrouw aan de telefoon twee dagen geleden. De hulpverlener twijfelt even of de situatie wel zo ernstig is als zij heeft verteld. De vrouw is blijkbaar in staat verschillende posities in te nemen. Aan het begin van het gesprek geeft de hulpverlener uitgebreid informatie over de werkwijze van het bureau en benadrukt ze nogmaals het beroepsgeheim. Ze legt uit dat ze niet met derden zal praten zonder overleg met de vrouw. Ze belooft geen absolute geheimhouding omdat ze nog niet voldoende kan inschatten of crisisinterventie noodzakelijk is. Dan vraagt ze Karina of ze nog vragen heeft en komt terug op het telefoongesprek van twee dagen geleden. Als ze het gesprek kort samenvat en benoemt dat Karina de afgelopen acht jaar regelmatig is geslagen, laat de vrouw haar tranen de vrije loop. Ze huilt met lange uithalen. De hulpverlener stelt nu haar tegenstrijdige gedrag aan de orde. Karina voelt zich verward over haar eigen emoties. Het ene moment is ze zeer tevreden over haar leven en lijkt alles haar te lukken. Het andere moment voelt ze zich wanhopig en zou ze er het liefst een einde aan
62
TransAct
maken. De hulpverlener benoemt dit schijnbaar tegenstrijdige gedrag als een mechanisme om het vol te houden. De mishandeling en de gevoelens van angst en hulpeloosheid heeft zij altijd geheim gehouden voor de buitenwereld. Nu zij de geheimhouding doorbreekt, lijkt ze de controle over haar gevoelens en leven te verliezen. Hierop vraagt de hulpverlener naar de aanleiding om nu hulp te zoeken. Karina legt uit dat het geweld in de loop der jaren steeds erger is geworden en dat zij het niet meer volhoudt. Om beter zicht te krijgen op de situatie vraagt de hulpverlener naar de aard en frequentie van het geweld, de aanleiding voor de ruzies en de eerste keer dat er geweld werd gebruikt. Karina kan niet goed inschatten waarom haar man geweld gebruikt. Ze vertelt dat de aanleiding meestal een opmerking van haar is, iets in het huishouden, haar uiterlijk, of iets anders dat hem niet bevalt. Aanvankelijk verzette ze zich openlijk en sloeg ze terug. Die keren escaleerde het geweld alleen maar: haar man trok haar aan haar haren van de trap, sloeg haar hard op haar rug of trapte haar in de buik. De eerste keer dat hij geweld gebruikte, dateert uit de periode dat zij zwanger was van hun tweede kind. De ruzies begonnen eerder. Karina hoopte dat een tweede kind de relatie zou verbeteren, maar na de geboorte van hun tweede namen de ruzies en het geweld alleen maar toe. Tot tweemaal toe is ze voor een botbreuk in het ziekenhuis behandeld. De hulpverlener vraagt aan de hand van concrete voorbeelden op welke manieren haar man nog meer geweld gebruikt. Karina bevestigt dat al deze vormen van geweld tegen haar gebruikt worden, maar voegt eraan toe dat ze zichzelf ook geen lieverdje vindt. Als hij haar treitert met aanmerkingen op haar uiterlijk, kan zij zich niet meer inhouden. Dan scheldt en schreeuwt ze en smijt hem dingen naar het hoofd. Haar man begint haar dan te slaan en dreigt haar weg te sturen. Dit dreigement maakt haar gek. Ze is bang dat hij andere vrouwen leuker vindt en zegt erg jaloers te zijn. Eigenlijk weet ze nooit waar ze bij hem aan toe is. Ze zegt dat ze best beseft dat het niet kan wat haar man doet, maar dat zij hem voor geen goud wil verliezen. De hulpverlener en Karina onderzoeken samen de omstandigheden waarin zij initiatief neemt om verbaal geweld te gebruiken en met spullen te gooien. De hulpverlener probeert hiermee te verduidelijken op welke momenten Karina de controle over zichzelf verliest en welke manieren er zijn om zich tegen haar man te verzetten. De vrouw merkt op dat ze eigenlijk altijd alert is op zijn gedrag en dat hij uiteindelijk bepaalt wat er gebeurt. De hulpverlener bevestigt dit en constateert tegelijkertijd dat haar reactie op zijn gedrag geen positieve invloed heeft op de situatie. Nu duidelijk wordt dat haar partner met geweld controle en macht over Karina uitoefent, zegt de hulpverlener dat er in haar ogen
Handelen bij mishandeling
63
wel degelijk sprake is van mishandeling. De cliënte schrikt hiervan en geeft direct te kennen dat zij niet bij haar man weg wil. Ze voelt zich niet alleen emotioneel sterk met hem verbonden, maar is ook financieel afhankelijk van hem. Zij en haar kinderen worden regelmatig door hem verwend. Hij koopt dure cadeaus en organiseert regelmatig luxe reisjes. Karina is dol op deze attenties, die voor haar een blijk van liefde zijn. Het is duidelijk dat de man haar door deze handreikingen aan zich weet te binden. De hulpverlener informeert verder naar haar achtergrond en de beginperiode van de relatie met haar partner. Na de MAVO heeft Karina een aantal jaren in de supermarkt gewerkt. Ze werd verliefd op haar huidige man en raakte al snel in verwachting. Zij heeft geen andere relaties gehad voordat ze hem leerde kennen. Ze vond hem meteen geweldig en was heel gelukkig toen ze in verwachting bleek te zijn. Haar ouders waren het niet eens met haar partnerkeuze, maar stemden vanwege de zwangerschap in met een huwelijk. Ze heeft nog wel regelmatig contact met hen, maar durft hun niet te vertellen over haar problemen. Ze heeft één oudere zus, die altijd als de lieveling van haar ouders is behandeld. Ze heeft het gevoel in de ogen van haar ouders altijd te falen en tekort te schieten. De hulpverlener geeft aan dat er voldoende aan bod is gekomen in het eerste gesprek. Omdat Karina duidelijk te kennen heeft gegeven niet bij haar man weg te willen en financieel en emotioneel van hem afhankelijk is, stelt zij voor te onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om de situatie thuis te verbeteren en zo mogelijk het geweld te stoppen. In de daaropvolgende gesprekken ligt de nadruk vooral op het versterken van de positie van de cliënte in de relatie. Karina geeft aan dat zij graag wil leren zich beter te beheersen als haar man vervelende opmerkingen maakt. De hulpverlener onderzoekt met haar strategieën die mogelijk meer resultaat hebben dan wat zij nu doet, zoals grenzen stellen aan het gedrag van haar partner. De hulpverlener oppert tevens de mogelijkheid anderen (buren, wijkagent of huisarts) in te schakelen als het geweld opnieuw escaleert. Ze vraagt Karina toestemming om met de huisarts te overleggen wat ze samen kunnen ondernemen om haar te ondersteunen. Karina gaat hiermee akkoord, maar uit angst voor verdere escalatie wil ze niet dat de politie wordt ingeschakeld of contact wordt opgenomen met haar man. Ze is bang dat de politie haar niet serieus neemt en de schuld voor het geweld bij haar legt. Hoewel ze duidelijk te kennen geeft geen aangifte te willen doen, wordt bemoeienis van de politie in de toekomst niet uitgesloten. Wel wil ze overwegen haar buurvrouw in te lichten over de ruzies. Deze buurvrouw heeft al enkele malen geïnformeerd naar haar gezondheid en Karina vermoedt dat ze op de hoogte is van de mishan-
64
TransAct
deling. Als zij schreeuwt en met het servies gooit, zou de buurvrouw dit moeten horen. Lawaai maken is haar belangrijkste vorm van verzet tegen het geweld van haar man. De hulpverlener vraagt ook naar de gevolgen van het geweld voor haar kinderen. In hoeverre merken die iets van de ruzies en het geweld? Zijn zij wel eens zichtbaar gewond geraakt? Karina geeft aan niet bang te zijn voor de kinderen omdat die meestal slapen als zij ‘ruzie maakt’ met haar man. De hulpverlener zegt dat zij zich moeilijk kan voorstellen dat de kinderen na zo veel lawaai nog slapen. Karina is even stil en vertelt dan dat het op zich goed gaat met de kinderen, maar dat met name haar zoontje haar zorgen baart. Hij is vaak boos op haar en slaat haar ook. ‘Je bent niet lief voor papa’, zegt hij dan. Karina begint te huilen en vraagt zich hardop af wat er van haar kinderen moet worden als hun ouders zo doen. De hulpverlener zegt dat het terecht is dat zij zich zorgen maakt en geeft aan dat ze hier in latere gesprekken uitgebreid op terug zullen komen. In eerste instantie gaat het nu om haar veiligheid. In geval van escalatie zou zij met haar buurvrouw kunnen afspreken dat ze bij de eerstvolgende keer dat ze lawaai of ‘burengerucht’ hoort, de politie in mag schakelen. Om te voorkomen dat Karina in een nog groter isolement terecht komt, wordt ze gewezen op een gespreksgroep voor mishandelde vrouwen. Deelname aan de groep kan een eerste stap zijn om over haar situatie te praten met vrouwen die in een gelijksoortige situatie verkeren. De deelneemsters kunnen elkaar ondersteunen en aanmoedigen bepaalde stappen te zetten. Karina twijfelt of ze wel geschikt is voor deze groep, gezien haar eigen agressieve gedrag. De hulpverlener vertelt haar dat deze vrouwen zich ieder op hun eigen manier proberen te verzetten tegen het geweld in de relatie. Hierna wordt het hulpverleningscontact abrupt beëindigd. Karina belt de afspraak af nadat ze haar man heeft verteld dat ze hulp heeft gezocht en gedreigd heeft hem te verlaten als hij weer geweld gebruikt. Hij beloofde beterschap en heeft aangegeven niet zonder haar te kunnen leven. De cliënte geeft aan dat de gesprekken veel hebben opgeleverd. Ze voelt zich beter in staat grenzen te stellen en scheldt niet meer op haar partner. Ook haar man is rustiger geworden. De hulpverlener zegt dat ze blij is met dit verhaal en attendeert Karina nogmaals op de gespreksgroep voor mishandelde vrouwen. De hulpverlener acht de kans op herhaling van geweld na een ogenschijnlijk rustige periode niet ondenkbaar. Ze biedt Karina daarom nadrukkelijk de mogelijkheid ook in de toekomst in geval van nood een beroep op haar te doen. Verder vraagt ze toestemming haar huisarts te informeren over het contact met het Fiom-bureau. Karina stemt hiermee in.
Handelen bij mishandeling
65
De hulpverlener neemt vervolgens contact op met de huisarts. Op de eerste plaats om informatie over Karina en de ernst van de situatie te bespreken met de verwijzer. Ze vertelt dat Karina overweegt aan een groep voor mishandelde vrouwen deel te nemen. Aangezien de cliënte in de gesprekken te kennen heeft gegeven bij haar partner te willen blijven, is het risico van herhaling van het geweld niet uitgesloten. Mede gezien haar extreme afhankelijkheid en kwetsbare positie is kans op herhaling zelfs groot. De hulpverlener probeert haar verantwoordelijkheid met de huisarts te delen door hem te wijzen op zijn signaleringsfunctie en positie van vertrouwenspersoon voor het gezin met twee kinderen. Ze benadrukt de noodzaak van gezamenlijk overleg om een efficiënte strategie uit te kunnen stippelen en het geweld te doen stoppen. De huisarts vertelt tot nu toe geen signalen over de kinderen te hebben gekregen, maar ook dat Karina zich geregeld op het spreekuur meldt met diverse klachten. De hulpverlener verzoekt de huisarts het geweld ook met de partner van Karina te bespreken. De huisarts is dit niet van plan en twijfelt wat hij ermee zou bereiken. Bovendien heeft hij Karina geheimhouding beloofd. Uiteindelijk voelt hij er wel voor de partner bij de hulpverlening te betrekken als er sprake is van medische klachten. Hij zou hen dan kunnen verwijzen naar de RIAGG voor specialistische hulp. Hiermee kan de hulpverlener instemmen. De huisarts besluit zelf te informeren naar mogelijkheden van relatietherapie bij de RIAGG. Ze spreken af elkaar op de hoogte te houden als zich opnieuw signalen van geweld voordoen en de hulpverlener zal de huisarts informeren over de voortgang van de groepshulpverlening bij de Stichting Ambulante Fiom. Drie weken later meldt Karina zich aan voor deelname aan de groep voor mishandelde vrouwen. In de groep laat ze zich kennen als een sterke
Aandachtspunten bij telefonisch contact en psychosociale begeleiding • • • • • • •
66
Blijf als hulpverlener zelf rustig in panieksituaties. Vraag altijd naar frequentie en aard van de mishandeling of bedreiging om de ernst van de situatie in te kunnen schatten. Ga na of er ten tijde van het telefoongesprek sprake is van directe bedreiging en of de vrouw rustig kan telefoneren. Wees bedacht op de emoties die vragen over de situatie kunnen oproepen. Bied ruimte voor deze emoties en geef structuur en begrenzing. Laat de vrouw haar verhaal vertellen in haar eigen tempo en haar eigen woorden. Sluit in het hulpverleningscontact zo veel mogelijk aan bij de belevingswereld, wensen en behoeften van de cliënte.
TransAct
•
•
• • • •
• • • • •
• • •
• •
• • •
•
Benadruk vanaf het eerste gesprek het beroepsgeheim en geef aan dat in geval van ernstige levensbedreiging crisisinterventie noodzakelijk kan zijn. Overleg hierover vooraf met de cliënte als contact met derden nodig is. Geef informatie over de verschillende gevolgen, klachten en problemen die (langdurige) mishandeling met zich mee kan brengen (psycho-educatie). Houd in het oog dat vrouwen zich ondanks jarenlange mishandeling, geweld en bedreiging staande hebben weten te houden. Heb oog voor hun strategieën en vormen van verzet en benoem deze als ‘normale’ reactie op bedreigende situaties en traumatische ervaringen. Spreek niet te snel in termen van mishandeling als de cliënte deze term zelf niet hanteert. Vraag naar cliënte’s reacties op het geweld en naar pogingen dit tot staan te brengen en benoem deze als vormen van verzet, om zo haar schuldgevoelens te verminderen. Vraag naar gevolgen van en klachten en problemen door het geweld en eventuele vroegere ervaringen met geweld of bedreiging. Geef inzicht in veel voorkomende patronen en mechanismen in relaties waarin vrouwen mishandeld worden. Geef informatie over de ’cirkel van geweld’. Respecteer de keuze bij de partner te blijven. Cliënte’s besluitvormingsproces kan niet geforceerd worden. Maak helder wie slachtoffer en wie dader is door de gevolgen van het eenzijdige geweld voor beide partijen te benoemen en door de aard van het geweld te onderzoeken. Geef aandacht aan cliënte’s kwaliteiten en mogelijkheden en zoek aangrijpingspunten om haar zelfbeeld te versterken. Onderzoek met cliënte hoe zij haar isolement kan doorbreken en waarom zij over het geweld wil zwijgen. Bespreek verschillende strategieën om het geweld tot staan te brengen en herhaling te voorkomen (zelfbeeld versterken en grenzen leren aangeven). Ga bij het voorstellen van nieuwe stappen uit van haar draagkracht. Geef informatie over mogelijkheden andere mishandelde vrouwen te ontmoeten en ervaringen uit te wisselen (groepen voor mishandelde vrouwen, lotgenotencontact). Geef informatie over de verschillende vormen van hulpverlening, ook na beëindiging van het geweld, en verwijs gericht en actief. Geef informatie over strafrechtelijke en civielrechtelijke mogelijkheden en weeg met de cliënte de voor- en nadelen af. Werk samen met andere betrokkenen en maak gebruik van een samenwerkingsverband in de regio, leg contact met de verwijzer en stem onderling de hulpverlening af. Breng de positie van de kinderen onder de aandacht.
Handelen bij mishandeling
67
vrouw met veel humor. In die periode neemt ze een aantal belangrijke beslissingen waardoor ze in sociaal en materieel opzicht minder afhankelijk wordt van haar partner. Zij meldt zich aan voor een beroepsopleiding gezinsverzorging. Haar isolement is nu verbroken. Na de groepshulpverlening houdt zij met enkele vrouwen contact. Ondertussen beginnen de ruzies en het slaan weer van voren af aan. Af en toe doet Karina nog een beroep op de hulpverlener voor een individueel gesprek. Karina hoopt nog steeds de relatie met haar man te kunnen voortzetten. In overleg met Karina schakelt de hulpverlener opnieuw de huisarts in. Na enkele consulten heeft hij beide partners verwezen naar de RIAGG voor relatietherapie.
4.2 Bedreiging door de ex-partner Zohra is met spoed verwezen naar het maatschappelijk werk. Ze voelt zich onveilig in haar huidige woning. Haar man heeft haar jarenlang mishandeld en haar met acidezuur bewerkt. Hiervan heeft ze destijds aangifte gedaan bij de politie. Hij is toen veroordeeld tot zes maanden gevangenisstraf. Sinds kort is hij uit detentie en ze heeft het gevoel dat hij haar en haar kinderen achtervolgt. Ze voelt zich ook bedreigd door de vrienden van haar man. Verder blijkt dat haar man nog steeds in het bezit is van haar sieraden. Als belangrijkste klacht noemt ze dat ze al tijden slecht slaapt, uit angst dat haar ex-man haar opnieuw bedreigt. Ze gaat al tijden gebukt onder de spanning en reageert zich af op de kinderen. Ze voelt een groot wantrouwen tegenover anderen en leidt een zeer geïsoleerd bestaan. Het Nederlands beheerst ze slecht, wat het lastig maakt contact te maken met anderen. De echtscheidingsprocedure is inmiddels in een vergevorderd stadium. Ze heeft één Nederlandse vriendin, die ze af en toe in vertrouwen neemt. Zij is van de mishandeling op de hoogte en ook getrouwd met een moslim. Met haar vriendin kan ze goed praten over de problemen in man-vrouwrelaties. Het liefst zou ze zo snel mogelijk verhuizen naar een andere plaats. Begeleiding Zohra’s hulpvraag is helder geformuleerd: uit angst voor represailles en herhaling van geweld door de ex-partner, wil zij een andere woning. De hulpverlener onderzoekt met haar de mogelijkheden voor andere huisvesting en schakelt hierbij woningbouwverenigingen in. Uit navraag blijkt dat het mogelijk is bij de dienst herhuisvesting in bepaalde regio’s een sociale urgentie voor een andere woning te krijgen. Om hiervoor in aanmerking te komen is het noodzakelijk dat er ondersteunend bewijsmateriaal verzameld wordt om aan te tonen dat er daadwerkelijk sprake is van een levensbedreigende situatie. De hulpverlener moedigt Zohra aan zelf
68
TransAct
de verschillende hulpinstellingen te schrijven waar ze al eerder contact mee heeft gehad en hun te vragen hun bevindingen op papier te zetten. Zij ondersteunt haar bij het schrijven van Nederlandse brieven. Tevens schakelt ze een advocaat in die gespecialiseerd is in vreemdelingenwetgeving en familierecht, om de mogelijkheden op een boedelscheiding te onderzoeken. Aangezien de toewijzing van een andere woning nog even op zich kan laten wachten, wordt op advies van de hulpverlener besloten de interventiemogelijkheden van de politie te bespreken in geval van dreigend geweld. De cliënte besluit de wijkagent in te schakelen. Met hem wordt afgesproken dat hij dagelijks surveilleert. Als er signalen zijn van geweld of bedreiging kan Zohra direct contact met hem opnemen. Daarnaast bespreekt de hulpverlener de angstgevoelens met Zohra en vraagt naar problemen en klachten door de mishandeling in het verleden. De vrouw heeft tijdens de periode van mishandeling wel professionele hulp gehad bij de RIAGG, maar was hier zeer ontevreden over. Er werd niet doorgevraagd naar het geweld en te veel aangestuurd op herstel van de relatie. In eerste instantie besteedt de hulpverlener vooral aandacht aan het hier en nu en de dagelijkse activiteiten van Zohra. Die blijkt zich nauwelijks op straat te durven vertonen, uit angst haar ex-partner tegen het lijf te lopen. Op de vraag in hoeverre de kinderen angstig zijn of nog last hebben van de ervaringen uit die tijd, antwoordt Zohra dat haar twee kinderen (van anderhalf en drie jaar) nauwelijks enig besef hebben gehad van het geweld. Zij slapen diep en vertonen vooralsnog geen problematisch gedrag. Overdag is Zohra alert en waakzaam. De hulpverlener benoemt dit gedrag als een strategie om met haar angst om te gaan. In een aantal gesprekken leert ze de vrouw om te gaan met extreme angst. Met lichaamsgerichte oefeningen krijgt ze begeleiding bij haar ademhaling en ontspanning. Tevens worden mogelijkheden onderzocht om zich veiliger te voelen in haar eigen woning. Na verschillende afwegingen vraagt Zohra haar vriendin bij haar te overnachten als de angst te groot wordt. Uit de gesprekken blijkt dat Zohra ’s nachts veel nachtmerries heeft en de mishandeling in haar dromen herbeleeft. Ze is hier behoorlijk overstuur van. Uit angst controle te verliezen over de situatie blijft ze ’s nachts waakzaam, waardoor ze chronisch vermoeid is geraakt. Ondanks een aantal gesprekken waarin ze alle ruimte krijgt om over haar traumatische ervaringen te vertellen, heeft de hulpverlener de indruk dat specialistischer hulp geboden is. Zohra valt soms weg als ze te veel herinnerd wordt aan pijnlijke ervaringen. Bovendien valt ze soms onverwachts fel uit tegen de hulpverlener. Die heeft de indruk niet voldoende deskundig te zijn om de vrouw te begeleiden bij de verwerking van haar ervaringen. Ze bespreekt dit met haar en samen onderzoeken zij verschillende hulpmogelijkheden. De gesprekken worden nog enige tijd voortge-
Handelen bij mishandeling
69
zet, waarbij Zohra leert haar eigen angst onder controle te krijgen en in samenwerking met de politie te bekijken hoe haar veiligheid gewaarborgd kan worden. Nadien besluit ze zich aan te melden bij een therapeute in de regio die gespecialiseerd is in verwerking van (seksueel-) geweldservaringen.
Aandachtspunten •
• •
•
• •
•
•
•
•
•
70
Cliënten die aangifte gedaan hebben van mishandeling kunnen opnieuw geconfronteerd worden met bedreiging of geweld van partner of diens vrienden of familieleden. Bij herhaalde confrontaties met de partner na een periode van rust en veiligheid, kunnen trauma’s herbeleefd worden. Onderzoek met de cliënte of zij prijs stelt op een hulpverlener met eenzelfde culturele of etnische achtergrond en/of een persoon die haar moedertaal spreekt, en honoreer zo mogelijk haar voorkeur. Neem gevoelens van angst, schuld en machteloosheid altijd serieus, ook als er geen directe bedreiging met geweld is. Deze gevoelens zijn in de meeste gevallen reëel. De vrouw kan ze in de mishandelingsperiode jarenlang onderdrukt hebben om het hoofd boven water te houden. Ga na of de cliënte al eerder hulp heeft gekregen en welke haar ervaringen hiermee waren. Onderzoek in hoeverre de cliënte last heeft van de gevolgen van mishandeling en of er begeleiding gewenst is bij het verwerken van de traumatische ervaringen. Onderzoek met de cliënte hoe zij weer controle kan krijgen over haar eigen leven (waar krijgt ze energie van, wat geeft haar levenszin, hoe is haar zelfredzaamheid, sociale netwerk, dagbesteding). Vrouwen kunnen zich na een scheiding schuldig voelen over het verbreken van de relatie; probeer naar hun zelfverwijt te luisteren zonder hen hierin te veroordelen. Op die manier kunnen vrouwen (soms voor het eerst) weer vertrouwen krijgen in hun eigen gevoelens en intuïtie. Onderzoek bij de dienst herhuisvesting, bij woningbouwverenigingen en sociale advocatuur cliënte’s kansen op een andere woning en ondersteun haar actief bij het regelen van een sociale urgentie. Onderzoek hoe de cliënte met haar angstgevoelens kan leren omgaan en weer controle kan krijgen over haar eigen gedragingen en gevoelens (steun van sociale netwerk, lichaamsgerichte oefeningen, mogelijkheden van politie onderzoeken). Houd eigen grenzen en mogelijkheden in de gaten en verwijs bij ernstige traumatische stoornissen naar specialistische hulpverlening.
TransAct
4.3 Omgangsregeling na echtscheiding Op het inloopspreekuur van het maatschappelijk werk komt Natalja (36 jaar) overstuur binnenlopen. Ze vertelt dat zij en haar kinderen in het weekeinde door haar echtgenoot de deur zijn uitgezet. Hij heeft hun spullen uit het raam gegooid. Ze heeft wel de politie ingeschakeld, maar die kon naar eigen zeggen niet veel doen. Uiteindelijk heeft Natalja een tijdelijk onderkomen bij een vriendin gevonden. Ze heeft twee dochters van dertien en twee jaar. De jongste is van haar huidige partner. Haar man oefent al geruime tijd dwang en controle op haar uit. Ze moet bepaalde seksuele spelletjes met hem doen. Zodra ze protesteert bedreigt hij haar, wordt agressief en mishandelt haar verbaal en fysiek. Hij gebruikt haar als voetveeg. Ze komt oorspronkelijk uit Rusland en woont pas drie jaar in Nederland. Haar partner is een vooraanstaand musicus met wie ze nu tweeëneenhalf jaar getrouwd is. Ze maakt zich ongerust over haar kinderen en de toekomst. Begeleiding De cliënte maakt een krachtige indruk op de hulpverlener. Ze heeft de zaken goed op een rij, al vormt de taal soms een barrière in het gesprek. Haar grootste wens is een scheiding waarbij ze haar woning kan behouden. De hulpverlener probeert een inschatting te maken van haar sociale en economische redzaamheid. Uit het gesprek blijkt dat Natalja voordat ze naar Nederland kwam, jarenlang alleen voor haar oudste dochter heeft gezorgd. Ze werkte in Rusland parttime als leerkracht op een hogere technische school en was adjunct-directeur van een kinderopvangvoorziening. Destijds kon ze voor de opvang van haar dochter een beroep doen op haar familie. Ze wil voorlopig niet terug naar Rusland. In Nederland acht ze de kansen voor een goede toekomst voor haar kinderen groter. Uit de gesprekken blijkt dat Natalja zich zorgen maakt over haar oudste dochter. Deze dochter, Natasja, is dol op haar tweede vader en wordt door hem erg verwend. Zij heeft in Rusland weinig luxe gekend.
De hulpverlener toont begrip voor haar zorgen en vraagt in hoeverre de kinderen door haar partner mishandeld worden. Dit blijkt niet het geval te zijn. In principe heeft haar man na een scheiding recht op een omgangsregeling met de jongste dochter, maar hierover beslist de rechter. In hoeverre haar oudste dochter haar man na een scheiding zal missen, is nog moeilijk te zeggen. De hulpverlener benadrukt dat het nu vooral om de veiligheid van de vrouw gaat en dat haar kinderen daar ook baat bij hebben. Wat betreft de toekomstmogelijkheden in Nederland probeert de hulpverlener een realistisch beeld te schetsen. Ondanks haar kwaliteiten en loopbaan in Rusland zal het niet eenvoudig voor Natalja zijn in
Handelen bij mishandeling
71
Nederland snel een betrekking te vinden. Ze spreekt nog onvoldoende Nederlands en kent de maatschappelijke verhoudingen niet. Natalja informeert of ze bij een scheiding recht heeft op alimentatie. Met behulp van een advocaat worden tijdelijke voorzieningen getroffen met de partner. De advocaat zet zich in voor haar zakelijke belangen. Natalja wil het liefst op korte termijn haar sieraden en waardevolle spullen terugkrijgen. Samen met de hulpverlener wordt een bezoek aan de echtelijke woning voorbereid. Wat verwacht ze van zo’n bezoek? Hoe zou haar partner hierop kunnen reageren? Is er gevaar voor geweld? Is het wenselijk als de politie haar hierbij begeleidt? De politie is niet bereid haar bij te staan. Natalja krijgt het advies zelf met haar man te praten en eventueel een aantal vrienden mee te nemen zodat die een oogje in het zeil kunnen houden. Mocht dit niet lukken, dan kan de politie alsnog ingeschakeld worden en onder het mom van geluidsoverlast tot huisvredebreuk overgaan. Diezelfde avond meldt Natalja zich in paniek op het politiebureau. Het bezoek is uit de hand gelopen. Haar partner dreigde haar tijdens een ruzie het ziekenhuis in te slaan en heeft haar behoorlijk mishandeld. De politie besluit alsnog met de vrouw mee te gaan, zodat zij haar spullen en die van haar kinderen kan ophalen. Op advies van de hulpverlener brengt ze een bezoek aan haar huisarts. Die onderzoekt en behandelt haar verwondingen. Hij is bereid een medische verklaring te tekenen voor het geval ze aangifte wil doen. De laatste gebeurtenis heeft Natalja ervan overtuigd dat ze niet meer terug wil naar haar partner. Het liefst zoekt ze een ander verblijf, uit angst voor represailles als ze bij haar vriendin zou blijven. De hulpverlener bespreekt de verschillende mogelijkheden en geeft informatie over de blijf-van-mijn-lijfhuizen. Aanvankelijk staat Natalja hier sceptisch tegenover. Samen zetten ze de voor- en nadelen van deze opvang op een rij. Aangezien de vrouw in Nederland wil blijven maar hier geen familie heeft waar ze onderdak kan vinden, besluit ze met haar kinderen naar een blijf-van-mijn-lijfhuis te gaan. De hulpverlener neemt hierover contact op met verschillende opvanghuizen en vindt uiteindelijk een plaats bij een blijf-huis in het noorden van het land. Natalja vindt het ronduit jammer dat ze hierdoor het contact met de hulpverlener moet afbreken, met wie inmiddels een vertrouwensrelatie is ontstaan. Deze biedt aan dat Natalja telefonisch contact kan zoeken als ze hier prijs op stelt. Na twee weken belt Natalja inderdaad op en vertelt de hulpverlener dat ze tevreden is over haar besluit, ondanks het feit dat het verblijf daar niet makkelijk is voor haar (geen andere Russische vrouwen, geen eigen woning). Haar oudste dochter heeft het af en toe moeilijk, maar ze krijgt hier ook begeleiding voor. Nu ze rust en veiligheid gevonden heeft, kan ze zich bezinnen op haar toekomst.
72
TransAct
Aandachtspunten •
• •
• •
•
• •
•
Bij echtscheiding is het van belang na te gaan in hoeverre de cliënte recht heeft op een zelfstandige uitkering of beschikt over een eigen inkomen. Vrouwen zonder zelfstandige verblijfsvergunning kunnen in geval van mishandeling en seksueel geweld slechts bij hoge uitzondering een beroep doen op (bijzondere) bijstandvoorzieningen. Onderzoek wat cliënte’s perspectief is als zij voor haar inkomen financieel afhankelijk is geweest van haar partner. Informeer bij advocaten die gespecialiseerd zijn in zedenzaken of vreemdelingenrecht naar rechten en mogelijkheden van slachtoffers met een onzekere verblijfstitel. Onderzoek in hoeverre een advocaat een voorlopige voorziening kan treffen in geval van crisissituaties, of andere mogelijkheden ziet. Zorg voor actuele informatie over mogelijkheden voor schadevergoeding bij het Fonds Geweldsmisdrijven en verwijs naar Slachtofferhulp of advocaat voor advies en begeleiding. Bereid een bezoek aan de echtelijke woning goed met de cliënte voor en stel de politie op de hoogte van dit bezoek. In geval van nood kan direct een appèl op hen gedaan worden. Vraag altijd naar negatieve seksuele ervaringen en besteed aandacht aan schaamte- en schuldgevoelens. Onderzoek de positie van de cliënte inzake huisvesting. Heeft ze (recht op) een huisvestingsvergunning? Kan de woningbouwvereniging haar helpen aan een andere (tijdelijke) woning? (Een en ander is mede afhankelijk van het beleid van de woningbouwvereniging en afspraken in het kader van gemeentelijk of regionaal beleid inzake de aanpak van huiselijk geweld.) Onderzoek in hoeverre ondersteuning bij de verwerking van traumatische ervaringen gewenst is en besef dat verwerking pas kan plaatsvinden als het geweld is beëindigd.
4.4 Hulpverlening voor de partner Op advies van de RIAGG neemt Desirée (25 jaar) contact op met het algemeen maatschappelijk werk. Zij is vijf jaar getrouwd en heeft twee kinderen. Ze werkt fulltime en de kinderen worden verzorgd door haar partner. Uit de intake blijkt dat ze mishandeld wordt door haar partner. Haar grootste wens is dat het geweld stopt. Ze ervaart niet zo veel problemen met haar partner, behalve dat hij haar slaat. Bij vragen naar de mishandeling blijkt dat ze al vanaf het eerste jaar van haar huwelijk geslagen wordt. De laatste periode neemt het slaan ernstige vormen aan. Ze voelt zich depressief en heeft nergens meer zin in. Nieuwe contacten legt ze niet meer omdat haar man hier niet van houdt. Ze
Handelen bij mishandeling
73
beschrijft zijn gedrag als wispelturig. Soms gaat het een aantal weken goed en dan neemt de spanning weer toe. Haar man is volgens haar ziek en zit diep in de put waardoor hij agressief wordt. Desirée probeert hem uit de weg te gaan en ‘vrolijk’ en ‘gezellig’ voor hem te zijn. Hij barst dan wel eens uit, isoleert of gijzelt haar en mishandelt haar langdurig. Ze zijn samen al eerder in relatietherapie geweest bij de RIAGG. Eigenlijk wisten ze niet wat ze daar moesten bespreken. Haar partner wilde zelf op een gegeven moment met de gesprekken stoppen. Volgens de RIAGG is de partner niet in staat naar zijn eigen aandeel te kijken. Desirée kreeg het advies met de kinderen apart te gaan wonen. Dat heeft ze niet gedaan. Ze heeft zich wel voorbereid op een mogelijk vertrek als het echt uit de hand loopt. Ze draagt al haar waardevolle spullen (paspoort, geld, cheques, inentingsboekjes van de kinderen en ziekenfondskaart) bij zich. Begeleiding In de gesprekken wordt de relatie tussen Desirée en haar partner besproken. Desirée maakt zich zorgen over zijn gedrag en lijkt minder behoefte te hebben aan hulp voor zichzelf. Tegelijkertijd gaat ze gebukt onder de situatie en anticipeert ze op het gedrag van haar partner. Ze cijfert zichzelf weg en probeert het hem naar de zin te maken. Op het moment dat zij zich bij de hulpverlening aanmeldt, heeft haar man al drie weken geen geweld gebruikt. De hulpverlener bespreekt in het eerste gesprek wat de cliënte zou kunnen ondernemen als ze weer gegijzeld of mishandeld wordt. Een collega blijkt op de hoogte te zijn van de situatie. Desirée besluit met de collega af te spreken dat de telefonische mededeling ‘ik heb migraine’ voor haar het signaal is om de politie in te schakelen. In eerste instantie wil de cliënte hulp voor haar partner om het geweld met hem te bespreken. Om te voorkomen dat dit gesprek op een teleurstelling uitdraait, besteedt de hulpverlener aandacht aan haar verwachtingen en wensen. Na twee weken maakt Desirée opnieuw een afspraak en vertelt dat haar partner bereid is tot een gesprek. In het driegesprek stelt de hulpverlener het patroon van mishandeling aan de orde. De partner vertelt dat als hij zich depressief voelt vaak een uitbarsting van geweld volgt omdat zijn vrouw zo zeurt. De vrouw ontkent dit. De hulpverlener intervenieert en vraagt hem vooral naar zijn eigen aandeel te kijken. Beiden willen ze dat het geweld stopt. Beiden leven zeer geïsoleerd en komen bijna de deur niet uit. De man zorgt met name voor de jongste dochter van anderhalf. Hij geeft wel aan dat het in de opvoeding soms mis gaat. Hij heeft zijn jongste dochter al meerdere malen hardhandig vastgepakt en geslagen. Hij is van mening dat als kinderen niet luisteren naar hun ouders een pak slaag geoorloofd is. Zijn vrouw onderschrijft
74
TransAct
dit en vindt haar man een goede en leuke vader. Hij gaat zelden met het kind naar buiten omdat hij dat niet vindt passen bij zijn mannelijke rol. De boodschappen doet zijn vrouw altijd met de andere dochter van vier jaar. De vrouw doet alleen het huishouden en kookt het eten en heeft daarnaast een 36-urige baan. De laatste tijd doet de man wel wat meer huishoudelijke taken. Op vragen over hoe ze denken dat het geweld zou kunnen stoppen, komen ze beiden met verschillende voorstellen. De partner wil dat zijn vrouw niet meer zo zeurt en de vrouw vindt dat de partner minder moet drinken. Er worden een aantal afspraken gemaakt: de man gaat informatie inwinnen bij een boksschool om zijn agressie te reguleren, ze gaan samen een keer zonder de kinderen uit en denken ieder verder na hoe het geweld beëindigd kan worden. De hulpverlener spreekt haar zorg uit over de kinderen en vraagt toestemming te overleggen met hun huisarts. Na veel verzet stemt de man in. De huisarts blijkt nog nooit iets gemerkt te hebben van mishandeling van de kinderen. Hij belooft alert te zijn op signalen van geweld. De volgende afspraken blijven ze keer op keer weg. Wel komt de vrouw nog een keer op een afspraak. Ze vertelt dan dat haar man zich na de relatiegesprekken nog meer is gaan afzonderen en erg prikkelbaar is. Nadat ze hem verteld heeft er ook nog met een vriendin over gesproken te hebben, is zijn agressie toegenomen. Volgens haar ervaart hij de gesprekken als verraad en durft hij zich nu nergens meer te vertonen. De hulpverlener neemt zelf na verloop van tijd contact met hen op maar krijgt geen gehoor. Na zes weken belt de vrouw nerveus op. Ze wil op zeer korte termijn een afspraak maken. Ze vertelt bij haar man weg te willen. Tot tweemaal toe is de politie langs geweest omdat hij agressief en gewelddadig werd. Ze vreest voor haar leven en dat van haar kinderen, nu hij haar zelfs gisteren met een mes heeft bedreigd. Er is duidelijk sprake van een levensbedreigende situatie. De hulpverlener vraagt toestemming het AMK en de school in te schakelen. Tevens adviseert zij Desirée de politie in te schakelen en aangifte te doen. Ze stemt na enig aarzelen hiermee in. Ze durft nauwelijks nog naar haar man terug te keren, maar wil haar kinderen niet bij hem achterlaten. Ze besluit na lang wikken en wegen aangifte te doen bij de politie. Met hen worden de verschillende mogelijkheden besproken om de kinderen in veiligheid te brengen. De man wordt door de politie tijdelijk vastgehouden op het bureau. Uit angst voor wraak van haar partner vlucht zij met haar kinderen naar een opvanghuis in een andere stad.
Handelen bij mishandeling
75
Aandachtspunten •
• • •
•
•
• •
• •
•
76
Hulp voor de mannelijke partner is niet eenvoudig en nog in ontwikkeling. Wel zijn er groepen voor gewelddadige mannen (o.a. bij het maatschappelijk werk) en worden partnerparticipatieprojecten en relatiegerichte aanpakken ontwikkeld. Bereid een eventueel relatiegesprek zorgvuldig voor met de cliënte. Overweeg of je zelf dit relatiegesprek kunt voeren en verwijs anders gericht door naar gespecialiseerde therapeuten. Wees bedacht op mogelijke consequenties als het geweld met de partner wordt besproken (escalatie van geweld of het verbreken van contact). Neem bij eventuele levensbedreigende situaties en een verbroken contact zelf contact op met de cliënte of ga op huisbezoek met een collega of de wijkagent. Voer een relatiegesprek bij voorkeur met een vrouwelijke en mannelijke hulpverlener, om loyaliteitsconflicten en eenzijdige identificatie met het slachtoffer te voorkomen. Eventueel kan als de man hiertoe gemotiveerd is, gezocht worden naar een hulpverlener die gespecialiseerd is in mannen- en/of daderhulpverlening. Wees er op bedacht dat het hulpverleningscontact grillig kan verlopen (wegblijven, afspraken niet nakomen, weer contact zoeken). Besteed in de gesprekken aandacht aan ongelijke machtsverhoudingen op het terrein van zorgrelaties, arbeid, vrije tijd, sekserolopvattingen en opvoeding van de kinderen. Zoek met de cliënte naar belemmeringen en mogelijkheden om ongelijke machtsverhoudingen te veranderen. Let op de veiligheid van de kinderen (als slachtoffer of getuige) en aarzel niet bij vermoedens van mishandeling de huisarts, school, het AMK of de Raad voor de Kinderbescherming in te schakelen of te consulteren. Het AMK kan de mogelijkheid onderzoeken om in te grijpen en een strategie en netwerk uitzetten. Bespreek met de cliënte de strafrechtelijke en civielrechtelijke mogelijkheden en moedig haar aan bij aangifte of melding bij de politie een vertrouwd persoon mee te nemen.
TransAct
Hoofdstuk 5 Dilemma’s en valkuilen in de hulpverlening Verhalen en gedragingen van mishandelde vrouwen kunnen bij hulpverleners allerlei gevoelens en reacties oproepen. Deze reacties zijn niet alleen lastig te hanteren, maar kunnen het individuele hulpverleningscontact ook belemmeren of de voortgang hinderen. 34 Daarnaast lopen hulpverleners die werken met getraumatiseerde cliënten beroepsrisico’s als burn-out en secundaire traumatisering.
5.1 Overdracht en tegenoverdracht (secundaire traumatisering) In elk hulpverleningscontact kunnen mechanismen van overdracht en tegenoverdracht een rol spelen. Dit zijn gevoelens, beelden en verwachtingen die (onbewust) opgeroepen worden bij de cliënte en de hulpverlener en mogelijk refereren aan ervaringen en belevingen in het contact met anderen uit het verleden. Bij tegenoverdrachtreacties probeert de hulpverlener een oplossing te vinden voor (vaak onbewuste) eigen gevoelens terwijl zij kan denken dat ze in het belang van de cliënte handelt. Bij het aanhoren van traumatische ervaringen kan de hulpverlener overspoeld raken door emoties die vergelijkbaar zijn met de reacties van haar cliënte op de mishandeling. Dit heet secundaire traumatisering of traumatische tegenoverdracht.35 Hieronder komen de meest voorkomende tegenoverdrachtreacties aan de orde, met de vraag hoe deze in de hulpverlening te hanteren zijn. Hulpeloosheid en machteloosheid Cliënten in een mishandelingsrelatie roepen bij hulpverleners vaak hulpeloze en machteloze gevoelens op. Dit speelt vooral als zij het idee hebben dat de cliënte niets onderneemt om het geweld tot staan te brengen, de partner de cliënte ondanks een scheiding blijft achtervolgen en bedreigen of de cliënte ondanks alles terugkeert naar de partner en het geweld zich herhaalt.
34 Zie: M. van Hartingsveld, Onbekend terrein? Een onderzoek naar knelpunten in de hulpverlening aan mishandelde vrouwen. Faculteit Algemene Sociale Wetenschappen/ Vakgroep Vrouwenstudies, Universiteit Utrecht 1996. 35` Zie: J.L. Herman, Trauma en herstel: de gevolgen van geweld en mishandeling thuis tot politiek geweld. Wereldbibliotheek, Amsterdam 1994.
Handelen bij mishandeling
77
Gevoelens van machteloosheid kunnen ertoe leiden dat de hulpverlener haar eigen deskundigheid gaat onderschatten, tekort meent te schieten of doorschiet in reddersgedrag door te proberen verantwoordelijkheden van de cliënte over te nemen, oplossingen te bedenken en adviezen te geven. In plaats van de vrouw te stimuleren meer zelfvertrouwen op te bouwen, bevestigt deze aanpak van de hulpverlener de cliënte in haar onvermogen zelf te handelen. De hulpverlener verliest dan uit het oog dat cliënten zelf keuzes moeten leren maken, zonder onder druk te staan. Ze houdt in dat geval te weinig rekening met de fase en mogelijkheden van de cliënte. Gevoelens van hulpeloosheid en machteloosheid zijn niet alleen veelvoorkomende reacties bij cliënten, maar ook normale reacties bij hulpverleners die regelmatig geconfronteerd worden met ernstige mishandelingverhalen. Hulpverleners zullen hun eigen gevoelens van onmacht en hulpeloosheid tijdig moeten leren signaleren en zich afvragen waarmee deze samenhangen. Komen ze voort uit een gevoel van falen of onzekerheid over het eigen professionele handelen? Voelt de hulpverlener zich overspoeld door de verhalen? Heeft ze te weinig afstand genomen van de cliënte? Raken de verhalen aan eigen ervaringen of vergelijkbare machteloze situaties? Of is de situatie zo uitzichtloos dat zelfs de hulpverlener geen perspectief meer ziet voor verandering? Soms helpt het te onderkennen dat sommige situaties inderdaad uitzichtloos zijn en te beseffen dat de verantwoordelijkheid voor het nemen van stappen uiteindelijk bij de cliënte ligt (tenzij er sprake is van een levensbedreigende situatie). Een hulpverlener zal voortdurend moeten aansluiten bij het proces en de kwaliteiten, kracht en creatieve vermogens van de cliënte. In collegiaal verband zal er ruimte moeten zijn om gevoelens van machteloosheid en behoefte aan ondersteuning te uiten. Angst en onveiligheid Hulpverleners die met ernstig getraumatiseerde vrouwen te maken krijgen, worden soms overspoeld door gevoelens van angst en onveiligheid. Zij gaan zich de verhalen over geweld en bedreiging persoonlijk aantrekken en verliezen dan het vertrouwen in de wereld en eigen omgeving. Soms lopen hulpverleners zelf werkelijk gevaar. (Ex-)partners die op de hoogte zijn van het hulpverleningscontact achtervolgen soms niet alleen hun (ex-)vrouw maar ook de hulpverlener, of bedreigen haar met geweld. Om dit te voorkomen is het raadzaam collega’s te informeren over af te leggen huisbezoeken of het starten van relatiegesprekken. Bij gevoelens van angst en onveiligheid kunnen hulpverleners bij zichzelf te rade gaan – gaat het om reële of irreële angst – en bedenken welke ondersteuning zij nodig hebben. Ze kunnen hiervoor collega’s consulteren.
78
TransAct
Irritatie en boosheid Gevoelens van irritatie en boosheid kunnen opgeroepen worden als de hulpverlener geen vooruitgang bespeurt in de situatie van de cliënte, het gedrag van haar cliënte als wispelturig of extreem – eisend, claimend, ‘slachtofferig – ervaart, al haar adviezen in de wind worden geslagen en afspraken niet worden nagekomen. In veel gevallen komen de verwachtingen van de hulpverlener niet overeen met de mogelijkheden en verwachtingen van de cliënte. Onbewust projecteert zij soms eigen waarden en normen op de cliënte: terwijl die wil dat het geweld stopt, stuurt de hulpverlener aan op beëindiging van de relatie. Hulpverleners kunnen zich misbruikt voelen en woest zijn op cliënten in wie ze naar hun gevoel veel geïnvesteerd hebben en die afhaken of afspraken niet nakomen. Als het hulpverleningscontact stagneert is het raadzaam dit tijdig met de cliënte te bespreken: ‘Ik heb de indruk dat de hulpverlening weinig uithaalt, en u?’ ‘Als we afspraken maken lijkt het alsof u deze nauwelijks opvolgt, zijn de stappen te veel gevraagd?’ Soms kan een tussentijdse evaluatie duidelijk maken hoe de hulpverleningsaanpak bijgesteld kan worden. Daarbij kunnen opnieuw concrete en uitvoerbare afspraken geformuleerd worden. De hulpverlening kan vastgelopen zijn omdat de situatie uitzichtloos is of omdat hulpverlener en cliënte samen niet verder komen. In die gevallen kan verwijzing naar een collega, consultatie bij een derde of een rollenspel (wisseling rol hulpverlener en cliënte) uitkomst bieden. Hulpverleners zullen zich bewust moeten zijn van de grillige patronen in mishandelingrelaties. Ze zullen zich moeten realiseren dat het losmakingproces van de partner een moeizaam en langdurig proces kan zijn. Schuld en schaamte Verhalen van mishandelde vrouwen roepen bij hulpverleners soms gevoelens van schuld en schaamte op. Als er sprake is van seksueel geweld kunnen mannelijke hulpverleners zich geconfronteerd zien met een vorm van voyeuristische opwinding en fascinatie (geseksualiseerde tegenoverdracht) en zich hierover schuldig voelen. Ze kunnen ook plaatsvervangende schaamte voelen voor hun seksegenoten. Er kan ook schuldgevoel ontstaan uit angst de cliënte nog meer te kwetsen bij het aan de orde stellen van of doorvragen op mishandeling. Twijfel aan de geloofwaardigheid van het verhaal van cliënten kan eveneens schuldgevoelens oproepen bij mannelijke en vrouwelijke hulpverleners. De hulpverlener zal deze gevoelens serieus moeten nemen en bespreken met teamgenoten.
Het is van belang dat hulpverleners tegenoverdrachtgevoelens tijdig herkennen, en onderzoeken waar deze gevoelens mee samenhangen. Ze moeten accepteren dat tegenoverdracht onvermijdelijk is en deze gevoe-
Handelen bij mishandeling
79
lens toestaan in plaats van ze te ontkennen of onderdrukken. Tegenoverdracht geeft ook informatie over de cliënte omdat de eigen gevoelens een reactie kunnen zijn op de overdracht van cliënten. De hulpverlener kan overdrachtsgevoelens nagaan bij de cliënte door te benoemen wat ze ervaart: ‘Ik heb het idee dat u kwaad op me bent, klopt dat ook?’ of ‘Ik heb het idee dat u eisen aan me stelt die ik niet kan waarmaken’. In feite zijn de gevoelens, beelden en gedachten van de hulpverlener vergelijkbaar met de ervaringen van de cliënte. Dit besef kan wellicht leiden tot oprechte betrokkenheid en een hulpverleningscontact vanuit een empathische houding.
5.2 Dilemma’s en valkuilen Tegenstrijdige gevoelens en gedragingen van cliënten kunnen de hulpverlener in verwarring brengen en voor dilemma’s plaatsen. Het ene moment kan de vrouw overkomen als een hulpeloos slachtoffer, het andere moment blijkt ze uitstekend in staat voor zichzelf op te komen. Het ene moment is de cliënte ervan overtuigd dat ze haar man wil verlaten, een week later ontkent ze dit ten stelligste en wil ze niets liever dan de relatie voortzetten. Door tegenstrijdige gedragingen en verhalen worden hulpverleners nog wel eens op het verkeerde been gezet, of beginnen ze op zijn minst te twijfelen aan hun eigen waarneming. Deze wisselende gevoelens en gedragingen laten duidelijk zien hoe sommige vrouwen in twee werelden leven en ‘afgesplitst zijn’ van hun eigen gevoel. Het is de kunst persoonlijke dilemma’s en ambivalente gevoelens tijdig te herkennen en je bewust te zijn van de valkuilen in de hulpverlening. Neutrale of morele stellingname? In geweldsrelaties lijken vrouwen alle verantwoordelijkheid voor het geweld op zich te nemen. Ook de omgeving heeft sterk de neiging de verantwoordelijkheid voor het geweld bij de vrouw te leggen. Hulpverleners kunnen zich vertwijfeld afvragen of de cliënte het geweld niet zelf heeft uitgelokt. Adequate hulpverlening vraagt echter een onvoorwaardelijke solidariteit met het slachtoffer. De hulpverlener zal ervan overtuigd moeten zijn dat de cliënte onrecht is aangedaan en recht heeft op een goede hulpverlening. In die zin neemt de hulpverlener geen neutrale positie in maar kiest ze als getuige partij voor het slachtoffer, de hulpvraagster. Voor vrouwelijke en mannelijke hulpverleners kan dit dilemma’s met zich meebrengen. Vrouwelijke hulpverleners zullen zich eerder identificeren met het vrouwelijke slachtoffer, terwijl mannelijke hulpverleners zich wellicht eerder loyaal opstellen naar de mannelijke pleger. Identificatie met de pleger kan leiden tot het bagatelliseren van de mishandeling of tot blaming the victim. Mannelijke hulpverleners kunnen aan de andere kant
80
TransAct
ook zo sterk geraakt worden door de verhalen dat ze zich vanuit plaatsvervangende schaamte laten verleiden tot reddersgedrag tegenover de cliënte. Het is belangrijk dat de cliënte weet welke positie de hulpverlener inneemt en uitdrukkelijk te horen krijgt dat geweld niet toelaatbaar is. Een betrokken houding met aandacht voor de ervaringen en beleving van de hulpvraagster is hierbij essentieel. Om te voorkomen dat de hulpverlener zich te veel gaat identificeren met de cliënt zal de opstelling vooral ‘formeel neutraal’ moeten zijn.36 Dat wil zeggen dat de hulpverlener geen standpunt inneemt over hoe de cliënte zich zou moeten voelen of zou moeten handelen. Het gaat erom uit te vinden wat zijzelf vindt en voelt. Neutraliteit betekent echter niet morele onverschilligheid. Het schenden van de lichamelijke integriteit vraagt om een morele stellingname. Hierbij is het van belang dat de hulpverlener het gedrag afkeurt, maar geen oordeel velt over de partner. Op het moment dat zij dit wel doet, loopt de hulpverlener het risico dat de cliënte haar eigen partner gaat verdedigen, het geweld bagatelliseert of zelfs het contact verbreekt. Autonomie bevorderen of verantwoordelijkheid overnemen? In de seksespecifieke hulpverlening is het bevorderen van autonomie een belangrijk uitgangspunt. Een belangeloze en neutrale houding is hierbij essentieel. Met belangeloos wordt hier bedoeld dat de hulpverlener haar macht niet aanwendt om eigen behoeften te bevredigen (zelfbevestiging, geruststelling). Neutraal wil zeggen dat de hulpverlener geen partij kiest bij innerlijke (loyaliteits)conflicten van de cliënte en haar niet forceert bepaalde keuzen te maken. Dat neemt niet weg dat de hulpverlener in extreme levensbedreigende geweldsituaties toch genoodzaakt zal zijn in te grijpen en de cliënte hierover moet informeren. Ook in situaties waarin de vrouw niet meer in staat is voor zichzelf te zorgen en totaal aan het eind van haar Latijn is, kan het noodzakelijk zijn om bepaalde verantwoordelijkheden tijdelijk over te nemen. In andere gevallen is het van essentieel belang dat de hulpverlener niets onderneemt zonder toestemming van de cliënte. Een te directieve benadering, waarin beslissingen of keuzen geforceerd afgedwongen worden, kan averechts werken. Cliënten kunnen zich dan defensief gaan opstellen, bijvoorbeeld omdat de stap naar aangifte voor hen nog te groot is en te veel angst oproept. Als de vrouw hier nog niet aan toe is, zal ook de hulpverlener moeten berusten in het feit dat de cliënte mogelijk opnieuw mishandeld kan worden. Zij doet er goed aan te beseffen dat 36 N. Nicolai, ‘De behandeling van de late gevolgen van seksuele kindermishandeling’. Lezing gehouden op het tweede congres Aan den lijve van TransAct, voorjaar 1997.
Handelen bij mishandeling
81
de cliënte tot nu toe het geweld heeft overleeft en dat de uiteindelijke verantwoordelijkheid bij haar ligt. Dit is een buitengewoon lastig dilemma, waar veel hulpverleners mee worstelen. Altijd beschikbaar zijn of het contact begrenzen? Mishandelde vrouwen doen een groot appèl op de hulpverlener, maar ook deze kan vanuit haar gevoel van verantwoordelijkheid en betrokkenheid soms nauwelijks afstand houden van de cliënte. Zij kan dan geneigd zijn eigen grenzen te verleggen en bijvoorbeeld haar privé-telefoonnummer geven, spreekuurtijden verplaatsen, meer tijd nemen voor de verhalen. Tegelijkertijd wordt ze geconfronteerd met cliënten die hun afspraken niet nakomen, onverwachts op de stoep staan voor een gesprek, buiten kantooruren contact zoeken, of na enkele gesprekken afhaken en niets meer laten horen. Door het grillige karakter van gewelddadige relaties is het geweld en gedrag van cliënten vaak onvoorspelbaar. Maar de hulpverlener zal greep willen krijgen op de beweegredenen van de cliënte wanneer ze wegblijft. Ze kan zich vertwijfeld afvragen of de man de cliënte opnieuw in de tang heeft en haar belet contact te hebben met anderen. Wordt de cliënte opnieuw mishandeld en was ze niet in de gelegenheid om te komen? Of heeft ze geen vertrouwen meer in de hulpverlener? Ziet ze te weinig resultaat en sluit het aanbod niet aan bij haar verwachtingen? Vanaf het eerste contact is het raadzaam de cliënte duidelijk te maken wanneer ze een beroep kan doen op de hulpverlener en wat de grenzen zijn van het contact en de hulpverlening. Structuur en duidelijkheid in de hulpverlening geven een cliënte ook veiligheid. Als een afspraak om bepaalde redenen niet kan doorgaan, kan de hulpverlener haar vragen nadien (telefonisch) contact te zoeken. Eventueel kan de hulpverlener vragen of ze (telefonisch) contact met de cliënte mag opnemen als ze niet meer op gesprek is gekomen. Op deze wijze kan de cliënte het gevoel krijgen niet alleen te staan. Daarnaast is het van belang om elk gesprek goed af te ronden en de resultaten in verband te brengen met de gemaakte afspraken, wensen en doelen van het contact. Eventueel kan vooruitgeblikt worden naar de volgende afspraak. Met duidelijke informatie over de (on)mogelijkheden van de hulpverlening geeft de hulpverlener ook een voorbeeld. Afspraken met de cliënte kunnen in kortdurende contracten worden vastgelegd. Burn-out en secundaire traumatisering: overmatige betrokkenheid en te weinig distantie Hulpverlening aan mishandelde vrouwen vraagt in de regel veel van hulpverleners. De confrontaties met getuigenissen kunnen soms zo schokkend of beangstigend zijn, dat ze grote weerslag hebben op het functioneren van de hulpverleners en zij zich er niet meer los van
82
TransAct
kunnen maken. De ernst van de ervaringen en het aanhoren van een grote hoeveelheid geweldservaringen kan beroepsdeformatie, cynisme en extreme vermoeidheid teweegbrengen. Ook kan het aanhoren van traumatische ervaringen op de langere termijn invloed hebben op het privéleven van hulpverleners. Ze kunnen de eigen partner gaan wantrouwen, geen zin meer hebben in seksueel contact en bang zijn voor elke aanraking. Zij kunnen zelfs gevoelens en gedragingen ervaren die overeenkomen met die van hun cliënten (lusteloosheid, depressiviteit, vermijdingsgedrag, isolatie, concentratieproblemen) of hun verhalen in (dag)dromen herbeleven en somatische klachten ontwikkelen. Vooral hulpverleners die zelf ervaringen hebben met (seksueel) geweld of geweld in relaties, lopen het risico opnieuw overspoeld te worden door onverwerkte emoties, zoals schuldgevoelens, angst, woede en machteloosheid. Die kunnen een eigen leven gaan leiden of onbewust geprojecteerd worden op cliënten, zonder nog aan te sluiten bij hun ervaringsen belevingswereld. Een hulpverlener loopt risico op secundaire traumatisering wanneer ze zelf langdurige klachten krijgt die sterke overeenkomsten vertonen met die van de getraumatiseerde cliënt (posttraumatische stressstoornis, PTSS). Meestal is dit het resultaat van langdurige confrontaties met personen die lijden. Secundaire traumatisering is een reëel beroepsrisico voor hulpverleners die regelmatig geconfronteerd worden met verhalen over geweld.37 Overigens is het ook mogelijk dat hulpverleners juist ongevoelig worden voor de verhalen van anderen. Uit zelfbescherming willen zij zich niet meer laten raken. Vrouwelijke hulpverleners kunnen zich op basis van hun sekse te veel gaan identificeren met de cliënte. Het gevaar is groot dat betrokkenheid en overbezorgdheid de overhand krijgen en dat ze te weinig distantie bewaren. Hulpverleners met een zware caseload kunnen nog eens een extra risico lopen oververmoeid of burned-out te raken. Burn-out is meestal een sluipend proces van emotionele uitputting, vervreemding en twijfel aan eigen geschiktheid als hulpverlener. Niet zozeer de inhoud van het werk als wel de arbeidsomstandigheden en het eigen copinggedrag vergroten de kans op burn-out. Om secundaire traumatisering en burn-out van hulpverleners te voorkomen zullen instellingen goede voorwaarden moeten creëren en mogelijkheden bieden tot intervisie, consultatie, supervisie, scholing en spreiding van cliënten met traumatische ervaringen over meerdere hulpverleners. Daarnaast zullen hulpverleners zelf hun eigen grenzen moeten bewaken en na ieder contact ruimte moeten creëren om te ontspannen en afstand te nemen van 37 A. Donk, Als hulpverlenen je teveel wordt: werkboek voor (trauma) hulpverleners. TransAct, Utrecht 2002.
Handelen bij mishandeling
83
de cliënte: even de benen strekken en een eindje gaan lopen. Wel of niet inzetten van eigen ervaringen? Hulpverleners kunnen zelf ook slachtoffer zijn geweest van mishandeling of andere vormen van (seksueel) geweld. Uit professionele overwegingen schuwen zij veelal hun eigen ervaringen in te zetten in het hulpverleningscontact. Toch kan de cliënte zich soms beter begrepen en erkend voelen als zij merkt dat de hulpverlener vergelijkbare ervaringen heeft meegemaakt. Dit besef kan vertrouwen geven en cliënten stimuleren het zwijgen te doorbreken. In plaats van afstand ervaart de cliënte meer gelijkwaardigheid en betrokkenheid. Het is hierbij wel van doorslaggevend belang dat hulpverleners eigen ervaringen dusdanig verwerkt hebben dat zij deze kunnen overstijgen en niet tot norm verheffen voor de cliënte. De hulpverlener kan de voorbeeldfunctie van ‘overleefster’ vervullen, maar moet oog houden voor het eigene en specifieke in de situatie van de cliënt. Indien hulpverleners zelf geen ervaringen hebben met geweld of geweldsbedreiging terwijl cliënten toch herkenning en begrip zoeken, kunnen zij verwijzen naar lotgenoten (ex-mishandelde vrouwen). Ze kunnen hiertoe zelf een netwerk opzetten, door cliënten na afronding van een succesvolle hulpverlening te vragen eventueel contactpersoon te zijn voor mishandelde vrouwen. Voorwaarde is wel dat deze contactpersonen hun eigen ervaringen voldoende hebben verwerkt en vrije aandacht kunnen hebben voor de verhalen van anderen. Enige supervisie of een andere vorm van begeleiding is hierbij wenselijk. Een andere mogelijkheid is om vrouwen te verwijzen naar gespreksgroepen voor mishandelde vrouwen. Ook hier krijgen vrouwen gelegenheid hun eigen ervaringen te delen met anderen. Het belang van reflecteren In de hulpverlening aan mishandelde vrouwen zullen hulpverleners bereid moeten zijn te reflecteren op de interacties en hun gevoelens in het hulpverleningscontact. Het is raadzaam om op het moment dat zich in het contact belemmeringen voordoen, deze bespreekbaar te maken en/of het eigen gedrag en verwachtingen bij te stellen. Structurele ondersteuning in de vorm van intervisie, supervisie of scholing is hierbij onontbeerlijk.
5.3 Aanbevelingen voor hulpverleningsinstellingen Het beleid van veel instellingen is erop gericht kortdurende hulp te verlenen. Maar mishandelde cliënten laten zich niet makkelijk in een keurslijf dwingen. Het onvoorspelbare en grillige patroon van mishandelingen vertaalt zich veelal in een onregelmatig contact met de hulpverlening.
84
TransAct
Een instelling zal zich er ook rekenschap van moeten geven dat hulpverlening aan mishandelde vrouwen veel vraagt van hulpverleners. Dat heeft niet alleen te maken met de zwaarte van de problematiek, maar ook met de combinatie van lichamelijke, relationele, psychosociale, juridische en materiële aspecten in mishandelingssituaties. Daarom zullen instellingen ook organisatorisch de juiste condities moeten creëren om een kwalitatief goede opvang en begeleiding te kunnen realiseren.
Aanbevelingen voor de instelling •
• • •
•
•
• • •
•
• •
Honoreer zo veel mogelijk de voorkeur van cliënten voor een vrouwelijke of mannelijke hulpverlener, of voor een hulpverlener met een bepaalde culturele achtergrond. Vraag in de hulpverlening bij iedere cliënt uitdrukkelijk naar ervaringen met (seksueel) misbruik of geweld. Zorg dat hulpverleners in crisissituaties weten hoe te handelen. Gebruik de VOG-richtlijnen (tegenwoordig MO-groep) uit 1997 als leidraad. Zorg dat er voor hulpverleners en cliënten toegankelijke en relevante informatie over de diverse opvang- en hulpverleningsmogelijkheden beschikbaar is, voor verwijzing en consultatie. Zorg dat er voor hulpverleners en cliënten direct medische en juridische informatie voorhanden is over strafrechtelijke en civielrechtelijke mogelijkheden in geval van mishandeling. Zorg dat er voldoende mogelijkheden zijn voor intervisie, supervisie en bijscholing voor hulpverleners die regelmatig geconfronteerd worden met traumatiserende verhalen over mishandeling, (seksueel) geweld of bedreiging hiermee. Zet een aparte registratie van huiselijk geweld en geweld in de partnerrelatie op. Signaleer tijdig knelpunten in opvang en begeleiding aan mishandelde vrouwen. Gebruik hiervoor de registratie en collegiale intervisie. Speel algemene knelpunten in de opvang en begeleiding eventueel door naar een landelijke organisatie met een signaleringsfunctie (bijvoorbeeld TransAct) of een regionaal advies- en steunpunt huiselijk geweld. Werk mee aan een (eventueel regionaal vormgeven) gedifferentieerd aanbod voor mishandelde vrouwen: individuele, groepsgerichte, systeemgerichte benadering vanuit een sekse- en intercultureel perspectief en lotgenotencontact, daderbehandeling, e.d. Geef via voorlichting en public relations bekendheid aan het hulpaanbod voor mishandelde vrouwen. Streef ten behoeve van consultatie en verwijzing naar samenwerking in een multidisciplinair netwerk van deskundigen, waaronder politie, advocaten, (vertrouwens)artsen, opvanghuizen en therapeuten.
Handelen bij mishandeling
85
86
TransAct
Bijlage 1 Het gebruik van een tolk
Bij mishandelde vrouwen die de Nederlandse taal onvoldoende beheersen, zal voor een adequaat verloop van de hulpverlening soms een tolk ingeschakeld moeten worden. Enkele aanbevelingen voor het gebruik van een tolk in de hulpverlening aan mishandelde vrouwen zijn: • Kies bij voorkeur een vrouwelijke tolk die enige kennis heeft van de problematiek van mishandeling. • Informeer de tolk vooraf over jouw werkwijze en geef haar duidelijke instructies: de tolk moet zo veel mogelijk letterlijk vertalen, tenzij de vraag niet gebruikelijk is in de oorspronkelijke taal of de vraagstelling te direct is om letterlijk vertaald te kunnen worden. • Vraag naar de werkwijze van de tolk. Veel tolken beginnen met het vertalen van de laatst uitgesproken zin. Hierdoor kan een vertekend beeld optreden en het verhaal van de vrouw onrecht aangedaan worden. Het is van belang regelmatig samen te vatten en te controleren of de tolk de vrouw goed begrepen heeft. • Vraag na wat de vrouw zelf prettig vindt: een telefonische tolk of een persoonlijk aanwezige tolk. Sommige vrouwen stellen vanwege schaamte en schuldgevoelens anonimiteit op prijs als ze niet zeker zijn dat de tolk alles geheimhoudt. • Geef de vrouw informatie over de rol van de tolk. • Blijf zelf het gesprek leiden (voorkom dat de tolk het gesprek overneemt). • Stel de vragen niet aan de tolk maar aan de cliënt. Met andere woorden: houd oogcontact met de vrouw. • Spreek in de jij/u-vorm; vraag niet aan de tolk wat ‘zij’ vindt. • In veel gevallen worden familieleden als tolk ingeschakeld. Dat kan bij zakelijke gesprekken wel, maar is bij hulpverleningsgesprekken sterk af te raden. • Het kan soms meer vertrouwen wekken wanneer de tolk later binnenkomt en eerder weggaat. De cliënte hoeft dan niet het idee te hebben dat er over haar geroddeld wordt. Informeer in hoeverre het mogelijk is bij vervolggesprekken gebruik te maken van dezelfde tolk.
Handelen bij mishandeling
87
Bijlage 2 Juridische procedures bij partnergeweld
Vanuit preventief oogpunt is het van belang dat een hulpverlener beschikt over kennis van strafrechtelijke en civielrechtelijke mogelijkheden. Als een cliënte tot aangifte bij de politie besluit of de politie ambtshalve tot vervolging overgaat, kan de hulpverlener haar informeren over de voor- en nadelen van aangifte en de procedure bij een rechtsgang. Bij een migrantenvrouw zonder een zelfstandige verblijfstitel, is het gewenst haar te kunnen informeren over de (on)mogelijkheden om een zelfstandig verblijfsrecht te verwerven. Hulpverleners moeten goed weten welke afspraken er zijn gemaakt met ketenpartners in een convenant of protocol. Ambtshalve vervolging Ambtshalve vervolging van huiselijk geweld en mishandeling is mogelijk. De Aanwijzing huiselijk geweld uit april 2003 geeft de politie instructies hoe te handelen bij signalen van huiselijk geweld, en formuleert de voorwaarden voor ambtshalve vervolging. De politie zal het slachtoffer verwijzen naar de hulpverlening, te weten Slachtofferhulp, een adviesen steunpunt huiselijk geweld of de vrouwenopvang.
Rechtsgang na vrouwenmishandeling38 1. Strafrecht Mishandeling is, evenals andere delicten, in het Wetboek van Strafrecht (WvSr) sekseneutraal omschreven. Partnergeweld staat niet apart als delict vermeld. Geweld in de relatie kan daarom onder meerdere en/of verschillende artikelen vallen: mishandeling, (poging tot) doodslag, enkelvoudig of meervoudig geweld, verkrachting, vernieling, et cetera. Indien er sprake is van meervoudig geweld binnen het huwelijk, is een strafverzwaring met éénderde van toepassing. Hieronder volgt een overzicht van wetsartikelen die mogelijk van toepassing zijn bij geweld tegen vrouwen: Artikel 138 Wetboek van Strafrecht: Huisvredebreuk Lid 1. Hij die in de woning of het besloten lokaal of erf, bij een ander in
38 Zie ook de publieksfolder Slachtoffer van huiselijk geweld die binnenkort verschijnt.
88
TransAct
gebruik, wederrechtelijk binnendringt of, wederrechtelijk aldaar vertoevende, zich niet op de vordering van of vanwege de rechthebbende aanstonds verwijdert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.39 Lid 2. Hij die zich de toegang heeft verschaft door middel van braak of inklimming, van valse sleutels, van een valse order of een vals kostuum, of die, zonder voorkennis van de rechthebbende en anders dan ten gevolge van vergissing binnengekomen, aldaar wordt aangetroffen in de voor de nachtrust bestemde tijd, wordt geacht te zijn binnen gedrongen. Lid 3. Indien hij bedreigingen uit of zich bedient van middelen geschikt om vrees aan te jagen, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie. Lid 4. De in de eerste en derde lid bepaalde gevangenisstraffen kunnen met een derde worden verhoogd, indien twee of meer verenigde personen het misdrijf plegen. Artikel 242 WvSr: Verkrachting Hij die door geweld of een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid iemand dwingt tot het ondergaan van handelingen die bestaan of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, wordt als schuldig aan verkrachting bestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of een geldboete van de vijfde categorie.40 Artikel 243 WvSr: Gemeenschap met een bewusteloze of onmachtige Hij die met iemand van wie hij weet dat hij in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeert, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens lijdt dat hij niet of onvolkomen in staat is zijn wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, handelingen pleegt die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde categorie. Artikel 246 WvSr: Aanranding Hij die door geweld of een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld iemand dwingt tot het plegen of dulden van ontuchtige handelingen, wordt, als schuldig aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of een geldboete van de vijfde categorie.
39 Een geldboete van de derde categorie bedraagt maximaal € 4.500. 40 Een geldboete van de vijfde categorie bedraagt maximaal € 45.000.
Handelen bij mishandeling
89
Artikel 255 Hij die opzettelijk iemand tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging hij krachtens wet of overeenkomst is verplicht, in een hulpeloze toestand brengt of laat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie. Artikel 257 WvSr: Strafverzwaring 1. Indien een der artikelen 255 en 256 omschreven feiten zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft , wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zeven jaren en zes maanden of geldboete van de vijfde categorie. 2. Indien een van deze feiten de dood ten gevolge heeft, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren of geldboete van de vijfde categorie.
1.
2.
3.
4.
Artikel 282 WvSr: Wederrechtelijke vrijheidsberoving, al dan niet zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebbend Hij die opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid berooft of beroofd houdt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde categorie. Indien het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren of geldboete van de vijfde categorie. Indien het feit de dood ten gevolge heeft, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van de vijfde categorie. De in dit artikel bepaalde straffen zijn ook van toepassing op hem die opzettelijk tot de wederrechtelijke vrijheidsberoving een plaats verschaft.
Artikel 285a WvSr: Intimidatie van een getuige 1. Hij die opzettelijk mondeling, door gebaren, bij geschrift of afbeelding zich jegens een persoon uit, kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter of ambtenaar een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat die verklaring zal worden afgelegd, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie. 2. Met rechter of ambtenaar wordt gelijkgesteld: een rechter bij onderscheidenlijk een persoon in de openbare dienst van een internationaal gerecht dat zijn rechtsmacht ontleent aan een verdrag waarbij het Koninkrijk partij is. Artikel 285b WvSr: Belaging (stalking) 1. Hij, die wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk maakt op een
90
TransAct
anders persoonlijke levenssfeer met het oogmerk die ander te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden dan wel vrees aan te jagen wordt, als schuldig aan belaging, gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of een geldboete van de vierde categorie. 2. Vervolging vindt niet plaats dan op klacht van hem tegen wie het misdrijf is begaan. Artikel 287 WvSr: Doodslag Hij die opzettelijk een ander van het leven berooft, wordt, als schuldig aan doodslag gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaar of een geldboete van de vijfde categorie. Artikel 289 WvSr: Moord Hij die opzettelijk en met voorbedachten rade een ander van het leven berooft, wordt, als schuldig aan moord, gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren of een geldboete van de vijfde categorie. Artikel 300 WvSr: Mishandeling 1. Mishandeling wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of een geldboete van de vierde categorie. 2. Indien het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of een geldboete van de vierde categorie. 3. Indien het feit de dood tot gevolg heeft, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of een geldboete van de vierde categorie.41 4. Mishandeling wordt gelijk gesteld met opzettelijke benadeling van de gezondheid. 5. Poging tot dit misdrijf is niet strafbaar. Artikel 301 WvSr: Mishandeling met voorbedachten rade 1. Mishandeling gepleegd met voorbedachten rade wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vierde categorie. 2. Indien het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie. 3. Indien het feit de dood ten gevolge heeft, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren of geldboete van de vijfde categorie.
41 Een geldboete van de vierde categorie bedraagt maximaal € 11.250.
Handelen bij mishandeling
91
Artikel 302 WvSr: Zware mishandeling 1. Hij die aan een ander opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toebrengt, wordt, als schuldig aan zware mishandeling, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde categorie. 2. Indien het feit de dood ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste tien jaren of geldboete van de vijfde categorie. Artikel 303 WvSr: Zware mishandeling met voorbedachten rade 1. Zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van de vijfde categorie. 2. Indien het feit de dood ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren of geldboete van de vijfde categorie. Artikel 304 WvSr: Verzwarende omstandigheden De in de artikelen 300-303 bepaalde gevangenisstraffen kunnen met een derde worden verhoogd: 1e ten aanzien van de schuldige die het misdrijf begaat tegen zijn moeder; zijn vader tot wie in familierechtelijke betrekking staat, zijn echtgenoot of zijn kind; 2e indien het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening; 3e indien het misdrijf wordt gepleegd door toediening van voor het leven of de gezondheid schadelijke stoffen. Artikel 350 WvSr: Beschadiging goederen 1. Hij die opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielt, beschadigt, onbruikbaar maakt of wegmaakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie. 2. Gelijke straf wordt toegepast op hem die opzettelijk en wederrechtelijk een dier dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, doodt, beschadigt, onbruikbaar maakt of wegmaakt.
Begeleiding bij het doen van aangifte Melding of aangifte? Als een mishandelde vrouw nog niet officieel aangifte wil doen, kan zij bij de politie een melding doen van geweld. Zij kan in beide gevallen vragen om een zogenaamd informatief gesprek. In sommige gevallen is de politie bevoegd over te gaan tot ambtshalve vervolging, ook na intrekking van de aangifte (Aanwijzing huiselijk geweld, april 2003).
92
TransAct
Aanhouding, voorlopige hechtenis Op basis van een melding kan de politie besluiten de dader (verdachte) aan te houden. Bij huiselijk geweld is aanhouding bijna altijd mogelijk, volgens de Aanwijzing. Arrestatie is mogelijk als de politie het strafbare feit zelf opmerkt, dus de dader op heterdaad betrapt. De dader blijft in voorlopige hechtenis als op het strafbare feit meer dan drie jaar gevangenisstraf staat.42 In andere gevallen, bijvoorbeeld bij een eerste minder ernstig geweldsincident, kan de politie de verdachte een waarschuwing geven en/of de woning extra in het oog houden. De minister van Justitie werkt bovendien aan een wetsontwerp Huisverbod plegers huiselijk geweld (begrotingsjaar 2003/2004 en 2004/2005). Aangifte en onderzoek Als een vrouw besluit tot een aangifte op het politiebureau kan zij vragen naar een vrouwelijke rechercheur. Eventueel kan zij iemand (vriendin of hulpverlener) meenemen. Bij een aangifte zal een procesverbaal opgemaakt worden. De vrouw wordt uitgebreid ondervraagd om gedetailleerde informatie te krijgen over het misdrijf – tijdstip, omstandigheden, en dergelijke – voor de bewijsvoering. Indien de vrouw letsel heeft opgelopen en/of verkracht is, is het raadzaam haar direct te verwijzen of te begeleiden naar een (huis)arts of eerste hulp. Het medisch onderzoek kan als bewijsmateriaal gelden. Nadat het proces-verbaal is opgemaakt, moet de vrouw dit zelf ondertekenen. Het is van belang dat zij het proces-verbaal goed doorleest en controleert of de politie melding maakt van eventuele verwondingen (soms worden hier foto’s van gemaakt). Na afloop is het raadzaam dat een vrouw de naam van de behandelend rechercheur en haar dossiernummer vraagt, en hem/haar laat weten of zij van de ontwikkelingen in de procedure op de hoogte gehouden wil worden. Aanvullend bewijs kan verkregen worden door onderzoek in de woning, en door het horen van andere getuigen, zoals buren, vriendin of familie. Vervolging? Als het politieonderzoek is afgerond en het Openbaar Ministerie (de officier van justitie) en de politie van mening zijn dat de bewijsvoering onvoldoende is, zal de zaak worden gesloten. Dit heet een sepot. Als een vrouw het daar niet mee eens is kan zij binnen drie maanden bij het gerechtshof een klacht indienen tegen niet (verder) vervolgen. In minder ernstige gevallen kan de zaak onder bepaalde voorwaarden worden geseponeerd. Een voorbeeld hiervan is het ondergaan van een behandeling of een straat- of contactverbod. 42 Op grond van een wetswijziging in 2004 is voorlopige hechtenis bij ‘eenvoudige’ mishandeling mogelijk (wet van 9 juli 2004, Staatsblad 2004, 351).
Handelen bij mishandeling
93
Als de politie klaar is met het onderzoek en denkt over voldoende bewijsmateriaal te beschikken, gaat het dossier naar het Openbaar Ministerie. Een officier van justitie bepaalt of de zaak vervolgd wordt en voor de rechter wordt gebracht. Indien de vrouw dat op prijs stelt, wordt zij op de hoogte gehouden van het verloop van de procedure. Mocht zij te lang niets horen, dan kan zij altijd contact opnemen met de officier van justitie op het arrondissementsparket. De Aanwijzing huiselijk geweld legt het OM op om het slachtoffer zorgvuldig te behandelen en actief te informeren over het verloop van de zaak. Gerechtelijk vooronderzoek De officier van justitie kan ook tot de conclusie komen dat een gerechtelijk vooronderzoek nodig is. Dit is een verdergaand onderzoek onder leiding van een rechter-commissaris. Deze kan getuigen opnieuw, onder ede horen en kan deskundigen vragen om bij de verdachte een psychiatrisch onderzoek uit te voeren. Bij het gesprek met de rechter-commissaris is vaak de advocaat van de verdachte aanwezig. De advocaat van de verdachte mag vragen stellen aan de vrouw. Hierop moet zij bedacht zijn. Dit zijn vaak geen prettige gesprekken. Als de rechter-commissaris de vrouw oproept is zij verplicht te verschijnen. Het kan voor de vrouw prettig zijn om iemand mee te nemen. De rechter-commissaris moet daar eerst toestemming voor geven (Aanwijzing huiselijk geweld, april 2003). Aan het eind van het verhoor door de rechter-commissaris leest de griffier aan de vrouw voor wat hij/zij heeft opgeschreven. Nadat de vrouw met de voorgelezen verklaring akkoord gaat, ondertekent zij deze. Klacht tegen niet (verder) vervolgen Na het gerechtelijk onderzoek beslist de officier van justitie opnieuw om wel/niet verder te vervolgen op grond van het verkregen bewijsmateriaal. Als de vrouw het met dit besluit niet eens is, kan zij binnen drie maanden een klacht indienen bij het gerechtshof. Zij moet daartoe een brief met argumenten opstellen. De vrouw kan dit het beste met hulp van een advocaat doen. Je kunt namelijk niet nog eens mondeling dit verzoek toelichten; het hof beslist zonder aanwezigheid van het slachtoffer. De dagvaarding Als de vrouw moet getuigen, dan wordt ze gedagvaard. Zij is dan verplicht om te verschijnen. Als een vrouw om persoonlijke redenen niet wil verschijnen, dan doet zij er goed aan om dit in een brief aan de recht-
94
TransAct
bank en de officier van justitie uit te leggen. Indien de vrouw niet wil dat de verdachte en zijn advocaat de brief onder ogen krijgen, kan zij verzoeken de brief buiten het dossier te houden. De vrouw kan de rechter-commissaris vragen om haar buiten de terechtzitting onder ede te horen. Desondanks kan de officier van justitie besluiten de vrouw als getuige te dagvaarden. Als de vrouw reeds onder ede door de rechter-commissaris is gehoord hoeft zij niet als getuige op te treden tijdens de zitting, tenzij de verdachte of zijn advocaat daarop staat. (Het komt nogal eens voor dat de advocaat van de verdachte erop staat dat de vrouw op de rechtszitting verschijnt en moet getuigen.) De vrouw kan uiteraard de zitting wel bijwonen, op de publieke tribune of, indien zij dat van tevoren vraagt, in de zaal. Indien een minderjarige als getuige wordt gehoord, wordt besloten de zitting achter gesloten deuren te houden. Het slachtoffer kan de rechter verzoeken de zitting bij te mogen wonen. Zij kan ook om een besloten zitting vragen. Spreekrecht en schriftelijke slachtofferverklaring Per 1 januari 2005 kan het slachtoffer (of nabestaanden) op de terechtzitting een verklaring afleggen over de gevolgen die het tenlastegelegde feit bij haar teweeg heeft gebracht. Het is een wettelijk recht waarover de officier van justitie het slachtoffer moet informeren (WvSr artikel 302, de procedure staat in een speciale Aanwijzing). 43 Het spreekrecht is mogelijk indien sprake is van een tenlastegelegd feit waarop een gevangenisstraf staat van acht jaar of meer. Als de vrouw geen gebruik wil of kan maken van het spreekrecht kan zij een schriftelijke slachtofferverklaring (SSV) indienen.44 Het slachtoffer kan dan op deze manier de officier van justitie, de rechter en de verdachte laten weten welke gevolgen het geweldsmisdrijf voor haar heeft gehad. Slachtofferhulp Nederland helpt het slachtoffer bij het opstellen van de verklaring op een speciaal formulier. Uiterlijk twee weken voor de zitting moet de verklaring bij de officier van justitie zijn ingediend, zodat deze in het dossier wordt gevoegd. De verdachte en/of zijn advocaat ontvangt een kopie. Op de zitting besteden zowel de officier van justitie als de rechter expliciet aandacht aan de slachtofferverklaring. De officier kan op basis van de SSV (dan wel op basis van het slachtoffergesprek) een nadere toelichting geven op de tenlastelegging en de eis. De rechter kan de gevolgen van het geweldsmisdrijf laten meewegen bij het bepalen van de strafmaat, alhoewel hij/zij daartoe niet verplicht is. 43 Aanwijzing spreekrecht en schriftelijke slachtofferverklaring, inwerking per 1-12005. 44 De voorwaarden en de procedure zijn geregeld in de Aanwijzing spreekrecht en schriftelijke slachtofferverklaring.
Handelen bij mishandeling
95
Voeging als benadeelde partij Het slachtoffer is in een strafrechtzaak geen partij. Zij is slechts getuige en kan in een strafrechtzaak alleen een schadevergoeding of een contact- en/of straatverbod eisen als zij zich voegt als beledigde partij. Zij kan voor zichzelf bijstand vragen bij een advocaat. Als de voeging ontvankelijk is verklaard kan het slachtoffer geen civiele procedure meer starten. Wel kan zij haar vordering in eerste aanleg weer intrekken. Zij kan dan alsnog een civiele procedure beginnen. Een veroordelende uitspraak in een strafzaak levert belangrijk bewijsmateriaal op voor de civiele procedure. De zitting Tijdens de zitting van de rechtbank zijn meestal drie rechters aanwezig, en één griffier die alles opschrijft. De voorzitter voert het woord. Als de zaak voorkomt bij de politierechter is er slechts één rechter. De officier van justitie begint met het voorlezen van de beschuldiging. De rechter zal de verdachte enkele korte vragen stellen om te bekijken of en wat de verdachte bekent. Daarna begint het verhoor van het slachtoffer. Als de vrouw het moeilijk vindt om een verklaring af te leggen waar haar partner bij is, kan zij dit overlaten aan haar advocaat of verzoeken de verdachte tijdens haar ondervraging te laten verwijderen. Meestal komt de rechter hieraan tegemoet, maar niet altijd. Aan het begin van het verhoor wordt de getuige gevraagd de eed of de belofte af te leggen. Tijdens het verhoor zal de rechter vragen stellen aan de hand van de verklaring die eerder door de vrouw is afgelegd. Na de verklaring kan de vrouw besluiten te vertrekken. Vervolgens komt de advocaat van de verdachte aan het woord en kunnen eventueel andere getuigen gehoord worden. Als alle verhoren achter de rug zijn, neemt de officier van justitie het woord. Hij/zij zal aangeven in hoeverre hij/zij het feit bewezen acht en op basis van de feiten een straf eisen. Na het pleidooi van de officier van justitie krijgt de advocaat van de verdachte en ten slotte de verdachte het woord. Aan het eind van de zitting geeft de rechter aan wanneer de uitspraak is. Meestal is dit 14 dagen na de zitting. Als de officier het niet eens is met de uitspraak, dan kan hij/zij daartegen in beroep gaan. De vrouw zelf kan niet in beroep gaan. Een eventueel hoger beroep wordt behandeld door het gerechtshof en verloopt hetzelfde als bij de rechtbank. De rechter onderzoekt opnieuw de feiten. Uitspraak, hoger beroep en tenuitvoerlegging straf Na afloop van de zitting kondigt de rechter aan wanneer uitspraak wordt gedaan. Dat is meestal na veertien dagen in een openbare zitting. Het slachtoffer (en uiteraard ook de verdachte) ontvangt een afschrift van het vonnis. De officier van justitie en de verdachte kunnen tegen de
96
TransAct
uitspraak in hoger beroep gaan. Het slachtoffer kan dat niet. Het hoger beroep dient bij het Gerechtshof. Het hof behandelt de zaak helemaal opnieuw. Tegen de uitspraak van het hof staat nog cassatie open, dat is een toetsing van de uitspraak van het hof door de Hoge Raad. Wanneer de uitspraak onherroepelijk is, zorgt het Openbaar Ministerie voor de uitvoering van de straffen en maatregelen. Als er voorwaardelijke straffen of maatregelen zijn opgelegd, dient het Openbaar Ministerie erop toe te zien dat de dader zich hieraan houdt. Zo niet, dan moet de zaak weer voor de rechter worden gebracht om de straf onvoorwaardelijk op te leggen. Wet- en regelgeving positie slachtoffer In de afgelopen jaren is de positie van het slachtoffer aanmerkelijk verbeterd. Niet alleen is de schadevergoeding niet meer aan een limiet gebonden, ook krijgt de bejegening van het slachtoffer meer aandacht en heeft het slachtoffer recht op informatie over de rechtsgang. l. De politie vraagt het slachtoffer uitdrukkelijk of zij een schadevergoeding of een andere civielrechtelijke maatregel (straatverbod, contactverbod) wenst. 2. Het Openbaar Ministerie tracht, bij voorkeur in een zo vroeg mogelijk stadium van het strafproces, zo veel mogelijk een schaderegeling tussen verdachte en slachtoffer tot stand te brengen (dit kan ook een immateriële schadevergoeding zijn). De schade moet wel eenvoudig vast te stellen zijn. 3. Het Openbaar Ministerie laat de belangen van het slachtoffer meewegen in de beslissing om tegen een vonnis dan wel een arrest in hoger beroep of in cassatie te gaan. Voor informatie en advies kan men met ingang van 2005 in elk arrondissementsparket terecht bij de slachtofferloketten. 4. Sinds 1 januari 2005 kunnen slachtoffers van zeer ernstige geweldsdelicten gebruikmaken van het spreekrecht, en kan ieder slachtoffer een schriftelijke slachtofferverklaring (SSV) laten opmaken. Via een SSV kunnen slachtoffer aan de verdachte, de rechter en de officier van justitie de gevolgen van het delict kenbaar maken. De SSV wordt toegevoegd aan het dossier van de rechtszaak en kan worden voorgelezen door de rechter of de officier van justitie. Het Openbaar Ministerie bepaalt wie een SSV mag laten opmaken – onder meer slachtoffers van ernstige mishandeling. Slachtofferhulp Nederland begeleidt slachtoffers bij het opstellen van een SSV. 5. In 2003 heeft het College van Procureurs Generaal een Aanwijzing huiselijk geweld vastgesteld. Deze geeft de politie instructies hoe te handelen bij signalen van huiselijk geweld, en formuleert de voorwaarden voor ambtshalve vervolging. 6. Voor slachtoffers van huiselijk geweld gelden ook de algemene regels
Handelen bij mishandeling
97
van de Aanwijzing Slachtofferzorg en de Aanwijzing bejegening slachtoffers van zedendelicten. Op elk arrondissementsparket kunnen slachtoffers voor informatie over de rechtsgang terecht bij het slachtofferloket. In geval van zedendelicten gelden bijzondere instructies voor justitie en politie, die neerkomen op een zorgvuldige bejegening, informatie over de consequenties van de aangifte en de rechtsgang alsmede over de schadevergoeding (voeging als benadeelde partij).
Civiel recht Naast een strafrechtprocedure kan het slachtoffer ook altijd een civiele procedure aanspannen. Sommige deskundigen geven daaraan de voorkeur, omdat de vrouw in een civiele procedure partij (eiseres) is, terwijl zij in een strafzaak ‘slechts’ getuige is. Wanneer het voor een vrouw van belang is bepaalde eisen te bedingen, zoals een straat- of contactverbod, biedt een civiele procedure aanmerkelijk meer mogelijkheden dan een strafprocedure. Redenen om voor een civiele procedure te kiezen: • de vrouw wil vooral een schadevergoeding eisen; • de vrouw heeft bij de strafzaak verzuimd schadevergoeding te eisen of deze is te complex voor een strafzaak; • de zaak is geseponeerd. Afwegingen Voor een civiele procedure is de vrouw verplicht een advocaat te nemen. Dit betekent dat de civiele procedure kosten met zich meebrengt. Aan de andere kant kan een advocaat een belangrijke ondersteuning voor de vrouw zijn. Bij de civiele procedure moet de vrouw zelf het bewijs leveren. Indien er al een strafzaak is geweest, zal dit niet zo veel problemen opleveren. Als dat niet zo is, wordt het vaak moeilijker om de geleden schade aan te tonen, en is het raadzaam een gespecialiseerde advocaat in de arm te nemen. Namen van deskundige slachtofferadvocaten zijn op te vragen bij politie, Bureau Slachtofferhulp, het slachtofferloket bij het arrondissementsparket of de Raad voor de Rechtsbijstand. Als een schadevergoeding wordt toegekend, wordt deze nog niet altijd door de dader betaald. Het kost vaak veel pijn en moeite om het bedrag daadwerkelijk uitbetaald te krijgen. De advocaat kan beslag laten leggen op uitkering of bezittingen. De schadevergoeding Het slachtoffer kan rechtstreeks van de pleger eisen dat deze de geleden materiële en immateriële (emotionele en psychische) schade vergoedt. Met hulp van haar advocaat kan de omvang van de schade worden bere-
98
TransAct
kend. Er moet verband bestaan tussen deze schade en de door de wederpartij gepleegde feiten of handelingen. Een uitspraak van de strafrechter kan hierbij worden gebruikt als bewijs. Verder kunnen verklaringen van het slachtoffer en andere getuigen en verklaringen van deskundigen worden aangevoerd als bewijs. Afhankelijk van de hoogte van het gevorderde bedrag moet de zaak door de kantonrechter (tot € 5000) dan wel door de rechtbank worden behandeld. Schadevergoeding kan in twee civiele procedures worden gevorderd, zowel in een kort geding als in een bodemprocedure. Kort geding en/of bodemprocedure Het kort geding is een civiele procedure die gebruikt wordt voor vorderingen die geen uitstel verdragen, zoals een contact- en/of straatverbod of een voorschot op de schadevergoeding. Voor een kort geding moet het spoedeisende belang aangetoond worden. Voordeel is het feit dat de zaak relatief snel – vaak binnen een week – wordt afgehandeld en dat er minder strenge eisen aan de bewijsvoering worden gesteld. Na, of in plaats van een kort geding kan een bodemprocedure worden aangespannen. Dat is een normale civielrechtelijke rechtsgang. De zaak wordt tot op de bodem uitgezocht. Een civiele procedure kan jaren duren en veel geld en moeite kosten. Deze kosten kunnen gedeeltelijk worden teruggevorderd door deze, inclusief rente, op te nemen in de vordering. Het straatverbod Een opgelegd straatverbod garandeert op zich niet dat de dader uit de buurt van de vrouw blijft. Aan het verbod wordt een dwangsom verbonden, die in geval van overtreding kan worden opgeëist. Voor de vordering van een dwangsom moet de vrouw eerst haar advocaat inschakelen, die op zijn beurt de deurwaarder inschakelt. De deurwaarder zal twee getuigen willen hebben die hebben gezien dat de dader het verbod heeft overtreden. Pas dan zal hij/zij overgaan tot vordering. Kosten Naast de emotionele belasting, kost het aangaan van een procedure ook geld. Zo moeten bijvoorbeeld de kosten van een advocaat worden betaald. Afhankelijk van de hoogte van het inkomen en het eigen vermogen kan aanspraak gemaakt worden op een financiële tegemoetkoming van de overheid in de kosten van een advocaat. Bij door de overheid gesubsidieerde rechtsbijstand kan de eigen bijdrage variëren van € 64,- tot € 551,- (hoewel de precieze bedragen regelmatig wijzigen). Indien het slachtoffer onder een bepaalde inkomensgrens valt, worden de verdere proceskosten door de staat gedragen. Bij de gemeente, het Bureau voor Rechtshulp en de afdeling in- en externe communicatie van
Handelen bij mishandeling
99
het ministerie van Justitie (tel. 070-3706850) zijn de exacte bedragen bekend. Om in aanmerking te komen voor een financiële bijdrage moet het formulier ‘Verklaring omtrent inkomen en vermogen’ ingevuld worden, dat bij het gemeentehuis verkrijgbaar is. De vrouw kan dan een advocaat ‘toegevoegd’ krijgen. Indien het slachtoffer een civiele procedure aanspant moet zij bovendien rekening houden met het betalen van griffierechten (in 2004 tussen de € 28,- en € 162,-). Daarnaast loopt de vrouw kans om, indien zij de zaak verliest, op te draaien voor de kosten van het proces (ook voor de tegenpartij). Een slachtoffer doet er dus goed aan zich gedegen te laten informeren over haar kansen voordat zij een beslissing neemt. Het is belangrijk om cliënten te wijzen op het Proefprocessenfonds van Stichting Vrouw en Recht. Zij staan garant voor proceskosten als de zaak van belang is.
•
• •
Meer informatie Foldermateriaal van Justitie: folder Slachtoffer; folder Getuige; folder Benadeelde partij; brochure Seksueel geweld; folder Slachtoffers van huiselijk geweld (verschijnt in 2005). Zedenalmanak (zie www.openbaarministerie.nl). Aanwijzingen (zie www.openbaarministerie.nl >beleid >overzicht beleidsregels >overige strafbare feiten).
100 TransAct
Bijlage 3 Zelfstandig verblijfsrecht migrantenvrouwen
Buitenlandse vrouwen die rechtmatig in Nederland verblijven, danken hun verblijfsrecht veelal aan het verblijf bij hun partner. Als de relatie met de partner wordt verbroken, kan de vrouw haar verblijfsrecht verliezen. De Vreemdelingendienst hanteert daarbij het criterium dat de relatie feitelijk verbroken is. Dit betekent dat bij een huwelijk niet van belang is of de partners voor de wet nog getrouwd zijn, maar of zij nog een relatie met elkaar hebben. Dus ook als de partners nog wel getrouwd zijn maar niet meer bij elkaar wonen, verliest de vrouw haar verblijfsrecht. Wil de vrouw dan nog rechtmatig in Nederland verblijven, dan moet ze een onafhankelijke (zelfstandige) verblijfsvergunning aanvragen. Die aanvraag zal worden ingewilligd als de vrouw voldoet aan de criteria voor de reguliere verblijfsvergunningen op grond van samenwonen, huwelijk, arbeid of studie. Om in aanmerking te komen voor de eerste twee criteria zal de vrouw dus eerst een nieuwe relatie moeten hebben. Een verblijfsvergunning op basis van de laatste twee criteria is bijzonder moeilijk te verkrijgen. Daarom zal de vrouw meestal zijn aangewezen op een speciale regeling die bij de verbreking van een relatie gehanteerd wordt. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen vrouwen die korter dan drie jaar en vrouwen die langer dan drie jaar bij hun partners zijn gebleven. Relaties van korter dan drie jaar Indien de vrouw korter dan drie jaar met haar partner heeft samengeleefd, heeft zij in principe geen recht op een zelfstandige verblijfsvergunning. Ook als zij hier zelf werk heeft gevonden zal haar verblijfsvergunning ingetrokken worden zodra de Vreemdelingendienst erachter komt dat de relatie verbroken is. Het hebben van werk biedt op zichzelf geen enkele garantie om een verblijfsvergunning te krijgen. Een verblijfsvergunning op basis van arbeid wordt alleen verstrekt als het werk dat de vrouw verricht niet vervangen kan worden door iemand die in Nederland mag verblijven. Een verblijfsvergunning wordt echter wel verleend als de Vreemdelingendienst van oordeel is dat het verblijf dient te worden voortgezet om klemmende redenen van humanitaire aard. Voor Turkse vrouwen geldt een afwijkende regeling. Turkse vrouwen hebben recht op een verblijfsvergunning indien zij reeds een jaar legaal in loondienst bij een werkgever zijn geweest en deze werkgever tenminste nog een jaar werk biedt. De vrouw moet wel in haar eigen middelen
Handelen bij mishandeling
101
van bestaan kunnen voorzien. Is aan deze voorwaarden voldaan, dan krijgt zij een vergunning voor loondienst bij deze werkgever. Pas na drie jaar krijgt zij een vergunning voor loondienst die niet beperkt is tot deze werkgever. Als de vrouw binnen deze drie jaar werkloos of arbeidsongeschikt wordt, heeft zij geen recht op voortgezet verblijf. Relaties van langer dan drie jaar Indien de vrouw meer dan drie jaar in Nederland met haar partner heeft samengewoond, kan zij in aanmerking komen voor een zelfstandige verblijfsvergunning. Voor getrouwde vrouwen geldt een iets andere regeling: zij moeten drie jaar getrouwd zijn geweest en van die drie jaar er één in Nederland bij hun echtgenoot hebben doorgebracht. In beide gevallen zal de vrouw een vergunning voor een jaar ‘voor het verrichten van arbeid in loondienst’ krijgen. Het is dan niet van belang of zij op het moment van de aanvraag ook werkelijk in loondienst is. Na dat eerste jaar wordt van de vrouw verlangd dat ze over werk beschikt voor ten minste nog een jaar. Is dat niet het geval, dan zal haar een verblijfsvergunning geweigerd worden. Na dit jaar (dus twee jaar na de verbreking van de relatie) zijn de normale criteria van toepassing. De vrouw zal dan een verblijfsvergunning op grond van arbeid, (een nieuwe) relatie of klemmende redenen van humanitaire aard aan moeten vragen. De vergunning op grond van arbeid wordt alleen in uitzonderlijke gevallen verleend: de Nederlandse maatschappij zal voordeel moeten hebben van het verblijf van de aanvrager in Nederland. Wel zal de vrouw na vijf jaar verblijf een grotere kans hebben om in aanmerking te komen voor een verblijfsvergunning op humanitaire gronden. Deze verblijfsvergunning kan overigens – onder bepaalde voorwaarden – ook direct na de beëindiging van de relatie verleend worden. Verblijfsvergunning op grond van klemmende redenen van humanitaire aard Als de aanvrager van een verblijfsvergunning geen aanspraak maakt op een van de reguliere verblijfsvergunningen (zoals relatie, studie of arbeid), maar het uitzetten van de aanvrager zou getuigen van een onmenselijke hardheid, dan kan de overheid een verblijfsvergunning op grond van klemmende redenen van humanitaire aard verlenen. Het zal duidelijk zijn dat dit criterium nogal vaag is. De uitkomst van beoordeling van een aanvraag is daarom niet altijd te voorspellen, hoewel er wel enkele richtlijnen voor te geven zijn. Per 17 december 1997 is in de Vreemdelingencirculaire opgenomen dat vrouwen die kunnen aantonen dat hun relatie verbroken is als gevolg van (seksueel) geweld, in aanmerking kunnen komen voor een verblijfsvergunning op humanitaire gronden. Bij de beslissing wordt zowel naar de situatie in het land van herkomst
102 TransAct
als de situatie van de betrokkene in Nederland gekeken. Te denken valt bijvoorbeeld aan een gevaarlijke of niet menswaardige situatie in het land van herkomst. Voor de situatie in Nederland wordt vooral aandacht besteed aan de binding die de betrokkene heeft met Nederland en in Nederland verblijvende personen.
• • • •
Meer concreet gaat het om de volgende aandachtspunten: De situatie van alleenstaande vrouwen in het land van herkomst. De maatschappelijke positie van de betrokkene in het land van herkomst. De vraag of in het land van herkomst een naar maatstaven van het land aanvaardbaar te achten opvang aanwezig is. De zorg die de betrokkene heeft voor de kinderen die in Nederland zijn geboren en/of een opleiding volgen.
Met name dit laatste criterium zal nogal eens van toepassing kunnen zijn. Over het algemeen kan gesteld worden dat de kans op het verkrijgen van een zelfstandige verblijfsvergunning toeneemt naarmate de vrouw langer in Nederland heeft gewoond. Het recht op bijstand Bijstand wordt alleen verleend aan vreemdelingen die legaal in Nederland verblijven. Zij hebben daarvoor een ‘verklaring van geen bezwaar’ nodig, die ze kunnen halen bij de Vreemdelingendienst. De Vreemdelingendienst zal deze verklaring moeten geven (al hebben ze daar in het verleden nog wel eens moeilijk over gedaan) als de vrouw in afwachting is van de beslissing op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning. Zodra op deze aanvraag afwijzend is beslist, komt zij echter niet meer in aanmerking voor een bijstandsuitkering. Ten slotte De rechtspositie van vrouwen met een afhankelijke verblijfsvergunning is uitermate zwak. Deze vrouwen dienen daarom nooit direct naar de Vreemdelingendienst verwezen te worden, maar altijd eerst naar een Bureau voor Rechtshulp of een (sociaal) advocaat. Het Bureau voor Rechtshulp biedt professionele rechtshulp aan mensen met een laag inkomen.
Handelen bij mishandeling
103
Bijlage 4 Beroepsgeheim, zwijgplicht en verschoningsrecht
De begrippen beroepsgeheim, zwijgplicht en verschoningsrecht zijn in de wet vastgelegd. Het betreft de volgende artikelen: Artikel 272 lid 1 Wetboek van Strafvordering Hij die enig geheim waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, dat hij uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift dan wel vroeger ambt of beroep verplicht is het te bewaren, opzettelijk schendt, wordt gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of een geldboete van de vierde categorie. Het betreft een klachtdelict. Dat wil zeggen dat het delict pas vervolgd wordt als degene die schade heeft ondervonden aangifte doet. Artikel 218 Wetboek van Strafvordering Van het geven van getuigenis of van het beantwoorden van bepaalde vragen kunnen zich ook verschonen zij, die uit hoofde van hun stand, hun beroep of hun ambt tot geheimhouding verplicht zijn, doch alleen omtrent hetgeen waarvan de wetenschap aan hen als zodanig is toevertrouwd. Artikel 191 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering lid 1. Een ieder is verplicht, daartoe op wettige wijze opgeroepen, getuigenis af te leggen. lid 2. Van deze verplichting kunnen zich verschonen: b. Zij die tot geheimhouding verplicht zijn uit hoofde van hun ambt, beroep of betrekking omtrent hetgeen hen in die hoedanigheid is toevertrouwd. Wie zich op het verschoningsrecht kunnen beroepen, is bij wet niet vastgelegd. Wel is er in de loop der jaren jurisprudentie ontwikkeld. Degenen die volgens de jurisprudentie worden aangemerkt als zogenaamde vertrouwenspersonen zijn: artsen, notarissen, geestelijken en advocaten. Zij hoeven over het algemeen hun verschoningsrecht niet meer te bepleiten. Naast bovengenoemde vertrouwenspersonen hebben ook andere beroepsgroepen die met persoonlijke gegevens van cliënten te maken hebben, de plicht (veelal via beroepscodes) om informatie die hun in vertrouwen is meegedeeld, niet aan derden door te geven. Strikt genomen mag een beroepshulpverlener die vertrouwelijke informa-
104 TransAct
tie van een cliënte te horen heeft gekregen, bijvoorbeeld over mishandeling, dit niet aan anderen doorspelen. Dat zou een inbreuk zijn op de vertrouwensrelatie die een hulpverleningsrelatie nu eenmaal met zich brengt. Immers, eenieder moet onbelemmerde toegang hebben tot de hulpverlening en erop mogen vertrouwen dat de hulpverlener zwijgt over hetgeen haar is toevertrouwd. Als de hulpverlener gegronde redenen heeft om haar geheimhoudingsplicht opzij te zetten, dan dient zij daarvoor de toestemming van de cliënt te vragen en te krijgen. Het beroepsgeheim dient ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Maar het beroepsgeheim wordt vaak erg strikt toegepast. Dit heeft te maken met het feit dat hulpverleners niet altijd weten onder welke omstandigheden het beroepsgeheim doorbroken mag worden. Doorbreking van het beroepsgeheim zonder toestemming van de cliënt is namelijk wel degelijk mogelijk, mits sprake is van een noodsituatie en een beroep op overmacht gerechtvaardigd is. Voor die rechtvaardiging moet de hulpverlener een zorgvuldige belangenafweging maken. De KNMG heeft een vijftal vragen gegeven om artsen en andere beroepsgroepen bij deze belangenafweging te helpen. De vragen zijn in 2002 opgenomen in de meldcode kindermishandeling.45 In de Wet op de Jeugdzorg is voor hulpverleners (in brede zin) een meldrecht inzake kindermishandeling opgenomen. Elke professional zou zich de attitude en vaardigheden eigen moeten maken om dit meldrecht adequaat te benutten. Bovendien zullen professionals zich moeten realiseren dat zij zich voor hun besluit tot doorbreking van hun beroepsgeheim moeten verantwoorden. Meldcode Een beroep op overmacht wordt ook wel een conflict van plichten genoemd, omdat de plicht tot zwijgen botst met de plicht om in het belang van de zorg voor de veiligheid van de cliënt of anderen wel te spreken. De vijf vragen die de hulpverlener hierbij kunnen helpen zijn: 1. Welk gerechtvaardigd doel wil ik bereiken met het geven van de informatie? 2. Kan dit doel worden bereikt zonder dat ik informatie aan een ander verstrek? 3. Is het, gelet op de situatie, mogelijk en verantwoord om toestemming van mijn cliënt te vragen, en zo ja, heb ik alles gedaan om die toestemming daadwerkelijk te krijgen? 45 P. Baeten, Meldcode kindermishandeling. NIZW Expertisecentrum kindermishandeling, 2002. Zie ook: P. Baeten en L. Janssen, Samenwerking en beroepsgeheim, juridische mogelijkheden voor het uitwisselen van gegevens bij de aanpak van huiselijk geweld. NIZW, Utrecht 2002.
Handelen bij mishandeling
105
4. Weegt het directe gevaar of het ernstige nadeel voor de cliënt dat ik met de gegevensverstrekking wil opheffen of verminderen, op tegen het belang dat de cliënt heeft bij de geheimhouding? 5. Welke informatie heeft de ander nodig om het belang van mijn cliënt te dienen of het gevaar voor hem af te wenden? Conclusie Het zal duidelijk zijn dat het beroepsgeheim een belemmering vormt bij het inschakelen van derden. Doorbreken van het beroepsgeheim is weliswaar mogelijk, maar afhankelijk van de opvattingen en interpretatie van de individuele hulpverlener. Hoe ernstig schat hij/zij de situatie in? Vindt hij/zij dat aan alle criteria om het geheim te verbreken voldaan is? De hulpverlener zal zich voor het doorbreken van het beroepsgeheim achteraf moeten kunnen verantwoorden.
106 TransAct
Bijlage 5 Geraadpleegde literatuur
Andrews, M.C. (samenst.), Kinderen als getuige van huiselijk geweld. 2002. Te downloaden vanaf www.huiselijkgeweld.nl. Baeten, P. & L. Jansen, Samenwerking en beroepsgeheim: juridische mogelijkheden voor het uitwisselen van gegevens bij de aanpak van huiselijk geweld. NIZW, Utrecht 2002. Verkrijgbaar bij NIZW Uitgeverij, Postbus 19152, 3501 DD Utrecht, 030-2306607. Dijk, T. van, Huiselijk geweld: aard, omvang en hulpverlening. Ministerie van Justitie, Den Haag 1997. Te bestellen bij Ministerie van Justitie, DPJR, Postbus 20301, 2500 EH Den Haag, of via www.huiselijkgeweld.nl. Dijk, T. van & E. Oppenhuis, Huiselijk geweld onder Surinamers, Antillianen en Arubanen, Marokkanen en Turken in Nederland: aard, omvang en hulpverlening. Intomart, Hilversum 2002. Dijkstra, S., C. Jansen & P. Baeten, Kinderen voor het voetlicht: verbetering van de aanpak voor kinderen die getuige zijn van thuisgeweld. NIZW, Utrecht 2004. Dutton D.G., S.K. Golant & H. Pijnakker (vert. en bew.), De partnermishandelaar: een psychologisch profiel. Bohn Stafleu Van Loghum, Houten 2000. Ermers, R., Wat is eerwraak. Platform Eerwraak, [s.l.] 2004. Ferwerda, H., Huiselijk geweld: de voordeur op een kier. Omvang, aard en achtergronden in 2004 op basis van landelijke politiecijfers. Advies- en Onderzoekgroep Beke, [s.l.] 2004. Goldner, V., De genderdialoog; passie, macht, subjectiviteit en therapie. Uitgeverij Van Gennep, Amsterdam 1997. Goes, A. & E. Gommers, Richtlijnen beleidsontwikkeling: hulp aan mishandelde vrouwen. VOG sectie-AMW/TransAct, Utrecht 1997.
Handelen bij mishandeling
107
Groen, M., Geweld en schaamte: richtlijnen voor de eerstelijnshulpverlening bij relationeel geweld in gezinnen van migranten en vluchtelingen. Vrouwenopvang Utrecht, Utrecht 2001. Te bestellen bij Advies- en meldpunt een VeiligHuis, Postbus 13088, 3507 LB Utrecht;
[email protected]. Herman, J.L., Trauma en herstel. De gevolgen van geweld: van mishandeling thuis tot politiek geweld. Wereldbibliotheek, Amsterdam 1993. Kuipers, M. [et al.], Handboek huiselijk geweld & allochtone gezinnen: een handboek voor beroepsbeoefenaars die vanuit hun professie te maken hebben met allochtone gezinnen waar huiselijk geweld een rol speelt of kan spelen. Equivalent, Experts in Emancipatie / Steunpunt Minderheden Overijssel, Almelo 2004. Te bestellen bij Equivalent, Wierdensestraat 39d, 7607 GE Almelo; 0546-852025,
[email protected]. Lawick, J. van & M. Groen, Intieme oorlog: over geweld en kwetsbaarheid in gezinsrelaties. Van Gennep, Amsterdam 1998. Linden, P. van der & M. Steketee, Daderhulpverlening in Nederland: inventarisatie van hulpaanbod en preventie voor plegers van seksueel en huiselijk geweld. TransAct, Utrecht 1999. Te bestellen bij TransAct DCP, Postbus 1413, 3500 BK Utrecht; fax 030-2326555. Mastenbroek, S., De illusies van veiligheid. Voortekenen en ontwikkeling van geweld tegen vrouwen. Uitgeverij Jan van Arkel, Utrecht 1995. Mozaïek: handboek met methodieken voor de preventie en opvang van allochtone vrouwen rond huiselijk en seksueel geweld. Mozaïek, Utrecht 2004. Te bestellen bij TransAct, www.transact.nl,
[email protected]. Opdebeek, S., Afhankelijkheid en het beëindigen van partnergeweld. Universiteit van Leuven, Leuven/Apeldoorn 1994. Oosten, N. van & I. van der Vlugt, Seksespecifieke hulpverlening voor maatschappelijk werkers. Coutinho, Bussum 2002. Rappard, M. van, Tot hier en niet verder: verzet van mishandelde vrouwen. Uitgeverij Ambo, Baarn 1988.
108 TransAct
Römkes, R., Geweld tegen vrouwen in heteroseksuele relaties. Een landelijk onderzoek naar de omvang, aard, de gevolgen en achtergronden. Stichting tot Wetenschappelijk Onderzoek omtrent Seksualiteit en Geweld, Amsterdam 1989. Römkes, R., Onder ons gezegd en gezwegen: geweld tegen vrouwen in man-vrouwrelaties. Swets & Zeitlinger, Amsterdam 1992. Römkes, R., Gewoon geweld? Omvang, aard en achtergronden van geweld tegen vrouwen in heteroseksuele relaties. Swets & Zeitlinger, Amsterdam 1992. Timmermans, A., ‘Hulpverlening aan mishandelde vrouwen: lichaamswerk als methode om autonomie te verwerven.’ Uit: Singer, E. & H. Wegelin (red.), De familieband verbroken? Uitgeverij Jan van Arkel, Utrecht 1993. Tjoelker, A. & A.J. van den Berg, Geweld tegen vrouwen in relaties: groepshulpverlening aan bedreigde en mishandelde vrouwen. Stichting Ambulante Fiom / RIMA, ’s-Hertogenbosch 1997. Walker, L.E., The battered woman syndrome. Springer Publishing Company, New York 1984. Wertenbroek, G. & M. Cense, Bescherming tegen geweld: wat je zelf kunt doen. TransAct i.s.m. Stichting Shakti, Utrecht 2004. (6 folders in het Arabisch, Engels, Farsi, Frans, Nederlands en Turks).
Audio-visueel materiaal Man slaat vrouw. Regie: Claus Brockhaus en Piekel Slors. Cabriolet Productions 1988. Distributie: Cinemien. Man slaat vrouw is een gedramatiseerde videofilm over vrouwenmishandeling binnen het gezin. Bij de videofilm hoort een brochure waarin suggesties worden gegeven hoe deze film te gebruiken bij scholing en voorlichting. Als ik haar was = Onun yerinde olsam: twee voorlichtingsfilms over huiselijk geweld. Research: N. Azizedinne; regie: N. Taoujni; productie: L. van de Wouw. Stichting Kezban, Amsterdam 2004. Distributie: Stichting TransAct. De dvd bevat 2 films in Turks en Arabisch, nagesynchroniseerd in het Berbers en Nederlands, en is voorzien van een handleiding. De films zijn ook op video verkrijgbaar.
Handelen bij mishandeling
109
Websites www.huiselijkgeweld.nl Website van het landelijk Ondersteuningsprogramma huiselijk geweld. Op de site staat informatie over organisaties, projecten, onderzoeken, publicaties en beleid(svoornemens) in relatie tot huiselijk geweld. www.kindermishandeling.info De site van het Expertisecentrum Kindermishandeling (NIZW) met informatie over preventie en signalering van en hulpverlening na kindermishandeling. Via de site kan doorgeklikt worden naar www.kindermishandeling.nl, een informatieve site voor kinderen en jongeren. www.transact.nl Website van TransAct met informatie over projecten en publicaties. Via de site is de catalogus van het kenniscentrum toegankelijk. www.mozaiek-info.nl Mozaïek is een gezamenlijk project van TransAct, NIGZ en FORUM, gericht op preventie en opvang huiselijk en seksueel geweld allochtone vrouwen. Op de site staat informatie over activiteiten en producten van Mozaïek. Ook kunnen via de site een aantal methodieken worden gedownload. www.fiom.nl De website van de Stichting Ambulante Fiom. Via de site kunnen een aantal informatieve brochures worden gedownload. huiselijk-geweld.startkabel.nl Startpagina met veel links naar andere sites.
110 TransAct
Bijlage 6 Adressen voor advies en informatie over opvang en hulpverlening aan mishandelde vrouwen Landelijke organisaties TransAct, landelijk expertisecentrum voor de aanpak van huiselijk en seksueel geweld en voor vraagstukken rond sekse en etniciteit Postbus 1413, 2500 BK Utrecht tel: 030-2326500 tel: 030-2300666 voor informatie en documentatie (op werkdagen van 10.00 tot 16.00 uur) www.transact.nl
Slachtofferhulp Nederland (informatie over regionale bureau’s slachtofferhulp en juridisch advies) Postbus 14208, 3508 SH Utrecht tel: 030-2340116 www.slachtofferhulp.nl
Stichting Kezban Postbus 166, 1110 AD Diemen tel: 06-12504996
[email protected]
Federatie Opvang (koepel van opvangvoorzieningen) Johan van Oldebarneveldtlaan 34-36 3818 HB Amersfoort tel: 033-4615029 www.opvang.nl
Expertisecentrum Kindermishandeling www.kindermishandeling.info
Telefonische hulplijnen Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) tel: 0900-1231230 Stichting Korrelatie tel: 0900-1450 www.korrelatie.nl
Allochtone Vrouwen Telefoon (Oost-Nederland) tel: 0800–0240027 (gratis); 074-2552550 (maandag t/m vrijdag van 10.00 tot 14.00 uur; maandag- en woensdagavond van 19.00 tot 22.00 uur)
Allochtone Vrouwentelefoon tel: 070-3622629 (maandag, dinsdag, donderdag en vrijdag van 10.00 tot 14.00 uur; maandagavond van 18.00 tot 22.00 uur)
Handelen bij mishandeling
111
Regionale advies- en steunpunten huiselijk geweld Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld (ASHG) Amsterdam tel: 020-6116022 Turks spreekuur dinsdag van 10.30 tot 12.30 uur; Arabisch spreekuur vrijdag van 14.00 tot 16.00 uur Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld (ASHG) Flevoland tel: 0900-2020634 (Almere en Lelystad); tel: 0900-2020998 (Emmeloord, Dronten, Urk en Zeewolde) Steunpunt Thuisgeweld Groningen tel: 050-3180011 Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld Haarlem tel: 023-5472999
Steunpunt Huiselijk Geweld Midden-Brabant tel: 0900-3213210 Meldpunt Vrouwenopvang Overijssel tel: 0900-4333333 Advies- en Meldpunt een Veilig Huis Utrecht tel: 0900-2300300 Adviespunt Huiselijk Geweld Zuid-Limburg tel: 045-5740815 Er komen steeds meer adviesen steunpunten bij. Actuele adressen staan op www.huiselijkgeweld.nl
Stichting Ambulante Fiom Landelijk Bureau Fiom Kruisstraat 1 5211 DT ‘s-Hertogenbosch Postbus 1019 5200 BA ‘s-Hertogenbosch tel: 073-6128821
[email protected] www.fiom.nl Fiom Groningen Poststraat 2 9712 ER Groningen tel: 050-3142020
[email protected]
112 TransAct
Fiom Leeuwarden Harlingerstraatweg 9 8913 AA Leeuwarden tel: 058-2160111
[email protected] Fiom Zwolle Emmastraat 11 8011 AE Zwolle tel: 038-4218681
[email protected]
Fiom Nijmegen Sint Annastraat 8 6524 GA Nijmegen tel: 024-3294053
[email protected]
Fiom Breda Nonnenveld 127 4811 DW Breda tel: 076-5436767
[email protected]
Fiom Alkmaar Van der Meijstraat 6 1815 GP Alkmaar tel: 072-5118812
[email protected]
Fiom Eindhoven Ploegstraat 1 5615 HA Eindhoven tel: 040-2453335
[email protected]
Fiom Leiden Haven 32 2312 MJ Leiden tel: 071-5226199
[email protected]
Fiom Maastricht Stationsstraat 37 6221 BN Maastricht tel: 043-3214856
[email protected]
Opvanghuizen voor mishandelde vrouwen (ingedeeld naar provincie)
Drenthe
Gelderland
MO Drenthe, Algemeen Crisisopvancentrum Postbus 2251 7801 CG Emmen tel: 0591-640048
HERA, Vrouwenopvang Gelderland Jansbuitensingel 20 6811 AD Arnhem tel: 026-3525810 www.heravrouwenopvang.nl
Friesland Groningen Vrouwenopvang Fryslân Postbus 1087 8900 CB Leeuwarden tel: 058-2157084 www.vrouwenopvang-fryslan.nl
Stichting Toevluchtsoord Martinikerkhof 11 9712 JG Groningen tel: 050-3180741 www.tvonoord.nl
Handelen bij mishandeling
113
Limburg Blijf van m’n Lijf Heerlen Postbus 48, 6400 AA Heerlen tel: 045-5711684 Xonar Vrouwenopvang en -hulpverlening Postbus 3070 6202 NB Maastricht tel: 043-3214138 www.xonar.nl Blijf van m’n Lijf (Mutsaersstichting) Postbus 242 5900 AE Venlo tel: 077-3541897 www.mutsersstichting.nl
Noord-Brabant Stichting Valkenhorst Postbus 4740 4803 ES Breda tel: 076-5650550 www.st-valkenhorst.nl Stichting Maatschappelijke en Vrouwenopvang ‘s-Hertogenbosch e.o. Jan Palachstraat 30 5231 HX Den Bosch tel: 073-6135788 www.modenbosch.nl Stichting NEOS Postbus 922 5600 AX Eindhoven tel: 040-2501560 www.st-neos.nl
114 TransAct
NEOS, locatie Blijf van m’n Lijf Postbus 556 5600 AN Eindhoven tel: 040-2116447 Stichting Huis in de Bocht Tilburgseweg 184 5051 AN Goirle tel: 013-5433073 www.debocht.nl SMO Helmond Postbus 242 5700 AE Helmond tel: 0492-525098 www.smo-helmond.nl
Noord-Holland Blijf van m’n Lijf Alkmaar Postbus 8076 1802 KB Alkmaar tel: 072-5625125 www.blijfalkmaar.nl Vrouwenopvang Amsterdam Postbus 2938 1000 CX Amsterdam tel: 020-5210150 www.vrouwenopvang-ams.nl Christelijk Vrouwencentrum Ruchama Oudezijds Voorburgwal 241 1012 EZ Amsterdam tel: 020 -6246151 www.ruchama.nl Blijf van m’n Lijf IJmond Postbus 377 1940 AJ Beverwijk tel: 0251-245573
Stichting Blijf van m’n Lijf Den Helder Postbus 407 1780 AK Den Helder tel: 0223-634376 Blijf van m’n Lijf Haarlem Postbus 470 2000 AL Haarlem tel: 023-5320722 Stichting Opvangcentrum Het Gooi Postbus 2251 1200 CG Hilversum tel: 035-6234050 Stichting Algemeen Opvangcentrum Purmerend Gouw 10 1441 CP Purmerend tel: 0299-434766 Vrouwenopvang Zaanstreek Postbus 230 1540 AE Zaanstad tel: 075-6159089
Overijssel Vrouwenopvang Overijssel Postbus 1058 8001 BB Zwolle tel: 038-4222495 www.vrouwenopvangoverijssel.nl
Utrecht Stichting VBOK-huis Postbus 559 3800 AN Amersfoort tel: 033-4605070 www.vbok.nl
Stichting Iks/Blijf van m’n Lijf Amersfoort Van Randwijcklaan 10 A 3814 AL Amersfoort tel: 033-4792082 www.stichtingiks.nl Stichting Vrouwenopvang Utrecht Postbus 13088 3507 LB Utrecht tel: 030-2711724 www.vo-utrecht.nl
Zeeland Blijf van m’n Lijf Zeeland Postbus 113 4380 AC Vlissingen tel: 0118-469917
Zuid-Holland Ricardis, Vrouwenopvang Zuid-Holland Buitenhofdreef 270 c 2625 RE Delft tel: 015-2126511 www.vozh.nl Vrouwenopvang Pepita van Rijn Postbus 85711 2508 CK Den Haag tel: 070-3106878 Goodwillwerk Leger des Heils regio Den Haag Postbus 73960 2507 AL Den Haag tel: 070-3115540
Handelen bij mishandeling
115
Blijf van m’n Lijf Zuid-Holland Zuid Postbus 958 3300 AZ Dordrecht tel: 078-6139935
Bureau Vrouwenopvang Rotterdam Heemraadssingel 82 3021 DE Rotterdam tel: 010-4769044 www.vrouwenopvang.org
Vrouwenopvang Centrum Midden-Holland Postbus 440 2800 AK Gouda tel: 0182-594655 www.stkwadraat.nl
Stichting Noodopvangcentrum Vlaardingen Postbus 4161 3130 KD Vlaardingen tel: 010-4355000
Rosa Manus Haagweg 47 2321 AC Leiden tel: 071-5730870 www.rosa-manus.nl
Stichting Vrouwen Opvang Zoetermeer Postbus 7098 2701 AB Zoetermeer tel: 079-3164179
116 TransAct
Over de auteurs
Ineke van der Vlugt, andragologe, werkt sinds 1995 als beleidsmedewerker bij TransAct, landelijk expertisecentrum voor de aanpak van huiselijk en seksueel geweld en voor vraagstukken rond sekse en etniciteit te Utrecht. Daarvoor was zij coördinator scholing bij de Leergangen Vrouwenhulpverlening en werkte ze als beleidsmedewerker, trainer en hulpverlener bij de voormalige Stichting Tegen Haar Wil te Amsterdam. Van der Vlugt verzorgt training en advies rondom huiselijk geweld en seksespecifieke zorg, en ontwikkelt methodieken voor hulpverlening vanuit een sekse- en intercultureel perspectief. Ze heeft verschillende publicaties voor (aankomende) professionals in de zorg en maatschappelijke dienstverlening op haar naam staan (waaronder Seksespecifieke hulpverlening voor maatschappelijk werkers, 40 vragen over seksespecifieke zorg, Koers op seksespecifieke zorg en Maakt u verschil: arbeidsgerelateerde problematiek en ziekteverzuim). Stella Ter Harmsel was vanaf de start in 1994 tot juli 1996 projectleider van het project ‘Preventie geweld tegen vrouwen in relaties’, dat was aangehaakt bij TransAct. Zij heeft verschillende publicaties op haar naam staan, onder meer over preventieprojecten op het terrein van vrouwenmishandeling. Ze schrijft ook voorlichtingsmateriaal gericht op potentiële cliënten/patiënten en eerstelijnswerkers, zoals politie en huisartsen. Zij droeg materiaal aan voor hoofdstuk 1 en voor verschillende bijlagen. Anneke Tjoelker werkt als systeembegeleider met tienermoeders en hun familienetwerken vanuit diverse culturele achtergronden bij de Stichting Altra in Amsterdam. Daarvoor was zij tien jaar maatschappelijk werker bij het Fiom in Alkmaar. Vanuit die praktijkervaring heeft zij de eerste casus beschreven van hoofdstuk 4 en materiaal geleverd voor de adviezen over hulpverlening aan mishandelde vrouwen. Zij heeft zich gespecialiseerd in hulpverlening bij (ongewenste) zwangerschappen en in ouderschaps- en opvoedingsondersteuning, en werkte langdurig op het terrein van kinder- en vrouwenmishandeling. Naast haar werk voor Altra biedt zij hulp, advies, coaching en training vanuit haar eigen praktijk in Alkmaar.
Handelen bij mishandeling
117