Vraag om Cursussen over 't Afwijkende kind, Geleid door mannen van naam. Bestudeer daar de psychologie van elk Vak ' En voeg dit alles te zaam. Tot een wijze van werken, waarbij ieder kind Verzorgd wordt volgens zijn aard 't Verpersoonlijkte Onderwijs wordt dan Uw loon. Geen moeite hiervoor gespaard.
Halspel op de speelplaats.
') Zie: P. H. Schreuder. Persoonsonderwijs en Werktempo. Tijdschrift voor B. 0. Jan. '28.
70
EEN DRIEDAAGSCHE SCHOOLREIS DOOR
HERM. J. JACOBS
OUDEN we het wagen? Drie dagen uit! En dat met onze leerlingen? Ze zijn zooveel anders, dan die van de gewone scholen. En ze zijn vaak zoo onverzorgd, zoo ruw en onopgevoed, zoo slecht gekleed, zoo vuil en onzindelijk! We waagden het! De uitnoodiging van de commissie voor het Haagsche Vacantiekinderfeest om drie dagen met onze klas naar Oud-Leusden te gaan, was dan ook wel heel verleidelijk. En onze jongens missen toch al zooveel bij andere vergeleken, dat we ook niet al te lang weifelden. Spijt hebben we geen oogenblik over onze beslissing gehad, want onze „driedaagsche schoolreis" is tot een climax van genoegen geworden. Het begon al met de mededeeling van het plan. Wat een gejuich steeg er op! Drie dagen, meester? En daar eten? En slapen? Ja, drie dagen echt uit logeeren. 's Middags kwamen de antwoorden al van huis. Ik mag meester! Ik ook, ik ook. Allemaal, de meisjes inbegrepen. En toen ging er ook geen dag meer voorbij, dat er niet over het reisje gesproken werd. Daar kwam een nieuwe verrassing. Er moest natuurlijk het een en ander worden meegenomen. Later zouden ze precies hooren, wat. Maar in elk geval zou ieder wat te dragen krijgen. Als we zelf eens koffertjes maakten? 0, wat is er die dagen in de houtzaal gewerkt. Over gebrek aan ijver behoeft daar nooit geklaagd te worden, maar die tijd!
71
Als een heerlijke belofte klonk het gezaag, Beschaaf en gehamer de jongens in de ooren. En toen de houten koffertjes klaar waren, keurig gebeitst en gevernist, elk voorzien van de naamletters van de eigenaar, toen was de tijd daar dat de definitieve afspraak met de ouders moest worden gemaakt. Met een inspanning, die het aandoenlijke nabijkwam, werd van het bord overgeschreven, om thuis te laten zien, het volgende briefje: ONZE REIS. Maandag 14 Juli vertrekken wij 's morgens 10 minuten over negen van het Staatsspoorstation. Wij komen Woensdagmiddag daar weer aan om kwart over 6. We moeten 's morgens om half negen op school zijn. Meenemen: twee handdoeken, een stuk zeep, een kam, een tandenborstel, twee zakdoeken en ons nachtgoed. Ook is het goed, b.v. nog een hemd, broek en kousen mee te nemen voor regenweer. Geen knellende schoenen, geen Zondagsche kleeren, geen geld en geen snoeperij. Ons bovengoed moet schoon en heel zijn; wij zelf goed gewasschen en gekamd en de schoenen gepoetst. De enkele dagen, die nu volgden werden we voortdurend op de hoogte gehouden, hoe het met de uitrusting stond. Meester, ik heb drie nieuwe zakdoeken gekregen! Mijn moeder heeft twee badhanddoeken gekocht. Elf cent per stuk maar. Zaterdag krijg ik een kam, meester en dan is alles bij elkaar. Bij mij zit alles al gepakt, had weer een ander. Maar ook een, heel stil, dat de anderen het niet hoorden: Meester, ik zal toch niet mee kunnen. We hebben alleen maar schoenen van mijn moeder en die zijn mij te nauw. U weet nog wel van verleden jaar in Rotterdam, toen heb ik ook op mijn kousen moeten loopen. Natuurlijk werden voor die jongen een paar schoenen, die hem niet te klein waren opgeduikeld en ging hij toch mee. Eindelijk was het de dag v.an vertrek. En wat een dag! Stralend zomerweer. De aankomst te Oud-Leusden was een groote verrassing. Nog nooit hebben we zooveel spontane uitingen van voldaanheid uit de 72
mond van onze zwakzinnige leerlingen gehoord, als toen ze daar achter elkaar de lange slaapzalen binnentraden en hun keurige reine bedden zagen. Maar voor wie de huiselijke omstandigheden van ze kent, was het zeer goed te begrijpen. Hoevelen liggen niet thuis onder een hoop vuile, gescheurde dekens, die meer hebben van vodden, dan van beddek. De drie dagen te beschrijven, zou meer ruimte vergen dan ons toebedeeld is. Maar ze waren een doorloopende verrukking. De heerlijke wandelingen met de prachtige vergezichten ontlokten aan onze leerlingen menige uitroep van bewondering, waaruit duidelijk bleek, dat de schoonheid van het landschap ook aan onze „achterlijken" niet ontging. De keurig verzorgde maaloch hoe die gewaartijden deerd werden behoeven we niet eens te vermelden maar wel, hoe wij geleiders waardeeren de voorbeeldige wijze, waarop zich onze jongens gedroegen tijdens het eten. De eerste avond slapen gaan was natuurlijk een evenement. Daar stonden ze Het vertrek van de school. te ploeteren en te plassen en tanden te poetsen. Zeker heeft menigeen even aan huis gedacht, waar hij gewoon is zoo vuil als hij van de straat komt in bed te kruipen. En tanden poetsen!!! Wat hadden de ouders in hun armoede voor ze gezorgd. Wat een nieuwe borstrokken! En zelfs waren er, die meesters hulp kwamen inroepen bij het aantrekken van een pyama, lastig voorwerp, dat ze thuis nooit dragen en zelfs nooit eerder gezien hadden. Wat gaf het de volgende morgen een sensatie, toen ze daar voor het eerst van hun leven de meester, die op dezelfde zaal had geslapen, in pyama en met slaperige oogen door de zaal zagen Ioopen. Dat in zulke uitstapjes een sterk opvoedend element zit, zal ieder begrijpen, die kinderen kent.
73
Ten slotte moge een aanhaling uit een brief van een der moeders een denkbeeld geven, hoe in de kringen der ouders waardeering voor zulke genoegens niet ontbreekt. Zeer geachte meheer. Tot mijn spijt moet ik u eenige regelen schrijven, omdat ik heden uit werken ben en niet zelf kan komen. Op de eerste plaats wilde ik u zoo per briefje onze hartelijke dank toebrengen van mijn man en mij voor de groote opoffering en verzorging van onze lieve jongen. Hij was toch zoo voldaan en verheugd. Hij kwam niet uitgepraat over het vele goede en de lieve oppassing, wij waren beide zoo vol er van. Ik hoop van harte, dat God u ten zege moge zijn. Ook de briefjes, die de jongens zelf na de reis als schoolwerk maakten waren alle uitbundig in hun lof en dank. Als zich weer eens de gelegenheid voordeed zouden we de vraag waarmede we begonnen, zeker niet meer stellen, maar dadelijk besluiten: We gaan!
Even rusten.
7~
HOE ONDERZOCHT, EN HOE ONDERZOEKT MEN DE CANDIDATEN VOOR B.O.? SEN WAT PERSOONLIJKE HERINNERINGEN) DOOR
Dr. D.
HERDERSCHEE
N 1906 had de gemeente Amsterdam eindelijk besloten, over te gaan tot de aanstelling van schoolartsen. Tot de benoemden behoorde ook ik. Reeds bij mijn eerste bezoek aan de school, werd mij de vraag gesteld, of een bepaald kind eigenlijk op de, sedert eenige jaren bestaande school voor achterlijken thuis behoorde. Daar zat ik al dadelijk vast, want ik wist het absoluut niet. Bij mijn leermeester, Ziehen, had ik verschillende idioten en zware imbecillen gezien, heelen half verlamden, micro- en hydro-cephalen, kinderen met chorea en de ziekte van Little enzoovoort; wij hadden gehoord van de aangeboren, of in de vroege jeugd verkregen defectpsychosen, de imbecilliteit, die werd onderverdeeld in: de idiotie, waarbij hoogstens enkele konkrete voorstellingen ontstonden, de imbecilliteit in engeren zin, waarbij reeds een enkele abstracte voorstelling werd gevormd, en de debiliteit met „Beziehungsvorstellungen" maar zonder intellectueele affecten. Het boek van Kraepelin vertelde in het hoofdstuk: „Die psychischen Entwicklungshemmungen", dat de idioot het zijn leven lang niet verder bracht dan tot de ontwikkeling van een zevenjarig kind, de imbecil tot die van een kind tegen de puberteitsjaren en de debiel daarboven zonder tot volle rijpheid te komen. Ook was bekend, dat de scholen voor achterlijken waren bestemd voor de debielen. Maar dat alles bracht mij geen steek verder voor de beantwoording van de vraag der lagere school. Ik besloot dus eens te gaan kijken, welke kinderen die school voor achterlijken bezochten. Op de school aan de Bilderdijkstraat, een zeer onaanzien75