Haarlemse Richtlijnen Aanvullende specificaties voor archeologisch onderzoek in de gemeente Haarlem
Haarlemse Richtlijnen Aanvullende specificaties ten behoeve van archeologisch onderzoek in de gemeente Haarlem. Versie: 1.0 Datum: november 2009
Archeologie Haarlem Nieuwe Gracht 2 2011 NB Haarlem 023 5 31 31 35
Stadsarcheoloog: A.C. van Zalinge Deportbeheerder: L. Fialho
[email protected] [email protected]
Specificaties voor archeologisch onderzoek in de gemeente Haarlem Versie 1.0 / december 2009
Inhoudsopgave
1.
Inleiding ...................................................................................................................3
2.
Specificatie Programma van Eisen (PvE) ..............................................................5
3.
Specificaties bureauonderzoek...............................................................................6
4.
Specificaties Inventariserend Veldonderzoek-Grondboringen ..............................7
5.
Specificaties Inventariserend Veldonderzoek-Proefsleuven..................................9
6.
Specificaties Inventariserend Veldonderzoek-Overig..........................................11
7.
Specificaties Archeologische Begeleiding...........................................................13
8.
Specificaties Opgraven ........................................................................................15
9. Specificaties overdracht opgravingsdocumentatie en vondstmateriaal...................17 9.1 Specificatie meta-informatie digitale producten.................................................20
Bijlage 1: Registratie van vondsten en monsters ...........................................................21 Bijlage 2: Registratie van sporen en structuren .............................................................24 Bijlage 3: Beschrijving en determinatie van vondsten...................................................26
Referentielijst 1: Spoortype ...........................................................................................30 Referentielijst 2: Materiaal ............................................................................................33 Referentielijst 3: Materiaaltype......................................................................................36 Referentielijst 4: Techniek.............................................................................................37 Referentielijst 5: Versiering...........................................................................................38
Specificaties voor archeologisch onderzoek in de gemeente Haarlem Versie 1.0 / december 2009
1.
Inleiding
Sinds enige jaren is het mogelijk dat in opdracht van derden andere partijen dan Bureau Archeologie, gemeente Haarlem, archeologische (veld)werkzaamheden binnen de gemeente Haarlem verrichten. In de gevallen dat derden werkzaamheden uitvoeren geldt echter wel dat de gemeente daarbij als bevoegd gezag functioneert. Dat wil zeggen dat zij door een Programma van Eisen (PvE) of de goedkeuring van een door derden opgesteld PvE, de inhoudelijke en technische randvoorwaarden stelt waarbinnen de archeologische werkzaamheden uitgevoerd moeten worden. Ook controleert zij tijdens en na afloop van de werkzaamheden of deze volgens de gestelde voorwaarden uitgevoerd zijn. Om de door verschillende partijen gegenereerde gegevensstromen te kunnen controleren en de gegevens van verschillende projecten met elkaar te kunnen vergelijken is het noodzakelijk dat de gegevens uniform van karakter zijn. Daarnaast geldt dat de verstoorder van een locatie verplicht is tot het financieren van het uit te voeren archeologisch onderzoek. Zowel voor de aanvrager als de aanbieder van onderzoek is het in dat geval noodzakelijk om te weten aan welke eisen de diverse deelproducten moeten volden. De wijze van uitvoeren van archeologisch onderzoek, het hoe, is grotendeels vastgelegd in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (verder aangeduid als KNA) en de in het verlengde daarvan opgestelde leidraden. De inhoudelijke eisen voor onderzoek worden vastgelegd in het verplicht op te stellen Plan van Aanpak (PVA, alleen bij inventariserend veldonderzoek middels grondboringen) of Programma van Eisen (PVE, voor inventariserend veldonderzoek middels proefsleuven en Definitief Onderzoek). Ondanks het feit dat door de KNA en het PVA/PVE reeds veel is vastgelegd over de technische en inhoudelijke aspecten van archeologisch onderzoek bestaat binnen de gemeente Haarlem behoefte aan aanvullende specificaties. Deze richten zich vooral op de wijze waarop gegevens worden vastgelegd. De reden hiervoor is de al eerder genoemde noodzaak om gegevensstromen te controleren en met elkaar te kunnen vergelijken. De noodzaak tot aanvullende specificaties nis ook bepaald door de registratie van archeologische gegevens in het zogenoemde ADLIB systeem. Het AD LIB systeem is een archeologisch dataregistratieprogramma dat in samenwerking met de gemeente Den Haag ontwikkeld is. Behalve door de gemeenten Haarlem en Den Haag wordt dit programma ook gebruikt door diverse andere gemeenten in Noord-Holland, zoals Hoorn en Zaandam.
Specificaties voor archeologisch onderzoek in de gemeente Haarlem Versie 1.0 / december 2009
Vooral bij de determinatie van materiaal en het vastleggen van de daarbij verkregen gegevens moet op basis van dit programma met een aantal specifieke zaken rekening gehouden worden Omdat de gegevensstructuur gebaseerd is op een specifiek programma moet bij de invoer van veld- en determinatiegegevens hiervan gebruik gemaakt worden. Wij kunnen partijen die archeologisch onderzoek binnen de gemeente uitvoeren niet verplichten dit programma aan te schaffen. Daarom stelt de gemeente voor het invoeren van gegevens een werkplek bij Bureau Archeologie Haarlem beschikbaar. De hier gepresenteerde specificaties kunnen niet los gezien worden van de inhoudelijke en technische randvoorwaarden van het PvE. Het is van belang dat voordat een onderzoek begint zowel deze specificaties als het PvE door de uitvoerende partij en door de gemeente goed doorgenomen worden. Deze specificaties gelden ter aanvulling op de specificaties voor archeologisch onderzoek, zoals geformuleerd in de KNA, vigerende versie. Laatstgenoemde is en blijft, in samenhang met het Programma van Eisen, maatgevend voor elk archeologisch onderzoek dat binnen de gemeente wordt uitgevoerd.
Specificaties voor archeologisch onderzoek in de gemeente Haarlem Versie 1.0 / december 2009
2.
Specificatie Programma van Eisen (PvE)
Bij het schrijven van een Programma van Eisen gaat de opsteller uit van de daarvoor in de KNA opgenomen specificaties. Als basis gebruikt de opsteller de door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) Archeologie opgestelde leidraad ‘programma van eisen’. Ter aanvulling hierop geldt dat in elk PVE, daar waar relevant, een verwijzing naar de voorliggende specificaties wordt ingevoegd. In het PVE staat duidelijk aangegeven wie de opsteller is en aan wie eventueel commentaar gericht kan worden. Elk PVE heeft een versie-nummer, datum en paginanummering. Elk door derden opgesteld PVE wordt ter controle voorgelegd aan Bureau Archeologie, gemeente Haarlem. Onderzoek wordt pas uitgevoerd nadat het PVE door de gemeente is goedgekeurd.
Specificaties voor archeologisch onderzoek in de gemeente Haarlem Versie 1.0 / december 2009
3.
Specificaties bureauonderzoek
In de administratieve gegevens in het rapport staat de opsteller vermeld en aan wie eventueel commentaar gericht kan worden. Elke rapportage met betrekking tot een uitgevoerd bureauonderzoek heeft een versienummer, datum en paginanummering. In het rapport is de aanleiding (ruimtelijke ordening-procedure) voor het onderzoek vermeld. In het rapport wordt de omvang van het plangebied, de geplande inrichting en aard, omvang en diepte van de voorgenomen bodemingrepen vermeld. Indien relevant wordt dit ook op kaart aangegeven. De rapportage omvat minimaal (uitsneden van) de volgende kaarten met daarop aangegeven de begrenzingen van het plangebied: - recente topografische kaart; - gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart (ABH); - Cultuur Historische Hoofdstructuur (CHS), provincie Noord-Holland; - Kaart (of kaarten) met de resultaten van het onderzoek (indien relevant). Het rapport vermeldt alle geraadpleegde bronnen. In elk geval dient het archief van Bureau Archeologie, gemeente Haarlem geraadpleegd te worden. Hiervoor kan contact opgenomen worden met ........ Als vervolgonderzoek het advies is, worden de nader te onderzoeken delen van het plangebied en de voorgestelde methode van onderzoek op een advieskaart weergegeven. In de tekst dient staat tot welke KNA-onderzoeksfase het onderzoek behoort en wat het doel ervan is. In elk rapport moet vermeld worden dat over de onderzoeksresultaten en advies contact opgenomen dient te worden met Bureau Archeologie, gemeente Haarlem.
Specificaties voor archeologisch onderzoek in de gemeente Haarlem Versie 1.0 / december 2009
4.
Specificaties Inventariserend Veldonderzoek-Grondboringen
De archeologisch uitvoerder vraagt voorafgaand aan de start van de werkzaamheden bij Bureau Archeologie, gemeente Haarlem schriftelijk of via e-mail een gemeentelijke projectcode aan. Deze projectcode wordt in alle bij het project behorende (veld)documentatie vermeld. Het volgens de KNA verplicht door de uitvoerder op te stellen Plan van Aanpak (PVA) wordt voorafgaand aan de start van de werkzaamheden ter controle voorgelegd aan Bureau Archeologie, gemeente Haarlem. Als er voorafgaand aan het inventariserend veldonderzoek middels grondboringen geen sprake is geweest van een bureau-onderzoek moet bij het opstellen van het PVA het archief van Bureau Archeologie, gemeente Haarlem geraadpleegd worden. Het concept-rapport m.b.t. het uitgevoerde inventariserende veldonderzoek middels grondboringen wordt ter controle voorgelegd aan Bureau Archeologie, gemeente Haarlem. Uit de administratieve gegevens in het rapport staat vermeld wie de opsteller is en aan wie eventueel commentaar gericht kan worden. Elke rapportage heeft een versie-nummer, datum en paginanummering. In het rapport wordt de aanleiding (ruimtelijke ordening-procedure) voor het onderzoek vermeld. In het rapport wordt de omvang van het plangebied, de geplande inrichting en aard, omvang en diepte van de voorgenomen bodemingrepen vermeld. Indien relevant wordt dit ook op kaart aangegeven. De rapportage omvat minimaal (uitsneden van) de volgende kaarten met daarop aangegeven de begrenzingen van het plangebied: - recente topografische kaart; - gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart (ABH); - Cultuur Historische Hoofdstructuur (CHS), provincie Noord-Holland; - Kaart (of kaarten) met de resultaten van het onderzoek (indien relevant). Het rapport vermeldt alle geraadpleegde bronnen.
Specificaties voor archeologisch onderzoek in de gemeente Haarlem Versie 1.0 / december 2009
Als vervolgonderzoek wordt geadviseerd, dienen de nader te onderzoeken delen van het plangebied en de voorgestelde methode van onderzoek op een advieskaart weergegeven te worden. In de tekst staat vermeld tot welke KNA-onderzoeksfase het onderzoek behoord en wat het doel ervan is. In elk rapport dient vermeldt te worden dat over de onderzoeksresultaten en advies contact opgenomen dient te worden met Bureau Archeologie, gemeente Haarlem. Na goedkeuring van het concept-rapport worden de documentatie en eventuele vondsten van het onderzoek overgedragen te worden aan het gemeentelijk archeologisch depot voor bodemvondsten (zie paragraaf 9: specificaties overdracht (opgravings)documentatie en vondstmateriaal).
Specificaties voor archeologisch onderzoek in de gemeente Haarlem Versie 1.0 / december 2009
5.
Specificaties Inventariserend Veldonderzoek-Proefsleuven
De archeologisch uitvoerder vraagt voorafgaand aan de start van de werkzaamheden bij Bureau Archeologie, gemeente Haarlem schriftelijk of via e-mail een gemeentelijke projectcode aan. Deze projectcode wordt in alle bij het project behorende (veld)documentatie vermeld. Het Programma van Eisen dat ten grondslag ligt aan het onderzoek dient in alle gevallen goedgekeurd te zijn door de gemeente Haarlem. Tenminste vijf werkdagen voorafgaand aan het veldwerk stelt de uitvoerder Bureau Archeologie, gemeente Haarlem schriftelijk of via e-mail op de hoogte van de startdatum en de verwachte duur van het onderzoek. Tevens wordt hierbij de verwachte omvang van de velddocumentatie en het te verzamelen vondstmateriaal (vondsten en monsters) gemeld. Bij de registratie van vondsten en monsters werkt men volgens de specificaties van Bureau Archeologie, gemeente Haarlem (zie bijlage 1: registratie van vondsten en mosters). Bij de beschrijving sporen en structuren werkt men volgens de specificaties van Bureau Archeologie, gemeente Haarlem (zie bijlage 2: registratie van sporen). Direct na afsluiting van het veldwerk wordt Bureau Archeologie, gemeente Haarlem hier schriftelijk of via e-mail van op de hoogte gesteld. Tevens wordt aangegeven of de bij aanvang opgegeven schatting van de omvang van de velddocumentatie en vondstmateriaal (vondsten en monsters) bijgesteld moet worden. Beschrijving en determinatie van vondsten vindt plaats op basis van de hiervoor opgestelde specificaties van Bureau Archeologie, gemeente Haarlem (zie bijlage 3: beschrijving en determinatie van vondsten). Spoor- en vondstenlijsten dienen ingevoerd te worden in het door Bureau Archeologie, gemeente Haarlem gebruikte programma ADLIB. Hiervoor wordt door Bureau Archeologie, gemeente Haarlem een werkplek ter beschikking gesteld. Voorafgaand aan de start van het veldwerk dient de archeologisch uitvoerder voor de invulling hiervan contact op te nemen met Bureau Archeologie, gemeente Haarlem.
Specificaties voor archeologisch onderzoek in de gemeente Haarlem Versie 1.0 / december 2009
Vondstdeterminaties worden ingevoerd in het programma ADLIB. Hiervoor wordt door Bureau Archeologie, gemeente Haarlem een werkplek ter beschikking gesteld. Voorafgaand aan de start van het veldwerk neemt de archeologisch uitvoerder hiwerover contact op met Bureau Archeologie, gemeente Haarlem. Het concept-rapport m.b.t. het uitgevoerde inventariserende veldonderzoek middels proefsleuven wordt ter controle voorgelegd te worden aan Bureau Archeologie, gemeente Haarlem. In de administratieve gegevens in het rapport staat vermeld wie de opsteller is en aan wie eventueel commentaar gericht kan worden. De rapportage heeft een versie-nummer, datum en paginanummering. In het rapport wordt de aanleiding (ruimtelijke ordening-procedure) voor het onderzoek vermeld. In het rapport wordt de omvang van het plangebied, de geplande inrichting en aard, omvang en diepte van de voorgenomen bodemingrepen vermeld. Indien relevant wordt dit ook op kaart aangeven. De rapportage omvat minimaal (uitsneden van) de volgende kaarten met daarop aangegeven de begrenzingen van het plangebied: - recente topografische kaart; - gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart (ABH); - Cultuur Historische Hoofdstructuur (CHS), provincie Noord-Holland; - Kaart (of kaarten) met de resultaten van het onderzoek (indien relevant). Het rapport vermeldt alle geraadpleegde bronnen. Als vervolgonderzoek wordt geadviseerd, dienen de nader te onderzoeken delen van het plangebied en de voorgestelde methode van onderzoek op een advieskaart weergegeven te worden. In de tekst wordt vermeld tot welke KNA-onderzoeksfase het onderzoek behoort en wat het doel er van is. In elk rapport wordt vermeld dat over de onderzoeksresultaten en advies contact opgenomen dient te worden met Bureau Archeologie, gemeente Haarlem. Onderzoeksdocumentatie en eventueel vondstmateriaal (vondsten en monsters) worden volgens de daarvoor opgestelde specificaties van Bureau Archeologie, gemeente Haarlem aan het gemeentelijk archeologisch depot voor bodemvondsten aangeleverd (zie paragraaf 9: specificaties overdracht (opgravings)documentatie en vondstmateriaal).
Specificaties voor archeologisch onderzoek in de gemeente Haarlem Versie 1.0 / december 2009
6.
Specificaties Inventariserend Veldonderzoek-Overig
De archeologisch uitvoerder vraagt dient voorafgaand aan de start van de werkzaamheden bij Bureau Archeologie, gemeente Haarlem schriftelijk of via e-mail een gemeentelijke projectcode aan. Deze projectcode wordt in alle bij het project behorende (veld)documentatie vermeld. Het volgens de KNA verplicht door de uitvoerder op te stellen Plan van Aanpak (PVA) wordt voorafgaand aan de start van de werkzaamheden ter controle voorgelegd aan Bureau Archeologie, gemeente Haarlem. Als er voorafgaand aan het inventariserend veldonderzoek geen sprake is geweest van een bureau-onderzoek dient bij het opstellen van het PVA het archief van Bureau Archeologie, gemeente Haarlem geraadpleegd te worden. Het concept-rapport m.b.t. het uitgevoerde inventariserende veldonderzoek-overig wordt ter controle voorgelegd aan Bureau Archeologie, gemeente Haarlem. In de administratieve gegevens in het rapport staat vermeld wie de opsteller is en aan wie eventueel commentaar gericht kan worden. De rapportage heeft een versie-nummer, datum en paginanummering. In het rapport wordt de aanleiding (ruimtelijke ordening-procedure) voor het onderzoek vermeld. In het rapport wordt de omvang van het plangebied, de geplande inrichting en aard, omvang en diepte van de voorgenomen bodemingrepen vermeld , Indien relevant wordt dit ook op kaart aangeven. De rapportage omvat minimaal (uitsneden van) de volgende kaarten met daarop aangegeven de begrenzingen van het plangebied: - recente topografische kaart; - gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart (ABH); - Cultuur Historische Hoofdstructuur (CHS), provincie Noord-Holland; - Kaart (of kaarten) met de resultaten van het onderzoek (indien relevant). Het rapport vermeldt alle geraadpleegde bronnen. Als vervolgonderzoek wordt geadviseerd, dienen de nader te onderzoeken delen van het plangebied en de voorgestelde methode van onderzoek op een advieskaart weergegeven te worden. In de tekst wordt vermeld tot welke KNA-onderzoeksfase het onderzoek behoort en wat het doel er van is.
Specificaties voor archeologisch onderzoek in de gemeente Haarlem Versie 1.0 / december 2009
In elk rapport wordt vermeld dat over de onderzoeksresultaten en advies contact opgenomen dient te worden met Bureau Archeologie, gemeente Haarlem. Onderzoeksdocumentatie en eventueel vondstmateriaal worden volgens de daarvoor opgestelde specificaties van Bureau Archeologie, gemeente Haarlem aan het gemeentelijk archeologisch depot voor bodemvondsten aangeleverd (zie paragraaf 9: specificaties overdracht (opgravings)documentatie en vondstmateriaal).
Specificaties voor archeologisch onderzoek in de gemeente Haarlem Versie 1.0 / december 2009
7.
Specificaties Archeologische Begeleiding
De archeologisch uitvoerder vraagt voorafgaand aan de start van de werkzaamheden bij Bureau Archeologie, gemeente Haarlem schriftelijk of via e-mail een gemeentelijke projectcode aan. Deze projectcode wordt in alle bij het project behorende (veld)documentatie vermeld. Het Programma van Eisen dat ten grondslag ligt aan het onderzoek dient in alle gevallen goedgekeurd te zijn door de gemeente Haarlem. Tenminste vijf werkdagen voorafgaand aan het veldwerk wordt Bureau Archeologie, gemeente Haarlem schriftelijk of via e-mail op de hoogte gesteld van de startdatum en de verwachte duur van het onderzoek. Ook wordt hierbij de verwachte omvang van de velddocumentatie en het te verzamelen vondstmateriaal (vondsten en monsters) gemeld. Bij de registratie van vondsten en monsters wordt gewerkt volgens de specificaties van Bureau Archeologie, gemeente Haarlem (zie bijlage 1: registratie van vondsten en monsters). Bij de beschrijving sporen en structuren wordt gewerkt volgens de specificaties van Bureau Archeologie, gemeente Haarlem (zie bijlage 2: registratie van sporen en structuren). Direct na afsluiting van het veldwerk wordt Bureau Archeologie, gemeente Haarlem hier schriftelijk of via e-mail van op de hoogte gesteld. Ook wordt aangegeven of de bij aanvang opgegeven schatting van de omvang van de velddocumentatie en vondstmateriaal (vondsten en monsters) bijgesteld moet worden. Beschrijving en determinatie van vondsten vindt plaats op basis van de hiervoor opgestelde specificaties van Bureau Archeologie, gemeente Haarlem (zie bijlage 3: beschrijving en determinatie van vondsten). Spoor- en vondstenlijsten worden ingevoerd in het programma ADLIB. Hiervoor wordt door Bureau Archeologie, gemeente Haarlem een werkplek ter beschikking gesteld. Voorafgaand aan de start van het veldwerk neem de archeologisch uitvoerder hierover contact op met Bureau Archeologie, gemeente Haarlem. Vondstdeterminaties worden ingevoerd in het programma ADLIB. Hiervoor wordt door Bureau Archeologie, gemeente Haarlem een werkplek ter beschikking gesteld. Voorafgaand aan de start van het veldwerk neemt de archeologisch uitvoerder hierover contact op te nemen met Bureau Archeologie, gemeente Haarlem.
Specificaties voor archeologisch onderzoek in de gemeente Haarlem Versie 1.0 / december 2009
Het concept-rapport m.b.t. de uitgevoerde archeologische begeleiding word ter controle voorgelegd aan Bureau Archeologie, gemeente Haarlem. In de administratieve gegevens in het rapport staatvermeld wie de opsteller is en aan wie eventueel commentaar gericht kan worden. De rapportage heeft een versie-nummer, datum en paginanummering. In het rapport wordt de aanleiding (ruimtelijke ordening-procedure) voor het onderzoek evenals de selectiebeslissing van het bevoegd gezag vermeld te worden. In het rapport wordt de omvang van het plangebied, de geplande inrichting en aard, omvang en diepte van de voorgenomen bodemingrepen vermeld. Indien relevant wordt dit ook op kaart aangeven. De rapportage omvat minimaal (uitsneden van) de volgende kaarten met daarop aangegeven de begrenzingen van het plangebied: - recente topografische kaart; - gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart (ABH); - Cultuur Historische Hoofdstructuur (CHS), provincie Noord-Holland; - Kaart (of kaarten) met de resultaten van het onderzoek (indien relevant). Het rapport vermeldt alle geraadpleegde bronnen. Onderzoeksdocumentatie en eventueel vondstmateriaal worden volgens de daarvoor opgestelde specificaties van Bureau Archeologie, gemeente Haarlem aan het gemeentelijk archeologisch depot voor bodemvondsten aangeleverd (zie paragraaf 9: specificaties overdracht (opgravings)documentatie en vondstmateriaal).
Specificaties voor archeologisch onderzoek in de gemeente Haarlem Versie 1.0 / december 2009
8.
Specificaties Opgraven
De archeologisch uitvoerder vraagt voorafgaand aan de start van de werkzaamheden bij Bureau Archeologie, gemeente Haarlem schriftelijk of via e-mail een gemeentelijke projectcode aan. Deze projectcode wordt in alle bij het project behorende (veld)documentatie vermeld. Het Programma van Eisen dat ten grondslag ligt aan het onderzoek dient in alle gevallen goedgekeurd te zijn door de gemeente Haarlem. Tenminste vijf werkdagen voorafgaand aan het veldwerk wordt Bureau Archeologie, gemeente Haarlem schriftelijk of via e-mail op de hoogte gesteld van de startdatum en de verwachte duur van het onderzoek. Tevens wordt hierbij de verwachte omvang van de velddocumentatie en het te verzamelen vondstmateriaal (vondsten en monsters) gemeld. Bij de registratie van vondsten en monsters wordt gewerkt volgens de specificaties van Bureau Archeologie, gemeente Haarlem (zie bijlage 1: registratie van vondsten en monsters). Bij de beschrijving sporen en structuren wordt gewerkt volgens de specificaties van Bureau Archeologie, gemeente Haarlem (zie bijlage 2: registratie van sporen en structuren). Direct na afsluiting van het veldwerk wordt Bureau Archeologie, gemeente Haarlem hier schriftelijk of via e-mail van op de hoogte gesteld. Tevens wordt aangegeven of de bij aanvang opgegeven schatting van de omvang van de velddocumentatie en vondstmateriaal (vondsten en monsters) bijgesteld moet worden. Beschrijving en determinatie van vondsten vindt plaats op basis van de hiervoor opgestelde specificaties van Bureau Archeologie, gemeente Haarlem (zie bijlage 3: beschrijving en determinatie van vondsten). Spoor- en vondstenlijsten worden ingevoerd in het programma ADLIB. Hiervoor stelt Bureau Archeologie, gemeente Haarlem een werkplek ter beschikking. Voorafgaand aan de start van het veldwerk dient de archeologisch uitvoerder voor de invulling hiervan contact op te nemen met Bureau Archeologie, gemeente Haarlem.
Specificaties voor archeologisch onderzoek in de gemeente Haarlem Versie 1.0 / december 2009
Vondstdeterminaties worden ingevoerd in het programma ADLIB. Hiervoor stelt Bureau Archeologie, gemeente Haarlem een werkplek ter beschikking. Voorafgaand aan de start van het veldwerk dient de archeologisch uitvoerder voor de invulling hiervan contact op te nemen met Bureau Archeologie, gemeente Haarlem. Het concept-rapport wordt ter controle voorgelegd aan Bureau Archeologie, gemeente Haarlem. Uit de administratieve gegevens in het rapport dient afgeleid te kunnen worden aan wie eventueel commentaar gericht kan worden. De rapportage heeft een versie-nummer, datum en paginanummering. In het rapport wordt de aanleiding (ruimtelijke ordening-procedure) voor het onderzoek evenals de selectiebeslissing van het bevoegd gezag vermeld. In het rapport wordt de omvang van het plangebied, de geplande inrichting en aard, omvang en diepte van de voorgenomen bodemingrepen vermeld. Indien relevant wordt dit ook op kaart aangeven. De rapportage omvat minimaal (uitsneden van) de volgende kaarten met daarop aangegeven de begrenzingen van het plangebied: - recente topografische kaart; - gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart (ABH); - Cultuur Historische Hoofdstructuur (CHS), provincie Noord-Holland; - Kaart (of kaarten) met de resultaten van het onderzoek (indien relevant). Het rapport vermeldt alle geraadpleegde bronnen. Onderzoeksdocumentatie en eventueel vondstmateriaal worden volgens de daarvoor opgestelde specificaties van Bureau Archeologie, gemeente Haarlem aan het gemeentelijk archeologisch depot voor bodemvondsten aangeleverd (zie paragraaf 9: specificaties overdracht (opgravings)documentatie en vondstmateriaal).
Specificaties voor archeologisch onderzoek in de gemeente Haarlem Versie 1.0 / december 2009
9.
Specificaties overdracht opgravingsdocumentatie en vondstmateriaal
Met nadruk wordt er op gewezen dat op alle documentatie behalve de in de KNA genoemde basisgegevens ook de door de gemeente toegekende projectcode vermeld moeten worden. De naam van alle digitaal aan te leveren bestanden begint altijd met deze code. Voor het aanleveren van velddocumentatie gelden de volgende specificaties: * dagrapporten worden zowel analoog als digitaal in de vorm van een pdf- en wordbestand aangeleverd; * weekrapporten worden zowel analoog als digitaal in de vorm van een pdf- en wordbestand aangeleverd; * weekstaten wordn zowel analoog als digitaal in de vorm van een pdf- en wordbestand aangeleverd; * tekeninglijsten worden zowel analoog als digitaal in de vorm van een pdf- en wordbestand bestand aangeleverd; * fotolijsten worden zowel analoog als digitaal in de vorm van een pdf- en wordbestand aangeleverd; * De originele vlak-, profiel en coupetekeningen worden aangeleverd en moeten onuitwisbaar zijn. Als de tekeningen in het veld digitaal vervaardigd zijn wordt een analoge kopie 1:100 (of gedetailleerder) aangeleverd. * Analoog vervaardigde vlak- en profieltekeningen zijn gevectoriseerd en geschikt voor GIS-bewerking: - Elk objecttype (put, vlak, spoor, vulling, vak, vondstlocatie, laag, segment, NAPhoogtes, meetpunten, vondstnummer, monsternummer, spoornummer e.d) staat in een aparte kaartlaag (en een apart bestand!!!) - Objecten van het type put, vlak, spoor, vulling, vak, laag en segment worden altijd als gesloten polygoon gedigitaliseerd. Coupelijnen zijn open polylines. Vondstlocaties en NAP-hoogtes zijn puntlocaties. Vondstnummers, monsternummers en spoornummers zijn tekstlabels. - Objecten sluiten elkaar uit, in ruimtelijke zin. Overlappingen tussen polygonen van eenzelfde objecttype zijn, op hetzelfde vlak, niet toegestaan. - De veldtekeningen zijn gedigitaliseerd (vector) in relatie tot het RD-coördinatenstelsel. - Bestandsnamen beginnen met de door de gemeente toegekende opgravingscode. Voorts verwijzen zij naar putten, vlakken, sporen etc. in het desbetreffende bestand, bv ABCD-09-S-p1-v1 verwijst naar sporen van put 1 op vlak 1. - De vervaardigde bestanden worden in een bijpassende tabel geadministreerd waarvan zowel een analoog als digitaal (pdf en word) exemplaar wordt ingeleverd. * Van coupetekeningen wordt een rasterscan aangeleverd. Hierbij geldt dat: - scans worden in één run gemaakt. - scans hebben een dusdanige resolutie dat archeologische informatie goed leesbaar is, met een resolutie van minimaal 300 dpi op A4 formaat. - Één scan bevat niet meer coupes al leesbaar op één A4 formaat.
Specificaties voor archeologisch onderzoek in de gemeente Haarlem Versie 1.0 / december 2009
- Elke bestandsnaam begint met de door de gemeente toegekende opgravingscode, de aanduiding coupe, het putnummer en het nummer van de coupe of het spoor. - Op de scans zijn de spoor- segment, vullings en eventuele vondst- en monsternummers leesbaar in een tekstlabel aangegeven. Ook natuurlijke lagen naast het spoor zijn voorzien van spoornummers. - het gescande oppervlak is niet groter dan noodzakelijk om de elementen volledig weer te kunnen geven. Scans met grote lege vlakken worden niet geaccepteerd. - Er staat een hoogtemaat op de tekening. - Er staat een schaalaanduiding op de tekening. - De scan bevat geen vlekken en vegen. - de scans worden in een bijpassende tabel geadministreerd waarvan zowel een analoog als digitaal (pdf en word) exemplaar wordt ingeleverd. Spoor- en vondstenlijsten, evenals determinatiegegevens van vondstmateriaal worden ingevoerd in ADLIB ingevoerd. Na goedkeuring van de ingevoerde gegevens hoeven deze niet op andere wijze door de uitvoerder digitaal aangeleverd te worden. Veld- en objectfoto’s worden digitaal aangeleverd. Hierbij geldt dat: - alle opnames worden aangeleverd in .jpeg format - alle foto’s hebben een dusdanige resolutie dat deze geschikt zijn voor publicatie op A5 formaat. De minimale resolutie dient daarom 5 megapixels te bedragen. - de bestandsnamen van de veldfoto's beginnen met de gemeentelijke vindplaatscode, gevolgd door het fotonummer. Voor voorwerpfoto's de gemeentelijke vindplaatscode, vondstnummer en ondernummer). - elke bestandsnaam (extensie meegerekend) is uniek binnen het project - de bestandsnaam plus beschrijving van de foto is in een bijpassende tabel geadministreerd. Objecttekeningen worden zowel analoog als digitaal aangeleverd. De digitale versie betreft een rasterscan, waarbij geldt dat : - scans worden in één run gemaakt. - scan hebben een dusdanige resolutie dat in publicatie een heldere tekening verkregen wordt. Een resolutie van 300 dpi op A4 formaat kan hier volstaan. - Één scan bevat niet meer dan één object. - Elke bestandsnaam begint met de door de gemeente toegekende opgravingscode vondstnummer, ondernummer). - het gescande oppervlak is niet groter dan noodzakelijk om het object volledig weer te kunnen geven. Scans met grote lege vlakken worden niet geaccepteerd. - Er staat schaalaanduiding. - De scan bevat geen vlekken en vegen. - de scans worden in een bijpassende tabel geadministreerd waarvan zowel een analoog als digitaal (pdf en word) exemplaar wordt ingeleverd.
Specificaties voor archeologisch onderzoek in de gemeente Haarlem Versie 1.0 / december 2009
Vondstmateriaal is verpakt per vondstnummer en per materiaalsoort (zie referentielijst). Materiaal waar een ondernummer aan is toegekend is altijd afzonderlijk verpakt. Elke verpakking is voorzien van een volledig ingevuld vondstenkaartje. Per materiaalsoort staan de vondstnummers op volgorde in door Bureau Archeologie, gemenete Haarlem ter beschikking gestelde plastic kratten. Exposabele voorwerpen zijn apart verpakt en worden in kratten die als ‘exposabel’ gemerkt zijn aangeleverd. Bij de kratten wordt zowel analoog als digitaal in de vorm van een pdf- en wordbestand een zogenoemde ‘dozenlijst’ aangeleverd waarin per krat de inhoud gespecificeerd is. Als materiaal ten behoeve van de conservering/stabilisering ervan een behandeling heeft ondergaan, wordt zowel analoog als digitaal in de vorm van een pdf- en wordbestand een conserveringsrapport aangeleverd,. Hieruit kan worden opgemaakt welke objecten een behandeling hebben ondergaan en waaruit die behandeling bestaat. Niet uitgewerkte monsters (hout/grond/pollen) worden niet geaccepteerd, tenzij hierover overleg is geweest met de depotbeheerder van Bureau Archeologie, gemeente Haarlem. Wel worden residuen van gewaardeerde en/of geanalyseerde grond- en pollenmonsters geaccepteerd. Deze dienen in dat geval adequaat verpakt te zijn. Als geconserveerde houtmonsters en/of groot constructiehout ter deponering wordt aangeboden is hierover vooraf altijd overleg geweest met de depotbeheerder van bureau Archeologie, gemeente Haarlem. Metaal is op een dusdanige manier behandeld dat de conditie stabiel is. In de meeste gevallen betekent dit dat volstaan kan worden met het eventueel ontzouten van het metaal. Bijzondere metalen voorwerpen dienen eventueel gerestaureerd te worden.
Specificaties voor archeologisch onderzoek in de gemeente Haarlem Versie 1.0 / december 2009
Bij levering van digitale producten, anders dan data die door de uitvoerder bij Bureau Archeologie, gemeente Haarlem zelf is ingevoerd, gelden de volgende eisen: De digitale gegevens worden aangeleverd op CD-rom(s) en de volgende informatie dient zowel in de meta-informatie als op de CD-roms(s) te worden geschreven: - het Archis II meldingsnr. van het project; - het door Bureau Archeologie, gemeente Haarlem aangeleverde projectnr. - de naam van de aanleverende partij; - de leveringsdatum; - het versienr. van de dataset met eventueel CD-volgnummer indien de dataset over meerdere CD’s verspreid wordt aangeleverd; - het archiefnr. waaronder de dataset bij de aanleverende partij opvraagbaar is. De gegevensset voldoet aan het volgende: - In de root van de CD is een bestandenlijst aanwezig met de complete lijst van alle op de CD-rom(s) geleverde bestanden. Deze lijst is tevens als hard-copy meegeleverd; - de bestandsnamen zijn pad-onafhankelijk uniek binnen de totale gegevensset; - de aanleverende partij beschikt over een ‘back-up’ van de geleverde dataset(s). Daarrboven beheert de aanleverende partij de complete gegevensset, uitgezonderd eventuele bij de gemeente zelf ingevoerde dataset(s), totdat de overdracht van gegevens door het gemeentelijk archeologisch depot geaccepteerd is. De gegevensset dient compleet te zijn in de zin dat: - de gegevens in overeenstemming zijn met de hier beschreven specificaties en die welke in het PVE genoemd worden; - gegevens waarnaar binnen de CD’s expliciet of impliciet wordt verwezen ook aanwezig zijn (anders dan de hier beschreven referentielijsten); - er geen niet-relevante bestanden aanwezig zijn; - alle afwijkingen van de voorgeschreven specificaties, zoals nieuwe invoercodes, in de meta-informatie vermeld zijn; - in de meta-informatie vermeld staat welke versie van de voorliggende specificaties gebruikt is. De archeologisch uitvoerder heeft de CD’s voor verzending gecontroleerd op juistheid van gegevens. De uitvoerder is verantwoordelijk voor op de gegevensdrager of in bestanden aanwezige digitale virussen. De archeologisch uitvoerder ontvangt binnen veertien dagen na levering een bevestiging van ontvangst per post of e-mail. Alsde uitvoerder niet binnen veertien dagen een ontvangstbevestiging heeft gekregen, neemt deze zo spoedig mogelijk contact op met Bureau archeologie, gemeente Haarlem.
Specificaties voor archeologisch onderzoek in de gemeente Haarlem Versie 1.0 / december 2009
Bijlage 1: Registratie van vondsten en monsters Op vondst- en monsterkaartjes wordt, in aanvulling op de hiervoor in de KNA gestelde specificaties, altijd het door Bureau Archeologie, gemeente Haarlem toegekende projectnummer vermeld.
Het vondstnummer is numeriek en begint altijd bij 0001. Het vondstnummer 0000 bestaat niet en mag, bijvoorbeeld, niet gebruikt worden voor stortvondsten. Laatstgenoemde krijgen een regulier vondstnummer en op de bij te houden vondstlijst dient op de daarvoor geëigende plaats aangegeven te worden wat de herkomst van de vondst is, bijvoorbeeld stortvondst werkput 1. Ter onderscheidt met de monster- en spoornummers worden de vondstnummers op zowel de analoge als digitale veldtekeningen en vondstenlijsten altijd voorafgegaan door een V. Bij een aantal specifieke sporen dient bovenstaande nummering evenwel verlaten te worden. Het gaat daarbij om: Waterputten = spoorcode WA Waterkelder = spoorcode WK Beerputten = spoorcode BP Beerkelder = spoorcode BK Tonputten = spoorcode TP Kelders = spoorcode KE Het vondstnummer wordt in deze gevallen gelijk aan de spoorcodering, bestaand uit een tweeletterige code, plus een volgnummer, bestaand uit twee cijfers, plus een eventueel laagnummer, bestaand uit een letter uit de reeks van A tot Z Binnen deze systematiek wordt bijvoorbeeld de eerste waterput die bij een onderzoek wordt aangetroffen gecodeerd als WA01, de tweede als WA02 etc. Als binnen de vulling van bijvoorbeeld WA01 verschillende lagen te onderscheiden zijn, worden de vondsten uit de bovenste laag geregistreerd als WA01A, uit de daaronder gelegen laag als WA01B, de laag daaronder als WA01C etc. Bij beerputten is soms een stortgoot aanwezig. Hieruit afkomstige vondsten krijgen een eigen aanduiding waarbij de laag-aanduiding vervangen wordt door de code GT. Indien bijvoorbeeld bij BP01 sprake is van een stortgoot worden de daarin aangetroffen vondsten geregistreerd als BP01GT. Gezien bovenstaande systematiek wordt benadrukt dat het van belang is dat bij het leeghalen van waterputten, beerputten en tonputten eventueel aanwezige bijzondere vondsten geen eigen ‘vondstnummer’ krijgen.
Specificaties voor archeologisch onderzoek in de gemeente Haarlem Versie 1.0 / december 2009
Wel kan eventueel onderscheid aangebracht worden door het toekennen van een ondernummer. De eerste bijzondere vondst in laag A van BP01 krijgt dan bijvoorbeeld de code BP01A.001, de tweede BP01A.002 etc. Indien vervolgens in laag B een bijzondere vondst wordt aangetroffen krijgt deze de code BP01B.001, de tweede BP01B.002 etc. Van belang is dat als men in het veld gestart is met het toekennen van bovengenoemde ondernummers, dit goed geregistreerd wordt. Indien bij de uitwerking aan nog meer vondsten uit de desbetreffende context een ondernummer toegekend moet worden, moet namelijk te bepalen zijn welk ondernummer aan bod is. Gezien het complexe karakter van bovenstaande systematiek wordt aanbevolen om bij gebruik van analoge vondstregistratie voor waterputten, beerputten en tonputten afzonderlijke vondstenlijsten te gebruiken en deze niet tussen de reguliere vondstnummers te plaatsen.
Specificaties voor archeologisch onderzoek in de gemeente Haarlem Versie 1.0 / december 2009
Voor monsters wordt een aparte monsternummerlijst bijgehoude. Het monsternummer is numeriek en begint altijd bij 001. Het monsternummer 000 bestaat niet en mag niet gebruikt worden. Ter onderscheidt met de vondstnummers worden de monsternummers op zowel de analoge als digitale veldtekeningen en monsterlijsten altijd voorafgegaan door een M. Opgemerkt wordt dat monsters uit waterputten, beerputten en tonputten een ‘normaal’ monsternummer krijgen. De codering, zoals gebruikt bij de vondsten, is hier dus niet van toepassing. Een monster uit laag A van BP01 (vnr. BP01A) krijgt bijvoorbeeld monsternummer M006, het monster uit laag B nummer M007 etc.
Specificaties voor archeologisch onderzoek in de gemeente Haarlem Versie 1.0 / december 2009
Bijlage 2: Registratie van sporen en structuren Alle tijdens een onderzoek waargenomen fenomenen krijgen een spoornummer, dus ook (recente) verstoringen en (natuurlijke) lagen. Het spoornummer is numeriek en begint altijd bij 0001. Het spoornummer 0000 bestaat niet. Binnen een opgravingscode is een spoornummer altijd uniek. Ter onderscheidt met de vondst- en monsternummers worden de spoornummers op zowel de analoge als digitale veldtekeningen en spoorlijsten altijd voorafgegaan door de letter S. Bij een aantal specifieke sporen dient de bovenstaande nummering evenwel verlaten te worden. Het gaat daarbij om: Waterputten = spoorcode WA Waterkelder = spoorcode WK Beerputten = spoorcode BP Beerkelder = spoorcode BK Tonputten = spoorcode TP Kelders = spoorcode KE Het spoornummer bestaat in deze gevallen uit een tweeletterige code, plus een volgnummer, bestaand uit twee cijfers, plus een eventueel laagnummer, bestaand uit een letter uit de reeks van A tot Z Binnen deze systematiek wordt bijvoorbeeld de eerste waterput die bij een onderzoek wordt aangetroffen gecodeerd als WA01, de tweede als WA02 etc. Indien binnen de vulling van bijvoorbeeld WA01 verschillende lagen te onderscheiden zijn, worden deze geregistreerd als WA01A, de daaronder gelegen laag als WA01B, de laag daaronder als WA01C etc. Bij beerputten is verder soms een stortgoot aanwezig. In dat geval wordt de laagaanduiding vervangen wordt door de code GT. Indien bijvoorbeeld bij BP01 sprake is van een stortgoot wordt deze geregistreerd als BP01GT.
Specificaties voor archeologisch onderzoek in de gemeente Haarlem Versie 1.0 / december 2009
Uitgegeven spoornummers dienen bijgehouden te worden op een sporenlijst. Op de sporenlijst bijgehouden gegevens betreffen: - spoortype (zie referentielijst 1: spoortypen) - werkputnr. - vlaknrs. waarop spoor aanwezig is - eventuele vaknummers waarbinnen spoor aanwezig is - eventuele profielen waar spoor aanwezig is - maakt deel uit van structuur... Overige spoorgegevens die bijgehouden dienen te worden betreffen: - nummers van vlak- en coupe- en profieltekeningen waarop spoor is afgebeeld - NAP-maten boven- en onderzijde spoor - beschrijving vorm spoor in horizontaal en verticaal vlak - beschrijving vulling spoor - relaties met overige sporen
Specificaties voor archeologisch onderzoek in de gemeente Haarlem Versie 1.0 / december 2009
Bijlage 3: Beschrijving en determinatie van vondsten De determinatiegegevens van materiaal worden bij in het ADLIB-systeem ingevoerd. Voor deze invoer stelt Bureau Archeologie, gemeente Haarlem een werkplek beschikbaar. Het daadwerkelijk determineren van het materiaal vindt plaats bij de uitvoerder zelf. De consequentie hiervan is dat bij de determinatie van materiaal door de uitvoerder en eventueel diens onderuitvoerders analoge determinatieformulieren gebruikt moeten worden, die vervolgens handmatig in het ADLIB-systeem ingevoerd zullen moeten worden. Een (digitale) kopie van een dergelijk determinatieformulier dat aansluit op de binnen ADLIB in te voeren gegevens is opvraagbaar bij Bureau Archeologie, gemeente haarlem. In principe verschillen de variabelen en de termen die gebruikt moeten worden niet van de gangbare praktijk (zie referentielijsten). Wel van belang is dat het ADLIB-systeem slechts op basis van een beperkt aantal variabelen onderscheid kan maken tussen afzonderlijke records. Het gaat daarbij om: - opgravingscode - vondstnummer - ondernummer - materiaal - materiaaltype - objectnaam Wanneer binnen een vondstnummer meerdere gelijkvormige objecten van hetzelfde materiaal aanwezig zijn, bijvoorbeeld twaalf roodbakkende kannen van het type r-kan-5, zouden deze dus in principe binnen 1 record beschreven moeten worden. Op basis van inhoudelijke aspecten, ze zijn bijvoorbeeld op verschillende wijze gedecoreerd, als logistieke aspecten, men wil de afzonderlijke exemplaren kunnen terugvinden, kan het gewenst zijn om elk exemplaar middels een afzonderlijk record te beschrijven. De enige wijze waarop dit kan plaatsvinden is dat aan elk exemplaar een ondernummer wordt toegekend. Het toekennen van ondernummers geschiedt dus niet alleen op basis van de gebruikelijke inhoudelijke (het is een bijzonder voorwerp) of museale (het is compleet) criteria, maar ook puur en alleen op grond van een noodzaak tot onderscheidt bij de registratie van het materiaal. Wanneer men dus de twaalf eerder genoemde roodbakkende kannen afzonderlijk wil inboeken, bijvoorbeeld omdat er sprake is van verschillen in formaat, dan zal aan elk exemplaar een ondernummer moeten worden toegekend.
Specificaties voor archeologisch onderzoek in de gemeente Haarlem Versie 1.0 / december 2009
Als tijdens het determinatieproces ondernummers toegekend worden, moet gecontroleerd worden of er in het veld voor het desbetreffende vondstnummer al ondernummers uitgedeeld zijn. Indien dat niet het geval is wordt voor het desbetreffende vondstnummer gestart bij ondernummer 001. Indien wel al ondernummers uitgegeven zijn, wordt verder gegaan met het eerst volgende nummer in de reeks. Dit ondernummer dient niet alleen in de bij te houden ondernummerlijst genoteerd te worden, maar ook op het bij het object behorende vondstkaartje. Wanneer geen noodzaak gezien wordt om gelijkvormige objecten van hetzelfde materiaal binnen een vondstnummer apart te omschrijven, bijvoorbeeld omdat ze dusdanig fragmentair zijn dat eventuele onderlinge verschillen niet waarneembaar of meetbaar zijn, kunnen zij natuurlijk wel binnen 1 record beschreven worden. bij de determinatie van materiaal dienen per fragment of object dienen voor elk record de volgende variabelen vastgelegd te worden: Opgravingscode Dit betreft altijd de door bureau Archeologie, gemeente Haarlem toe te kennen code Vondstnummer Zie bijlage 3 Ondernummer (indien van toepassing) Materiaal (zie referentielijst materiaal) Materiaaltype Codering object volgens gebruikte typologie. Voor laat-middeleeuws aardewerk en glas betreft dit altijd het classificatiesysteem voor laaten postmiddeleeuws aardewerk en glas (Bitter 2007). Objectnaam Voor laat-middeleeuws aardewerk en glas betreft dit altijd de objectnaam volgens het classificatiesysteem voor laat- en postmiddeleeuws aardewerk en glas (Bitter 2007). Voor ander materiaal geldt de naam volgens de daarvoor opgestelde typologieen of, indien geen sprake is van een algemeen toegepaste en erkende typologie, de naamgeving volgens het archeologisch basisregister Alternatieve voorwerpsaanduiding Voor sommige voorwerpen zijn naast de officiële objectnamen ook andere aanduidingen gangbaar. Zo worden sommige hoge modellen van laatmiddeleeuwse grapen ook wel aangeduid als ‘kookkan’ Onderdeel + aantal Aanwezige onderdelen van een object plus het aantal. Gekozen kan worden uit: rand wand bodem oor rand/wand (aangegeven als RW) bodem/wand (aangegeven als BW)
Specificaties voor archeologisch onderzoek in de gemeente Haarlem Versie 1.0 / december 2009
rand/wand/bodem (aangegeven als RWB) Indien een object uit meerder fragmenten bestaat, die tezamen een rand/wand/bodem vertegenwoordigen hoeven niet alle afzonderlijke fragmenten aangegeven MAI/MAE Datering vroeg Datering laat Periode Herkomst Afmetingen
Oventechniek Baksel Techniek Oppervlaktebehandeling Vorm Versiering Literatuur
te worden, maar mag bij RWB 1 vermeld worden. Aantal afzonderlijk te onderscheiden exemplaren Vroegst mogelijke objectdatering in jaartallen bv 1625. Laatst mogelijke objectdatering in jaartallen bv 1725. Tijdsaanduiding volgens Archeologisch basisregister waarbinnen de objectdatering is gelegen, bijvoorbeeld NTC Land- of regio aanduiding waar object vervaardigd is, bijvoorbeeld ‘Raeren’ voor steengoed dat uit Raeren afkomstig is. Afmetingen van voorwerp in cm. Indien mogelijk gaat het daarbij voor aardewerk en glas om de grootste diameter van het voorwerp, de hoogte van het voorwerp en de diameter van de bodem. Bij voorwerpen in andere materiaalcategorieën gaat het om lengt, breedte en hoogte. Dit label wordt alleen gebruikt bij handgevormd aardewerk en geeft dan aan of het voorwerp oxiderend of reducerend gebakken is. Hier kan, indien gewenst, in kernwoorden, bijvoorbeeld potgruis, schelpgruis e.d., informatie gegeven worden over de magering van een baksel. Kernwoorden die de de techniek waarmee het desbetreffende object gevormd is beschrijven, zie referentielijst4: techniek Hier wordt het eventueel gebruikte glazuur ingevuld, bijvoorbeeld loodglazuur of tinglazuur. Kenmerken van de vorm, bijvoorbeeld standring gewelfd, worstoor horizontaal e.d Kernwoorden de op het object aanwezige versiering aangegeven. Zie referentielijst 5 Verwijzing naar gebruikte literatuur. Vermeld moet worden auteur, publicatie en eventueel pagina waarop afbeelding/verwijzing te vinden is.
Specificaties voor archeologisch onderzoek in de gemeente Haarlem Versie 1.0 / december 2009
Ten behoeve van een juist invoeren van determinatiegegevens dient eerst de vondstenlijsten, exclusief ondernummers binnen ADLIB ingevoerd te worden. Pas daarna kunnen de determinatiegegevens incl. ondernummers ingevoerd worden. Binnen het programma is het mogelijk om records te kopieren. In deze kopie kan de inhoud van de variabelen aangepast worden, waarna het als een nieuw record opgeslagen kan worden. Basisgegevens hoeven dan niet elke keer opnieuw ingevuld te worden. Het invoeren van grote aantallen records die slechts op enkele punten van elkaar verschillen kan hierdoor relatief snel plaatsvinden.
Specificaties voor archeologisch onderzoek in de gemeente Haarlem Versie 1.0 / december 2009
Referentielijst 1: Spoortype Bij het samenstellen van de spoortype-lijst is o.a. uitgegaan van het Archeologisch Basisregister (ABR). De voorliggende lijst staat open voor uitbreiding. Bij de introductie van nieuwe spoortypen vindt overleg plaats met Bureau Archeologie, gemeente Haarlem. Pas na goedkeuring van hun zijde kunnen nieuwe spoortypen in de spoorregistratie gebruikt worden. achtergevel afvalkuil baksteen baksteenconcentratie baksteenvloer balk beschoeiing beschoeiing palen beschoeiing planken bekisting beergoot beerput beerkelder boomval bouwvoor brandlaag bustum crematiegraf cultuurlaag dierbegraving diergang drenkkuil doorlaat drain depressie erfgreppel fuik geul gracht grafheuvel greppel goot haard haardkuil huisgreppel hoefindruk(ken) hout
Specificaties voor archeologisch onderzoek in de gemeente Haarlem Versie 1.0 / december 2009
hutkom inhumatiegraf kelder kreek kringgreppel ovaal kringgreppel rond kringgreppel vierkant kuil karrespoor latrine laag mestkuil mollenpijp muur muurinsteek ophogingslaag oven paal paalgat paalkuil paalslof palenrij plank poer baksteen poer natuursteen poer houtpotstal ploegspoor ploegspoor eergetouw ploegspoor keerploeg prieel ringsloot standgreppel sloot spitsgracht spitspoor steeg stortlaag straat tegelvloer ton tonput tussenmuur uitbraaksleuf uitbraakspoor verstoring
Specificaties voor archeologisch onderzoek in de gemeente Haarlem Versie 1.0 / december 2009
verstoring recent vlek vloer vlechtwerk vondstconcentratie visbun voorraadkuil wal waterkuil waterput weg zijgevel
Specificaties voor archeologisch onderzoek in de gemeente Haarlem Versie 1.0 / december 2009
Referentielijst 2: Materiaal De voorliggende materiaallijst is gebaseerd op materiaal dat tot op heden ingevoerd is in het ADLIBsysteem. Materiaal uit de periode van de Late Prehistorie tot en met de Vroege Middeleeuwen is nog maar in een zeer beperkte mate in het systeem opgenomen. De lijst staat dan ook open voor uitbreiding. Bij de introductie van nieuwe omschrijvingen binnen de variabel ‘materiaal’ vindt overleg plaats met Bureau Archeologie, gemeente Haarlem. Pas na goedkeuring van hun zijde kunnen nieuwe omschrijvingen gebruikt worden. Binnen ADLIB kunnen labels binnen een record ‘vermenigvuldigd’ worden. Wanneer bijvoorbeeld een glazen voorwerpen uit blauw, groen en witglas is vervaardigd kan het label ‘materiaal’ verdriedubbeld worden waarbij per keer één materiaal wordt ingevuld., Glas glas blauw glas bruin glas gekleurd glas groen glas kleurloos glas natuurlijk
(dit betreft glas dat door de aanwezigheid van verontreinigingen in de gebruikte grondstoffen een veelal lichtgroene zweem heeft. Het komt vooral in de Romeinse Tijd voor)
glas wit Keramiek badorf badorf-achtig belgische waar blauwgrijs elmpt duisburg faience gebronsd geverfde waar gladwandig grijsbakkend handgevormd ondetermineerbaar majolica mayen paffrath paffrath-achtig pijpaarde
voor romeins aardewerk)
= gebruik ondet
Specificaties voor archeologisch onderzoek in de gemeente Haarlem Versie 1.0 / december 2009
pingsdorf porselein europees = gebruik europees porselein porselein oosters = gebruik porselein roodbakkend steengoed bijna = gebruik bijna-steengoed steengoed geglazuurd steengoed industrieel steengoed ongeglazuurd steengoed-proto = gebruik proto-steengoed terra nigra terra nigra-achtig terra sigilatta witbakkend witbakkend industrieel = gebruik industrieel wit organisch bot dierlijk bot menselijk bot onbekend gewei hoorn hout houtskool ondetermineerbaar ivoor katoen leer linnen schelp textiel wol zijde
= gebruik ondet
Steen barnsteen basaltlava = gebruik tefriet bergkristal diabaas/gabbro/doleriet/dioriet git graniet/gneis ondetermineerbaar = gebruik ondet jadeiet/nefriet kalk(steen) leisteen marmer oker
Specificaties voor archeologisch onderzoek in de gemeente Haarlem Versie 1.0 / december 2009
tefriet tufsteen vuursteen zandsteen/kwartsiet metaal brons goud ijzer ondetermineerbaar koper lood lood-tin legering messing tin zilver
= gebruik ondet
Specificaties voor archeologisch onderzoek in de gemeente Haarlem Versie 1.0 / december 2009
Referentielijst 3: Materiaaltype Codering object volgens gebruikte typologie. Voor laat-middeleeuws aardewerk en glas betreft dit altijd de codering volgens het classificatiesysteem voor laat- en postmiddeleeuws aardewerk en glas (Bitter 2007). Het gaat hier altijd om binnen het werkveld algemeen geaccepteerde en breed ingevoerde classificatiesystemen, zoals bovengenoemd ‘classificatiesysteem voor laaten postmiddeleeuws aardewerk en glas’, Dragendorff voor Terra Sigilita e.d. Het label ‘classificatiesysteem’ wordt alleen ingevuld als deze anders is dan de ‘classificatiesysteem voor laat- en postmiddeleeuws aardewerk en glas’. Laatstgenoemde label betreft een aanduiding van het gebruikte classificatiesysteem waar het materiaaltype aan refereert. Bij het gebruik van classificatiesystemen anders dan de bovengenoemde vindt altijd overleg plaats met Bureau Archeologie, gemeente Haarlem. Pas na overleg kan gebruik gemaakt worden van voorgestelde classificatiesystemen.
Specificaties voor archeologisch onderzoek in de gemeente Haarlem Versie 1.0 / december 2009
Referentielijst 4: Techniek De voorliggende lijst staat open voor uitbreiding. Bij de introductie van nieuwe omschrijvingen vindt overleg plaats met Bureau Archeologie, gemeente Haarlem. Pas na goedkeuring van hun zijde kunnen nieuwe omschrijvingen gebruikt worden. geblazen gedraaid gegoten gehakt geknipt geslagen gesmeed gesoldeerd getrokken handgevormd ondetermineerbaar mal patroonvorm
= gebruik ondet
Verder aanvullen aan de hand van uitdraai ADLIB
Specificaties voor archeologisch onderzoek in de gemeente Haarlem Versie 1.0 / december 2009
Referentielijst 5: Versiering De voorliggende lijst staat open voor uitbreiding. Bij de introductie van nieuwe omschrijvingen vindt overleg plaats met Bureau Archeologie, gemeente Haarlem. Pas na goedkeuring van hun zijde kunnen nieuwe omschrijvingen gebruikt worden. verder invullen aan hand van uitdraai ADLIB antropomorf appliqué appliqué antropomorf appliqué floraal appliqué heraldisch appliqué medaillon appliqué zoomorf barbotine beschilderd bezemstreek bijmerk braamnop doorboring drukdecor fabrieksmerk floraal geometrisch getal getordeerd glasdraad glad glasdraad geribd glasdraad geknepen golflijn gravure groeflijn smal groeflijn breed hielmerk jaartal kamstreek knobbelpatroon landschap marmer merk merk fabriek merk maker merk werkplaats nagelindrukken netwerkpatroon nop
Specificaties voor archeologisch onderzoek in de gemeente Haarlem Versie 1.0 / december 2009
puntnop radstempel radstempel vierkant radstempel driehoekig reliefband ribbelpatroon ribbelpatroon gekruist ruitpatroon schubben sgrafitto slib stafband nagelindrukken stafband vingertoppen stempel tekst touwindruk verguld vingerindrukken vingergeul vormmerk wafelpatroon wikkeldraad zegel
Specificaties voor archeologisch onderzoek in de gemeente Haarlem Versie 1.0 / december 2009