IN NAAM D E R KONINGIN
vonnis RECHTBANK HAARLEM
nevenzittingsplaats rechtbank Amsterdam sector civiel recht zaalmummer / rolnummer: 492572 / HA ZA 11-1888
Vonnis van 5 september 2012 in de zaak van 1, mr. RUTGER JAN SCHIMMELPENNINCK, wonende te Amsterdam, 2. mr. BERNARDUS FRANCISCUS MARIA KNÜPPE wonende te Dordrecht, in hun hoedanigheid van curatoren in het faillissement van DSB Bank N.V., \ e i s e r s in de hoofdzaak, v e r w e e r d e r s in het incident, V advocaat mr. A. Knigge te Amsterdam, tegen 1. wonende te • , g e d a a g d e in de hoofdzaak, v e r w e e r d e r in het incident, niet verschenen.
2: wonende te g e d a a g d e in de hoofdzaak, e i s e r e s in het incident, advocaat mr. W.L.M. Fleuren te Apeldoorn. Partijen zullen hiema curatoren, 1 zal hiema DSB Bank genoemd worden. 1.
. genoemd worden. DSB Bank N.V.
De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: - het tussenvonnis van 29 juni 2011; - het proces-verbaal van comparitie van 5 juli 2012. 1.2.
Ten slotte is vonnis bepaaid.
2.
De feiten
2,1. heeft op of omstreeks 1 mei 1999 een kapitaalverzekering gesloten bij DSB Leven N.V. (hiema: DSB Leven). De op 16 december 1999 afgegeven (gewijzigde) polis luidt, voor zover hier van belang:
492572/HAZA 11-1888 5 september 2012
2
Verzeker in gn em er Naam
Dhr.
(...) Verzekerde Naam
Dhr,
(...) Begunstiging Voor de uitkering bij leven; Voor de uitkering bij overlijden:
Verzekeringnemer 1. Echtgeno(o)t(e) / partner van verzekeringnemer 2. Kinderen van verzekeringnemer 3. Erfgenamen van verzekeringnemer
Verzekerde uitlcering
Bij in leven zijn van de verzekerde op 01-05-2014 wordt uitgekeerd (...) de opbrengst bij verkoop van (...) de fracties (...) die tot en met de einddatum in de verzekering zijn opgebouwd, plus de bonusfracties (...) die tot en met de einddatum door DSB Leven zijn vergoed (...)
Ingangsdatum van de dekking
01-05-1999
Duur van de dekking
180 maanden
Premie per maand
f 136.00 van 01-05-1999 t/m 31-12-1999, f 191.00 van 01-01-2000 f/m 30-04-2014,
2.2. hebben op of omstreeks 17 oktober 1999 bij (een rechtsvoorgangster van) DSB Bank een aanvraagformulier consumptief krediet ingediend, Zij hebben daarop als functie/beroep ingevuld glazenwasser respectievelijk ambulant objectleidster, als netto salaris NLG 3.000,00 per maand respectievelijk NLG 1.400,00 per maand, als hypotheeklasten NLG 1.093,00, als verkoopwaarde (van hun woning) NLG 255.000,00, als restant hypotheek NLG 187.500,00, als gewenst leenbedrag NLG 70.000,00 en als gewenste ki'edietvorm P.K, Zij hebben daarop tevens twee - in te lossen - lopende leningen ingevuld, één met een termijnbedrag van NLG 208,11 en een saldo van NLG 10.000,00, en één met een termijnbedrag van NLG 332,71 en een saldo van NLG 50.000,00. 2.3. zijn nadien met DSB Bank een schriftelijke overeenkomst van doorlopend krediet aangegaan. De voomaarden luiden, voor zover hier van belang: - DSB Bank verleent aan een kredietfaciliteit tot ten hoogste NLG 70.000,00; zijn over het uitstaande saldo aan DSB Bank een kredietvergoeding verschuldigd van, tot nader bericht, 0,616000% per maand; de effectieve rente op jaarbasis bedraagt daarmee 7,6%; lossen gedurende 180 maanden, ingaande 1 november 1999, niet af maar betalen DSB Bank alleen de verschuldigde kredietvergoeding in bedragen van, tot nader bericht, NLG 432,00 per maand; zij mogen vervroegd aflossen;
492572/HAZA 114888 5 september 2012
3
geven DSB Bank opdracht om ten laste van het krediet NLG 50,000,00 over te maken aan Ribank en NLG 9.762,00 aan IDM en om NLG 10.238,00 in depot te houden. 2.4. Artikel 6 ("Renteberekening") van de op de kredietovereenkomst toepasselijke algemene voorwaarden bepaalt: De Voorschotbank (de rechtsvoorgangster van DSB Bank; rechtbank) boekt ten laste van de kredietnemer maandelijks een bedrag aan rente volgens haar tarieven. De rentepercentages zijn variabel en worden door de Voorschotbank vastgesteld, Van wijziging wordt zo mogelijk vooraf mededeling aan de kredietnemer gedaan. De rente wordt van dag tot dag over het uitstaande saldo berekend. De Voorschotbank bepaalt de boekings- en valutadagen volgens uniforme regels.
Artikel 8 ("Opeisbaarheid/kosten") van de algemene voorwaarden luidt, voor zover hier van belang: De restantschuld en al hetgeen overigens door kredietnemer verschuldigd mocht zijn krachtens deze overeenkomst (...), is in zijn geheel onmiddellijk opeisbaar, indien (,..) ki'edietnemer achterstallig is in de betaling van twee of meer vervallen termijnbedragen en, na in gebreke te zijn gesteld, nalatig blijft in de volledige nakoming van zijn verplichtingen.
2.5. Het huwelijk van ontbonden.
is op 30 juli 2001 door echtscheiding
2.6. De kapitaalverzekering is op of omstreeks 6 november 2006 beëindigd. Het door DSB Leven aan i verschuldigde bedrag is aangewend ter voldoening van een deel van hetgeen uit hoofde van de kredietovereenkomst aan DSB Bank verschuldigd was. 3.
Het geschil
3.1.
Curatoren vorderen dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,. hoofdelijk veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan hen te betalen EUR 27.542,65, te vermeerderen met een rente van 0,999999% per maand vanaf 11 november 2010 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van in de kosten van het geding. 3.2. Curatoren leggen hieraan ten grondslag dat de restantschuld uit hoofde van de kredietovereenkomst in zijn geheel onmiddellijk opeisbaar is geworden doordat achterstallig waren in de betaling van twee of meer vervallen termijnbedragen en, na in gebreke te zijn gesteld, nalatig bleven in de volledige nakoming van hun verplichtingen. De restantschuld bedraagt per 11 november 2010 EUR 27.542,65, aldus curatoren. 3.3.
MS niet verschenen.
3.4. voert verweer. Zij concludeert primair tot niet-ontvankelijkverklaring van curatoren in hun vordering, althans tot ontzegging van die vordering, subsidair tot instemming met een tussen curatoren en te treffen redelijke betalingsregeling,
492572/HAZA 114888 5 september 2012
4
terwijl I uitsluitend aanspralcelijlc blijft voor de helft van de schuld, een en ander met veroordeling van curatoren in de kosten van het geding. 4.
De beoordeling
4.1. bestrijdt op zichzelf niet dat zij, naast restantschuld uit hoofde van de kredietovereenkomst,
>
, aansprakelijk is voor de
4.2. bestrijdt voorts niet, althans niet voldoende gemotiveerd, dat die restantschuld per 11 november 2010 EUR 27.542,65 bedraagt. 4.3.1. meent echter, naar de kem genomen, dat curatoren onder de gegeven omstandigheden in strijd met de redelijkheid en billijkheid handelen door het volledige bedrag ineens bij haar op te vorderen. spreekt in dit verband in het bijzonder van schending, door DSB Bank, van een op deze als professionele kredietverstrekker rustende zorg- en waarschuwingsplicht, van overkrediterlng en van woekerrente. 4.3.2.
De rechtbank volgt
niet. Hiertoe wordt het volgende ovei-wogen.
4.3.3. hadden ten tijde van het aanvragen van het onderhavige consumptief krediet bij DSB Bank volgens hun eijgen opgave consumptieve schulden bij andere kredietversfcrekkers tot een bedrag van NLG 60.000,00. Zij waren dus niet geheel onbekend en onervaren op het gebied van kredietverstrekking en wat daar zoal bij komt kijken (aflossing, rente, termijnen). 4.3.4. Naar de rechtbank begrijpt, hebben: destijds zelf besloten bij DSB Bank een consumptief krediet aan te vragen. In elk geval is gesteld noch gebleken dat DSB Bank hen daartoe op enigerlei wijze heeft bewogen. Evenmin is gesteld of gebleken dat DSB Bank op enigerlei wijze de hand heeft gehad in het invullen van het aanvraagformulier. Anders gezegd: aangenomen' moet worden dat i zelfstandig en welbewust hebben gekozen voor het gewenste leenbedrag en de gewenste kredietvorm. 4.3.5. bestrijdt niet dat DSB Bank de aanvraag in overeenstemming met de destijds geldende regels heeft behandeld. bestrijdt ook niet, althans niet voldoende gemotiveerd, dat die regels, uitgaande van de door en haarzelf ingevulde (financiële) gegevens, verlening van het aangevraagde krediet toelieten. 4.3.6. Daarbij is mede van belang dat van meet af aan vaststond dat het grootste deel van het door DSB Bank te verlenen krediet aangewend zou worden voor de aflossing van (een deel van) de reeds bestaande consumptieve schulden. In dat licht is de door. gebezigde kwalificatie van het door DSB Bank verleende krediet als overkrediterlng niet op haar plaats. 4.3.7. Een consumptief krediet is, ook voor financiële leken, een betrekkelijk eenvoudig product. De kredietgever verstrekt de kredietnemer een bepaald bedrag; deze dient dat bedrag met rente volgens een bepaald schema terug te betalen. Ook de onderhavige kredietovereenkomst laat over deze basale regels geen enkel misverstand bestaan. De
492572/HAZA 11-1888 5 september 2012
5
onderhavige kredietovereenl^omst geeft de fmanciële kerngegevens bovendien in een overzichtelijk schema weer. 4.3.8. Mogelijk kunnen vraagtekens worden gezet bij de wenselijkheid voor de kredietnemer van een consumptief krediet waarop gedurende 180 maanden niet hoeft te worden afgelost maar waarover wel rente moet worden betaald. die met deze - in het bedoelde schema afzonderlijk weergegeven - bepaling heeft ingestemd, richt op dit punt echter geen (voldoende duidelijke) verwijten aan het adres van DSB Bank. Dat thans, ondanks jarenlange betalingen de hoofdschuld niet is verminderd is een voorzienbaar gevolg van de keuze om gedurende 180 maanden slechts rente te betalen en niet af te lossen. Bovendien laat de kredietovereenkomst de mogelijkheid van vervroegde aflossing open. 4.3.9. Het meergenoemde schema geeft ook de te vergoeden (effectieve) rente afzonderlijk weer. Artikel 6 van de algemene voorwaarden bepaalt uitdruklcelijk dat de rente variabel is. Het was aan. om die (variabele) rente al dan niet te aanvaarden. Zij hebben ervoor gekozen om de kredietovereenkomst met DSB Bank aan te gaan en hebben de gevolgen van die keuze te dragen. De enkele door ^ aangevoerde omstandigheid dat zij de te vergoeden rente hoog vindt, maakt dat niet anders. 4.3.10. Mede tegen de achtergrond van hetgeen hieivoor onder 4.3.7 tot en met 4.3.9 is overwogen, valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien welke zorgplicht (op het punt van het inwinnen en/of verstrekken van informatie, het geven van waarschuwingen en/of anderszins) DSB Bank jegens. zou hebben geschonden. 4.4. uit enkele klachten ten aanzien van de kapitaalverzekering. Zij maakt echter niet duidelijk wat zij DSB Bank in dit verband precies verwijt en op grond waarvan. Zij suggereert dat de opbrengst van de kapitaalverzekering is achtergebleven bij hetgeen bij het aangaan daarvan is. voorgehouden. Zij licht die suggestie echter niet voldoende toe, mede in het licht van haar eigen stelling dat zij lange tijd niet heeft geweten van het bestaan van de door. afgesloteii kapitaalverzekering. 4.5. Met betrekking tot de door gewenste (instemming van de rechtbank met een) "redelijke betalingsregeling" wordt als volgt overwogen. Uitgangspunt is dat schuldeisers, in het onderhavige geval curatoren, recht hebben op volledige en onmiddellijke betaling van hetgeen hun toekomt. De enkele door aangevoerde omstandigheid dat zij daartoe niet, althans niet onmiddellijk, in staat is, is geen aanleiding om dat uitgangspunt te verlaten. 4.6. Met betrekking tot het door gewenste (gedeeltelijke) ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid wordt als volgt overwogen. Uitgangspunt is dat schuldeisers hun schuldenaren mogen houden aan de overeengekomen hoofdelijke aansprakelijkheid; De enkele door aangevoerde omstandigheid dat zich niet houdt aan de afspraken die zij in het kader van de (gevolgen van de) echtscheiding met hem heeft gemaakt (en daardoor in haar eentje dreigt te moeten opdraaien voor de schuld aan DSB Bank), is geen aanleiding om dat uitgangspunt te verlaten. 4.7. Uit het voorgaande vloeit voort dat het gevorderde dient te worden toegewezen. De overige stellingen en verweren behoeven geen behandeling. Dat laatste geldt ook voor het beroep van curatoren op schending van de klachtplicht ex artikel 6:89 Burgerlijk Wetboek
492572/HAZA 11-1888 5 september 2012
door ^ van ]
6
en op verjaring van de (eventuele) tot schadevergoeding strekkende vordering :.
4.8. zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het geding. zal worden veroordeeld tot betaling van EUR 87,93 (dagvaarding) plus EUR 579,00 (1 punt, tarief ÏÏI), in totaal EUR 666,93. zal worden veroordeeld tot betaling van EUR 87,93 (dagvaarding) plus EUR 1.158,00 (2 punten, tarief III), in totaal EUR 1.245,93, worden veroordeeld in het aan de zijde van curatoren gevallen griffierecht (EUR 588,00). 1 zullen tevens worden veroordeeld in de gevorderde nakosten, De enkele door aangevoerde omstandigheid dat de advocaat van curatoren meerdere vergelijkbare zaken behandelt; is geen aanleiding om van de inmiddels vaste rechtspraak op dit punt af te wijken. Die omstandigheid neemt immers niet weg dat die advocaat elk afzonderlijk vonnis - ook het onderhavige - zal moeten bestuderen, zich in elk afzonderlijk geval - ook het onderhavige - in samenspraak met curatoren zal moeten beraden op eventuele vervolgstappen en in voorkomende gevallen waaronder mogelijk het onderhavige - daadwerkelijk vervolgstappen zal moeten zetten, De kosten van die werkzaamheden worden begroot op de hierna in het dictum te vermelden bedragen. 5.
Het incident
5.1. In het tussenvonnis van 23 maart 2011 is de beslissing omtrent de kosten van het incident aangehouden. 5.2. Mede gelet op de uitkomst van de hoofdzaak zal de rechtbank die kosten compenseren in voege als hiema in het dictum zal worden vermeld. 6.
De beslissing
De rechtbank: in de hoofdzaak: - veroordeelt hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan curatoren te betalen EUR 27.542,65 (zevenentwintigduizend vijfhonderd tweeënveertig euro en vijfenzestig eurocent), te vermeerderen - indien en voor zover het bepaalde bij of ki-achtens de Wet op het consumentenkrediet zulks toelaat - met een rente van 0,999999% per maand vanaf 11 november 2010 tot aan de dag der algehele voldoening; - veroordeelt in de kosten van het geding, tot dit vonnis aan de zijde van curatoren begroot op EUR 666,93; - veroordeelt. in de kosten van het geding, tot dit vonnis aan de zijde van curatoren begroot op EUR 1.245,93; - veroordeelt 1 in de kosten van het geding, tot dit vonnis aan de zijde van curatoren begroot op EUR 588,00;
492572/HAZA 11-1888 5 september 2012
7
-veroordeelt • in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op EUR 131,00 aan salaris advocaat en - onder de voorwaarde dat . niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden — EUR 68,00 aan salaris advocaat; - verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad; - wijst het meer of anders gevorderde af; in het incident: - compenseert de kosten in dier voege dat ieder der partijen de eigen kosten draagt. Dit vonnis is gewezen door mr. A.W.H. Vink en in het openbaar uitgesproken op 5 september 2012.