Groenboek over de bevordering van de leermobiliteit van jongeren Reactie van de Vlaamse hogescholen
1.
Een periode van leermobiliteit voorbereiden
1.1.
Informatie en begeleiding
a. Hoe kan de beschikbaarheid van informatie en begeleiding met betrekking tot mobiliteit worden vergroot? -
-
-
-
-
-
-
-
-
Een centrale Vlaamse subsidiewegwijzer dient te worden aangemaakt en up to date gehouden. Gestreefd moet worden naar één toegangsloket met doorverwijzing naar andere websites (EPOS, Study in Flanders, vzw JINT, …). Een meerwaarde van dit loket zou zijn dat ook de “gewone” docent, op een bevattelijke en vooral stimulerende wijze wordt geïnformeerd. De informatie moet beschikbaar gemaakt worden via communicatie-instrumenten die jongeren kennen (facebook, netlog) en veelvuldig gebruiken. De informatieverspreiding moet al in het secundair onderwijs beginnen. De start van Erasmus mobility voor dergelijke studenten in 2010 is daarvoor een goede start . Bij de start van het hoger onderwijs moet informatie omtrent mogelijkheden van de leermobiliteit standaard en automatisch bij inschrijving verstrekt worden. Er wordt meer en meer materiaal ter beschikking gesteld, bv de www.studyinflanders.be website. Dit is een zeer interessante site om de hogescholen en universiteiten bekend te maken in het buitenland, vooral nu de Vlaamse hogescholen hierop ook hun korte Engelstalige opleidingen (modules voor inkomende studenten) kunnen bekend maken . Maar er zou ook iets dergelijks moeten bestaan voor uitgaande docenten en studenten. Iedere hogeschool doet dit natuurlijk intern maar een website met informatie , getuigenissen en mogelijkheden is zeker op zijn plaats. Er bestaat op dit moment een waaier aan websites waarop studenten hun buitenlandervaringen kwijt kunnen. Dit bestaat niet echt voor docenten; waar kunnen zij hun verhaal kwijt? En waar vinden zij alle informatie bij elkaar? Een beknopte maar aantrekkelijke brochure, kleurig, met basisinfo, zou voor de studenten zeker welkom zijn. Ook het implementeren van de informatie in een of ander vak/contactuur/… en dit geregeld herhalen (één maal in het eerste jaar, twee maal in het tweede jaar) is m.i. interessant en nodig. Op opendeurdagen steeds een infostand ‘internationaal’ voorzien. Hieromtrent kunnen sjablonen, foto’s, documenten, panelen,… centraal ter beschikken worden gesteld en/of aangemaakt. Go strange – achtige sessies binnen de eigen school of departement organiseren en dan jaarlijks in de eigen streek. VOORAL DOOR DE INSTELLINGEN TE EMPOWEREN (instellingen zijn het best geplaatst om hun inkomende en uitgaande studenten doeltreffend te bereiken, maar ze zijn niet altijd zelf goed geïnformeerd of bevoegd om beslissingen te nemen): Alle regels voor Vlaanderen duidelijk gebundeld uitgeven plus tijdig beschikbaar stellen op de epos-site: dat is een bijkomend referentiepunt voor studenten en laat instellingen toe om hun eigen studenten tijdig en correct te informeren (en ALLE nodige afspraken in de contracten met studenten op te nemen). Europese afspraken voor/met nationale agentschappen ook ter beschikking stellen van instellingen, zodat zij zelf ook na kunnen gaan in welke mate regels ‘Europese richtlijnen zijn’ en in welke mate ze nationale beslissingen zijn (maw in welke mate ze door nationale adviesorganen beïnvloedbaar zijn). Simpele en duurzame regels: beursbedragen (of systeem) vastleggen voor volledige programmaperiode; systeem van toekenning beurzen aan instellingen (placement en study) vastleggen voor volledige programmaperiode met maximale flexibiliteit voor instelling (bv past performance van study en placement samennemen, gelijke beurzen VLHORA – Vlaamse Hogescholenraad – Ravensteingalerij 27/3 – 1000 Brussel
-
voor study en placement, budget voor beide samen toekennen aan instelling, aan instelling laten hoe te verdelen tussen placement en study) enz: laat instellingen toe langeretermijnbeleid te voeren en heldere communicatie te voeren naar kandidaat-mobiele studenten van bij het begin van hun traject binnen het hoger onderwijs. De EU zou een webportaal moeten openen waarop het aanbod van een instelling van hoger onderwijs voor inkomende erasmusstudenten bijeengebracht is. Voorzien van een adequate zoekmachine. Ook is er behoefte aan één (continu geactualiseerd) webportaal vanuit de EU met duidelijke landspecifieke informatie voor studenten m.b.t. gemiddelde kostprijzen voor kamers, zorgverlening, verblijfsprocedures, etc.
Besluit: De beschikbaarheid van informatie en begeleiding kan efficiënt worden vergroot door mobiliteit tot een collectieve verantwoordelijkheid te maken: iedereen moet informatie met iedereen delen; De voordelen van internationalisering dienen uitgelegd te worden in functie van de doelgroep: werkgevers of docenten vinden andere aspecten belangrijker dan de studenten zelf, en omgekeerd. Vertrokken moet worden vanuit de idee ‘persoonlijkheidsontwikkeling’ en gewezen moet worden op het belang van ‘inspanning’/’ambitie’ als men echt iets wil bereiken. Belangrijk is dat er een awarenesscampagne wordt gevoerd, en dat op duurzame basis, omdat een ander doelpubliek elk jaar weer instroomt. Belangrijke spelers zijn dan in elk geval: - nationale agentschappen zoals epos en flamenco, vlir-vlhora, - middenveldorganisaties, - pers en media in het algemeen - degelijke institutionele kanalen en infopakketten (op papier en via websites), - goede informatie over EU en mobiliteit / internationalisering in het secundair onderwijs – de lerarenopleidingen moeten leraren daarop voorbereiden -
b. Geef voorbeelden van beproefde methoden, zoals passende instrumenten en manieren om deze informatie ter beschikking te stellen. -
-
-
-
-
stageplaatsen “Framework”, zie wwwbusinet.org.uk bij “work placements”. Dit is geen informatie ivm studeren in het buitenland maar wel zeer interessant voor stages in het buitenland. Het netwerk Businet beheert dit project Framework. Het is een prachtig systeem ter voorbereiding en begeleiding van studenten in het kader van employability. goed onderhouden website van de hogeschool. infoavonden over studiemogelijkheden in het buitenland waarbij ‘ervaringsdeskundigen’ worden betrokken zoals voormalige Erasmusstudenten. Efficiënter dan websites is immers de directe aanpak: groepen studenten ‘gepersonaliseerd’ aanspreken. Betrekken van alumni, maar ook docenten en inkomende buitenlandse studenten. Dit moet ingebed zijn in het beleid van de instelling en niet alleen het werk van vrijwilligers. Informatie naar de hogescholen brengen onder de vorm van infostanden, infosessies, roadshow, getuigenissen van ervaringsdeskundigen. Ter beschikking stellen van voor de studenten aantrekkelijk en toegankelijk presentatiemateriaal en/of informatiepakket (eventueel op elektronisch platform, met mogelijkheid tot het stellen van vragen op een forum). getuigenis sen van studenten via digitale informatiekanalen ter beschikking stellen (intranet, website, sociale sites…), blog van en voor Erasmusstudenten (inkomend en uitgaand) aan de instelling, verzameld aanbod zoals in ‘Aanpakken & wegwezen’ (JINT), Kamiel, de paperassensite (JINT) Meerwaarde voor de student moet duidelijk en concreet zichtbaar zijn. Voorbeelden van situaties in tewerkstelling waarbij ervaring met mobiliteit vereist of wenselijk is. De illustratie van de persoonlijke ontwikkeling van student eveneens aan bod laten komen. Internationale flyer in welkomstpakket of op introductiedag Info sessies tijdens de lesuren met al dan niet verplichte deelname.
VLHORA-reactie op Groenboek over de bevordering van de leermobiliteit van jongeren
2
-
-
informele sessies maar ook minstens één verplichte sessie per academiejaar die tijdens de lesuren van de studenten plaats heeft. Study in Flanders is een website die in het Engels aan inkomende studenten informatie verstrekt over nietNederlandstalige studiemogelijkheden in Vlaanderen, en nuttige informatie geeft over algemene levensomstandigheden zoals voeding en transport Handbook internationalisation (www.handbook-internationalisation.com) ACA uitgave.
Besluit
1.2.
Sociale software en sociale netwerken inschakelen Awarenesprogramma’s voor ouders, leerkrachten secundair, docenten en studenten Studentervaringsmanagement, alumniwerking
Bevordering en motivering
c. Hoe jongeren beter stimuleren en motiveren om voor mobiliteit te kiezen? Op welke manier kan hier een maximaal effect worden gegarandeerd? -
-
-
-
-
-
Het belang van de mobiliteitsverhalen van medestudenten en alumni kan niet onderschat worden (zie 1.1) informele sessies: namelijk ervaringen van studenten die reeds buitenlandse stage gelopen hebben, bieden het meeste effect. buitenlandse docenten en studenten die informatie geven over hun land, over hun ervaringen in Vlaanderen, etc organiseren van sessies waarbij ook ouders en vrienden worden uitgenodigd De beste promotoren voor mobiliteit zijn enthousiaste lesgevers. Als je studentenmobiliteit wil verhogen moet een instelling inspanningen doen om lesgevers te motiveren. Middelen hiertoe zijn: inbouwen van internationale activiteiten in het takenpakket van de lesgevers, gericht aanwervingsbeleid, professionalisering van lesgevers in het buitenland, … Door mobiliteit in te bouwen in het curriculum wordt het meer ervaren als normaal onderdeel van de opleiding. De weerstand tegen een studie- of stageperiode in het buitenland verkleint hierdoor. Docentenmobiliteit is veruit de beste opstapmethode naar mobiliteit van studenten. In departementen waar internationalisering nog niet echt goed werkt, moet prioritair de docentenmobiliteit worden gestimuleerd. Daarbij zijn korte mobiliteiten dikwijls een opstap naar langere mobiliteit! In contact treden met andere talen en culturen, als een soort van teaser: niet alleen op vrijwillige basis, maar ook via verplichte leeractiviteiten. het effectief in gebruik stellen van één internationaal portfolio dat alle mogelijke internationale ervaringen kan bundelen (nu zijn er meerdere formats: Europass, Youth pass, Diploma Supplement,…) - Noodzakelijk voor de stimulans van mobiliteit van studenten is uiteraard een erkenning en validatie van de geleverde prestaties tijdens een mobiliteitsperiode. In de opleiding van jongeren dient er aandacht te zijn voor het belang van (studiegerichte) mobiliteit in functie van hun latere leven en loopbaan. Het inbouwen van (verplichte) mobiliteit is hiervoor ideaal. Het kan hierbij gaan van korte mobiliteitsperiodes, tot verplichte internationale studieperiodes of stages. Daarnaast kan de integratie van elementen m.b.t. internationalisering in het curriculum aanzetten tot het ondernemen van mobiliteit (activiteiten in het kader van internationalisation@home, talen, interculturele en internationale vaardigheden, … ). internationalisering in de missie van de hogeschool plaatsen (IEKS) en deze concreet operationeel maken door mensen hiervoor vrij te stellen. i@h : internationale docenten en studententen komen in de les en de studenten proeven reeds van het positieve en horizonverruimende van internationalisering groepsmobiltieit : korte groeps (klas) mobiliteiten in het eerste en tweede jaar stimuleren een langere mobiliteit in het derde jaar
VLHORA-reactie op Groenboek over de bevordering van de leermobiliteit van jongeren
3
-
-
-
intergratie van internationale accenten in het curriculum. Studenten zijn dan meer geïnteresseerd om het ook eens zelf te zien en te ervaren docentenmobiltieit : docenten die in het buitenland waren vertellen ook hun ervaringen en dit stimuleert studenten activiteiten met internationale inslag : global cooking, global dancing, bezoeken aan met internationale studenten en docenten. Belangrijk is dat alle docenten de neuzen in dezelfde richting hebben. Indien er voor elk vak (of geregeld in een of ander vak) de nodige aandacht is voor mobiliteit en alle kansen die dit biedt, zal er een spontane interesse groeien voor mobiliteit. Ander item is het mogelijk maken van meer vakken waarin Vlaamse studenten buitenlandse studenten ontmoeten. Meertalig onderwijs aan de eigen studenten is hier een vereiste en smeermiddel! erkenning van taal in ECTS-pakket Bevorderen van contacten tussen inkomende Erasmi en Vlaamse studenten. Fuiven samen doet wonderen. Meer praktijkweken organiseren met buitenlandse lectoren. Mobiliteit inbouwen in curricula (vanaf dag 1 binnen hoger onderwijs zichtbaar voor studenten) Mobiliteit van korte duur nog meer mogelijk maken, zonder al te veel administratieve rompslomp.
Besluit:
In het hoger onderwijs spelen volgende stimulansen een belangrijke rol ter internationalisering: De docenten. De goed- of afkeuring van docenten tijdens de contacturen is cruciaal in de keuze van studenten. Motivatie van het personeel kan de studenten doen vertrekken. Belangrijk is dan ook dat alle personeelsleden een internationale ervaring hebben én dat deze goed omkaderd wordt zodat het een succesverhaal is. De peers. Jongeren die al mobiel waren zijn de beste reclamemakers voor nieuwe studenten. Probleem is echter dat in de meeste opleidingen de internationale mobiliteit achteraan het programma is ‘gekleefd’. Dit zorgt er voor dat de studenten bij terugkomst amper terug opgenomen worden in het ritme van de zendende instelling. Zodoende hebben ze geen impact op de andere studenten. Een derde stimulans is het ‘uitproberen’ of testen van mobiliteit in groep. Een eerste ervaring kan groots en bedreigend overkomen voor studenten. In groep en voor korte tijd is dit laagdrempelig. In feite is er sprake van een getrapt systeem. Dat systeem hoort te beginnen met een korte internationale ervaring zoals een internationale week. Dat breidt dan uit tot een langdurige mobiliteit zoals Erasmus en kan eindigen met een voortgezette opleiding in het buitenland. Om die reden is het belangrijk dat de Intensive Programmes meer en breder gefinancieerd worden, zeker in Vlaanderen. Ook moet er nagedacht worden over de uitbreiding van dit systeem naar kortere uitwisselingsperiodes van bvb één week. Dit is een relatief goedkope maatregel die op lange termijn een groot effect zal hebben. Niet onbelangrijk is namelijk dat ook in dit type mobiliteit docenten betrokken zijn. Dat is niet het geval in SMS of SMP. Die betrokkenheid zorgt voor een verhoogd eigenaarschap en dus wellicht ook voor een betere motivatie vanuit het docentenkorps naar de studenten toe. Mobility windows moeten in de opleidingen worden ingebouwd. Een “Europees traject” kan als major worden opgezet en als zodanig worden vermeld in het diplomasupplement. Het bedrijfsleven zou moeten aantonen in welke mate mobiliteit effecten heeft op de carièremogelijkheden. Er dient met andere woorden werk gemaakt van het concept ERVARING en in samenwerking met de buitenlandse partners zou een studentervaringsmanagementsysteem ontwikkeld moeten worden. De uitwerking van het KOSTUVO-project zou in deze een goed voorbeeld opleveren. Dit alles moet worden verzameld in één internationaal portfolio. Eigenlijk moet de wijze waarop mobiliteit wordt benaderd herzien worden, en dient ze verwerkt te worden in de te bereiken competenties.
VLHORA-reactie op Groenboek over de bevordering van de leermobiliteit van jongeren
4
d. Geef concrete voorbeelden van beproefde methoden hieromtrent -
-
jaarlijkse info- en ontmoetingsavonden en activiteiten met studenten die in vorige jaren hebben deelgenomen aan mobiliteit + getuigenissen tijdens infosessies Studenten verplichten om samen met een buitenlandse student (uit Frankrijk) een paper te schrijven in het Engels. Niemand geniet aldus taalvoordeel, en iedereen komt in contact met een vreemde taal, een andere studiecultuur… Disseminatie en transfer van beproefde methoden moet nog beter georganiseerd worden: nu moet te vaak het ‘warm water’ telkens opnieuw uitgevonden worden. reflectief denken en handelen aanleren via o.m. zelf-rapporteren en feedback geven cfr Michael Paige “Optimizing study abroad” Het organiseren van studenten- en alumniconferenties,nationaal en internationaal,die erkend worden als een vorm van korte mobiliteit, met de nodige financiële middelen. Betrekken van de lerarenopleidingen om toekomstige leerkrachten te motiveren. Het is absoluut noodzakelijk om studenten intrinsiek te motiveren, al van in de lagere school & middelbaar & hen eraan gewoon maken dat internationale mobiliteit evident is. Zie samenwerking Wallonië-Vlaanderen, KBS en Prins Filipfonds-projecten.
Besluit
Een goede begeleiding, goede nabegeleiding , validering en erkenning zijn noodzakelijk. Het geheel moet ingebed worden in een duidelijk didactisch-pedagogisch profiel zoals vb service learning en KOSTUVO. Korte mobiliteitsprogramma’s; gedecentraliseerde acties als Erasmus intensieve programma’s.
e. Wat zijn volgens u de belangrijkste hindernissen die jongeren ervan weerhouden om voor mobiliteit te kiezen? -
-
duur van de mobiliteit kosten (democratisering) missen van familie en vrienden Veel jongeren zijn geëngageerd in een jobcontext (wekelijks, sommigen frequenter): dat verhindert hen om mobiel te worden. Ze hebben niet alleen het engagement, maar ook intussen de geneugten van de financiële input gesmaakt. Een algemene mentaliteit blijft ‘dicht bij huis’. Indien je hier reeds werk vindt, waarom het dan elders zoeken. Indien je hier makkelijk je diploma kunt halen, waarom dan elders gaan. Bij het solliciteren wordt te weinig gepeild naar internationale ervaring. Er is trouwens in de regio, tot nog toe, voldoende en gemakkelijk werk te vinden. Gemakzucht: alles wordt thuis gedaan. Naar het buitenland gaan leidt alleen maar tot extra beslommeringen … Ook soms nog vrees ‘iets te missen’ of ‘iets te moeten hernemen’.Worden alle credits steeds voldoende naar waarde geschat? Gebrek aan eenvormig laatste semester systeem. Sommige studenten uit bepaalde richtingen kunnen geen 3 maanden weg ( = geen financiële ondersteuning) angst om hun jaar niet te kunnen voleindigen, vooral wat betreft eindwerk weinig stimulans van thuis uit: onder de kerktoren willen blijven mondelinge overdracht van beperkte leerkansen Vrees voor verlies van studievoortgang, vooral binnen de master veel hindernissen. Onduidelijkheid over de kostprijs, het studieprogramma aan de buitenlandse instellingen. Onnodige extra studiebelasting tengevolge van opdrachten vanuit de thuisinstelling tijdens het verblijf in het buitenland of na terugkeer.
VLHORA-reactie op Groenboek over de bevordering van de leermobiliteit van jongeren
5
-
Materiële overwegingen: vele jongeren blijven liever op de vertrouwde plek met het bestaande materiële comfort; ook het hebben van een studentenjob (in Vlaanderen) werkt remmend op de mobiliteit. Ook het verhaal dat er administratief zoveel geregeld moet worden als men naar het buitenland wil, houdt studenten tegen. - Onvoldoende transparantie waardoor jongeren het bos door de bomen niet meer zien - onvoldoende transparantie over budgetten (te veel verschillen), erkenningen, - informatie wordt te laat bezorgd en nog onvoldoende: onbekend is onbemind - wat met huisvesting? Immateriële overwegingen: vele jongeren missen niet graag de contacten met vrienden, lief, familie,…; internationalisering moet ook (meer dan vroeger) concurreren met andere interesses van de jongere m.b.t. het indelen van zijn tijd (bv. engagement in sportclub, andere verenigingen, ..). Ik wil de jeugdbeweging waarin ik leider ben nog niet opgeven, ik ben bang dat ik me daar eenzaam ga voelen. Onvoldoende steun van de omgeving in het geval van kansengroepen. Studenten hebben vaak een job of andere buitenschoolse engagementen gedurende het jaar. De meeste studenten pendelen dagelijks naar huis en zijn niet gewoon om gedurende langere tijd van huis weg te zijn. Ook de kostprijs van mobiliteit kan een hindernis zijn voor studenten. Academische argumenten De opleidingsprogramma’s verschuiven al een hele tijd naar toepassen van kennis in functie van directe inzetbaarheid op de arbeidsmarkt, en dat ten koste van de vorming tot actieve burgers met een verantwoordelijkheid in en voor de samenleving. Zo hopen heel wat studenten hopen in hun stageplaats te kunnen blijven voor hun eerste job, dit is een hindernis voor het ondernemen van een buitenlandse stage. Het denken vakinhoudelijks iets belangrijks te zullen missen: “ het Vlaamse onderwijs is goed, wat kan ik leren in het buitenland?” (wordt wel eens door commentaar van lesgevers nog versterkt) Taalkennis: ik ben niet goed in talen, het studeren in een andere taal schrikt me af,
-
-
Een bevraging georganiseerd in een Vlaamse hogeschool gericht tot alle laatstejaars, net vooraleer ze afstudeerden, met als cruciale vraag: “Waarom heb je NIET gekozen voor een buitenlandervaring?” leverde in volgorde van belangrijkheid deze lijst van hindernissen op: - Druk van vriend/vriendin (partner, niet “de” vrienden), - Druk van de ouders (‘achterbankgeneratie’!), - Activiteiten tijdens de avonden en weekends (sportvereniging, jeugdvereniging…). - Weekendwerk - Financiële aspect - Academische redenen (bang dat het te moeilijk zou zijn, bang voor erkenning en validering …)
Besluit:
1.3. f. -
Financiële middelen, praktische problemen; introvertheid/kerktorenmentaliteit/, taalproblematiek, negatieve houding docenten, ouders/, erkenning en validering van de resultaten.
Taal en cultuur
Hoe kunnen de taalkundig en culturele belemmeringen voor mobiliteit het best worden aangepakt? Door taal en cultuur zo mogelijk modulair in te passen in het reguliere opleidingsprogramma (al dan niet als keuzevak). Interculturele modules, zo mogelijk verplicht te volgen voor wie naar het buitenland gaat. Curriculaopbouw met aandacht voor internationale en interculturele competenties (inclusief talen). Aandacht voor cultuuraspecten in de opleiding, ihb de Europese gedachte, het belang van de Europese Unie, Meer exposure voor taal en cultuur, ook van de “minder gekende” Europese en andere landen! Onbekend is onbemind.
VLHORA-reactie op Groenboek over de bevordering van de leermobiliteit van jongeren
6
-
-
-
Via een buddy systeem voor inkomende studenten: hen linken aan Vlaamse peters/meters kan stimulerend werken Studenten zouden best vanaf de start van hun hogeschoolloopbaan geregeld geconfronteerd worden met andere talen en culturen. Kortlopende projecten over de grens/crossborderactiviteiten of virtuele mobiliteitsprojecten stimuleren studenten om ook zelf de stap te zetten naar een langere buitenlandse studie- of stageperiode. De Vlaamse taalwetgeving is een ernstige belemmering voor mobiliteit, inkomend, maar ook uitgaand. Intensieve taalcursussen zouden ook in het thuisland georganiseerd kunnen worden, bv aan erkende talencentra en vertalersopleidingen. De student zou hiervoor dan ook een extra maand beurs moeten kunnen verkrijgen of tenminste een stimulans. Taalvak als keuzevak aanbieden Het thuisinstituut zorgt voor een zelfstudiepakket van elke taal die de studenten kunnen nodig hebben om hun verblijf in het buitenland voor te bereiden. Meer disseminatie van good practices op vlak van taal en cultuur zoals die gangbaar zijn in andere EU-landen. Het aanwezig zijn van minstens twee vreemde talen in het curriculum moet het voor de studenten makkelijker maken om aan een uitwisselingsprogramma deel te nemen. Taalkennis: ligt volledig in handen van de studenten zelf. Er is voldoende basis. Gooi ze in het bad en ze zullen zwemmen. Cultureel: het volgen van sessies die specifiek over interculturaliteit gaan, maar dan hogeschool overschrijdend georganiseerd en geleid door experten! Taalvoorbereiding VOOR selectie. Flankerende taallessen te organiseren door de gastinstelling, en te erkennen door de zendende instelling Instellingen van hoger onderwijs stimuleren een aanbod te creëren voor inkomende studenten al vanaf het bachelors niveau.
Besluit:
Studenten horen idealiter van de gastinstellingen een voorbereidend pakket te krijgen rond de gebruikelijke cultuur in het plaatselijke hoger onderwijs. Naast een algemene introductie tot interculturele communicatie die in elk programma van elke student hoort te zitten , dient de student aangemoedigd te worden om zichzelf voor te bereiden op specifieke cultuur en taal van het gastland. Het Kostuvoparadigma biedt hiertoe een prima antwoord. Duidelijk is dat Vlaanderen veel meer moet inzetten op de lingua franca, het Engels,.
g. Geef voorbeelden van beproefde methoden -
Het op gang brengen en uitwerken van een goed georganiseerd buddy systeem; Het mogelijk maken dat studenten uit de lerarenopleiding bijv. Nederlands geven aan inkomende Erasmusstudenten en dat dit erkend wordt als “specifieke” stage. Schrijven van gezamenlijke papers met buitenlandse studenten uit de partnerinstellingen. Keuzevakken taal: Engels, Frans en Spaans te organiseren Engelstalige programma’s voorzien! Studenten volgen een extra taalopleiding: ze dienen na geslaagd te zijn de factuur in van de gevolgde cursus en krijgen de helft terug ICO en muvo en clim : opgenomen in de cursussen van het tweede jaar ism studio globo Extra sessies voor studenten die in het derde jaar kiezen voor een lang internationaal traject Een student volgt op eigen initiatief een avondcursus Grieks als voorbereiding op zijn verblijf in Kreta. Portfolio Afrika studenten. Coaching project: eigen studenten die buitenlandse studenten (die stage lopen in een ziekenhuis) gedurende een drietal sessies begeleiden op het vlak van ervaringen omtrent leven in Vlaanderen, stage lopen in de ziekenhuizen, etc.
VLHORA-reactie op Groenboek over de bevordering van de leermobiliteit van jongeren
7
-
Dit coachingsproject kadert binnen een managementvak, waarbij studenten leren andere studenten te begeleiden. Hiervoor krijgen ze één credit.
Het “on hold” gezette Kostuvo-project, mede gestoeld op het internationaal zeer gewaardeerde werk van Michael Paige en zijn team aan de University of Minnesota bevat strategisch goed uitgebouwde beproefde methoden om mobiele studenten degelijk voor te bereiden, op te volgen en te “debriefen” na hun buitenlandactiviteiten.
1.4.
Juridische aspecten
h. Wat zijn de grootste juridische belemmeringen voor mobiliteit die u heeft ondervonden? -
-
-
-
Onderwijskundige & erkenningsproblematiek - Faciliteren van het organiseren van JOINT degrees. - Er zijn belemmeringen in de structuur van onze opleidingen. Velen zweren er nog bij om studenten enkel naar het buitenland te laten gaan voor stages van enkele weken. Probleem voor een Erasmusbeurs is dan dat deze specifieke opleiding geen stage heeft van 3 maanden of meer. - Verschil in de duur van opleidingen, ondanks de Bologna hervorming, bijv. drie- en vierjarige bachelors (180 en 240 studiepunten). - Problemen met vereisten van beroepsverenigingen en vestigingswetgeving. Bijvoorbeeld voor voedings- en dieetleer moeten stageplaatsen voldoen aan in België bepaalde normen, waaraan die in het buitenland, in de ogen en volgens de eigen regels van onze beroepsverenigingen dan weer niet voldoen. - Onduidelijkheid over equivalente opleidingen in het buitenland en verschil in diplomavereisten om aan een opleiding te kunnen studeren. - Een bachelor student lerarenopleiding uit Vlaanderen kan geen Erasmusstudent zijn in Frankrijk, daar is de ingangseis een mastersdiploma op zak hebben. Taalwetgeving - Uiteraard blijft ook de Vlaamse taalwetgeving een juridische belemmering. Ze bemoeilijkt in grote mate het organiseren van Engelstalige opleidingen of modules in de bachelorjaren, waardoor de bacheloropleidingen het extra moeilijk hebben om niet –Nederlands sprekende buitenlandse studenten aan te trekken. Federaal toelatingsbeleid voor buitenlandse studenten: - Het toelatingsbeleid vertraagt de procedure voor buitenlandse kandidaat-studenten : denk aan de visaproblematiek en het verkrijgen van een verblijfvergunning binnen Erasmus Mundus ECW. - Het niet tijdig bekomen van een visum (inkomende studenten) - Registratie bij DVZ (Dienst Vreemdelingenzaken): blijft omslachtig en traag Algemeen - Het uitkeringsbeleid van OCMW: OCMW-studenten hebben het nog steeds niet gemakkelijk om een internationale mobiliteit mogelijk te maken - Statuut van stagestudent is niet overal gelijk: kan leiden tot juridische problemen m.b.t. verantwoordelijkheden, verzekeringen, enz. onduidelijkheid omtrent het statuut van stagiaires, zowel binnen als buiten Europa. - Budget: steeds meer studenten redden het niet zonder studentenjob: quid de nodige informatie hierover wanneer ze internationaal mobiel willen zijn? - Er blijft nog steeds veel verschil inzake de verzekeringen die risico’s dekken voor mobiele studenten zowel binnen als buiten de EU-lidstaten. Volstaat de verzekering van de hogeschool of moeten extra polissen afgesloten? Niemand weet precies hoe de vork aan de steel zit en veel wordt pas duidelijk als er effectief een ongeval gebeurt. vb. student Insurance programme bevat enkele lacunes: ziek worden door insectenbeten wordt niet volledig gedekt door de verzekering
VLHORA-reactie op Groenboek over de bevordering van de leermobiliteit van jongeren
8
i. -
-
Geef concrete voorbeelden Opleidingen dienen hun curriculum aan te passen om te voldoen aan de vereiste van 3 maanden Erasmusstage :verschillende duur van stageperiodes (VL: min. 13 weken op H.O.; andere landen is meer of minder de regel) Voor biomedische laboratoriumtechnici en voor voedings-en dieetkunde is er een nationale vereiste die zegt dat de student een bepaald aantal weken stage moet lopen in drie verschillende stage-omgevingen (klinische stage, bedrijfsstage e.d….) Dit maakt het soms moeilijk omdat je dergelijke eisen niet kan opleggen aan de buitenlandse partner. Daardoor zullen studenten soms nog een bijkomende stage moeten doen in België , om te voldoen aan de beroepsvereisten. Dit kan natuurlijk opgelost worden door studenten naar het buitenland te laten gaan voor studie i.p.v. stage, maar het zijn juist die studenten die minder taalvaardig zijn, en waar de taaldrempel (zeker voor het volgen van cursussen in het buitenland) enorm hoog ligt. Een reguliere student van buitenlandse origine, wou op Erasmus gaan en werd pas na veel discussie toegelaten (wegens niet van Europese oorsprong). Omslachtige en lange procedure voor inkomende studenten uit niet-Europese landen. Het statuut van stagiaire in Frankrijk is verschillend met dat van bijvoorbeeld Vlaanderen (verzekeringen e.d.) Verschillen tussen de duur van Bachelor-opleidingen (3jaar? 4 jaar?) en Master-opleidingen (60 credits vs 90 en 120 credits) Studenten van buiten de Europese Unie gaan er veelal van uit dat een visum voor één Europees land geldig is in alle EU-lidstaten, vermits binnen Europa vrij verkeer van personen en goederen toegelaten is. Wanneer zij tijdens hun studies van EU-lidstaat veranderen, brengt dat problemen met zich.
j.
Geef indien mogelijk voorbeelden van beproefde methoden om juridische belemmeringen voor mobiliteit te boven te komen.
-
EVS (Youth in Action): verzekeringspolis voor alle EVS-vrijwilligers standaard ingebouwd in het programma door de EC, kan dit ook voor andere programma’s? Multiple degree/ double degree/ joint degree programma’s geven een duidelijke en zekere structuur aan de mobiliteit en garanderen in elk geval de academische erkenning. Europese databank (of is Moveon dat reeds?) waarop we de nodige rechten hebben. Een eenduidige versie voor de hele hogeschool en één enkel aanspreekpunt en afhandelaar in geval van ongevallen. Kamiel, de ‘paperassen’gids voor jongeren met buitenlandse plannen, is een website die in het Nederlands o.a. uitgaande studenten of stagiairs basisinfo geeft over kinderbijslag, ziekteverzekering, reis- en verblijfsdocumenten, enz. Zie: www.kamiel.info
-
1.5.
De meeneembaarheid van beurzen en leningen
k. Wat voor belemmeringen heeft u ondervonden met betrekking tot de meeneembaarheid van beurzen en leningen en de toegang ? -
-
Uit de meeste antwoorden blijkt dat men geen belemmeringen ervaart, toch is er deze opmerking en zijn er volgende vragen: Qua beurzen: alhoewel steeds beperkter blijft Vlaanderen als een van de weinige landen oog hebben voor de socio-economische verschillen tussen studenten en worden de Erasmus-studiebeurzen daaraan aangepast en dus verschillend uitbetaald; Qua leningen: Kunnen Vlaamse studenten bij de STUVO’s een lening aanvragen in het kader van hun internationale studie of stage?
VLHORA-reactie op Groenboek over de bevordering van de leermobiliteit van jongeren
9
-
In verband met toegankelijkheid: voor kunstopleidingen (muziek, schonen kunsten,…) blijven ook Erasmuspartnerinstellingen vaak toelatingsproeven organiseren (bijv. in Nederland). Late uitbetaling. In sommige hogescholen en landen wordt de beurs VÓÓR de uitwisseling gestort. late uitbetaling VAN DE VLIR-UOS beurs (jaar na mobiliteit!) De aanvragen voor beurzen voor ontwikkelingssamenwerking zijn lang, omslachtig en moeilijk in te vullen voor bachelorstudenten. Er zijn ook te weinig beurzen voor het grote aantal kandidaten.
-
1.6.
Mobiliteit van en naar de Europese Unie
l.
Wat kan nog meer worden gedaan om de mobiliteit van en naar de Europese Unie te bevorderen? Hoe kan dit gebeuren?
-
Meer gestructureerde en goed georkestreerde gezamenlijke inspanningen opzetten om Vlaanderen te promoten in het buitenland. Aanpassen van de taalwetgeving zoals toe te passen in het hoger onderwijs. Het faciliteren van Joint programmes en verticale mobiliteit tussen BA en MA - Beurzen niet beperken tot Erasmus mundusprogramma’s. Minimumverwachtingen meer uitschrijven Andere vormen van mobiliteit en de erkenning ervan door de instelling wettelijk mogelijk maken, bijvoorbeeld: - mobiliteit tijdens de zomervakantieperiode en de erkenning hiervan - organiseren van summer courses - ….. Meer beursmogelijkheden voor studieperiodes of stages buiten Europa, naar analogie met de Erasmus beurzen. Er zouden veel meer programma’s mogelijk moeten zijn voor samenwerking buiten Europa, en dit in dezelfde vorm als Erasmus. Projecten als Tempus en Erasmus Mundus, en EU-US of Canada zijn zeer waardevol, maar zeer moeilijk aan te vragen en te beheren. Waarom kan de Erasmus-methode niet doorgetrokken worden naar samenwerking buiten Europa? Volledige integratie van het Vlaamse hoger onderwijs in het Bologna concept: alle masteropleidingen 2 jaar (120 ECTS) voor een betere overeenkomst met de opleidingen elders in de EHEA. Betere erkenning: nu vaak theoretisch en wordt niet altijd toegepast Om inkomende mobiliteit naar de Europese Unie te verhogen is een ruim aanbod aan Engelstalige opleidingen (degree programmes) noodzakelijk. Mobiliteit buiten de EU stoot vooral op juridische (vergunningen ed) & financiële bezwaren. Erasmus mundus, Atlantis ed. zijn eigenlijk alleen toegankelijk voor enkele instellingen die de middelen vrijgemaakt hebben om dergelijke aanvragen in te dienen. De vraag naar mobiliteit buiten de EU stijgt, maar de omkadering om hiervoor te zorgen niet! Aantonen dat mensen met een internationale ervaring meer kansen op de arbeidsmarkt krijgen – daarom ook awarenessprogramma’s voor de werkgevers, middenveld, vakverenigingen enz. Studenten kiezen vlug (indien ze besluiten te vertrekken) voor een ‘nuttige’ ervaring. Veel van onze studenten verkiezen Frankrijk, Spanje, VK, Ierland veruit boven andere landen. Studenten naar vroegere Oost-Europese landen sturen, blijft moeilijk. Onbekend is onbemind. Al worden goede mobiliteitsprogramma’s aangeboden in deze landen, en vaak in het Engels. Ook moeten we meer werken aan docentenmobiliteit naar die landen toe. Zij kunnen ambassadeur worden voor die partners.
-
-
-
-
-
VLHORA-reactie op Groenboek over de bevordering van de leermobiliteit van jongeren
10
m. Geef voorbeelden van beproefde methoden -
-
-
1.7.
Als eerste stap zou het Erasmusprogramma en –beurzensysteem uitgebreid moeten worden naar alle Bologna landen. Een hogeschool werkt samen met partners uit een Tempusproject met Russische universiteiten. De hogeschool behandelt hun studenten als Erasmusstudenten, maar zij ontvangen natuurlijk geen beurs. De meerwaarde zowel voor hun studenten als voor die van de hogeschool (internationalisation at home) is onmiskenbaar. De studenten van de Vlaamse hogeschool mogen naar Rusland, maar krijgen daarvoor geen Erasmusbeurs. Wel een door de hogeschool verleende beurs van 100 € per maand, een lage beurs in vergelijking met Erasmus, wat de drempel dan ook weer verhoogt. Toepassen van de SMART-procedure voor het bekomen van visa voor buitenlandse studenten. Er bestaan consortia, zoals Maggelan, die tegen betaling instellingen een soort Erasmus-model voor uitwisseling aanbieden; er liggen daarin ook kansen in instellingen die internationalisering vooral als internationalisation@home zien en dus vragen om inkomende studenten Wat we horen van inkomende studenten is dat mond-aan-mond-reclame het best werkt. Je geprivilegieerde contacten zo goed mogelijk verzorgen. Investeren in jarenlange informele contacten zijn zeer belangrijk, alsook bezoeken van de stageplaatsen op het moment dat de studenten er aanwezig zijn is onontbeerlijk De overeenkomst van de Akademische Prüfstelle – APS van de Duitse ambassade in Peking met de Vlaamse minister van onderwijs leidde tot een APS certificaat, ook vereist voor het verkrijgen van een studentenvisum of – verblijfsvergunning. Het voordeel is een versnelde visumprocedure voor studenten uit China die voor een opleiding naar Vlaanderen komen. De lange wachttijden voor een visum voor Chinese studenten behoren zo tot het verleden. Zie http://www.aps.org.cn
Voorbereiding van de periode van mobiliteit en kwaliteitsborging
n. Hoe kan de hoge kwaliteit van de periode van mobiliteit worden gegarandeerd? -
-
Door het gebruik van de voorhanden zijnde instrumenten zoals aanmeldingsformulier met Study Proposal, Learning Agreement en Transcript of Records.Deze zouden in verschillende talen moeten beschikbaar zijn. Door het ECTS systeem nog verder te promoten en bekend te maken bij de nieuwe EU landen. Door te werken met geselecteerde partners , zorgvuldig gescreend, Kwaliteitscontrole van internationaliseringsactiviteiten moet deel uitmaken van het kwaliteitszorgsysteem van de instelling Internationalisering als criterium opnemen in het accreditatiekader zodat een instelling afgerekend wordt op zijn kwaliteit van internationalisering Lidmaatschappen van netwerken. Via netwerken heb je de mogelijkheid om met een beperkt aantal partners te kunnen werken, waarvan je de waarde kunt inschatten Regelmatige partnerbezoeken (evenwel moeilijk met het beperkt budget) met indien mogelijk mentoren ter plaatse. Duidelijke afspraken maken omtrent opdracht, doelstellingen, verwachte voor- en talenkennis en voorzien werkvolume. Internationaal portfolio Meer linken naar competenties in het kader van internationale mobiliteit. Er is nood aan Europees/internationaal onderzoek over de meerwaarde van internationale mobiliteit m.b.t. competenties . Kwaliteit hangt vaak samen met de vertrouwdheid van de partners met elkaar. Vaak zijn het relaties op afstand of op papier; docentenmobiliteit en vooral ook samenwerking buiten zuivere mobiliteit (bijvoorbeeld onderzoek, dienstverlening) moeten leiden tot hechtere banden en tot vertrouwen. Studenten laten reflecteren en feedback geven over hun buitenlandervaring. Taalbegeleiding (Engels en basispakket taal en cultuur van het gastland)
VLHORA-reactie op Groenboek over de bevordering van de leermobiliteit van jongeren
11
-
Inbouwen in curriculum (met flexibilisering is de garantie op een netjes afgelijnde studieperiode in buitenland er niet meer).
Besluit:
Studentenervaringsmanagementsysteem uitwerken Goede afspraken met de partner Mentoring in de gastinstelling en in de thuisinstelling Taalbegeleiding Docenten de financiële ruimte geven om buitenlandse stages te controleren.
o. Geef voorbeelden van beproefde methoden -
1.8.
“ Framework” het initiatief van Businet biedt een voortreffelijke methode i.v.m. de goede voorbereiding van de studenten. Goed functionerende netwerken als Businet, Enothe, Diets, Space, Nibs… EILC taalvoorbereiding Leonet, een Leonardo-netwerk dat buitenlandse stages groepeert, beschrijft en bekend maakt aan zijn leden. Het Oostenrijks N.A. geeft een label voor kwaliteitsvolle mobiliteiten: de erkenning en waardering van goede mobiliteiten is cruciaal. Het effectief voorzien van een internationale module – een Europees traject - in het curriculum.
Kansarme groepen bereiken
p. Wat zijn de grootste moeilijkheden die kansarme groepen met betrekking tot leermobiliteit ondervinden? -
-
-
-
-
Gezien de bijzonder lage deelname van kansengroepen aan mobiliteiten is het nodig hiervoor extra acties te voorzien: er is financiële ondersteuning voorzien maar om alle voorzieningen in orde te brengen moet de hogeschool hiervoor een specifiek beleid willen voeren. Kansarme studenten hebben het meestal erg nodig om een weekendjob te hebben. Zij zullen dus minder geneigd zijn om een langere periode in het buitenland te verblijven. Voor deze studenten is een IP of een gelijkaardig kort project dé geschikte mogelijkheid. Nochtans voorziet Minister van Onderwijs Pascal Smet in zijn beleidsnota sprekende over 15% mobiliteit tegen 2015 uitdrukkelijk mobiliteitsperiodes van TEN MINSTE 3 maanden. Om kansarme studenten mobiel te maken moet een goede mix kunnen worden aangeboden van langere en kortere mobiliteiten, van verre en minder verre bestemmingen. Ook Erabel, Erasmus Belgica, biedt goede mogelijkheden voor studenten die hun weekendjob noodgedwongen moeten behouden.. Een andere moeilijkheid bij kansarme groepen is de “peer” situatie. Zij zien veel minder oud-Erasmusstudenten rondom zich, die enthousiast over hun verblijf spreken. Zij hebben ook geen ouders die het belang inzien van internationale ervaring. Dit vraagt dus extra aandacht en begeleiding. Ter financiële ondersteuning moeten goedkope leningen kunnen aangeboden worden aan deze studenten door bijv. de Stuvo’s. Deze groep (kansarmen, migranten) staat vaak nog verder van de beschikbare informatie af dan anderen, maar wat vooral ontbreekt is een stimulerende omgeving. De informatie is al te vaak versnipperd beschikbaar en opnieuw niet transparant: special needs ondersteuning bestaat wel voor Vlaamse Erasmusstudenten maar spijtig genoeg niet voor inkomende uitwisselingsstudenten. Ook juridische problemen duiken vaak op: bijv. uitkering OCMW
VLHORA-reactie op Groenboek over de bevordering van de leermobiliteit van jongeren
12
-
-
Kansarme groepen vinden we al minder terug in ons departement. Voor hen blijft de cultuur van het veilig thuis zijn en blijven, dikwijls nog het meest aanwezig. Dat maakt dat we dit soort studenten uiterst zelden op mobiliteitsprogramma’s ontmoeten. De mobiliteitsbeurzen voldoen helemaal niet en zijn voor kansarmen een zwaar probleem. Gebrek aan opleiding bij de ouders waardoor te weinig ondersteuning als hun kinderen voor die mogelijkheid zouden willen kiezen. Studenten met een functiebeperking: heel weinig info ter beschikking PLUS heel veel instellingen waar toegankelijkheid niet gegarandeerd is, om nog te zwijgen van de nood aan begeleiding! redelijk veel studenten studeren onder de kerktoren: de meerkost van studieperiode in buitenland is voor hen veel hoger dan voor een kotstudent, beurzen zijn daarop niet voorzien veel studenten hebben een baantje: niet vervangbaar in het buitenland (plus regelgeving niet altijd duidelijk)
q. Geef voorbeelden van beproefde methoden van hoe dergelijke moeilijkheden overwonnen kunnen worden. -
-
-
Het Vlaamse Erasmus-studiebeurzensysteem blijft onderscheid maken tussen studenten die in aanmerking komen voor overheidsondersteuning en anderen doordat het systeem rekening houdt met het inkomen van het gezin: dit is aanbevelenswaard voor andere landen. Youth in Action: SALTO Inclusion Resource Centres (gekoppeld aan één Nationaal Agentschap, met als doelstelling toegankelijkheid van het YiA programma te verhogen van dit programma doorheen heel Europa door opbouw van expertise, ontwikkeling van methodieken en tools, aanreiken van vorming, … ) Extra tegemoetkomingen voor inkomende studenten met functiebeperkingen (Erasmus). Nogal wat Vlaamse instellingen geven extra middelen via StuVo, de sociale dienst voor studenten. In specifieke omstandigheden kunnen uitwisselingsstudenten ook een beroep doen op STUVO, bijvoorbeeld voor huisvestingsbijdrage. “Ik denk dat STUVO hierin kan tegemoetkomen?? Of zou dit eigenlijk moeten kunnen doen”
2.
Het verblijf in het buitenland en de follow-up
2.1.
Mentorschap en integratie
r. Geef zo mogelijk concrete voorbeelden van beproefde methoden hiervan. -
-
-
Betere integratie door een buddy-systeem waarbij een thuisstudent een Erasmusstudent begeleidt en langs praktische en administratieve klippen loodst. Aanbeveling: Voor de begeleiding van inkomende studenten zouden studiepuntenmoeten kunnen worden toegekend aan de eigen studenten die als “buddy” fungeren? Of is dit nog steeds louter goodwill van? Onthaaldagen en onthaalmomenten voor inkomende studenten organiseren / onthaalweken met opvolgingsactiviteiten Standaard altijd een basiscursus in de taal van het gastland aanbieden Aanbeveling:Het zou goed zijn dat de EU acties rond mentorschap, buddy’s en integratieactiviteiten ondersteunt. Onze opleiding gezondheidszorg heeft een Mentorship-project onder Leonardo gehad. Het wordt nu verder gezet volgens dezelfde formule nu de Erasmus- stage bestaat. Terwijl de student naar het buitenland is voor een stage, gaat de docent voor een week de student zeer nauwgezet “mentoren”. De stage wordt dus niet volledig uit handen gegeven aan de partnerhogeschool hoewel die als tussenpartner fungeert. Een hogeschool heeft de bedoeling om een OOF-project te starten rond mentorship, buddyship en integratie (ook taalvoorbereiding)., het zou gebaseerd worden op het erkende PAL-systeem (peer assisted learning).
VLHORA-reactie op Groenboek over de bevordering van de leermobiliteit van jongeren
13
-
-
2.2.
Organiseren van lokale activiteiten voor Erasmusstudenten bevordert de integratie. Voor kleine instellingen/departementen is dit een moeilijke opgave, misschien kan er in de toekomst hierrond worden samengewerkt Samenwerking met ESN , het Erasmus Student Network, en de studentenraden Duidelijk erkenbaar, goed gecommuniceerd én voltijds aanspreekpunt op centraal niveau + aanspreekpunten in elk departement. Persoonlijke en bereikbare mentoren in het gastland (en in de thuisinstelling die de herintegratie na terugkeer kan begeleiden) opvolgen van bachelorwork door mentor uit de hogeschool via mail en skype opvolgen van blog via internationaal coördinator opvolgen van verslaggeving Inleefweek of –weken vóórr de start van de lessen zijn een prima idee, maar dat vergt de nodige middelen (mankracht en geld). Goede kennis van je partnerinstellingen leert je welke personen een goed mentorship kunnen opnemen. Integratie via een buddy student. -de student wordt op afstand door een praktijklector vanuit opgevolgd -er wordt gezocht naar een referentiefiguur in de stage –instelling die als ankerpersoon voor de student fungeert Geen modules voor Erasmusstudenten, maar geïntegreerd in curriculum, dus ook gevolgd door plaatselijke studenten Study voor inkomende studenten, niet beperken tot stage, want dan komen ze nauwelijks met collegastudenten in contact
Erkenning en validatie
s. Heeft u de validatie en erkenning van zowel formeel als niet-formeel leren nog steeds als een belangrijke hindernis voor mobiliteit ervaren? -
-
-
-
-
3 x “ja” / 6 x “neen” / 4 x “neen, maar” Valdatie en erkenning van formeel leren: De hindernissen zijn grotendeels opgelost: de ECTS grading scale is geformaliseerd en afspraken met studentenadministratie zijn gemaakt. Maar het is een lange hobbelige weg geweest. Wat het non-formele betreft: wij kunnen studenten wel informeren en motiveren om mobiel te zijn in hun vrije tijd (vrijwilligerswerk, summer courses….) maar vermits dit niet in de structuur zit, wordt dit ook niet gecontroleerd, of bijgehouden in statistieken. We hebben dus geen cijfers over studenten die iets in hun vrije tijd doen (nonformeel). Worden via summer courses credits verdiend die meetellen? Kunnen de hogescholen daar een gemeenschappelijk standpunt innemen of is dat echt de verantwoordelijkheid van elk instituut (EVC-EVK). Het zou goed zijn daar te leren van elkaars ervaringen. Flexibilisering is niet steeds zo’n eenvoudige zaak. Voor mobiliteitsperiodes in het kader van studie en stage is de erkenning en validatie duidelijk geregeld en vastgelegd in een contract. Bij inkomende studenten merken we dat dit niet altijd het geval is. Er worden vooraf niet altijd duidelijke afspraken gemaakt omtrent de validatie van de credits in het learning agreement, dat schept bijvoorbeeld problemen wat betreft studiemotivatie. Validatie van korte mobiliteitsprojecten is niet altijd even goed geregeld, en blijft nog een probleem. Hoewel de studenten zelf het niet altijd als een grote hindernis beschouwen. Institutioneel is er meestal geen probleem – het probleem zit vaak bij diegenen (vaak docenten) die de vakken moeten valideren – vaak vindt men dan een reden om toch geen ‘gelijkwaardigheid’ te zien. Niet-formeel leren en informeel leren worden anderzijds maar erg weinig gewaardeerd.informeel leren wordt bij ons via portfolio gevalideerd maar is nog altijd ondergewaardeerd. Het frustreert enorm dat veel van onze partners de bij ons verworven credits niet erkennen. Wie toch komt studeren (vanuit bepaalde partnerscholen) moet er veel voor over hebben.
VLHORA-reactie op Groenboek over de bevordering van de leermobiliteit van jongeren
14
t.
Geef concrete voorbeelden en uw mening over hoe de situatie kan worden verbeterd.
-
-
-
De zeer enge afweging van in het buitenland gevolgde opleidingsonderdelen versus equivalente opleidingsonderdelen uit het eigen opleidingsprogramma. Verbeteren door bv. een ruimer aanbod keuzeopleidingsonderdelen te voorzien. Aanbeveling: er is nood aan een gemeenschappelijk standpunt waarin wordt afgesproken hoe omgegaan wordt met de ECTS grading table, en hoe omgegaan wordt met het non-formele leren. Er is nood aan onderzoek over de erkenning van formeel en niet-formeel leren o.a. door bevraging van de werkgevers: welke effecten stellen zij vast? Duidelijke afspraken over de validatie en erkenning van de prestaties geleverd tijdens een mobiliteitsperiode, ook voor korte mobiliteitsprojecten. Curricula met geïntegreerde mobiliteitsperiodes, noem het “korte mobility windows”. De integratie in het curriculum impliceert in principe automatisch de validatie en erkenning van buitenlandse studie-of stageactiviteiten. Er is een strategisch beleid nodig inzake partnerschappen. Indien niet werkbaar moet het partnerschap geschrapt en worden de LA’s niet aanvaard. Docenten actiever mobiliseren & verantwoordelijk maken voor internationalisering – en dat ook laten meetellen in hun evaluaties noteren van sociale, culturele en taalervaringen in een portfolio groeien van zelfstandigheid noteren en verwoorden in een reflectie-portfolio --) studiepunten aan toevoegen Is het een goed idee om die partnerscholen die toch geen erkenning geven, te schrappen? Wie is hier finaal het slachtoffer van?
Besluit: Beschikbaar zijn van een Studentenervaringsmanagementsysteem is nodig: op voorhand bepalen rond welke punten de student zal werken, definiëren in competenties die de student door middel van zijn reflectie/feedback en portfolio/getuigenissen kan aantonen. Indien deze competenties kunnen gelinkt worden aan de basiscompetenties moet dat worden voorzien. We moeten leren om die dingen een plaats te geven en te benoemen. KOstuvo kan een hulp zijn.
3.
Een nieuw partnerschap voor mobiliteit
3.1.
Mobiliserende actoren en middelen
u. Hoe kunnen de nationale, regionale en lokale actoren en middelen beter worden ingezet ten behoeve van jongerenmobiliteit? -
-
Voka (kamer van koophandel) en beroepsverenigingen kunnen een zeer belangrijke rol spelen. Meer gebruik maken van de stedenbanden. Betere, modernere, attractievere infodagen die door nationale, regionale actoren worden georganiseerd. Meer kansen om bestaande good practices te implementeren, verder uit te bouwen,… Nu ligt te vaak de nadruk op alleen het innovatieve, soms te weinig op het structurele en het duurzaam maken. Nauwere samenwerking met het bedrijfsleven bijv. voor beurzen. Langdurige partnerships tussen regionale/locale autoriteiten/ngo’s/bedrijven om samen iets duurzaams op te bouwen. Hierdoor wordt het voor die externe partners ook interessant om met geld over de brug te komen Awareness mogelijk maken bij alle actoren
VLHORA-reactie op Groenboek over de bevordering van de leermobiliteit van jongeren
15
-
-
Samen met deze actoren systemen opzetten op basis van beleid en visie: daartoe dient een gezamenlijk doelstellingenbeleid te worden ontwikkeld en uitgevoerd. Het OESO-PURE-project omtrent de samenwerking met de externe actoren en de regio zal best practices aanbrengen. door in programma internationalisering als een must te beschouwen, door iedere docent een aantal procenten (1 tot 5 %) voor internationalisering te geven in zijn opdracht naast de trekkers, door administratieve ondersteuning te geven. Uitwerken goed documentatiemateriaal dat jongeren kan aanspreken, op hun leefwereld is geënt en met de multimedia werkt die jongeren kennen. De meerwaarde voor elk van de actoren moet afdoend aangetoond: er is nood aan onderzoek dat aantoont in welke mate een mobiliteitservaring effectief bijdraagt tot de ontwikkeling van relevante competenties (geen perceptie!, maar onderzoek!).
v. Geef voorbeelden van succesvolle territoriale partnerschappen. -
-
-
-
Een departement Handelswetenschappen werkt zeer goed samen met VOKA-Kamer van Koophandel die stageplaatsen aanbrengt, zelf ook inkomende studenten stageplaatsen aanbiedt en mee helpt denken over de internationale mogelijkheden voor studenten. De Indisch-Vlaamse kamer van koophandel zorgt voor stageplaatsen in India (betreft geen ontwikkelingssamenwerking). de Voor ontwikkelingssamenwerking wordt samengewerkt met een aantal erkende NGOs maar ook met kleinere 4 pijlerprojecten waarbinnen studenten een stageplaats kunnen in vinden. Het betreft een uitstekend initiatief van overleg met de koepel van de NGOs (Co-program) via Vlhora. Sensibiliseringsinitiatief Sharing knowledge: zou eigenlijk kunnen doorgevoerd worden naar alle landen en onderwerpen. De knowhow van buitenlandse doctoraats(-of master)studenten) wordt hierbij gebruikt voor het informeren van de Vlaamse studenten (wat landenkennis betreft, maar ook , voor de doctoraatsstudenten dan, wat betreft de inhoud van hun doctoraatsthesis). Dit kan goedkoop en met heel wat interessante inhoud gerealiseerd worden. Dit concept kan even goed gebruikt worden voor Europese en andere know-how….niet enkel m.b.t. ontwikkelingssamenwerking. Het China-platform & het India-platform: initiatieven van steden en provincies waarbij een beroep wordt gedaan op universiteiten en hogescholen.
w. Geef goede voorbeelden en innovatieve ideeën over de financiering van jongerenmobiliteit. -
-
-
Een hogeschool geeft elke student een éénmalige extra stimulans bovenop de Erasmusbeurs, op dit moment 100 EUR. Diezelfde hogeschool geeft elke student de mogelijkheid een stage in een ontwikkelingsland te doen en voorziet daartoe een extra subsidie van ongeveer. 200 EUR per maand en per student, dit bedrag wordt jaarlijks herbekeken; Maar, zelfs als de eigen hogeschool een ruim budget ter beschikking stelt, is het nog niet voldoende als je alles wil organiseren wat belangrijk is (internationale dagen, internationale modules, internationalisation at home….) Het is dus zeker ook aan de overheid (cfr. beleidsnota van Pascal Smet ) om mobiliteit en de achterliggende werking ervan te stimuleren door hierin extra te investeren, zeker ook vanuit de wetenschap dat de economische, sociale en culturele return wel degelijk positief zullen zijn. Kleinschalige instapklare projecten met beperkte omkadering en korte internationale acties: bijv. mobiliteiten van 1 week (cf. Trialoog van het Prins Filipfonds) zijn echt nodig en zijn makkelijker te financieren. Er moeten dringend meer financiële middelen komen voor de Intensieve Programma’s: dit zijn degelijke stimulerende acties met meetbare positieve return maar echter met te weinig financiële middelen .
VLHORA-reactie op Groenboek over de bevordering van de leermobiliteit van jongeren
16
-
-
3.2.
Landen die weinig uitgaande mobiliteit genereren (bijv Schotland) maken geld vrij om inkomende studenten (buiten Erasmus, want er is geen wederkerigheid) een vrijstelling van inschrijvingsgeld te geven – studenten gaan onder dezelfde voorwaarden als Erasmus naar Schotland (of toch naar die instellingen die hieraan meewerken), maar ontvangen wel geen beurs. Een aantal fondsen kunnen beter besteed worden aan informatieverspreiding onder jongeren in het secundair onderwijs. Een ideaal terrein daarvoor zouden bijv.de jeugdbewegingen en Studie-informatiebeurzen kunnen zijn. In Vlaanderen nog taboe, maar studentenleningen zouden kunnen helpen Ga werken in de vakantie en betaal het zelf
Actievere betrokkenheid van de bedrijfswereld
x. Hoe bedrijven aansporen om meer betrokken te raken bij jongerenmobiliteit? -
-
Door positieve acties: bedrijven die willen meewerken aan het organiseren van mobiliteit (bijv. door het ontvangen en een tijd opvangen van buitenlandse studenten) zouden hiervoor fiscale incentives moeten kunnen verkrijgen. Hoe beter de contacten tussen de Hoger Onderwijsinstelling en de bedrijfswereld hoe makkelijker bedrijven kunnen gemotiveerd worden voor jongerenmobiliteit. Bedrijven betrekken bij het uitwerken van het instellingsbeleid voor internationalisering. Bedrijven motiveren om stages te regelen in buitenlandse vestigingen. Bedrijfsverenigingen, Kamers van Koophandel, bedrijven van oud-studenten (alumniwerking) , stagebedrijven betrekken (zowel voor opdrachten in het buitenland , bij zusterbedrijven, als voor opdrachten voor inkomende studenten), Projecten van bedrijven die in de eigen hogeschool kunnen uitgevoerd worden en als opdrachten voor inkomende studenten kunnen gelden…. Ze moeten zelf zien dat ze er voordeel uit halen => recruteringsmogelijkheden? Preferentiële partners? Ontwikkelen van internationaal projectonderwijs waarbij studenten een industriële opdracht, onder begeleiding, van concept tot oplevering, uitvoeren. De oplevering is een van de criteria van beoordeling . Bedrijven zijn te weinig op de hoogte van “Bologna” en “Bama”. Een betere informatieverspreiding is noodzakelijk. Bedrijven laten aantonen dat zij de specifieke competenties verworven via formele, informele en niet-formele leerprocessen daadwerkelijk erkennen als een bijkomend voordeel De mogelijkheden van placement bij bedrijven met een internationale organisatie bekend maken. Misschien opent dit perspectieven voor recrutering van medewerkers met interesse voor een internationale loopbaan. Uitnodigen van bedrijven op internationale meetings/initiatieven/docentenweken
y. Geef voorbeelden van beproefde methoden. -
Small business projects, zowel voor eigen als voor internationale studenten. Het European Programme Semester waaraan o.a. DK, ES en NO deelnemen is een prima voorbeeld van samenwerking tussen bedrijven en hoger onderwijsinstellingen voor het organiseren van jongerenmobiliteit.: Gedurende 1 semester worden jongeren (studenten H.O.) uit verschillende landen op 1 project van een bedrijf samen aan het werk gezet. Naast dit project worden ook algemene opleidingsonderdelen aangeboden zoals vergadertechnieken, interculturele vaardigheden, zie bijvoorbeeld: http://europeanprojectsemester.org/
VLHORA-reactie op Groenboek over de bevordering van de leermobiliteit van jongeren
17
3.3.
Virtueel netwerken en eTwinning
z. Hoe kunnen we met behulp van ICT waardevolle mogelijkheden inzake virtuele mobiliteit bieden die de fysieke mobiliteit verrijken? -
-
-
-
-
Alle methodes van e-learning, virtual mobility, teleconferencing etc zijn waardevol e-Twinning is al wel een realiteit binnen lerarenopleiding, maar dient verder uitgewerkt voor andere opleidingen. Virtuele netwerken bestaan in projecten, meestal om contacten te bewaren tussen vergaderingen in, om continuïteit te garanderen. Maar de werkelijke mobiliteit is nog steeds een hoogtepunt, waar naartoe wordt gewerkt. Er bestaat virtuele mobiliteit met partnerhogescholen voor bepaald vakken via videoconferencing, in taallessen bv. Een prachtig voorbeeld binnen de opleiding Sociaal Werk is Virclass en vircampus voor SW. http://www.virclass.net The Virtual Classroom for Social Work in Europe The VIRCLASS project is a result of cooperation within the Thematic Network EUSW – European Social Work Commonalities and Differences. As a result of the two projects we are now able to offer an international educational programme in Social Work in Europe. http://vircamp.net/ The project is approved under the Lifelong Learning Programme - Call for Proposals 2008 De virtuele oefenfirma www.berufsbildendeschulen.at en www.bmukk.gv.at Een van de oefenfirma’s van de KHKempen is www.europackage.be Deze oefenfirma is een perfect voorbeeld van virtuele mobiliteit: de studenten zijn in contact met virtuele bedrijven over heel Europa. Een maal per jaar is er een werkelijke beurs in België (afwisselend Vlaanderen en Wallonië) en één in een ander land. Zodoende combineert men virtuele met werkelijke mobiliteit. Deze oefenfirma is perfect ingebed in de opleiding Office Management en oefent alle competenties in een geïntegreerde en continue opdracht. Het voorbereidingstraject van uitwisselingsstudenten kan verder uitgebouwd worden d.m.v. videoconferencing, chatrooms met buddies aan de gastinstelling, e.a. Via virtuele mobiliteitsprojecten (bijvoorbeeld in het kader van een bepaald opleidingsonderdeel) kunnen de studenten interculturele competenties verwerven, wat een aanzet kan zijn tot fysieke mobiliteit. Virtuele mobiliteit wordt ook gebruikt om de voorbereiding en opvolging van een mobiliteitsperiode te ondersteunen. Organisatie van e-classes gedoceerd door kwalitatief goede ‘gastdocenten”, specialisten uit het buitenland (distance learning).
Besluit:
ICT kan een van de pijlers zijn voor I@H. Virtuele mobiliteit kan goed zijn om individuele studenten en groepen studenten vertrouwd te maken met personen, taal en cultuur in andere landen. Je kunt deze virtuele mobiliteit gebruiken als doel op zich, maar het loont echt als je op een bepaald ogenblik de studenten toch fysiek in contact breng met elkaa Virtuele vergaderingen (bijvoorbeeld met Adobe Connect) die het mogelijk maken concrete afspraken (zoals de samenstelling van een learning agreement bij de voorbereiding van een uitwisseling) te maken met lectoren in de partnerinstelling. Op voorhand kennismaken met mentoren die zullen instaan voor de opvang en begeleiding van studenten.
VLHORA-reactie op Groenboek over de bevordering van de leermobiliteit van jongeren
18
aa. Kan de eTwinning-aanpak ook in andere leeromgevingen zoals vrijwilligerswerk of de beroepssector worden toegepast? Alle antwoorden hierop zijn positief.
3.4.
De ‘multiplicatoren’ inschakelen
ab. Moeten mogelijkheden inzake mobiliteit voor ‘multiplicatoren’ (leraars, opleiders, jongerenwerkers, …) meer ondersteuning genieten en prominenter aanwezig zijn in de Europese programma’s? -
-
-
-
-
Er moet zeer zeker een veel breder draagvlak komen voor het promoten van mobiliteit bij alle mogelijke multiplicatoren. Dit is op de eerste plaats een opdracht van zowel het centrale beleid van de instellingen als van het middenmanagement. Ja, als docenten betrokken worden bij partnerschappen en docentenmobiliteit een volwaardig onderdeel wordt van de samenwerking heeft dit een veelvoudig effect. De docent praat over zijn ervaring, en kan op die manier zijn studenten veel beter stimuleren en later ook beter begeleiden. Ook via contacten en gesprekken met buitenlandse docenten uit het eigen vakgebied wordt de professionalisering van de docent gestimuleerd. Dus meer ondersteuning voor docentenmobiliteit en voor samenwerking over de grenzen heen is een must. Zeer specifiek hebben de lerarenopleidingen een belangrijke rol te spelen in het multiplicatoreffect voor mobiliteit. De lerarenopleidingen moeten overtuigde leraren afleveren die bekwaam zijn in het Europees en internationaal motiveren van hun leerlingen. Ja, het is duidelijk dat docentenmobiliteit leidt tot een verhoogde studentenmobiliteit . De docenten hebben in deze een belangrijke voorbeeldfunctie. Ja. Onderwijzend personeel, docenten, maar ook administratief personeel moeten dringend meer kansen krijgen om mobiel te zijn. Zij zouden de weg voor de studenten moeten voorbereiden. Te vaak is het nu andersom. Via placements STT is één en ander nu mogelijk gemaakt. Als deze multiplicatoren een sleutelfunctie in de stimulering van jongeren spelen, dan moet deze rol aantrekkelijk/ondersteund worden. Multiplicatoren moeten beter aangesproken worden. De financiering voor hun activiteiten moet omhoog zodat er een betere ondersteuning is vanuit de instellingen voor dit type mobiliteit. Ideaal daarin is de combinatie van een korte mobiliteit (type IP) met zowel studenten als docenten als multiplicatoren. Deze ervaringen zullen leiden tot langere en meer ingrijpende internationale ervaring.
Besluit:
De docenten zijn de belangrijkste groep multiplicatoren, samen met de leidinggevenden uit het middenmanagement. Als zij kunnen deelnemen aan internationale activiteiten en internationale netwerken, worden zij de motor voor de mobiliteit. Indien ze er niet in geloven zullen ze het tegenwerken eerder dan toelaten. Daarom moet meer aandacht gaan naar korte programma’s voor deze mensen; laat hen deelnemen aan netwerkactiviteiten en conferenties. Hierop zou massaal moeten worden ingezet. De impact die IP’s kunnen hebben wordt nog steeds onderschat! We hebben er meer van nodig én de modaliteiten moeten wat versoepeld worden, één week, bijvoorbeeld in plaats van wat nu gangbaar is. Het enthousiasme waarmee bepaalde collega's en studenten over hun eigen ervaring spreken kan aanstekelijk werken. De extra werkdruk die mobiliteit veroorzaakt wordt onvoldoende vergoed. Doordat de projecten niet gepaard gaan met betoelagen van loonkosten, maar enkel de mobiliteit gedeeltelijk wordt vergoed, kan dit leiden tot mindere mogelijkheden voor docenten om dit op zich te nemen.
VLHORA-reactie op Groenboek over de bevordering van de leermobiliteit van jongeren
19
Ja, (leraren)opleiders etc. moeten eerst zelf hun grenzen verleggen om de meerwaarde ervan te ervaren en deze door te geven aan hun studenten.: “Geen studentenmobiliteit zonder docentenmobiliteit!!”
ac.
Wat zijn volgens u de belangrijkste hindernissen voor een grotere inzet van leraars en opleiders bij het promoten van mobiliteit?
-
Heel vaak gaat het om gebrek aan informatie en om onwetendheid, slechts in een klein aantal gevallen gaat het om “Eurosceptici” die niet willen meewerken. Onvoldoende opname in het takenpakket van de docent, onvoldoende inbedding in de opdracht. In sommige opleidingen is de internationale ervaring vaak een extra dat de docent uit eigen beweging er bovenop doet, in een vakantieperiode bv, omdat het moeilijk is zijn lessen te verplaatsen. Het beleid van de hogeschool moet hier meer faciliteren of nog beter internationalisering echt opnemen in het takenpakket van de docent. Een nog grotere belemmering is het feit dat er geen formele erkenning is voor mobiliteitsactiviteiten en prestaties in projecten in het kader van internationalisering (in tegenstelling tot wetenschappelijk onderzoek). Er is de extra werklast, maar bijvoorbeeld ook de specifieke situatie binnen het kunstonderwijs: daar is er enerzijds vaak een soort argwaan t.o.v. buitenlandse collega’s (zal de student wel voldoende bijleren?) en bestaat er anderzijds ook de angst voor het definitief ‘overlopen’ van de student naar de partnerinstelling… Gebrek aan tijd, organisatie, krappe lessenroosters,… maar ook aan eigen ervaring en kennis. Geen erkenning in het takenpakket: internationale activiteiten maken meestal geen deel uit van het personeelsbeleid, wat er op wijst dat internationalisering en mobiliteit onvoldoende aandacht krijgen in het beleid van de hoger onderwijsinstellingen. Gebrek aan vreemde talenkennis is heel vaak een hindernis: onvoldoende competenties in het spreken van vreemde talen en onvoldoende tot geen competentie in het schrijven of vertalen in een vreemde taal leidt tot niet deelnemen en afhaken inzake internationalisering. Er heerst nog vaak een gebrekkige talenkennis bij de docenten. We zullen moeten inzetten op taalcursussen Engels voor de Vlaamse docenten, Gebrek aan onderwijskundige competenties: onvoldoende of beperkte competenties om internationale ervaringen te verwerken in curricula,… De tijdsbesteding – vaak komt het als vrijwilligerswerk (= misbruik van inzet & enthousiasme) bovenop een vol takenblad! Als internationalisering een core-business van (hoger) onderwijs moet worden, dan moet dat ook gehonoreerd worden in de tijdsbesteding, de kostenvergoeding & de evaluaties. De ‘mobility window’ voor docenten is zelden ingebouwd in hun professionele opdracht. Hoewel de praktische ondersteuning er vaak is en de tijd genomen kan worden blijft het totale volume aan opdracht onverminderd. Docenten: promoten doen ze niet: kennen te weinig van de mobiliteit, vrezen kwaliteitsverlies, zien extra werk, hebben zelf te weinig tijd (familie). Taalbarrière Extra werkdruk: omdat dit bovenop de werkbelasting, taak van de docent komt te weinig erkenning hiervoor krijgt (het is toch maar “reizen”)! Elke verandering in maatschappelijke prioriteiten heeft meteen een invloed op de curricula van leraars, die al zo volatiel zijn en vol zit: mobiliteit zal altijd moeten concurreren met honderd andere prioriteiten.
-
-
-
-
-
-
VLHORA-reactie op Groenboek over de bevordering van de leermobiliteit van jongeren
20
3.5.
Doelstellingen op het gebied van mobiliteit
ad. Kunnen doelstellingen volgens u helpen bij het bepalen van een strategie inzake mobiliteit en zo ja, op welk niveau (Europees, nationaal, institutioneel, sectoraal, …)? -
-
-
-
Ja, als de doelstellingen die Europees geformuleerd worden, daarna ook vertaald worden in o.m. de beleidsnota’s van de minister van onderwijs, en dan via o.m. VLHORA en Flamenco ook verder worden doorgegeven en doorgedreven naar de hogescholen. Er is de specifieke situatie binnen het kunstonderwijs: Doelstellingen zijn nuttig bij het bepalen van een strategie, maar anderzijds leert de ervaring dat het individuele karakter van kunstonderwijs het uitstippelen van een toekomstgerichte strategie zeer moeilijk maakt. Tijdens een van de laatste AEC-congressen voor Erasmuscoördinatoren was de vergadering het er unaniem over eens dat buitenlands beleid in conservatoria en muziekhogescholen veel meer bepaald wordt door soms onverwachte mogelijkheden die moeten aangegrepen worden dan door vooraf uitgestippelde strategieën. Bilaterale contracten worden bvb vaak op basis van persoonlijke artistieke contacten van docenten afgesloten. Ja maar bij voorkeur gekoppeld aan duidelijke nationale prioriteiten. Ja, het formuleren van doelstellingen is belangrijk bij het bepalen van een strategie, waarbij dan weer de mogelijke financiële ondersteuning cruciaal is. In de praktijk blijkt men nogal huiverachtig tegenover doelstellingen, omdat men bang is dat die afdwingbaar worden, of omdat men dan geen reden meer kan verzinnen om niet mee te doen. De vrijblijvendheid van internationalisering is minstens even bedreigend voor internationalisering als voluntarisme de kracht ervan uitmaakt. Als de vrijwilligers afhaken, blijft er van internationalisering meestal niks over. Doelstellingen zijn belangrijk zolang ze een graadmeter zijn en afgetoetst worden aan bestaande realistische situaties. Op Europees en Vlaams niveau: de richtlijn op de langere termijn te internationaliseren, zoals de gemaakte afspraak 20 procent van de studenten gaan tegen 2020 buitenslands studeren. Een dereglijke doelstelling is zeker zinvol want vervolgens dient men dan op instellings- en op opleidingsniveau eigen mijlpalen vast te leggen.
ae. Geef voorbeelden van beproefde methoden. -
-
Eramus Mundus biedt een goed kader, maar is door de aard van het programma te beperkt. Daarbij komt nog dat al onze mensen (beleid, docenten, administratieve medewerkers en studenten) over de hele wereld zouden moeten kunnen ervaringen opdoen. De netwerken (thematische, vakgebonden, en andere moeten worden uitgebreid en hun activiteiten vermeerderd. De Europese doelstellingen voor de ontwikkeling van het hoger onderwijs in de komende tien jaar kwamen er mede onder impuls van de Benelux-ministers van Onderwijs die de Bologna-opvolgingsconferentie in Leuven organiseerden. Mede dus door de doelstellingen op regeringsniveau van de Vlaamse minister van Onderwijs schonk de Verklaring van Leuven bijzondere aandacht aan studentenmobiliteit (20% tegen 2020).
_____
VLHORA-reactie op Groenboek over de bevordering van de leermobiliteit van jongeren
21