Green skills in de sectorale opleidingsfondsen Sectorale opleidingsfondsen coördineren het beleid inzake beroepsopleiding binnen het kader van het sectoraal sociaal overleg. Bedrijven uit de sector kunnen al dan niet een beroep doen op hun diensten. Die sectorale opleidingsfondsen, die paritair beheerd worden door vertegenwoordigers van werknemers en werkgevers, kunnen een cruciale rol spelen in het vergroenen van competenties. Voor dit magazine contacteerde A&M verschillende sectorale opleidingsfondsen, maar al snel bleek dat door het uitblijven van een duidelijke visie en druk van buitenaf het thema ‘green skills’ bij de meeste fondsen nog niet (beleidsmatig) aan de orde is, hoewel er in de praktijk toch een aantal initiatieven te bespeuren vallen, zij het dan omwille van wetgeving of nieuwe trends op de markt (in het kaderstuk verderop lees je hier meer over). am magazine jaargang 2015 nr 1
9
GREEN SKILLS i/D OPLEIDINGSFONDSEN
De uitzondering die regel bevestigt is het Fonds voor de Vakopleiding in de Bouwnijverheid (fvb-ffc ConstructivI), waar het thema ‘Green skills’ ondertussen heel sterk aanwezig is in het beleid. Waarom dat zo is vroegen we aan Bruno Vandewijngaert, directeurgeneraal van het fonds. We legden hem enkele vragen voor en kregen onderstaand uitgebreid antwoord.
Bruno Vandewijngaert directeur-generaal van fvb-ffc Constructiv
GROENE UITDAGING
© sustainable sanitat
ion
“De bouwsector stelt permanent 150.000 vakmensen tewerk. Bovendien wordt ze geconfronteerd met grote uitdagingen en nieuwe evoluties: de toepassing van nieuwe normen op het gebied van techniek, energie en milieu, de ontwikkeling van onderzoek en innovatie (in het bijzonder op het vlak van duurzaam bouwen) of de zorg om de vergroening van de bouwberoepen en de bouwsector in het algemeen. Op het gebied van milieu worden vanuit Europa de 20-20-20 klimaatdoelstellingen geformuleerd. Concreet wordt vooropgesteld dat tegen 2020: de uitstoot van broeikasgassen met 20% daalt; 20% van het energiegebruik afkomstig is van duurzame energiebronnen; een besparing gerealiseerd wordt van 20% op de energievraag. De bouwsector kan een enorme bijdrage leveren om de maatschappij te helpen om deze doelstellingen te behalen. Dit maakt onder andere dat er een toename zal moeten komen van het aantal gekwalificeerde arbeiders. De vertaling van deze evoluties in aangepast vakmanschap en de hiermee gepaard gaande kwalificaties, kortom omscholing, vormt misschien wel de grootste uitdaging. Dit aangepast vakmanschap vereist een visie en ambitie van de sector inzake haar opleidingsbeleid. Vandaar dat de sociale partners, via het sectoraal opleidingsfonds fvb-ffc Constructiv ambitieuze politieke doelstellingen omzetten in concrete opdrachten en realisaties.
2021 verplichte kelijk om de vanaf bouwproces, noodza olgen hebben het in gev en ook ing len zig zul wij De duceren ale woningen te pro utr -ne rgie ene a bijn d. voor de werkinhou
Nog meer bouwbedrijven en hun technici opleiding laten volgen op advies en met steun van hun sectoraal opleidingsfonds, vormt ontegensprekelijk de belangrijkste doelstelling. Dit werd vertaald in een toename van de opleidingsparticipatiegraad van 5% per jaar en dit zowel op het vlak van aantal uren, werknemers als bouwbedrijven. Deze doelstelling werd opgenomen in de collectieve arbeidsovereenkomst rond vorming. Om deze doelstelling te bereiken, heeft het fvb regionale antennes, ook de fvb-regio’s genoemd. Vanuit deze regionale verankering staan onze sectorale opleidingsadviseurs dagelijks ter beschikking van hun klanten: bouwbedrijven en hun werknemers. Ze adviseren over de organisatie van opleidingen en informeren hun klanten over de sterke sectorale hefbomen.”
I FVB : Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid, FFC : Fonds de Formation Professionnelle de la Construction
10
am magazine jaargang 2015 nr 1
VERGROENING EN DE MOGELIJKE IMPACT VAN DE BOUWSECTOR “Op het gebied van energieverbruik liggen bij de gebouwen de meeste mogelijkheden om de broeikasgasuitstoot terug te dringen. Op basis van deze vaststelling heeft de Europese Commissie de gebouwsector opgenomen in haar prioriteitenlijst om de doelstellingen te behalen die vastgelegd werden in de “Europa 2020-strategie”. Een Europese richtlijn houdt onder andere in dat vanaf 2021 van nieuwe gebouwen geëist wordt dat ze bijna-energieneutraal zijn. De uitdagingen en dus de kansen voor de bouwbedrijven zijn talrijk. De omvang van deze uitdagingen in verband met de verlagingen van de broeikasgasuitstoot van de gebouwen is het gevolg van de slechte energieprestaties van de Belgische gebouwen. Het McKinsey rapport (“Naar energie-efficiëntie van wereldklasse in België”) stelt vast dat het energieverbruik per vierkante meter in België ruim het Europese gemiddelde overschrijdt (kloof van 72% met Europa en 51% met de ons omringende landen). Door het klimaat in België liggen de verwarmingsbehoeften nochtans iets lager dan die van onze buren. Het verschil in verbruik houdt dan ook verband met de aard van het Belgische gebouwenpark (ouder, minder compact, slechter geïsoleerd).
“Op het gebied van energieverbruik liggen bij de gebouwen de meeste mogelijkheden om de broeikasgasuitstoot terug te dringen.” In het kader van de van Europa te realiseren 2020-strategie, kunnen we besluiten dat alle banen die te maken hebben met nieuwbouw, groene banen zullen zijn. Alle nieuwe gebouwen zullen dan namelijk bijna energie-neutraal moeten zijn. Dit hoeft niet per definitie te betekenen dat de bestaande beroepen in de bouwsector 100% groen zullen worden, wel zullen er belangrijke groene elementen aan toegevoegd worden. De wijzigingen in het bouwproces, noodzakelijk om deze bijna energie-neutrale woningen te produceren zullen ook gevolgen hebben voor de werkinhoud. Bij passiefbouw is er bijvoorbeeld maar heel weinig, of zelfs geen, werk voor een verwarmingsinstallateur, in een ‘traditioneel’ gebouw is het installeren van verwarming een belangrijke activiteit. Echter, ventilatie aanbrengen is optioneel bij een traditioneel huis, maar is des te belangrijker in een passiefwoning. De inhoud van de banen verwarming-verluchting bij nieuwbouw zal dus, in het kader van de vergroening van de bouwsector, verschuiven van verwarming naar ventilatie.
Naast ventilatie met warmterecuperatie (zoals gebruikt in een passiefhuis) bestaat er ook de mogelijkheid om als alternatief vraaggestuurde ventilatie te gebruiken. Een door IDEA Consult in opdracht van de Confederatie Bouw uitgevoerde enquête toont aan dat de houding van aannemers tegenover duurzaam bouwen varieert van passief (het moet) tot heel actief (trends willen volgen). De meest actieve houding is terug te vinden bij de aannemers die installatiewerken uitvoeren. Daarnaast blijkt ook dat bouwbedrijven vragende partij zijn naar bijkomende opleidingen, zowel vaktechnische, als niet-vaktechnische opleidingen. Tevens blijkt dat vele aannemers nog bekommerd zijn om de kostprijs van duurzaam bouwen. De opleiding van bouwvakarbeiders verdient dus de nodige aandacht. Hiervoor kan op verschillende domeinen ingezet worden. We kunnen hier denken aan de aanpassing van de reeds bestaande beroepsprofielen aan de nieuwe noden. Hiervoor zijn reeds initiatieven genomen in de schoot van fvb. De bijwerking van deze beroepsprofielen moet resulteren in de aanpassing van de verschillende opleidingsprogramma’s (zowel voor basisopleidingen, alternerende opleidingen als voortgezette opleidingen). Verder is er de ontwikkeling van specifieke opleidingsmodules rond technieken in verband met energie-efficiëntie en hernieuwbare energie. Dit laat toe dat ondernemingen een snel antwoord te krijgen op de veranderende eisen die aan hun competenties gesteld worden. Hiervoor moet er natuurlijk voldoende opleidingscapaciteit bestaan én dienen opleiders voldoende gevormd te zijn. Daarnaast dienen opleidingen, van welke aard dan ook, kwaliteitsvol te zijn. Om de kwaliteit van de inhoud te verzekeren, kan het WTCB (Wetenschappelijk en Technologisch Centrum voor het Bouwbedrijf), maar ook de producenten van materialen een belangrijke rol vervullen.”
Een Europese richtlijn houdt onder andere in dat vanaf 2021 van nieuwe gebouwen geëist wordt dat ze bijna-energieneutraal zijn. De uitdagingen en kansen voor de bouwbedrijven zijn dus talrijk.
am magazine jaargang 2015 nr 1
11
GREEN SKILLS i/D OPLEIDINGSFONDSEN
BIJSTURING VAN DE BEROEPSCOMPETENTIEPROFIELEN “In samenwerking met de sociale partners, het WTCB, het NAVBII en experten uit de sector werd er onder de coördinatie van fvb in 2011 gestart met de vernieuwing van de competentieprofielen. Deze beroepsprofielen bevatten alle activiteiten en gerelateerde vaardigheden binnen een bepaald beroep. Om de eerder vermelde uitdagingen te beantwoorden, worden ze voorzien van een stevig groen fundament en van alle nodige welzijnsaspecten. Zo zullen er profielen beschikbaar zijn die de basis zullen vormen voor de ontwikkeling van aangepaste opleidingsprogramma’s en didactische instrumenten, maar ook voor een geschikte screening van potentiële arbeidskrachten.”
“Onze beroepsprofielen worden voorzien van een stevig groen fundament en alle nodige welzijnsaspecten” Ter illustratie, in 2011 werd het profiel van de dakdekker/dakafdichter afgewerkt. Voorheen was de essentiële vraag: “Hoe en met welk materiaal kunnen we een dak bedekken en er voor zorgen dat het waterdicht is?”. Tegenwoordig dienen complexere vragen gesteld en beantwoord te worden: Wat zijn de vereisten op het vlak van energie-efficiëntie? Wat is de nodige isolatie? Met welke aangepaste materialen moeten er gewerkt worden? Hoe kunnen we het dak luchtdicht maken? Zullen er zonnepanelen geïnstalleerd worden?
II NAVB-CNAC Constructiv is het preventie-instituut van de bouwnijverheid
12
am magazine jaargang 2015 nr 1
OPMAAK VAN DE COMPETENTIEPROFIELEN Bij de herwerking van de profielen wordt vertrokken vanuit het “competentiedenken”. Een competentie is een set van kennis, vaardigheden en attitudes die zich uiten in observeerbaar gedrag.
Activiteitenblokken De activiteiten binnen het beroepscompetentieprofiel worden in vier blokken opgedeeld. Deze blokken worden ook nog eens opgedeeld in sleutelactiviteiten. Per sleutelactiviteit worden de competenties benoemd.
Gemeenschappelijke activiteiten eigen aan alle bouwvakarbeiders
Specifieke activiteiten eigen aan het beroep, zoals bijvoorbeeld het plaatsen van traditionele dakbedekkingsmaterialen voor de dakdekker.
Basisactiviteiten eigen aan het beroep, zoals bijvoorbeeld de diagnose van de staat van het dak. In het beroepscompetentieprofiel dakdekker/dakafdichter behoren deze activiteiten toe aan zowel de dakdekker als de dakafdichter.
Transversale groene accenten, zoals bijvoorbeeld het plaatsen van isolatiemateriaal of het implementeren van het luchtdichtheidsscherm komen in meerdere beroepsprofielen voor. Het is echter niet zo dat deze competenties gemeenschappelijk zullen zijn voor alle bouwvakarbeiders.
Compententies Kennis (kennen) Onder kennis wordt alles verstaan wat een bepaalde bouwvakarbeider moet kennen om zijn beroep uit te oefenen. Vaardigheden (kunnen) Onder Vaardigheden wordt alles verstaan wat een bouwvakarbeider moet kunnen om zijn beroep te kunnen uitoefenen. Attitudes Attitudes verwijzen naar de houding, de denkwijze of het gedrag dat een bouwvakarbeider moet hebben om zijn beroep uit te oefenen.
am magazine jaargang 2015 nr 1
13
GREEN SKILLS i/D OPLEIDINGSFONDSEN
ACTIVITEITENBLOK
SLEUTELACTIVITEIT Energieprestatie gebouwen (EPB)
KENNEN
COMPETENTIES KUNNEN
De algemene principes van de energieprestatie van gebouwen. De gevolgen van het slecht plaatsen van isolatie.
ATTITUDES Er zich van bewust zijn waarom elke tussenkomst in het gebouw belangrijk is voor de globale energieprestatie van het gebouw.
MILIEUBEWUSTZIJN & AANPAK VAN KWALITEIT
Met zorg en toewijding werken. Zin voor precisie. Oog voor detail bezitten en het geduld om detailwerk zorgvuldig uit te voeren. Kwaliteitsbewaking
Traceerbaarheid van producten, bewijsstukken van wat uitgevoerd werd.
De etiketten en markering van de gebruikte materialen bijhouden.
Economische ingesteldheid - op een economische wijze omgaan met materialen, gereedschappen en tijd. Verspilling vermijden. Zin voor esthetiek - wanneer mogelijk esthetische overwegingen laten meespelen bij de uitvoering van het werk. Zin voor zelfcontrole en kwaliteit. Professionele houding.
De van kracht zijnde wetgeving: ecologische, juridische en financiële standpunten (boetessancties). Onderscheid tussen gevaarlijke en niet-gevaarlijke producten en afvalstoffen.
Afvalbeheer
De sorteercategorieën (recycleerbare producten, te storten producten - categorieën van storten en/of specifieke evacuatierichtingen, speciaal geval van asbest). Belang van de rol van de onderneming bij het sorteren en recycleren van sommige afvalstoffen, en de voordelen daarvan voor het bedrijf zelf en het milieu. De risico’s van behandeling en de reglementaire bepalingen inzake de verwijdering van asbesthoudend en ander gevaarlijk afval. Eigenschappen en risico's van gevaarlijke producten.
Beheer van de veiligheid en gezondheid
De veiligheidsregels voor het gebruikte gereedschap; de risico's die kunnen ontstaan bij het gebruik van stelling, een ladder, een bouwplaatsmachine, etc. De middelen en technieken die gebruikt worden voor het verwijderen van asbesthoudende materialen.
Het milieu beschermen tegen de schadelijkheid van bepaalde materialen en substanties. Zichzelf beschermen tegen de schadelijkheid van bepaalde materialen en substanties.
Zich bewust zijn van het ecologische belang en van de mogelijkheden tot dwangsommen als gevolg van een slecht afvalbeheer. Voorzichtig zijn.
Systematisch verzamelen van afval. Motivatie om afvalstoffen te sorteren. Het sorteren organiseren (in bakken, containers, …) en het afval sorteren.
Zich informeren in geval van twijfel over de bestemming van afvalstoffen. Zorgvuldig werken. Actie ondernemen wanneer container vol is.
Asbesthoudende en andere gevaarlijke afvalproducten identificeren, apart houden van de andere afvalstromen, op een veilige manier verpakken en verwijderen. Opslaan en veilig gebruiken van gevaarlijke producten. Gepaste maatregelen nemen bij ongelukken met gevaarlijke producten. In werking stellen van individuele en collectieve beschermingsmiddelen. De verplichte opleidingen volgen. De asbesthoudende producten tijdens verschillende handelingen herkennen.
Zich informeren over risico's inherent aan de gebruikte producten. Aandacht voor alle gevaarlijke situaties. De moed hebben om de opmerkingen van collega's om veilig te werken te aanvaarden. Reageren ten opzichte van verschillende situaties, de juiste reacties als er asbest aanwezig is op een dak (bescherming, verwittigen chef), etc.
In deze figuur zie je een voorbeeld van wat deze competenties in de praktijk kunnen betekenen. Naast het kennen en kunnen (technische vaardigheden) worden ook de verschillende relevante attitudes weergegeven. Ook op deze niet-vaktechnische competenties dienen opleidingen aangepast te worden.”
14
am magazine jaargang 2015 nr 1
“Het is van belang om als sector deze vergroening als een volwaardig onderdeel te integreren in het sectoraal opleidingsplan. Zeker vanuit het besef dat deze evolutie zal leiden tot een sterke toename van het aantal arbeidskrachten. Onderstaande indeling moet helpen om een zicht te krijgen op het diverse aanbod van groene opleidingen binnen de bouwsector.
Kern activiteiten
Duurzaam bouwen
ECO industrie
Afvalverwerking
Ecologisch duurzame grondstoffen
Niet duurzaam bouwen
Milieugerelateerde opleiding
Strikte interpretatie groene opleidingen Brede interpretatie groene opleidingen
Er zijn verschillende categorieën binnen het concept van duurzaam bouwen. Elke categorie heeft zijn eigen benadering ten aanzien van groene opleidingen. Binnen de eerste categorie passen de opleidingen van de eco-industrie. We spreken van kernactiviteiten wanneer er een onmiddellijke impact op het milieu is. De duidelijkste voorbeelden hiervan zijn opleidingen rond bodemsanering en grondreiniging. We spreken van een strikte interpretatie van groene opleiding als we bij de kernactiviteiten ook de opleidingen nemen die kaderen binnen duurzaam bouwen. Opleidingen rond isolatie, hernieuwbare energie, luchtdicht schrijnwerk …
Een derde groep opleidingen zijn de milieugerelateerde opleidingen. Deze opleidingen houden zich vooral bezig met de problematiek van afvalverwerking. Zowel verwerking van bouwmaterialen als het verwijderen en verwerken van asbest vallen hieronder. Bij een brede interpretatie van groene opleidingen voegen we bij bovenstaande punten nog het bouwen met duurzame grondstoffen bij. Bouwen met houtskeletten of het gebruiken van leien dakpannen vallen onder deze categorie.”
… en de andere sectoren (en hun fondsen)?
Herbert Matthys adviseur IPV
Na bevraging gaf Herbert Matthys, adviseur bij IPV (Initiatieven voor Professionele Vorming van de Voedingsnijverheid) aan dat de voedingssector op zich met milieuconvenanten en dergelijke wel sterk inzet op duurzaamheid. IPV zet heel sterk in op technische competenties, maar dat wil niet zeggen dat er geen specifieke inspanningen gebeuren rond het vergroenen van competenties. Zo zijn er een aantal kleine initiatieven: er is groeiende aandacht voor de milieuproblematiek, al is dat eerdere een gevolg van wettelijke verplichtingen (bv. afvalwaterzuivering) of meer rentabiliteit (verminderen van afval, zuinig omgaan met energie, …). Daarnaast promoot IPV een aantal ‘best practices’ omtrent milieusensibilisering in de voedingssector en ondersteunt het dergelijke projecten met een financiële tussenkomst en eventueel het aanbrengen van de juiste docent/ begeleider.
Opleidingsfondsen als Volta (o.a. elektriciens) en Educam (garagesector) hebben al enige tijd hun opleidingsaanbod vergroend naar aanleiding van de vraag naar bv. zonnepanelen en elektrische wagens. Voor zover we konden nagaan bestaan in de sectorale opleidingsfondsen in de metaalsector weinig initiatieven met betrekking tot het vergroenen van de competenties. Er is wel het initiatief van ABVV Metaal om naar aanleiding van de resultaten van de studie van Bernard Mazijn1 een kwetsbaarheidstool te ontwikkelen, die militanten in staat stelt om de specifieke kwetsbaarheid van hun bedrijf in kaart te brengen. Binnenkort wordt de tool beschikbaar gesteld via ABVV Metaal. De kwetsbaarheid hangt vooral af van de zeldzaamheid van bepaalde metalen. Inzicht in deze materie resulteert uiteraard in het vergroenen van competenties van de militanten. De tool maakt van hen geen specialisten, maar stelt de militanten in staat om hun bedrijf een spiegel voor te houden.
1 Mazijn B. en Devriendt S., (2013), Naar een ‘nieuwe industrialisering’ van en voor de metaalsector. Een kringloopeconomie binnen de context van duurzame ontwikkeling. Rapport in opdracht van ABVV Metaal. Instituut vóór Duurzame Ontwikkeling vzw, Brugge, 190 pp. (zie ook AM Magazine 4 2014)
am magazine jaargang 2015 nr 1
15
GREEN SKILLS i/D OPLEIDINGSFONDSEN
VAKBONDSVISIES
VAKBONDSVISIES BOUW op het vlak van energiezuinigheid en hernieuwbare energie bepalen. Als we die doelstellingen in de komende jaren willen behalen dan weten we dat dit enkel kan door de bestaande woningen en kantoorgebouwen te renoveren én te investeren in nieuwbouw. Mijn inschatting is dan ook dat het aantal arbeidsplaatsen in de Belgische bouwsector in de komende jaren zal stijgen.
Katharina Van der Helst Federaal secretaris algemene centrale ABVV voor de bouwsector en woordvoerder voor het ABVV in de Raad van Bestuur van het Fonds voor Vakopleiding in de Bouwsector. A&M: Hoe belangrijk zijn ‘green skills’ voor de vakbond in de bouwsector? Als vakbond zijn we natuurlijk voorstander van de transitie naar een energiezuinige economie waarin het aandeel van duurzame energie toeneemt. Daarnaast zijn we vooral begaan met het aantal arbeidsplaatsen en de kwaliteit ervan. Mijn inschatting is dat een ‘vergroening’ voor de bouwsector niet gepaard zal gaan met jobverlies, zoals in sommige andere sectoren. Het zijn de drie gewesten die de eisen 16
am magazine jaargang 2015 nr 1
Vandaag echter, besparen de overheden hierop in plaats van het voorbeeld te geven en starten met de nodige renovaties van hun eigen patrimonium zodat ze zelf voldoen aan de 2020-doelstellingen. Ter illustratie : in Vlaanderen is het aantal aanbestedingsberichten voor ziekenhuizen, woonzorgcentra en centra voor de opvang van gehandicapten sterk teruggevallen. Dat is geen goede aanpak, de overheden moeten hun huidige besparingsbeleid achter zich zouden laten en opnieuw de motor worden van een investeringsbeleid. A&M: Wordt volgens jullie genoeg aandacht aan vergroening van competenties besteed via het fvb? Ja, maar het is een groeiproces. De structuur en het werkingsmodel van het fvb draagt bij aan een goede invulling en het aanbod van green-skills-opleidingen.
sensibiliseren over de noodzaak om hun werknemers te laten omscholen naar de nieuwe « green skills » beroepen of bij te scholen in hun huidige job. Maar evengoed wordt het opleidingsaanbod aangepast en bijgestuurd vanuit de vraagzijde, met name door bouwondernemingen zelf, die aangeven voor welke competenties ze vandaag geen opleidingsaanbod op de markt vinden. Het fvb ontwikkelt dan zelf de nodige opleidingen – test deze en biedt deze nadien zelf en/of via derde opleidingspartners aan. Dit proces neemt binnen de werking van het fvb geen jaren in beslag. Het sectorale vormingsen opleidingsfonds kan dergelijke aanpassingen op vrij korte termijn verwezenlijken en dat is voor ons ook essentieel. Het is voor ons belangrijk dat bouwvakkers de nodige bijscholingen en opleidingen krijgen, omdat dit hun werkzekerheid vergroot. A&M: Hoe schatten jullie het belang hiervan in bij werkgevers? Ook de ondernemingen vinden dit belangrijk, maar vanuit een ander uitgangspunt. Als een onderneming zijn omzet en winstcijfers wil vergroten en vaststelt dat er in steeds meer aanbestedingen green skills vereist zijn
Katharina Van der Helst (ABVV): “Het is voor ons belangrijk dat bouwvakkers de nodige bijscholingen en opleidingen krijgen, omdat dit hun werkzekerheid vergroot.” De reden is dat het aanbod gestuurd wordt door het fvb, o.a. via de sectorale opleidingsadviseurs die ondernemingen
om de opdracht toegewezen te krijgen en de green-skills-competenties nodig zijn om het werk naar behoren te kunnen
uitvoeren, zal de werkgever niet lang wachten om op zoek te gaan naar de nodige opleiding voor zijn werknemers… De overheid blijft één van de belangrijkste opdrachtgevers voor de bouwsector. Het ABVV is reeds enige tijd vragende partij om de huidige wetgeving met betrekking tot publieke aanbestedingen aan te passen. Zowel op
vlak van de criteria waarop de keuze van een aannemer gebeurt als op vlak van de procedure. Het naleven van loonen arbeidsvoorwaarden zouden hierin verankerd moeten worden. Waarom zou niet ook het opleidingsbeleid van de aannemers hierin getaxeerd kunnen worden?
“Bovendien werden voor bestaande gebouwen, die verantwoordelijk zijn voor 40 % van het finaal energiegebruik en 36 % van de broeikasgasemissies in Europa, geen echte ambitieuze eisen vooropgesteld. En dit is essentieel om de emissiereductiedoelstellingen tegen 2020 te kunnen halen. De bevoegde overheden in ons land moeten hiervoor de nodige maatregelen nemen.”
Patrick Franceus Diensthoofd studie- en vormingsdienst ACV Bouw industrie & energie “In 2011 gaf ACV bouw-industrie & energie haar statutair congres rond het thema “duurzaam en sociaal gaan samen”. Vijf thema’s kwamen daarbij uitgebreid aan bod: maatschappelijk verantwoord ondernemen, duurzame energie, duurzame arbeid, werken met derden en Europa. Bij het thema “duurzame energie” keurde het congres ook een actiepunt goed rond de energie-efficiëntie en de consequenties voor de bouw.” “De industrie heeft al heel wat inspanningen gedaan in kader van energie-efficiëntie. In de woningbouw en renovatie van gebouwen zullen de inspanningen moeten opgedreven worden. Ook hierbij zal men rekening moeten houden met de betaalbaarheid. Ook de overheid zal inspanningen moeten leveren voor de gebouwen waarvoor zij verantwoordelijk is. De maatregelen inzake energie-efficiëntie in de (ver)nieuwbouw
zal opleidingsinspanningen vragen. Hierbij is een belangrijke taak weggelegd voor zowel de overheid, de bouwsector, de ondernemingen en opleidingscentra (scholen, VDAB, Forem, Bruxelles Formation).”
“Bovendien moet er op vlak van renovatie een inhaalbeweging gebeuren. Bijna 800.000 huurwoningen en sociale woningen hebben nog ongeïsoleerde daken. Op zich is dit een positief vooruitzicht naar tewerkstelling toe. Maar de opleidingsinspanningen moeten nu opgevoerd worden. Dit moet gepaard gaan met het aanpassen van de opleidingscentra. We doelen hier niet enkel op de beschikbaarheid en de infrastructuur, maar ook op de deskundigheid van de opleiders. Hiervoor zullen dan ook de nodige middelen ter beschikking moeten gesteld worden.”
Patrick Franceus (ACV BIE): “We juichen toe dat het concept van de (bijna) nul energiegebouwen een wettelijke verankering krijgt, maar betreuren dat deze norm pas tegen 2021 moet bereikt worden.”
“We juichen toe dat het concept van de (bijna) nul energiegebouwen een wettelijke verankering krijgt, maar betreuren dat deze norm pas tegen 2021 moet bereikt worden. Wij dringen er dan ook op aan dat de maatregelen inzake energie-efficiëntie in de (ver)nieuwbouw versneld ingevoerd worden.”
“Daarnaast kan, in samenwerking met sectorale onderzoekscentra (o.a. het Wetenschappelijk en Technologisch Centrum van de Bouwnijverheid, het Technisch Centrum voor de Houtnijverheid,…) een plan ontwikkeld worden met de bedoeling milieuvriendelijke materialen te promoten.” am magazine jaargang 2015 nr 1
17
GREEN SKILLS i/D OPLEIDINGSFONDSEN
VAKBONDSVISIES
VAKBONDSVISIES
VOEDINGSNIJVERHEID rond het vergroenen van competenties. Dit wil evenwel niet zeggen dat het vergroenen van de activiteiten geen topic is binnen de voedingsnijverheid. Onlangs nog kon ik met mijn eigen ogen zien hoe een voedingsbedrijf in de regio Gent een uitbreidingsinvestering aangreep om hun energie-efficiëntie te verhogen. Dit impliceert onvermijdelijk dat ook de werknemers die in dit bedrijf werken meestappen in dit verhaal en automatisch ook hun competenties aanpassen.
Maarten Dedeyne Nationaal sectoraal verantwoordelijke ACLVB “Het klopt inderdaad dat IPV voornamelijk initiatieven ontwikkelt die gericht zijn op de technische competenties die nodig zijn om te kunnen werken in de voedingsnijverheid, en in mindere mate
Bart Vannetelbosch Nationaal secretaris ACV Voeding en Diensten “Ik onderschrijf (nvdr - zie p. 15) de analyse van Herbert Matthys: een sectoraal vormingsinstituut moet geen trekkersrol spelen in milieuproblematiek, maar een ondersteunende rol. De dynamiek moet dus op gang gebracht
18
am magazine jaargang 2015 nr 1
personeel binnen deze bedrijven. Indien de vergroening van de economie zich verder doorzet, bijvoorbeeld door een strengere milieuwetgeving, investeringen in kader van energie-efficiëntie… zal dit onrechtstreeks ook een impact hebben op de nodige competenties voor de mensen die tewerkgesteld zijn in de voedingsnijverheid. Los van de sectorale vormingsinstellingen probeert de ACLVB het thema van Green skills toch mee
Maarten Dedeyne (ACLVB): “Indien de vergroening in de economie zich verder doorzet zal dit onrechtstreeks ook een impact hebben op de nodige competenties voor de mensen die tewerkgesteld zijn in de voedingsnijverheid”
Eén van de strategische doelstellingen van het IPV is het nemen van initiatieven om de inzetbaarheid van de huidige werknemers in de voedingsbedrijven te bevorderen in functie van optimale doorstroming en het vasthouden van
worden door de ondernemingen en door onze ondernemingsafgevaardigden. Een aanpassing van de productiemethodes om milieuredenen heeft vaak een impact op de manier van werken en de nodige competenties. Daar is dan inderdaad een rol weggelegd voor de sectorale vormingsinstellingen. Vaak gaat het om ondernemingsspecifieke skills die via opleidingen op maat kunnen aangeleerd worden. Het moet zeker nog meer een aandachtspunt worden dat de opleidingssverstrekkers die voor IPV werken in hun opleidingen aandachtspunten inzake milieu opnemen. Dat kan bijdragen tot een verdere sensibilisering. Bijvoorbeeld in opleidingen voor productieoperatoren moet men aandacht hebben voor energiezuinig werken. Het is daarnaast belangrijk dat onze ondernemingsafgevaardigden betrokken
te geven aan onze afgevaardigden door hen vormingen aan te bieden betreffende dit thema. Hierbij worden onze interne milieuadviseurs ingezet, maar worden ook vaak externe experts aangetrokken zoals de mensen van Arbeid en Milieu.”
worden in het transformatieproces en de eventuele opleidingsnoden die hiermee gepaard gaan kunnen signaleren en opnemen in het opleidingsplan dat elk voedingsbedrijf moet opstellen.”
Bart Vannetelbosch (ACV Voeding en Diensten): “Een sectoraal vormingsinstituut moet geen trekkersrol spelen in de milieuproblematiek, maar moet de vergroening van competenties die op gang gebracht wordt door bedrijven wel mee ondersteunen.”