Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
Table of Contents Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen...............................................................................1 Ten geleide................................................................................................................................2 Hoofdstuk 01: Het profetische Woord...................................................................................3 Hoofdstuk 02: Prae-Millennianisme....................................................................................10 Hoofdstuk 03: Bergtoppen der Profetie...............................................................................15 Hoofdstuk 04: De Tweede Komst van Christus..................................................................21 Hoofdstuk 05: Die het Woord der Waarheid recht snijdt.................................................47 Hoofdstuk 06: De tegenwoordige boze wereld.................................................................106 Over deze Uitgave................................................................................................................114
i
Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen een zeer duidelijke uitleg dat de Bijbel het geïnspireerdeWoord van God is Deze Studie is ook te verkrijgen in boekvorm, A4 formaat met harde kaft. Uw vrijwillige financiële bijdrage voor deze Bijbelstudie kunt u overmaken op giro: 3223 Nijkerk, t.n.v. Christenen voor Israël voor de actie Breng de Joden Thuis 3e druk Bronvermelding: C. Larkin R. Schutte Bijbelteksten uit NBG vertaling Meerdere exemplaren van deze Bijbelstudie zijn te verkrijgen bij: R. Schutte, Lange Dreef 61, 2285 KA Rijswijk, tel. 070-3947253 Tevens te bestellen de volgende Bijbelstudies: "Het grote verlossingsplan van God in de Hoogtijfeesten, zoals Hij dit neergelegd heeft in de vastgestelde feesten onder Israël en de vervulling hiervan door Jezus Christus" "Openbaring 1,2 en 3. Het Hogepriesterlijke werk van Jezus Christus als Hoofd van Zijn Gemeente en de zevenvoudige boodschap, die Hij heeft voor Zijn Gemeente van grote onderwijzing, ernstige vermaning en profetische openbaring" "Openbaring 4 en 5. De opname van de Gemeente" "Openbaring 6 en 7. De lossing van het erfdeel der heiligen door de grote Losser" Ook is er de mogelijkheid van een Israëlavond met prediking over de wederkomst van Jezus Christus vanuit het Profetische Woord via computer animatie beelden en aansluitend de film "Als een dief in de nacht"
Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
1
Ten geleide. Broeders en zusters, de samensteller hoopt van ganser harte, dat alvorens u deze Bijbelstudie gaat lezen, u uw God en Vader vraagt om geopende ogen, geopende oren en vooral om een geopend hart. Opdat de Heilige Geest zelve u inzicht zal geven en u zal doordringen van de boodschap, die God in deze studie tot ons zegt. God wil openbaren, hetgeen Hij tot redding van de mensen gesteld heeft. Alleen met het verstand en met rede is enige Bijbelstudie niet te verstaan. Er is door Christus gezegd: "Ik dank U, Vader, Heer des hemels en der aarde, dat Gij deze dingen voor wijzen en verstandigen verborgen hebt, doch aan kinderkens geopenbaard". (Lucas 10:21) Vertrouw aan Hem uw inzicht toe en u zult van licht tot licht gaan en steeds meer vinden tot troost en sterkte.
Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
2
Hoofdstuk 01: Het profetische Woord De Bijbel is geen systematische verhandeling over theologie of zeden noch over geschiedenis, wetenschap of welk ander onderwerp ook. Het is een openbaring van God, van de val van de mens en de weg tot behoud en van Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen. Hij verhandelt over: 1. vier soorten personen: God de Vader, God de Zoon, God de Heilige Geest en satan. 2. drie plaatsen: Hemel, Aarde en Hel. 3. drie soorten mensen: de Jood, de heiden en de Gemeente Gods. De Schriften zijn ons bij gedeelten en op verschillende tijden en bij verschillende gelegenheden geschonken. Heilige mannen Gods spraken zoals de Heilige Geest hen ingaf, gedurende een periode van 1600 jaren, vanaf het jaar 1492 voor Christus tot 100 jaar na Christus. De Bijbel bestaat uit 66 afzonderlijke boeken, 39 in het Oude Testament en 27 in het Nieuwe Testament. Deze boeken werden door ongeveer 40 verschillende mensen geschreven. Door koningen, zoals David en Salomo; door staatslieden als Daniël en Nehemia; door priesters, zoals Ezra, door mensen, die onderricht waren in de wijsheid van Egypte, zoals Mozes; door mensen bedreven in de Joodse wet, zoals Paulus. Door een herder, Amos; een tollenaar, Mattheus; vissers, zoals Petrus, Johannes, die ongeletterd en van vele dingen onwetend waren; door een arts, Lucas; en door zulke machtige zieners, als Jesaja, Ezechiël en Zacharia. Het is geen Aziatisch boek, alhoewel hij in dat gedeelte van de wereld geschreven werd. Zijn bladzijden werden in de woestijn van Sinaï geschreven, op de rotsen van Arabië, op de heuvelen van Palestina, in de Tempelhoven, in de Profetenscholen te Bethel en Jericho en in het paleis te Suzan in Perzië, op de oevers van de rivier "Chebar" in Babylonië, in de gevangenis te Rome en op het eenzame eiland Patmos in de Egeïsche Zee. En stelt u zich nu een ander boek voor de geest, op dezelfde manier samengesteld. Stelt u zich bij wijze van illustratie eens voor, dat wij 66 medische werken door 40 verschillende geneesheren en doctoren geschreven gedurende een tijdvak van 1600 jaren, voortkomende uit de verschillende scholen van de geneeskunde, zoals Allopathie, Homeopathie, Hydropathie, Osteopathie enz., nemen en hen samenbinden en dat we op grond van dit boek iemand laten praktiseren. Welk succes zouden wij dan kunnen verwachten en wat voor een harmonie zou er in zulk een medisch werk gevonden kunnen worden? En alhoewel de Bijbel op de hierboven beschreven wijze is samengesteld, zo is Hij toch niet Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
3
een dergelijke mengelmoes van oude geschiedenissen, mythen, legenden, godsdienstige veronderstellingen en bijgelovigheden. Er is een voortschrijdende openbaring en leer in geschonken, die progressief voorwaarts gaat. De Richteren wisten meer dan de Aartsvaderen, en de Profeten meer dan de Richteren, de Apostelen meer dan de Profeten. Het Oude Testament en het Nieuwe Testament zijn geen van elkaar gescheiden en aan elkaar onderscheiden boeken, waarbij het Nieuwe de plaats inneemt van het Oude Testament. Zij zijn twee helften van één geheel. Het Nieuwe Testament is verborgen in het Oude en het Oude Testament wordt verklaard in het Nieuwe. Je kunt Leviticus niet begrijpen zonder de Hebreeënbrief, of Daniël zonder Openbaringen, of het Paasfeest of Jesaja 53 zonder het Evangelie van Mattheus, Marcus, Lucas of Johannes. Alhoewel de Bijbel een Openbaring van God is, is Hij toch niet geschreven in een bovenmenselijke- of hemelse taal. Indien dit zo was, zouden wij het niet kunnen begrijpen. Zijn bovennatuurlijke oorsprong wordt echter duidelijk door het feit, dat Hij in elke taal kan worden vertaald, zonder zijn levenwekkende kracht of geestelijk levenschenkend vermogen te verliezen en wanneer hij in welke taal ook wordt vertaald, schenkt hij daaraan haar zuivere vorm. De taal van de Bijbel is driesoortig, namelijk: figuurlijk, symbolisch en letterlijk. Uitdrukkingen zoals: "Verhardt uw hart niet" of "Laat de doden hun doden begraven" zijn figuurlijk en hun bedoeling blijkt uit het verband. Symbolische taal is bijvoorbeeld de beschrijving van Nebukadnezar’s beeld, Daniëls "vier dieren" of "Christus wandelde te midden van de zeven kandelaren". De rest van de Bijbelse taal moet vertolkt worden naar gelang van de geldende regels van spraakkunst en retoriek, dat wil zeggen dat wij de Bijbel behoren te lezen zoals wij elk ander boek zouden lezen, namelijk dat wij hem zullen toestaan te zeggen, wat hij zeggen wil en zijn bedoeling niet gaan verzinnebeelden of vergeestelijken. Het is deze verkeerde wijze van de Schrift te verklaren, die de aanleiding was tot het ontstaan van de vele godsdienstige sekten en benamingen. Er zijn drie dingen, die wij bij het gebruik van Gods Woord moeten vermijden: 1e. Verkeerde uitlegging van de Schrift. 2e. Verkeerde toepassing van de Schrift 3e. Ontwrichting van de Schrift. De moeilijkheid is, dat de mens niet bereid is de Schrift te laten zeggen, wat zij te zeggen heeft. Dit vindt grotendeels zijn oorzaak in hun opvoeding, omgeving, vooroordeel, of in hun begeerte de Schrift te gebruiken, als basis voor een of andere lievelingsleerstelling. Ook moeten wij de methode om door gelijkenissen te onderrichten niet voorbijzien. Deze werd niet door Jezus uitgevonden, alhoewel Hij er een ruim gebruik van maakte, maar zij werd reeds door de Oude Testamentische Profeten gebruikt. In het Nieuwe Testament wordt deze methode gebruikt als een verborgen vorm om de Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
4
waarheid mede te delen. (Matth.13:10-17)En de discipelen kwamen en zeiden tot Hem: Waarom spreekt Gij tot hen in gelijkenissen? Hij antwoordde hun en zeide: Omdat het u gegeven is de geheimenissen van het Koninkrijk der hemelen te kennen, maar hun is dat niet gegeven. Want wie heeft, hem zal gegeven worden en hij zal overvloedig hebben; maar wie niet heeft, ook wat hij heeft, zal hem ontnomen worden. Daarom spreek Ik tot hen in gelijkenissen, omdat zij ziende niet zien en horende niet horen of begrijpen. En aan hen wordt de profetie van Jesaja vervuld, die zegt: Met het gehoor zult gij horen en gij zult het geenszins verstaan, en ziende zult gij zien en gij zult het geenszins opmerken; want het hart van dit volk is vet geworden, en hun oren zijn hardhorend geworden, en hun ogen hebben zij toegesloten, opdat zij niet zien met hun ogen, en met hun oren niet horen, en met hun hart niet verstaan en zich bekeren, en Ik hen zou genezen. Maar uw ogen zijn zalig, omdat zij zien en uw oren, omdat zij horen. Voorwaar, Ik zeg u: Vele profeten en rechtvaardigen hebben begeerd te zien wat gij ziet, en zij hebben het niet gezien, en te horen wat gij hoort, en zij hebben het niet gehoord". Een verborgenheid is niet iets dat niet geweten kan worden, maar iets, dat voor een tijd verborgen is. Ik overhandig u een verzegelde brief. Wat deze bevat is voor u een verborgenheid. Verbreek het zegel en lees de brief en de inhoud houdt op een verborgenheid te zijn. Maar, het zou kunnen zijn, dat je niet in staat bent de brief te lezen, omdat hij geschreven is in een taal, waarmee je niet vertrouwd bent. Leer de taal, en de verborgenheid houdt op een verborgenheid te zijn. Maar misschien bevat de brief technische termen, die je niet begrijpt; leer hun bedoeling en alles zal duidelijk zijn. Deze weg moeten wij inslaan bij het lezen van de verborgenheden in de Schrift; leer ze te lezen door de hulp van Hem, Die ze geschreven heeft, namelijk de Heilige Geest, en zij zullen niet langer verborgenheden voor u zijn. Dit brengt de grote vraag tot ons: Is de Bijbel het boek dat door God of door mensen is geschreven? Dat wil zeggen; heeft God hem geschreven, of is Hij eenvoudig een verzameling geschriften door mensen samengesteld? Indien de Bijbel dit laatste is, geschreven zonder Goddelijke leiding, dan boezemt Hij niet meer vertrouwen in dan de andere geschriften van de mensen. Doch indien God Hem schreef, dan moet Hij de Waarheid zijn en kunnen wij vertrouwen op Zijn verklaringen. Uit het karakter van de Bijbel blijkt duidelijk, dat Hij geen werk van mensen is, want een mens zou Hem niet hebben kunnen schrijven, al had hij gewild en zou Hem niet geschreven hebben al had hij gekund. Met verpletterende, niets ontziende gestrengheid vermeldt hij de zonden van zijn grootste figuren, zoals van Abraham, Jakob, Mozes, David en Salomo, hen beschuldigende van valsheid, bedrog, trots, overspel, lafheid, moord en grove losbandigheid; en hij laat de geschiedenis van de Kinderen Israëls zien, als een vernederend verslag van ondankbaarheid, afgoderij, ongeloof en opstand en wij kunnen gerust zeggen, dat wanneer de Jodenschrijvers niet door de Heilige Geest gedreven waren geworden, zij nimmer deze zondige geschiedenis van hun volk zouden hebben opgetekend. Op welke wijze is de Bijbel dan wel geschreven? Hierop geeft de Bijbel zelf het antwoord. "Elk van God ingegeven schriftwoord is nuttig tot lering,...." (2 Tim.3:16). Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
5
1. Wat hebben wij onder dat woord "ingegeven" of "geïnspireerd"te verstaan? Het antwoord luidt: dat God de mensen, die door Hemzelf daartoe waren uitgekozen ertoe leidde om die boodschappen, wetten, leerstellingen, historische feiten en openbaringen in schrift te brengen, die Hij wilde, dat door de mensen geweten zouden worden. Alle Schrift is ingegeven door inspiratie (de-op-neus-tes) dat is, door God ingeademd, of ingeblazen .
Dat wil zeggen, dat God Zelf, of door middel van de Heilige Geest de heilige mensen uit de oude tijd, precies zei, wat zij te schrijven hadden. De Bijbel is dus het Woord van God, maar bevat het niet slechts hier en daar. God is een Persoon, en kan beide, schrijven zoals ook spreken. Hij schreef persoonlijk op de twee "Stenen Tafelen der Getuigenis" (Ex. 31:18); (Ex.32:16) en op de muur van Belsazar’s paleis. (Dan. 5:5; 24:28) Hij sprak met Mozes op de berg toen Hij de bijzonderheden van de Tabernakel en de inrichting daarvan opgaf, evenals de Levitische wet en de orde van dienst. Hij sprak bij de doop van Jezus (Matth.3:17) en op de berg der Verheerlijking (Matth. 17:5) en nogmaals toen Jezus tot de menigte sprak. (Joh. 12:27-30). Maar God sprak niet alleen rechtstreeks tot de mens, maar ook door de Persoon van Jezus van Nazareth, want Jezus was God geopenbaard in het vlees. (Joh.1:1-5,14. + 1 Tim.3:16) De Evangeliën van Mattheus en Johannes bevatten 49 hoofdstukken en 1950 versen, waarvan 1140, bijna drie vijfde, door Jezus gesproken waren, en Hij maakte er aanspraak op, dat Hij niet uit Zich zelve sprak, maar dat de Vader, die Hem gezonden had, Hem beval wat Hij spreken zou. (Joh.12:49-50) We zien dus, dat God beide kan, schrijven en spreken en daarom aan anderen zeggen kan, wat zij schrijven of spreken moeten. 2. Strekt de inspiratie van de Bijbel zich uit tot elk onderdeel? Ja, vanaf de droge opsomming in de Kronieken tot aan de woorden van God zelve in Exodus, en die door Christus gesproken, toe. En nog meer: zij strekt zich uit tot elke zin, woord, teken, titel en jota van de oorspronkelijke perkamenten. Als Jezus in Mattheus 5:17 en 18 zegt: Eer de hemel en de aarde vergaat, zal er niet een jota of een tittel vergaan van de wet, eer alles zal zijn geschied" , verwees Hij naar de kleinste letter (de jota) en het kleinste teken (de tittel) van de Hebreeuwse taal, erop wijzendedat zelfs deze geïnspireerd waren en noodzakelijk waren tot een algemeen begrip van Gods bedoeling in Zijn Woord. Maar hoe kunnen wij dit toepassen met betrekking tot de woorden door satan gesproken en door slechte en niet geïnspireerde mensen, tot de geslachtslijsten en het verhaal van de val van de mens, de zondvloed en andere historische feiten van de Bijbel? Deze waren geïnspireerd wat de optekening daarvan aangaat. Dat wil zeggen de geïnspireerde schrijver of geschiedschrijver werd gezegd, welke historische feiten hij te vermelden had en welke niet. Aan iemand, die het Oude Testament gelezen heeft en eveneens de profane geschiedenis, die deze zelfde periode omsluit, met al haar legenden, overleveringen en gedetailleerde beschrijvingen, is het zeer duidelijk, dat de schrijvers van het Oude Testament Goddelijk Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
6
geïnspireerd werden om alleen vandie dingen melding te maken, die een licht konden werpen op Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen. 3. Op welke wijze werden deze mannen geïnspireerdde schriften te schrijven? Werden zij slechts onder een soort van betovering, of in geestvervoering of in een trance toestand gebracht, waarin zij dan opschreven alles wat in hun gedachte opkwam, of dicteerde God hen door de heilige Geest de juiste woorden, welke zij gebruiken moesten? Wij weten, dat gedachten alleen in woorden kunnen worden uitgedrukt, en deze woorden moeten de juiste gedachten van de spreker of schrijver weergeven, anders wordt er geen uitdrukking gegeven aan diens gedachte, zoals deze is. Wij zien dus, dat wanneer wij niet in dwaling willen vervallen, het een vereiste is, dat de gewijde schrijver slechts een amanuensis(helper) is. En wij zien, dat het dit punt is, wat de Schrift inneemt. In Petr. 1:20 lezen wij: "dat geen profetie der Schrift een eigenmachtige uitlegging toelaat". Dat wil zeggen, dat niemand het recht heeft de Schrift te laten zeggen, wat deze volgens hem wil zeggen, de persoonlijke opvatting van de mens zelf. Waarom niet? Omdat de profetie voortijds niet is voortgebracht door de wil eens mens, maar de Heilige mensen Gods, van de Heilige Geest gedreven zijnde, hebben ze gesproken. En dit wordt bevestigd door het feit, dat veel wat door de Oud Testamentische Profeten geschreven werd, niet door henzelf begrepen werd. (1 Petr. 1:10,11) Zij moeten dus slechts amanuenai geweest zijn, woorden opschrijvende, die een vertolker behoefden. Dat zij slechts instrumenten waren, blijkt duidelijk uit het feit, dat niet allen goede of heilige mensen waren, zoals Bileam (Num.22:38; Num. 23:26), koning Saul (1 Sam. 10:10-12; 1 Sam. 19:20-24), de Profeet van Bethel (1 Kon. 13:7-10; 1 Kon. 13:20,22,26) en Kajafas (Joh. 11:49-52). Dat de schrijvers van het Oude Testament juist die woorden spraken en schreven, waarvan Mozes verklaart, dat zij door God tot hem gesproken werden, blijkt duidelijk uit hun eigen verklaringen. Mozes verklaart, dat God tot hem zei: "Nu dan, ga heen, Ik zal met uw mond zijn en u leren, wat gij spreken moet". (Ex. 4:12) De Profeet Jeremia zegt: "Toen strekte de Here zijn hand uit en roerde mijn mond, en de Here zeide tot mij: Zie, Ik leg mijn woorden in uw mond". (Jer. 1:9) Ezechiël, Daniël en alle profeten maken dezelfde aanspraak. De uitdrukkingen: "De Here zeide", "De Here sprak, zeggende"en "Aldus sprak de Here" enz. enz. enz. komen in de Pentateuch 560 maal voor, 300 maal in de historische en profetische boeken, 1200 maal in de Profeten (alleen in Maleachi reeds 24 maal). Alles bij elkaar 2000 maal in het Oude Testament, aldus de woorden van Petrus bevestigende: "maar, door de heilige Geest gedreven, hebben mensen van Godswege gesproken". (2 Petr. 1;21) Maar u zult zeggen, indien dit zo is, hoe verklaar je dan het verschil in stijl tussen de schrijvers; want Jesaja’s stijl is verschillend van die van Ezechiël of van Daniël, en de stijl van Petrus is anders dan van Johannes of Paulus? Hiervoor is een eenvoudige verklaring en wel op grond hiervan dat, wanneer wij bijvoorbeeld een wettig document wensen, wij voor het schrijven daarvan een rechtsgeleerde kiezen, of voor een poëtisch artikel een dichter enz. Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
7
Zo koos God, toen Hij door middel van symbolen wenste te spreken een Ezechiël, een Daniël en een Johannes; en toen Hij Zich in poëtische vorm wenste uit te drukken, koos Hij David. Hoe moeten wij het verstaan, dat een Nieuw Testamentische schrijver het Oude Testament aanhalende, in plaats van dit letterlijk te doen, een omschrijving geeft? Bijvoorbeeld in Amos 9:11 lezen wij: Te dien dagen zal Ik de vervallen hut van David weder oprichten, Ik zal haar scheuren dichten en wat daarvan is ingestort, overeind zetten; Ik zal haar herbouwen als in de dagen van ouds". Maar wanneer de Apostel Jacobus bij gelegenheid van de eerste gemeente vergadering te Jeruzalem deze passage aanhaalt, omschrijft hij haar als volgt: "Daarna zal Ik wederkeren en de vervallen hut van David weder opbouwen en wat daarvan is ingestort, zal Ik weder opbouwen, en Ik zal haar weder oprichten," (hand. 15:16) Waarom dit verschil in woorden? Eenvoudig omdat de schrijver van beide passages noch Amos noch Jacobus was, maar de Heilige Geest, en een schrijver heeft het volste recht om een verklaring, die hij in het eerste hoofdstuk van zijn boek geeft, in het tiende hoofdstuk in andere woorden te kneden, wanneer hij zonder zich tegen te spreken, zijn bedoeling duidelijker kan maken. De verklaring in 1 Petrus 1:11, waar de apostel ons zegt, dat het de Geest van Christus was, die door de Profeten van Zijn lijden getuigde, schenkt veel licht. Dat wil zeggen dat de Geest van Christus bezit nam van de Profeten en door middel van hen Zijn lijden aan het kruis voorzei of profeteerde, zoals geschiede in Jes. 53:1-12. De volgende vraag wordt meermalen gesteld: "Is er verschil tussen de Inspiratie van de Bijbel en van de zogenaamde inspiratie van hedendaagse dichters, sprekers of predikers? Bij de beantwoording van deze vraag moeten wij onderscheid maken tussen inspiratie, openbaring en verlichting. Zoals wij gezien hebben is de Bijbel Inspiratie algeheel verschillend en geheel iets anders dan de inspiratie van dichters, schrijvers en publieke sprekers. Hier is een inspiratie, waarbij door de Heilige Geest letterlijke woorden van God worden ingegeven aan hem die spreekt of schrijft. "Schrift Openbaring" is de onthulling aan mensen van die dingen die zij, zonder deze onthulling, nimmer konden weten. Dingen die in God verborgen waren, zoals Zijn Plan en Oogmerk met de Eeuwen. "Schrift Openbaring" eindigde met het Boek der Openbaringen. Nadien schonk God geen nieuwe Openbaring. Wanneer in onze tijd iemand aanspraak maakt, dat hij een nieuwe openbaring heeft ontvangen, moet hij gerangschikt worden onder de bedriegers. Geestelijke verlichting is onderscheiden, zowel van Schrift inspiratie, als ook van Openbaring. Het is het werk van de Heilige Geest in de gelovigen, door middel waarvan zijn geestelijk begrip geopend wordt, teneinde de Schrift te verstaan. (Joh. 16:12-15) De natuurlijke mens kan de dingen van de Geest Gods noch ontvangen noch kennen, daar zij "geestelijk onderscheiden worden"! (Cor. 2:11-14) Het werk van de Heilige Geest in onze tijd is niet de mens enige nieuwe Openbaring te schenken of hem te inspireren te schrijven of te spreken, zoals de Profeten en Apostelen van ouds schreven of spraken, maar het bestaat in het verlichten van de geest der mensen en hun verstand te openen, opdat zij de Schrift begrijpen zullen, zodat hun harten in hen brandende zullen zijn, wanneer zij Schrift met Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
8
Schrift zullen vergelijken en hun Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen geopenbaard zal worden, zoals dit in Zijn Heilig Woord is blootgelegd.
Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
9
Hoofdstuk 02: Prae-Millennianisme De verwachting van de tweede komst van Christus voor de aanvang van het Duizendjarige Rijk.
Het tijdstip van de tweede komst van Christus is de sleutel, die alles wat de "Waarheid der Bedelingen" betreft, ontsluit. De grote meerderheid van de Christenen geloven in de persoonlijke wederkomst van de Here, maar zij verschillen in hun opvatting omtrent het tijdstip daarvan. Zij worden verdeeld in twee scholen: de "Prae-Millennialisten" en de "Post-Millennialisten". De eersten geloven, dat Jezus Christus voor het Millennium zal terugkomen, de tweeden, dat Hij na het Millennium zal wederkeren. Onder het woord "Millennium" wordt verstaan: Het Duizendjarig Rijk", dat in Openbaring 20:1-7 wordt vermeld. Het is een algemene, maar verkeerd opvatting, dat de Prae-Millennialisten hun geloof hoofdzakelijk, indien al niet geheel en al, op deze passage in Openbaring baseren, daar het feit bestaat, dat de vraag of de tweede komst van Christus voor of na dit tijdperk zal plaats vinden, reeds gesteld wordt voor de Openbaring. De Oud Testamentische Profeten voorspelden in duidelijke taal en in gloeiende termen, een tijdperk of eeuw van algemene rechtvaardigheid en vrede op aarde, onder de regering van "Messias den Vorst. Dat de discipelen niet dwaalden in hun geloof aan een "Aards Koninkrijk", geregeerd door de aan hun beloofde Messias, blijkt uit het feit, dat Jezus nimmer hen berispte om dit geloof. En na Zijn Opstanding en voor Zijn Hemelvaart, toen zij Hem vroegen of Hij "in deze tijd het Koninkrijk van Israël zou oprichten" (hand1:6) zei Jezus niet "Jullie dwalen in je opvatting over een aards Koninkrijk, het Koninkrijk, waartoe Ik kwam om het op te richten en hetwelk de Profeten op het oog hadden, is een "Geestelijk Koninkrijk". Maar Hij zei: "het is niet voor u te weten, de tijden en gelegenheden"; dat wil zeggen wanneer het Koninkrijk opgericht zal worden. De gehele leer van het Oude Testament is, wat de komst van de Messias betreft, Prae-Millennialistisch. Het enige gebruik, dat de Prae-Millennialisten van deze passage over het Duizendjarig Rijk in Openbaring 20:1-7 maken, is om de duur van de Eeuw van Rechtvaardigheid en Vrede vast te stellen. Het is een feit, dat de Joodse overlevering gegrond is op de "sabbat’s rust" van Genesis 2:1-3, en leerde, dat het "Zevende Duizendtal" jaren vanaf de schepping een periode van Sabbat’s rust zou zijn, of wat wij noemen met de naam van "Millennium". De passage in de Openbaring bevestigt slecht deze overlevering. Schrap haar en de bewijsgrond wordt daardoor niet verzwakt; het enige wat dan geschied is, Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
10
dat de duur van die eeuw onzeker wordt. De Apostolische Gemeente was Prae-Millennialistisch en gedurende een periode van over de 200 jaar bestond er geen andere opvatting. De geschriften van de kerkvaders vloeiden over van de bevestiging van dit feit. Maar ongeveer 250 jaar na Christus kwam Origenes, een van de kerkvaders op de gedachte, dat de woorden van de Schrift slechts de "schil" waren, waardoor de "kern" van de Schriftuurlijke waarheid omsloten werd.. Plotseling begon hij de Schrift te "verzinnebeelden" en te "vergeestelijken" en stichtte aldus de oorsprong van de school van hen, die de Schrift verzinnebeelden of vergeestelijken, door welke de Gemeente en de Bijbel zoveel geleden hebben. Het resultaat hiervan was, dat de Gemeente, wat de grote meerderheid daarvan betreft, ophield uit te zien naar de komst des Heren, en zelf een aards Koninkrijk stichtten. Toen Constantijn "alleen heerser" werd als keizer van Rome in 323 na Christus en het Christendom genegen was, verenigde hij de kerk en de staat. Er rees nu een nieuwe moeilijkheid in de vertolking van de Schrift. Indien Rome, zoals in die tijd geloofd werd, de zetel zou worden van de anti-christ, zo verrees de vraag, of liever men fluisterde het twijfelend: Is Constantijn de anti-christ? Zulk een opvatting was echter niet naar de smaak van de Romeinse keizer en zo werd een gemakkelijke uitleg ontdekt en aangenomen. Namelijk, dat het "heidense Rome" de anti-christ was en dat het Millennium aanving bij de troonsbestijging van Constantijn. Hieraan werd kleur gegeven door de giften en privileges door Constantijn aan de kerk geschonken, en leidde ertoe, dat er aanspraak op gemaakt werd, dat de zegeningen van het Duizendjarig Rijk uit het Oude Testament overgedragen werden van de Joden op de christelijke kerk. Maar de bewering, dat de "paapse kerk" de anti-christ was, wilde niet meer verdwijnen. Toen het onmogelijk bevonden werd om het boek de Openbaring uit de heilige Canon te verwijderen, werd er besloten de Schrift te sluiten; de Bijbel werd een gesloten Boek en de duisternis van de nacht daalde op het christendom neer. Het gevolg was, "de duistere eeuwen" of "tijden". Doch te midden van deze duisternis bleef God niet zonder getuigen van de waarheid. De volgelingen van Paulus, de Albigenzen, Waldezen en andere sekten getuigden van de Prae-Millennianistische komst des Heren. Maar de duisternis duurde niet eeuwig. Toen de "volheid de tijden" was aangebroken, verscheen de morgenster der reformatie, John Wycliffe kwam, om spoedig daarna gevolgd te worden door de "Zon", Maarten Luther, wier licht de duisternis verdreef. De leer omtrent de Prae Millennianistische Komst des Heren herleefde, maar de hervormers gingen niet ver genoeg. Er ontstond een periode van godsdienstige twisten en van godsdienstige sekten. Het gevolg was een teruggang in geestelijkheid en een toename van rationalisme, (van de rede of het verstand) dat weigerde aan te nemen, dat de wereld snel rijpte voor het oordeel, en er Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
11
ontstond behoefte aan een nieuwe uitlegging omtrent de duizendjarige regering van Christus. Deze uitleg verschafte Rev. Daniël Whitby (1638-1726); Hij was predikant in de Engelse kerk; die, beweerde hij, lezende de beloften in het Oude Testament aan de Joden gedaan met betrekking tot hun herstel als natie, en de wederoprichting van de troon van David, tot het inzicht gekomen was, dat deze beloften geestelijk toegepast moesten worden op de kerk. Deze opvatting noemde hij: "Een nieuwe hypothese". Hij beweerde, dat Israël en de berg Sion, de kerk representeerden. Dat de belofte van de onderwerping van de heidenen aan de Joden slechts een profetische voorspelling was van de bekering van de heidenen en hun toetreding tot de kerk. Dat het te samen neder liggen van de leeuw en het lam, de verbroedering uitbeeldde van de oude en nieuwe natuur, en dat de stichting van een uitwendig en zichtbaar koninkrijk te Jeruzalem, waarover christenen en heidenen zouden regeren, grof en vleselijk was en tegenstrijdig met het gezonde verstand, omdat dit menselijke en geestelijke wezens, als op aarde samen zijnde, voorstelde. Zijn "nieuwe hypothee" leerde, dat door prediking van het Evangelie, het mohammedanisme uitgeroeid zou worden, de Joden bekeerd, dat de paapse kerk met de Paus (antichrist) zou vernietigd worden en de Duizend Jaren van Rechtvaardiging en Vrede, bekend onder de naam van het "Millennium" hierop zou volgen; aan het einde waarvan een korte periode van afval zou volgen, eindigend met de terugkeer van Christus. Daarna zou dan een algemene opstanding van de doden volgen, waarna het algemeen oordeel en de aarde door vuur zou vernietigd worden en de eeuwigheid een aanvang nemen. De tijden waren gunstig voor deze "Nieuwe Theorie. Een reactie op de openlijke ontrouw van die dagen was ingetreden. Geheel Engeland was met een godsdienstige ijver bezield. De "Grote Ontwaking" onder Whitefield en Wesley volgde, en het had het aanzien alsof de bewering van Whitby, dat het Millennium op het punt stond een aanvang te nemen, bewaarheid zou worden. Dat hij zich vergiste, hebben de historische feiten bewezen. Het blijkt duidelijk, dat wij nu niet leven in het tijdperk van het Millennium. Desalniettemin werd zijn "Theorie" overal gunstig ontvangen, verspreidde zich met grote snelheden, werd een aangenomen leerstuk van de kerk. Het is heden ten dage bekend onder de naam van de "Post-Millenniale Verwachting" van de tweede komst van Christus, waarvan verondersteld wordt, dat zij het orthodox geloof van de kerk uitmaakt. In het kort: het "Post-Millennianisme", dat in onze dagen wordt voorgestaan is nauwelijks 200 jaren oud, terwijl het "Prae-Millennianisme" dateert uit de dagen van Jesaja en Daniël. Het treurige hiervan is, dat deze "valse leer" van het "Post-Millennianisme" onderwezen wordt in onze Bijbel door de opschriften, die boven de hoofdstukken van het Oude Testament geplaatst zijn. Ter illustratie ziet men de opschriften boven de hoofdstukken 43 en 44 van Jesaja, waar staat: "De Here troost de Kerk met Zijn beloften", (dit staat boven de Engelse vertalingen. In Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
12
onze Nederlandse vertaling vinden we dit niet) terwijl deze hoofdstukken in het geheel niet gericht zijn tot de kerk, maar tot Jakob en Israël, zoals wij, wanneer wij ze lezen, zelf kunnen zien. De oppervlakkige lezer ziet niet het feit, dat de opschriften boven de hoofdstukken door de uitgever zijn aangebracht en geschrapt behoren te worden, daar zij misleidend zijn, zoals bijvoorbeeld de titel van het boek de Openbaring, dat genoemd wordt: "De Openbaring van Johannes", terwijl het genoemd moest worden: "Openbaring van Jezus Christus" (Openb.1:1) De Prae-Millennianisten worden in drie scholen verdeeld, die in hun uitlegging fundamenteel aan elkaar tegenover gesteld zijn. Zij zijn bekend onder de namen van : Preterristische (preterrist is verleden), Historische en Futuristische school. De "Preterristische School" ontstond met de jezuïet Alcazar. Zijn gezichtspunt werd het eerst gepubliceerd als een afgerond onderwerp in zijn werk over de Openbaring. Het is uitgegeven in het jaar 1614 na Christus. Het beperkt de gezichtskring van de Openbaring tot de gebeurtenissen, die plaats vonden tijdens het leven van de Apostel Johannes, en houdt vol, dat de gehele profetie werd vervuld met de verwoesting van Jeruzalem onder Titus en de daarop volgende ineenstorting van het Romeinse keizerrijk, hierdoorkeizer Nero tot anti-christ bestempelende. Wat hij hiermede beoogde was heel doorzichtig. Het had tot doel de kerk van de paus te ontdoen van het brandmerk der benaming van de "hoer" en van de paus, als anti-christ". Het is een opvatting, die slechts door weinige in onze tijd wordt gedeeld. Van de "Historische School" wordt somtijds gesproken als van het "Presentistische ontwerp". Het verklaart, dat de Openbaring een serie van gebeurtenissen is, die in de wereld en in de kerk zouden plaatsvinden, vanaf de tijd van Johannes tot aan het einde der tijden. De voorstanders van deze school verklaren de symbolen, vermeld in het boek de Openbaring, als heen wijzende naar zekere historische feiten, die in de wereld hebben plaats gehad en nog gebeuren. Zij beweren, dat de anti-christ eerder een "systeem" is, dan een "persoon" en wordt weergegeven door de "hoererende kerk" van Rome. Zij verklaren het "tijd element" van het boek op grond van de Jaar Dag Schaal. Deze school heeft enige zeer knappe en vindingrijke voorstanders. Dit gezichtspunt was, evenals het voorafgaande bij de vroegere kerk onbekend. Het kwam in het midden van de 12de eeuw naar voren en werd als systeem ingevoerd in het begin van de 13de eeuw door de abt Joachin. Hiernavolgend werd het op de paus toegepast door de voorlopers en leiders van de reformatie en men mag zeggen, dat het een hoogtepunt bereikt heeft in Mr. Ellicott’s "Horse Apocalypticae". Het wordt menigmaal het protestantse gezichtspunt genoemd, daar het pausdom als alles vervullend, wat voorzegd was van de anti-christelijke macht, voorstelt. Het was een machtig en geweldig wapen in de handen van de leiders van de reformatie, en de overtuiging, dat deze zienswijze de juiste was, sterkte hen erin "hun leven niet lief te hebben tot de dood". Het was het geheim van het heldendom van het martelaarschap van de 16e eeuw.
Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
13
De "Futuristische School" legt de taal van de Openbaring "letterlijk" uit, uitgezonderd, die symbolen, die als zodanig genoemd worden; en neemt het standpunt in dat het gehele boek vanaf het einde van het 3de hoofdstuk nog toekomstig is en nog niet vervuld, en dat het grootste gedeelte van het boek vanaf de aanvang van het 6de hoofdstuk tot aan het einde van het 19de hoofdstuk, datgene beschrijft, wat geschieden zal, gedurende de laatste week van Daniëls "Zeventig Weken". Dit standpunt is, waar het in de latere tijden slechts dateert van het einde van de 16e eeuw, in werkelijkheid de oudste van de drie scholen. In vele voornaamste trekken werd het gedeeld door de eerste kerkvaders, en het is één der eerste Bijbel Verklaringen van de Schriftwaarheden, die met de groei van het pausdom in vergetelheid terugzonken, en die in de laatste tijd weer aan de kerk is terug gegeven. Men kan zeggen, dat het in zijn tegenwoordige vorm aan het einde van de 16de eeuw ontstond met de Jezuïet Ribera, die gedreven door hetzelfde motief als de Jezuïet Alcazar, trachtte het pausdom van de vloek om als anti-christ gekenmerkt te worden, te bevrijden en op deze wijze de Profetieën van de Openbaring verschoof naar een verre toekomst. Deze zienswijze werd door de roomse kerk aanvaard en werd voor een lange tijd tot haar beperkt, maar hoe vreemd het ook moge klinken, zij herleefde op wonderbare wijze sedert de aanvang van de 19de eeuw, en wel onder de protestanten. Het is de meest aangenomen zienswijze van de drie verschillende scholen. Zij is ervan beschuldigd, dat zij het pauselijke en mohammedaanse systeem ontkent, doch dit is verre van de waarheid, want het ziet integendeel in deze beide systemen de Type en Anti-Type van het beest en de valse profeet. De Futuristische Verklaring van de Schrift is het, die op deze studie is toegepast. De tweede en Prae-Millenniale Komst van Christus is de Sleutel tot de Schrift. Al de Profetische geschriften maken deze tot hun eindpunt. Dit is een duistere wereld en het "Woord der Profetie", dat zeer vast is, is ons geschonken als een licht op ons pad om op de stormachtige zee van de tijd ons de weg te wijzen. (2 Petr.1:19). Profetie is niet een toevallige gissing, zoals onze weersvoorspellingen, het is vooraf geschreven geschiedenis. Vanaf het ogenblik, dat wij deze blik krijgen op de Profetie en duidelijk het verband zien tussen de Prae-Millennianistische Komst van Christus met de waarheid, die in de Schrift verkondigd wordt, wordt de Bijbel voor ons een nieuw Boek; en de leerstellige en profetische waarheden nemen ogenblikkelijk hun juiste plaats in, en ons theologisch systeem is niet langer een chaos, maar een geordend ontwerp.
Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
14
Hoofdstuk 03: Bergtoppen der Profetie De Bijbel is hierin van alle andere "heilige boeken" onderscheiden, dat hij zijn basis van "echtheid" en van "gezag" ontleent aan de Profetie. Geen van de andere "heilige boeken" bevatten voorzeggingen met betrekking tot de toekomst. Indien hier de schrijvers zouden getracht hebben toekomstige gebeurtenissen te voorzeggen, zou het niet in vervulling treden daarvan, reeds lang het vertrouwen in hun geschriften ondermijnd hebben. Vervulde Profetie is een sterker bewijs voor de "Inspiratie" en het "Gezag" van de Schriften, dan wonderen. De Profetie is maar niet een gissing op goed geluk, niet een "waarschijnlijkheid", gebouwd op onzekere veronderstellingen, zoals onze weersverwachtingen. Profetie is vooruit geschreven geschiedenis, of zoals iemand anders gezegd heeft: "Profetie is de gietvorm van de historie".
De belangrijkheid van de studie van het Profetische Schrift wordt gezien, wanneer wij ons herinneren, dat tweederde daarvan Profetisch is, hetzij in typen, symbool of in een rechtstreekse verklaring; en meer dan de helft van de Oud Testamentische Profetieën en bijna het gehele Nieuwe Testament, wijzen naar gebeurtenissen, die nog in de toekomst liggen. Bovendien is onze wereld "een duistere wereld" en de mens heeft het "Woord der Profetie", dat zeer vast is, nodig teneinde hem de weg te wijzen over de stormachtige zee van de tijd. (2 Petr. 1:19 zegt: "als op een lamp, die schijnt in een duistere plaats".) Wanneer de mens ziet dat God een "Plan en Oogmerk heeft met de Eeuwen", vat hij weer moed, en heeft hij iets waaraan hij zijn geloof kan vastleggen. Omdat de godsdienstige leiders ten dage van Christus, de Profetische Schriften niet bestudeerden, begingen zij de fout Hem bij zijn komst niet te herkennen, en wanneer de godsdienstige leiders van onze tijd de studie der Profetieën minachten, zullen zij niet gereed zijn voor de tweede komst van de Heer. Er treden"Vier Profetische Perioden" duidelijk in de Schrift naar voren: 1. De Aardsvaderlijke 1921 - 1491 voor Christus 2. De Mozaïsche 1491 - 1370 voor Christus 3. De Joodse Tijdens de ballingschap 900 - 600 voor Christus Na de ballingschap 500 - 400 voor Christus en 400 jaar stilzwijgen 4. De Apostolische 27 - 100 na Christus De Profetieën verdelen zich in drie grote afdelingen: 1. Het verleden vervulde Profetie 2. Het tegenwoordige Profetie in vervulling gaande Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
15
Dit zijn de profetieën die betrekking hebben op de Joden, de Naties en het zedelijke en godsdienstige karakter der tijden. 3. Het toekomstige Nog onvervulde Profetie De eisen voor een echte, betrouwbare voorzegging zijn vijf in getal: 1. Zij moet bekend gemaakt worden voor de vervulling daarvan. 2. Zij moet boven al het menselijke vooruitzien verheven zijn. 3. Zij moet bijzonderheden aangeven. 4. Er moet voldoende tijd verlopen tussen haar bekendmaking en haar vervulling, teneinde buiten te sluiten dat de profeet, of enig ander daarbij geïnteresseerdegroep er zelf de vervulling van zou kunnen brengen. 5. Er moet duidelijke en klaarblijkelijke vervulling van de Profetie aanwezig zijn. De waarde van het argument omtrent de "Inspiratie der Schrift", gezien vanuit de Profetie, komt duidelijk aan het licht wanneer we de wet bestuderen der: samengevoegde waarschijnlijkheden. Wanneer ik voor het volgende jaar een aardbeving in Philadelphia zou voorspellen zou er een kans van 1 tot 2 zijn, dat deze zou plaats vinden. Indien ik er een andere voorspelling aan zou toevoegen, namelijk dat zij op de vierde juli zou plaatsvinden, zou de kans teruggaan van 1 tot 4. En indien ik er nog een andere bijzonderheid aan zou toevoegen, zou zij teruggaan van 1 tot 32. En indien de bijzonderheden tien in getal waren, zou de kans der vervulling teruglopen van 1 tot 1024. Welnu, er waren 25 bijzondere voorzeggingen door de Oud Testamentische Profeten uitgesproken, die alle betrekking hadden op het verraad, het verhoor, de dood en de graflegging van Jezus. Deze werden door verschillende Profeten geuit, gedurende een periode van 1000 jaar voor Christus, doch zij werden alle binnen 24 uur in één Persoon vervuld, in overeenstemming met de wet der" Samengevoegde Waarschijnlijkheden" was er dus 1 kans op de 33.554.432 dat deze 25 voorzeggingen bewaarheid zouden worden, zoals geprofeteerd was. Indien een Profeet verschillende voorzeggingen met betrekking tot een toekomstig feit zou doen, zou het onmogelijk zijn, dat hij door een heimelijk verstandhouding met anderen het zou kunnen doen plaatsvinden. Doch wanneer een aantal Profeten, verdeeld over verschillende eeuwen gedetailleerde en specifieke voorspellingen doen van een toekomstig feit, kan de beschuldiging van een geheime totstandkoming niet worden volgehouden. Het is een feit dat er 109 voorzeggingen letterlijk vervuld werden bij de eerste komst van Christus in het vlees. Pas op dit getal, de wet der "Samengevoegde Waarschijnlijkheden" toe, en de kans is 1 op een Biljoen dat zij in één Persoon vervuld zouden worden. Het argument dat Jezus gebruikte om de twee naar Emmaüs gaande, rouw dragende Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
16
discipelen te overtuigen dat Hij de Messias was, bestond in een beroep te doen op de Profetie."En Hij begon bij Mozes en bij al de profeten en legde hun uit, wat in al de Schriften (namelijk het Oude Testament)op Hem betrekking had". (Luk.24:27) Het zou buitengewoon belangrijk zijn en een verwonderlijke hulp, indien wij in het evangelie van Lucas een volledig verslag bezaten van het gesprek dat op die middag gevoerd werd. De twee discipelen waren vertrouwd met de dingen die in de voorafgaande week gebeurd waren, de gevangenneming, het verhoor, de kruisiging en de graflegging van Jezus, evenzeer als van de in omloop zijnde geruchten van Zijn opstanding. Het was daarom voor Jezus niet moeilijk deze dingen naar voren te brengen en door aanhalingen uit Oud Testamentische geschriften hen aan te tonen, dat zij geheel en al bevestigden wat de Profeten voorzegd hadden, over dat wat bij de komst van de Messias geschieden zou. Hij herinnerde hen eraan wat de Profeten gezegd had, dat de Messias voor 30 zilverstukken zou worden verkocht (Zach. 11:12), door een vriend verraden (Ps. 41:10), door Zijn discipelen verlaten(Zach 13:7), door valse getuigen beschuldigd (Ps. 35:11), stom zou zijn voor Zijn aanklagers (Jes. 53:7), gegeseld zou worden door Zijn vijanden (Jes. 50:6), Zijn kleren verdeeld (Ps. 22:19), bespot door Zijn vijanden (Ps. 22-7-8), gal en azijn (edik) te drinken zou krijgen (Ps. 69:22),dat er geen been van Hem gebroken zou worden (Ps. 34:21), met boosdoeners gekruisigd (Jes. 53:12), dat de prijs van het verraad gebruikt zou worden voor de aankoop van het veld van de pottenbakker(Zach. 11:13) en dat Hij bij de rijken in het graf zou zijn (Jes. 53:9). Maar stellig eindigde Jezus niet daarmee, dat Hij slechts aantoonde dat de GEKRUISIGDE CHRISTUS aan al de vereisten van de Profetie beantwoordde. Het was een lange weg die zij aflegden. Stellig voegde Jezus zich bij hen, kort nadat zij Jeruzalem verlieten, om naar Emmaüste gaan, dat daarvan ongeveer10 km. af lag en Hij had dus genoeg tijd de omtrekken van het Profetisch beeld van de Messias te scheppen. Genesis 22:7-8 aanhalend, beschreef Hij Isaak als een type van Christus, en beschreef Hij hoe God Abrahams zoon spaarde, maar niet Zijn Eigen Zoon. Toen vestigde Hij hun aandacht op de instelling van het Paasfeest en herinnerde aan het feit, dat bij de voorbereiding van het lam om het te roosteren, twee spitten gebruikt werden, het een door de lengte as van het dier, ten einde het boven het vuur te houden, het andere dwars door de schouder om het te kunnen wentelen, op deze wijze het kruis symboliserend, waarop het Lam Gods werd uitgestrekt. Dan herinnerde Hij eraan, dat Hij gezegd had: "En als Ik van de aarde verhoogd ben, zal Ik allen tot Mij trekken". (Joh. 12:32) En toen Hij op deze wijze hun geheugen had verscherpt, voerde Hij hen terug naar dat voorval in de geschiedenis van de Kinderen Israëls, namelijk naar de oprichting van de koperen slang in de woestijn en vestigde er hun aandacht op, dat dit het type daarvan was, hoe de mens gebeten door de slangen der zonde, een verlosser nodig heeft en hoe Jezus door verhoogd te zijn de plaats van de koperen slang innam, en dat allen die tot Hem in geloof zullen opzien, bevrijd zullen worden van de gevolgen der zonde.
Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
17
Daarna sprak Jezus over de Profeet Jona, wat deze onderging en herinnerde hen aan Zijn eigen Profetie, die zij buiten twijfel van Hem gehoord, maar vergeten hadden, dat: "Want gelijk Jona drie dagen en drie nachten in de buik van het zeemonster was, zo zal de Zoon des Mensen in het hart der aarde zijn", (Matth. 12:40) hen aldus aantonend, dat zij niet verbaasd hadden behoren te zijn over het bericht, dat zij die morgen gehoord hadden, dat JEZUS VANUIT DE DODEN WAS OPGESTAAN. Is het een wonder dat hun harten "brandende in hen waren" toen Jezus met hen de weg naar Emmaüsafleggend, voortging de Schriften voor hen te openen en hen aantoonde de gelijkheid van de Profetische Christus met de Geschiedkundige Christus, die zij gekend en liefgehad hadden? (Luc. 24:32) Hoe eenvoudig lijkt ons een raadsel, wanneer wij de oplossing weten en hoe eenvoudig wordt voor ons de Schrift, wanneer wij Christus daarin zien, want HET GETUIGENIS VAN JEZUS is de GEEST DER PROFETIE. (Openb. 19:10) Dat wil zeggen dat de Geest en het doel van alle Profetie is: van Jezus getuigen. Hoe belangrijk is daarom de studie der profetie! Wij hebben nu gezien hoe er 109 voorzeggingen van de Oud Testamentische Profeten bij de Eerste Komst van Christus letterlijk vervuld werden, maar er zijn 845 aanhalingen uit het Oude Testament en het Nieuwe Testament, waarvan er 333 op Christus betrekking hebben. Zij variëren van typen en beelden, die geheel zonder zin zouden zijn, tenzij gij Christus daarin een plaats geeft, tot zeer exacte voorzeggingen toe, die nu en dan tot in de kleinste bijzonderheden afdalen. De enige boeken die in het Nieuwe Testament niet worden aangehaald zijn: Ruth, Ezra, Nehemia, Obadja en de Spreuken van Salomo. De Oud Testamentische Geschriften houden een dubbel getuigenis in voor Jezus. Zij wijze beide aan, zowel Zijn Eerste, als ook Zijn Tweede Komst. En dezelfde Profeet die op deze tweede Komst wees, noemde ze niet altijd in de juiste volgorde. Dit werkte verwarrend op de Bijbelbestudeerders en de godsdienstige leiders uit de dagen van Christus. Zij wisten daadwerkelijk niets van de twee Komsten van Christus. Daarom moet men hen niet te hard beoordelen, dat zij Christus verwierpen omdat Hij niet onmiddellijk een "Aards Koninkrijk" oprichtte. Zij maakten geen onderscheid tussen de Profetieën, die Zijn lijden voorspelden en die voorzeggingen die betrekking hadden op Zijn Heerlijkheid. (1 Petr. 1:10-12) Zij geloofden, dat alle Profetieën die betrekking hadden op de Messias (Christus) bij Zijn Eerste Komst vervuld zouden worden. Dit verklaart het feit waarom de mensen uit Christus tijd, van Hem verwachten, dat Hij een aards Koninkrijk zou oprichten. Zij zagen niet dat deze tegenwoordige bedeling of tijd der Gemeente een ruimte besloeg tussen het lijden (het kruis) en de heerlijkheid (de Kroon). Maar wij staan aan deze kant van Golgotha en kunnen gemakkelijk de vervulde Profetieën van de "Eerste Komst" scheiden van de onvervulde van de "Tweede Komst". De Oud Testamentische Profeet zag de toekomst als van elkaar gescheiden toppen van de berg. Hij zag niet, dat de toppen zich verzamelenden in groepen, waartussen een vallei: "de vallei der Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
18
Gemeente". In de eerste groep vindt men de geboorte van Jezus, Golgotha en Pinksteren. In de tweede groep: de anti-christ, de Openbaring van Jezus Christus en het Koningschap van Jezus Christus. De Profeet Jesaja zag niet, dat (in Jesaja 61:1-3) het woordje "en" in het tweede vers scheiding maakte tussen twee verklaringen, namelijk van: het jaar van het welbehagen des Heren en de dag der wraak van onze God een periode insluitende, die de gehele tegenwoordige Bedeling omspande. Een periode, die nu bijna 2000 jaar duurt. Zo ook scheidt de Profeet Jeremia (Jer. 23:5-6) met een punt komma de Eerste en de Tweede Komst of wel hij onderscheid: de Rechtvaardige Spruit; en de Koning, die verstandig handelen en regeren zal. De Profeten zagen het Profetische en Koninklijke werk van Christus, doch Zijn Priesterlijke werk zagen zij niet. Zij zagen het "Altaar" (het offer) en de "Troon"; doch zij zagen niet de "Tafel" (de tafel des Heren), die daartussen zou komen. De Profeet zag in een rechte lijn langs de "Toppen der Profetie" en zag niet de "Vallei der Gemeente" tussen de Eerste Komst (het kruis), en de Tweede Komst" (de Kroon). Alles wat wij te doen hebben is de Oud Testamentische Profetieën, die betrekking hebben op de "Eerste Komst" van Christus te scheiden van de Profetieën, die wijzen op de "Tweede Komst". Dit vereenvoudigt de studie der Profetie. Jesaja’sProfetieën hebben namelijk betrekking op de Messias en op Israël.
Jeremia is de profeet vanIsraëls terugkeer in zijn eigen land, van het Duizendjarige Rijk, van de herbouw van de Tempel en van Israëls Godsdienstvorm.
Daniël is de Profeet van de Heidenen en van hun uiteindelijke grote leider, de anti-christ
Zacharia houdt zich het meest bezig met de gebeurtenissen, die geschieden zullen bij de Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
19
Tweede Komst van Christus. Zoals: 1. De anti-christ (de dwaze herder) (Zach.11:15-17) 2. Armageddon (Zach. 14:1-3) 3. De bekering van Israël (Zach. 12:10-14) 4. Christus Komst op de Olijfberg (Zach. 14:4-11) 5. De ouderdomsgrens in Jeruzalem (Zach. 8:3-8) 6. Het feest der Tabernakel (Zach. 14:16-21) Let wel op, dat Zacharia deze gebeurtenissen niet ziet in hun chronologische volgorde. Al de Grote Profetieën, en negen van de Kleine Profetieën leggen de nadruk op het Koningschap van Christus, en juist dit feit was het, wat de godsdienstige leiders ten dage van Christus in de war bracht.
Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
20
Hoofdstuk 04: De Tweede Komst van Christus Geen historisch feit wordt duidelijker vastgesteld, dan dat van de "Eerste Komst van Christus". Doch daar bij Zijn Eerste Komst niet al de Profetieën, die verband met Zijn Komst houden, werden vervuld, blijkt het duidelijk, dat er een andere Komst moet volgen, die deze Profetieën geheel en al vervullen zal. Omdat de godsdienstige leiders ten tijde van Christus geen onderscheid maakten tussen de Profetieën, die betrekking hadden op Zijn Eerste Komst, en die voorzeggingen, die Zijn Tweede Komst betroffen, verwierpen zij Hem. Petrus zegt ons (1 Petr.1:10-11), dat de Profeten zelf niet duidelijk het verschil zagen, dat er tussen het "lijden" en de "heerlijkheid" van Christus, dat wil zeggen dat zij niet zagen, dat er een "tijdsruimte" was tussen het "kruis" en de "Kroon", en dat het kruis zou vooraf gaan aan de Kroon. Maar wij hebben geen verontschuldiging. Wij leven aan deze zijde van het kruis en wij kunnen gemakkelijk al de Profetieën uitschakelen, die bij de "Eerste Komst" van Christus vervuld werden, en die overblijven toepassen op Zijn Tweede Komst. Het is dan nu duidelijk, dat de "Eerste Komst van Christus", hoe belangrijk die ook was, niet het "leerstellig middelpunt" van de Schriften vormt. Dat wil zeggen dat de "Eerste Komst van Christus" niet het middelpunt vormt van een cirkel, die de gehele leer omvat, maar één van de brandpunten van een ellips, waarvan het andere brandpunt is de "Tweede Komst". De apostel Paulus maakt in zijn brieven duidelijk onderscheid tussen de "komsten" en hun leerstellige betekenis. In zijn brief aan de Hebreeën rangschikt hij de "Openbaringen van Christus" als: 1."maar thans is Hij eenmaal, bij de voleinding der eeuwen, verschenen" (Hebr.9:26) 2. "Om thans, ons ten goede, voor het aangezicht Gods te verschijnen" (Hebr. 9:24) 3."ten tweeden male zonder zonde aanschouwd worden" (Hebr. 9:28) In zijn brief aan Titus (Titus 2:11-12) brengt hij de leerstellige betekenis van deze "Verschijningen" naar voren. Als een Profeet stierf Hij voor onze "rechtvaardigmaking" als een Priester leeft Hij aan de rechterhand van God, niet alleen als onze Pleitbezorger, maar evenzeer als onze "heiligmaker", en indien Hij wederkomen zal, als onze "Koning", zal dat zijn tot onze "heiligmaking". Daar de Eerste en Tweede Komst van Christus door deze bedeling onderbroken is, zijn zij toch elk voor zich een afgerond geheel, en geheel compleet.; De Tweede maakt de Eerste Komst van Christus noodzakelijk en de Eerste vraagt als het ware om de Tweede. Beide zijn Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
21
nodig teneinde het reddingsplan te volmaken. De Eerste Komst was tot redding van mijn "ziel", de Tweede is tot redding van mijn "lichaam". Want er kan geen opstanding van het lichaam zijn voordat Christus wederkomt. De Tweede Komst A. Het getuigenis van Jezus zelf. Matth.16:27:"Want de Zoon des Mensen zal komen in de heerlijkheid zijns Vaders, met zijn engelen, en dan zal Hij een ieder vergelden naar zijn daden" Matth.25:31-32: "Wanneer dan de Zoon des Mensen komt in zijn heerlijkheid en al de engelen met Hem, dan zal Hij plaats nemen op de troon zijner heerlijkheid. En al de volken zullen voor Hem verzameld worden, en Hij zal ze van elkander scheiden, zoals de herder de schapen scheidt van de bokken" Joh. 14:2-3: "In het huis mijns Vaders zijn vele woningen - anders zou Ik het u gezegd hebben - want Ik ga heen om u een plaats te bereiden; en wanneer Ik heengegaan ben en u plaats bereid heb, kom Ik weder en zal u tot Mij nemen, opdat ook gij zijn moogt, waar Ik ben". Joh. 21:22: "Jezus zeide tot hem: Indien Ik wil, dat hij blijft, totdat Ik kom, wat gaat het u aan? Volgt gij Mij". B. Het getuigenis van de Hemelse Wezens: Hand. 1:10-11: En toen zij naar de hemel staarden, terwijl Hij henenvoer, zie, twee mannen in witte klederen stonden bij hen, die ook zeiden: Galileese mannen, wat staat gij daar en ziet op naar de hemel? Deze Jezus, die van u opgenomen is naar de hemel, zal op dezelfde wijze wederkomen, als gij Hem ten hemel hebt zien varen".
Deze passage zegt ons, dat dezelfde Jezus op dezelfde wijze, als Hij ten Hemel voer, zal terugkomen. Dat wil zeggen dat Zijn komst zichtbaar en persoonlijk zal zijn. De twee mannen die "bij hen stonden" waren waarschijnlijk Mozes en Elia. Zij verschenen met Jezus op de Berg der Verheerlijking. Zonder twijfel waren zij de "twee mannen", die aan de vrouwen bij het graf getuigden, dat Jezus was opgestaan. (Luc.24:4-5) en zij zullen wel de "twee getuigen" zijn, die gedurende de Grote Verdrukking hun getuigenis zullen doen horen. (Openb. 11:3-12) C. Het getuigenis van de apostelen: Paulus, Filip. 3:20-21: "Want wij zijn burgers van een rijk in de hemelen, waaruit wij ook de Here Jezus Christus als verlosser verwachten, die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het aan zijn Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
22
verheerlijkt lichaam gelijkvormig wordt, naar de kracht, waarmede Hij ook alle dingen Zich kan onderwerpen". Titus, Tit. 2:13: "verwachtende de zalige hoop en de verschijning der heerlijkheid van onze grote God en Heiland, Christus Jezus". Paulus, Hebr, 9:28: "zo zal ook Christus, nadat Hij Zich eenmaal geofferd heeft om veler zonden op Zich te nemen, ten tweede male zonder zonde aanschouwd worden door hen, die Hem tot hun heil verwachten". Jacobus, Jac. 5:7: "Hebt dus geduld, broeders, tot de komst des Heren! Zie, de landman wacht en heeft geduld, totdat de vroege en late regen erop gevallen is". Petrus, 2 Petr. 1:16: "Want wij zijn geen vernuftig gevonden verdichtsels nagevolgd, toen wij u de kracht en de komst van onze Here Jezus Christus hebben verkondigd, maar wij zijn ooggetuigen geweest van zijn majesteit".
Petrus verwijst hier naar de Verheerlijking van Christus op de berg (Matth.17:1-5) welke een type was van Zijn Tweede Komst. Mozes was een type van de "opstandingsheiligen" en Elia van diegenen, die zonder de dood door te maken opgenomen zullen worden. Petrus, Jacobus en Johannes waren een type van het "Joodse Overblijfsel" dat Hem, wanneer Hij komen zal, zien zal, en de discipelen, die aan de voet van de berg achterbleven, en niet in staat waren de demon uit de knaap te werpen, een type van, de schijnvolgelingen van Jezus, die bij de Opname zullen achtergelaten worden, en die machteloos zullen zijn de demonen uit te werpen uit het met demonen bezielde volk van dien tijd. Jud: 14-15: "Ook over hen heeft Henoch, de zevende van Adam af, geprofeteerd, zeggende: Zie, de Here is gekomen met zijn heilige tienduizenden, om over allen de vierschaar te spannen en alle goddeloze werken, die zij goddeloos bedreven hebben, en voor al de harde taal, die de goddeloze zondaars tegen Hem gesproken hebben". Johannes, 1 Joh. 2:28: "En nu, kinderkens, blijft in Hem, opdat wij, als Hij zal geopenbaard worden, vrijmoedigheid hebben en voor Hem niet beschaamd staan bij zijn komst". Openbaring 1:7: "Zie, Hij komt met de wolken en elk oog zal Hem zien, ook zij, die Hem hebben doorstoken; en alle stammen der aarde zullen over Hem weeklagen. Ja, amen".
Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
23
D. Het getuigenis van des Heren Avondmaal. 1 Cor.11:26: "Want zo dikwijls gij dit brood eet en de beker drinkt, verkondigt gij de dood des Heren, totdat Hij komt".
Des Heren Avondmaal is geen blijvende instelling, wanneer de Here wederkomt zal het niet meer gehouden worden. Het is een herinneringsfeest. Het ziet terug naar het kruis en vooruit naarde komst. Een verlovingsring is niet bedoeld als iets blijvends. Hij is slechts een onderpand van wederzijdse liefde en trouw, en moet plaats maken voor een trouwring. Zo mogen wij op de Tafel des Heren zien, als naar een trouwbelofte aan Zijn Gemeente, achtergelaten gedurende Zijn afwezigheid, de afwezigheid van haar Bruidegom. Paulus verwijst slechts 13 maal naar de Doop, maar hij spreekt 50 maal van ‘s-Heren Wederkomst. En één vers op de 30 verwijzen in het Nieuwe Testament naar de Tweede Komst des Heren. In het Oude Testament zijn 20 maal meer verwijzingen naar de Tweede Komst des Heren, dan naar Zijn Eerste Komst. de vijf theorieën Waar de meerderheid van de belijdende Christenen het feit van de Tweede Komst van Christus aanvaarden, zijn zij het niet eens, wat dewijze of detijd daarvan betreft. Er bestaan vijf theorieën tot de Tweede Komst. 1. Dat Zijn Wederkomst Geestelijk is en op het eerste Pinksterfeest werd vervuld. Het was echter niet Christus, maar de Heilige Geest, die op het Pinksterfeest nederdaalde, en de voorwaarde van Zijn Komst was de afwezigheid van Christus, want Jezus zeide: "Het is beter voor u, dat Ik heenga. Want indien Ik niet heenga, kan de Trooster niet tot u komen, maar indien Ik heenga, zal Ik Hem tot u zenden". (Joh. 16:7) Indien de Heilige Geest een andere manifestatie van Christus is, dan zijn zij beide identiek, en doet dit de drie-eenheid te niet. De waarheid is, dat het gehele Nieuwe Testament na Pinkeren werd geschreven, en dat het over de 150 keer verklaart, dat het feit van de Komst van Christus nog in de toekomst ligt. En bovendien geschiedde niet een enkel feit van, die welke voorzegd waren te zullen geschieden bij de Tweede Komst van Christus. Feiten zoals: de opstanding van de ontslapenen in Christus, en de opname van de nog levende heiligen, het binden van satan enz. 2. Dat de bekering van de zondaar de Komst des Heren is. Dit kan niet zo zijn, want bij de bekering komt de zondaar tot Christus en niet Christus tot de zondaar. En de bekering van de zondaar is het werk van de Heilige Geest en niet het werk van Christus. Het is een waarheid, dat het feit van de geestelijke inwoning van Christus in de gelovige bestaat, maar Zijn Tweede Komst zal, evenals Zijn Eerste Komst een uitwendige, Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
24
zichtbare, en persoonlijke Komst zijn. 3. Dat de dood de Komst des Heren is. De tekst, die meer dan enig andere bij begrafenissen wordt gebruikt is: "Waakt dan, want gij weet de dag noch het uur". (Matth.25:13) De samenhang toont aan, dat deze woorden betrekking hebben op de toekomstige Komst van Christus. Echter Christus komt niet op aarde, telkens wanneer iemand sterft, en wel om twee redenen: A. Elke seconde gaat iemand naar de eeuwigheid, en zou dit betekenen, dat Christus voortdurend op deze aarde moest zijn. B. Christus houdt zich in de Hemelen bezig met Zijn Hoge Priesterlijke bediening, en zou dus niet voortdurend op aarde kunnen komen voor de zielen van de stervenden. Het feit is zo, dat bij het sterven de gelovige naar Christus gaat. Christus komt niet tot hem. Over de dood wordt altijd gesproken, als over een heengaan "uitwonen" uit het lichaam en een "inwonen" bij de Here. ( Cor. 5:6-8) Indien Jezus onder Zijn Tweede Komst de "dood" verstaan had, zou Hij Zijn discipelen niet gezegd hebben: "Jezus zeide tot hem: Indien Ik wil, dat hij blijft, totdat Ik kom, wat gaat het u aan? Volgt gij Mij. Dit gerucht ging dan uit onder de broeders, dat die discipel niet sterven zou". (Joh.21-22-23) Wij zien hieruit, dat de discipelen niet dachten, dat, de Komst des Heren identiek was met het sterven. In hun gedachten maakten zij tussen deze twee dingen een groot onderscheid. De dood is een vijand (1 Cor. 15:26 en 55). Hij houdt ons in het graf. Hij berooft het lichaam van zijn aantrekkelijkheid. De dood is het loon van de zonde, (Rom. 6:23) en is het gevolg van Gods toorn. In tegenstelling hiermede is de Tweede Komst van Christus een manifestatie van Zijn Liefde. Christus is deVorst des Levens.Waar Hij is kan geen dood zijn. Bij Zijn Komst vliedt de dood. Toen Hij nog op aarde was kon in Zijn tegenwoordigheid niets door de dood gehouden worden. Zijn Komst brengt niet de dood, maar deOpstanding. Hij is de Opstanding en het leven en wanneer Hij komt zal Hij ons vernederd lichaam veranderen, zodat het aan Zijn Verheerlijkt Lichaam gelijkvormig wordt. (Phil. 3:20-21) 4. Dat de verwoesting van Jeruzalem in 70 na Christus de Tweede Komst van de Here was. De Here was niet tegenwoordig bij de verwoesting van Jeruzalem. Het werd verwoest door Romeinse soldaten. En geen van de dingen gebeuren, die bij de Tweede Komst zullen geschieden. (de opstanding van de doden, de opname van de nog in leven zijnde heiligen, en de natuurlijke veranderingen, die te Jeruzalem en in het land Israël bij Christus’s Komst zullen plaatsvinden.) Zach. 14:4-11 en Ezech. 47:1-12 Het doel van Christus is niet om Jeruzalem te verwoesten, maar te herbouwen bij Zijn Wederkomst. Het moet onder de heidenen vertreden worden, totdat de tijden der heidenen Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
25
zullen vervuld zijn en dan zullen zij de Zoon des Mensen zien komen op een wolk, met grote macht en heerlijkheid. (Luc. 21:24-28) Het Boek der Openbaring, dat 26 jaar na de verwoesting van Jeruzalem geschreven is, spreekt van de Tweede Komst van Christus, als van een nog toekomstig feit. 5. Dat de verbreiding van het Christendom de Tweede Komst van Christus is. Dit kan niet waar zijn, daar de verbreiding van het Christendom gradueel is, terwijl de Schrift integendeel verklaart, dat de Wederkomst des Heren plotseling en onverwacht, als een dief in de nacht zal plaats hebben. (Matth. 24:27-36 en 44 + 1 Thes. 5:2 + Openb,3:3) Nogmaals, de verbreiding van het Christendom brengt redding van de boze, maar van de Wederkomst des Here wordt gezegd, dat deze geen redding, maar eenplotselinge vernietiging brengen zal. (1 Thes. 5:2-3 + 2 Thes. 1:7-10) wat de tijd betreft Wij kunnen van de datum niet zeker zijn. Toen Jezus op aarde was zei Hij: "Maar van die dag of van die ure weet niemand, ook de engelen in de hemel niet, ook de Zoon niet, alleen de Vader" .(Marc. 13:32) Na Zijn Opstanding en voor Zijn Hemelvaart weigerde Hij aan de nieuwsgierigheid van de discipelen te voldoen, tot hen zeggende: "Het is niet uw zaak de tijden of gelegenheden te weten, waarover de Vader de beschikking aan Zich gehouden heeft". (Hand. 1:7) Jezus kende Daniëls profetie van de 70 weken (Dan. 9-20-27), maar Hij stelde voor de vervulling daarvan geen datum vast.Hij, die de Profetie bestudeert moet geen datum vaststeller zijn, maar hij heeft te waken. Tekenen zijn voor de Joden. Er is niets, wat Christus Komst voor Zijn Gemeente tegenhoudt op welk tijdstip en wanneer dit ook zal plaatsvinden. Daar wij nu niet weten op welke dag of uur Christus Komst zal plaats vinden, zo weten wij toch, dat deze zal zijn: prae-Millennialistisch Wij verstaan onder deze uitdrukking: voor de komst van het Duizendjarig Rijk, waarvan in Openbaring 20:1-6 gesproken wordt. Over deze periode wordt in andere Boeken gesproken, als over het Koninkrijk en het is door de Profeten met woorden vol gloed beschreven, als een tijd, waarin de aarde gezegend zal zijn met een universele uitoefening van rechtvaardigheid. De passage in Openbaring 20:1-6 zegt alleen, dat deze periode er een zal zijn van 1000 jaar. De gehele opbouw van het Nieuwe Testament eist, dat Christus voor het millennium zal terugkeren. Hier volgen enkele redenen daarvoor: 1. Wanneer Christus komt zal Hij de doden opwekken, want de rechtvaardigen, die gestorven zijn, zullen voor het millennium opgewekt worden, zodat zij met Christus zullen Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
26
regeren gedurende 1000 jaar, vandaar, dat ervoorde Komst van Christus geen Millennium zijn kan. (Openbaring 20:4-5) 2. Wanneer Christus komt zal Hij het onkruid van de tarwe scheiden. Maar daar de 1000 jarige periode er een zal zijn van universele rechtvaardigheid moet deze scheiding plaats hebben voor het Millennium, vandaar dat dit er niet zijn kan voordat Christus wederkomt. (Matth. 13:40-43) 3. Wanneer Christus komt, zal satan gebonden worden, maar daar satan gedurende het Millennium gebonden zal worden, kan er van geen Millennium sprake zijn, voordat Christus wederkomt. (Openbaring 20:1-3) 4. Wanneer Christus komt zal deanti-christ uitgeroeid worden, maar daar de anti-christ voor het Millennium vernietigd zal worden, kan er van geen Millennium sprake zijn, voordat Christus komt. (2 Thes. 2:8 + Openb. 19:20) 5. Wanneer Christus komt zullen de Joden hersteld zijn in hun eigen land, doch daar dit niet plaats zal vinden na, maar voor het millennium, kan het Duizendjarig Rijk er niet zijn voor Christus komst. (Ezech. 36:24-28 + Openb. 1:7 + Zach. 12:10) 6. Wanneer Christus komt zal het onverwacht geschieden, en er wordt ons gezegd te waken, opdat het ons niet onvoorzien overkomt. Welnu wanneer Zijn Komst niet geschiedt dan pas na het Millennium, en dit Millennium er nog steeds niet is, waarom wordt ons danbevolen een gebeurtenis te verwachten, die nog meer dan 1000 jaar verwijderd is? wat de wijze van Zijn Komst betreft Hij zal op dezelfde wijze terugkeren, als Hij heenging. (Hand. 1:11) Hij ging weg lichamelijk en zichtbaar, en Hij zal op dezelfde wijze terugkeren. Hij ging heen op een wolk en Hij zal in een wolk wederkeren. "Zie, Hij komt met de wolken en elk oog zal Hem zien, ook zij, die Hem hebben doorstoken; en alle stammen der aarde zullen over Hem weeklagen. Ja, amen." (Openb. 1:7) Het enige verschil zal zijn, dat Hij alleen heenging maar Hij zal als Koning (Zach.14:5b) met een gevolg van hemelse heerscharen terugkeren. "Want de Zoon des mensen zal komen in de heerlijkheid zijns Vader, met zijn engelen, en dan zal Hij een ieder vergelden naar zijn daden". (Matth. 16:27). Doch Zijn Wederkomst zal geschieden in twee gedeelten Eerst zal Hij komen in de atmosfeer van onze aarde en de"in Christus gestorvenen" en de nog "levende heiligen" zullen opgenomen worden Hem tegemoet in de lucht. Daarna wanneer de opgestanen en opgenomen heiligen geoordeeld en beloond zullen zijn geworden voor hun werken, en zij, als de Gemeente, de Bruid van Christus met Hem de Bruiloft zullen gevierd hebben, zal Hij met hen op de aarde komen en op de Olijfberg nederdalen, de plaats vanwaar Hij ten Hemel voer. (Zach. 14:4) Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
27
Het eerste deel van Zijn Wederkomst wordt de opname genoemd. Ook genoemd de dag van Jezus Christus (! Cor. 1:8) "Hij zal u ook bevestigen ten einde toe, zodat gij onberispelijk zult zijn op de dag van onze Here Jezus Christus". Het tweede de Openbaring. De tijd, die daartussen verloopt is niet minder dan 7 jaar, en wordt in de Hemelen in beslag genomen door het oordeel van de gelovigen naar hun werken, en op de aarde door de grote verdrukking. eerste gedeelte - de opname De opname wordt beschreven in Thes. 4:15-17: "Want dit zeggen wij u met een woord des Heren: wij, levenden, die achterblijven tot de komst des Heren, zullen in geen geval de ontslapenen voorgaan, want de Here zelf zal op een teken, bij het roepen van een aardsengel en bij het geklank ener bazuin Gods, nederdalen van de hemel, en zij, die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan; daarna zullen wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken in een oogwenk weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht, en zo zullen wij altijd met de Here wezen". Hieruit zien wij, dat de opname tweevoudig zal zijn: 1. De opwekking van hen, die in Christus gestorven zijn, 2. De opname van de nog levende heiligen. Dit tweevoudig karakter van de opname openbaarde Jezus an Martha, toen Hij op het punt stond haar broeder Lazarus op te wekken uit de doden. Hij zei tot haar: "Ik ben de opstanding en het leven; wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven, (eerste opstanding uit de doden van de heiligen)en een ieder, die leeft en in Mij gelooft, zal in eeuwigheid niet sterven". Joh.11:25-26. Ook Paulus, in zijn onsterfelijke hoofdstuk over de Opstanding, getuigt van dit tweevoudig karakter daarvan. (1 Cor. 15:51-57): "Zie, ik deel u een geheimenis mede. Allen zullen wij niet ontslapen, maar allen zullen wij veranderd worden, in een ondeelbaar ogenblik, bij de laatste bazuin, want de bazuin zal klinken en de doden zullen onvergankelijk opgewekt worden en wij zullen veranderd worden. Want ditvergankelijke (vergankelijke: de in Christus gestorvene, in de oude vertaling staat verderfelijke)moet onvergankelijkheid aandoen en dit s terfelijke (de nog levende heiligen) moet onsterfelijkheid aandoen.En zodra dit vergankelijke onvergankelijkheid aangedaan heeft, en dit sterfelijke onsterfelijkheid aangedaan heeft,zal het woord werkelijkheid worden, dat geschreven is: De dood is verzwolgen in de overwinning. Dood, waar is uw overwinning? Dood, waar is uw prikkel? De prikkel des doods is de zonde en de kracht der zonde is de wet. Maar Gode zij dank, die ons de overwinning geeft door onze Here Jezus Christus. "Dood, waar is uw prikkel" is alleen van toepassing op diegenen, die veranderd zullen worden zonder te sterven, want het zijn zij alleen die roepen kunnen" "dood, waar is uw prikkel"
Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
28
"hel, waar is uw overwinning" In 2 Cor. 5:1-4 geeft Paulus uitdrukking aan zijn verlangen, en aan het verlangen der Heiligen, om onder hen te zullen mogen zijn, die niet door de dood "ontkleed" zullen worden, maar "overkleed" zullen worden, zonder te sterven, door "onsterfelijkheid". "Want wij weten, dat, indien de aardse tent (lichaam), waarin wij wonen, wordt afgebroken, wij een gebouw van God hebben, in de hemelen, niet met handen gemaakt, een eeuwig huis. Want hierom zuchten wij (in het lichaam): wij haken ernaar met onze woonstede uit de hemel overkleed te worden, als wij maar bekleed, en niet naakt, zullen bevonden worden. Want wij, die nog in een tent (het lichaam)wonen, zuchten bezwaard, omdat wij niet ontkleed (door de dood),doch overkleed (door de onsterfelijkheid) willen worden, opdat het sterfelijke door het leven worde verslonden". In zijn brief aan de Filippenzen hoopt Paulus inmiddels (Filip. 3:10-14) dat hij mocht komen tot de opstanding uit de doden. Toch jaagt hij naar de prijs van de Roeping Gods, die van boven is, in Christus Jezus. Dat wil zeggen, dat alhoewel Paulus het groot acht bij de Eerste Opstanding op te staan van uit de doden, en met hen, die veranderd worden opgenomen te worden, acht hij het toch een prijs, indien hij opgenomen zou worden zonder te sterven, dat wil zeggen te blijven leven tot Jezus Wederkomst. de opname zal bij verrassing geschieden Lezen we Matth. 24:42-44: "Waakt dan, want gij weet niet, op welke dag uw Here komt. Maar weet dit: Als de heer des huizes geweten had, in welke nachtwaak de dief zou komen, hij zou gewaakt hebben en in zijn huis niet hebben laten inbreken. Daarom weest ook gij bereid, want op een uur, dat gij het niet verwacht, komt de Zoon des mensen!" Openbaring 16:15:"Zie, Ik kom als een dief, Zalig hij, die waakt en zijn klederen bewaart, opdat hij niet naakt wandele en zijn schaamte niet gezien worde". 1 Thes. 5:1-4:"Maar over de tijden en gelegenheden, broeders, is het niet nodig, dat u geschreven wordt: immers, gij weet zelf zeer goed, dat de dag des Heren zo komt, als een dief in de nacht. Terwijl zij zeggen: het is (alles) vrede en rust, overkomt hun, als de weeën een zwangere vrouw, een plotseling verderf, en zij zullen geenszins ontkomen. Maar gij, broeders, zijt niet in de duisternis, zodat die dag u als een dief overvallen zou: want gij zijt allen kinderen des lichts en kinderen des dag". Ziet u: gelijk een dief in de nacht en vrede en zonder gevaar.De dag des Heren is de dag van Zijn Wederkomst. Het heeft betrekking op het tweede gedeelte van de Komst van Christus, de openbaring, wanneer Hij wraak zal uitoefenen op Zijn vijanden. (2 Thes. 1:7-10) Maar voegt Paulus toe: "Maar gij, broeders, zijt niet in de duisternis, zodat die dag u als een dief overvallen zou". Wij zien hieruit, dat wanneer Christus weerkomt het zal zijn, wanneer wij Hem niet verwachten zullen. Hij zal komen, zoals een dief komt. Een dief kondigt zijn bezoek niet aan. Hij komt met een vast plan. Hij neemt niet alles wat er in een huis aanwezig is mee, De juwelen, het goud, de mooie gouden en zilveren voorwerpen, die gedragen worden, neemt Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
29
hij mee. Hij komt niet om te blijven, zo gauw, als hij genomen heeft, wat hij nodig heeft, verdwijnt hij. Op deze wijze zal Jezus komen en bij de opname alleen de Heiligen met zich meenemen. Hij laat het huis en het meubilair, en de huishoudelijke artikelen achter. Zo zal ook de Here bij de opname de bozen en de grote massa van de heidenen achterlaten, want zij, die opgenomen zullen worden, zullen vergelijkende wijze slechts weinigen zijn. de opname zal verkiezend zijn De Opname zal niet alleen de Heiligen van de ongelovigen scheiden, maar ook de echtgenoten van hun vrouwen, broeders van zusters, vrienden van vrienden. In Luc. 17:34-36 staat: "Ik zeg u, in die nacht zullen er twee in een bed zijn, de een zal aangenomen, de ander achtergelaten worden. Twee vrouwen zullen samen bezig zijn met malen, de ene zal aangenomen, de andere achtergelaten worden. Twee zullen op het land zijn, de een zal aangenomen, de andere achtergelaten worden". Het woordje vrouwen staat niet in de grondtekst. Deze passage behoort dus als volgt gelezen te worden: "twee in bed", "twee op het land", "twee aan het malen". Dat wil zeggen het kunnen twee vrienden of twee mannen enz. zijn. Twee in bed wordt gezegd met betrekking op de nacht. Twee malende wordt gezegd met betrekking op de morgen. Twee op de akker wordt gezegd met betrekking op de middag. Hieruit blijkt, dat de Opname op hetzelfde tijdstip over de gehele wereld zal plaatsvinden, zoals de Apostel het beschrijft als: "in een punt des tijds", dat wil zeggen in een oogopslag. In Matth. 24:27 zegt Jezus: "Want gelijk de bliksem komt van het oosten en licht tot het westen, zo zal de komst van de Zoon des mensen zijn". De Opname zal de meest opzienbare gebeurtenis zijn van deze eeuw en van deze Bedeling. En daar het in een punt des tijds geschieden zal enop hetzelfde tijdstip over de gehele aarde, zal dat gedeelte van de wereld, dat niet slaapt, getuigen zijn van dit feit, Wat betreft de stemdes Heren, de stem des Archangels of debazuin Gods weten wij niet of hun geluid zal gehoord worden en onderscheiden door de anderen, dan door Christus ontslapenen en de nog levende Heiligen. Wij weten, dat eens de Vader tot Christus sprak met een stem, die Hij verstond, maar die de omstanders slechts hoorden, als een donderslag. (Joh. 12:28-29) Toen de Here aan Saulus van Tarsen verscheen op de weg naar Damascus en tot hem sprak, waren degenen, die met hem waren, sprakeloos en hoorden een stem, maar zij zagen niemand noch verstonden zij iets. (Hand. 9:3-7) Wij weten echter, dat de in Christus gestorvenen, het geluid zullen horen, want dit zal intens doordringend zijn. Er zullen geen graven zo diep zijn, geen graf nog zo diep in de rotsen Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
30
verborgen, geen pyramiden of mausoleum zo zwaar, of het geluid zal in hun diepte doordringen en de in Christus ontslapenen zullen de roepstem horen: "Ontwaakt gij slapende Heiligen en sta op uit de dood, het is morgen, de morgen van de eerste Opstanding". Op de morgen van die glorierijke dag, zal de lucht vervuld zijn van de Geesten van de in Christus ontslapenen, die naar de aarde terugkeren, teneinde hun opgewekte en verheerlijkte lichamen te ontvangen. Of de begraafplaatsen in de steden en op de dorpen de aanblik zullen vertonen van omgeploegde akkervelden, en de monumenten en grafstenen omvergeworpen en de grafkelders zullen opgebroken worden door, diegenen die aldaar hun laatste rustplaats vonden en op deze wijze het feit van de letterlijke lichamelijke opstanding van de doden zullen bewijzen, of dat de gestorven Heiligen uit hun graven zullen ontglippen zonder deze te verstoren, zoals Christus uit het graf verrees zonder het zegel te verbreken, waarvan de engel de steen slechts wegrolde om aan te tonen, dat het graf ledig was, wordt ons niet gezegd. Alleen de gebeurtenis zelf zal de wijze, waarop de Eerste Opstanding zal plaatsvinden openbaren. Indien de doden uit hun graven zullen ontglippen zonder deze te verstoren zal de Eerste Opstanding in stilte, waarschijnlijk ongeacht voor de wereld, plaatsvinden. Doch met de nog levende Heiligen, die opgenomen zullen worden, kan dit niet het geval zijn. Indien het nacht is aan onze zijde van de wereldbol, wanneer de Opname geschieden zal, zal de maatschappij ‘s-morgens ontwaken om de ware Christenen niet meer te vinden, daar zij gedurende de nacht verdwenen zullen zijn. Er zal menigeen zijn, die de Middernachtelijke Roepstem zal horen: "Ziet de Bruidegom komt" maar denkende, dat het slechts een donderslag is, zal hij zich nog eens omdraaien om nog een dutje te doen. Maar ‘s-morgens zullen zij de deur van de slaapkamer gesloten vinden met de sleutel aan de binnenkant. Of men vindt de kleren van de geliefde, waarmee men de kamer deelde, op zijn plaats, maar die geliefde, die een Christen was, mist men. Echtgenoten zullen ontwaken en hun vrouwen, die Christen waren, missen. Broeders en zusters zullen vermist worden, geliefde kinderen afwezig, en geen enkele echte Christen zal achter gelaten worden. Menig getrouwe dienstbode en geëmployeerde zal zich niet op zijn werk melden. De wereld zal ontwaken tot de bevestiging van het feit, dat de Bijbel de Waarheid is en dat de zo zeer verworpen leer van de Prae Millennianistische Komst van de Heer om Zijn Heiligen te vergaderen niet berustte op een fantastische verklaring van de Schrift. Wanneer het dag zal zijn op ons deel van de wereldbol, wanneer de opname zal plaatsvinden, zal de Gebeurtenis ontstellend zijn. "Want zoals het was in de dagen van Noach, zo zal de komst van de Zoon des mensen zijn. Want zoals zij in (die) dagen voor de zondvloed waren, etende en drinkende, huwende en ten huwelijk gevende, tot op de dag, waarop Noach in de ark ging, en zij niets bemerkten, eer de zondvloed kwam en hen allen wegnam," (Matth. 24:37-39). Dat wil zeggen dat de mensen eten en drinken, trouwen en ten Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
31
huwelijk geven, kopen en verkopen, planten en bouwen zullen. Indien het zal geschieden in een aangename tijd van het jaar, zullen de boten en wagens en parken gevuld zijn met genotzuchtigen. Indien het zal zijn in het midden van de week, en gedurende de zakenuren van de dag, zullen de winkels en magazijnen gevuld zijn met kopers, en de straten van de stad vol mannen en vrouwen en kinderen, genot en zaken najagende. Plotseling zal uit de Hemel een geluid gehoord worden, als een luide donderslag. De mensen zullen rennen naar de deuren en vensters en zij, die in het veld zijn, zullen omhoog zien om te weten, wat er gebeurd is. Voor de grote menigte zal het een ontstellend en schrikaanjagend geluid zijn, maar voor menigeen zal het zijn: de stem des Heren. Maar wanneer de mensen zich hersteld zullen hebben van hun verbaasde en verschrikte toestand, zullen zij ontdekken, dat er vele mensen vermist worden. En dat zij, die ze missen, de besten van de gemeenschap waren. De grote warenhuizen, bankinstellingen, fabrieken en andere zakengelegenheden zullen hun werkvermogen zien teruglopen door het verlies van hun getrouwe werkgevers/nemers. Mensen die op straat wandelen zullen hun begeleiders verdwenen vinden en de tramlijnen zullen geblokkeerd zijn door de afwezigheid van bestuurders. Spoorwegen, stoombootlijnen en vliegtuigen zullen stilgelegd worden. Overal zal verwarring heersen. In vele tehuizen zullen verpleegsters en dienstboden gemist worden. Huisgenoten zullen thuiskomende hun geliefden niet meer vinden. In het begin zal de gehele gebeurtenis een mysterie zijn, totdat iemand, die gehoord of gelezen heeft van de opname van de Heiligen zal begrijpen hetgeen geschied is en de situatie zal verklaren. Maar een van de verrassingen van die dag zal zijn, dat zo vele naam-christenen en onder deze, vele predikanten en christelijke werkers en leiders, achtergelaten zullen worden. En velen, die men niet kende als Christen, weggenomen zullen zijn. De volgende dag zullen de kranten vol zijn van datgene, wat die vorige dag gebeurd is en vele zullen de dubbele omvang hebben van hun gewone uitgave door de toename van het aantal advertenties met navraag naar vermisten en om hulp voor de vervulling van allerlei vacante plaatsen en posten. Gedurende enkele dagen zal de opgewondenheid groot zijn. Daarna zullen de mensen zich in het onvermijdelijke schikken. Met uitzondering van enkelen, die berouw zullen voelen en zich tot God zullen wenden, zal de grote massa zich verharden en slechter zijn dan te voren. Velen, die hun geliefden zullen missen, zullen verbitterd worden. Daar nu de Heilige Geest met de Opgestanen en de Heiligen mee gegaan zal zijn en het zout der aarde verwijderd zal zijn, zal er niets meer zijn, wat de snelle degeneratie en het zedelijk verderf zal tegenhouden van hen, die achtergelaten zullen zijn, en alle soorten zonden, ongerechtigheid en wereldgezindheid zullen toenemen en de weg plaveien voor de Openbaring van de anti-christ. Onder zijn regering zal de wereld snel rijpen voor het oordeel. Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
32
wie zijn het die opgenomen zullen worden Sommigen zeggen, dat de Gemeente als geheel door de GroteVerdrukking zal moeten heengaan, anderen, dat de Gemeente als geheel voor de Grote Verdrukking zal opgenomen worden, terwijl er sommigen zijn, die volhouden, dat alleen de heiligen, die wachtende en wakende zijn, voor de Grote Verdrukking zullen worden opgenomen, en dat de rest er doorheen zal moeten gaan. Deze laatsten gronden hun bewering op Hebr. 9:28, waar gezegd wordt: "zo zal ook Christus, nadat Hij Zich eenmaal geofferd heeft om veler zonden op Zich te nemen, ten tweeden male zonder zonde aanschouwd worden door hen, die Hem tot hun heil verwachten". Als deze tekst, wanneer Hij verschijnen zal, van toepassing zou zijn op hen, die leven, kan dit zeer zeker niet het geval zijn met betrekking tot de doden. Daar zijn tienen honderd- en duizendtallen, die in Jezus ontslapen zijn, die nimmer hoorden van de Prae Millennianistische Komst van de Here, of tenminste de bedoeling daarvan niet verstonden, die dus nimmer wachtten en waakten. Stellig zijn deze in Christus en zij, die in Christus gestorven zijn zullen bij de Opname opstaan. Paulus zegt in 1 Thes. 4:16-17 niet, dat alleen de doden, die wakend en verwachtend zijn zullen worden opgenomen, nee de in Christus gestorvenen en wij, die levend overgebleven zijn, worden opgenomen. Dan is er nog een ander feit, dat wij niet over het hoofd moeten zien, en wel de eenheid van de Gemeente. 1 Cor. 12:13 zegt: "want door één Geest zijn wij allen totéénlichaam gedoopt, hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij slaven, hetzij vrijen, en allen zijn wij met één Geest gedrenkt". Alleen die wederom geboren zijn (Joh. 3:3-7) maken deel uit van het Lichaam van Christus, en wij kunnen ons geen voorstelling maken van een verdeeld lichaam van Christus. Bijvoorbeeld een deel slapend in het graf achterblijvend, een ander deel opgewekt in heerlijkheid, een deel achtergelaten, voor de grote verdrukking en een ander deel veranderd en opgenomen om Hem in de lucht tegemoet te gaan. Indien de gehele Gemeente door de Grote Verdrukking heen moet, dan zal zij in plaats van op de Here te wachten en voor Hem te waken, wachtende en wakende zijn op en voor de Grote Verdrukking. Dit is in tegenspraak met wat de Here Zelf leert. (Matth. 24:42-44). De Grote Verdrukking is niet tot de volmaking van de Heiligen. Zij heeft niets met de Gemeente uit te staan. Het is de tijd van Jacobs benauwdheid (Jer. 30:7) en is het oordeel over Israël, en het is Gods bedoeling er de Gemeente voor te bewaren (Openb. 3:10). Het Boek der Openbaring is in chronologische volgorde geschreven. Na het vierde hoofdstuk wordt de Gemeente niet meer op de aarde gezien, totdat zijin het negentiende hoofdstuk weer verschijnt met de Bruidegom van uit de Hemel. De gehele tijd, die tussen deze twee hoofdstukken ligt, wordt in beslag Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
33
genomen door de ontzettende oordelen, die voltrokken zullen worden aan hen, die de aarde bewonen en daar de Gemeente niet van de aarde is, doch verondersteld wordt "Gezeten te zijn met Christus Jezus in de Hemel" (Efeze 2:6), zal zij niet zijn onder diegenen, die in die dagen de aarde bewonen zullen. De verwarring is grotendeels hieruit ontstaan, dat zij, die de Profetische Waarheid bestuderen geen onderscheid maken tussen de Komst van Christus VOOR Zijn Heiligen en MET Zijn Heiligen. De eerste wordt genoemd de Opname, de laatste de Openbaring. Ontelbare passages in de Schrift spreken van de Komst van Christus MET ZIJN HEILIGEN. (Zach. 14:5 + Col. 3:4 + 1 Thes. 3:13 + 1 Thes. 4:14 + Jud. 14). Het is duidelijk, dat zij niet met Hem kunnen komen, indien zij niet van te voren tot Hem opgenomen zijn. Al dergelijke passages hebben dus betrekking op de Openbaring en niet op de Opname. De leer der typen in de Schrift eist, dat de Gemeente VOOR de Grote Verdrukking zal opgenomen zijn. Jozef was een type van Christus en hij werd uitgehuwelijkt en huwde Asnath, een heidense Bruid, gedurende de tijd dat hij "door zijn broeders verworpen werd", en "voor" de hongersnood, die de Grote Verdrukking typeert, daar deze tijd het oordeel over zijn broeders was. Dit is de tijd, dat Christus "door Zijne broeders" - de Joden - verworpen wordt, en om de typering te volmaken, moet Hij Zijn Bruid (de Gemeente) tot Zich nemen ""voor" de Grote Verdrukking. Mozes, die eveneens een type is van Christus, verkreeg zijn bruid, en wel een heidense, "na" zijn verwerping door zijn broeders en "voor" zij door de Verdrukking onder Farao heengingen. (Ex. 2:23-25). Henoch, een type van de opgenomen Heiligen, werd ‘voor’de zondvloed opgenomen, en de zondvloed is een type van de Grote Verdrukking", en Noach en zijn familie is een type van het "Joodse Overblijfsel" of van de 144000 verzegelden uit Openbaring 7:1-8, die gedurende de Grote Verdrukking bewaard zullen blijven. Hoe ontroerend is de gedachte, dat sommigen van ons niet zullen sterven, dat we in een ogenblik, in een punt des tijds zonder ontkleed te zullen worden door de ijzingwekkende handen van de dood en zonder het doodskleed van het graf, in een ogenblik zullen veranderen en overkleed zullen worden met de overheerlijke gewaden van de onsterfelijkheid. Welk een vervoering van vreugde zal ons vervullen, als wij plotseling de verrukking zullen gevoelen van doortrilt te worden van de onsterfelijkheid, die onze aderen doorstromen zal en onszelf door de lucht zullen zien overgebracht worden, in gezelschap van mede Christenen en van geliefden, die in Jezus stierven, naar ons Hemels Vaderhuis. Welke heerlijke herkenningen en begroetingen zullen er plaatsvinden, wanneer wij met hen samen zullen heenreizen naar de "bruilofszalen van de Hemel", waar wij zullen mede instemmen met de triomfzangen van Mozes en het Lam. (Openb. 5:9-10) tweede gedeelte De Openbaring Bij het Tweede Gedeelte van de Tweede Komst van Christus: de Openbaring, zullen wij Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
34
Zijn heerlijkheid aanschouwen. Toen Christus de eerste keer verscheen werd Hij door het vlees bemanteld. De vleeswording veroorzaakte de verberging van Zijn Macht en de omsluiering van Zijn Goddelijkheid. Nu en dan vertoonden zich de stralen van Zijn Heerlijkheid. Bijvoorbeeld op de berg der Verheerlijking. Doch wanneer Hij ten tweede male verschijnen zal, zullen wij Hem bekleed zien met de heerlijkheid, die Hij bij de Vader had, alvorens Hij op de wereld was. De Openbaring zal even plotseling en onverwacht zijn, als de Opname. Op die dag zal de zon opgaan als altijd. Er zullen geen tekenen zijn van een naderende storm of van naderend oordeel. De mensen zullen kopen en verkopen, bouwen en planten, eten en drinken, huwen en uitgehuwelijkt worden. De Staatslieden zullen nieuwe plannen overwegen tot het verbeteren van de toestanden van de wereld De filantropen zullen nieuwe wegen uitvinden om het volk te helpen. De genotzoekers zullen nieuwe bronnen tot vermaak zoeken. De bozen zullen duistere plannen beramen en de ongelovigen zullen tot hun eigen genoegdoening bewijzen, dat er geen God bestaat, geen hemel, geen hel, geen naderend oordeel, totdat er plotseling een verandering zal plaatsvinden: Op grote afstand zal er aan de Hemel een Lichtpunt verschijnen dat het licht van de zon zal overtreffen. Men zal het de aarde zien naderen. Al dalende zal het de vorm van een lichtende wolk aannemen, van waaruit verblindende lichtstralen en bliksemschichten zullen schieten. Zij zal met een snelheid, als op de wieken van een wervelwind nederdalen, en wanneer zij haar bestemming op de Olijfberg zal bereikt hebben, zo zal zij stil staan en zich openen, zal zich voor de ogen van de verschrikte en met ontzag vervulde toeschouwers. Jezus vertonen, gezeten op een wit paard (Openb. 19:11-16) begeleid door Zijn Heiligen en de Hemelse Heirlegers. Dan zal vervuld worden, wat Jezus voorzegd heeft in Zijn Olijfberg rede: "En dan zal het teken van de Zoon des mensen verschijnen aan de hemel en dan zullen alle stammen der aarde zich op de borst slaan en zij zullen de Zoon des mensen zien komen op de wolken, met grote macht en heerlijkheid". (Matth.24:30) de nadering van de tweede komst Een van de bezwaren tegen de leer van de Tweede Komst van Christus is de opvatting, dat Hij elk ogenblik kan wederkomen. De Post Millennialisten zeggen ons, dat de schrijvers van het Nieuwe Testament Hem in hun tijd verwachten en dat dit niet geschiedde, het bewijs is, dat zij zich vergisten. Zij zeggen, dat Paulus in zijn latere geschriften zijn verklaring omtrent dit punt wijzigde namelijk met betrekking tot de nadering van Christus Wederkomst. Het is een feit, dat Jezus zei: "Waakt dan, want gij weet niet, op welke dag uw Here komt. Maar weet dit: Als de heer des huizes geweten had, in welke nachtwaak de dief zou komen, hij zou gewaakt hebben en in zijn huis niet hebben laten inbreken. Daarom, weest ook gij bereid, want op een uur, dat gij het niet verwacht, komt de Zoon des mensen". (Matth. 24:42-44) Hij leerde in deze passage niet, dat Hij gedurende het leven van hen die naar Hem luisterden zou wederkomen.
Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
35
In waarheid wees Hij in de gelijkenis van de talenten erop, dat Zijn Wederkomst vertraagd zou worden. Dit deed Hij met de woorden: "En na lange tijd kwam de heer van die slaven en hield afrekening met hen". (Matth. 25:19) Hetgeen waarop Jezus opmerkzaamheid wenste, was op het plotselinge en onverwachte karakter van Zijn Wederkomst. Wat de Apostelen betreft, wanneer zij hun volgelingen aansporen zich gereed te houden, want "de nacht is vergevorderd en de dag is nabij" en "de Komst des Heren is nabij", is de bedoeling van hetgeen zij zeggen, eenvoudig erop te wijzen, dat deze Komst "naderende" is, maar daarom nog niet noodzakelijkerwijze onmiddellijk te verwachten is. En het gebruik van het woord wij in 1 Cor.15:51: "Allen zullen wij niet ontslapen, maar allen zullenwij veranderd worden", is niet een verklaring, dat de Here ten tijde van Paulus levend zou wederkeren, en dat sommigen niet sterven maar veranderd zouden worden, maar de Apostel spreekt in verband met de Opname, en bedoeld met wij een zekere klasse van mensen, namelijk de Heiligen, die in leven zullen zijn, wanneer het feit zal plaats hebben, hetzij dit tijdens zijn leven of later geschieden zal. De Here wist zeer goed, dat er nog enkele gebeurtenissen moesten plaats vinden voor Zijn Wederkomst, doch wanneer Hij dit feit vermeld had, zou het Zijn bevel om wakende te zijn te niet gedaan hebben, vandaar dat Hij in de mysterieuze vorm, zoals in de Zeven Gelijkenissen in Matth. 13, het feit, dat Zijn Wederkomst uitgesteld zou worden, verborg. Het zou tijd kosten om het zaad te zaaien, om de tarwe en het onkruid te doen opgroeien, om de mosterdboom te doen opwassen en alvorens het zuurdeeg het meel doorzuurd had. De groei van het Evangelie was in de eerste eeuw zo snel, dat de volgelingen van Christus gerechtvaardigd waren om uit te zien naar de spoedige Wederkomst des Heren. Het was toen even waar, als in elke volgende eeuw sedert dien, dat wij niet weten hoe groot de oogst en wanneer hij rijp zal zijn, zodat de Here kan wederkeren. (Matth. 13:30) Onzekerheid wat de tijd van des Heren Wederkomst betreft is noodzakelijk om de geest van de waakzaamheid aan te sporen. Wanneer de eerste Gemeente geweten had, dat de Wederkomst van de Heer 20 eeuwen zou uitgesteld worden, zou de prikkel tot waakzaamheid afwezig geweest zijn. Onder de "nadering" verstaan wij, dat het "elk ogenblik" gebeuren kan. Als voorbeeld dient het volgende. Je haast je naar het station om de trein te halen. Als je aankomt, zie je, dat de trein nog niet binnengekomen is, alhoewel het uur van aankomst reeds verstreken is. Ondanks dat het al laat is, weet je, dat de trein nog moet komen. Je weet, dat je het station niet kan verlaten, want elk ogenblik kan de trein binnenkomen. In werkelijkheid komt hij pas een half uur later. Als je dit geweten zou hebben, dat de trein een half uur later pas kwam, zou je je tijd op een andere manier gebruikt hebben, in plaats van "te wachten en te waken". U ziet dus, dat "naderen" niet noodzakelijkerwijze "onmiddellijk" insluit, maar wel "waakzaamheid" bevordert.
Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
36
Het is de vaste overtuiging van de schrijver, dat er een onnodig uitstel in de Wederkomst van de Heer heeft plaats gehad, die veroorzaakt is, doordat de Gemeente te kort schoot aan gehoorzaamheid, aan de "Goddelijke Opdracht" om de wereld te be-evangeliseren (Matth. 28:19-20). En dat de tijd, dat Hij had kunnen wederkeren, of wedergekeerd zou zijn, reeds lang verstreken is. Natuurlijk wordt dit door God voorzien, en Zijn voorzienigheid heeft de krachten van de boze teruggehouden, enz. totdat "de volheid der Heidenen" ingegaan zal zijn, en de oogst rijp zal zijn om verzameld te worden. (Openb. 14:14-20) In geen tijd van de Christelijke Gemeente zijn de voorwaarden, die noodzakelijk zijn om de "Wederkomst" van de Heer te kunnen doen plaatsvinden, zo volledig vervuld, als in de tegenwoordige tijd, vandaar, dat Zijn Komst "nadert" en waarschijnlijk niet lang meer zal worden uitgesteld. Laat ons bereid zijn en wakende. Alhoewel de schrijver, zoals reeds gezegd, dat hij geen "tijdvaststeller" is, is er toch een "theorie, die enig licht kan geven over de naderende Wederkomst en waarvan het zeer de moeite waard is haar nader te bezien. Deze wordt genoemd: de grote week van de menselijke historie en deze is gebaseerd op de "Zeven dagen" van "de Scheppingsweek" en op de verklaring in de Schrift in 2 Petr. 3:8: "dat één dag bij de Here is als duizend jaar en duizend jaar als één dag". Het Millennium wordt in het Oude Testament beschreven, als een ‘Sabbat Vierende periode van rust en in Hebr, 4:4-11 wordt het in verband gebracht met de zevende dag of scheppingweek. Welnu wij weten, dat de duur van het Millennium 1000 jaar zal zijn, (Openb.20:1-9) en wanneer het overeenstemt met de zevende dag van de scheppingweek, waarom zouden de overblijvende zes dagen dan niet dezelfde duur hebben? Indien dit het geval is, en deze dagen overeenstemmen met het verleden van de menselijke historie, zou de tijd vanaf de Scheppingsweek tot aan de aanvang van het Millennium 6000 jaar duren. Als bevestiging hiervan, bestaat het feit, dat een zorgvuldige studie van de genealogische tabellen en van de geschiedenis van het oude Testament schijnen aan te tonen, dat vanaf Adam tot Christus ongeveer 4000 jaren waren verstreken. Oftewel vier dagen van ieder 1000 jaar, overeenstemmende met de eerste vier dagen van de scheppingsweek. Vanaf Christus tot op heden, tellen wij meer dan 1900 jaar, of bijna twee dagen, elk van 1000 jaar. Samen met elkaar zijn dit zes dagen of 6000 jaar bijna. Daar Christus voor het Millennium komen zal, en alle tekenen wijzen naar Zijn spoedige Wederkomst. Zo is de "theorie", dat de "zeven dagen" van de "Scheppingsweek" het type zijn van de "zeven duizend jaren (7 perioden van 1000 jaar) niet ongewaarborgd door de Schrift. Indien onze gevolgtrekken juist is, volgt hieruit, dat de Wederkomst van de Heer voor het einde van deze eeuw zal plaatshebben. Maar hoelang of hoeveel jaar valt van te voren niet te zeggen. Indien het Millennium 2000 jaar na Christus moet gesticht worden, dan moet de Opname Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
37
minstens 7 jaar daarvoor plaats hebben. Een belangrijk item is: van welke tijd moeten wij uitgaan: Christus geboorte of Zijn Sterven op Golgotha en Opstanding vanuit de doden. Volgens de mening van ons gaat God uit van het volmaakte offer, het kruis. (Pascha). Maar juist hier moeten wij aanmanen voor voorzichtigheid. Er is te veel verwarring in de Bijbelse Chronologie om, welke datum het ook betreft, met enige zekerheid te kunnen vaststellen. Buiten twijfel heeft God dit zo ingericht, om ons in twijfel te laten, over de juiste datum van de Komst des Heren. Het is mogelijk, dat er 4045 jaar verlopen zijn vanaf Adam tot aan Christus, in plaats van 4004 jaar, zoals meestal wordt aangegeven. In dat geval leven wij in het jaar vanaf de schepping van Adam of te wel aan de vooravond van de Opname. Ook moeten wij niet vergeten, dat God in de "Profetische Chronologie" het kalenderjaar rekent op 360 dagen per jaar, terwijl wij rekenen bij het Juliaanse of Astronomische jaar van 365½ dag. Als wij dit om zouden rekenen dan is ons kalender jaar nog verder en zijn we nog dichter bij de Wederkomst, die dan "naderend" is. Alhoewel wij de hierboven genoemde theorie, als veel betekenend mogen beschouwen en deze tot zekere hoogte de opvatting van de spoedig naderende Komst van de Heer bevestigde, is zij toch niet afdoende, en zijn wij niet verantwoord om één of andere datum, die op deze theorie gegrond is, vast te stellen. En verder moeten wij niet vergeten, dat het zijn kan, dat de "Opname" enige tijd voor de "Verdrukkingsperiode" zal kunnen plaatsvinden. Indien wij dus de juiste datum konden vaststellen, wanneer deze eeuw eindigen zal en dan 7 jaar terugtellen, zo zou de Opname 5, 10 of zelfs 25 jaar, daarvoor kunnen plaatsvinden, om op deze wijze ruimte te laten voor de herbouwing van Babylon en andere gebeurtenissen, die plaats moeten hebben, alvorens de "Verdukkingsperiode" een aanvang kan nemen. Anders zou de Opname niet bij verrassing geschieden. Het is niet de taak van een Christen om uit te zien naar de "tijden" en "gelegenheden" en naar "tekenen". Wanneer hij dit zou doen, zo zou hij zich op één lijn stellen met diegenen, die zeggen: "Mijn Heer vertoeft te komen". (Luk. 12:42-48) En evenzo zou hij door andere dingen in beslag worden genomen en verzuimen om waakzaam te zijn. Laten wij zodanig leven, alsof de Wederkomst van de Heer op elk ogenblik kan plaats vinden. een praktische leer "Maar" vraagt gij, "waarom zouden wij zo zeer de aandacht vestigen op de Tweede Komst van Christus"? Waarom spreken en prediken wij niet over de praktische dingen, die het leven betreffen? Over de maatschappijen en handelsproblemen van de wereld en hun oplossing door middel van het Evangelie? Het antwoord hierop is, dat de enige weg waarlangs deze problemen kunnen worden opgelost is, dat Christus Wederkomt. En hoe Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
38
langer deze Wederkomst wordt uitgesteld, hoe langer het ook zal duren, alvorens deze problemen zullen worden opgelost. 1. met betrekking tot de Joden De Joden zijn een vertrapt volk. Hun enige hoop is de Wederkomst van de Heer. Wanneer Hij terugkomt zijn zij weer in hun eigen land hersteld en weer tot een natie geworden.
Jeremia 16:14-15: "Daarom zie, de dagen komen, luidt het woord des Heren, dat niet meer zal gezegd worden: Zo waar de Here leeft, die de Israëlieten uit het land Egypte heeft gebracht, maar veeleer: Zo waar de Here leeft, die de Israëlieten heeft doen optrekken uit het Noorderland en uit al de landen waarheen Hij hen verdreven had".
Jesaja 43:5-7: "Vreest niet, want Ik ben met u; Ik doe uw nakroost van het oosten komen en vergader u van het westen. Ik zeg tot het noorden: Geef, en tot het zuiden: Houd niet terug, breng mijn zonen van verre en mijn dochters van het einde de aarde, ieder die naar mijn naam genoemd is, en die Ik geschapen heb tot mijn eer, die Ik geformeerd heb, die Ik ook gemaakt heb".
Jeremia 24:6: "Ik zal mijn oog op hen slaan, ten goede, en Ik zal hen naar dit land doen terugkeren; Ik zal hen bouwen en niet afbreken, hen planten en niet uitrukken" 2. met betrekking tot Jeruzalem en Israël Ezechiël 36:33-35: "Zo spreekt de Here Here: Wanneer Ik u reinig van al uw ongerechtigheden, zal Ik de steden weer bevolken en zullen de puinhopen herbouwd worden: het verwoeste land zal weer worden bewerkt, in plaats van een woestenij te zijn voor het oog van iedere voorbijganger. En men zal zeggen: Dit land dat verwoest was, is geworden als de hof van Eden; de steden die, verwoest en vernield, in puin lagen, zijn weer versterkt en bewoond". Joel 3:18: "Te dien dage zal het geschieden, dat de bergen van jonge wijn zullen druipen en de heuvelen van melk zullen vloeien en alle beken van Juda van water zullen stromen; een bron zal ontspringen uit het huis des Heren en zal het dal van Sittim drenken. Joel 2:24-26: "De dorsvloeren zullen vol koren zijn en de perskuipen van most en olie overstromen. Ik zal u vergoeden de jaren, toen de sprinkhaan (alles) opvrat, de verslinder en de kaalvreter en de knager, mijn groot leger dat Ik op u afzond. Gij zult volop en tot verzadiging eten, en gij zult loven de naam van de Here, uw God, die wonderbaar met u gehandeld heeft; mijn volk zal nimmermeer te schande worden". Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
39
Zacharia 8:4-5: "Zo zegt de Here der heerscharen: Er zullen weer oude mannen en vrouwen op de pleinen van Jeruzalem zitten, ieder met een stok in de hand vanwege zijn hoge leeftijd. Ook zullen de pleinen der stad vol zijn van jongens en meisjes, die daar spelen. Zo zegt de Here der heerscharen: Al zal dit in de ogen van het overblijfsel van dit volk in die dagen te wonderlijk zijn, zou het dan ook in mijn ogen te wonderlijk zijn? luidt het woord van de Here der heerscharen. Zo zegt de Here der heerscharen: Zie, Ik verlos mijn volk uit het land van de opgang en uit dat van de ondergang der zon: Ik breng hen terug en zij zullen binnen Jeruzalem wonen. Zij zullen Mij tot een volk en Ik zal hun tot een God zijn, in trouw en in gerechtigheid". Zach. 14:20-21; "Te dien dage zal op de bellen van de paarden staan: Den Here heilig; en de potten in het huis des Heren zullen zijn als de sprengbekkens voor het altaar; ja, alle potten in Jeruzalem en in Juda zullen de Here der heerscharen heilig zijn, zodat alle offeraars kunnen komen en die gebruiken om daarin te koken. En er zal te dien dage geen Kanaaniet meer zijn in het huis van de Here der heerscharen".
U weet, dat het Israel 50 jaar herdenkt dat zij als staat gevestigd werden op 14 mei 1948 en hoe in deze tijd de oude Profetien vervult worden. 3. met betrekking tot de volken
Wanneer de Here Jezus Christus zal Wederkomen, zal Hij gezeten zijn op de troon zijner heerlijkheid te Jeruzalem, en zal Hij de "Schapenvolken" van de "Bokkenvolken" scheiden, En alleen de "Schapenvolken" zullen als natie’s blijven voortbestaan, en zullen worden toegestaan deel uit te maken van het Duizendjarig Koninkrijk. (Matth. 25:31-40)"Wanneer dan de Zoon des mensen komt in zijn heerlijkheid en al de engelen met Hem, dan zal Hij plaats nemen op de troon zijner heerlijkheid. En al de volken zullen voor Hem verzameld worden, en Hij zal ze van elkander scheiden, zoals de herder de schapen scheidt van de bokken,en Hij zal de schapen zetten aan zijn rechterhand en de bokken aan zijn linkerhand. Dan zal de Koning tot hen, die aan zijn rechterhand zijn, zeggen: Komt, gij gezegenden mijns Vaders, beerft het Koninkrijk, dat u bereid is van de grondlegging der wereld af. Want Ik heb honger geleden en gij hebt Mij te eten gegeven. Ik heb dorst geleden en gij hebt Mij te drinken gegeven, Ik ben een vreemdeling geweest en gij hebt Mij gehuisvest, naakt en gij hebt Mij gekleed, ziek en gij hebt Mij bezocht; Ik ben in de gevangenis geweest en gij zijt tot Mij gekomen. Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden, zeggende: Here, wanneer hebben wij U hongerig gezien en hebben wij U gevoed, of dorstig en hebben wij U te drinken gegeven? Wanneer hebben wij U als vreemdeling gezien en hebben U gehuisvest, of naakt, en hebben U gekleed? Wanneer hebben wij U ziek of in de gevangenis gezien en zijn tot U gekomen? En de Koning zal hun antwoorden en zeggen: Voorwaar, Ik zeg u, in zoverre gij dit aan een van deze mijn minste broeders hebt gedaan, hebt gij het Mij gedaan". Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
40
Deze volken zullen rechtvaardig worden. Dit kunt u vinden in de volgende Bijbelgedeelten: Zacharia 14:16 :"Allen, die zijn overgebleven van al de volken, die tegen Jeruzalem zijn opgerukt, zullen van jaar tot jaar heentrekken om zich neer te buigen voor de Koning, de Here der heerscharen, en het Loofhuttenfeest te vieren". Micha 4:3-4: "En Hij zal richten tussen vele volkeren en rechtspreken over machtige natien tot in verre landen. Dan zullen zij hun zwaarden tot ploegscharen omsmeden en hun speren tot snoeimessen; geen volk zal tegen een ander volk het zwaard opheffen, en zij zullen de oorlog niet meer leren. Maar zij zullen zitten, een ieder onder zijn wijnstok en onder zijn vijgeboom, zonder dat iemand hen opschrikt; want de mond van de Here der heerscharen heeft het gesproken". Jesaja 2:4: "En Hij zal richten tussen volk en volk en rechtspreken over machtige natien. Dan zullen zij hun zwaarden tot ploegscharen omsmeden en hun speren tot snoeimessen; geen volk zal tegen een ander volk het zwaard opheffen, en zij zullen de oorlog niet meer leren".
De enige manier die er is, zoals u gezienhebt uit de vorige Bijbelgedeelten, om de oorlogen, arbeidsmoeilijkheden, socialistische en anarchistische enz. bewegingen te doen beeindigen is, dat Christus zal wederkomen en Zijn Duizendjarig Rijk zal oprichten. 4. met betrekking op satan waren; daarna moest hij voor een korte tijd worden losgelaten". De enige weg om van de satan verlost te worden en van al zijn slechte invloeden en krachten, is dat Christus Wederkomt, want wanneer Hij terug komt, zal satan, gedurende 1000 jaar, gebonden worden in de afgrond. Openbaring 20:1-3: "En ik zag een engel nederdalen uit de hemel met de sleutel des afgronds en een grote keten in zijn hand; en hij greep de draak, de oude slang, dat is de duivel en de satan, en hij bond hem duizend jaren, en hij wierp hem in de afgrond en sloot en verzegelde die boven hem, opdat hij de volkeren niet meer zou verleiden, voordat de duizend jaren voleindigd 5. met betrekking tot de aarde Sedert de val van de mens is de aarde vervloekt met distelen en doornen, met allerlei soorten insekten plagen en ziektekiemen enz. en is de mens gedwongen zijn dagelijks brood in het zweet van zijn aanschijns te verdienen. Zelfs de dieren werden vleeseters en leerden op elkaar te azen enz. Het is, zoals Romeinen 8:22 zegt: "Want wij weten, dat tot nu toe de ganse schepping in al haar delen zucht en in barensnood is". Gelukkig zal dit alles bij de Wederkomst van Christus veranderd worden, want dan:"De woestijn en het dorre land zullen zich verblijden, de steppe zal juichen en bloeien als een narcis;" en "Zie, de dagen komen, luidt het woord des Heren, dat de ploeger zich aansluit bij de maaier en de druiventreder bij hem die het zaad strooit; dan zullen de bergen druipen Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
41
van jonge wijn en al de heuvelen daarvan overvloeien". Amos 9:13. de zalige hoop De tweede Komst des Heren is de "gezegende hoop" of de zalige hoop, en de "Verschijning der Heerlijkheid" van de grote God en onze Zaligmaker Jezus Christus, waarvan Paulus spreekt in zijn Brief aan Titus hoofdstuk 2:13: "verwachtende de zalige hoop en de verschijning der heerlijkheid van onze grote God en Heiland, Christus Jezus", Wanneer zij spreken over hun "hoop" bedoelen de meeste Christenen hun "hoop op zaligheid", maar wij kunnen niet hopen op iets, dat wij "bezitten", en indien wij in Christus geloven als onze Zaligmaker, is de zaligheid reeds in ons bezit. De hoop van de Christen is dus de Wederkomst van zijn Heer. De mens is een drievoudig wezen. Hij heeft een lichaam, een ziel en een geest. Sterven is voor hem zijn lichaam verkiezen. Welnu, hij weet, dat hij zijn lichaam niet terug ontvangt voor de Wederopstanding, en hij weet eveneens, dat er geen Wederopstanding kan zijn voor de Wederkomst van Christus. Vandaar, dat voor hem de zalige hoop niet alleen inhoud, dat hij uit de dood opgewekt zal worden, maar zijn hoop is erop gevestigd, dat Christus zal wederkomen, voordat hij sterft en dat hij zal opgenomen worden zonder te sterven, teneinde Christus in de lucht tegemoet te gaan. (1 Thes. 4:13-18) "Doch wij willen u niet onkundig laten, broeders, wat betreft hen, die ontslapen zijn, opdat gij niet bedroefd zijt, zoals de andere mensen, die geen hoop hebben. Want indien wij geloven, dat Jezus gestorven en opgestaan is, zal God ook zo hen, die ontslapen zijn, door Jezus wederbrengen met Hem. Want dit zeggen wij u met een woord des Heren: wij, levenden, die achterblijven tot de komst des Heren, zullen in geen geval de ontslapenen voorgaan, want de Here zelf zal op een teken, bij het roepen van een aartsengel en bij het geklank ener bazuin Gods, nederdalen van de hemel, en zij, die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan; daarna zullen wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken in een oogwenk weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht, en zo zullen wij altijd met de Here wezen. Vermaant elkander dus met deze woorden". De zalige hoop drijft de gelovigen tot reiniging. (1 Joh. 3:1-3): "Ziet, welk een liefde ons de Vader heeft gegeven, dat wij kinderen Gods genoemd worden, en wij zijn het ook. Daarom kent de wereld ons niet, omdat zij Hem niet kent. Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods en het is nog niet geopenbaard, wat wij zijn zullen; maar wij weten, dat, als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem gelijk zullen wezen; want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is. En een ieder, die deze hoop op Hem heeft, reinigt zich, gelijk Hij rein is". Dat wil zeggen dat een ieder, die uitziet naar de wederkomst van de Heer, daarin een drang tot reiniging vindt. Zie ook Col.3:4-14: "Want gij zijt gestorven en uw leven is verborgen met Christus in God. Wanneer Christus verschijnt, die ons leven is, zult ook gij met Hem verschijnen in heerlijkheid. Doodt dan de leden, die op de aarde zijn: hoererij, onreinheid, hartstocht, boze begeerte en de hebzucht, die niet anders is dan afgoderij, om welke dingen de toorn Gods komt. Daarin hebt ook gij eertijds gewandeld, toen gij erin leefdet. Maar Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
42
thans moet ook gij dit alles wegdoen: toorn, heftigheid, kwaadaardigheid, laster en vuile taal uit uw mond. Liegt niet meer tegen elkander, daar gij de oude mens met zijn praktijken afgelegd, en de nieuwe aangedaan hebt, die vernieuwd wordt tot volle kennis naar het beeld van zijn Schepper, waarbij geen onderscheid is tussen Griek en Jood, besneden of onbesneden, barbaar en Skyth, slaaf en vrije, maar alles en in allen is Christus. Doet dan aan, als door God uitverkoren heiligen en geliefden, innerlijke ontferming, goedheid, nederigheid, zachtmoedigheid en geduld. Verdraagt elkander en vergeeft elkander, indien de een tegen de ander een grief heeft; gelijk ook de Here u vergeven heeft, doet ook gij evenzo. En doet bij dit alles de liefde aan, als de band der volmaaktheid". Het zal ons tevens"geduldig" maken. Jacobus 5:7-8:"Hebt dus geduld, broeders, tot de komst des Heren! Zie, de landman wacht op de kostelijke vrucht des lands en heeft geduld, totdat de vroege en late regen erop gevallen is. Oefent ook gij geduld, sterkt uw harten, want de komst des Heren is nabij". Het zal ons tevens "waakzaam" maken. Marcus 13:35-37: "Waakt dan, want gij weet niet, wanneer de heer des huizes komen zal, laat in de avond of te middernacht, bij het hanegekraai of des morgens vroeg, opdat hij niet, als hij plotseling komt, u slapende vinde. Wat Ik u zeg, zeg Ik allen: Waakt!" Indien wij uitzien naar de Komst des Heren, zullen wij ons in acht nemen voor ons gedrag. Wij zullen niet willen, dat wanneer Hij komt, Hij ons zal bezig vinden met twijfelachtige zaken of ons zal vinden op twijfelachtige plaatsen. Onze wens zal zijn schatten in de Hemel te verzamelen, door ons geld ook te beleggen op de Hemelse bank, door bij te dragen aan Zijn Zaak, zoals zending enz. Wij zullen er acht op geven, dat er in ons huis geen soort literatuur, of voorwerp van kunst, of schilderijen, of iets dergelijks zal zijn, dat Zijn reine ogen niet zouden wensen te zien, indien Hij ons in ons huis bezocht. In het kort, de "zalige hoop" helpt ons de wereld los te laten. Deze zal ons niet lui noch nalatig maken, maar ons met ijver vervullen, opdat Hij bij Zijn Wederkomst ons als een getrouwe dienstknecht zal aantreffen. Het is dan een opmerkelijk feit en een getuigenis voor de kracht van deze leer, dat diegenen, die dit geloven de meest geheiligde, onzelfzuchtige en ingespannen arbeiders zijn in de dienst van de Heer. Deze hoop zal ook beletten, dat we beschaamd zullen staan bij Zijn Wederkomst. 1 Joh.2:28: "En nu, kinderkens, blijft in Hem, opdat wij, als Hij zal geopenbaard worden, vrijmoedigheid hebben en voor Hem niet beschaamd staan bij zijn komst". Matth.25:14-30: "Want het is als een mens, die bij zijn vertrek naar het buitenland zijn slaven riep en hun zijn bezit toevertrouwde. En de een gaf hij vijf talenten, een ander twee, een derde een, een ieder naar zijn bekwaamheid, en hij reisde buitenslands. Terstond ging hij, die de vijf talenten ontvangen had, op weg, en hij deed er zaken mede en verdiende er vijf bij. Evenzo verdiende hij, die de twee talenten had, er twee bij. Maar hij, die het ene talent ontvangen had, ging heen en groef een gat in de grond en verborg het geld van zijn heer. En na lange Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
43
tijd kwam de heer van die slaven en hield afrekening met hen. En die de vijf talenten ontvangen had, trad toe en bracht nog vijf talenten bovendien, zeggende: Heer, vijf talenten hebt gij mij toevertrouwd: zie, ik heb er vijf talenten bij verdiend. Zijn heer zeide tot hem. Wel gedaan, gij goede en getrouwe slaaf, over weinig zijt gij getrouw geweest, over veel zal ik u stellen; ga in tot het feest van uw heer. Die met de twee talenten trad ook toe en zeide: Heer, twee talenten hebt gij mij toevertrouwd; zie, ik heb er twee talenten bij verdiend. Zijn heer zeide tot hem: Wel gedaan, gij goede en getrouwe slaaf, over weinig zijt gij getrouw geweest, over veel zal ik u stellen; ga in tot het feest van uw heer. Nu kwam ook hij, die het ene talent ontvangen had, en zeide: Heer, ik wist van u, dat gij een hard mens zijt, die maait, waar gij niet gezaaid hebt, en die bijeenbrengt van plaatsen, waar gij niet hebt uitgestrooid. En ik was bevreesd en ben heengegaan en heb uw talent in de grond verborgen; hier hebt gij het uwe. En zijn heer antwoordde en zeide tot hem: Gij slechte en luie slaaf, wist gij, dat ik maai, waar ik niet gezaaid heb en bijeenbreng van plaatsen, waar ik niet heb uitgestrooid? Dan had gij mijn geld aan de bankiers moeten geven en ik zou bij mijn komst mijn eigendom met rente opgevraagd hebben. Neemt hem dan het talent af en geeft het aan hem, die de tien talenten heeft. Want aan een ieder, die heeft, zal gegeven worden en hij zal overvloedig hebben. Maar wie niet heeft, ook wat hij heeft, zal hem ontnomen worden. En werpt de onnutte slaaf uit in de buitenste duisternis. Daar zal het geween zijn en het tandengeknars.
Het hart van hen, die in Zijn Prae Millennialistische Komst geloven, wordt door deze hoop met blijdschap vervuld. In Lucas lezen we, dat toen Jezus van Zijn discipelen scheidde en ten Hemel voer zij: "En zij keerden terug naar Jeruzalem met grote blijdschap, en zij waren voortdurend in de tempel, lovende God". Lucas 24:52 Dit lijkt ons een vreemde handelwijze van de discipelen, want wij zouden het heel natuurlijk hebben gevonden, wanneer Zijn heengaan hen met droefheid vervuld zou hebben. Doch wanneer wij bedenken, dat er twee mannen bij hen stonden toen Hij ten Hemel voer, die hen zeide, dat Jezus weder zou komen, kunnen wij hunblijdschapbegrijpen. Hand. 1:11: "die ook zeiden: Galileese mannen, wat staat gij daar en ziet op naar de hemel? Deze Jezus, die van u opgenomen is naar de hemel, zal op dezelfde wijze wederkomen, als gij Hem ten hemel hebt zien varen". Menigmaal is om deze leer van de Tweede Komst te bestrijden aangevoerd, dat het dan niet te plaatsen is, wanneer de mensen geloven, dat Jezus spoedig zal terugkeren, plannen voor de opvoeding van hun kinderen gemaakt worden of dat men voortgaat met huizen en kerken te bouwen, hun geld te beleggen enz. Het antwoord hierop is, wanneer Jezus wederkomt verdwijnt de behoefte aan huizen en kerken en opvoeding niet. Na Zijn Eerste deel van Zijn Tweede Komst de zogenaamde Opname gaat de wereld met dezelfde gang, als daarvoor door, net zoals deze na Zijn Eerste Komst doorging. De mensen zullen dan huizen en kerken nodig hebben. Het zakenleven zal als te voren doorgaan, en de onbekeerde kinderen van Christenen zullen achtergelaten worden, en zullen behoefte hebben aan huizen en opvoeding en aan middelen om verder te kunnen leven. Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
44
Gedurende het Millennium zal de voorspoed groter zijn, dan ooit tevoren. Er bestaat dus geen reden voor hen, die in de verwachting leven van de Komst des Heren om de dingen, die voor het leven nodig zijn, te veronachtzamen. (Dus zowel na de Opname als na de Openbaring blijven deze aardse dingen bestaan en nodig) Waarop wij als Christenen hopen, is dat de Heer zal Wederkeren en ons uit de wereld zal wegnemen, alvorens de vreselijke dagen van de "Verdrukking" komen, en dat wij, als verheerlijkte schepselen met Hem zullen regeren en heersen over de aarde gedurende het Duizendjarig Rijk. En misschien zullen wij de kerken bezoeken, waar wij eens aanbaden, en de instellingen, welke wij met ons geld hielpen opbouwen. De prediker van de leer van de Prae Millennialistische Komst van Christus hanteert een tweesnijdend zwaard, Wanneer er bij de ongelovigen op aangedrongen wordt, dat hij een christen moet worden, kan deze zeggen: "Ik ben nog jong, er is nog ruimschoots tijd en ik kan mijn beslissing nog wel uitstellen", maar wanneer men dan zegt tegen hem, dat het niet een kwestie van tijd is, of slechts van de redding van zijn ziel, maar dat Jezus op elk tijdstip kan terugkeren, wordt de vraag dringerder en gaat het erom, of men bereidt is Hem te ontvangen, en ziet hij het belang in van een onmiddelijk besluit. Waarde lezer, bent u een Christen en bent u uitziende naar de spoedige Wederkomst van Christus? Gelooft u ook in de zalige hoop en doet u alles, want u kunt om Zijn Wederkomst te verhaasten, en op die wijze te zorgen, datde Koning wederkeert? Indien niet, zo smeek ik u, laat alles varen om de vraag te beantwoorden, of u tot hen zult behoren, die zullen wordenopgenomen de Heer tegemoet in de lucht bij Zijn Komst en zo op deze wijze ontsnappen zult aan de vreselijke dagen, die over de aarde komen zullen - dagen waar niemand zal kunnen kopen of verkopen, tenzij men het MERKTEKEN van het beest heeft, en allen die dit merkteken zullen hebben,zullen het eeuwig oordeel ondergaan. Openbaring 13:15-17: "En hem werd gegeven om aan het beeld van het beest een geest te schenken, zodat het beeld van het beest ook zou spreken, en maken dat allen, die het beeld van het beest niet aanbaden, gedood werden. En het maakt, dat aan allen, de kleinen en de groten, de rijken en de armen, de vrijen en de slaven, een merkteken gegeven wordt op hun rechterhand of op hun voorhoofd, en dat niemand kan kopen of verkopen, dan wie het merkteken, de naam van het beest, of het getal van zijn naam heeft. Het resultaat van dit merkteken is: Openbaring14: 9-11:"En een andere engel, een derde, volgde hen, zeggende met luider stem: Indien iemand het beest en zijn beeld aanbidt en het merkteken op zijn voorhoofd of op zijn hand ontvangt, die zal ook drinken van de wijn van Gods gramschap, die ongemengd is toebereid in de beker van zijn toorn; en hij zal gepijnigd worden met vuur en zwavel ten aanschouwen van de heilige engelen en van het Lam. En de rook van hun pijniging stijgt op in alle eeuwigheden, en zij hebben geen rust, dag en nacht, die het beest en zijn beeld aanbidden, en al wie het merkteken van zijn naam ontvangt". Het merkteken is het teken der Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
45
mensen, 666.
Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
46
Hoofdstuk 05: Die het Woord der Waarheid recht snijdt Schrijvende aan Timotheüs,zegt Paulus: "Maak er ernst mede u wel beproefd ten dienste van God te stellen, als een arbeider, die zich niet behoeft te schamen, doch rechte voren trekt bij het brengen van het woord der waarheid". (In de oude vertaling staat, als een arbeider, die het Woord der Waarheid recht snijdt) (2 Tim. 2:15) Van degenen die,het Woord van God bestudeert, wordt hier gesproken, als over een arbeider. Een arbeider kan zijn werk niet met verstand en met intelligentie uitvoeren, zonder een ontwerp. Hij moet in het bezit zijn van tekeningen en van gedetailleerde opgaven. Bij de bouw van de Tabernakel zei God tot Mozes: "Zie toe, zegt Hij immers, dat gij alles maakt naar het voorbeeld, dat u getoond werd op de berg". (Hebr. 8:5) Zij, die het Woord van God bestuderen, moeten: Gods plan en oogmerk met de eeuwen verstaan. Zo niet, zo zal er verwarring ontstaan in de verklaringen van de Schrift. Augustinus zei: "Onderscheidt de perioden en de Schriften zullen in harmonie met elkaar zijn". Na een toespraak van Rev. Dr. A.J. Gordon over het onderwerp" Het plan der eeuwen" zei iemand tot hem: "Doktor, u heeft voor elke tekst een loketje". Wij moeten leren, het Woord der Waarheid recht te snijden. Alhoewel "het Woord der Waarheid" voor alle klassen van mensen en voor ons onderricht is geschonken, is het toch niet tot alle mensen in het algemeen gericht, maar een deel ervan is gericht tot de Joden, en een deel tot de heidenen, en een deel tot de Gemeente. Deze drie, omvatten drie klassen, waarin de mensheid verdeeld is. (1 Cor. 10:32) "Geeft noch aan Joden, noch aan Grieken, noch aan de gemeente Gods aanstoot;" Hieruit volgt, dat alhoewel de gehele Bijbel geschreven werd tot het onderricht van de Gemeente, hij niet alleen over de Gemeente handelde. De Gemeente wordt in het Oude Testament niet genoemd. Zij was voor de Profeten van het Oude Testament verborgen en zij was een verborgenheid, die voor het eerst aan Paulus werd geopenbaard en door hem in Ef. 3:1-10 werd geopenbaard en blootgelegd. "Daarom is het, dat ik, Paulus, die ter wille van Christus Jezus voor u, heidenen, in gevangenschap ben; Gij hebt immers gehoord van de bediening door Gods genade mij met het oog op u gegeven: dat mij door openbaring het geheimenis bekendgemaakt is, gelijk ik boven in het kort daarvan schreef. Daarnaar kunt gij bij het lezen u een begrip vormen van mijn inzicht in het geheimenis van Christus, dat ten tijde van vroegere geslachten niet bekend is geworden aan de kinderen der mensen, zoals het nu door de Geest geopenbaard is aan de heiligen, zijn apostelen en profeten: dit geheimenis, dat de heidenen mede-erfgenamen zijn, medeleden en medegenoten van de belofte in Christus Jezus door het evangelie,waarvan ik een dienaar geworden ben naar de Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
47
genadegave Gods, die mij geschonken is naar de werking zijner kracht, verreweg de geringste van alle heiligen, is deze genade te beurt gevallen, aan de heidenen de onnaspeurlijke rijkdom van Christus te verkondigen, en in het licht te stellen wat de bediening van het geheimenis inhoudt, dat van eeuwen her verborgen is gebleven in God, de Schepper van alle dingen, opdat thans door middel van de gemeente aan de overheden en de machten in de hemelse gewesten de veelkleurige wijsheid Gods bekend zou worden, naar het eeuwige voornemen, dat Hij in Christus Jezus, onze Here, heeft uitgevoerd," Het Oude Testament wordt grotendeels in beslag genomen door de geschiedenis van één volk, het volk Israel. In de eerste vijf hoofdstukken van Genesis wordt ons de geschiedenis van de Schepping geschonken en tevens 1700 jaar van de menselijke geschiedenis. In de daarop volgende vier hoofdstukken hebben wij het verhaal van de Zondvloed. Hoofdstuk tien en elf geven een verslag van de daarop volgende 400 jaar geschiedenis van het mensdom. Er wordt één man dan door God uitverkoren, namelijk Abraham, en van toen af aan concentreerde het gehele Oude Testament zich rondom het Joodse Ras. Gen.12:1-3: "De Here nu zeide tot Abram: Ga uit uw land en uit uw maagschap en uit uws vaders huis naar het land, dat Ik u wijzen zal; Ik zal u tot een groot volk maken, en u zegenen, en uw naam groot maken, en gij zult tot een zegen zijn. Ik zal zegenen wie u zegenen, en wie u vervloekt zal Ik vervloeken, en met u zullen alle geslachten des aardbodems gezegend worden". Wanneer wij de Oud Testamentische beloften toepassen op de Gemeente beroven wij de Jood van datgene, wat uitsluitend zijn eigendom is. Bijvoorbeeld wordt de Profetie van Jesaja grotendeels toegepast op de Gemeente, terwijl toch in het allereerste vers reeds gezegd wordt: "Het gezicht van Jesaja, de zoon van Amoz, dat hij heeft gezien over Juda en Jeruzalem". (Jes. 1:1) In het Nieuwe Testament zijn de Brieven aan de Hebreeen en van Jacobus Joods. De Brief van Jacobus is niet tot de Gemeente gericht, maar tot de twaalf stammen, die in de verstrooing zijn: Jac. 1:1: "Jakobus, een dienstknecht van God en van de Here Jezus Christus, groet de twaalf stammen in de verstrooiing". Vandaar dat het gebed voor de zieken, (Jac. 5:13-16) "Heeft iemand onder u leed te dragen? Laat hij bidden. Is iemand blij te moede? Laat hij lofzingen. Is er iemand bij u ziek? Laat hij dan de oudsten der gemeente tot zich roepen, opdat zij over hem een gebed uitspreken en hem met olie zalven in de naam des Heren. En het gelovige gebed zal de lijder gezond maken, en de Here zal hem oprichten. En als hij zonden heeft gedaan, zal hem vergiffenis geschonken worden." er oorspronkelijk niet in de eerste plaats voor de Gemeente staat, maar voor Israel, alhoewel het zonder twijfel verhoord zal worden voor allen, die aan de voorwaarden daarvoor gesteld zullen voldoen. Menig Christen struikelt in de Brief aan de Hebreeen over de woorden:"Want het is onmogelijk, degenen, die eens verlicht zijn geweest, van de hemelse gave genoten hebben en deel gekregen hebben aan de Heilige Geest, en het goede woord Gods en de krachten der Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
48
toekomende eeuw gesmaakt hebben, en daarna afgevallen zijn, weder opnieuw tot bekering te brengen, daar zij wat hen betreft de Zoon van God opnieuw kruisigen en tot een bespotting maken. Want de grond, die de regen, welke er telkens op valt, indrinkt en gewas voortbrengt". (Hebr 6:4-6) en over: "Want indien wij opzettelijk zondigen, nadat wij tot erkentenis der waarheid gekomen zijn, blijft er geen offer voor de zonden meer over". (Hebr. 10:26) Maar deze woorden zijn niet van toepassing op Christenen. Zij waren gericht tot naar het Christendom overgegane afvallige Joden, die niet wedergeboren waren, en die wanneer zij Jezus niet als hun Messias aanvaardden, Hem feitelijk wederom kruisigden, en even slecht waren, als hun broeders, die dit in werkelijkheid deden.Sommige Boeken zijn van algemene strekking. Zoals bijvoorbeeld de Brief aan de Romeinen. Niemand zal er aan denken Romeinen 8 op de Joden toe te passen en Romeinen 11 op de Gemeente. Rom. 11:11-13: "Ik vraag dan: zij zijn toch niet zo gestruikeld, dat zij wel vallen moesten? Volstrekt niet! Door hun val is het heil tot de heidenen gekomen, om hen tot naijver op te wekken. Betekent nu hun val rijkdom voor de wereld en hun tekort rijkdom voor de heidenen, hoeveel te meer hun volheid! Ik spreek tot u, heidenen. Juist omdat ik apostel der heidenen ben, acht ik dit de heerlijkheid van mijn bediening". 2 Tim. 3:16:"Elk van God ingegeven schriftwoord is ook nuttig om te onderrichten, te weerleggen, te verbeteren en op te voeden in de gerechtigheid",en wat aan Israel geschiedde, werd geschreven tot ons voorbeelden ter waarschuwing. 1 Cor.10:11: "Dit is hun overkomen tot een voorbeeld voor ons en het is opgetekend ter waarschuwing voor ons, over wie het einde der eeuwen gekomen is". Maar wij moeten niet op de Gemeente toepassen, was er niet toe behoort. Wij zien dus, dat wij door de Schrift verkeerd toe te passen, het Woord der Waarheid niet recht snijden en dat dit leidt tot verwarring en dwaling. Het Woord der Waarheid recht snijden houdt ook in, het werk van Christus te onderscheiden. In de Schriften wordt ons gezegd, dat Hij een Profeet is, een Priester en een Koning. Maar Hij vervult deze drie ambten niet tegelijkertijd, maar successievelijk. Vanaf de val in Eden tot aan het kruis was Hij een Profeet. Nu is Hij de Hogepriester en wanneer Hij wederkomt zal Hij de Koning zijn. Vanaf Eden tot het kruis was er een altaar, vanaf het kruis tot de Kroon is er een Tafel des Heren (Avondmaal) en vanaf de Kroon tot aan Christus Overgave van het Koninkrijk, is er de Troon.
In Hebr. 1:1 lezen wij, dat God gesproken heeft zowel "veelmaals", als ook "op velerlei wijze". Indien wij zullen begrijpen, wat Hij gezegd heeft, moeten wij niet alleen onderscheid weten te maken tussen de klassen van de mensen tot wie Hij gesproken heeft, zoals Jood Heiden- of Gemeente, doch wij moeten ook acht geven op de "vele malen", waarop Hij sprak en op de "velerlei wijzen". Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
49
Ook moeten wij onderscheid maken tussen"voortijds", toen Hij sprak door de Profeten en deze laatste dagen, waarin Hij tot ons gesproken heeft door de Zoon. Hebr. 1:1-2: "Nadat God eertijds vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken had in de profeten, heeft Hij nu in het laatst der dagen tot ons gesproken in de Zoon, die Hij gesteld heeft tot erfgenaam van alle dingen, door wie Hij ook de wereld geschapen heeft". Wij moeten niet de Goddelijke Samenvoegingen zo min als de Goddelijke Scheidingen van het Woord van God vergeten. Wij moeten niet scheiden, wat God heeft samengevoegd, als het Woord van God, Geest van God, Christus en Zaligmaking en Geloof en Werken. Wij moeten ook niet samenvoegen, wat God gescheiden heeft, als Hemel en Hel, Doop en Wedergeboorte, Natuurlijke Erfelijkheid en Geestelijke Erfelijkheid, Stad en Staat, de Gemeente en het Koninkrijk. Ook moeten wij onderscheid maken tussen detijden en gelegenheden in de Schriften. Daniël zeide van God, dat Hij"de tijden" en "stonden" verandert. Daniël 2:21: "Hij toch verandert tijden en stonden, Hij zet koningen af en stelt koningen aan, Hij verleent wijsheid aan wijzen en kennis aan hen die inzicht hebben". En Jezus zeide tot Zijn discipelen: "Hij zeide tot hen: Het is niet uw zaak de tijden of gelegenheden te weten, waarover de Vader de beschikking aan Zich gehouden heeft", (Hand. 1:7. Job zei, dat de tijden voor de Almachtige niet verborgen zijn. (Job. 24:1 oude vertaling) "Waarom zouden van den Almachtige de tijden niet verborgen zijn, dewijl zij, die Hem kennen, Zijn dagen niet zien?" "En van de kinderen van Issaschar, die ervaren waren in het verstand van de tijden". 1 Kron.12:32. Onder "gelegenheden" hebben wij te verstaan de klimatische veranderingen van de aarde veroorzaakt door de karakteristieke eigenschappen en bewegingen van de zon, de maan en de sterren, die God bestemde om "de gelegenheden" (seizoenen) te regelen. (Gen. 1:4, ook gezette tijden) "En God zeide: Dat er lichten zijn aan het uitspansel des hemels om scheiding te maken tussen de dag en de nacht, en dat zij dienen tot aanwijzing zowel van vaste tijden als van dagen en jaren". Wat de tijden betreft, deze zijn aangeduid als "de Tijden der Onwetendheid" (Hand.17:30), "de Tijden der Heidenen" (Luc. 21:24), "de Tijden der Verkoeling" (Hand. 3:19), "de Tijden der Wederoprichting" (Hand. 3:21) en "de Bedeling van de Volheid der Tijden" (Ef. 1:10). Wij kunnen uit de uitdrukking "Tijden der Heidenen" afleiden, dat wanneer deze de macht in handen hebben, dit niet het geval is met de Joden. En daar wij nog steeds verkeren in "de tijden der Heidenen", kan de Gemeente in deze bedeling noch een heersende noch een koninklijke macht uitoefenen. Doch het is niet genoeg om de Schriften te splitsen met betrekking tot "de tijd" en "de eeuwigheid" en tot de verschillende "eeuwen" en "bedelingen van tijd". Het feit openbaart zich, dat de Schriften buiten de tijd om twee eeuwen noemen: Voor de Tijd, de Alpha of Scheppende Eeuwen en
Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
50
Na de Tijd de Omega of de Eeuwen der Eeuwen Gedurende de Tijd zijn er drie Eeuwen en zeven Bedelingen. De drie Eeuwen zijn: 1. Antediluviaanse Eeuw Deze strekt zich uit vanaf de "Val" tot aan de "Zondvloed" 2. De Tegenwoordige Eeuw Deze strekt zich uit vanaf de "Zondvloed" tot aan de "Tweede Komst" 3. Eeuw der Eeuwen Deze strekt zich uit vanaf "De Tweede Komst van Christus" tot aan het "Einde van de Tijd". Deze laatste "Eeuw" is een "Tweevoudige Eeuw", samengesteld uit: a. de Duizendjarige of Millennianistische Eeuw b. de Volmaakte Eeuw De Millennianistische Eeuw is eveneens een "bedeling". En wel de zevende met betrekking tot de zes voorafgaande Bedelingen. Een eeuw beslaat in de Schriften een tijdperk van een cataclysmische of catastrofale of "klimatische verandering van het oppervlak van de aarde of van haar toestand ten aanzien van de andere eeuwen. Dit correspondeert met, wat in de geologie genoemd wordt een "eeuw". En zo zien we, dat de wetenschap en de Bijbel overeenstemmen, wat "de betekenis" betreft van het woord "eeuw". Wij weten, dat er ten tijde van de zondvloed grote catastrofale en klimatische veranderingen plaats hadden "in de tweede maand, op de zeventiende dag der maand, op die dag braken alle kolken der grote waterdiepte open en werden de sluizen des hemels geopend". (Gen. 7:11) Dat wil onder andere zeggen dat er een sterke bodemverzakking plaats vond, die uitliep in grote fysieke veranderingen, die het klimaat van de aarde beïnvloeden,en de atmosfeer ontledigde van enige van haar levensonderhoudende eigenschappen, zodat de leeftijdsgrens van 900 jaar tot 100 jaar werd teruggebracht en later zelfs tot 70 jaar. Wanneer het Millennium een aanvang neemt, zal de "tegenwoordige eeuw" veranderd worden, want wanneer Christus wederkomt:"zijn voeten zullen te dien dage staan op de Olijfberg, die voor Jeruzalem ligt aan de oostzijde; dan zal de Olijfberg middendoor splijten, oostwaarts en westwaarts, tot een zeer groot dal, en de ene helft van de berg zal noordwaarts wijken en de andere helft zuidwaarts;" (Zach. 14:4) "Dan zullen te dien dage levende wateren uit Jeruzalem vlieten, de helft daarvan naar de oostelijke en de helft naar de westelijke zee" Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
51
(Zach. 14:8) (Lees Dode- en Middelandse Zee)
Dit betekent, dat de Dode Zee, die nu 1200 voet beneden de Middelandse Zee ligt hoger zal komen te liggen en haar wateren zullen zuidwaarts vlieden naar de Rode Zee. Zij zal tevens haar zoutgehalte verliezen en met vissen gevuld worden. (Ezech. 47:1-12): Toen bracht hij mij terug naar de ingang van het huis; zie, er stroomde water onder de drempel van het huis uit, oostwaarts, want de voorzijde van het huis was op het oosten; het water vloeide onder de rechter zijkant van het huis vandaan, ten zuiden van het altaar. En hij leidde mij door de Noordpoort en hij voerde mij toen buitenom naar de buitenste poort, naar de poort die op het oosten uitzag; en zie, daar borrelde water op uit de rechter zijkant. Nadat de man uitgegaan was naar het oosten met een meetsnoer in zijn hand, mat hij duizend el en deed mij door het water gaan; het water reikte tot aan de enkels. Hij mat weer duizend el en deed mij door het water gaan; het water reikte tot aan de knieen. Hij mat weer duizend el en deed mij erdoor gaan; het water reikte tot aan de heupen. Hij mat nog eens duizend el; nu was het een beek geworden, die ik niet doorwaden kon, want het water was zo hoog, dat men erin zwemmen kon, een beek die men niet kon doorwaden. Toen zeide hij tot mij: Hebt gij het gezien, mensenkind? Daarop deed hij mij teruggaan langs de oever van de beek. Toen ik terugkeerde, zie, langs de oever van de beek stonden aan weerszijden zeer veel bomen. Hij zeide tot mij: Dit water stroomt naar de oostelijke landstreek, vloeit af naar de Vlakte en komt in de zee; in de zee wordt het uitgestort, zodat haar water gezond wordt. En alle levende wezens die er wemelen, zullen leven, overal waar de beek komt, en er zal zeer veel vis zijn, want als dit water daarheen komt, dan wordt het water van de zee gezond. Overal waar de beek komt, zal alles leven. Vissers zullen erlangs staan van Engedi tot En-eglaim; het zal een plaats zijn om de netten uit te spreiden, en de vissen erin zullen van allerlei soort zijn, zoals de vissen van de grote zee, zeer talrijk. Maar de moerassen en poelen ervan zullen niet gezond worden; zij zijn aan het zout prijsgegeven. Langs de beek zullen op haar oevers aan weerszijden allerlei vruchtbomen opschieten, waarvan het loof niet verwelkt en de vrucht niet opraakt; elke maand zullen zij vrucht dragen, omdat hun water uit het heiligdom komt; hun vruchten zullen tot spijze zijn en hun loof tot geneesmiddel. Deze grote catastrofale verandering zal een grote klimatologische verandering veroorzaken, de levensonderhoudende bestanddelen van de atmosfeer daaraan weer terug schenken, zoals voor de Zondvloed dit het geval was, want wij lezen in Jesaja 65:20, dat de Millennianistische dagen, die volgen: "Daar zal niet langer een zuigeling zijn, die slechts weinige dagen leeft, noch een grijsaard, die zijn dagen niet voleindigt, want de jongeling zal als honderdjarige sterven". Dat wil zeggen dat iemand van honderd jaar nog als een jongeling zal beschouwd worden. Hetgeen betekent, dat de mens gedurende het Millennium weer zal leven tot de leeftijd, die Methusala bereikte. We kunnen drie Eeuwen vaststellen, dit correspondeert met het Goddelijke getal DRIE (Vader, Zoon en Heilige Geest). De zeven Bedelingen, die we zien, corresponderen met het volmaakte getal ZEVEN, dat samengesteld is uit het Goddelijke getal Drie en het Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
52
getal, wat de wereld uitdrukt Vier. (We kennen vier seizoenen, vier elementen: water-vuur-aarde-lucht enz.) Het onderscheid tussen een Eeuw en een Bedeling bestaat hierin, dat een Eeuw de naam is voor een periode, die tussen twee grote fysieke veranderingen van de aardoppervlakte is gelegen, terwijl een Bedeling de naam is, die gegeven wordt aan een Zedelijke- of Proef periode in de geschiedenis van de wereld. De vorm van het Bestuur is bij elke Bedeling verschillend. Bijvoorbeeld was de vorm van het bestuur voor de Joodse Bedeling, die van de WET. En het bestuur van de tegenwoordige bedeling, die van GENADE. En van de bedeling, die hierop volgt, die vanGERECHTIGHEID. Alle verwarring met betrekking tot de Eeuwen, de Bedelingen en Het Einde der Wereld wordt grotendeels veroorzaakt door de verkeerde vertaling van twee Griekse woorden in het Nieuwe Testament. Het eerst woord is KOSMOS. Het betekent de uitwendige ordening en schoonheid van de natuurlijke wereld, en omvat de gedachte van natiën, volken, mensen en ook van wereldse bezittingen, zoals we dit bijvoorbeeld zien in: Matth 4:8 : "Wederom nam de duivel Hem mede naar een zeer hoge berg en hij toonde Hem al de koninkrijken der wereld en hun heerlijkheid". En in:
Luc. 11:50 :"de akker is de wereld" . En in:
Luc. 11:50: "opdat van dit geslacht afgeeist worde het bloed van al de profeten, dat vergoten is sinds de grondvesting der wereld". Dit woord Kosmos komt 170 maal voor en wordt telkens vertaald door wereld. Het tweede woord is AION en betekent Eeuw, Bedeling, en Onbepaalde Tijd. Het komt 28 maal voor en wordt eveneens vertaald door wereld. Om aan te tonen, hoe misleidend deze vertaling is, behoeven wij alleen slechts een of twee passages aan te halen. Laten we eens Matth. 13:39, 40 en 49 nemen. "de vijand, die het gezaaid heeft, is de duivel; de oogst is de voleinding der wereld(der eeuw); de maaiers zijn de engelen". "Zoals nu het onkruid verzameld wordt en met vuur verbrand, zo zal het gaan bij de voleinding der wereld(der eeuw)". Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
53
"Zo zal het gaan bij de voleinding der wereld (der eeuw)" Andere dergelijke foutieve vertalingen: Romeinen 12:2 : "En wordt niet gelijkvormig aan deze wereld". (deze eeuw)
2 Cor. 4:4 : "ongelovigen, wier overleggingen de god dezer eeuw met blindheid heeft geslagen". Onze nieuwe vertaling heeft dit gelukkig (helaas alleen bij deze tekst) ook ingezien en heeft inderdaad eeuw neergezet.
Gal. 1:4: "die Zichzelf gegeven heeft voor onze zonden, om ons te trekken uit de tegenwoordige boze wereld".(boze eeuw) 1 Tim. 6:17:"Hun, die rijk zijn in de tegenwoordige wereld "(tegenwoordige eeuw) Hebr. 1:2: "die Hij gesteld heeft tot erfgenaam van alle dingen, door wie Hij ook de wereld(de eeuwen) geschapen heeft". In Johannes 1 vanaf vers 1 lezen wij, dat de wereld door het Woord van God gemaakt is. Hier staat inderdaad wereld oftewel Kosmos. Uit de laatste twee teksten zien wij, dat Jezus niet alleen de "aardse werelden" geschapen heeft (Joh. 1:1-3), maar eveneens de "tijd werelden", dat wil zeggen dat Hij de Eeuwen en Bedelingen ontwierp (Hebr. 1:2). de scheppende eeuwen Daar het woord Hemel in het enkelvoud staat, zal het alles vereenvoudigen, wanneer wij deze scheppende daad zullen beperken tot onze eigen planeet, en tot het zonnestelsel, waartoe zij behoort, en niet uitbreiden tot al de sterren ruimten van het heelal. a. de oorspronkelijke of prae Adamitische Aarde De schepping nam een aanvang in het datumloze verleden. Het was niet op de eerste dag, zoals Genesis 1:3-5 beschrijft, begonnen. De zes dagen, zoals deze wordt beschreven in Genesis 1:3-31, betrof het herstel van de aarde (en niet van de hemelen of van de sterren ruimten) in haar oorspronkelijke toestand, alvorens zij "woest en ledig", en overspoeld was door water en in duisternis gedompeld was. Petrus wijst hier ook op: "Want willens en wetens ontgaat hun, dat door het woord van God de hemelen er sedert lang geweest zijn en de aarde, die uit en door het water bestaat, waardoorde toenmalige wereld is vergaan". (2 Petr. 3:5-6) De aard van de Schepping van de Prae Adamitische aarde wordt in de Bijbel niet geopenbaard. Hij verklaart slechts dat:"In den (een) beginne schiep God de hemel en de Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
54
aarde". Wij moeten ons dus tot de wetenschap wenden. Onder de theorieën, die naar voren gebracht worden met betrekking tot het ontstaan van het zonnestelsel, waarvan onze aarde een deel uitmaakt, is de Nevelhypothese. Al de theorieën en dus ook de nevelhypothese, het ontstaan van steenkolen lagen, het opgraven van voorwereldlijke dieren enz. eisen, dat de aarde ouder is dan bijna 6000 jaar, vanaf Adam. Hoe kan dit nu vraagt men dan vaak? Immers het "Woord van God" en de "Werken van God" moeten toch met elkaar in overeenstemming zijn? Er kan toch geen conflict bestaan tussen de Bijbel en de wetenschap? De wetenschap eist, dat er duizenden jaren nodig waren om deze huidige aarde te formeren (denk bijvoorbeeld aan de steenkolenlagen) en de Bijbel is hier dan ook niet mee in tegenspraak, want dit hele tijdperk van deze formatie, omschrijft de Bijbel in Genesis 1:1."In den (een) beginne schiep God de hemel en de aarde". Dit vers omvat de gehele periode vanaf het formatie van de aarde en haar toebereiding tot bewoonbaarheid voor de mens. In Genesis 1:3 zien we pas de schepping in zes dagen van de hedendaagse aarde of liever gezegd de herschepping (later komen we hier op terug) en treedt ook de mens op na de zesde scheppingsdag. b. de chaotische aarde De schepping van de oorspronkelijke aarde geschiedde in het datumloze verleden. Zonder twijfel was zij zeer schoon, bedekt met planten, bewoond door vissen, vogels en dieren. Hoelang zij voort bestond in deze toestand wordt ons niet gezegd, maar er had een verschrikkelijke ramp plaats.De aarde nu werd woest en ledig, en duisternis lag op de vloed (Genesis 1:2) In onze Nederlandse Bijbel heeft men"werd" met "was" vertaald. Hierdoor wordt deze tekst zeer verzwakt. Dat het wel degelijk "werd" moet zijn, zien we verderop in onze Bijbel. In Genesis 2:7 schrijft men voor hetzelfde Hebreeuwse woordje wel "werd" neer. "alzo werd de mens tot een levend wezen". Helaas deed men dit niet in Genesis 1:2. Dat de aarde oorspronkelijk niet woest en ledig was, zien we ook in Jesaja 45:18:"Want zo zegt de Here, die de hemelen geschapen heeft (Hij is God) die de aarde geformeerd en haar gemaakt heeft, Hij heeft haar gegrondvest; niet tot een baaierd heeft Hij haar geschapen, maar ter bewoning heeft Hij haar geformeerd: Ik ben de Here en er is geen ander". Wat de oorzaak is, dat de aarde "Woest" werd, na haar oorspronkelijke geschapen toestand, wordt niet duidelijk verklaard. Alleen uit de val van Adam en Eva blijkt duidelijk, dat de zonde al bestond, voordat de mens geschapen werd. De opmerkelijke passage in Ezechiël 28:12-19 openbaart ons onder de naam de koning van Tyrus
Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
55
een wezen, van ongeëvenaarde schoonheid en wijsheid, die in Eden, "de hof van God" geweest is. Niet het Eden ten tijde van Adam en Eva, maar mogelijk het Eden, dat ontstond toen de aarde voor het eerst geschapen werd. Van dit wezen wordt gesproken: "Mensenkind, hef een klaaglied aan over de koning van Tyrus en zeg tot hem: zo zegt de Here Here: Volmaakt zijt gij van gestalte, vol van wijsheid, volkomen schoon. In Eden waart gij, Gods hof; allerhande edelgesteente overdekte u: rode jaspis, chrysoliet en prasem, turkoois, chrysopraas en nefriet, lazuursteen, hematiet en malachiet. Van goud was het werkstuk, waarin zij waren gevat en aan u vastgehecht; toen gij geschapen werdt, waren zij gereed. Gij waart een beschuttende cherub met uitgespreide vleugels; Ik had u een plaats gegeven: gij waart op de heilige berg der goden, wandelend te midden van vlammende stenen. Onberispelijk waart gij in uw wandel, vanaf de dag dat gij geschapen werd totdat er onrecht in u werd gevonden: door uw uitgebreide handel zijt gij vervuld geraakt met geweldenarij en kwaamt gij tot zonde.Van de berg der goden verbande Ik u en deed u weg, gij beschuttende cherub, van tussen de vlammende stenen.Trots was uw hart op uw schoonheid. Met uw luister hebt gij ook uw wijsheid teniet doen gaan. Ter aarde wierp Ik u neer, en maakte u tot een schouwspel voor koningen om met leedvermaak naar u te zien. Door uw vele ongerechtigheden, door het onrecht bij uw koophandel, hebt gij uw heiligdommen ontwijd. Vuur deed Ik oplaaien uit uw midden; dat verteerde u! Ik maakte u tot as op de grond voor de ogen van allen die u zagen. Allen die onder de volken u kennen, ontzetten zich over u; een verschrikking zijt gij geworden, verdwenen zijt gij. Voor altijd"! Daar geen van de koningen van Tyrus tot nu toe aan deze beschrijving heeft beantwoord, wordt deze passage beschouwd, als een profetische afbeelding van de anti-christ, en daar de anti-christ een vleeswording van satan zal zijn, is het naar alle waarschijnlijkheid een beschrijving van satan voor z’n val. Hetgeen in dit geschrift wordt aangeduid is, dat satan met een leger van hemelse wezens de taak had de oorspronkelijke aarde te bewaren, en dat hij door hoogmoed trachtte gelijk te worden aan God.. Zie 1 Tim. 3:6: "Hij mag niet een pas bekeerde zijn, opdat hij niet door opgeblazenheid in het oordeel des duivels valle". En zie Jesaja 14:12-14 "Hoe zijt gij uit de hemel gevallen, gij morgenster, zoon des dageraads; hoe zijt gij ter aarde geveld, overweldiger der volken! En gij overlegdet nog wel: Ik zal ten hemel opstijgen, boven de sterren Gods mijn troon oprichten en zetelen op de berg der samenkomst ver in het noorden; ik wil opstijgen boven de hoogten der wolken, mij aan de Allerhoogste gelijkstellen" Door de straf en de val van satan en zijn engelen, (éénderde van de engelen heirscharen Openbaring 12:4) die uit de Hemel werden verbannen naar de hemelse sferen (de tweede Hemel, die tussen de atmosfeer van onze aarde en de Hemel waarin God woont is), werd tevens de aarde in zijn chaotische toestand gebracht, zoals wij dit lezen in Gen. 1:2. Waarschijnlijk werden ze zo tot de machten en overheden en wereld beheersers dezer duisternis en tot de boze geesten in de hemelse gewesten(tweede Hemel) voor welke wij in Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
56
Ef. 6:12 gewaarschuwd worden."want wij hebben niet te worstelen tegen bloed en vlees, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze geesten in de hemelse gewesten". Dit schijnt ons zeer aannemelijk, want van satan wordt gezegd, dat hij "de overste van de macht der lucht", (Ef.2:2) en "de god dezer eeuw" (2 Cor. 4:4) en het schijnt, dat zijn plan voor de val van de mens ten doel had, de heerschappij over onze aarde te hernemen. Er zijn mensen, die aannemen dat de ‘demonen" ontlichaamde geesten zijn van de bewoners van de Prae Adamitische aarde, en dat hun pogingen om, zoals het geschiede in de dagen, dat de Here Jezus rondwandelde op aarde, om zich in een menselijk lichaam te incarneren een bewijs is van het feit, dat zij eens in het bezit van dergelijke lichamen waren. Natuurlijk rijst de vraag; indien de bewoners van de Prae Adamitische aarde menselijke wezens waren, zoals wij, en vernietigd werden toen de Prae Adamitische aarde tot een chaos werd, waar zijn dan hun fossiele overblijfselen, waarom hebben wij deze dan niet in de bodem of in de rotsen ontdekt? Het antwoord hierop, zou kunnen zijn, dat hun lichamen door vuur verteerd zijn geworden, zoals dit het geval zal zijn met de opstandige horden van Gog en van Magog aan het einde van het Millennium (Openbaring 20:7-9) "En wanneer de duizend jaren voleindigd zijn, zal de satan uit zijn gevangenis worden losgelaten, en hij zal uitgaan om de volkeren aan de vier hoeken der aarde te verleiden, Gog en Magog, om hen tot de oorlog te verzamelen, en hun getal is als het zand der zee. En zij kwamen op over de breedte der aarde en omsingelden de legerplaats der heiligen en de geliefde stad; en vuur daalde neder uit de hemel en verslond hen". Alleen hun ontlichaamde geesten zouden, zoals het hierboven vermeld is, tot demonen geworden zijn. In de Bijbel vinden wij echter hiervoor geen enkele grond. Wel is het duidelijk, dat de demonen niet satan’s engelen zijn, want deze zijn in tegenstelling tot de demonen vrij. De demonen zijn opgesloten in de "afgrond" en worden alleen vrijgelaten, wanneer dit voor God’s doel dienstig is. (Openbaring 9:1-2)"En de vijfde engel blies de bazuin, en ik zag een ster, uit de hemel op de aarde gevallen, en haar werd de sleutel van de put des afgronds gegeven. En zij opende de put des afgronds en er steeg rook op uit de put, als de rook van een grote oven; en de zon en het zwerk werden verduisterd door de rook van de put". Zij zijn ook niet de gevallen engelen uit 2 Petrus 2:4 en uit Jud. 6:7, want die worden in ketenen en duisternis bewaard tot op de dag van het oordeel. Demonen zijn dus een klasse voor zich en voor zover wij weten, zullen zij nimmer iets anders zijn. Wat wij wel weten met betrekking tot hen, is dat de tijd nadert, dat zij gepijnigd zullen worden. Matth. 8:29: "En zie, zij schreeuwden, zeggende: Wat hebt Gij met ons te maken, Zoon van God? Zijt Gij hier gekomen om ons voor de tijd te pijnigen?" Wanneer op de Prae Adamitische aarde de dood heerste en de lichamen van de Prae Adamieten in de aarde begraven werden, zou het kunne zijn, dat zij nog aanwezig zijn op dat deel van de aarde, wat zij bewoond hebben; hetgeen nu het bed zou kunnen zijn van de Atlantische- en Grote Oceaan. Wanneer deze veronderstelling nog een mogelijkheid in zich heeft, zou het ons kunnen helpen de passage uit de Schrift te verstaan, die we vinden in Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
57
Openbaring20:13: "En de zee gaf de doden, die in haar waren, en de dood en het dodenrijk gaven de doden, die in hen waren, en zij werden geoordeeld, een ieder naar zijn werken". Hier wordt de "zee" onderscheiden van de "dood" (het graf), dat het lichaam in zich heeft, en het dodenrijk of Hades, de verblijfplaats van de Ziel. Dit doet denken, dat onder de doden van de zee een andere klasse van de mensheid wordt verstaan, en dat het zou kunnen zijn, dat deze doden van de Prae Adamitische wereld zijn, die nu rusten op de bodem van de zee. Wanneer Gods schepselen ieder in zijn eigen orde geoordeeld zullen worden, zou het niet meer dan juist zijn, wanneer de doden van de Prae Adamitische aarde geoordeeld zouden worden, alvorens dit met de boze mensen van deze tegenwoordige wereld geschieden zal. De wijze waarop de Prae Adamitische aarde "woest en ledig" gemaakt werd, die heeft alleen betrekking op haar buitenste oppervlak, het bewoonbare deel van de aarde, wordt duidelijk door Petrus geopenbaard in 2 Petr. 3:5-6: "Want willens en wetens ontgaat hun, dat door het woord van God de hemelen er sedert lang geweest zijn en de aarde, die uit en door het water bestaat, waardoor de toenmalige wereld is vergaan, verzwolgen door het water". Het is duidelijk, dat Petrus hier niet heen wijst naar de zondvloed ten tijde van Noach, want de wereld verging niet ten tijde van Noach. Petrus gaat dan ook verder in vers 7 eraan toevoegende: "Maar de tegenwoordige hemelen en de aarde zijn door hetzelfde woord als een schat weggelegd, ten vure bewaard tegen de dag van het oordeel en van de ondergang der goddeloze mensen". (Het oordeel voor de grote witte troon Openbaring 20:11-15). De wijze waarop de Prae Adamitische aarde "woest en ledig" werd gemaakt, was door het water. Het water, dat op de oppervlakte van de aarde is, is ongeveer een 4950ste deel van de aardmassa. Geweldige schokken moeten de Prae Adamitische aarde dus vernietigd hebben en haar oppervlakte bedekt hebben met de wateren van haar oceanen. Geen levend wezen bleef op haar over en haar atmosfeer van diepe duisternis verborg het licht van de zon, de maan en van de sterren. Het had er alle schijn van, dat zij een dode planeet was, alhoewel de zaden van haar plantaardig leven in haar boezem begraven waren, om weer op de derde dag van de schepping (herschepping) te herleven. De afwezigheid van warme zonnestralen veroorzaakte, dat de aarde verviel tot haar "wintertijd". Haar wateren waren tot ijs bevroren en conserveerden als een enorme koelkast de geweldige grote viervoeters en gevleugelde dieren, opdat wij de aard van het dierenrijke leven op de Prae Adamitische aarde zouden kennen. De profeet Jeremia ziet in een visioen deze tijd: "Ik zag de aarde, en zie, zij was woest en ledig; ik zag naar de hemel, en zijn licht was er niet. Ik zag de bergen, en zie, zij beefden, en alle heuvelen schudden. Ik zag, en zie, er was geen mens, en al het gevogelte des hemels was weggevlogen. Ik zag, en zie, de aarde was woestijn, en al zijn steden waren in puin gestort, voor de Here, voor zijn brandende toorn". Indien dit, zoals het schijnt te zijn, een verslag is van de verwoesting van de Prae Adamitische aarde, dan was deze bewoond en woonden haar bewoners in steden, en was het doel van God door haar te vernietigen alle historische monumenten en getuigenissen van de Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
58
zondige toestand van haar bewoners uit te wissen. Welke tijdsverloop verliep tussen de schepping der aarde en het tijdstip, dat zij "woest en ledig" werd, weten wij niet, noch weten wij hoelang zij in die chaotische toestand verkeerde. Wel weten we, dat toen de tijd daar was, dat het Gods Plan was om de aarde weer in haar bewoonbare toestand te herstellen en haar geschikt te maken tot een woonstede voor de mens, Hij dit deed in zes perioden van langere of kortere duur. Het Hebreeuwse woord, dat vertaald is door "dag" kan zowel 24 uur, als ook een langere periode van tijd beslaan. Waarschijnlijk was de tijd slechts kort, dus 24 uur, precies 1 dag. c. de tegenwoordige aarde De zesdaagse arbeid, zoals die beschreven is in Genesis 1:3-31 bevat geen beschrijving, hoe God de Oorspronkelijke aarde maakte, maar hoe Hij deze uit haar woeste en ledige toestand herstelde tot haar tegenwoordige gesteldheid. Wanneer de zondvloed uit de dagen van Noach slechts plaatselijk was en alleen dat gedeelte van de wereld aantastte, zo is de geografie van de herstelde aarde waarschijnlijk dezelfde, als die van de aarde, zoals zij nu is. de zeven dagen van de herstellingen week Tijdvak van de stof: 1ste dag het werk betreft het kosmische licht. 2de dag het werk betreft het opnieuw regelen van de atmosfeer. 3de dag 1. het werk betreft het weer te voorschijn komen van het droge land. 2. het werk betreft het weer te voorschijn komen van de plantengroei. Tijdvak van het leven: 4de dag het werk betreft het herstel van het licht. 5de dag het werk betreft de schepping van vissen en vogels. 6de dag 1. het werk betreft de schepping van de landdieren. 2. het werk betreft de schepping van de mens. 7de dag geen werk, de rustdag de eerste dag van de (her)scheppingsweek
Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
59
het kosmische licht (Genesis 1:2-5) "En God zeide: Er zij licht; en er was licht. En God zag, dat het licht goed was, en God maakte scheiding tussen het licht en de duisternis. En God noemde het licht dag, en de duisternis noemde Hij nacht. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de eerste dag". Toen de dag aanbrak om de aarde te herstellen tot een bewoonbare plaats, maakt God daarmede een aanvang door het proces van de verwoesting in omgekeerde zin toe te passen. "de Geest Gods zweefde over de wateren. En God zeide: Er zij licht; en er was licht".
God schiep het licht niet, het woordje voor scheppen in de Hebreeuwse taal wordt dan ook niet gebruikt. Gode zeide: Er zij licht, op dezelfde wijze, zoals iemand zeggen zou: "Draai het licht aan". Dit was niet het zonlicht, want de wolken (wateren van lucht) trokken niet weg, zodat de zon de aarde kon beschijnen. Dit geschiede pas op de vierde dag. Zonder twijfel was het licht "Elektrisch of Kosmisch licht" van gelijke aard, als de Aurora Borealis of het Noorder licht, want wij weten, dat de elektriciteit een van de primaire krachten is, en altijd in de atmosfeer aanwezig is, alhoewel wij in de latere tijden de kennis verkregen hebben, het op die wijze te leiden, dat het onze steden kan verlichten. De gloeihitte van de atmosfeer, en deze was zonder twijfel zeer sterk en schitterend, riep een krachtdadige hitte te voorschijn, die de ijsachtige bedekking van de aarde deed smelten en water vormde, hetwelk, verdampende, de dampachtige wolken vormde, die de weg bereidden voor het werk van de tweede dag. De verandering van duisternis tot licht, deed God de "duisternis" nacht noemen en het "licht" dag. Op deze wijze kwam de aarde vanuit de nacht harer geschiedenis in het licht van haar opstandingsdag en het werk van elke volgende dag was een voortzetting van het werk van de voorafgaande dag. Elke dag vangt aan bij de avond en eindigt met de morgen. de tweede dag van de (her)scheppingsweek vorming van het uitspansel (Genesis 1:6-8) "En God zeide: Daar zij een uitspansel in het midden der wateren, en dit make scheiding tussen wateren en wateren. En God maakte het uitspansel en Hij scheidde de wateren die onder het uitspansel waren, van de wateren die boven het uitspansel waren; en het was alzo. En God noemde het uitspansel hemel. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de tweede dag". Het feit, dat het uitspansel "Hemel" genoemd wordt, en dat wij onder het woord "Hemel onze atmosfeer te verstaan hebben, wijst erop, dat de "Chaotische aarde" hetzij geen atmosfeer had, of dat zij geen schiktheid bezat om wolken te vormen, die in de vorm van damp het water regelden en op deze manier de wateren van de atmosfeer en van de aarde verdeelde of scheidde. Het werk van de tweede dag was het weer regelen van de atmosfeer om aan de behoeften van de tegenwoordige aarde te voldoen. (bijvoorbeeld regenen enz.)
Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
60
Het is opmerkelijk, dat de woorden: "En God zag dat het goed was",niet over het werk werd uitgesproken, zoals dit wel over het werk van al de andere dagen geschiedde. Dit zal wel niet zonder gewicht zijn, want wij lezen in Efeze 2:2 over de "machten" in de lucht, waarvan satan de vorst is. Het is mogelijk, dat zodra de atmosfeer van de aarde weer bewoonbaar werd, de "machten" van de geestelijke boze overheden (Efeze 6:12) met satan, als hun leider, er binnen zwermden, met het doel haar tot hun verblijfplaats te maken, zodat God van het uitspansel of van de atmosfeer niet kon zeggen, dat het goed was. de derde dag van de (her)scheppingsweek (Genesis 1:9-13) het eerste werk "En God zeide: Dat de wateren onder de hemel op een plaats samenvloeien en het droge te voorschijn kome; en het was alzo. En God noemde het droge aarde, en de samengevloeide wateren noemde Hij zeeen. En God zag, dat het goed was ". Dit was eenvoudig een te niet doening van de uitwerking van de aardschokken, die overstromingen veroorzaakten op de Prae Adamitische aarde. Door de opheffing van de aarde, kon het land weer uit haar "watergraf" opstijgen.
het tweede werk "En God zeide: Dat de aarde jong groen voortbrenge, zaadgevend gewas, vruchtbomen, die naar hun aard vruchten dragen, welke zaad bevatten, op de aarde; en het was alzo. En de aarde bracht jong groen voort, gewas, dat naar zijn aard zaad geeft, en geboomte, dat naar zijn aard vruchten draagt, welke zaad bevatten. En God zag, dat het goed was. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de derde dag." Dit was geen nieuwe schepping, maar een opstanding. De aarde steeg omhoog uit de "wateren des doods" en zaden en wortelen van planten en kruiden en bomen moesten volgens het bevel weer ontkiemen, uitspruiten en groeien, zoals zij deden, voordat de ramp van de overstroming van de Prae Adamitische aarde plaats greep.
Indien die catastrofe was, wat wij kennen onder de naam "ijstijd" was het niet nodig, dat het plantenleven een scheppingsdaad zou ondergaan, even zomin als de planten deze nodig hebben in de lente, nadat de winter voorbijgegaan is. Dat dit zo was lijkt ons heel duidelijk opgesloten te liggen in de uitdrukking: "welke zaad bevatten, op de aarde". Dat wil zeggen dat de zaden reeds in de aarde aanwezig waren, begraven als zij werden door de wateren, die over de Prae Adamitische aarde stroomden. De zaden waren onverwoestbaar, en hadden alleen de juiste voorwaarden en omstandigheden nodig, om weer op te leven en de aarde met groen aldus te bedekken. Dit doet ons als een feit zien, dat de Prae Adamitische aarde met dezelfde planten en bomen bedekt was, als onze tegenwoordige aarde. (De wetenschap bevestigt dit, daar de dierlijke fossielen niet lijken op onze tegenwoordige dieren, en dit is met de plantenfossielen juist wel Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
61
het geval. De varenfossielen, die men vindt in steenkolenlagen en rotsmotieven bijvoorbeeld in onze St. Pieterberg in Limburg lijken precies op onze tegenwoordige varens en planten). de vierde dag van de (her)scheppingsweek het zonlicht hersteld (Genesis 1:14-19) En God zeide: Dat er lichten zijn aan het uitspansel des hemels om scheiding te maken tussen de dag en de nacht, en dat zij dienen tot aanwijzing zowel van vaste tijden als van dagen en jaren; en dat zij tot lichten zijn aan het uitspansel des hemels om licht te geven op de aarde; en het was alzo. En God maakte de beide grote lichten, het grootste licht tot heerschappij over de dag, en het kleinere licht tot heerschappij over de nacht, benevens de sterren. En God stelde ze aan het uitspansel des hemels om licht te geven op de aarde, en om te heersen over de dag en over de nacht, en om het licht en de duisternis te scheiden. En God zag, dat het goed was. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de vierde dag. De verschijning van de zon en de maan op de vierde dag was niet een nieuwe schepping. Zij waren reeds aanwezig tijdens de Prae Adamitische aarde. Ze waren alleen niet tegelijk met haar verwoest geworden. Het woord "maakte" in vers 16 is niet hetzelfde als in vers 1, dat met scheppen vertaald werd, en geeft geen scheppende daad aan. Wat letterlijk bedoeld wordt, is dat de dikke wolken (atmosfeer) optrokken en daardoor de zon en maan en de sterren weer zichtbaar werden, en dat zij vanaf dien tijd de maat aangaven, wat de dagen, jaren en seizoenen betreft, zoals wij ze nu kennen. Met andere woorden op deze vierde dag ontstond de tijd in tegenstelling met de eeuwigheid. de vijfde dag van de (her)scheppingsweek de schepping van vissen en vogels (Genesis 1:20-23 )
En God zeide: Dat de wateren wemelen van levende wezens, en dat het gevogelte over de aarde vliege langs het uitspansel des hemels. Toen schiep God de grote zeedieren en alle krioelende levende wezens, waarvan de wateren wemelen, naar hun aard, en allerlei gevleugeld gevogelte naar zijn aard. En God zag, dat het goed was. En God zegende ze en zeide: Weest vruchtbaar, wordt talrijk en vervult de wateren in de zeeen, en het gevogelte worde talrijk op de aarde. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de vijfde dag. Het werk van de vijfde dag was de schepping van vissen en vogels. Het is de eerste maal, dat het woord scheppen er staat, sedert wij het gelezen hebben in vers 1, bij de oorspronkelijke schepping van de aarde, de zogenaamde Prae Adamitische aarde, die zoals we lazen in vers 2 verwoest werd. Dit bewijst ons tevens, dat het dierenleven vernietigd werd tijdens die ramp. De vissen en de vogels, die op de vijfde dag werden geschapen, zijn de vissen en vogels van onze tegenwoordige aarde. De fossiele overblijfselen van de reusachtige dieren en vogels behoren Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
62
tot de Prae Adamitische aarde. de zesde dag van de (her)scheppingsweek twee verschillende werken 1. schepping van de landdieren 2. schepping van de mens eerste werk (Genesis 1:24-25) En God zeide: Dat de aarde voortbrenge levende wezens naar hun aard, vee en kruipend gedierte en wild gedierte naarhun aard; en het was alzo. En God maakte het wild gedierte naar zijn aard en het vee naar zijn aard en alles wat op de aardbodem kruipt naar zijn aard. En God zag, dat het goed was. Deze dieren van de aarde waren zonder twijfel dezelfde, als die wij nu hebben. Het feit, dat zij werden geschapen, naar hun aard, hetgeen 5 maal herhaald wordt, toont ons, dat zij zich niet uit een vorig geslacht, dat van dezelfde soort was, ontwikkelden. Dat al de verschillende dieren afzonderlijk werden geschapen, wordt bewezen door het feit, dat wanneer er onder de verschillende soorten een kruising plaats heeft, hun nakomelingen onvruchtbaar zijn. De kruising van een ezel met een merrie is een muilezel, en een muilezel is een bastaard en is altijd onvruchtbaar. Wanneer de theorie van de "evolutie" van de ontwikkeling van het dierlijke- en plantenleven op waarheid zou berusten, zouden wij kunnen verwachten de bewijzen daarvan in de fossiele overblijfselen van de tussenliggende schakels te vinden, en wij zouden eveneens nu het "evolutie proces" in werking moeten zien, waardoor een hogere soort van dier- of plantenleven in het aanzijn zou worden geroepen. Doch wij ontdekken niets van dien aard. Het dieren- en plantenleven, dat heden ten dage bestaat, bestaat nu in dezelfde vorm, als het, naar alles wat wij weten, sinds het bestaan van de mens was. De vogels bouwen hun nesten en fokken hun jongen, zoals zij altijd deden. De bever bouwt zijn dam en de bij stelt de honingraat samen, zoals zij immer deden. Alleende mens bezit het vermogen om zijn wijze van iets samen te stellen, te verbeteren. Dit komt aan het licht bij de ontwikkeling van de werktuigen bijvoorbeeld die van het boerenbedrijf om een voorbeeld te noemen, van de primitieve houten stok, die als ploeg dienst deed, tot de gewone ploeg, tot de moderne gecombineerde oogst-, bind- en dorsmachines toe. We kunnen de verschillende ontwikkelingstrappen nagaan, wanneer wij de verouderde soorten gereedschappen van het boerenbedrijf zien in een museum. Dit is niet het geval in het dieren- en plantenrijk, want wij vinden daar geen tussenliggende schakels. Wanneer de "evolutie theorie" op waarheid berustte, behoorde het zowel aan mens, als aan dier bevestigd te worden, en zouden wij bij de kruising van de beste soorten Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
63
menselijke rassen de evolutie moeten waarnemen van een "Übermensch". De geschiedenis van het menselijke ras weerspreekt dit. tweede werk (Genesis 1:26-28) "En God zeide: Laat Ons mensen maken naar ons beeld, als onze gelijkenis, opdat zij heersen over de vissen der zee en over het gevogelte des hemels en over het vee en over de gehele aarde en over al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt. En God schiep de mens naar zijn beeld; naar Gods beeld schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen. En God zegende hen en God zeide tot hen: Weest vruchtbaar en wordt talrijk; vervult de aarde enonderwerpt haar, heerst over de vissen der zee en over het gevogelte des hemels en over al het gedierte, dat op de aarde kruipt". Dat de mens eveneens geschapen (Bara) werd, toont ons, dat hij niet van de aap afstamt. De mens werd gemaakt naar de gelijkenis van God,niet naar de gelijkenis van een aap, en hij werd niet gevormd vanuit een dier, maar vanuit het stof der aarde.(Genesis 2:7) "toen formeerde de Here God de mens van stof uit de aardbodem en blies de levensadem in zijn neus; alzo werd de mens tot een levend wezen". Er is eenonoverkomenlijke afgrond tussen de laagste klasse van de mensheid en het hoogst ontwikkelde dierentype, die de wetenschap niet heeft kunnen overbruggen. De ontbrekende schakel is en wordt nooit gevonden. Dat het gehele menselijke ras van één geslacht is, en één gemeenschappelijke oorsprong had (Hand. 17:26: Hij heeft uit een enkele het gehele menselijke geslacht gemaakt om op de ganse oppervlakte der aarde te wonen en Hij heeft de hun toegemeten tijden en de grenzen van hun woonplaatsen bepaald, ) blijkt duidelijk uit het feit, dat wanneer verschillende rassen van de mensen met elkaar huwen, hun nakomelingen niet onvruchtbaar zijn, maar vruchtbaar. Dit doet het argument te niet, dat de witte en gekleurde rassen van verschillende oorsprong zouden zijn, en dat alleen het blanke ras het Adamitische ras zou zijn. Met betrekking tot de schepping van de mens is er geen tegenspraak tussen het eerste en tweede hoofdstuk van Genesis. Het eerste hoofdstuk (Genesis 1:26-28) geeft ons het feit van zijn schepping, het tweede hoofdstuk (Genesis 2:7-8) de wijze waarop dit geschiedde. Het ene vult het andere aan. In het eerste hoofdstuk wordt van God gesproken, als van Elohim, de Schepper; in het tweede hoofdstuk wordt Hij genoemd JHWH (de Heer), omdat Hij daar met de mens een verbond maakt. In de aanvang wordt de naam JHWH verbonden aan die van Elohim ten einde aan alle twijfel een einde te maken met betrekking tot de identiteit van het Wezen, dat door dit samengestelde woord wordt aangeduid. Het verschil van gebruik komt dus hieruit voort, dat het ene beter bij een bepaalde passage in de Schrift past, als het andere woord van God. Het is echter, zoals we reeds zagen, dezelfde God. Dit verklaart het verschillende gebruik van deze beide namen door de schrijvers en het is een antwoord aan die critici, die beweren, dat de Bijbel een onhandig samenvoegsel van ongerijmde en verschillende documenten is, die zij de Elohistische en de Jehovistische noemen. Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
64
In Genesis 2:7 wordt ons gezegd, dat "de Here God de mens van stof uit de aardbodem formeerde (Yatsar, fashioned) en de levensadem in zijn neus blies. Alzo werd de mens tot een levend wezen". Dit kan betekenen, dat de Here God de mens uit het stof van de aardbodem vormde, zoals een beeldhouwer een standbeeld maakt uit klei en dat de Here God daarna in deze vorm van aarde de levensadem inblies. Op welke wijze dit ook moge geschied zijn, wij weten, dat het werk drievoudig was: 1. Het formeren van het LICHAAM - "toen formeerde de Here God de mens van stof uit de aardbodem" 2. De GEEST - "en blies de levensadem in zijn neus". Hieronder werd niet verstaan de Heilige Geest, maar de Geest van de natuurlijke mens. Dat wil zeggen dat deel van de mens, waarin de Heilige Geest woning moet maken, alvorens hij wedergeboren kan worden. Het is de van "God bewuste" natuur van de mens.
3.Dat gedeelte van de mens, dat de ZIEL is - "alzo werd de mens tot een levend wezen". Dit is de zetel van het IK-BEWUSTZIJN, van de herinnering, de genegenheden enz. De twee voornaamste delen van de mens zijn het lichaam en de geest, maar daar beide een andere functie hebben, daar de een fysiek en de andere geestelijk is, moet er een derde deel aan worden toegevoegd, de ziel genoemd, teneinde tussen beide te bemiddelen, en door middel waarvan zij met elkaar gemeenschap kunnen hebben. Op deze wijze werd de mens tot een drievoudig wezen. 1 Thes. 5:23 :"En Hij, de God des vredes, heilige u geheel en al, en geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij de komst van onze Here Jezus Christus blijken in allen dele onberispelijk bewaard te blijven". Hebr. 4:12 : "Want het woord Gods is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard en het dringt door, zo diep, dat het vaneenscheidt ziel en geest, gewrichten en merg, en het schift overleggingen en gedachten des harten".
In Adam was, zoals hij oorspronkelijk geschapen was, de ziel zulk een volmaakt medium voor de gemeenschap tussen het lichaam en de geest, dat er tussen beide geen conflict bestond. De drie smolten ineen tot een harmonisch geheel. Toen de mens viel, werd de ziel het oorlogsterrein van het lichaam en van de geest en het conflict door Paulus zo tekenend beschreven in Rom. 7:24 nam een aanvang."Ik, ellendig mens! Wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods"? Eva werd niet op dezelfde wijze als Adam geformeerd. Zij werd enige tijd later gemaakt. Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
65
Adam had onder al de schepselen, die God gemaakt had niet een gevonden, die een gepaste gezellin voor hem zou kunnen zijn. "En de Here God zeide: Het is niet goed, dat de mens alleen zij. Ik zal hem een hulp maken, die bij hem past". (Gen. 2:18) "Toen deed de Here God een diepe slaap op de mens vallen; en terwijl deze sliep, nam Hij een van zijn ribben en sloot haar plaats toe met vlees. En de Here God bouwde de rib, die Hij uit de mens genomen had, tot een vrouw, en Hij bracht haar tot de mens. Toen zeide de mens: Dit is nu eindelijk been van mijn gebeente en vlees van mijn vlees; deze zal `mannin' heten, omdat zij uit de man genomen is". (Gen. 2:21-23) Waar nu Adam en Eva niet op dezelfde wijze gemaakt waren, hadden zij zich toch niet ontwikkeld vanuit een ander lager staand wezen, maar zij waren directe scheppingen van God. "man en vrouw schiep Hij hen" Genesis 1:27.
De reden waarom Eva afgezonderd van Adam geschapen werd, was om aan te tonen, dat zij in hun verhouding tot elkaar, als man en vrouw van een vlees moeten zijn. Dat zij uit twee wederhelften bestonden. Adam en Eva zijn in hun fysieke verhoudingen het type van Christus en de Gemeente. Toen Eva tot Adam geleid werd zeide Adam: " Dit is nu eindelijk been van mijn gebeente en vlees van mijn vlees. En de Apostel Paulus zegt, terwijl hij over de Gemeente spreekt: "Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen, en die twee zullen tot een vlees zijn. Dit geheimenis is groot, doch ik spreek met het oog op Christus en op de gemeente". (Efeze 5:30-32)
Adam werd niet als een klein kind geschapen, noch als een primitieve wilde, maar als een volwassen man, volmaakt in intellect en kennis, anders zou hij de dieren van het veld en het gevogelte van de hemel niet hun namen hebben kunnen geven. En het feit, dat zijn nakomelingen zulk een bedrevenheid hadden in het uitvinden van muzikale instrumenten en mechanische uitvindingen, en steden en torens konden bouwen en zo’n schip als de ark, toont dat de mens van de Antediluviaanse tijd, mensen waren met een reusachtig intellect en vermogen, en dat de mens in plaats van te evolueren - in opwaartse richting, naar beneden degenereerde. Wij zien uit Genesis 1:29-30, ("En God zeide: Zie, Ik geef u al het zaaddragend gewas op de gehele aarde en al het geboomte, waaraan zaaddragende vruchten zijn; het zal u tot spijze dienen. Maar aan al het gedierte der aarde en al het gevogelte des hemels en al wat op de aarde kruipt, waarin leven is, geef Ik al het groene kruid tot spijze; en het was alzo",) dat de dieren in het begin alleen plantaardig voedsel gegeven werd, en dat het pas na de zondeval was, dat de dieren vleeseters werden. En dit werd ook pas na de zondeval aan de mens toegestaan, vlees te eten. "Alles wat zich roert, wat leeft, zal u tot spijze zijn; Ik heb het u alles gegeven evenals het groene kruid. Alleen vlees met zijn ziel, zijn bloed, zult gij niet eten". (Genesis 9:3-4) Dat wil zeggen dat, wanneer zij vlees aten, zij eerst het bloed daaruit moesten laten lopen, daar het bloed het leven is van het dier. Het was pas na de uittocht van Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
66
Egypte, toen de wet vanaf de berg Sinaï gegeven werd, waarin de Joden beperkt werden tot het eten van een aantal zogenaamde "reine dieren", een zeker soort gedierte (kruipende en vliegende) werd hen verboden, de zogenaamde onreine dieren. (Lev. 11:1-47 - zelf studie)
Let erop, dat alles was God schiep goed was. "En God zag alles wat Hij gemaakt had, en zie, het was zeer goed. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de zesde dag". (Genesis 1:31) God is NIET de Schepper van het kwaad. Doornen, distels, vergiftige klimplanten, onkruid, schadelijke dieren, zoals de slang, zijn alle het gevolg van de zonde. Op deze wijze werden de hemel en de aarde hersteld en herbevolkt gedurende de zes dagen of perioden van de week van de herstelling. De Bijbel en de wetenschap zijn in algehele overeenstemming, wat de rangorde van de 8 werken van deze herstellingsweek betreft. Het toont aan, hoe deze 8 werken in 40320 verschillende rangorders zou kunnen worden samengesteld (1x2x3x4x5x6x7x8 = 40320) zonder dat er twee reeksen aan elkaar gelijk zouden zijn. Zeer zeker moet Mozes geïnspireerd zijn geweest, want er was slechts één kans op de 40320 geweest, dat hij ze op dezelfde wijze zou opgesteld hebben, waarvan de wetenschap getuigt, dat zij plaats gehad hebben. Dit is een van de vele bewijzen voor de Goddelijke Inspiratie van de Heilige Schrift. de zevende dag van de (her)scheppingsweek Genesis 2:2-3 "Toen God op de zevende dag het werk voltooid had, dat Hij gemaakt had, rustte Hij op de zevende dag van al het werk, dat Hij gemaakt had. En God zegende de zevende dag en heiligde die, omdat Hij daarop gerust heeft van al het werk, dat God scheppende tot stand had gebracht".
Onder God wordt hier verstaan Zijn Drieënige aanleg, want zoals, duidelijk gezegd is, schiep God de Vader het stof, God de Zoon maakte van dit stof de wereld en alles, wat daarop bestaat,en God de Heilige Geest blies de Levensadem in alles wat leven heeft. Joh. 1:1-3: "In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. Dit was in den beginne bij God. Alle dingen zijn door het Woord geworden en zonder dit is geen ding geworden, dat geworden is". Ef. 3:9: "en in het licht te stellen wat de bediening van het geheimenis inhoudt, dat van eeuwen her verborgen is gebleven in God, de Schepper van alle dingen". Col. 1:12-16: en dankt gij met blijdschap de Vader, die u toebereid heeft voor het erfdeel der heiligen in het licht. Hij heeft ons verlost uit de macht der duisternis en overgebracht in het Koninkrijk van de Zoon zijner liefde, in wie wij de verlossing hebben, de vergeving der zonden. Hij is Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
67
het beeld van de onzichtbare God, de eerstgeborene der ganse schepping, want in Hem zijn alle dingen geschapen, die in de hemelen en die op de aarde zijn, de zichtbare en de onzichtbare, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten; alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen".
God rustte, omdat Zijn werk volbracht was. Dit is de enige rechtmatige voorwaarde tot rusten. God rustte niet alleen, omdat Zijn werk volbracht was, maar ook omdat het goed was. Kritiek op dit werk was uitgesloten. Maar toen het volmaakte werk door de zonde bedorven werd, door de val van de mens, werd Zijn Sabbat’s rust verbroken. In hetzelfde ogenblik, toen de mens viel, was het voor God noodzakelijk Zijn werk te hervatten, ditmaal niet om de schepping van de stoffelijke dingen voort te zetten, maar met het doel de mens te verlossen, opdat hij zou kunnen worden: een nieuwe schepping in Christus Jezus. 2 Cor. 5:17: "Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping; het oude is voorbijgegaan, zie, het nieuwe is gekomen". Daarom zei Jezus, toen Hij Zijn taak uitlegde: "Mijn Vader werkt tot nu toe (in de schepping)en ik werk ook (nu in de Verlossing)". Johannes 5:17. In Genesis 2:1-3 wordt ons slechts gezegd, dat God rustte van Zijn Scheppingwerk op dezevende dag. De dag wordt niet Sabbat genoemd. Ons wordt gezegd, dat God hem zegende en hem heiligde. Dat wil zeggen hem afzonderde als een dag van rust. Ons wordt de duur van de zevende dag van de scheppingsweek niet gezegd, maar deze zou in overeenstemming met de duur van de andere dagen geweest zijn., indien de zonde hem niet bekort had. de Sabbat Wanneer God de Sabbat instelde voor de val van de mens, lijkt het vreemd, dat God dit feit niet in Genesis vermeld heeft, en dat Adam niet gezegd werd, daarop acht te geven. Wij vinden nergens in het Boek Genesis, dat Adam of een ander van zijn nakomelingen, of Noach, of Abraham de Sabbat hielden. De enige wenk, die wij ontvangen van een zevenvoudige verdeling van de dagen, wordt gevonden in Genesis 7:4-10, als er zeven dagen uitstel (genade) gegeven werd, alvorens de zondvloed aanving en in Genesis 8:8-12, waar een periode van zeven dagen verstreek, alvorens de duif werd uitgezonden. De eerste maal, dat wij over de Sabbat lezen is in Ex. 16:23-26 in verband met het verzamelen van het manna: "Toen zeide hij tot hen: Dit is wat de Here gezegd heeft: een rustdag, een heilige sabbat is het morgen voor de Here; bakt wat gij bakken wilt en kookt wat gij koken wilt; laat al wat overblijft liggen om het tot de volgende morgen te bewaren. Zij lieten het dan tot de volgende morgen liggen, zoals Mozes bevolen had; toen stonk het niet, en er waren geen maden in. Voorts zeide Mozes: Eet dit vandaag, want heden is het sabbat voor de Here, vandaag zult gij het niet vinden op het veld. Zes dagen zult gij het verzamelen, maar op de zevende dag is het sabbat; dan is het er niet". Hier wordt de zevende dag aangeduid als de Sabbat. Dat de zevende dag van de scheppingsweek een type was van de Sabbat blijkt duidelijk uit Ex. 20:11: "Want in zes dagen heeft de Here de hemel en de aarde gemaakt, de zee en al wat Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
68
daarin is, en Hij rustte opde zevende dag; daaromzegende de Here de sabbatdag en heiligde die". Maar we hebben geen enkel bewijs, dat er geboden werd de Sabbat te houden voor de uittocht, en de oorzaak daarvan is duidelijk. Gods’srustdag werd door de "val van de mens" gebroken, en er kon van "rust" geen sprake zijn, totdat de verlossing was aangebracht, en deze ving aan als type bij de verlossing van de kinderen Israëls uit Egypte, door het offer van het paaslam, dat een type was van Christus. Het doel van hun verlossing was, dat zij rust zouden vinden in Kanaänvan het vermoeiende zwoegen en slaven, dat zij in Egypte hadden moeten doen. Deut. 5:15: want gij zult gedenken, dat gij dienstknechten in het land Egypte geweest zijt, en dat de Here, uw God, u vandaar heeft uitgeleid met een sterke hand en met een uitgestrekte arm; daarom heeft u de Here, uw God, geboden de sabbatdag te houden. Als enige weken later op de berg Sinai de tien geboden gegeven werden, zei de Here tot Israël:"Gedenk de sabbatdag, dat gij die heiligt". (Ex. 20:8) De Sabbatdag, die zij gedenken moesten, was niet de zevende dag, waarop God rustte, maar de dag, die God als Sabbatdag had aangegeven ten tijde dat het manna geschonken werd. Het gebod de Sabbatdag te heiligen was uitsluitend aan Israël gegeven. Het werd niet aan de heidenen gegeven. Het werd aan Israël gegeven, als een teken van het Mosaisch Verbond. Dit zien we duidelijk in Ezechiël 20:12 en 19-21 en in Exodus 31:13: Ezechiël 20:12: "Ook gaf Ik hun mijn sabbatten als een teken tussen Mij en hen, opdat zij zouden weten, dat Ik, de Here, hen heilig". Ezechiël 20:19-21: "Ik ben de Here, uw God, wandelt naar mijn inzettingen en onderhoudt naarstig mijn verordeningen. Heiligt mijn sabbatten, dan zullen deze een teken zijn tussen Mij en u, opdat gij weet, dat Ik, de Here, uw God ben. Maar die zonen waren weerspannig tegen Mij; zij wandelden niet naar mijn inzettingen en onderhielden geenszins mijn verordeningen; de mens die ze opvolgt, zal daardoor leven. Mijn sabbatten ontheiligden zij, zodat Ik overwoog mijn grimmigheid over hen uit te storten, mijn toorn ten volle over hen te doen komen in de woestijn". Exodus 31:13: "Gij dan, spreek tot de Israelieten: maar mijn sabbatten moet gij onderhouden, want dat is een teken tussen Mij en u, van geslacht tot geslacht, zodat gij weet, dat Ik de Here ben, die u heilig".
De Sabbatdag behoort alleen aan de Joden en is niet bindend voor de heidenen (de wereld), of voor de Gemeente (de Christenen). Nergens in de Bijbel vind je, dat God aan welke natie of volk dan ook, gebied de Sabbat te houden. Als een Joodse instelling is hij nooit afgeschaft, veranderd of overgebracht op een andere dag van de week, of op een ander volk..Hij is wel tijdelijk opgeschort, zoals in Hosea 2:10 voorspeld werd, dat geschieden zal. Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
69
"Ik
zal doen ophouden al haar vreugde, haar feest, haar nieuwemaansdag en haar sabbat, ja, al haar hoogtijden". Hij zal weer worden gehandhaafd, wanneer de Joden weer in hun eigen land, als natie hersteld zullen zijn. Ezechiël 44:24: "Ook bij een geschil zullen zij optreden om recht te spreken; naar mijn verordeningen zullen zij dat beslechten; mijn wet en mijn inzettingen zullen zij op al mijn feesttijden onderhouden en mijn sabbatten zullen zij heiligen". Ezechiël 46:1-3: "Zo zegt de Here Here: De poort van de binnenste voorhof, die op het oosten uitziet, zal op de zes werkdagen gesloten blijven, maar op de sabbatdag geopend worden; ook op de nieuwemaansdag zal zij geopend worden. De vorst zal van buiten af door de voorhal der poort naar binnen gaan, en bij de post van de poort blijven staan; dan zullen de priesters zijn brandoffer en zijn vredeoffer bereiden, waarna hij zich zal nederbuigen op de drempel der poort, en dan naar buiten gaan. De poort mag tot de avond niet gesloten worden. Het volk des lands echter zal zich op de sabbatten en de nieuwemaansdagen bij de ingang van die poort voor het aangezicht des Heren nederbuigen". Jesaja 66:23: "En het zal geschieden van nieuwe maan tot nieuwe maan en van sabbat tot sabbat, dat al wat leeft zal komen om zich voor mijn aangezicht neer te buigen, zegt de Here".
Wanneer dit waar is, behoort de Sabbat niet aan de Gemeente, en wordt hij niet onder de Christenen gehouden, want de Sabbat is een deel van de Wet, en Christenen zijn niet onder de wet, maar onder de genade. Romeinen 6:14: "Immers, de zonde zal over u geen heerschappij voeren, want gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade". In zijn brief aan de Christenen te Galathie maakt Paulus er hen zelfs een verwijt van, dat zij zich weer onder de Wet stellen en verklaart, dat diegenen, die dit doen onder de vloek zijn. Galaten 3:1-14: "O, onverstandige Galaten, wie heeft u betoverd, wie Jezus Christus toch als gekruisigde voor de ogen geschilderd is? Dit alleen zou ik van u willen weten: Hebt gij de Geest ontvangen ten gevolge van werken der wet, of van de prediking van het geloof? Zijt gij zo onverstandig? Gij zijt begonnen met de Geest, eindigt gij nu met het vlees? Was het dan tevergeefs, dat gij zoveel hebt ondervonden? Ware het slechts tevergeefs! Die u de Geest schenkt en krachten onder u werkt, doet Hij dit ten gevolge van werken der wet, of van de prediking van het geloof? Op dezelfde wijze heeft ook Abraham God geloofd en het is hem tot gerechtigheid gerekend. Gij bemerkt dus, dat zij, die uit het geloof zijn, kinderen van Abraham zijn. En de Schrift, die tevoren zag, dat God de heidenen uit geloof rechtvaardigt, heeft tevoren aan Abraham het evangelie verkondigd: In u zullen alle volken gezegend worden. Zij, die uit het geloof zijn, worden dus gezegend tezamen met de gelovige Abraham. allen, die het van werken der wet verwachten, liggen onder de vloek; want er staat geschreven: Vervloekt is een ieder, die zich niet houdt aan alles, wat geschreven is in het Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
70
boek der wet, om dat te doen. En dat door de wet niemand voor God gerechtvaardigd wordt, is duidelijk; immers, de rechtvaardige zal uit geloof leven. Doch bij de wet gaat het niet om geloof, maar: wie dat doet, zal daardoor leven. Christus heeft ons vrijgekocht van de vloek der wet door voor ons een vloek te worden; want er staat geschreven: Vervloekt is een ieder, die aan het hout hangt. Zo is de zegen van Abraham tot de heidenen gekomen in Jezus Christus, opdat wij de belofte des Geestes ontvangen zouden door het geloof". En in Galaten 4:9-11 zegt hij onder andere:"Nu gij echter God hebt leren kennen, ja, meer nog, door God gekend zijt, hoe kunt gij thans terugkeren tot die zwakke en armelijke wereldgeesten, (de engelse Bijbel zegt hier hoe kunt gij terugkeren tot de Bondage, dat is slavernij, wat het nog beter doet uitkomen)waaraan gij u weder van meet aan dienstbaar wilt maken? Dagen, maanden, vaste tijden en jaren (dat wil zeggen Sabbatten en feestdagen) neemt gij waar. Ik vrees, dat ik mij wellicht tevergeefs voor u ingespannen heb". En in Col. 2:16 lezen we: "Laat dan niemand u blijven oordelen inzake eten en drinken of op het stuk van een feestdag, nieuwe maan of sabbat". Wanneer Christenen de verplichting hebben de Joodse Sabbat te houden, zo zijn zij onder de Joodse Ceremoniële Wet en in dat geval moeten zij al de instellingen en feestdagen van het Joodse Ritueel houden. Als een instelling van het Judaisme hield de Sabbat tegelijk met de feestdagen en andere ritualistische ceremonieën en offerranden op om dienst te doen, met het einde van de Joodse Bedeling. De Joodse Sabbat werd niet veranderd in een Christelijke Sabbat, evenmin als de besnijdenis omgezet werd in de doop. Er bestaat niet zoiets als een Christelijke Sabbat. De Sabbat staat in verband met de "Wet" en het Christendom staat in verband met de "genade". En wanneer wij Wet en Genade met elkaar verbinden, verenigen wij iets wat God gescheiden heeft. Na de opstanding ontmoetten Christus en Zijn discipelen zich nimmer op de Sabbat, maar altijd op de eerste dag van de week. Joh.20:1: "En op de eerste dag der week ging Maria van Magdala vroeg, terwijl het nog donker was, naar het graf en zij zag de steen van het graf weggenomen". Joh. 20:19: "Toen het dan avond was op die eerste dag der week en ter plaatse, waar de discipelen zich bevonden, de deuren gesloten waren uit vrees voor de Joden, kwam Jezus en stond in hun midden en zeide tot hen: Vrede zij u"! Hand. 20:7: "En toen wij op de eerste dag der week samengekomen waren om brood te breken, hield Paulus een toespraak tot hen en, daar hij van plan was de volgende dag te vertrekken, zette hij zijn rede voort tot middernacht".
Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
71
1 Cor.16:2: "elke eerste dag der week legge ieder uwer naar vermogen thuis iets weg, en hij spare dit op, opdat er niet eerst na mijn komst inzamelingen moeten gehouden worden".
Het is waar, dat zij op de Sabbat naar de synagoge gingen, maar dit was niet om te aanbidden, doch opdat zij zo de gelegenheid kregen om het Evangelie te prediken aan de Joden. De eerste dag van de week moet door de Gemeente in acht worden genomen om te rusten en te aanbidden. In het Oude Testament wordt hij uitgebeeld, als de achtste dag of de dag na de Sabbat. Leviticus 23:10-11: "Spreek tot de Israelieten en zeg tot hen: Wanneer gij komt in het land dat Ik u geef, en de oogst daarvan binnenhaalt, dan zult gij de eerstelingsgarve van uw oogst naar de priester brengen, en hij zal de garve voor het aangezicht des Heren bewegen, opdat gij welgevallig zijt; daags na de sabbat zal de priester die bewegen". En u weet zeker wel, waar de eerstelingsgarve een typologie van is. Dit vinden wij in 1 Cor. 15:20: "Maar nu, Christus is opgewekt uit de doden, als eersteling van hen, die ontslapen zijn". En wanneer verrees Christus uit de doden en werd tot de Eersteling, niet op de Sabbat, want deze dag lag Hij dood in het graf, maar op de eerste dag van de week, op de morgen na de Sabbat. Dat de Gemeente geboren werd op Pinksteren, dat op de eerste dag van de week viel, is al weer een bewijs, dat de Gemeente de eerste dag van de week zou houden, en niet de zevende dag of de Sabbat. De Joodse Sabbat verbindt de mens met de Oude Bedeling, de Eerste dag van de week verbindt hem met de Nieuwe Bedeling. Er wordt beweerd, dat de Roomse Kerk de rustdag van de zevende dag overbracht op de Eerste dag van de week, doch deze bewering is fout, want het pausdom bestond nog lang niet, toen de Eerste dag van de week al een vastgestelde dag was voor de Christelijke godsdienstoefening. Het is opmerkelijk, dat het geheel van de Tien Geboden (Exodus 20:1-7) in het Nieuwe Testament is bevestigd, uitgezonderd het Vierde Gebod, dat betrekking heeft op de Sabbat. Romeinen 13:8-10: "Zijt niemand iets schuldig dan elkander lief te hebben; want wie de ander liefheeft, heeft de wet vervuld. Want de geboden: gij zult niet echtbreken, gij zult niet doodslaan, gij zult niet stelen, gij zult niet begeren en welk ander gebod er ook zij, worden samengevat in dit woord: gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. De liefde doet de naaste geen kwaad; daarom is de liefde de vervulling der wet". Efeze 6:1-2: "Kinderen, weest uw ouders gehoorzaam in de Here, want dat is recht. Eer uw vader en uw moeder (dit is immers het eerste gebod, met een belofte)"
Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
72
Jac. 5:12: "Maar vooral, mijn broeders, zweert niet, noch bij de hemel, noch bij de aarde, noch welke andere eed ook. Laat ja bij u ja zijn en neen neen, opdat gij niet onder het oordeel valt". 1 Joh.. 5:21: "Kinderkens, wacht u voor de afgoden".
Waarom deze weglating, wanneer de Wet omtrent de Sabbat nog steeds van kracht is? Het is:de dag des Heren, hij behoort Hem toe. In de Bijbel wordt hij niet een rustdag genoemd. Het is de dag, die vervuld behoort te worden met aanbidding, godsdienst en heilige bezigheden. Het is geen dag om door te brengen in luiheid of in genoegens, of met het geven van gewijde concerten en de besprekingen over wereldse verbeteringssystemen, maar een dag voor onderricht in - en prediking van het Woord van God. 2. De prae Diliviaanse eeuw De tijden der Bedelingen of Verbonden De Eeuw van voor de Zondvloed Deze omvat het tijdperk van de herstelling van de aarde vanuit haar chaotische toestand tot aan de Zondvloed. Deze tijd wordt verdeeld in twee Bedelingen. A. de Edense bedeling (onschuld) Deze Bedeling strekt zich uit van de schepping van Adam tot aan de verdrijving uit het Paradijs. Hoe lang zij duurde weten wij niet. Naar alle waarschijnlijkheid besloeg deze periode slechts een korte tijd. Zij was de Bedeling van de onschuld. De mens ving zijn bestaan op deze planeet aan, onder de meest gunstige omstandigheden. De aarde was in haar oorspronkelijke heerlijkheid hersteld. De wateren zwermden van vissen en van zwemvogels. Het land was een massa van prachtig gekleurd groen (lover), de heuvelen en dalen en vlakten waren overdekt met kudden van schapen en runderen, en van viervoetige en andere dieren. De lucht was vervuld met het gesjilp van vogels en het geurde heerlijk naar vruchten en bloemen. Er waren geen stormen, die je verschrikte of die verwoestingen aanrichtten, want de aarde werd door een damp bevochtigd en ook de schoonheid van de dag en van de nacht moet onzegbaar groots geweest zijn. Alles moet in zijn doen volmaakt geweest zijn, want wij lezen, dat God, toen Hij alles zag, zei, dat het zeer goed was. Maar nog niet goed genoeg voor de mens, want God plantte in het Oosten in Eden een hof. Een Hof, waarin God alle soorten van bomen deed groeien, die een lust waren voor het oog en die goed waren om van te eten. In het midden van de hof plantte Hij de Boom des Levens en benevens de Boom der Kennis van Goed en Kwaad. De Hof werd doorstroomd door een mooie rivier, en toen dit alles klaar was, leidde God Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
73
Adam daarin. In deze Hof van onovertrefbare heerlijkheden en te midden van een onbeschrijfelijke mooie omgeving, met God als zijn raadsman, en hemelse wezens tot zijn bezoekers, met een zondeloze natuur en met een omgeving, die de meest ideale was, voor een rein en heilig leven, werden deze verwekkers van het menselijke geslacht, geplaatst. De omstandigheden waren ideaal. Maar Adam had geen gezellin, die aan hem gelijk was, en daar het niet goed voor hem was, dat hij alleen was, daar hij zelfs te midden van deze mooie omgeving zich eenzaam gevoeld zou hebben, zeide God: "Ik zal hem een hulp maken, die bij hem past". Toen deed God een diepe slaap op Adam vallen, en Hij nam één van zijn ribben en bouwde daaruit Eva op. Dit was het eerste gebruik van pijnverdoving bij een chirurgische operatie, waarvan wij gehoord hebben. Of Adam bleef doorslapen, totdat zijn zij weer hersteld was, of dat God haar op dat zelfde ogenblik genas, wordt ons niet gezegd. Hoe groot zal zijn verrassing zijn geweest, toen hij zijn ogen opende en zulk een schoon wezen naast hem zag, als Eva moet zijn geweest. Dat Adam wist op welke wijze zij ontstond, weten wij uit zijn verklaring: "Dit is nu eindelijk been van mijn gebeente en vlees van mijn vlees; deze zal "mannin" heten, omdat zij uit de man genomen is" (Genesis 2:23). Het is duidelijk, dat Adam haar vanaf het eerste ogenblik lief gehad heeft, anders zou hij niet de dood geriskeerd hebben door van de verbode vrucht te eten. Het eerste mensenpaar was gelukkig met elkaar en zonder twijfel geloofden zij, dat dit eeuwig zo zou voortduren. Zij wisten niets van de puinhopen van de oorspronkelijke aarde, die nu bedekt was met het Edense plantenrijk van de vernieuwde aarde. Noch wisten zij, dat de hemel boven hen, zwermden van gevallen wezens onder satans leiding, en dat hun geluk eindigen zou in de val, die hun verbanning uit de Hof der Heerlijkheden noodzakelijk zou maken, en dat zij vroeg of laat de fysieke dood zouden smaken. Wanneer men als bezwaar tegen God zou inbrengen, dat Hij Adam voor het gevaar, dat hij liep, van een aanval van satan, had moeten waarschuwen, zo moet niet vergeten worden, dat het verbod om niet van de boom der Kennis van Goed en Kwaad te eten, hem had moeten bewaren, om naar welk wezen dan ook te luisteren, die hem wilde verleiden het gebod van God te overtreden, en daarvan te eten. Wanneer God hem duidelijk satans plan uiteen gezet zou hebben, zou Gods doel met het beproeven van Adam niet bereikt zijn geworden. Ware gehoorzaamheid wil zeggen, te gehoorzamen zonder te weten waarom. Het doel, dat God had met toe te laten, dat Adam verzocht werd en viel, wordt in het evangelie openbaar. Indien God voor het menselijke ras niet had toegelaten, dat het verzocht zou worden en vallen kon, zo zou het Universum nimmer het verheven schouwspel van Zijn vergevende liefde en van Zijn reddende Genade op Golgotha, hebben aanschouwd. Hoe lang na de schepping van Adam, Eva aan hem geschonken werd, weten wij niet. Het moet enige tijd daarna geweest zijn, lang genoeg in elk geval voor Adam om aan al de Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
74
levende wezens, die tot hem gebracht werden, zoals vee en gevogelte, of de dieren van het veld, namen te geven. Noch wordt ons ook gezegd, hoelang, nadat Eva aan Adam geschonken was, het geduurd heeft, alvorens de verzoeking geschiedde. Het is namelijk aan te nemen, dat dit onmiddellijk was, want alhoewel zij volwassen waren, wat het lichaam betreft, waren zij slechts kinderen in ondervinden, tenminste was dit met Eva het geval, en zij was niet in staat zich te meten met de verleidelijke listen van de slang, de machtige vijand van God en de mens. Het doel van satan was, door de verzoeking, Gods plan met de schepping van de mens te verijdelen (de aarde door een ras van heilige wezens te doen bewonen), Hij wilde de aarde weer te heroveren, die hij door zijn opstandigheid verloren had. Zijn hoop was erop gevestigd, dat God het eerste mensenpaar om hun zonden zou uitroeien, alvorens zij de aarde zouden kunnen bevolken. Hij speelde zijn spel met doortrapte handigheid. Vrezende, dat wanneer hij tegen beide tegelijk zou optreden, zij hem zouden weerstaan, wachtte hij de tijd af, dat hij Eva alleen zou aantreffen. Het is niet onmogelijk, dat Eva nieuwsgierig geworden was naar de oorzaak van het verbod, van Adam was weggelopen en er alleen op uit getrokken was om de boom te onderzoeken, en dat satan haar daar aantrof en daar snel gebruik van maakte. Indien Eva de omgeving van de boom had gemeden, zou zij niet in staat geweest zijn, die blik op de boom te werpen, die haar de vrucht zou doen begeren. Satan zag, dat zij over iets ontevreden was. Wijselijk veronderstelde hij, dat dit was, omdat God aan Adam en Eva verboden had van de boom te eten, vandaar dat hij haar naderde en tot haar sprak. Het feit, dat Eva niet bevreesd was om met de slang te spreken, is een aanwijzing dat deze geen afschuwelijk wezen was, en dat zij voor haar geen vreemdeling was. Zij had haar reeds menigmaal gezien en waarschijnlijk met haar gesproken, want satan slaat nimmer zijn slag, alvorens hij eerst de weg daartoe heeft voorbereid. Hoe de slang was, voordat zij vervloekt werd, en moest kruipen, in plaats van overeind te gaan, weten wij niet, maar zij moet schoon van uiterlijk geweest zijn. Ons wordt niet gezegd of zij het vermogen om te spreken had, of dat zij slechts een mondstuk van de satan was. Wat wij wel weten is, dat satan zich in haar incarneerde. Omdat hij zag, dat Eva verlangende blikken wierp op de vrucht van de boom, opende de slang (satan) het gesprek door op een geslepe wijze te vragen:"God heeft zeker wel gezegd: Gij zult niet eten van enige boom in de hof?" De geslepenheid van deze vraag komt naar voren in haar verdachtmakende voorstelling, alsof God hen niet lief had, en onbillijk en onvriendelijk was, hen iets, wat het ook was , te verbieden. Eva verraadt haar gevoelens ten opzichte van God, door aan het verbod toe te voegen, zeggende: "noch die aanraken" (Genesis 3:3) alsof God haar niet durfde te vertrouwen. Ook verandert zij, hetgeen als straf genoemd was "namelijk zult gij voorzeker sterven" in "anders zult gij sterven"(Oude Vertaling: "opdat gij niet sterft). Op deze wijze haar twijfel uitsprekende met betrekking tot de zekerheid van de dood. Het is gevaarlijk om iets aan Gods Woord toe te voegen of er iets vanaf te doen: Openbaring 22:18-19: Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
75
"Ik betuig aan een ieder, die de woorden der profetie van dit boek hoort: Indien iemand hieraan toevoegt, God zal hem toevoegen de plagen, die in dit boek geschreven zijn; en indien iemand afneemt van de woorden van het boek dezer profetie, God zal zijn deel afnemen van het geboomte des levens en van de heilige stad, welke in dit boek beschreven zijn". 2 Cor. 4:2: "maar hebben wij verworpen alle schandelijke praktijken, die het licht niet kunnen zien, daar wij niet met sluwheid omgaan of het woord Gods vervalsen, maar de waarheid aan het licht brengen en zo bij elk menselijk geweten onze eigen aanbeveling zijn voor het oog van God". Spreuken 30:6: "Doe niets aan zijn woorden toe, opdat Hij u niet terechtwijze en gij een leugenaar bevonden wordt".
Galaten 1:6-10: "Het verbaast mij, dat gij u zo schielijk van degene, die u door de genade van Christus geroepen heeft, laat afbrengen tot een ander evangelie, en dat is geen evangelie. Er zijn echter sommigen, die u in verwarring brengen en het evangelie van Christus willen verdraaien. Maar ook al zouden wij, of een engel uit de hemel, u een evangelie verkondigen, afwijkend van hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt! Gelijk wij vroeger reeds gezegd hebben, zeg ik thans nog eens: indien iemand u een evangelie predikt, afwijkend van hetgeen gij ontvangen hebt, die zij vervloekt! Tracht ik thans mensen te winnen, of God? Of zoek ik mensen te behagen? Indien ik nog mensen trachtte te behagen, zou ik geen dienstknecht van Christus zijn.
Het begin van de val was gelegen in het "vervalsen" van Gods Woord. Satan was de eerste hogere criticus van Gods Woord. Hij was de schepper van de twijfel. Door satans vraag, werd dit zaad in Eva’s hart of verstand gestrooid. Namelijk de vraag: "Is het ook dat God gezegd heeft" (Oude Vertaling waar de twijfel iets beter in uitkomt). Dit bracht Eva ertoe, aan Gods liefde te twijfelen. Het menselijke ras heeft van Eva de "microbe van het ongeloof" overgeërfd. De mensen ontkennen niet zozeer Gods goedheid, als wel dat zij een vraagteken plaatsen achter de verklaringen die Gods Woord aflegt. Zij zeggen: "Heeft God nu werkelijk gezegd, dat wij zus of zo niet mogen handelen? Hebben wij Hem niet verkeerd begrepen, of Zijn bedoelingen misverstaan? God heeft toch zeker te veel liefde en barmhartigheid om de slechte mensen te straffen?" Nadat satan "het zaad van de twijfel" had uitgestrooid en gezien had, dat het vergif zijn werk deed, legde hij vervolgens de verklaring af, dat God de leugenaar was, toen hij zei: "Gij zult geenszins sterven". Dit is de leugen van de duivel en zij is belichaamd in de hedendaagse godsdienstige systemen, die leren, dat de mens geen eeuwige straf zal ondergaan. Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
76
Satan bestreed Gods bedoeling door te zeggen, dat God niet wilde, dat zij het onderscheid tussen "goed" en "kwaad": zouden kennen, opdat zij anders als God zouden worden. Deze uitspraak deed een beroep op Eva’s nieuwsgierigheid en eerzucht, en verwekte een "storm van begeerte" in haar hart, en toen zij zag, dat de "boom" goed was tot spijs (de vleselijke begeerte) en een lust voor het oog (de begeerte tot aanschouwen) en begeerlijk om verstandig te maken (hoogmoed van het leven), wachtte zij niet om eerst met haar man te overleggen, maar strekte haar hand uit en at de vrucht. En de dagen van de onschuld waren voorbij. En toen Adam bij haar kwam, verzocht ze zonder gewetensbezwaar, of hij ook niet van de vrucht wilde eten. En daar Adam niet van haar gescheiden wilde worden, at hij eveneens, met het gevolg, dat het ras onderging. De vrouw werd bedrogen, maar dit was met Adam niet het geval, maar niettegenstaande zegt ons de apostel, dat de vrouw de schuld droeg. 1 Tim. 2:13-14:"Want eerst is Adam geformeerd, en daarna Eva.En Adam heeft zich niet laten verleiden, maar de vrouw is door de verleiding in overtreding gevallen". Het overredingsmiddel, dat satan bij Eva gebruikte, namelijk dat de vermeerdering van kennis haar en Adam op hetzelfde niveau van God zou brengen en hen aan God gelijk zou maken, is hetzelfde overredingsmiddel, dat satan heden ten dage aanwendt bij de eerzuchtige mensen van onze tijd, en hij tracht door middel van zijn slachtoffers een schitterende beschaving in te voeren, die gebouwd is op de ontdekkingen en uitvindingen van de mensen, om zo de mensen buiten God om te verheffen, en zijn uiteindelijke doel is: vergoddelijking van de mens hetgeen zijn hoogtepunt bereiken zal in zijn: "ubermens de antichrist"die gezeten zal zijn in de tempel te Jeruzalem en zichzelf tot GOD proclameren zal 2 Thes.2:3-4:"Laat niemand u misleiden, op welke wijze ook, want eerst moet de afval komen en de mens der wetteloosheid zich openbaren, de zoon des verderfs, de tegenstander, die zich verheft tegen al wat God of voorwerp van verering heet, zodat hij zich in de tempel Gods zet, om aan zich te laten zien, dat hij een god is". Dit legt tevens de aanleiding bloot van alle wereldsystemen, alle maatschappelijke, godsdienstige, politieke en commerciële verbeteringen en vooruitgang van het menselijke ras. Adam en Eva waren onschuldig geschapen. Onschuld is niet hetzelfde als rechtvaardigheid. Onschuld kan pas na beproefd te zijn tot rechtvaardigheid worden. Indien Adam en Eva de verzoeking hadden weerstaan zouden zij rechtvaardig of heilig geworden zijn. Zij schoten echter te kort en werden zondaren. Daar is slechts één stap voor nodig van "Onschuld" tot "Heiligheid", of van "Onschuld" tot "Zonde". Adam en Eva deden deze laatste stap en werden zondaren. Indien zij de tegenovergestelde stap hadden gedaan, zouden zij "heilig" geweest zijn, en zij zouden niet hebben kunnen zondigen. Zij zouden niet in staat geweest zijn om te zondigen. Nu kan de mens niet meer heilig worden zonder de wedergeboorte. Door de val van de mens was satan’soverwinning volledig. Het eerste gevolg van de ongehoorzaamheid van Adam en Eva was zelfbewustzijn. "En zij bemerkten, dat zij naakt waren" (Genesis 3:7) Het gevolg van deze kennis bracht hen ertoe een kledingstuk uit te Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
77
vinden, die bestond uit vijgenbladeren. Alles wat leeft wordt door de natuur bekleed. Vissen hebben hun schubben, vogels hun veren, landdieren hun wol of hun vacht, slangen hun vel. Vele dieren zijn naakt, wanneer zij geboren worden, maar het duurt niet lang of de natuur voorziet hen van een kleding. Van al Gods schepselen is de mens de enige, die niet bekleed is, en gedwongen wordt naar een kunstmatige bedekking te grijpen. Hoe komt dit? Het is het gevolg van de zonde. In het begin droegen Adam en Eva geen kleren, noch hadden zij behoefte daaraan. Sommigen zeggen, dat zij in hun ongerepte toestand, toen zij nog niet gevallen waren, omkleed waren met een sluier van zulk een heerlijke glans, dat hun naaktheid daardoor bedekt werd. Bij hun val verloren zij deze. En dadelijk, bewust als zij waren van hun schande, namen zij hun toevlucht tot een kunstmatig kledingstuk. Kleren zijn de omhullingen van schuld. De stijl en het karakter van de kleding mag zich wijzigen, maar de schuld blijft. De kleding mag dan al onze schande voor de ogen van de mensen bedekken, dit is niet het geval met Gods ogen. Een zwart hart kan door een wit vest niet bedekt worden. Die dag ging de zon onder over een voorval, dat getuigde van de achteruitgang van het menselijke ras. Het was een duistere en vreselijke nacht. Beiden vreesden God te ontmoeten en verborgen zich dus in het woud, toen de Heer nederdaalde ten einde, zoals gewoonlijk Zijn wandeling in de Hof, in de koelte van de dag, te doen. Tot nu toe hadden zij met blijdschap naar deze dagelijkse komst van de Here God uitgezien, doch nu vreesden zij Zijn aangezicht. Zo maakt de zonde van ons allen lafaards. Door hen te ondervragen deed God hen over hun gedrag zelf een oordeel vellen. Adam schoof de schuld van zijn val op Eva, en zij klaagde op haar beurt de slang aan. God luisterde geduldig naar hen en schonk hun een gelegenheid om hun gedrag te rechtvaardigen. Daarna sprak Hij Zijn oordeel over hen uit. Maar aan de slang schonk Hij deze gelegenheid niet, maar zeide: "Daarop zeide de Here God tot de slang: Omdat gij dit gedaan hebt, zijt gij vervloekt onder al het vee en onder al het gedierte des velds; op uw buik zult gij gaan en stof zult gij eten, zolang gij leeft. En Ik zal vijandschap zetten tussen u en de vrouw, entussen uw zaad enhaar zaad; dit zal ude kop vermorzelen en gij zult het dehiel vermorzelen" (Genesis 3:14-15). "Haar zaad" wil zeggen Christus. In de uitdrukking "uw zaad" (satans zaad) hebben wij een profetische heen wijzing naar de antichrist, die als satans zaad genoemd wordt in 2 Thes. 3:3: "de zoon des verderfs".
Dit zijn woorden, zoals een veroordeelde misdadiger, die zijn vonnis verwacht, door zijn rechter hoort uitspreken, en zij is een bevestiging van satans voormalige opstandigheid, die hier haar oordeel ontvangt. En onmiddellijk wordt de slang, het werktuig van satan veranderd in een kruipend, walgelijk, vergiftig reptiel. Het oordeel over de vrouw luidde, dat Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
78
zij haar positie, als de gelijke van de man zou verliezen en aan hem ondergeschikt zou worden, en dat zij veel smart en leed zou krijgen, als zij kinderen zou baren. Tot Adam zeide God: "Omdat gij naar uw vrouw hebt geluisterd en van de boom gegeten, waarvan Ik u geboden had: Gij zult daarvan niet eten, is de aardbodem om uwentwil vervloekt; al zwoegende zult gij daarvan eten zolang gij leeft, en doornen en distelen zal hij u voortbrengen, en gij zult het gewas des velds eten; in het zweet uws aanschijns zult gij brood eten, totdat gij tot de aardbodem wederkeert, omdat gij daaruit genomen zijt; want stof zijt gij en tot stof zult gij wederkeren". Wat dus tot nu toe voor Adam een genot geweest was, namelijk de verzorging van de Hof, zou nu voortaan een opgelegde taak voor hem zijn, want verdreven zijnde uit de Hof, moest hij nu voortaan in zijn levensonderhoud voorzien door het land, dat slechts doornen en distelen en onkruid voortbracht, te bebouwen. Maar Adam en Eva konden niet zonder kleding buiten de hof verbannen worden. Hun kleding van vijgenbladeren was niet voldoende. Deze kon hen niet beschermen voor de straf der zonde, want zij was door de mens gemaakt, en de mens kan niet gered worden door eigen werken, dus was het noodzakelijk, dat God zou voorzien in een geeigende kleding, een kleding, die tevens de vernietiging van de zonde zou typeren. Daarom lezen wij: "En de Here God maakte voor de mens en voor zijn vrouw klederen van vellen en bekleedde hen daarmede". Genesis 3:21) Waarom vervaardigde God niet een meer verfijnde en schonere kleding? Verdierlijkte Adam zozeer, toen hij zondigde, dat dierenvellen de enige geëigende kleding voor hem was? Nee, de huiden typeerden iets. Zij konden slechts verkregen worden door een of ander onschuldig dier, waarschijnlijk een lam, (dat het Lam Gods typeerde) te doden, hiermede de grote waarheid verkondigende, dat zonde alleen door het vergieten van bloed kan uitgewist worden. Hebr. 9:22: "En nagenoeg alles wordt volgens de wet met bloed gereinigd, en zonder bloedstorting geschiedt er geen vergeving". Zij verkondigen de herbekleding van de mens. Zij spreken van de gewaden der heerlijkheid van het opstandingslichaam. Doch de nacht, die op deze vrezelijke dag volgde, was niet zonder sterren. Een enkele "ster der belofte" verlichtte de duisternis. Het was de belofte: "dat het zaad van de vrouw de kop van de slang zou vermorzelen", en uiteindelijk het laatste overblijfsel van haar glibberige spoor, dat zij over de velden van deze schone aarde zou achterlaten, zou uitwissen. Het is een betekenisvol feit, dat Hij, die deze belofte deed, Zelf het beloofde zaad van de vrouw was, en dat Hij, die Adam en Eva met huiden omkleedde, de Here God Zelf was, en wel de Tweede Persoon van de Drie Eenheid, die eens het Lam Gods zijn zou, wiens dood op Golgotha, door het slachten van de dieren, wiens huiden nodig waren om de naaktheid van Adam en Eva te bedekken, werd voorafgeschaduwd. Alhoewel de "wereldsystemen" van deze wereld onder de regering van satan staan, en God Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
79
dit uit goede gronden toestaat, moet Hem niet worden ten laste gelegd, dat Hij wreed onverschillig zou zijn voor de verloren toestand van de mens, of dat Hij beschuldigd zou worden, omdat Hij niet onmiddelijk de overheersing van de boze machten in het universum heeft doen ophouden, want onmiddelijk na de "val van de mens" voorzag God in een verlossend middel, namelijk de belofte:"Dat het zaad van de vrouw (Christus) de kop van de slang zou vermorzelen" en daarom gaan de mensen verloren, niet omdat er geen weg is, om; aan de moeitevolle arbeid, die satan in werk stelt, te ontkomen; maar omdat zij Gods weg, om door middel van Christus, daaraan te ontkomen niet willen gaan. De wereld zou niet misleid worden, door datgene wat satan beraamd: "Want zijn gedachten zijn ons niet onbekend" (2 Cor. 2:11), indien zij meer acht zouden geven op het Profetisch Woord, dat zeer vast is:"En wij achten het profetische woord daarom des te vaster, en gij doet wel er acht op te geven als op een lamp, die schijnt in een duistere plaats, totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in uw harten" (2 Petr. 1:19), en dat satans oorsprong, doel en oordeel aan ons openbaart. Maar de bestudering van de Profetieen is niet alleen verwaarloosd door de wijze, waarop de Schriften verdraaid worden ("evenals in alle brieven, wanneer hij over deze dingen spreekt. Daarin is een en ander moeilijk te verstaan, wat de onkundige en onstandvastige lieden tot hun eigen verderf verdraaien, evenals trouwens de overige schriften" 2 Petr. 3:16)door hen, die de Profetieen gebruiken teneinde hun eigen doctrinaire doeleinden te bevorderen, maar men wordt daardoor ook ontmoedigd, zodat menigeen de studie van de Profetieeen veroordeelt en de Schriften leest op een wijze, alsof hij zeggen wil: "Wij hebben eenonvast Woord der Profetie, waarop je beter doet om er geen acht op te slaan". De Edense Bedeling stond geheel apart. Zij werd gekarakteriseerd door de afwezigheid van zonde en door de tegenwoordigheid van God. Er zal zoiets nooit meer zijn, totdat "De Tabernakel Gods bij de mensen zal zijn", en Hij met hen op de Nieuwe Aarde zal wonen. Openbaring 21:3: "En ik hoorde een luide stem van de troon zeggen: Zie, de tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen zijn volken zijn en God zelf zal bij hen zijn". Gedurende de Edense Bedeling handelde God met Adam op basis van "Onschuld", en nimmer kan God met de mens aldus handelen, totdat de vloek van de zonde van de aarde zal zijn weggenomen. De mens is niet langer onder de beproeving, maar onder het oordeel. Joh. 3:18: "Wie in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld; wie niet gelooft, is reeds veroordeeld, omdat hij niet heeft geloofd in de naam van de eniggeboren Zoon van God". Al de tijd sedert de val heeft God met de mens moeten handelen, als zijnde een schuldig, verloren, hulpeloos en ten gronde gerichte zondaar. Niet alleen heeft God te doen met een ten gronde gerichte zondaar, maar met een verloren schepsel. In hem is niets goed, hij leeft in "vijandschap met God" en hij onderwerpt zich aan de wet van God niet, want dit kan ook niet. (Rom. 8:6-7: "Want de gezindheid van het vlees is de dood, maar de gezindheid van de Geest is leven en vrede. Daarom dat de gezindheid van het vlees vijandschap is tegen God; want het onderwerpt zich niet aan de wet Gods; trouwens, het kan dat ook niet: zij, die in Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
80
het vlees zijn, kunnen Gode niet behagen". De mens is een mislukking. Uit barmhartigheid verdreef God het schuldige, maar door Hem vergeven, mensenpaar uit de Hof, opdat zij niet van de boom der Levens zouden eten, en zo gedoemd zouden zijn, voor eeuwig in hun zondig sterfelijk lichaam verder te leven. Op deze wijze eindigde de eerste Bedeling in een mislukking. Het menselijke ras kwam onder het oordeel en de gehele aarde onder de vloek. De mens beweert, dat onschuld en een volmaakte omgeving hem vrijwaren voor het bedrijven van verkeerde dingen, maar de ramp in Eden bewijst, dat dit niet waar is. B. De Antidiluviaanse Bedeling de bedeling van vlak voor de Zondvloed Deze Bedeling strekt zich uit vanaf de "val" tot aan de "zondvloed". Zij duurde 1656 jaar, en zij was de Bedeling van het geweten. Zij toont aan hoe de mens handelt, wanneer hij alleen slechts door het geweten wordt geleid. Voor de val hadden Adam en Eva geen geweten. Het bezit van een geweten houdt in: de kennis van goed en van kwaad, en deze bezaten Adam en Eva niet, dan pas nadat zij van de vrucht van de verbode boom gegeten hadden. Het geweten is in staat vrees en berouw voort te brengen, maar het zal de mens niet van kwaad terughouden, want het geweten verleent geen macht. Het is waarschijnlijk, dat God aan Adam en Eva het gewicht van een bloedoffer voor de zonde uitlegde, maar het is een opmerkenswaardig feit, dat er in de Schrift geen melding van gemaakt wordt, dat Adam zulk een offer bracht. Is dit een stilzwijgende wenk, dat Adam en Eva, na hun verbanning uit de hof, nog on-berouwvol bleven? Voor de val hadden Adam en Eva geen kinderen. Dat zij tot dat doel geschapen waren, blijkt duidelijk uit de Woorden van God, nadat zij geschapen waren, toen Hij hen zei: "Weest vruchtbaar en wordt talrijk; vervult de aard". (Genesis 1:28) In de Woorden "vervult de aarde" zouden wij een mogelijkheid kunnen vinden dat de aarde, alvorens zij in chaotische toestand geworpen werd, bewoond was, en dat haar bewoners op een of andere wijze vernietigd waren. Hieruit volgt echter niet, dat deze bewoners op ons gelijkende menselijke wezens waren. Menselijke overblijfselen, daterend van voor de Schepping van de mens, zijn nooit gevonden. Wanneer het eerste kind van Adam en Eva na de verdrijving uit de Hof geboren wordt, wordt ons niet medegedeeld. Waarschijnlijk was dit niet lang daarna. Het eerste kind was een zoon Kaïn.De naam betekent "Verkregen" of "Verworven" en geeft aan, dat Eva hem, als het "Beloofde Zaad"aanvaardt. Het schijnt, dat zij zich teleurgesteld voelt bij Abel’s geboorte en deze wordt dan ook genoemd "Damp" (Vapor). Wij behoeven hieruit niet te besluiten, dat Abel het tweede kind was. Het is mogelijk, dat tussen Kaïnen Abel een aantal kinderen, zowel zonen, als ook dochters geboren werden. Kaïnen Abel zijn "representatieve" mensen, de een van het slechte, de andere van de rechtvaardige lijn vanaf Adam.
Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
81
In de woorden uit Genesis 3:16:"Ik zal zeer vermeerderen de moeite uwer zwangerschap" ligt een aanwijzing opgesloten, dat niet alleen de geboorten veelvuldig waren, maar dat verscheidene kinderen tegelijkertijd geboren werden. Op geen andere wijze zou het menselijke ras zich hebben kunnen vermenigvuldigen, dan zo, als in deze tijd tot enige tijd na de zondvloed geschiedde. Kaïnen Abel waren, toen KaïnAbel doodde, geen kinderen. Waarschijnlijk waren zij over de 100 jaar oud. Abel was een schaapherder, niet over de schapen van zijn vader, maar over zijn eigen kudde. Hij was een volwassen man en de eigenaar van vee. Kaïnwas een landbouwer en de bezitter van uitgebreide landgoederen. Wij lezen, dat Adam 130 jaar oud was, toen hij Set gewon. Genesis 5:3: "Toen Adam honderd dertig jaar geleefd had, verwekte hij (een zoon) naar zijn gelijkenis, als zijn beeld, en noemde hem Set". Waarschijnlijk werd Set na Abels dood geboren. Genesis 4:25 : "En Adam had weer gemeenschap met zijn vrouw en zij baarde een zoon en gaf hem de naam Set, want zeide zij God heeft mij een andere zoon gegeven in plaats van Abel; hem immers heeft Kain gedood". Hieruit zou volgen, dat Abel toen hij stierf over de 100 jaar oud was. Waarschijnlijk had Abels dood tot oorzaak, een godsdienstige twist tussen Kaïnen Abel over de verdiensten van godsdienstige offerande. Abel had de overtuiging, dat een bloedige offerande noodzakelijk was. Kaïnhield vol dat de offeranden van werken, gewonnen uit de door God gevloekte aarde, voldoende waren. Zij legden een toetssteen aan. God nam Abels offer aan, doch verwierp dat van kaïn,waarschijnlijk antwoordend op de wijze, waarop Hij dit op de Karmel deed, door vuur. Dit vertoornde Kaïn.Hij doodde Abel niet dezelfde dag. Eerst vermaande de Here Kaïnen herinnerde hem eraan, dat er nog steeds tijd was om een zondeoffer (kon alleen door bloedstorting) te brengen. Genesis 4:7: "Moogt gij het niet opheffen, indien gij goed handelt? Doch indien gij niet goed handelt, ligt de zonde als een belager aan de deur, wiens begeerte naar u uitgaat, doch over wie gij moet heersen". De uitdrukking "de zonde ligt als een belager aan de deur" mag ook vertaald worden door: "het zondeoffer ligt voor de deur". Maar Kaïnwilde niet luisteren en koesterde zijn toorn, waarschijnlijk wel een hele tijd lang. Op een dag waren zij alleen op het veld, en Kaïnbegon nogmaals over deze dingen te spreken, want wij lezen, dat Kaïnmet Abel over deze aangelegenheid sprak. Genesis 4:8: "Maar Kain zeide tot zijn broeder Abel: Laten wij het veld ingaan. Toen zij nu in het veld waren, stond Kain tegen zijn broeder Abel op en doodde hem". Maar Kain werd toornig en doodde Abel. Dit alles was een plan van satan om Abel te vernietigen, door wie het "beloofde zaad" komen zou. Dat Abel kinderloos was, in elk geval geen zoon had, die hem opvolgde, blijkt duidelijk uit het feit, dat Set zijn plaats innam. Satan was niet alleen de aanstoker van de moord op Abel, hij was ook de schepper van Kain "godsdienst", waarover Judas spreekt als van: ‘deweg van Kain" Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
82
Hier zien wij de oorsprong van alle menselijke godsdiensten. Toen Kaïn vluchtte, nam hij zijn vrouw mee. Hij verkreeg zijn vrouw niet in het land van Nod, maar hij bekende haar aldaar. Dat wil zeggen dat zij hem aldaar ontving en hem een zoon baarde, Henoch. Dit is niet de Henoch uit de lijn van Set, die door de Heer werd opgenomen. Na de geboorte van Henoch, ving Kaïnaan een stad te bouwen. Hier hebben wij het ontstaan van een stad met al haar begeleidende boosheden. Onder de nakomelingen van Kaïnwas Jubal, de uitvinder van de muziekinstrumenten, en Tubal-Kaïn,de leermeester van de koperen ijzerwerklieden. De mensen in die dagen gebruikten hun hersenen om een goddeloze maatschappij te verbeteren en op te bouwen, en wanneer wij bedenken, dat in die eeuw de mensen niet stierven op 70 jaar, maar bleven leven tot zij bijna 1000 jaar oud waren, zo moet hun ontzaggelijke vermeerdering van kennis, ervaring en bekwaamheid de kunsten en wetenschappen ten goede gekomen zijn en liep dit uit op het uitvinden en vervaardigen van al de hulpmiddelen van een luxueuze beschaving, met een snelheid, die voor ons bijna onbegrijpelijk is. Een illustratie hiervan is het bouwen van een schip, zoals dit door Noach geschiedde. De echo van deze hoge trap van beschaving na de zondvloed vinden wij in de bouw van de toren van Babel, en later in de grote Piramide, die in haar samenstelling zulk een kennis van meetkunde en astronomie ten toon spreide, als nimmer sinds die tijd op deze aarde verbetert is geworden. De uitkomst van deze schitterende, maar goddeloze beschaving was de snelle toename van de bevolking te bevorderen. "Toen de mensen zich op de aarde begonnen te vermenigvuldigen" (Genesis 6:1). Als gevolg hiervan, werden door het over en weer trouwen, de godvrezende nakomelingen van Set verzwolgen door de goddeloze nakomelingen van Kaïn,en zoals het vervolg aantoont waren er maar acht personen geschikt om gered te worden uit de schuimende zee van de zonde, door middel van de Ark, die door Noach gebouwd was. Te midden van deze goddeloze beschaving geschiedde er een ontstellend feit, namelijk: Toen de mensen zich op de aarde begonnen te vermenigvuldigen en hun dochters geboren werden, zagen de zonen Gods, dat de dochters der mensen schoon waren, en zij namen zich daaruit vrouwen, wie zij maar verkozen. Genesis 6:1-2)
Deze polygamitische verbinding had niet plaats tussen de "zonen van Set" en de "dochters van Kaïn",een vermenging dus van de godvruchtige met de boze mensen van die tijd, zoals sommige menen, maar zij had een veel diepere oorzaak. De uitdrukking "dochters van de mensen" omvat zowel de dochters van Set, als ook de dochters van Kaïn,vandaar dat de uitdrukking "zonen Gods" betrekking heeft op een ras, dat verschillend is van het menselijke ras. Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
83
De titel "Gods Zonen" heeft in het Oude Testament een heel andere betekenis, dan in het Nieuwe Testament. In het Nieuwe Testament wordt deze benaming toegepast op hen, die tot Gods Zonen geworden zijn, door hun wedergeboorte. Johannes 1:12:" Doch allen, die Hem aangenomen hebben, hun heeft Hij macht gegeven om kinderen Gods te worden, hun, die in zijn naam geloven".
Rom. 8:14-16:"Want allen, die door de Geest Gods geleid worden, zijn zonen Gods. Want gij hebt niet ontvangen een geest van slavernij om opnieuw te vrezen, maar gij hebt ontvangen de Geest van het zoonschap, door welke wij roepen: Abba, Vader. Die Geest getuigt met onze geest, dat wij kinderen Gods zijn". Galaten 4:6: "En, dat gij zonen zijt, God heeft de Geest zijns Zoons uitgezonden in onze harten, die roept: Abba, Vader".
1 Joh. 3:1-2: "Ziet, welk een liefde ons de Vader heeft gegeven, dat wij kinderen Gods genoemd worden, en wij zijn het ook. Daarom kent de wereld ons niet, omdat zij Hem niet kent. Geliefden, nu zijn wij kinderen Gods en het is nog niet geopenbaard, wat wij zijn zullen; maar wij weten, dat, als Hij zal geopenbaard zijn, wij Hem gelijk zullen wezen; want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is". In het Oude Testament wordt zij gebruikt om Engelen aan te duiden, en wordt het vijf keer dan ook op deze wijze gebruikt. Twee keer in Genesis 6:2-4:"zagen de zonen Gods, dat de dochters der mensen schoon waren, en zij namen zich daaruit vrouwen, wie zij maar verkozen. En de Here zeide: Mijn Geest zal niet altoos in de mens blijven, nu zij zich misgaan hebben; hij is vlees; zijn dagen zullen honderd twintig jaar zijn. De reuzen waren in die dagen op de aarde, en ook daarna, toen de zonen Gods tot de dochters der mensen kwamen, en zij hun kinderen baarden; dit zijn de geweldigen uit de voortijd, mannen van naam. Toen de Here zag, dat de boosheid des mensen groot was op de aarde en al wat de overleggingen van zijn hart voortbrachten te allen tijde slechts boos was, berouwde het de Here, dat Hij de mens op de aarde gemaakt had, en het smartte Hem in zijn hart. En drie keer in Job. Job 1:6: "Op zekere dag nu kwamen de zonen Gods om zich voor de Here te stellen, en onder hen kwam ook de satan".
Job 2:1: "Op zekere dag kwamen de zonen Gods om zich voor de Here te stellen, en onder hen kwam ook de satan om zich voor de Here te stellen". Job 38:7: " Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
84
terwijl de morgensterren tezamen juichten, en al de zonen Gods jubelden".
"Een Zoon van God" wil zeggen een wezen, dat het aanschijn verkregen heeft door een scheppende daad van God. Dit was ook zo het geval met Adam en hij wordt in Luc. 3:38 dan ook zo genoemd. "de zoon van Enos, de zoon van Set, de zoon van Adam, de zoon van God". Ja, maar zijn afstammelingen werden naar zijn gelijkenis geboren, want wij lezen in Genesis 5:3, dat Adam een zoon gewon naar zijn gelijkenis, naar zijn beeld. Daarom zijn allen, die uit Adam geboren werden of uit zijn nakomelingen, door natuurlijke geboorte Zonen dermensen, en kunnen alleen door wedergeboorte (Johannes 3:3-7), hetgeen betekent een nieuwe schepping worden, Zonen van God worden naar de Nieuw Testamentische betekenis. "Jezus antwoordde en zeide tot hem: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij iemand wederom geboren wordt, kan hij het Koninkrijk Gods niet zien. Nikodemus zeide tot Hem: Hoe kan een mens geboren worden, als hij oud is? Kan hij dan voor de tweede maal in de moederschoot ingaan en geboren worden? Jezus antwoordde: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, tenzij iemand geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk Gods niet binnengaan. Wat uit het vlees geboren is, is vlees, en wat uit de Geest geboren is, is geest. Verwonder u niet, dat Ik u gezegd heb: Gijlieden moet wederom geboren worden". Welnu, zo konden dus de Zonen Gods uit Genesis 6:2-4 niet dezelfde zijn als de "Zonen van Set", die slechts mensen waren, en die slechts Zonen der mensen, maar niet GodsZonen genoemd konden worden, Dit bewijst boven alle twijfel, dat de "Zonen Gods" uit Genesis 6:2-4engelen waren, en niet godvrezende nakomelingen van Set. Dit bezwaar wordt geopperd op grond van Jezus Verklaring in Lucas 20:27-36, dat de gestorven rechtvaardigen in de opstanding niet trouwen, noch ten huwelijk worden gegeven......want zij zijn de engelen gelijk. Uit deze tekst zegt men, wordt bewezen, dat de engelen zonder geslacht zijn en daarom noch met hun rasgenoten, noch met het menselijke ras omgang kunnen hebben. Maar dit is niet zo, want waar deze woorden wel zeggen, dat engelen niet trouwen, houden zij niet in, dat zij zonder geslacht zijn, want dit zou inhouden, dat de rechtvaardigen bij de opstanding eveneens "zonder geslacht" zouden zijn, een leer, die weerzinwekkend is in verband met het geloof, dat echtgenoten hun vrouwen en broeders en zusters zullen kennen, zoals zij waren toen zij nog op aarde waren. Wat deze woorden leren is, dat engelen zich niet voortplanten en zich dus niet vermenigvuldigen. Engelen waren, zover wij weten, "EN MASSE" geschapen en daar zij nimmer sterven, zijn huwelijken onder hen niet nodig. Het huwelijk is een menselijke instelling, teneinde de uitsterving van het ras, doordat de Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
85
dood heerst, tegen te gaan. Wat Christus aan de Sadduceeën wenste te leren, was dat er geen oorzaak tot een huwelijk in de hemel bestaat, daar de opstanding de mensen onsterfelijk maakt. Hoezeer wij ook de mogelijkheid van seksuele omgang tussen engelen en mensen in twijfel mogen trekken, schijnt dit verhaal uit Genesis het toch te bevestigen. En een andere bevestiging vinden wij in de Brieven van Petrus en Judas: 2 Petr. 2:4-9: "Want indien God engelen, die gezondigd hadden, niet gespaard heeft, maar hen, door hen in de afgrond te werpen, aan krachten der duisternis heeft overgegeven om hen tot het oordeel te bewaren; en de wereld van de voortijd niet gespaard heeft, maar Noach, de prediker der gerechtigheid, met zeven anderen bewaard heeft, toen Hij de zondvloed over de wereld der goddelozen bracht; en de steden Sodom en Gomorra tot as verbrand, tot omkering gedoemd en ten voorbeeld gesteld heeft voor hen, die goddeloos zouden leven, maar de rechtvaardige Lot, die zwaar te lijden had onder de losbandige wandel dier zedelozen, heeft behouden (want deze rechtvaardige heeft, onder hen wonende, dag aan dag zijn rechtvaardige ziel gekweld door het zien en horen van hun tegen alle wet ingaande werken) dan weet de Here de godvruchtigen uit de verzoeking te verlossen en de onrechtvaardigen te bewaren om hen op de dag des oordeels te straffen",
Jud. 6:7:"en dat Hij engelen, die aan hun oorsprong ontrouw werden en hun eigen woning verlieten, voor het oordeel van de grote dag met eeuwige banden onder donkerheid heeft bewaard gehouden; zoals Sodom en Gomorra en de steden in hun nabijheid, die op gelijke wijze als genen haar hoererij hebben botgevierd en ander vlees achternagelopen zijn, daar liggen als voorbeeld, onder een straf van eeuwig vuur". De engelen, die hier genoemd worden, kunnen niet satans engelen zijn, daar deze vrij zijn. Zij worden niet in eeuwige banden onder de duisternis bewaard, doch zullen in de poel des vuurs (Gehenna) geworpen worden, die de duivel en zijn engelen bereid is. (Matth. 25:41)"Dan zal Hij ook tot hen, die aan zijn linkerhand zijn, zeggen: Gaat weg van Mij, gij vervloekten, naar het eeuwige vuur, dat voor de duivel en zijn engelen bereid is. Deze engelen moeten dus van een bijzondere klasse van engelen zijn, die geoordeeld zijn voor een bijzondere zonde. Uit de samenhang van deze beide teksten blijkt duidelijk, welk een karakter deze zonde droeg. Het was de zonde van overspel en het nagaan van ander vlees. (Jud. 7) "zoals Sodom en Gomorra en de steden in hun nabijheid, die op gelijke wijze als genen haar hoererij hebben botgevierd en ander vlees achternagelopen zijn, daar liggen als voorbeeld, onder een straf van eeuwig vuur". De tijd daarvan wordt aangegeven als vlak voor de zondvloed. 2 Petr. 2:4-5: "Want indien God engelen, die gezondigd hadden, niet gespaard heeft, maar hen, door hen in de afgrond te werpen, aan krachten der duisternis heeft overgegeven om hen tot het oordeel te bewaren; en de wereld van de voortijd niet gespaard heeft, maar Noach, de prediker der gerechtigheid, met zeven anderen bewaard heeft, toen Hij de zondvloed over de wereld der goddelozen bracht". Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
86
Het is dezelfde zonde, als die de oorzaak was van de verwoesting van Sodom en Gomorra, wiens inwoners van Lot eisten, dat hij de twee engelen, die hij in zijn huis ontvangen had, aan hen zou overleveren, opdat zij hen "bekennen" zouden, dat wil zeggen dat zij vleselijke gemeenschap met hen zouden hebben. 2 Petrus 2:6-8: " en de steden Sodom en Gomorra tot as verbrand, tot omkering gedoemd en ten voorbeeld gesteld heeft voor hen, die goddeloos zouden leven, maar de rechtvaardige Lot, die zwaar te lijden had onder de losbandige wandel dier zedelozen, heeft behouden (want deze rechtvaardige heeft, onder hen wonende, dag aan dag zijn rechtvaardige ziel gekweld door het zien en horen van hun tegen alle wet ingaande werken)"
Jud. 7:"zoals Sodom en Gomorra en de steden in hun nabijheid, die op gelijke wijze als genen haar hoererij hebben botgevierd en ander vlees achternagelopen zijn, daar liggen als voorbeeld, onder een straf van eeuwig vuur". Gen.19:5 "en zij riepen Lot toe en zeiden tot hem: Waar zijn de mannen, die vannacht bij u gekomen zijn? Breng hen bij ons buiten, opdat wij met hen gemeenschap hebben".
De Schriften leren duidelijk, dat de engelen vleselijke lichamen kunnen aannemen, waarin zij met de mens kunnen eten en drinken. Genesis 18-1-8: "En de Here verscheen aan hem bij de terebinten van Mamre, terwijl hij op het heetst van de dag in de ingang der tent zat. En hij sloeg zijn ogen op en zag, en zie, drie mannen stonden bij hem; toen hij hen zag, liep bij hun uit de ingang van zijn tent tegemoet, en boog zich ter aarde; en hij zeide: Mijn heer, indien ik uw genegenheid gewonnen heb, ga dan niet aan uw knecht voorbij. Laat toch een weinig water gehaald worden, en wast uw voeten en vlijt u neder onder de boom; dan wil ik een bete broods gaan halen, opdat gij uw hart versterkt; daarna kunt gij verder trekken; daartoe zijt gij immers langs uw knecht getrokken? En zij zeiden: Doe zoals gij gesproken hebt. Toen spoedde Abraham zich naar de tent tot Sara, en zeide: Haast u! Drie maten fijn meel! Kneed het en bereid koeken! En Abraham liep naar de runderen, nam een kalf, mals en goed, en gaf het aan een knecht, en deze haastte zich om het te bereiden. Ook nam hij boter en melk en het kalf, dat hij bereid had, en zette het hun voor; en hij stond onder de boom bij hen, terwijl zij aten". Op deze wijze verdwijnt de moeilijkheid, wanneer wij in aanmerking nemen dat de zonen Gods menselijke lichamen aandeden en als "mensen" huwden met de "dochteren der mensen" Hoedanig dit "beginsel" was, dat zij verloren hadden, weten wij niet. Het kan zijn, dat het enige engelen waren, die hun "beginsel" van heiligheid en ondergeschiktheid aan God verlaten hadden en satans leiding aanvaard hadden. Maar wij moeten niet vergeten dat voor zover wij weten, de hof van Eden niet eerder vernietigd werd, dan bij de zondvloed, en daar zonder twijfel Adams nakomelingen in de nabijheid, daarvan woonden, kon het niet anders of de "Hemelse Wachters" of de bewaarders van de Hof, de "zonen Gods" (Cherubim) (Genesis 3:24) moesten van tijd tot tijd de "dochteren der mensen" zien en het Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
87
zou kunnen zijn, dat zij hun eigen "woonstede" (de Hof) verlieten en zich met de "dochteren der mensen" vermengden, en op deze wijze ander vleesnagingen, en zodoende het "beginsel" als hemelse wezens en bewaarders van de Hof verloren. Een tweede argument, dat voor deze zienswijze pleit is het feit, dat het nageslacht, dat uit deze vermenging voortsproot een ras was van reuzen, geweldigen en mannen van naam. Genesis 6:4: "De reuzen waren in die dagen op de aarde, en ook daarna, toen de zonen Gods tot de dochters der mensen kwamen, en zij hun kinderen baarden; dit zijn de geweldigen uit de voortijd, mannen van naam". Nu zijn al veel "godsvruchtige afstammelingen" van mensen gehuwd met "ongodvruchtige" vrouwen" "zonder dat hun nakomelingen ooit zulke "gedrochten" waren, als we dit zien gebeuren met deze "zonen van God" en de "dochteren der mensen" ten tijde van Noach. Het woord dat door reuzen vertaald is betekent gevallenen, de "Nephilim". Het blijkt duidelijk, dat deze "geweldigen" en "mannen van naam" niet de gewone nakomelingen waren van de "dochteren der mensen", want waarom zouden zij dan niet eerder zulke gedrochten voortgebracht hebben. Zonder twijfel waren de "zonen van Set" reeds eerder gehuwd geweest met de "dochteren van Kaïn", maar er werden nimmer dergelijke kinderen uit geboren. In deze doorbraak van hemelse wezens in de wereld van de mensen hebben wij een bron of de oorzaak, waaraan de klassieke schrijvers uit de oudheid hun opvattingen ontleenden, omtrent de liefdesverhoudingen van de goden en halfgoden, en van de legenden van halfmenselijke, half goddelijke wezens. Deze engelen, die hun "beginsel" verloren, zijn dezelfde als de "geesten in de gevangenis" van wie Petrus spreekt in 1 Petr. 3:18-20, tot wie Christus predikte, niet in eigen persoon, maar door de Heilige Geest. "Want ook Christus is eenmaal om de zonden gestorven als rechtvaardige voor onrechtvaardigen, opdat Hij u tot God zou brengen: Hij, die gedood is naar het vlees, maar levend gemaakt naar de geest, in welke Hij ook heengegaan is en gepredikt heeft aan de geesten in de gevangenis, die eertijds ongehoorzaam geweest waren, toen de lankmoedigheid Gods bleef afwachten, in de dagen van Noach, terwijl de ark in gereedheid werd gebracht, waarin weinigen, dat is acht zielen, door het water heen gered werden". Het gevolg van het binnendringen op de aarde van deze bewoners der lucht, was de zondvloed, door middel, waarvan de omtrek en de verheffing van de Anti Diliviaanse aarde werd veranderd, en dientengevolge de hof van Eden werd weggevaagd. Dit maakt een einde aan de Antidiluviaanse Eeuw (Bedeling van voor de zondvloed). In het Antidiluviaanse tijdperk werd met de mensen, als een geheel gehandeld. Er bestonden geen natie’s. Deze bedeling wordt in Handelingen 17:30 genoemd: "de tijden der onwetendheid" en wordt onderscheiden van de "tijden van nu" en ons wordt gezegd, dat God toen "over het hoofd zag", wat Hij niet kon "voorbijzien" in de "Bedeling van de Wet".
Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
88
Het geweten was toen de standaard van de handelingen van de mensen. Het was de standaard, waarnaar de mensen zich "beschuldigden" of wel zich "vrijpleitten". Romeinen 2:15:"immers, zij tonen, dat het werk der wet in hun harten geschreven is, terwijl hun geweten medegetuigt en hun gedachten elkander onderling aanklagen of ook verontschuldigen,". De wet van Sinaï werd niet eerder dan pas na de uittocht geschonken. Zonder de wet bezat men geen standaard voor de zonde. "Want wet doet zonde kennen" Romeinen 3:20. Maar zij (de mensen van voor de zondvloed) hadden geen "verontschuldiging" (ondanks dat zij geen wet hadden), want God was in die dagen de mensheid zeer nabij, en Zijn stem werd bestraffende vernomen, zoals wij dit bijvoorbeeld zien bij Kaïn: (Genesis 4:14:"Zie, Gij verdrijft mij heden uit het land en ik zal voor uw aangezicht verborgen zijn, een zwerver en een vluchteling op de aarde; ieder, die mij aantreft, zal mij doden".) En in de gemeenschap met Hennoch (Genesis 5:22-24:"En Henoch wandelde met God, nadat hij Metuselach verwekt had, driehonderd jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. Zo waren al de dagen van Henoch driehonderd vijfenzestig jaar. En Henoch wandelde met God, en hij was niet meer, want God had hem opgenomen"), of de raadgevingen als aan Noach (Genesis 6:3)"En de Here zeide: Mijn Geest zal niet altoos in de mens blijven, nu zij zich misgaan hebben; hij is vlees; zijn dagen zullen honderd twintig jaar zijn". Zij waren dus niet zonder kennis van God, maar zij verheerlijkten Hem niet, en God gaf hen over aan de begeerlijkheden van hun harten en onreinheid en stond toe, dat hun dochters met de gevallen engelen samenwoonden. Het karakter van die bedeling wordt ons levendig voor ogen gesteld in Romeinen 1:20-32: Want hetgeen van Hem niet gezien kan worden, zijn eeuwige kracht en goddelijkheid, wordt sedert de schepping der wereld uit zijn werken met het verstand doorzien, zodat zij geen verontschuldiging hebben. Immers, hoewel zij God kenden, hebben zij Hem niet als God verheerlijkt of gedankt, maar hun overleggingen zijn op niets uitgelopen, en het is duister geworden in hun onverstandig hart. Bewerende wijs te zijn, zijn zij dwaas geworden, en zij hebben de majesteit van de onvergankelijke God vervangen door hetgeen gelijkt op het beeld van een vergankelijk mens, van vogels, van viervoetige en van kruipende dieren. Daarom heeft God hen in hun hartstochten overgegeven aan onreinheid, zodat bij hen het lichaam onteerd wordt. Zij immers hadden de waarheid Gods vervangen door de leugen en het schepsel vereerd en gediend boven de Schepper, die te prijzen is tot in eeuwigheid. Amen. Daarom heeft God hen overgegeven aan schandelijke lusten, want hun vrouwen hebben de natuurlijke omgang vervangen door de tegennatuurlijke. Eveneens hebben de mannen de natuurlijke omgang met de vrouw opgegeven, en zijn in wellust voor elkander ontbrand, als mannen met mannen schandelijkheid bedrijvende en daardoor het welverdiende loon voor hun afdwaling in zichzelf ontvangende. En daar zij het verwerpelijk achtten God te erkennen, heeft God hen overgegeven aan een verwerpelijk denken om te doen wat niet betaamt: vervuld van allerlei onrechtvaardigheid, boosheid, hebzucht en slechtheid, vol nijd, moord, twist, list en kwaadaardigheid; oorblazers, lasteraars, haters van God, verwatenen, overmoedigen, grootsprekers, vindingrijk in het kwaad, hun ouders ongehoorzaam, onverstandig, onbestendig, zonder hart of Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
89
barmhartigheid. Immers, hoewel zij de rechtseis van God kenden, namelijk, dat zij, die zulke dingen bedrijven, de dood verdienen, doen zij ze niet alleen zelf, maar schenken ook nog hun bijval aan wie ze bedrijven". Gedurende deze bedeling bleek de mens "goddeloos" te zijn, en wel een "zondaar". De principes, die ten grondslag lagen aan Gods Bestuur, gedurende deze "Tijden van Onwetendheid" zouden niet geldend geweest zijn, tijdens de dagen van Mozes, toen God in de Wet Zijn wil openbaarde. Wij moeten dus deze twee bedelingen van elkaar onderscheiden, als de bedeling "zonder Wet" en de bedeling "onder de Wet". Vandaar dat dit onderscheid ook uitkomt in het oordeel over deze beide bedelingen. Dit lezen wij in Romeinen 2:12 "Want allen, die zonder wet gezondigd hebben, zullen ookzonder wet verloren gaan; en allen, die onder de wet gezondigd hebben, zullen door de wet geoordeeld worden". Dit toont ons duidelijk, dat "onwetendheid wat de Wet betreft" geen verontschuldiging is, en je niet voor straf zal bewaren. Dit "principe van het Oordeel" zal heersen bij het oordeel voor de Grote Witte Troon, wanneer zowel degenen van de Antidiluviaanse- als van de bedeling van de Wet, zullen worden geoordeeld, en zonder twijfel zal dit principe ook geldend zijn, wat het oordeel betreft over hen, die leven onder de huidige Evangelische Bedeling, want heden ten dage zijn er twee klassen van mensen op aarde: 1. Zij, die zondigen zonder God door middel van het Evangelie te kennen, 2. Zij, die het Evangelie kennen, maar er niet aan gehoorzamen. (2 Thes. 1:7-10)"en aan u, die verdrukt wordt, verkwikking tezamen met ons, bij de openbaring van de Here Jezus van de hemel met de engelen zijner kracht, in vlammend vuur, als Hij straf oefent over hen, die God niet kennen en het evangelie van onze Here Jezus niet gehoorzamen. Dezen zullen boeten met een eeuwig verderf, ver van het aangezicht des Heren en van de heerlijkheid zijner sterkte, wanneer Hij komt, om op die dag verheerlijkt te worden in zijn heiligen en met verbazing aanschouwd te worden in allen, die tot geloof gekomen zijn; want ons getuigenis heeft geloof gevonden bij u". Hoewel er in de Bedeling voor de zondvloed geen geschreven Wet was, bestond er toch een ongeschreven Wet, en wanneer de heidenen, die geen wet hebben, van nature de dingen doen, zoals de Wet ze aangeeft, tonen zij daardoor, dat de Wet in hun harten geschreven is want niet de hoorders van de Wet zijn rechtvaardig voor God, maar de daders, of zij, die de Wet houden (Rom.2:11-16) "Want er is geen aanzien des persoons bij God. Want allen, die zonder wet gezondigd hebben, zullen ook zonder wet verloren gaan; en allen, die onder de wet gezondigd hebben, zullen door de wet geoordeeld worden; want niet de hoorders der wet zijn rechtvaardig bij God, maar de daders der wet zullen gerechtvaardigd worden. Wanneer toch heidenen, die de wet niet hebben, van nature doen wat de wet gebiedt, dan zijn dezen, ofschoon zonder wet, zichzelf tot wet; immers, zij tonen, dat het werk der wet in Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
90
hun harten geschreven is, terwijl hun geweten medegetuigt en hun gedachten elkander onderling aanklagen of ook verontschuldigen, ten dage, dat God het in de mensen verborgene oordeelt volgens mijn evangelie, door Christus Jezus". Dit is het antwoord op de vraag met betrekking tot de redding van de heidenen, die zonder het geschreven of gepredikte Evangelie zijn. Indien zij van nature God zoeken, en door hun geloof en wandel in overeenstemming met het licht, dat zij hierin hebben, evenals Cornelius (Handelingen 10:1-6) tonen, dat zij Hem in hun hart hebben ontvangen, wie durft dan te zeggen, dat zij niet behouden zullen worden? Maar dit mag voor ons geen excuus zijn hen niet het Evangelie te brengen. De karakteristieke trekken van de Antidiluviaanse Bedeling, zoals deze door Dr. A.T. Pierson werden aangegeven zijn: Ten eerste een vooruitgang in volheid en duidelijkheid van de Openbaring; dan een geleidelijke geestelijke achteruitgang; daarna gelijkvormigheid met de wereld, eindigende in vereenzelviging daarmee; dan een reusachtige beschaving, schitterend maar goddeloos; dan daarmede parallel een verdere toename van het kwade, dan afval en ten slotte een catastrofe. Wij zullen zien, dat dit de karakteristieken zijn van elke volgende Bedeling, uitgezonderd de laatste. 3. de tegenwoordige eeuw Deze Eeuw strekt zich uit vanaf de zondvloed tot aan de tweede fase van de Tweede Komst van Christus, de Openbaring genoemd. Zij omvat vier Bedelingen: A. de Post-Diluviaanse Bedeling dit was de Bedeling van het menselijke bestuur Indien het menselijke ras ooit een gelegenheid geboden werd de theorie van het menselijke bestuur uit te werken, dan was het wel vlak na de zondvloed. Noach was een oud man van over de 600 jaar, vol wijsheid en ondervinding, en zijn familie van wie allen de volwassen leeftijd bereikt hadden, want de jongste namelijk Sem was 98 jaar, waren tot zelfbestuur in staat. Achter hen lag de zondvloed met al zijn waarschuwingen, en daaraan was toegevoegd al de opgehoopte kennis vanaf Adam tot op hun tijd toe. Ook bezaten zij het voordeel van het Nieuwe Verbond genaamd het Noachitisch Verbond. Gen. 8:20-22: "En Noach bouwde een altaar voor de Here, en hij nam van al het reine vee en van al het reine gevogelte en bracht brandoffers op het altaar. Toen de Here de liefelijke reuk rook, zeide de Here bij Zichzelf: Ik zal de aardbodem niet weer vervloeken om de mens, omdat het voortbrengsel van des mensen hart boos is van zijn jeugd aan, en Ik zal al wat leeft niet weer slaan, zoals Ik gedaan heb. Voortaan zullen, zolang de aarde bestaat, zaaiing en oogst, koude en hitte, zomer en winter, dag en nacht, niet ophouden".
Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
91
Ook herstelde Noach de juiste wijze van aanbidding (een dienst), door een altaar op te richten en daarop te offeren, doch ook deze Bedeling was even als haar twee voorgangers, een mislukking. God beval aan Noach en zijn zonen om vruchtbaar te zijn en de aarde te herbevolken door zich te vermenigvuldigen; maar in plaats van zich te verspreiden, hield hun voorspoed hen bij elkaar, en zij trachtten een grote stad te stichten, en zich een naam te verwerven, door een toren te bouwen, die tot aan de hemel zou reiken. Dit was ongehoorzaamheid, en God kwam uit de hemel neder, en verwarde hun spraak, en verspreidde hen over het aardoppervlak. Gen.11:1-9: "De gehele aarde nu was een van taal en een van spraak. Toen zij oostwaarts trokken, vonden zij een vlakte in het land Sinear, waar zij zich vestigden. En zij zeiden tot elkander: Welaan, laten wij tichelen maken en die goed bakken. En de tichel diende hun tot steen en het asfalt diende hun tot leem. Ook zeiden zij: Welaan, laten wij ons een stad bouwen met een toren, waarvan de top tot de hemel reikt, en laten wij ons een naam maken, opdat wij niet over de gehele aarde verstrooid worden. Toen daalde de Here neder om de stad en de toren, die de mensenkinderen bouwden, te bezien, en de Here zeide: Zie, het is een volk en zij allen hebben een taal. Dit is het begin van hun streven; nu zal niets van wat zij denken te doen voor hen onuitvoerbaar zijn. Welaan, laat Ons nederdalen en daar hun taal verwarren, zodat zij elkanders taal niet verstaan. Zo verstrooide de Here hen vandaar over de gehele aarde, en zij staakten de bouw van de stad. Daarom noemt men haar Babel, omdat de Here daar de taal der gehele aarde verward heeft en de Here hen vandaar over de gehele aarde verstrooid heeft". Zelfs de namen van de bouwers, uitgezonderd Nimrod zijn onbekend. Gen. 10:8-10:"En Kus verwekte Nimrod; deze was de eerste machthebber op de aarde; hij was een geweldig jager voor het aangezicht des Heren; daarom zegt men: Een geweldig jager voor het aangezicht des Heren als Nimrod. En het begin van zijn koninkrijk was Babel". Hier zien wij tevens de oorsprong van de verschillende talen van de aarde. Het wonder op Pinksteren was juist hieraan het tegenovergestelde. Hand. 2:4-6:"en zij werden allen vervuld met de heilige Geest en begonnen met andere tongen te spreken, zoals de Geest het hun gaf uit te spreken. Nu waren er Joden te Jeruzalem woonachtig, vrome mannen uit alle volken onder de hemel; en toen dit geluid gekomen was, liep de menigte te hoop en verbaasde zich, want een ieder hoorde hen in zijn eigen taal spreken.". De verspreiding van de bewoners van Babel had ongeveer 325 jaar na de zondvloed plaats, want wij lezen in Genesis 10:25, dat de aarde in de dagen van Peleg verdeeld werd, (Peleg was een nakomeling van Sem) dat wil zeggen dat zij onder de naties werd verdeeld, en Peleg stierf pas 340 jaar na de zondvloed. Genesis 11:10-19:"Dit zijn de nakomelingen van Sem. Toen Sem honderd jaar oud was, verwekte hij Arpaksad, twee jaar na de vloed. En Sem leefde, nadat hij Arpaksad verwekt had, vijfhonderd jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. Toen Arpaksad vijfendertig jaar geleefd had, verwekte hij Selach. En Arpaksad leefde, nadat hij Selach verwekt had, vierhonderd drie jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. Toen Selach dertig jaar geleefd had, verwekte hij Eber. En Selach leefde, nadat hij Eber verwekt had, vierhonderd drie jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. Toen Eber vierendertig jaar Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
92
geleefd had, verwekte hij Peleg. En Eber leefde, nadat hij Peleg verwekt had, vierhonderd dertig jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. Toen Peleg dertig jaar geleefd had, verwekte hij Reu. En Peleg leefde, nadat hij Reu verwekt had, tweehonderd negen jaar, en hij verwekte zonen en dochteren". Die Bedeling duurde tot 102 jaar na de spraakverwarring. Dus tezamen duurde de Bedeling 325 + 102 jaar is 427 jaar. En ze was evenals de twee vorige in een mislukking geëindigd.
B. de Patriarchale Bedeling Deze Bedeling strekte zich uit vanaf "de roeping van Abraham" tot aan "de uittocht van Egypte". Een periode van 430 jaar, en ze is bekend onder de naam van de Familie Bedeling. Na de verstrooiing vanuit Babel, werden de nakomelingen van Noach en zijn zonen afgodendienaars. Stellig had God toch Zijn getuigen, maar zij worden niet genoemd. Zelfs de vader van Abraham was een afgodendienaar. Zo besloot God tot de uitverkiezing van één familie, en maakte zo een nieuw begin. Abraham werd uitgekozen en het bleek, dat hij een man was met een krachtig geloof, maar zijn rechtvaardigheid nam af bij zijn nakomelingen. Izaak was een goed man, maar niet zo goed, als zijn vader, en Jakob, Izaäk zoon, die wat betreft het geboorterecht hem opvolgde, was dit in nog mindere mate, en de twaalf zonen van Jakob, met uitzondering van Jozef, degenereerden sterk, en deze korte Bedeling van slechts 430 jaar eindigde daarmede, dat al de nakomelingen van Abraham, als verachtelijke slaven werkten in de steengroeve van Egypte. De laatste woorden van het Boek Genesis"in een kist gelegd, in Egypte" zijn veelbetekenend. Zou Egypte het kerkhof worden van al Gods ontwerpen en plannen, welke Hij met de schepping van het menselijke ras beoogd had? Vier maal werd in het Boek Genesis, Gods Plan met het menselijke ras door satan verhinderd. Eerst door de val in Eden, de tweede keer door de zondvloed, de derde keer door de verstrooiing en de vierde keer door de gevangenschap in Egypte. Is satan machtiger dan God? Zal hij altijd overwinnen? Wij zullen zien. C. de Bedeling van de Wet Deze Bedeling strekt zich uit vanaf deExodus tot aan de geboorte van Christus. Een periode van 1491 jaar, en is bekend onder de naam van de Bedeling der Wet. Aan het einde van de voorafgaande Bedeling riepen de kinderen Israëls, vanuit hun gevangenschap tot God, en hij zond hen in Mozes een bevrijder. Tot nu toe had God de mens toegestaan zich zelf te regeren, nu echter beraamde Hij het organiseren van een staatsvorm, voorzien van wetten en reglementen en een zichtbaar systeem van eredienst, met een afgebakende woonstede of een plaats voor de eredienst. Deze regering moest theocratisch zijn. Dat wil zeggen dat het Gods bedoeling was Zelf op aarde te regeren, door middel van een vertegenwoordiger, die Hij Zelf wilde aanwijzen. De Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
93
persoon, die hiertoe gekozen werd, was Mozes. Nadat Mozes gestorven was, volgde Jozua hem op. Na diens dood hadden de kinderen Israëls geen regeerder, uitgezonderd, wanneer zij daartoe, gedrongen door hun slavernij, tot de Here riepen, en Hij, Richteren deed opstaan, die over hen regeerden, gedurende 450 jaar. Hand. 13:20: "omstreeks vierhonderd vijftig jaren lang. En daarna gaf Hij hun richters tot op de profeet Samuel". Daarna daagden zij God uit, hen een koning te geven, en Saul werd hiertoe uitgekozen. Hij regeerde 40 jaar. Hij werd opgevolgd door David, die op zijn beurt weer opgevolgd werd door zijn zoon Salomo, die beiden ongeveer 40 jaar regeerden. Bij de dood van Salomo, 975 jaar voor Christus werd het koninkrijk verdeeld. Rehabeam, Salomo’s zoon, kreeg twee stammen, die in het algemeen Juda genoemd werden. Jerobeam, een overweldiger, tien stammen, die Israël genoemd werden. Israël bleef nog 254 jaar in stand en werd toen in 721 jaar voor Christus in gevangenschap naar Assyrie gevoerd. 115 jaar later ging Juda in ballingschap naar Babylon. Na 70 jaar ballingschap keerden de Joden in 536 voor Christus terug van Babylon, vanaf 166-40 voor Christus trachtten ze, onder leiding van de Maccabeen, Kanaän te veroveren, maar in het jaar 40 voor Christus werd Herodes de Grote, een Edoniet, door de Romeinen tot koning uitgeroepen en in het jaar 70 na Christus werd Jeruzalem door Titus geplunderd, en de Joden werden uit Kanaän verdreven. Onder de Bedeling der Wet had God bemoeienis met een uitverkoren volk, het volk van Israël. Zijn bemoeiingen met hen waren gegrond op de "Geschreven Wet", die op de Sinaï hen gegeven was. Deze ceremoniële Wet was uitsluitend aan Israël geschonken, en aan geen enkele andere natie. Israël wordt dan ook geoordeeld naar gelang zij deze wet betracht hebben. Deze "ceremoniële Wet" in zoverre, als het de uitwendige betrachting daarvan betreft, eindigde met de verwoesting van Jeruzalem in het jaar 70 na Christus. De Wet is gegrondvest op Gods rechtvaardigheid, en kent daarom geen barmhartigheid. Zij verklaart de vernietiging van Gods vijanden, en van hun steden en naties, en ook waarom God voor Zijn uitverkoren volk Israël streed. Ook verklaart zij de vloek Psalmen. De Bedeling der Wet was een wonderbaarlijke periode, in zoverre, als zij vol was van de "Miraculeuze Bemiddeling" van God ten behoeve van Zijn volk. Hij bevrijdde hen uit Egypte, na dat land met plagen bezocht te hebben, door bijvoorbeeld hun eerst geborenen te hebben gedood en de Rode Zee voor hen droog maakte. Hij sprak met hen op ontzagwekkende wijze vanaf de berg Sinaï. Hij woonde onder hen in de wolkkolom en in de vuurkolom. 40 Jaar voedde Hij hen op wonderbaarlijke wijze in de woestijn. Hij maakte een pad door de Jordaan, en geleidde hen veilig in het Beloofde Land, en hielp hen om het te veroveren. Gedurende eeuwen waakte Hij over hen en beschermde hen voor hun vijanden, maar toen zij Hem verzaakten, en afgodendienaars werden, verliet Zijn Heerlijkheid de tempel en gaf Hij Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
94
hen aan hun vijanden over. En toen Hij het Beloofde Zaad zond, waren zij zo door ongeloof en haat bezield, dat zij zeiden: "dit is de Erfgenaam, laat ons Hem doden", en zij namen en kruisigden de Here der Heerlijkheid en ook deze Bedeling nam een einde, zoals al de voorgaande, aantonende, dat de mens niet alleen een mislukking is, maar tevens blind en ondankbaar. D. Bedeling van de Gemeente Dit is de Bedeling van de Genade en deze strekt zich uit vanaf het kruis tot de Kroon van Christus, en vanaf de uitstorting van de Heilige Geest tot aan de Opname van de Gemeente, die plaats zal vinden bij de Tweede Komst van Christus voor de gelovigen. Deze Bedeling is een "ingelaste Bedeling", ingelast tussen de "verstrooiing van Israël" en hun "Herstel" in eigen land. Het doel van deze Bedeling is een Volk voor Zijn Naam te verzamelen, dat genoemd wordt: "de Gemeente" en die samengesteld is, zowel uit Joden , als ook uit heidenen. In het Oude Testament werd dit plan van God niet geopenbaard en het was voor de aartsvaders en de profeten onbekend. De eerste, die hierover een wenk gaf, was Christus, toen Hij Petrus op zijn belijdenis antwoordde:"En ik zeg u, dat gij Petrus zijt, en op deze petra zal Ik mijn gemeente bouwen" (Matth.6:18) Paulus noemt haar "dat mij door openbaring het geheimenis bekendgemaakt is, gelijk ik boven in het kort daarvan schreef. Daarnaar kunt gij bij het lezen u een begrip vormen van mijn inzicht in het geheimenis van Christus, dat ten tijde van vroegere geslachten niet bekend is geworden aan de kinderen der mensen, zoals het nu door de Geest geopenbaard is aan de heiligen, zijn apostelen en profeten: dit geheimenis, dat de heidenen mede-erfgenamen zijn, medeleden en medegenoten van de belofte in Christus Jezus door het evangelie". (Ef. 3:3-6) En hij voegt er aan toe: (Ef. 3:9) "en in het licht te stellen wat de bediening van het geheimenis inhoudt, dat van eeuwen her verborgen is gebleven in God, de Schepper van alle dingen". De verborgenheid bestond hierin, dat het Gods Plan was de Joden en de heidenen als iets geheel nieuws te verenigen, als de Gemeente, die Christus Lichaam is. 1 Cor. 12:12-13: "Want gelijk het lichaam een is en vele leden heeft, en al de leden van het lichaam, hoe vele ook, een lichaam vormen, zo ook Christus; want door een Geest zijn wij allen tot een lichaam gedoopt, hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij slaven, hetzij vrijen, en allen zijn wij met een Geest gedrenkt". Onder deze bedeling zijn wij onder het "Verbond met David", waarvan het teken is "een Zoon - Jezus". God heeft heden ten dage geen bemoeienis met de natie’s,maar met de enkeling. Het kenmerkende van deze Bedeling is: dat "een gedeeltelijke verharding is over Israël gekomen, totdat de volheid der heidenen binnengaat". (Romeinen 11:25) Door middel van de Heilige Geest roept God vanuit de Joden en vanuit de heidenen, de enkeling op, teneinde het Nieuwe Lichaam, de Gemeente te vormen, afgezonderd en onderscheiden van de Joden en van de heidenen. Dit "Nieuwe Lichaam" is niet onder de wet, maar onder de genade. (Rom. 6:14) Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
95
De basis van het oordeel is in deze, onze Bedeling, het al of niet aannemen van de Here Jezus als onze persoonlijke Verlosser en Zaligmaker. Toen Christus Zijn plaats op de Troon van Zijn Vader innam, veranderde Hij deze van een "Troon des Oordeels" in een "Troon der Genade" en gedurende deze periode is Gods houding er een van gunst en lankmoedigheid ten opzichte van de boze mensen en natie’s. (2 Petr. 3:9) "De Here talmt niet met de belofte, al zijn er, die aan talmen denken, maar Hij is lankmoedig jegens u, daar Hij niet wil, dat sommigen verloren gaan, doch dat allen tot bekering komen". Tot zover over het doel van deze Bedeling. Maar hoe zal zij eindigen? Wij hebben gezien, dat alle vijf voorafgaande Bedelingen in mislukking geëindigd zijn: de Edense in de "val", de Anti Diluviaanse in de ‘Zondvloed", de Post Diluviaanse in de "Spraakverwarring", de Aartsvaderlijke in de "Egyptische slavernij" en de Wettische in de "Kruisiging van Christus". Zal deze Bedeling hierop een uitzondering zijn? Wat wij weten van de Bedelingen, die achter ons liggen, is geschiedenis, maar wat wij weten hoe onze Bedeling eindigen zal is profetie. De algemene opvatting is, dat de wereld bekeerd zal worden door middel van de Evangelie prediking. Deze algemene bekering zal het Millennium inleiden, en zo zal onze Bedeling eindigen in een heerlijk welslagen. Maar dit is niet wat de Schriften onderwijzen! De Schriften leren, dat het "onkruid" en de "tarwe" tezamen opwassen "tot de oogst", die het einde van deze Bedeling zal uitmaken. En leren, dat de "goede" en de "slechte" vissen in hetzelfde net zullen zijn, en dat de "schapen" en de "bokken" tezamen zullen grazen, dat de "wijze" en de "dwaze maagden" beide zullen blijven door sluimeren ‘totdatde Bruidegom komt". Christus zei Zelf, dat Hij, wanneer Hij zou wederkeren geen "geloof" (het geloof) op aarde zou vinden. Luc. 18:8: "Doch, als de Zoon des mensen komt, zal Hij dan het geloof vinden op aarde". En Paulus waarschuwt ons, dat er in de laatste dagen van deze Bedeling "zware" tijden ontstaan zullen. 2 Tim.3:1-5:"Weet wel, dat er in de laatste dagen zware tijden zullen komen: want de mensen zullen zelfzuchtig zijn, geldgierig, pochers, vermetel, kwaadsprekers, aan hun ouders ongehoorzaam, ondankbaar, onheilig, liefdeloos, trouweloos, lasteraars, onmatig, onhandelbaar, afkerig van het goede, verraderlijk, roekeloos, opgeblazen, met meer liefde voor genot dan voor God, die met een schijn van godsvrucht de kracht daarvan verloochend hebben; houd ook dezen op een afstand". tekenen van Zijn komst De Here Jezus zegt ons in Mattheus en in Lucas een heleboel betreffende de tekenen die het einde van deze Bedeling zullen inluiden en die vlak voor Zijn komst gebeuren moeten. Matth. 24: 32-33: "Leer dan van de vijgenboom deze les: Wanneer zijn hout reeds week wordt en de bladeren doet uitspruiten, weet gij daaraan, dat de zomer nabij is. Zo moet ook gij, wanneer gij dit alles ziet, weten, daat het nabij is, voor de deur". Wie of wat is de Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
96
vijgeboom? Dat kunnen wij vinden in Hosea 9:10: "Als druiven in de woestijn vond Ik Israel; als vroege vijgen, als eerste opbrengst aan de vijgeboom". Israel kreeg in de woestijn de wet en werd dardoor een natie. Israel als natie is dus de vijgeboom. Vanaf 1948, wat geen mens voor mogelijk had gehouden, ontstaat uit het niets de natie, de staat Israel. "Wanneer gij dit alles ziet".
Luk. 21:29-32: " En Hij sprak een gelijkenis tot hen: Let op de vijgeboom en op al de bomen. Zodra zij uitlopen, weet gij uit uzelf, omdat gij het ziet , dat de zomer reeds nabij is. Zo moet ook gij, wanneer gij dit ziet geschieden, weten, dat het Koninkrijk Gods nabij is. Voorwaar, Ik zeg u, dit geslacht zal geenszins voorbijgaan, voordat alles geschiedt. "Omdat gij dit alles ziet" en "wanneer gij dit xiet geschieden".
Nu kan men natuurlijk zeggen, ja, maar Israel heeft Jezus nog niet als de Messias aangenomen. Want hebben zij niet de "vervloeking" uitgeroepen" "Zijn bloed kome over ons en onze kinderen". Deze uitpraak heeft inderdaad heel veel bloed doen vloeien, 20 miljoen Joden hebben wij vermoord en de Christenheid dient hier alleen maar zich te verootmoedigen en vergeving te vragen. We moesten ze tot naijver wekken, we hebben ze vermoord! Terugkomende op de "vervloeking" die zij uitspraken: "Zijn bloed kome over ons en onze kinderen". Mijn vraag aan u: "Wat doet het bloed van Jezus Christus"? Het reinigd van alle zonden! De vervloeking blijkt de grootste zegen te zijn, alhoewel zij dat nog steeds niet door hebben. Israel moet eerst Jezus als Messias aannemen, dan gaat God pas verder met hen als volk. Is dat zo? Wat is er gebeurd? God sprak door middel van Zijn Profeten dat het volk Israel driemaal haar land Kanaan zou verliezen: Naar Egypte : Genesis 15:13) "En Hij zeide tot Abram: Weet voorzeker, dat uw nakomelingen vreemdelingen zullen zijn in een land, dat het hunne niet is, en dat zij hen dienen zullen, en dat die hen zullen verdrukken, vierhonderd jaar". Naar Babylon: Jeremia 25: 8-14 " Daarom, zo zegt de Here der heerscharen: Omdat gij naar mijn woorden niet gehoord hebt, zie, Ik laat alle geslachten van het Noorden komen, luidt het woord des Heren, en Nebukadressar, de koning van Babel, mijn dienaar, en breng hen tegen dit land en zijn inwoners, ja, tegen al deze volken rondom, en Ik sla hen met de ban, en maak hen tot een voorwerp van ontzetting, tot een aanfluiting en tot een eeuwige smaad, en Ik doe uit hun midden verdwijnen de stem der vreugde en de stem der vrolijkheid, de stem van de bruidegom en de stem der bruid, het geluid van de handmolen en het licht der lamp; dan zal dat gehele land tot een oord van puinhopen, tot een woestenij worden. Deze volken nu zullen de koning van Babel dienstbaar zijn zeventig jaren; maar na verloop van zeventig jaren zal Ik aan de koning van Babel en dit volk, luidt het woord Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
97
des Heren, hun ongerechtigheid bezoeken, ook aan het land der Chaldeeen, en Ik zal dat tot eeuwige woestenijen maken. Dan zal Ik over dit land doen komen al mijn woorden die Ik daartegen gesproken heb, alles wat in dit boek geschreven staat, wat Jeremia over alle volken heeft geprofeteerd. Want ook zij zullen dienstbaar gemaakt worden door machtige volken en grote koningen, en zo zal Ik hun vergelden naar hun doen, naar het werk hunner handen".
Jeremia 29:10-11: "Want zo zegt de Here: Neen, als voor Babel zeventig jaren voorbij zullen zijn, dan zal Ik naar u omzien en mijn heilrijk woord aan u in vervulling doen gaan door u naar deze plaats terug te brengen. Want Ik weet, welke gedachten Ik over u koester, luidt het woord des Heren, gedachten van vrede en niet van onheil, om u een hoopvolle toekomst te geven". 2 Kronieken 36:21-23: " om het woord des Heren, door Jeremia verkondigd, in vervulling te doen gaan: totdat het land zijn sabbatsjaren vergoed gekregen heeft. Al de dagen die het woest lag, heeft het gerust, om zeventig jaar vol te maken. Maar in het eerste jaar van Kores, de koning van Perzie, wekte de Here, opdat het woord des Heren, door Jeremia verkondigd, zou worden voltrokken, de geest van Kores, de koning van Perzie, op, om door zijn gehele koninkrijk, ook in geschrifte, deze oproep te doen uitgaan: Zo zegt Kores, de koning van Perzie: alle koninkrijken der aarde heeft de Here, de God des hemels, mij gegeven en Hij heeft mij opgedragen Hem een huis te bouwen in Jeruzalem, in Juda. Wie nu onder u tot enig deel van zijn volk behoort, de Here, zijn God, zij met hem, hij trekke op". Over de gehele wereld:Lev. 26:33 : "Maar u zal Ik onder de volken verstrooien en Ik zal achter u het zwaard trekken, en uw land zal een woestenij zijn en uw steden een puinhoop. Deutr. 4:27: "de Here zal u onder de natien verstrooien ". Eze. 20:23 : "Nochtans zwoer Ik in de woestijn, dat Ik hen zou verstrooien onder de volken en verspreiden over de landen, Eze 22:15: " Ik zal u verstrooien onder de volken en verspreiden over de landen, en Ik zal uw onreinheid geheel van u wegdoen"
Andere Profetieen betreffende een vierde verstrooiing worden in de Bijbel niet genoemd. Wel wordt in Jesaja een Profetie uitgesproken, die wij vandaag de dag in vervulling hebben zien gaan en nog steeds zien gaan.
Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
98
Jes. 43: 4-8: "Omdat gij kostbaar zijt in mijn ogen en hooggeschat en Ik u liefheb, geef Ik mensen voor u in de plaats en natien in ruil voor uw leven. Vrees niet, want Ik ben met u; Ik doe uw nakroost van het oosten komen en vergader u van het westen. Ik zeg tot het noorden: Geef, en tot het zuiden: Houd niet terug, breng mijn zonen van verre en mijn dochters van het einde der aarde, ieder die naar mijn naam genoemd is, en die Ik geschapen heb tot mijn eer, die Ik geformeerd heb, die Ik ook gemaakt heb. Doet het volk uitgaan, dat blind is, al heeft het ook ogen, en dat doof is, al heeft het ook oren". Vanuit de hele wereld, vandaar: "uit het oosten komen, vergader uit het westen, zeg tot het noorden geef en tot het zuiden houdt niet terug", en dit zien wij vanaf 1948 geschieden. "Doet het volk uitgaan, dat blind is, al heeft het ook ogen en dat doof is al heeft het ook oren" , waar is het volk Israel doof en blind voor. Ze zijn blind en doof voor hun Messias, Jezus Christus. Dus het volk komt onbekeerd terug naar het land van hun vaderen. En God bewerkstelligt dit alles. Het tot bloei komen van de staat Israel, noemde Jezus als laatste en belangrijkste teken. In de dagen van Noach had men een enorm teken: " de ark. Vandaag hebben wij ook een enorm teken; Israel. Samuel3:11 zegt het zeer pakkend: "Zie, Ik ga in Israel iets doen, zodat een ieder die ervan hoort, de beide oren tuiten zullen".
Laten we een blik slaan op de karakteristieke trekken van de "dagen van Noach", en wij zullen ons een beeld kunnen vormen van de laatste dagen van onze Bedeling. Wij noemen slechts zeven karaktertrekken: 1. Een neiging om God alleen slechts als Schepper te aanbidden, en niet als JHWH, die verzoening voor de zonde eist. 2. Er was een snelle vooruitgang in beschaving, in kunsten en wetenschappen.
3. Er bestond vermenging van de heilige linie van Set en de onheilige lijn van Kaïn. 4. Een grote toename van de bevolking en samenhoping van deze bevolking in grote steden. 5. Onbehoorlijke vooruitdringing van de vrouwelijke sekse en veronachtzaming van de voornaamste huwelijkswetten. 6. Onrechtmatig verkeer van de "bewoners der lucht" met de "dochters van de mensen". 7. Verwerping van de prediking van Henoch en Noach. Een zorgvuldige waarnemer van de "tekenen der tijden" zal opmerken, dat we in onze dagen als deze karaktertrekken bezitten. Dit moet ons, naast het enorme teken Israël, ook waarschuwen, dat wij het einde van deze Bedeling zeer snel naderen. Wij leven in de dagen van de herleving van de homoseksualiteit. Lucas 17:28: "Op dezelfde wijze als het Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
99
geschiedde in de dagen van Lot". Laten wij eens kijken wat daar gebeurde: Genesis 19:4-5: "Zij hadden zich nog niet ter ruste gelegd, of de mannen der stad, de mannen van Sodom, omsingelden het huis, van jong tot oud, de gehele bevolking, niemand uitgezonderd, en zij riepen Lot toe en zeiden tot hem: Waar zijn de mannen, die vannacht bij u gekomen zijn? Breng hen bij ons buiten, opdat wij methen gemeenschap hebben". Homoseksualiteit vierde in Sodom hoogtij, want er staat: "niemand uitgezonderd". Momenteel discrimineren wij, wanneer wij hier commentaar op hebben. Echter dienen wij God meer te gehoorzamen dan mensen, vandaar dat wij het Woord van God omtrent homofilie aanhalen. Rom. 1:26-27: "Daarom heeft God hen overgegeven aan schandelijke lusten, want hun vrouwen hebben de natuurlijke omgang vervangen door de tegennatuurlijke. Eveneens hebben de mannen de natuurlijke omgang met de vrouw opgegeven, en zijn in wellust voor elkander ontbrand, als mannen met mannen schandelijkheid bedrijvende en daardoor het welverdiende loon voor hun afdwaling in zichzelf ontvangende’. Deutr. 22:5: "Een vrouw zal geen mansklederen dragen en een man geen vrouwenkleed aantrekken, want ieder die deze dingen doet, is de Here, uw God, een gruwel".
Leviticus 18:22: "En gij zult geen gemeenschap hebben met een, die van het mannelijk geslacht is, zoals men gemeenschap heeft met een vrouw: een gruwel is het". Leviticus 20:13: "Een man die gemeenschap heeft met iemand van het mannelijk geslacht, zoals men gemeenschap heeft met een vrouw, beiden hebben een gruwel gedaan, zij zullen zeker ter dood gebracht worden, hun bloedschuld is op hen". Wij leven ook in de dagen van de herleving van het "spiritisme". De lucht is vervuld van "verleidende geesten" en er is een herleving van de "leer van de boze geesten" wat wij vinden in 1 Tim. 4:1:"Maar de Geest zegt nadrukkelijk, dat in latere tijden sommigen zullen afvallen van het geloof, doordat zij dwaalgeesten en leringen van boze geesten volgen." De prediking met betrekking tot de "komst van de Heer" wordt in bredere kring verworpen, aldus de woorden van Petrus bevestigende: (2 Petr. 3:3-4)"Dit vooral moet gij weten, dat er in de laatste dagen spotters met spotternij zullen komen, die naar hun eigen begeerten wandelen, en zeggen: Waar blijft de belofte van zijn komst? Want sedert de vaderen ontslapen zijn, blijft alles zo, als het van het begin der schepping af geweest is". Voor de zondvloed gaf God hen een waarschuwing van 120 jaar (Gen. 6:3) doch wanneer Christus voor Zijn Gemeente komt in de wolken om hen tot Zich te nemen, verwijdert tevens de Heilige Geest met hen van de aarde. Nu hebben we reeds 50 jaar (staat Israël) de waarschuwing, dat God zal gaan ingrijpen. Na de opname van de Gemeente zal deze wereld aan het oordeel (grote verdrukking) worden overgelaten. Hieruit zien wij, dat deze Bedeling, evenals die welke vooraf gingen, zal eindigen in afval. Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
100
Bedeling van het oordeel Tussen de Bedeling van de Gemeente en de Millennianistische Bedeling is nog een "ingelaste Bedeling" de Bedeling van het oordeel. Tijdens deze Bedeling zullen de Joden, de heidenen en de Gemeente geoordeeld worden. En dit niet als enkelingen, maar als natie’s, of als volk voor zich. De Gemeente zal net voor deze Bedeling worden opgenomen en geoordeeld worden voor de rechterstoel van Christus. (2 Cor. 5:10)"Want wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus openbaar worden, opdat een ieder wegdrage wat hij in zijn lichaam verricht heeft, naardat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad". De Joden zullen geoordeeld worden tijdens de Bedeling, onder de antichrist op aarde. Hun oordeel wordt genoemd "een tijd van benauwdheid voor Jakob". (Jer. 30:4-7: "Dit nu zijn de woorden die de Here over Israel en Juda gesproken heeft. Want zo zegt de Here: Angstgeschrei horen wij, schrik en geen heil. Vraagt toch, ziet, of een man baart; waarom zie Ik iedere man met zijn handen aan zijn heupen als een barende en heeft elk gelaat een lijkkleur gekregen? Wee, want groot is die dag, zonder weerga; een tijd van benauwdheid is het voor Jakob; maar daaruit zal hij gered worden". En (Dan.12:1) "Te dien tijde zal Michael opstaan, de grote vorst, die de zonen van uw volk terzijde staat; en er zal een tijd van grote benauwdheid zijn, zoals er niet geweest is sinds er volken bestaan, tot op die tijd toe. Maar in die tijd zal uw volk ontkomen: al wie in het boek geschreven wordt bevonden". De heidenen (de naties) zullen aan het eind van de Grote Verdrukking geoordeeld worden, wanneer de Here Jezus Christus van de Hemel zal nederdalen en gezeten zal zijn op de " Troon Zijner Heerlijkheid" te Jeruzalem. En alle natie’s door hun vertegenwoordigers voor Hem verzameld worden, en wanneer de "schapenwolken" beloond zullen worden door te mogen ingaan in het Duizendjarige Rijk en de "bokkenvolken", als natie’s zullen vernietigd worden. (Matth. 25:31-46) "Wanneer dan de Zoon des mensen komt in zijn heerlijkheid en al de engelen met Hem, dan zal Hij plaats nemen op de troon zijner heerlijkheid. En al de volken zullen voor Hem verzameld worden, en Hij zal ze van elkander scheiden, zoals de herder de schapen scheidt van de bokken, en Hij zal de schapen zetten aan zijn rechterhand en de bokken aan zijn linkerhand. Dan zal de Koning tot hen, die aan zijn rechterhand zijn, zeggen: Komt, gij gezegenden mijns Vaders, beerft het Koninkrijk, dat u bereid is van de grondlegging der wereld af. Want Ik heb honger geleden en gij hebt Mij te eten gegeven. Ik heb dorst geleden en gij hebt Mij te drinken gegeven, Ik ben een vreemdeling geweest en gij hebt Mij gehuisvest, naakt en gij hebt Mij gekleed, ziek en gij hebt Mij bezocht; Ik ben in de gevangenis geweest en gij zijt tot Mij gekomen. Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden, zeggende: Here, wanneer hebben wij U hongerig gezien en hebben wij U gevoed, of dorstig en hebben wij U te drinken gegeven? Wanneer hebben wij U als vreemdeling gezien en hebben U gehuisvest, Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
101
of naakt, en hebben U gekleed? Wanneer hebben wij U ziek of in de gevangenis gezien en zijn tot U gekomen? En de Koning zal hun antwoorden en zeggen: Voorwaar, Ik zeg u, in zoverre gij dit aan een van deze mijn minste broeders hebt gedaan, hebt gij het Mij gedaan. Dan zal Hij ook tot hen, die aan zijn linkerhand zijn, zeggen: Gaat weg van Mij, gij vervloekten, naar het eeuwige vuur, dat voor de duivel en zijn engelen bereid is. Want Ik heb honger geleden en gij hebt Mij niet te eten gegeven, Ik heb dorst geleden en gij hebt Mij niet te drinken gegeven; Ik ben een vreemdeling geweest en gij hebt Mij niet gehuisvest, naakt en gij hebt Mij niet gekleed, ziek en in de gevangenis en gij hebt Mij niet bezocht. Dan zullen ook zij Hem antwoorden en zeggen: Here, wanneer hebben wij U hongerig gezien, of dorstig, of als vreemdeling, of naakt of ziek, of in de gevangenis, en hebben wij U niet gediend? Dan zal Hij hun antwoorden en zeggen: Voorwaar, Ik zeg u, in zoverre gij dit aan een van deze minsten niet gedaan hebt, hebt gij het ook aan Mij niet gedaan. En dezen zullen heengaan naar de eeuwige straf, maar de rechtvaardigen naar het eeuwige leven". 4. De Eeuw der Eeuwen Deze eeuw is tweevoudig en omsluit de "Millennianistische Eeuw" en de "Volmaakt Eeuw", tussen welke de aarde "door vuur vernieuwd" zal worden. De tegenwoordige Eeuw zal eindigen bij de "Opname van de Gemeente", wat gevolgd zal worden door de "Grote Verdrukking". En de "Eeuw der Eeuwen" zal ingeleid worden door de "Openbaring van Jezus Christus", wanneer Hij naar de aarde zal terugkeren, en na de natie’s geoordeeld te hebben, Zijn Duizendjarig Rijk zal stichten. A. de Millennianistische Eeuw Schrijvers en dichters hebben geschreven en gezongen over deze "Gouden Eeuw", een Eeuw van universele rechtvaardigheid en vrede. De Joden geloven, dat het zevende duizendtal jaren, gerekend vanaf de Schepping, een "Sabbat van Rust" zal zijn. Tevens geloven ze, dat de beschrijving van deze Eeuw, gemaakt is door de Oud Testamentische Profeten. Het zal een periode van 1000 jaar zijn, gedurende welke ook satan gebonden zal zijn, en alleen Christus over deze aarde zal regeren. Dit wordt ook in het Nieuwe Testament geopenbaard. Deze periode wordt in het Boek der Openbaring zes maal genoemd. Openbaring 20:1-7: "En ik zag een engel nederdalen uit de hemel met de sleutel des afgronds en een grote keten in zijn hand; en hij greep de draak, de oude slang, dat is de duivel en de satan, en hij bond hem duizend jaren, en hij wierp hem in de afgrond en sloot en verzegelde die boven hem, opdat hij de volkeren niet meer zou verleiden, voordat de duizend jaren voleindigd waren; daarna moest hij voor een korte tijd worden losgelaten. En ik zag tronen, en zij zetten zich daarop, en het oordeel werd hun gegeven; en ik zag de zielen van hen, die onthoofd waren om het getuigenis van Jezus en om het woord van God, en die noch het beest noch zijn beeld hadden aangebeden en die het merkteken niet op hun voorhoofd en op hun hand ontvangen hadden; en zij werden weder levend en heersten als koningen met Christus, duizend jaren lang. De overige doden werden niet weder levend, voordat de duizend jaren voleindigd waren. Dit is de eerste opstanding. Zalig en heilig is hij, die deel heeft aan de eerste opstanding: over hen heeft de tweede dood geen macht, maar zij zullen priesters van God en Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
102
van Christus zijn en zij zullen met Hem als koningen heersen, die duizend jaren. En wanneer de duizend jaren voleindigd zijn, zal de satan uit zijn gevangenis worden losgelaten".
De Schriften spreken van zeven grote "Proefbedelingen" voor de mens, vanaf diens Schepping tot wanneer de Nieuwe Hemel en de Nieuwe Aarde zullen verschijnen. De mens werd beproefd met betrekking tot: 1. De onschuld in de Hof van Eden. 2. Het geweten in de tijd tot aan de zondvloed. 3. Het menselijke bestuur tot aan de spraakverwarring. 4. De familie regering tijdens de aartsvaders. 5. De wet in de Bedeling van de wet. 6. De genade in onze tijd. 7. Dit is de laatste tijdens dit Millennium. God zal de mens nog een beproeving geven, alvorens God de mens opgeeft als, hopeloos, ongeneeslijk, onverbeterlijk, God hatend en ongehoorzaam zijnde. Deze proef zal beslissend zijn en hem de laatste kans op verontschuldiging ontnemen. Wat is deze verontschuldiging? De mens beschuldigt satan, als de oorzaak van zijn val en ook van zijn voortdurend zondigen. "Neem de satan weg" roept men. "Verlam zijn macht", "breekt zijn boosaardige activiteit, bindt hem en verlos ons van zijn dominerende invloed en dan zult U zien, dat de mens in de grond van zijn wezen goed en braaf is, en dat hij slechts slachtoffer is van ongunstige omstandigheden". God antwoordt, dat dit zal gebeuren. Satan wordt gebonden, zodat hij niet langer de mens kan verleiden. De proef zal1000 jaar duren, omdat de mens niet zal kunnen zeggen, dat de wortel nog diep zat (van de zonden) en dat de Bedeling te kort was om deze laatste wortelrest van satan’s heerschappij te verdrijven. In deze 1000 jaar zal de mens al de gezegende invloeden van de Heilige Geest ondervinden. (Ziekte, honger, oorlog, onrecht enz. zal er niet meer heersen. Dus de schuld kan ook niet op de omstandigheden van die aard geschoven worden. Het zal de ideale staat zijn, waar de mens nu van droomt). Doch het resultaat van deze gezegende Millennianistische Eeuw zal zijn, zoals we het in de Profetieën kunnen lezen, dat wanneer satan na 1000 jaar weer losgemaakt wordt, de mens zal tonen hetzelfde opstandige wezen te zijn, als voor die tijd. Want ook deze Bedeling zal, evenals al de vorigen eindigen inafval. (Openbaring 20:7-10) "En wanneer de duizend jaren voleindigd zijn, zal de satan uit zijn gevangenis worden losgelaten, en hij zal uitgaan om de Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
103
volkeren aan de vier hoeken der aarde te verleiden, Gog en Magog, om hen tot de oorlog te verzamelen, en hun getal is als het zand der zee. En zij kwamen op over de breedte der aarde en omsingelden de legerplaats der heiligen en de geliefde stad; en vuur daalde neder uit de hemel en verslond hen, en de duivel, die hen verleidde, werd geworpen in de poel van vuur en zwavel, waar ook het beest en de valse profeet zijn, en zij zullen dag en nacht gepijnigd worden in alle eeuwigheden". In de Millennianistische Bedeling zal God wederom met de mensheid als ééngeheel, maar bestaande uit verschillende naties, bemoeienis hebben. De Gemeente zal dan niet op aarde zijn, dan alleen in zoverre zij vertegenwoordigd wordt door diegenen, die Christus, DE KONING, zullen terzijde staan bij de regering over het Duizendjarig Rijk. De Joden, als natie, zullen dan aan het Hoofd der Naties staan. (Deutr.28:13)"De Here zal u stellen tot een hoofd en niet tot een staart, gij zult enkel opgaan en niet neergaan, wanneer gij luistert naar de geboden van de Here, uw God, die ik u heden opleg om die naarstig te onderhouden". Daar zij voor een deel de ceremoniële Wet zullen in acht nemen, zullen zij staan onder een Nieuw Verbond". Jer. 31:31-37: "Zie, de dagen komen, luidt het woord des Heren, dat Ik met het huis van Israel en het huis van Juda een nieuw verbond sluiten zal. Niet zoals het verbond, dat Ik met hun vaderen gesloten heb ten dage dat Ik hen bij de hand nam, om hen uit het land Egypte te leiden: mijn verbond, dat zij verbroken hebben, hoewel Ik heer over hen ben, luidt het woord des Heren. Maar dit is het verbond, dat Ik met het huis van Israel sluiten zal na deze dagen, luidt het woord des Heren: Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en die in hun hart schrijven, Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn. Dan zullen zij niet meer een ieder zijn naaste en een ieder zijn broeder leren: Kent de Here: want zij allen zullen Mij kennen, van de kleinste tot de grootste onder hen, luidt het woord des Heren, want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven en hun zonde niet meer gedenken. Zo zegt de Here, die de zon overdag tot een licht geeft, die de maan en de sterren verordent tot een licht des nachts, die de zee opzweept, dat haar golven bruisen, wiens naam is Here der heerscharen: deze verordeningen voor mijn ogen zullen wankelen, luidt het woord des Heren, dan zal ook het nageslacht van Israel ophouden al de dagen een volk te zijn voor mijn ogen. Zo zegt de Here: Als de hemel boven te meten is en de fundamenten der aarde beneden na te speuren zijn, dan zal Ik heel het nageslacht van Israel verwerpen om al hetgeen zij gedaan hebben, luidt het woord des Heren". (Hebr. 8:7-13)"Want indien dat eerste onberispelijk ware geweest, zou er geen plaats gezocht zijn voor een tweede. Want Hij berispt hen, als Hij zegt: Zie, er komen dagen, spreekt de Here, dat Ik voor het huis Israels en het huis Juda een nieuw verbond tot stand zal brengen, niet zoals het verbond, dat Ik met hun vaderen maakte ten dage, dat Ik hen bij de hand nam om hen uit het land Egypte te leiden, want zij hebben zich niet gehouden aan mijn verbond en Ik heb Mij niet meer om hen bekommerd, spreekt de Here. Want dit is het verbond, waarmede Ik Mij verbinden zal aan het huis Israels na die dagen, spreekt de Here: Ik zal mijn wetten in hun verstand leggen, en Ik zal die in hun harten schrijven, en Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn. En niet langer zullen zij een ieder zijn medeburger, en een ieder zijn broeder leren, zeggende: Ken de Here, want allen zullen zij Mij kennen, van de kleinste tot de grootste onder hen. Want Ik zal genadig zijn over hun Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
104
ongerechtigheden, en hun zonden zal Ik niet meer gedenken. Als Hij spreekt van een nieuw verbond, heeft Hij daarmede het eerste voor verouderd verklaard. En wat veroudert en verjaart, is niet ver van verdwijning". Het principe, waarop God Zijn handelingen met de mens in die dagen zal gronden, zal niet de "Wet" zijn, noch "Genade" of "Oordeel", maar "rechtvaardigheid". Het zal een autocratische regering zijn, want Christus zal met ijzeren roede heersen. (Jes. 11:1-4; Openb. 2:27 en 19:15; Psalm 2:9. Zelf Studie) maar die regering zal op "liefde" gebaseerd zijn. Daar satan in die tijd gebonden zal zijn, zal het karakter van de Millennianistische Bedeling in alle opzichten verschillen van de voorafgaande Bedelingen, en kan men ze ook niet met elkaar vergelijken. B. de volmaakte Eeuw. Aan het einde van de Millennianistische Eeuw zal de tegenwoordige aarde "vernieuwd worden (oordeel voor de Troon) door vuur". Het resultaat zal zijn een "Nieuwe Hemel en een Nieuwe Aarde", waarop "gerechtigheid zal wonen. (2 Petrus 3:13) "Wij verwachten echter naar zijn belofte nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont". Het is dit "volmaakte Koninkrijk dat Christus aan de Vader zal overgeven". (1 Cor. 15:28) "Wanneer alles Hem onderworpen is, zal ook de Zoon zelf Zich aan Hem onderwerpen, die Hem alles onderworpen heeft, opdat God zij alles in allen.". Want het Millennianistische koninkrijk is niet volmaakt, er zal nog gezondigd worden, en het eindigt, zoals we reeds zagen in AFVAL. Dit "volmaakte Koninkrijk" is eveneens een Bedeling, de Bedeling van de Volheid der Tijden. (Ef. 1:10)"om, ter voorbereiding van de volheid der tijden, al wat in de hemelen en op de aarde is onder een hoofd, dat is Christus, samen te vatten". Het Millennianistische koninkrijk vormt tezamen met het Volmaakte koninkrijk het "Koninkrijk van de Zoon des mensen". 5. De Eeuwen der Eeuwen Zoals de "Eeuwen der Schepping" de "ALPHA" eeuwen waren, zo zijn deze de "OMEGA eeuwen. Datgene, waarover wij nu spreken, als de tijd zal ophouden te bestaan, wanneer het "Volmaakte Koninkrijk" de Vader zal zijn overgegeven, en de Eeuw der Eeuwen, een aanvang nemen. Zij corresponderen met wat Paulus in zijn brief aan de Efeze noemt: "de Toekomende Eeuw" (Ef. 2:7) En Johannes zegt in het Boek der Openbaring, dat de duivel en het beest en de valse profeet dag en nacht voor eeuwig zullen gepijnigd worden, gedurende "Aeonen der Aeonen" of de "Eeuw der Eeuwen" (Openb. 20:10) En dat de "dienstknechten Gods", gedurende diezelfde periode zullen regeren. (Openb. 22:5) Wat die "Eeuw der Eeuwen" over het Plan en Oogmerk van God zullen openbaren, weten wij niet, maar wanneer wij Hem toebehoren zullen wij het beleven, en waarschijnlijk in de ontwikkeling daarvan een deel uitmaken. Wat wij weten is, dat wij slechts staan aan de "aanvang der dingen", en dat met betrekking tot de "eeuwen" de Eeuwigheid nog in haar jeugd is.
Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
105
Hoofdstuk 06: De tegenwoordige boze wereld. Terwijl deze Bedeling de "Bedeling van de genade" is, en het Gods bedoeling is, gedurende deze Bedeling een "Volk voor Zijn Naam" te vergaderen, namelijk de Gemeente; wordt de wereld, waaruit deze Gemeente vergaderd wordt, genoemd: "De tegenwoordige boze wereld" Galaten 1:4:"die Zichzelf gegeven heeft voor onze zonden, om ons te trekken uit de tegenwoordige boze wereld". Dat deze eeuw "boos’ is, ziet men aan het karakter van haar beschaving. Nadat het Evangelie bijna 2000 jaar gepredikt is, is de wereld in een veel erger toestand, dan in de dag van Christus. En het ziet er naar uit, dat zij voortijlt naar een of andere grote crises. De geest der wetteloosheid hangt in de lucht, en niettegenstaande alle pogingen hem te onderdrukken, wordt zij op een vreemde wijze onhandelbaar en verdorven, en is vastbesloten te breken met alle gezag en wet. Hoe moeten wij dit verklaren? Heeft God Zijn controle over de wereld verloren, en heeft Hij aan een andere toegestaan zijn zin door te drijven? Het antwoord hierop, is dat gedurende deze Bedeling twee aan elkaar tegenovergestelde machten op de wereld werkzaam zijn. De Heilige Geest, die zich bezig houdt met het lichaam van de Gemeente bijeen te vergaderen en de "geest van het boze". In Cor. 2:12 worden ze "de Geest uit God" en de geest der wereld" genoemd. Johannes noemt ze in 1 Joh. 4:5-6 "de Geest der waarheid" en "de geest der dwaling". De "geest der dwaling" is de bron van alle "kracht en dwaling", (2 Thes. 9-11) "Daarentegen is diens komst naar de werking des satans met allerlei krachten tekenen en bedrieglijke wonderen, en met allerlei verlokkende ongerechtigheid, voor hen, die verloren gaan, omdat zij de liefde tot de waarheid niet aanvaard hebben, waardoor zij hadden kunnen behouden worden. En daarom zendt God hun een dwaling, die bewerkt, dat zij de leugen geloven", die heden ten dage in de wereld is, en daar het "Einde van deze Eeuw" nadert, worden deze krachten snel vermenigvuldigd, en er is de uiterste waakzaamheid toe nodig om niet in hun netten verstrikt te geraken. Evenals in de Gemeente de Heilige Geest woont en zij door Hem geleid wordt, zo woont in de wereld buiten de Gemeente de "geest der verleiding" en wordt deze wereld daardoor geleid, 1 Cor. 2:12: "Wij nu hebben niet de geest der wereld ontvangen, maar de Geest uit God, opdat wij zouden weten, wat ons door God in genade geschonken is", of wel geleid door de onheilige geest. Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
106
En evenals de Heilige Geest een Persoon is, zo is ook de geest der wereld een persoon. Ef. 2:1-2:"Ook u, hoewel gij dood waart door uw overtredingen en zonden, waarin gij vroeger gewandeld hebt overeenkomstig de loop dezer wereld, overeenkomstig de overste van de macht der lucht, van de geest, die thans werkzaam is in de kinderen der ongehoorzaamheid,". Hieruit zien we, dat de "geest van deze wereld", satan is. Toen de wereld Gods Zoon kruisigde, weigerde zij Gods heerschappij, en zij verkoos Bar-Abbas boven Christus, op deze wijze satan verheffende in de positie van de "god dezer eeuw", want over satan wordt nimmer gesproken, als van de "god van enige andere eeuw", dan van deze. Het was satans eerzucht om aan God gelijk te zijn, dit veroorzaakte zijn val. Jes. 14:12-14: "Hoe zijt gij uit de hemel gevallen, gij morgenster, zoon des dageraads; hoe zijt gij ter aarde geveld, overweldiger der volken! En gij overlegdet nog wel: Ik zal ten hemel opstijgen, boven de sterren Gods mijn troon oprichten en zetelen op de berg der samenkomst ver in het noorden; ik wil opstijgen boven de hoogten der wolken, mij aan de Allerhoogste gelijkstellen", en tot nu toe heeft hij deze eerzucht niet opgegeven, en het is zijn plan en zijn doel zichzelf in de persoon van de antichrist te verheffen, (in wie hij wonen zal) en te zitten in de "tempel Gods" (de herbouwde Joodse Tempel), als god, en in het bezit van een volk te zijn, dat hem als zodanig zal aanbidden. 2 Thes. 2:3-4: "Laat niemand u misleiden, op welke wijze ook, want eerst moet de afval komen en de mens der wetteloosheid zich openbaren, de zoon des verderfs, de tegenstander, die zich verheft tegen al wat God of voorwerp van verering heet, zodat hij zich in de tempel Gods zet, om aan zich te laten zien, dat hij een god is". Openbaring 13:4: "en zij aanbaden de draak, omdat hij aan het beest de macht gegeven had, en zij aanbaden het beest, zeggende: Wie is aan het beest gelijk? en: Wie kan er oorlog tegen voeren?" Openbaring 13:11-12: "En ik zag een ander beest opkomen uit de aarde en het had twee horens als die van het Lam, en het sprak als de draak.
12 En het oefent al de macht van het eerste beest voor diens ogen uit. En het bewerkt, dat de aarde en zij, die daarop wonen, het eerste beest zullen aanbidden, welks dodelijke wond genezen was." de dag des mensen Deze Bedeling wordt in de Schriften "de dag des mensen" genoemd. Paulus zegt, terwijl hij aan de Corinthe schrijft:"Nu raakt het mij zeer weinig, of ik al door u of door enig menselijk gericht beoordeeld word. Ja, ook mijzelf beoordeel ik niet". De kanttekening bij de Oude Vertaling spreekt van - de dag des mensen - (1 Cor. 4:3)
Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
107
Deze dag is de "dag van de verheerlijking van de mens". De dag, waarop de werken van de mens verheerlijkt en geprezen zullen worden. Wij kunnen de grote vlucht, die de wetenschap en de kennis van de mechaniek enz., deze laatste honderd jaar, buiten Gom om, genomen heeft, niet anders verklaren, dan door de veronderstelling, dat er een "bovenmenselijk wezen" bestaat, die deze kennis verschaft en die alles wat deze kennis betreft, onder zijn toezicht heeft. En het is van belang op te merken, dat het niet de nakomelingen van Set waren, de godvrezende mensen van de Anti Diluviaanse Bedeling, maar de nakomelingen van Kaïn, de goddeloze mensen van die periode, die de bewerking van het metaal, en de muziekinstrumenten uitvonden (zonder twijfel voor hun genoegen) en die de grote steden bouwden voor handels- en andere doeleinden. Wel nu, wij weten, dat satans evangelie is, het "evangelie van de vooruitgang". Dit evangelie predikte hij aan Eva in de Hof van Eden, toen hij haar beloofde dat, wanneer zij eten zou van de vrucht, haar ogen zouden geopend worden, en zij en Adam "ALS GOD" zouden zijn, kennende het goed en het kwaad. (Gen. 3:5) "maar God weet, dat ten dage, dat gij daarvan eet, uw ogen geopend zullen worden, en gij als God zult zijn, kennende goed en kwaad". Het was de belofte van "kennis", die de val van het menselijke ras veroorzaakte, en toen Adam en Eva satans raad opvolgde, leverden zij het ras over aan zijn leiding en aan zijn ontworpen programma. Het is niet aannemelijk, dat de Heilige God aan het goddelijke ras van Kaïn, de kennis zou schenken van dingen uit te vinden, die zouden leiden tot de val van de mens, en medewerken zou tot het feit van de zondvloed. Noch ook kan men veronderstellen, dat een God van liefde aan de mens de kennis zou schenken, die hem in staat zou stellen zulke helse oorlogsinstrumenten uit te vinden, als we heden ten dage zien. Het is dus duidelijk, dat er aan het hoofd van het "wereld systeem" een "bovenmenselijk wezen" staat en dat zijn naam satan - is. Zijn programma is dus duidelijk: zonder God een schitterende beschaving op te bouwen. De frase "Christelijke beschaving" is een uitvinding van de "god dezer Eeuw". Iets dergelijks kan niet bestaan, want Christendom en Beschaving hebben niets met elkaar gemeen. Zonder Christus is het niet mogelijk, dat er een Christelijke Beschaving bestaat, wanneer Hij wederkomt, zal Hij de beschaving van deze Eeuw, waar men zo prat op gaat, te niet doen, en zal Hij een NIEUWE BESCHAVING vormen, waarover satan geen macht zal hebben, want hij zal als een gevangene in de afgrond blijven. Het is duidelijk, dat wanneer deze wereld tot een geschikte verblijfplaats gemaakt zou kunnen worden, buiten God om, er geen meesterlijker leider gevonden zou kunnen worden, dan satan, en dat, wanneer hij dit niet tot stand heeft kunnen brengen, dit niet zijn schuld is, maar de oorzaak, hiervan gezocht moet worden in de eigenzinnigheid van de mens. In het Nieuwe Testament wordt slechts van twee klassen van mensen gesproken, namelijk "de kinderen van God" en "de kinderen des duivels". Wij vinden dit in 1 Johannes Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
108
3:10:"Hieraan zijn de kinderen Gods en de kinderen des duivels kenbaar: een ieder die de rechtvaardigheid niet doet, is niet uit God, evenmin als wie zijn broeder niet liefheeft." en deze worden in Ef. 2:2 genoemd: "kinderen der ongehoorzaamheid". Tussen deze beide klassen van mensen is geen mogelijkheid van verbinding, zo iets als een "broederschap des mensen" kan daarom ook niet bestaan, waaronder gewoonlijk begrepen wordt de verbinding vaan alle godsdienstige lichamen en sekten, zoals Christenen, Joden, Atheïsten, Mohammedanen, Boeddhisten enz., in één federatie van godsdiensten. Het woord "ongehoorzaam" betekent: "hardnekkige opstandigheid". Hoe nutteloos is dan de poging van de "kinderen der ongehoorzaamheid" om de aarde tot een aangenamer verblijfplaats te maken voor de mens, en te trachten een millennium te gronden, samengesteld uit alle godsdienstige lichamen, wanneer de grote masse van de mensheid in een "hardnekkige opstand" tegen God verkeert, en niet wil, dat Zijn Zoon over hen regeert, maar zich elke inspanning getroost, teneinde een goddeloze beschaving voort te brengen en de weg te banen voor satans meesterwerk, "de mens der zonde". Satan is de "verleider der wereld". (Openb. 12:9: "En de grote draak werd op de aarde geworpen, de oude slang, die genaamd wordt duivel en de satan, die de gehele wereld verleidt; hij werd op de aarde geworpen en zijn engelen met hem".) Hij verwekt een valse hoop en misleidt door: "de verleiding van de rijkdom" (Matth. 13:22) en door de "verleiding van de zonde" (Hebr. 3:13) en door "de verlokkende onrechtvaardigheid" (2 Thes. 2:9-11). Hij veroorzaakt de "beoefening van de verbeelding" en door middel van "sterke zinsbegoochelingen" en door "verleidende geesten" tracht hij de mensen geloof te doen slaan aan zijn plannen voor verbetering van de wereld. Zijn voorstanders wijzen op de toename en de groei van de wereldschappelijke kennis en op de uitvindingen, en op de grote vooruitgang bij de land-, lucht- en zeemachten. Ook wijzen ze op de uitvindingen en verbeteringen, die de arbeid verlicht en het huishoudelijk gemak bevorderen, of op de grote filantropie van de mensheid, die geld geven voor faculteiten, leesbibliotheken, ziekenhuizen, ontwikkelingshulp en andere liefdadige instellingen, daarbij vergetende, dat deze dingen slechts tot stoffelijke hulp dienstig zijn en weinig hebben uit te staan met het zedelijke karakter, en het feit voorbijziende, dat de tegenwoordige wereld op een vulkaan leeft, wiens inwendige een schuimende ketel is van sociale onrust en van commerciële verdorvenheid. Toen "de god dezer wereld" inzag, dat hij de Gemeente niet door vervolging kon uitroeien, veranderde hij zijn tactiek en tracht hij nu door middel van verleiding haar pogingen te neutraliseren. Zijn methode is om haar pogingen (van de Gemeente dus) voor de evangelisatie van de wereld om te zetten in methoden voor sociale verbeteringen en op deze wijze de wereld tot een aangename verblijfplaats te maken, hierbij vergetende, dat evenmin als de natuurlijke mens door "beschaving" geestelijk gered kan worden, dit ook niet bij de wereld het geval is, en dat daarom alle pogingen om de wereld te behouden door haar Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
109
"sociale verbeteringen" te schenken, nutteloos zijn. En wanneer de Gemeente haar hulp aan deze methode schenkt, zo erkent zij daarmee, dat de wijze waarop Christus de wereld redt, onvoldoende is, en op deze wijze schakelt zij de kracht van het Evangelie uit. Vele Christenen geven liever grote sommen uit voor de "sociale, intellectuele- en stoffelijke verbeteringen van de wereld", dan voor de Evangelisatie van de wereld. Zij gaan zelfs verder en vormen verenigingen, die tot doel hebben de "tegenstrijdige" maatschappelijke toestanden te onderzoeken, zoals armoede, ondeugd, onkunde enz. Ze benoemen specialisten met hoge salarissen om dit alles te onderzoeken en te trachten de oorzaak op te sporen van al de zonde en leed, dat in de wereld is, maar zij vergeten, dat zij dan alleen hun geld weggooien, want eeuwen geleden zei de Bijbel reeds, dat DE OORZAAK VAN ALLES DE ZONDE IS. Als de beste bestrijdingsmethode is, dat we de oorzaak daarvan vernietigen, laat de Gemeente dan door middel van de Bijbel, proberen het individu te behouden, (Het Bloed van Jezus Christus reinigt ons van alle zonden. De oorzaak is dan weg) en hierdoor tevens de maatschappij te redden. De algemene opvatting is, dat alle "maatschappelijke ziekten" hun oorzaak vinden in de omgeving of de omstandigheid van de mens, terwijl de oorzaakechter juist te vinden is IN DE MENS ZELF. Dat wil zeggen dat de mens "wedergeboren" moet worden door de Heilige Geest. Het schijnt, dat alle plannen om de wereld tot een plaats te maken, waar men beter kan leven, tot resultaat heeft, dat de mens een wereld bouwt, waar men beter kan "zondigen, daar zij de gemakkelijkheid om te zondigen juist doet toenemen. "De god dezer Eeuw" weet, dat wanneer de Gemeente zich uitsluitend zou wijden aan het werd van de "WERELD EVANGELISATIE" hij zijn taak zou moeten opgeven tot het bouwen van zijn "beschavingsstructuur", zodat hij ervoor zorgt haar in zijn macht te houden, en de tijd van haar opname (1 Thes. 4:15-18:"Want dit zeggen wij u met een woord des Heren: wij, levenden, die achterblijven tot de komst des Heren, zullen in geen geval de ontslapenen voorgaan, want de Here zelf zal op een teken, bij het roepen van een aartsengel en bij het geklank ener bazuin Gods, nederdalen van de hemel, en zij, die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan; daarna zullen wij, levenden, die achterbleven, samen met hen op de wolken in een oogwenk weggevoerd worden, de Here tegemoet in de lucht, en zo zullen wij altijd met de Here wezen. Vermaant elkander dus met deze woorden".) uit te stellen, evenals farao trachtte Israël in Egypte te houden, door hen steden van steen, Ramses en Pithon te doen bouwen. Met dit doel houdt hij haar bezig met het maken van "stenen zonder stro" en verblindt op deze wijze haar ogen voor het licht van het "heerlijke Evangelie van Christus", bijvoorbeeld de leer van de Prae Millennianistische Komst van de Heer, omdat hij weet, dat wanneer de Gemeente daar een blik opkrijgt, zij weigeren zal langer te werken aan de plannen tot "verbetering van deze wereld". Het verenigen van de naties van de aarde is een opzet, teneinde Gods oordeel over Babel te Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
110
niet te doen, en het werk van de bouw van de toren te hervatten, dat ten doel heeft"Naam voor de mens te maken" (Genesis 11:1-9) De gehele aarde nu was een van taal en een van spraak. Toen zij oostwaarts trokken, vonden zij een vlakte in het land Sinear, waar zij zich vestigden. En zij zeiden tot elkander: Welaan, laten wij tichelen maken en die goed bakken. En de tichel diende hun tot steen en het asfalt diende hun tot leem. Ook zeiden zij: Welaan, laten wij ons een stad bouwen met een toren, waarvan de top tot de hemel reikt, en laten wij ons een naam maken, opdat wij niet over de gehele aarde verstrooid worden. Toen daalde de Here neder om de stad en de toren, die de mensenkinderen bouwden, te bezien, en de Here zeide: Zie, het is een volk en zij allen hebben een taal. Dit is het begin van hun streven; nu zal niets van wat zij denken te doen voor hen onuitvoerbaar zijn. Welaan, laat Ons nederdalen en daar hun taal verwarren, zodat zij elkanders taal niet verstaan. Zo verstrooide de Here hen vandaar over de gehele aarde, en zij staakten de bouw van de stad. Daarom noemt men haar Babel, omdat de Here daar de taal der gehele aarde verward heeft en de Here hen vandaar over de gehele aarde verstrooid heeft". Twee aan elkaar "onderscheiden lichamen" worden tijdens deze "tegenwoordige boze Eeuw" gevormd: 1. Het Lichaam van Christus - de Gemeente, 2. Het lichaam van de antichrist. Het eerste wordt door Gods Geest (de Heilige Geest) (1 Cor. 12:3-13: "Daarom maak ik u bekend, dat niemand, door de Geest Gods sprekende, zegt: Vervloekt is Jezus; en dat niemand kan zeggen: Jezus is Here, dan door de Heilige Geest. Er is verscheidenheid in genadegaven, maar het is dezelfde Geest; en er is verscheidenheid in bedieningen, maar het is dezelfde Here; en er is verscheidenheid in werkingen, maar het is dezelfde God, die alles in allen werkt. Maar aan een ieder wordt de openbaring van de Geest gegeven tot welzijn van allen. Want aan de een wordt door de Geest gegeven met wijsheid te spreken, en aan de ander met kennis te spreken krachtens dezelfde Geest; aan de een geloof door dezelfde Geest en aan de ander gaven van genezingen door die ene Geest; aan de een werking van krachten, aan de ander profetie; aan de een het onderscheiden van geesten, en aan de ander allerlei tongen, en aan weer een ander vertolking van tongen. Doch dit alles werkt een en dezelfde Geest, die een ieder in het bijzonder toedeelt, gelijk Hij wil. Want gelijk het lichaam een is en vele leden heeft, en al de leden van het lichaam, hoe vele ook, een lichaam vormen, zo ook Christus; want door een Geest zijn wij allen tot een lichaam gedoopt, hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij slaven, hetzij vrijen, en allen zijn wij met een Geest gedrenkt".) en het tweede door de geest van de boze vergaderd, welke laatste geest nu werkt in de "kinderen der ongehoorzaamheid". (Ef 2:1-2:"Ook u, hoewel gij dood waart door uw overtredingen en zonden, waarin gij vroeger gewandeld hebt overeenkomstig de loop dezer wereld, overeenkomstig de overste van de macht der lucht, van de geest, die thans werkzaam is in de kinderen der ongehoorzaamheid".)
Het onderscheid, dat er tussen het "lichaam", dat door de geest van het boze en dat door de Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
111
Heilige Geest wordt gevormd, bestaat hierin, dat het tweede verenigd is met "Zijn Levend Hoofd" (Christus - Ef. 1:20-23:"die Hij heeft gewrocht in Christus, door Hem uit de doden op te wekken en Hem te zetten aan zijn rechterhand in de hemelse gewesten, boven alle overheid en macht en kracht en heerschappij en alle naam, die genoemd wordt niet alleen in deze, maar ook in de toekomende eeuw. En Hij heeft alles onder zijn voeten gesteld en Hem als hoofd boven al wat is, gegeven aan de gemeente, die zijn lichaam is, vervuld met Hem, die alles in allen volmaakt".), terwijl het eerste geen levend hoofd bezit, daar het slechts een "organisatie"is, en het "Lichaam van Christus" een Organisme". Sinds de val en de dood van Adam is het menselijke ras "zonder Hoofd" geweest, maar wanneer het lichaam of de organisatie, die de geest van de boze (satan) bezig is te vormen, klaar zal zijn, zal hij (satan) het "hoofd" daarvan voortbrengen, namelijk de antichrist, op deze wijze de Goddelijke orde omkerende van eerst het Hoofd (Christus) en daarna het Lichaam - de Gemeente. Er wordt ons gezegd, dat de Heer bij zijn Tweede Komst twee aan elkaar onderscheiden lichamen zal afzetten en straffen. Jesaja 24:21: "En te dien dage zal het geschieden, dat de Here bezoeking zal brengen over het heer der hoogte in den hoge en over de koningen der aarde op de aardbodem." 1. De luchtbewoners, die in de hemelse sfeer leven. Dit zijn satan en de "geestelijke boosheden in de lucht" (Ef. 6:12:"want wij hebben niet te worstelen tegen bloed en vlees, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers dezer duisternis, tegen de boze geesten in de hemelse gewesten") 2. De "koningen der aarde". Dat zijn de anti-christelijke wereldmachten, vertegenwoordigd door de "tien verbonden koningen" onder de controle van de antichrist op deze aarde. (Openb. 19:17-21: "En ik zag een engel staan op de zon en hij riep met luider stem en zeide tot alle vogels, die in het midden des hemels vlogen: Komt, verzamelt u tot de grote maaltijd Gods, om te eten het vlees van koningen en het vlees van oversten over duizend en het vlees van sterken en het vlees van paarden en van hen, die daarop zitten, en het vlees van allen, vrijen en slaven, kleinen en groten. En ik zag het beest en de koningen der aarde en hun legerscharen verzameld om de oorlog te voeren tegen Hem, die op het paard zat, en tegen zijn leger. En het beest werd gegrepen en met hem de valse profeet, die de tekenen voor zijn ogen gedaan had, waardoor hij hen verleidde, die het merkteken van het beest ontvangen hadden en die zijn beeld aanbaden; levend werden zij beiden geworpen in de poel des vuurs, die van zwavel brandt. En de overigen werden gedood met het zwaard, dat kwam uit de mond van Hem, die op het paard zat; en al de vogels werden verzadigd van hun vlees".) De hemelen zullen dan gereinigd zijn van al de "machten der boosheid" en hun plaatsen zullen worden ingenomen door Christus en Zijn heiligen, die de Gemeente vormen, en zij zullen gedurende het Millennium heersen vanuit de hemelen over de aarde, zoals thans satan en zijn horden dit doen. Openb. 20:4:"En ik zag tronen, en zij zetten zich daarop, en het oordeel werd hun gegeven; en ik zag de zielen van hen, die onthoofd waren om het getuigenis van Jezus en om het woord van God, en die noch het beest noch zijn beeld Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
112
hadden aangebeden en die het merkteken niet op hun voorhoofd en op hun hand ontvangen hadden; en zij werden weder levend en heersten als koningen met Christus, duizend jaren lang". Einde hoofdstuk zes ==============
Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
113
Over deze Uitgave Met dank aan en met vriendeljike toestemming van de oorspronkelijke auteur is deze publikatie opnieuw gezet voor electronische distributie door
Werkgroep "Bijbel Aktueel" Postbus 113, 9800 AC Zuidhorn BBS Bijbel Aktueel: 0594 - 50 56 12, 24 uur per dag Internet: http://www.nedernet.net/~dtbrink/aktueel/ De publikatie is inhoudelijk ongewijzigd. Voor de inhoud is uitsluitend de oorspronkelijke auteur verantwoordelijk. Voor een gedrukte uitgave dient u zich tot de auteur oorspronkelijke auteur te wenden. Het is niet toegestaan deze uitgave zonder toestemming van de auteur in druk te dupliceren. Het is toegestaan deze electronische uitgave in oorspronkelijke, ongewijzigde, vorm, zonder hiervoor een vergoeding te vragen, door te geven aan anderen. Electronische publikaties van Bijbel Aktueel e.a. zijn ook te vinden op de internet-site van "Christian WWW Surfer"; http://www.c3ws.com/
Gods Plan en Oogmerk met de Eeuwen
114