Glossary Begrijpelijke Taal Afstand tussen referenten of proposities De afstand tussen referenten of proposities in een tekst. Een referent is een persoon of ding waarnaar in de tekst verwezen wordt. Een propositie is in dit verband meestal een deelzin bestaande uit éen werkwoord met bijbehorend subject en eventuele objecten. Ambiguïteit In dit geval gaat het om ambiguïteit op woordniveau. Dat betekent dat een woord op meerdere manieren geïnterpreteerd kan worden. Begripsmaat De manier waarop het tekstbegrip in een onderzoek gemeten wordt. Bijzin In een samengestelde zin hangt meestal een bijzin aan een hoofdzin. Er zijn allerlei soorten bijzinnen. De belangrijkste zin betrekkelijke bijzinnen, die beginnen met een betrekkelijk voornaamwoord als dat en bijwoordelijke bijzinnen, die beginnen met een voegwoord als omdat. Brede versus diepe structuur De vraag is hier wat het beste is voor websites: een site die breed is en ondiep, met meteen veel keuzes voor de gebruiker, en maar enkele lagen. Of een smalle en diepe structuur, die slechts een paar keuzes presenteert, maar wel veel lagen bevat. Cloze-test Een test waarmee het begrip van een tekst wordt gemeten door ieder zoveelste woord uit de tekst te schrappen en proefpersonen te vragen het ontbrekende woord te reconstrueren. Consistente of inconsistente informatie In sommige onderzoeken wordt gekeken hoe lezers reageren op inconsistente informatie. Dat is bijvoorbeeld informatie die strijdig is met eerdere tekstinformatie (een vegetariër eet ineens een biefstukje), of informatie die strijdig is met voorkennis van de lezer. Controlevariabele Een variabele die niet in de onderzoeksvraag genoemd wordt, maar waarvoor wel wordt gecontroleerd in de resultaten. Als bijvoorbeeld leeftijd een controlevariabele is, wordt gekeken of welke invloed leeftijd op de prestaties van de lezers heeft, en of de verschillen tussen groepen lezers in het onderzoek niet mede op verschillen in leeftijd gebaseerd zijn. Explicietheid van instructies Een niet-expliciete instructie is pas op wanneer u dit middel geeft aan kinderen. Een expliciete variant daarvan zou kunnen zijn geef dit middel alleen in overleg met uw arts aan kinderen.
Expositorische teksten Teksten waarin een uitleg wordt gegeven over ingewikkelde zaken, vaak aan de hand van voorbeelden. Een schoolboek is een expositorische tekst, maar je hebt nog meer van dat soort teksten, die we niet afzonderlijk benoemd hebben. Bijvoorbeeld encyclopedieteksten, of teksten van educatieve websites. Fragmenteren Bij fragmenteren wordt informatie verdeeld in items die op aparte regels komen te staan. Meestal gaat het om lijsten. Genre Een genre van een tekst is het teksttype van de tekst (bijvoorbeeld formulier, geneesmiddeleninformatie, schoolboek). Genregroep We hebben de genres gegroepeerd in groepen, die verwijzen naar bepaalde domeinen van de samenleving waarin de teksten functioneren. Zo hebben we een genregroep onderwijs, met daarin genres zoals het schoolboek; en daarnaast een genregroep gezondheid, met daarin een groot aantal verschillende medisch georiënteerde genres. Sommige genres zijn niet aan zo’n domein verbonden, zoals bijvoorbeeld formulieren. Die komen in allerlei sectoren voor. Gestuurde reproductie Een test waarmee begrip van een deel van een tekst wordt gemeten door aan een proefpersoon te vragen alles te vertellen wat hij/zij zich herinnert van dat specifieke onderdeel van de tekst. Kenmerk Een kenmerk verwijst in de kennisbank naar het tekstkenmerk of boodschapkenmerk waarvan het effect op begrijpelijkheid wordt onderzocht Inferentie Informatie die niet letterlijk in de tekst voorkomt, maar die wel uit de tekst wordt afgeleid. Interferentie Interferentie treedt op wanneer de lezer een gelezen woord of zin moet terugverbinden aan een eerder gelezen tekstelement en tegelijk blijkt dat er meerdere soortgelijke zaken zijn om naar terug te linken. Dus het woord hij is lastig als er dicht bij elkaar twee heren in de tekst voorkomen, en een bijzin met het woord roepen is lastig als er in de hoofdzin al sprake is van iemand anders die schreeuwt, zodat je eventjes niet weet aan wie je het werkwoord moet verbinden. Informatiedichtheid Hoeveel informatie een tekst bevat per woord. Wordt meestal uitgedrukt in type-tokenratio of propositionele dichtheid.
Jury-instructies Instructies die de jury van een rechtbank krijgt bij het behandelen van een zaak. Dit onderzoek is meestal afkomstig uit de Verenigde Staten. Kenmerken Een onderdeel van de tekst waarin de auteurs van het artikel een wijziging hebben aangebracht, een zogenaamde manipulatie. Bijvoorbeeld: kopjes. Vaak wordt in een onderzoek dan het begrip van teksten mét en zónder kopjes met elkaar vergeleken. Zo kunnen de auteurs een conclusie trekken over het effect van het gebruik van kopjes op het begrip van een tekst. Leesprocesmaten Manieren om te onderzoeken wat iemand deed tijdens het proces van het lezen van een tekst – hoe lang deed iemand over het lezen van de tekst of hoe lang deed iemand over het beantwoorden van een bepaalde vraag? Lijdende vorm Een zin in de lijdende vorm heeft als onderwerp de persoon die of het ding dat iets ondergaat. Een voorbeeld van de lijdende vorm: Het boek wordt door Karin gelezen (passief, onvoltooid tegenwoordige tijd). De lijdende vorm geldt als moeilijker dan de bedrijvende vorm (Karin leest het boek). Lineair versus hypertekst Lineaire tekst is tekstuele informatie in een vaste presentatievolgorde, zoals je die leest in een magazine. Hypertekst is tekst zoals je deze op internet tegenkomt, waarin ook hyperlinks verborgen kunnen zijn, die naar een ander deel van de tekst leiden. Linklabels De woorden waarmee hyperlinks worden aangeduid heten ook wel linklabels. Modaliteit Een ander woord voor ‘manier’, in dit geval de manier van overdracht van informatie; via een papieren tekst, digitaal via een website of mondeling. Naamwoordstijl Het gebruik van zelfstandige naamwoorden en infinitief in plaats van werkwoorden. Volgens de adviesliteratuur over formuleren maak je hiermee zinnen onnodig lang en stroef. Een voorbeeld: De mogelijkheid bestaat om meer met uw ambities te doen, als er een verbreding van werkzaamheden plaatsvindt. Narratieve teksten Narratieve teksten zijn verhalende teksten, dit is een zogenaamd genre. Narratieve teksten kunnen literair zijn, maar ook niet-literair. Niet-tekstuele onafhankelijke variabele
Een onafhankelijke variabele die in de onderzoeksvraag genoemd wordt. Bijvoorbeeld instructie of leestaak of intelligentie. Niet-domeingebonden genres Een genre dat niet bij een bepaald domein hoort, bijvoorbeeld websites of hyperteksten. Ontslaginformatie Informatie die een patiënt in een ziekenhuis mee naar huis krijgt bij het zogenaamde ontslag, het vertrek uit het ziekenhuis. Dit kan zowel mondelinge als schriftelijke informatie zijn. Organizer Een manier om vooraf op globaal niveau structuur aan te brengen in een tekst, bijvoorbeeld door een inhoudsopgave toe te voegen of door een klein stukje tekst als inleiding te gebruiken. Persoonlijke stijl Een tekst met een persoonlijke stijl gaat over, of hangt dingen op aan personages (dat kan ook de schrijver zelf zijn). Perspectief Een tekst kan in een derde-persoonsperspectief geschreven zijn (hij), maar ook in een tweede- (jij) of eerste-persoonsperspectief (ik). Persuasief Een persuasieve tekst is een tekst die als doel heeft iemand te overtuigen Positieve of negatieve framing Informatie kan positief of negatief worden uitgedrukt. Je kunt zeggen dat 70% slaagt of dat 30% zakt. Propositionele dichtheid Hoeveel proposities telt de tekst, gedeeld door het aantal woorden? Een propositie is een stukje informatie dat in een zin meestal wordt uitgedrukt door een combinatie van een werkwoorden met bijbehorend subject en eventuele objecten, of door bepalingen. De zin hij bezoekt op maandag zijn oude moeder telt drie proposities: Zijn moeder is oud. Hij bezoekt zijn moeder. Hij brengt dat bezoek op maandag. Signaalzinnen of signaalwoorden Dat zijn woorden (dus, echter) of zinnen (eerst behandelen we onderwerp 1) in de tekst waarmee de structuur van de tekst wordt aangegeven. Stimulus
Een gemanipuleerd woord of gemanipuleerde zin, waarmee de auteur van een onderzoek iets probeert te meten. Taakuitvoering Soms wordt de begrijpelijkheid van een tekst niet gemeten door de tekst te laten reproduceren, maar door de lezer een taak ermee te laten uitvoeren. Je test dan een bijsluiter bijvoorbeeld door de lezer een denkbeeldige situatie te schetsen en te vragen wat hij zou doen. Tangconstructie Een zin waarin woorden die bij elkaar horen, niet bij elkaar staan. Er is sprake van een grote afstand tussen delen die bij elkaar horen, bijvoorbeeld tussen een scheidbaar samengesteld werkwoord (bereidt … voor), hulp- en hoofdwerkwoord (heeft….gegeven), of lidwoord en zelfstandig naamwoord (tienduizend…. lieveheersbeestjes). Een voorbeeld van een tangconstructie: De tienduizend, uit andere landen afkomstige, met een ernstige ziekte besmette lieveheersbeestjes. Toestemmingsverklaring medisch handelen In het Engels heet dit ‘informed consent’: het betekent dat een patiënt akkoord gaat met een voorgestelde medische behandeling of een medisch onderzoek. Om akkoord te gaan, moet de patiënt vaak een formulier invullen. Naar deze formulieren/verklaringen is onderzoek gedaan. Type-token ratio Een methode om variatie in iemands vocabulaire te meten – de rijkheid van geschreven of mondelinge tekst. Je deelt daartoe het aantal verschillende woorden in de tekst (de types) door het totaal aantal woorden (de tokens). Verleidelijke details Extra informatie (details) die interesse opwekt bij de lezer, maar die niet van belang is voor het hoofddoel van een tekst. Visuele elementen Het gaat hier om tabellen, grafieken, afbeeldingen e.d. Vrije reproductie Een test waarmee begrip van een tekst wordt gemeten door aan een proefpersoon te vragen alles te vertellen wat hij/zij zich herinnert van de tekst. Woordfrequentie Woordfrequentie is het aantal keren dat een woord voorkomt in grote tekstverzamelingen. Frequente woorden gelden als makkelijker dan infrequente woorden. Woordbekendheid De mate waarin een woord bekend is bij de lezers die meedoen aan het onderzoek.