Gids voor de Frans - Belgische Grensarbeider
EuresChannel
Editie september 2012
2 De Gids voor Frans-Belgische Grensarbeiders De Gids voor Frans-Belgische Grensarbeiders omvat een algemeen overzicht van de vigerende wetgeving die van toepassing is op werknemers die woonachtig zijn in Frankrijk en een loontrekkende beroepsactiviteit uitoefenen in België Deze Gids, gerealiseerd in 2006, werd recent door de CRD Eures Lorraine geactualiseerd, in partnerschap met het netwerk EuresChannel, en werd aangepast aan de nieuwe regelgevingen met betrekking tot de sociale zekerheid en de fiscaliteit. Dit werk kon tot stand komen dankzij de Europese subsidies. Voor meer gedetailleerd of gepersonaliseerd advies kunt u altijd terecht bij de EURES adviseurs waarvan hun coördinaten terug te vinden zijn op de site www.eureschannel.org onder de rubriek Who’s who ?
PLAN
DEEL 1:
ARBEIDSRECHT
DEEL 2:
SOCIALE ZEKERHEID
DEEL 3:
FISCAAL RECHT
3 Inhoudsopgave Doel en inhoud Inhoudsopgave Gebruikte afkortingen
p. 2 p. 3 p. 7
Algemene inleiding
p. 10
Deel 1 : Arbeidsrecht
p.12
Inleiding
p. 12
I. Voorafgaande formaliteiten
p. 14
1. Arbeidsvergunning 2. Verblijfsvergunning
II. De arbeidsovereenkomst
p. 14 p. 14 p. 15
1. Algemeen 1.1 Definitie van de overeenkomst 1.2 Geldigheidsvoorwaarden 1.3 Vorm en inhoud 1.4 Medisch onderzoek bij de aanwerving
p. 15 p. 15 p. 15 p. 15 p. 17
2. De arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur 2.1 Het afsluiten van een AOD 2.2 De proefperiode 2.3 Opzegging van de arbeidsovereenkomst voor ronbepaalde duur 2.3.1 De opzegging 2.3.2 De ontslagname door de werknemer 2.3.3 Het impliciet ontslag 2.3.4 De beëindiging in onderling akkoord
p. 18 p. 18 p. 18 p. 19 p. 19 p. 23 p. 25 p. 25
3. De arbeidsovereenkomst voor bepaalde duur 3.1 Vorm van de ABD 3.2 Juridisch stelsel van de ABD
p. 25 p. 26 p. 26
4. De arbeidsovereenkomst voor een duidelijk omschreven werk 4.1 Vorm van de overeenkomst 4.2 Juridisch stelsel van de overeenkomst
p. 27 p. 28 p. 28
5. De vervangingsovereenkomst 5.1 Vorm van de vervangingsovereenkomst 5.2 Juridisch stelsel van de vervangingsovereenkomst
p. 28 p. 28 p. 29
III. De arbeidsvoorwaarden
p. 30
1. Het loon 1.1 Definitie van het loon 1.2 Bepaling van het loon 1.3 Betaling van het loon 1.4 Bescherming van de lonen bij faillissement
p. 30 p. 30 p. 30 p. 30 p. 31
2. De arbeidsduur 2.1 Arbeidsreglement en wettelijke arbeidsduur 2.2 Overuren 2.3 Werken op zondag en op feestdagen
p. 31 p. 31 p. 31 p. 32
4 3. De feestdagen 3.1 De wettelijke feestdagen 3.2 De jaarlijkse vakantie 3.3 Het omstandigheidsverlof 3.4 Verlof wegens dringende redenen
p. 31 p. 31 p. 32 p. 34 p. 34
IV. De personeelsvertegenwoordiging in de onderneming
p. 34
1. Het comité voor preventie en bescherming op het werk
p. 34
2. De ondernemingsraad en de personeelsafgevaardigden 2.1 Sociale en professionele bevoegdheden 2.2 Economische bevoegdheden
p. 35 p. 35 p. 35
3. De vakbondsafgevaardigden
p. 36
V. Individuele arbeidsgeschillen
p. 36
1. De arbeidsrechtbank 1.1 Bevoegdheid 1.2 Procedure
p. 36 p. 36 p. 37
2. De verhaalmiddelen 2.1 Verzet 2.2 Hoger beroep 2.3 Cassatie
p. 38 p. 38 p. 38 p. 39
3. De procedure in kortgeding
p. 39
Deel 2 : Sociale zekerheid
p.40
Inleiding
p. 40
I. De bijdragetarieven
p. 41
II. De ziekteverzekering
p. 42
1. Beginsel 2. Recht op prestaties in natura 2.1 Voorafgaande formaliteiten 2.2 Prestaties in natura in België 2.3 Prestaties in natura in Frankrijk – Behandelende geneesheer
p. 42 p. 42 p. 42 p. 43 p. 44
3. Recht op uitkeringen 3.1 Formaliteiten 3.2 De uitkeringen
p. 44 p. 44 p. 45
4. Bijzondere gevallen 4.1 Pensioenen 4.2 Werklozen
p. 47 p. 47 p. 47
III. De moederschapsverzekering
p. 48
1. Prestaties in natura 2. Prestaties in contanten 3. Het vaderschapsverlof
p. 48 p. 48 p. 49
5
IIIbis. Het ouderschapsverlof 1. Voorwaarden 2. Formaliteiten 3. Uitgekeerde forfaitaire vergoeding
IV. De kinderbijslag
p. 50 p. 50 p. 50 p. 51
p. 52
1. Land dat bevoegd is voor de uitbetaling van de prestaties 1.1 Beginsel 1.2 Beperking 1.3 Formaliteiten om te kunnen genieten van de Belgische kinderbijslag
p. 52 p. 52 p. 52 p. 52
2. Exporteerbare gezinstoelagen uit België
p. 53
3. De gezinstoelagen in Frankrijk 3.1 De opvang van het jonge kind (L'accueil du jeune enfant) 3.2 Het gezin 3.3 De opvoeding/het onderwijs 3.4 De huisvesting
p. 55 p. 55 p. 59 p. 62 p. 66
V. Arbeidsongevallen en beroepsziekten
p. 68
1. Vigerende wetgeving en recht op prestaties 1.1 Vigerende wetgeving 1.2 Recht op prestaties
p. 68 p. 68 p. 69
2. De Belgische prestaties bij een tijdelijke en blijvende arbeidsongeschiktheid 2.1 Tijdelijke arbeidsongeschiktheid 2.2 Blijvende arbeidsongeschiktheid
p. 69 p. 69 p. 70
VI. Het invaliditeitspensioen
p. 71
1. Beginsel
p. 71
2. De invaliditeit in België 2.1 Definitie van de invaliditeit 2.2 Formaliteiten 2.3 Berekening en bedrag van de prestaties
p. 71 p. 71 p. 72 p. 72
VII. De werkloosheidsverzekering
p. 74
1. De volledige werkloosheid 1.1 Vigerende wetgeving 1.2 Formaliteiten 1.3 De werkloosheidsverzekering in Frankrijk
p. 74 p. 74 p. 74 p. 75
2. De gedeeltelijke werkloosheid 2.1 Vigerende wetgeving 2.2 Stelsel
p. 83 p. 83 p. 84
VIII. De ouderdomsverzekering 1. De berekening van het communautaire pensioen 1.1 Beginsel 1.2 Berekening van het pensioen 1.3 Formaliteiten: waar de aanvraag indienen
p. 85 p. 85 p. 85 p. 85 p. 86
6
2. De ouderdomsverzekering in België 2.1 Toekenningsvoorwaarden en berekeningswijze van het Belgisch pensioen 2.2 Minimumpensioenen 2.3 Informatie en formaliteiten
p. 86 p. 86 p. 87 p. 88
Deel 3 : Fiscaal recht
p.89
Inleiding
p. 89
I. De belasting voor werknemers die genieten van het fiscaal stelsel voor grensarbeiders
p. 91
1. Belasting van de inkomsten door het woonland 1.1 Inkomsten belastbaar in Frankrijk 1.2 Formaliteiten 1.3 Terugbetaling van een onterecht afgehouden bedrijfsvoorheffing
p. 91 p. 91 p. 93 p. 94
2. Aangifte in Frankrijk van Belgische inkomsten
p. 94
II. Belasting van werknemers die niet genieten van het afwijkende belastingstelsel
p. 95
1. In welke gevallen moet de werknemer belastingen betalen in België 1.1 Beginsel – Belasting van de inkomsten door het werkland 1.2 Afwijkingen op het beginsel 1.3 Overzicht
p. 95 p. 95 p. 95 p. 96
2. Belasting van de salarissen en lonen in België 2.1 De bedrijfsvoorheffing 2.2 De belasting van niet-inwoners/natuurlijke personen
p. 96 p. 96 p. 96
3. Aangifte in Frankrijk van Belgische inkomsten
p. 100
7
GEBRUIKTE AFKORTINGEN
ABD :
Arbeidsovereenkomst voor bepaalde duur
ABVV :
Algemeen Belgisch Vakverbond
ACV:
Algemeen Christelijk Vakverbond
ADG :
Arbeitsamt der Deutschsprachigen Gemeinschaft
AER :
Allocation équivalent retraite
Afeama : Aide à la famille pour l’emploi d’une assistante maternelle Aged :
Allocation de garde d’enfant à domicile
ALF :
Allocation de logement à caractère familial
AOD :
Arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur
Ape :
Activité principale de l’entreprise
Apje :
Allocation pour le jeune enfant
APL :
Aide personnalisé au logement
ARCE :
Aide à la reprise ou à la création d’entreprise
ARE :
Allocation d’aide au retour à l’emploi
Art. :
Artikel
BIU :
Bankidentiteitsuittreksel
CAF :
Caisse d’allocations familiales
CAO :
Collectieve arbeidsovereenkomst
CAPAC : Caisse de paiement des allocations de chômage Cass. :
Hof van Cassatie (B)
CCT :
Convention collective de travail, rendue obligatoire
CJCE :
Cour de Justice des Communautés Européennes
CNAV :
Caisse nationale d’assurance vieillesse
CNAV :
Caisse nationale d’Assurance vieillesse
CPAM :
Caisse primaire d’assurance maladie
CPBW :
Comité voor preventie en bescherming op het werk
8 CPPT :
Comité pour la prévention et la protection au travail
CRAM :
Caisse régionale d’Assurance maladie
CRAV :
Caisse régionale d’Assurance vieillesse
DTEFP : Direction départementale de l’emploi et de la formation professionnelle DUDE :
Dossier unique du demandeur d’emploi
EER :
Europese Economische Ruimte
EG :
Europese Gemeenschap
EU :
Europese Unie
EURES : EURopean Employment Services FAO :
Fonds voor arbeidsongevallen
FAT :
Fonds des accidents du travail
FBZ :
Fonds voor beroepsziekten
FMP :
Fonds des maladies professionnelles
GGMMI : Gewaarborgd gemiddeld minimum maandinkomen HVW:
Hulpkas voor werkloosheidsuitkeringen
HZIV :
Hulpkas voor ziekte- en invaliditeitsverzekering
ICCP :
Indemnités compensatoires de congés payés
INAMI :
Institut national d’assurance maladie-invalidité
INR/p.p. : Impôt des non-résidents personnes physiques INSS :
Identificatienummer bij de sociale zekerheid
JOCE :
Journal officiel des Communautés européennes
KB :
Koninklijk Besluit
LCT :
Loi du 3 Juillet 1978 relative aux contrats de travail
MSA :
Mutualité Sociale Agricole
ONEM :
Office national de l’emploi
ONP :
Office national des pensions
ONSS :
Office national de sécurité social
OR :
Ondernemingsraad
PACS :
Pacte civil de solidarité
9 PAJE :
Prestation d’accueil du jeune enfant
Pôle emploi : Service public pour l’emploi PPAE :
Projet personnalisé d’accès à l’emploi
RIZIV :
Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering
RSZ:
Rijksdienst voor sociale zekerheid
RVA:
Rijksdienst voor arbeidsvoorziening
RVP:
Rijksdienst voor pensioenen
SJR :
Salaire journalier de référence
VAE :
Validation des acquis de l’expérience
VZW :
Vereniging zonder winstoogmerk
W:
Wet
WAO :
Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten
10
ALGEMENE INLEIDING 1. DE GEBRUIKTE TERMINOLOGIE Het begrip van grensarbeider krijgt een andere inhoud naargelang men zich op het vlak van de sociale zekerheid of van het fiscale recht bevindt. Op het vlak van de sociale zekerheid is een grensarbeider een werknemer die zijn activiteit uitoefent in een Lidstaat en woont in één andere Lidstaat waar hij in principe elke dag of minstens één keer per week naar terugkeert. Bron:
Verordening 1408/71/EG (blijft van toepassing voor niet-gewijzigde tewerkstellingssituaties die reeds bestonden voor de datum van 1 mei 2010) Verordening 883/2004/EG: vervangt verordening 1408/71/EG
In fiscale zaken is een grensarbeider een loontrekkende persoon, ongeacht zijn nationaliteit, die zijn activiteit uitoefent in de grenszone van een Staat en die zijn woonst heeft in de grenszone van de andere Staat. Om te worden beschouwd als grensarbeider moet de betrokkene werken én wonen in een geografische zone die wordt afgebakend door een denkbeeldige lijn van 20 km vanaf de FransBelgische landsgrens, met dien verstande dat de gemeenten die door deze lijn worden doorkruist 8 behoren tot de grenszone . (Cf. INFRA Deel 3 – FISCAAL RECHT)
2. DE INVLOED VAN HET COMMUNAUTAIRE RECHT Het communautaire recht is doorslaggevend op het vlak van het sociale zekerheidsrecht omdat de toepassingsvoorwaarden voor het stelsel van de grensarbeiders worden bepaald door de Verordening 883/2004CE op de sociale zekerheid voor migrerende werknemers. In fiscale zaken echter is het communautaire recht maar zeer zijdelings van toepassing omdat deze materie valt onder het Frans-Belgische Belastingverdrag van 10 maart 1964 (laatst gewijzigd met het avenant van 12 december 2008) tot voorkoming van de dubbele belasting, dat regels wil stellen voor de wederzijdse administratieve en juridische bijstand op het gebied van de inkomstenbelasting.
8
Art. 11 § 2 c) van het Belastingverdrag van 10 maart 1964
11 De gezondheidsindex en de spilindex in België België behoort tot de weinige Europese landen waar de lonen en bepaalde bedragen van sociale uitkeringen indexeerbaar zijn. Doel van de index is het effect van de inflatie te neutraliseren en een vermindering van de koopkracht van de loontrekkende te vermijden. De gezondheidsindex Sinds 1 januari 1998 publiceert het Ministerie voor Economische Zaken een consumptieprijzenindex die wordt berekend op basis van een "algemene korf" van producten en dienstverleningen die worden herzien en aangepast aan de nieuwe gewoonten van de consument. Het referentiejaar voor deze index is het jaar 2004 (basis 2004 = 100). De lonen in de privé-sector worden echter niet berekend op basis van de consumptieprijzenindex, maar op basis van de gezondheidsindex: men haalt uit de algemene korf enkele producten zoals alcohol, tabak en brandstof. De sociale uitkeringen van hun kant worden geïndexeerd in functie van een "afgevlakte" gezondheidsindex die het midden houdt tussen de gezondheidsindexen van de voorbije vier maanden. De spilindex Terwijl de gezondheidsindex elke maand evolueert, gebeurt de indexering van de sociale uitkeringen pas wanneer het gemiddelde van de prijsindexen van vier opeenvolgende maanden een bepaalde drempel overschrijdt, de zogenaamde spilindex. Wanneer het gemiddelde van de laatste vier maandelijkse prijsindexen de spilindex overschrijdt, treedt er de volgende maand een indexering van 2% in. Bv.: de spilindex voor de sociale uitkeringen en de lonen in de privé-sector werd overschreden in juli 2005. De spilindex bedroeg 102,10 (basis 2004 = 100) op 01.08.05. De sociale uitkeringen zullen worden geïndexeerd tijdens de maand waarin die index met 2% zal stijgen, nl. wanneer de spilindex 104,14 (=102,10 x 1,02) zal hebben bereikt of overschreden.
12
Deel 1: Arbeidsrecht INLEIDING ONDERSCHEID ARBEIDERS / BEDIENDEN Het Belgische recht heeft niet dezelfde werknemersclassificatie als het Franse recht (kaders, intermediaire beroepen, arbeiders, ...). De loontrekkende werknemers worden opgedeeld in verschillende categorieën, met als twee belangrijkste: 9
■ de arbeiders : dat zijn werknemers die zich ertoe verbinden vooral handarbeid te verrichten. ■ de bedienden
10
: dat zijn werknemers die zich ertoe verbinden vooral hoofdarbeid te verrichten.
Deze classificatie, ingevoerd in de Wet van 3/07/1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, heeft enkele belangrijke gevolgen: het proefbeding en opzeggingstermijnen, bijvoorbeeld, zijn verschillend.
BELGISCHE GEWESTEN EN GEMEENSCHAPPEN België is een federale staat die is opgedeeld in 3 gewesten en 3 cultuurgemeenschappen. ■ De Gewesten : zijn bevoegd inzake economie, werkgelegenheid, landbouw, water- en leefmilieubeleid, ruimtelijke ordening, ... ► het Waals Gewest ► het Vlaams Gewest ► het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
■ De Gemeenschappen : zij zijn onderbouwd door de notie "taal" en zijn dus bevoegd voor cultuur, onderwijs, taalgebruik, gezondheidsbeleid en mensenzorg. ► De Vlaamse gemeenschap is Nederlandstalig en is bevoegd in de Vlaamse provincies (provincie Antwerpen, provincie Vlaams-Brabant, provincie West-Vlaanderen, provincie OostVlaanderen en de provincie Limburg) Belangrijkste steden : Leuven, Brugge, Gent, Antwerpen, Hasselt.
► De Franse gemeenschap is Franstalig en behelst de Waalse provincies (provincie WaalsBrabant, provincie Henegouwen, provincie Luik, provincie Luxemburg en provincie Namen), met uitzondering van de Duitstalige gemeenten. Belangrijkste steden : Namur (Namen), Liège (Luik), Charleroi, Mons (Bergen), Arlon (Aarlen), Wavre (Waver), Tournai (Doornik), Nivelles (Nijvel), Verviers.
► De Duitstalige gemeenschap is bevoegd in de Duitstalige gemeenten van het Gewest, allemaal gelegen in de provincie Luik.
9
Art. 2 Wet van 3/07/1978
10
Art. 3 Wet van 3/07/1978
13
België
Franse Gemeenschap
Vlaams Gewest & Vlaamse Gemeenschap
Waals Gewest
Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Duitstalige Gemeenschap Bron: Federale Informatiedienst
België kent drie officiële talen: het Nederlands, het Frans en het Duits.
14
I. – VOORAFGAANDE FORMALITEITEN 1. ARBEIDSVERGUNNINGEN ■ De onderdanen van de Europese Economische Ruimte (lidstaten van de Europese Gemeenschap plus Lichtenstein, IJsland, Noorwegen en Zwitserland) hebben geen 11 arbeidsvergunning nodig . Tot 31 december 2013 geldt een afwijkend regime voor onderdanen van de nieuwe lidstaten (Roemenië en Bulgarije). Tijdens die overgangsperiode blijven ze onderworpen aan de verplichting van een arbeidsvergunning, met een mogelijkheid van versoepeling van de procedures voor de toegang tot 12 de zogenaamde knelpuntberoepen . Deze onderdanen moeten dezelfde formaliteiten vervullen als de grensarbeiders die onderdaan zijn van een land dat geen lid is van de Europese Economische Ruimte (behoudens eventueel bilateraal akkoord). ■ De onderdanen van landen die geen lid zijn van de Europese Economische Ruimte 13 moeten vóór ze worden aangeworven een arbeidsvergunning bekomen . De grensarbeider die geen communautaire onderdaan is moet, om in België te mogen werken, houder zijn van een arbeidsvergunning. Om die vergunning te bekomen moet de werkgever vooraf een aanvraag indienen. Het verlenen van de toelating aan de werkgever heeft automatisch tot gevolg dat de werknemer een arbeidsvergunning krijgt. Het toekennen van een toelating tot tewerkstelling is onderworpen aan een onderzoek op de arbeidsmarkt (knelpuntberoepen) en aan het bekomen van een Belgische arbeidsvergunning van categorie B. Maar wanneer de werknemer die geen onderdaan is van een EU-land gehuwd is met een Europese onderdaan die al minstens één jaar in België werkt in het kader van een Arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur (AOD), kan hij in België werken na het bekomen van een arbeidsvergunning C ; deze vergunning geldt voor om het even welk beroep en voor 14 elke activiteitensector. Ze blijft 1 jaar geldig en is hernieuwbaar . De aanvraag voor een arbeidsvergunning C moet door de werkgever worden ingediend bij de regionale directie van de VDAB voor het Vlaamse Gewest (FOREM voor het Waalse Gewest, BGDA voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, en ADG voor de Duitstalige gemeenschap)
2. VERBLIJFSVERGUNNINGEN Grensarbeiders die elke dag of minstens één maal per week naar huis gaan en dus niet in België verblijven hebben geen verblijfsvergunning nodig.
11
KB 8 oktober 1981, art. 107 en 109 Er bestaan vier verschillende lijsten met knelpuntberoepen: één voor Vlaanderen (223 beroepen in het jaar 2011), één voor Wallonië (90 beroepen), één voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (52 beroepen) en één voor de Duitstalige gemeenschap (53 beroepen). Bij die beroepen wordt de arbeidsvergunning uitgereikt op verzoek van de werkgever binnen een termijn van 5 werkdagen, zonder dat men vooraf een onderzoek op de arbeidsmarkt moet doen. 13 KB 8 oktober 1981, art. 108 en 109 14 KB 9 juni 1999, art. 17 (7°) 12
15
II. – DE ARBEIDSOVEREENKOMST 1. ALGEMEEN 1.1 DE DEFINITIE VAN DE OVEREENKOMST De arbeidsovereenkomst is een overeenkomst waarbij een persoon (de werknemer) zich ertoe verbindt tegen loon zijn arbeid ter beschikking te stellen van een andere persoon (de werkgever) en deze arbeid onder zijn gezag uit te voeren. Los van de arbeid en de vergoeding is vooral de ondergeschiktheid, het gevolg van het gezag van de werkgever, het kenmerkende element van de arbeidsovereenkomst. De Belgische wet onderscheidt verschillende categorieën arbeidsovereenkomsten met gemeenschappelijke en eigen regels: Bepalingen die gemeen zijn aan alle arbeidsovereenkomsten: art. 1 tot 46 bis Wet 3/07/1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten (WAO) ► de arbeidsovereenkomst voor arbeiders, art. 47 tot 65 WAO ► de arbeidsovereenkomst voor bedienden, art. 66 tot 86 WAO ► de arbeidsovereenkomst voor handelsvertegenwoordigers, art. 87 tot 107 WAO ► de arbeidsovereenkomst voor dienstboden, art. 108 tot 118 WAO ► de arbeidsovereenkomst voor huisarbeiders, art. 119 tot 119-12 WAO ► de overeenkomst voor tewerkstelling van studenten, art. 120 tot 130ter WAO 1.2 GELDIGHEIDSVOORWAARDEN De geldigheidsvoorwaarden van de arbeidsovereenkomst zijn onderworpen aan de gemeenrechtelijke regels van de overeenkomsten voorzien in het Belgisch Burgerlijk Wetboek. a. Bekwaamheid om contracten aan te gaan 15 De werknemer moet een natuurlijke persoon zijn en moet in burgerrechtelijke zin bekwaam zijn . Minderjarigen kunnen, onder bepaalde voorwaarden, een activiteit uitoefenen. De werkgever van zijn kant is een bekwame natuurlijke persoon of rechtspersoon; het kan gaan om een handelsvennootschap, een VZW, een vrije beroeper, een burgerlijke vennootschap of een 16 feitelijke vereniging . b. Toestemming Om geldig te zijn moet de arbeidsovereenkomst persoonlijk en wederzijds zijn. De overeenkomst mag geen fouten (bijvoorbeeld over de professionele kwaliteiten van de medecontractant), (fysiek of moreel) geweld noch bedrog (d.w.z. kunstgrepen van een medecontractant om de andere te misleiden ten einde zijn toestemming te bekomen) inhouden. c. Voorwerp van de overeenkomst Het essentiële voorwerp van de overeenkomst is de levering van een arbeidsprestatie tegen betaling van een loon. Het voorwerp van de overeenkomst mag in geen enkel geval strijdig zijn met de goede zeden, de wet, de reglementen of de maatschappelijke openbare orde.
1.3 VORM EN INHOUD a. Vorm van de overeenkomst ■ Een schriftelijke overeenkomst is niet altijd vereist. Maar wanneer de overeenkomst niet schriftelijk is vastgesteld, valt ze automatisch onder de regels van de Overeenkomst voor 17 Onbepaalde Duur (AOD) . Dat verklaart waarom men in de praktijk zeer vaak teruggrijpt naar een schriftelijke arbeidsovereenkomst om problemen met de bewijslast te vermijden. 15
Art. 1123 Burgerlijk Wetboek Decreet RW 1997-07-18/38, Art.3 17 Art. 9 WAO van 3/07/1978 16
16 ■ Bij bepaalde overeenkomsten is er wel altijd een schriftelijke overeenkomst nodig: bij een ABD (overeenkomst voor bepaalde duur), een overeenkomst voor een duidelijk omschreven werk, een vervangingsovereenkomst, een arbeidsovereenkomst voor uitzendarbeid, een arbeidsovereenkomst voor thuisarbeid, een arbeidsovereenkomst voor deeltijdse arbeid, .... De wet van 3 juni 2007 erkent de geldigheid van de elektronische handtekening voor het afsluiten van arbeidscontracten. b. Inhoud van de overeenkomst Wanneer de overeenkomst schriftelijk is opgesteld, beschikken de partijen over een grotere vrijheid op het vlak van de inhoud en de clausules die erin kunnen/moeten voorkomen. Het communautaire recht verplicht de werkgever echter om aan de loontrekkende in een 18 geschreven document de essentiële elementen van hun arbeidsrelatie mee te delen . Deze informatie moet minstens gaan over: ▫ de identiteit van de partijen, ▫ de datum van aanvang van uitvoering van de overeenkomst ▫ de plaats van arbeid ▫ de aard van de tewerkstelling ▫ de duur van de dag- of weekarbeid en de normale werkuurregeling ▫ de basisbezoldiging of het basisloon, en desgevallend het aanvullende loon en het extra loon alsook de periodiciteit voor de uitbetaling ervan
▫ de duur van de betaalde vakantie of een verwijzing naar de toepasselijke wet of collectieve overeenkomst ▫beknopt de kenmerken of beschrijving van het werk ▫ de duur van de opzegtermijnen bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst ▫ een verwijzing naar de toepasselijke collectieve overeenkomst ▫ de duur van de overeenkomst in geval van een overeenkomst voor bepaalde duur
Op grond van de Belgische wet moet elke werkgever, ongeacht de activiteit en het aantal werknemers in dienst, een arbeidsreglement opstellen waarvan een kopie moet worden overhandigd aan de werknemer bij zijn aankomst. 19 Het arbeidsreglement moet verplicht een aantal elementen vermelden , waaronder:
▫ wat de arbeidsuurregeling betreft: aanvang en einde van de reguliere werkdag (in lijn met de wetten en de collectieve overeenkomsten) ▫ wat het loon betreft: de manier, het tijdstip en de plaats van betaling van het loon ▫ wat de manier van controle betreft: aanwezigheidslijsten, prikklokken, ...
18
Europese richtlijn 91-533 van 14/10/1991 Art.2 § 2, JOCE L 288
19
Art. 6 § 1 W 8 april 1965
▫ wat de opzegtermijnen betreft: de duur en modaliteiten van bepaling ervan, of een eenvoudige verwijzing naar de wettelijke bepalingen terzake ▫ opsomming van de gewichtige redenen die een contractbreuk zonder opzeg kunnen wettigen ▫ wat de disciplinaire sancties betreft: de tekortkomingen die kunnen leiden tot het opleggen van een geldboete ▫ wat de jaarlijkse vakantie betreft: de duur en de toekenningsmodaliteiten ervan
17 c. Taalgebruik Het taalgebruik in de arbeidsovereenkomst en in de andere documenten met betrekking tot de werknemers (bevelen, mededelingen, dienstnota's, publicaties, personeelsof dienstvergaderingen, opzeggingsbrieven,...) wordt in het Belgische recht strikt gereglementeerd. Het taalgebruik wordt in eerste instantie bepaald door de plaats van de bedrijfszetel, niet door de plaats van de maatschappelijke zetel. Bij gebrek hieraan wordt het document nietig verklaard of vervangen door een document opgesteld in de vereiste taal. ►in het Waalse gewest: het gebruik van het Frans is verplicht: akten en documenten die niet 13 in het Frans zijn opgesteld zijn nietig . 14 ►in de Duitstalige gemeenschap: de te gebruiken taal is het Duits ►in het Vlaamse gewest: het gebruik van het Nederlands is verplicht. De sanctie op niet correct taalgebruik is hier de nietigheid van de akte. ► in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest: het Frans moet worden gebruikt voor het Franstalige personeel en het Nederlands moet worden gebruikt voor het Nederlandstalige 15 personeel . De sanctie op niet correct taalgebruik is hier dat de akte opnieuw dient opgesteld te worden en ditmaal in de taal van de betrokken werknemer. ► in de faciliteitengemeenten: voor de faciliteitengemeenten in het Waalse gewest is het Frans verplicht. Voor de faciliteitengemeenten in het Vlaamse gewest en de Brusselse rand is 16 het Nederlands verplicht . De santie op niet correct taalgebruik is hier dat de akte opnieuw dient opgesteld te worden in de correcte taal. d. Verplichtingen van de contracterende partijen Zowel de werkgevers als de werknemers hebben verplichtingen: De werkgever moet de werknemer te werk stellen volgens de overeengekomen voorwaarden en op de overeengekomen tijdstippen en plaatsen, hem zijn loon uitbetalen en zorgen voor 17 behoorlijke omstandigheden waarin de werknemer veilig en gezond kan werken . 18 De werknemer van zijn kant : - moet zijn werk met zorgvuldig, eerlijk en nauwkeurig verrichten op de in de arbeidsovereenkomst voorziene tijd, plaats en wijze, - moet handelen volgens de bevelen en de instructies van de werkgever of zijn aangestelden, - mag geen fabrieksgeheimen onthullen of daden van oneerlijke concurrentie verrichten zowel gedurende de arbeidsovereenkomst als na het beëindigen ervan, - moet waken over zijn eigen veiligheid, die van zijn collega's, van de werkgever of van derden en zich "normaal voorzichtig" gedragen, de hem toevertrouwde arbeidsgereedschappen en grondstoffen in goede staat aan de werkgever terugbezorgen. e. Bewijs van overeenkomst Bij ontstentenis van een schriftelijke overeenkomst, kan de arbeidsovereenkomst worden bewezen door getuigen.
1.4 MEDISCH ONDERZOEK BIJ DE AANWERVING of voorafgaande gezondheidsbeoordeling
19
In tegenstelling tot de Franse regelgeving moeten niet alle werknemers een medisch onderzoek ondergaan alvorens ze worden aangeworven. Alleen werknemers die een functie uitoefenen waarbij hun gezondheidstoestand moet worden opgevolgd moeten verplicht een « voorafgaande gezondheidsbeoordeling» ondergaan:
13
Decreet van de Franse Gemeenschap van 30/06/1982
14
Gecoördineerde wetten van 18/07/1966
11
Decreet 19/07/1973 van de Cultuurraad van de Vlaamse Gemeenschap
16
Gecoördineerde wetten van 18/07/1966 Art. 20 WAO van 3/07/1978 Art. 17 WAO van 3/07/1978 19 KB 28 mei 2003 17 18
18 ►de functies die betrekking hebben op de gezondheid en de veiligheid van de werknemers van de onderneming: functies waarbij motorvoertuigen, heftrucks worden bestuurd, of functies waarbij dienstwapens worden gebruikt, ... ►functies met verhoogde waakzaamheid: werkposten die bestaan uit een permanent toezicht op een installatie en waar een gebrek aan waakzaamheid tijdens de uitvoering van het toezicht de veiligheid en de gezondheid van andere werknemers in gevaar kan brengen, ►de werkposten waar de werknemer is blootgesteld aan een identificeerbaar risico voor de gezondheid (aanwezigheid van chemische, biologische, fysische agentia), aan een bepaalde werklast (werk voor een scherm, overslag van ladingen, nachtwerk,...), ►de werkposten waar de werknemer in contact komt met voedingswaren, ► bepaalde categorieën werknemers: jongeren, zwangere vrouwen, uitzendkrachten, mindervaliden. De voorafgaande gezondheidsbeoordeling moet gebeuren vóór de aanvang van de activiteit OF tijdens de proefperiode (op voorwaarde dat die niet langer duurt dan 1 maand).
2. DE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR ONBEPAALDE DUUR (AOD) Het gaat om een gemeenrechtelijke arbeidsovereenkomst. 2.1 HET AFSLUITEN VAN EEN AOD Cf. supra « 1. Algemeen » 2.2 DE PROEFPERIODE Deze periode heeft een dubbel doel: de werknemer kan nagaan of het werk bij hem past en de werkgever kan de vaardigheden van de werknemer beoordelen. a. Geldigheid en vorm Ongeacht het statuut van de werknemer kan er slechts een proefperiode zijn wanneer deze schriftelijk is vastgelegd (in een overeenkomst of een ander document zoals de fiche van de 20 werknemer), voor elke werknemer en uiterlijk op de dag dat hij in dienst treedt . b. Duur Het proefbeding moet dan wel schriftelijk worden bedongen voor elke afzonderlijke werknemer, de duur ervan wordt, overeenkomstig de wettelijke bepalingen (zie tabel hierna) vastgelegd door het contract, de collectieve overeenkomst of het arbeidsreglement. Bij gebrek hieraan wordt de duur van de proefperiode bepaald door de wet voor elk werknemersstatuut.
arbeider
22
bediende
21
Minimumduur proefperiode
Maximumduur proefperiode
7 dagen
14 dagen
bruto jaarloon ≤ 37.721,00 € op 01/01/2012 bruto jaarloon > 37.721,00 € op 01/01/22012
6 maand 1 maand 1 jaar
Verlenging van de proefperiode Maximale verlenging met 7 dagen bij ziekte, ongeval, ... Verlenging van de proefperiode zonder beperking, met een duur gelijk aan de looptijd van de opschorting door ziekte, ongeval, ...
c. Verlenging en hernieuwing De proefperiode kan niet worden verlengd (behoudens opschorting van de overeenkomst wegens ziekte, ongeval, ...) noch hernieuwd. 20
Cass. 6 december 1993 Art. 47 WAO van 3/07/1978 22 Art. 67 WAO van 3/07/1978 21
19
d. Verbreking Tijdens de proefperiode kan elke partij een einde stellen aan de arbeidsovereenkomst: ■Voor de arbeiders: Na het verstrijken van een minimumperiode van 7 dagen kunnen zowel de werkgever als de arbeider een einde stellen aan de arbeidsovereenkomst zonder opzeg noch vergoeding. De werkgever kan nooit een einde stellen aan de arbeidsovereenkomst vóór het verstrijken van 7 dagen (minimumduur van de proefperiode), behoudens grove tekortkoming vanwege de werknemer. ■Voor de bedienden: Er kan geen einde worden gesteld aan de arbeidsovereenkomst vóór het verstrijken van 1 maand. Vóór het verstrijken van die periode van 1 maand, ►kan de werkgever een einde stellen aan de arbeidsovereenkomst door middel van HETZIJ een opzeg van 7 kalenderdagen, HETZIJ een compensatoire vergoeding waarvan het bedrag gelijk is aan 7 werkdagen (de laatste dag van de opzeg moet ten vroegste samenvallen met de laatste dag van de proefperiode van 1 maand aangezien er vóór die termijn geen einde aan kan worden gesteld). De werkgever kan de arbeidsovereenkomst te allen tijde zonder vergoeding tijdens de proefperiode opzeggen in het geval van een werkonbekwaamheid wegens ziekte of ongeval waarvan de duur meer dan 7 dagen bedraagt ►de bediende kan een einde stellen aan de overeenkomst door middel van een aangetekende brief, bij deurwaardersexploot of door een brief in twee exemplaren afgegeven aan de werkgever tegen handtekening en middels HETZIJ een opzeg van 7 kalenderdagen HETZIJ een compensatoire vergoeding waarvan het bedrag overeenkomt met 7 kalenderdagen werk (zaterdag/zondag en feestdagen inbegrepen).
2.3 OPZEGGING VAN DE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR ONBEPAALDE DUUR Elk van de partijen kan een einde stellen aan de arbeidsovereenkomst mits bepaalde vormen en termijnen worden nageleefd. De juridische handeling waarbij de werknemer of de werkgever aan de andere kennis geeft van zijn intentie om een einde te stellen aan de overeenkomst mits betekening van een opzeggingstermijn wordt de opzegging genoemd. In geval van onmiddelijke beëindiging door de werkgever spreken we van verbreking, Wanneer het initiatief bij de werknemer ligt spreken we meestal van ontslagname. Het gebeurt soms dat de werknemer/werkgever het initiatief neemt voor de verbreking en de verantwoordelijkheid ervan bij de werkgever/werknemer legt. 2.3.1
De opzegging
a. De opzegging met inachtneming van een opzeggingstermijn De werkgever heeft het recht een werknemer die houder is van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur op te zeggendoor middel van een opzegging waarin wordt meegedeeld dat de beëindiging van de overeenkomst slechts zal intreden op een bepaalde datum, zijnde bij het verstrijken van de zogenaamde opzeggingstermijn. ■ Procedure: ►Geen gesprek vooraf In tegenstelling tot het Franse recht (uitgezonderd wanneer er sprake is van een ontslag om economische redenen van meer dan 10 werknemers over een periode van 30 dagen, met uitsluiting van de beschermde werknemer) is de werkgever niet verplicht een gesprek te voeren dat voorafgaat aan de opzegging. 23 ►Betekening en motivering van de opzegging
23
Art. 37 WAO 3/07/1978
20 De opzegging moet aan de werknemer worden betekend door een geschreven, gedateerd en ondertekend document, enkel via aangetekende brief met ontvangstbewijs (die uitwerking heeft de derde werkdag na de datum van verzending) of via gerechtsdeurwaardersexploot. De aanvang en de duur van de opzeggingstermijn die de werknemer moet uitdoen moeten verplicht vermeld worden in deze brief. Deze betekening moet worden opgesteld in de taal van het gewest waar de bedrijfszetel van 24 de onderneming is gevestigd . De werkgever is in principe niet verplicht zijn beslissing om de werknemer af te danken te motiveren, tenzij in geval van ontslag om dringende reden (cfr. infra). ►Opzeggingstermijn De werkgever moet een opzeggingsperiode respecteren waarvan de duur wordt bepaald in functie van het statuut en de anciënniteit of het loon van de loontrekkende. Sinds 1 januari 2012 gelden nieuwe opzeggingstermijnen voor arbeidscontracten waarvan de uitvoering aanving na die datum (in het kader van een geleidelijke harmonisering van het statuut arbeider-bediende – opnieuw te evalueren juli 2013). De in acht te nemen termijnen zijn de volgende: 1. Arbeidsovereenkomst waarvan de uitvoering aanving voor 1 januari 2012
DUUR VAN DE OPZEGGINGSPERIODE ARBEIDERS (Art 2 CAO nr. 75 dd 20/12/1999)
sommige activiteitensectoren bepalen andere opzeggingstermijnen in hun collectieve arbeidsovereenkomsten
6 maand ≤ anciënniteit <5 jaar
35 kalenderdagen *
5 jaar ≤ anciënniteit <10 jaar
42 kalenderdagen *
10 jaar ≤ anciënniteit <15 jaar 15 jaar ≤ anciënniteit ≤20 jaar 20 jaar < anciënniteit BJL ≤ 31.467 €
BEDIENDEN met een bruto jaarloon van (bedragen per 01/01/2012)
BJL > 31.467 €
56 kalenderdagen * 84 kalenderdagen * 112 kalenderdagen * 3 maand + 3 maand per begonnen schijf van 5 jaar anciënniteit ** Bepaald in overleg tussen de werkgever en de werknemer (akkoord dat moet worden bepaald ten vroegste op het ogenblik van de opzegging. Maar kan worden bepaald in de arbeidsovereenkomst voor alle bedienden die in dienst zijn sinds 1/4/1994 en waarvan het BJL > 62.934 €) **
Minstens: 3 maand + 3 maand per begonnen schijf van 5 jaar anciënniteit Er wordt zeer vaak teruggegrepen naar een formule om de duur van de opzegging te berekenen (de meest gekende is de formule CLAEYS)
* ten vroegste vanaf de maandag die volgt op de dag waarop de opzegging aan de arbeider werd betekend ** ten vroegste vanaf de 1ste dag van de maand die volgt op de maand waarin de opzegging aan de bediende werd betekend.
2
Arbeidsovereenkomst waarvan de uitvoering aanving na 1 januari 2012
A. ARBEIDERS ANCIENNITEIT < 6 maand ≥6 maand en < 5 jaar ≥ 5 jaar en < 10 jaar ≥ 10 jaar en < 15 jaar ≥15 jaar en < 20 jaar ≥ 20 jaar
24
DUUR VAN DE OPZEGGINGSPERIODE 28 dagen 40 dagen 48 dagen 64 dagen 97 dagen 129 dagen
In het Frans in Wallonië, in het Nederlands in Vlaanderen en in het Nederlands of het Frans in het Brussels Gewest.
21
B. BEDIENDEN De regels voor de bedienden van wie het bruto jaarloon 31.467 € (bedrag sinds 01.01.2012) niet overschrijdt en voor de bedienden met een bruto jaarloon van meer dan 62.934 € (bedrag sinds 01.01.2012) blijven dezelfde. Voor de bedienden met een bruto jaarloon tussen 31.467 € en 62.934 € (bedragen sinds 01.01.2012) is de duur van de opzegginsperiode de volgende: ANCIENNITEIT
OPZEGTERMIJN VANAF 01.01.2012
OPZEGTERMIJN VANAF 01.01.2014
< 3 jaar ≥ 3 jaar en < 4 jaar ≥ 4 jaar en < 5 jaar ≥ 5 jaar en < 6 jaar ≥ 6 jaar
91 dagen 120 dagen 150 dagen 182 dagen 30 dagen per begonnen jaar
91 dagen 116 dagen 146 dagen 182 dagen 29 dagen per begonnen jaar
Het verloop van de opzegging periode wordt opgeschort wanneer de uitvoering van de arbeidsovereenkomst zelf wordt opgeschort, nl. bij ziekte, tijdens de jaarlijkse vakantieperiode, bij een arbeidsongeval,... ►Zoeken naar werk tijdens de opzegging en de tegenopzegging Arbeiders en bedienden hebben het recht tijdens de opzeggingsperiode het werk te verlaten om een andere baan te zoeken. Dit recht op afwezigheid is beperkt tot één of twee keer per week (één keer wanneer het bruto jaarloon hoger ligt dan 31.467 € per 1/01/2012). Maar de afwezigheid of afwezigheden per week mogen samen niet langer dan één werkdag duren. Tijdens die afwezigheden loopt het loon door. Wanneer de bediende een nieuwe baan vindt tijdens zijn opzeggingsperiode, kan hij aan zijn 25 werkgever een « TEGENOPZEGGING » betekenen, waarin hij aangeeft dat hij een kortere opzeggingsperiode zal uitvoeren dan voorzien. De duur van deze tegenopzeggingsperiode wordt bepaald in functie van het bruto jaarloon van de bediende:
Bruto jaarloon (BJL) van de bediende (bedragen per 1/1/22012)
BJL ≤ 31.467 € 31.467 < BJL ≤ 62.934 € BJL > 62.934 €
Duur van de tegenopzeggingsperiode* 1 maand 2 maand Te bepalen in overleg met de werkgever met een maximum 4 maand
* te rekenen vanaf de dag van de betekening van de tegenopzegging aan de werkgever
De betekening van een tegenopzegging aan de werkgever gebeurt door overhandiging tegen handtekening in 2 exemplaren, waarvan één is bestemd voor de werknemer, of via aangetekende brief met ontvangstbewijs of via gerechtsdeurwaardersexploot. Voor de arbeiders, Cf. infra ►Vrijstelling van opzeggingsperiode De werkgever kan de werknemer vrijstellen van het uitvoeren van zijn opzeggingsperiode; de werknemer kan die vrijstelling niet weigeren. De werkgever moet hem dan een compensatoire opzeggingsvergoeding waarvan het bedrag gelijk is aan de vergoeding die overeenkomt met de opzeggingsperiode die hij had 25
Art 84 WAO 3/07/1978
22 moeten uitvoeren. Deze vergoeding wordt in principe aan de werknemer in één keer uitbetaald 26 en uiterlijk op het ogenblik dat hij de onderneming verlaat . Een uitbetaling per maand kan worden overwogen wanneer de onderneming in moeilijkheden verkeert of wanneer zij uitzonderlijke economische omstandigheden meemaakt.
■ Bescherming tegen ontslag van bepaalde categorieën werknemers Bepaalde werknemers kunnen slechts worden ontslagen omwille van een gewichtige of voldoende reden; bij gebrek aan bewijs van zo'n reden moet de werkgever, bovenop de compensatoire opzeggingsvergoeding, een speciale forfaitaire vergoeding uitkeren. De bescherming tegen ontslag is dus zeer relatief. ► De zwangere werknemers, de werknemers in zwangerschapsverlof, de werknemers in borstvoedingsverlof of in vaderschapsverlof De moeder is beschermd vanaf het ogenblik dat de werkgever kennis heeft van haar zwangerschap of van haar intentie om borstvoeding te geven; de bescherming vervalt de maand die volgt op het zwangerschapsverlof of de borstvoedingsperiode. Het bedrag van de 27 forfaitaire beschermingsvergoeding is gelijk aan 6 maanden loon . De vader van zijn kant is beschermd vanaf het ogenblik dat hij aan de werkgever zijn intentie 28 te kennen geeft om vaderschapsverlof op te nemen en tot op het einde van dat verlof . Het bedrag van de forfaitaire beschermingsvergoeding is gelijk aan 3 maanden loon. 29 ► De loontrekkende in ouderschapsverlof De loontrekkende is beschermd vanaf de schriftelijke betekening aan de werkgever (ten laatste 3 maanden vóór de vakantie) en tot 2 maand na het verstrijken van dit verlof (9 maand vanaf de datum waarop het verlof initieel is begonnen wanneer het ouderschapsverlof in verschillende delen wordt opgenomen). Het bedrag van de forfaitaire beschermingsvergoeding is gelijk aan 6 maanden loon. 30 ► De loontrekkende in tijdskrediet De loontrekkende is beschermd vanaf de schriftelijke betekening van de aanvraag voor tijdskrediet en de bescherming houdt op 3 maand na de weigering of na het tijdskrediet. Het bedrag van de forfaitaire beschermingsvergoeding is gelijk aan 6 maanden loon. ► De loontrekkende in betaald educatief verlof De loontrekkende is beschermd vanaf zijn aanvraag van betaald educatief verlof en de bescherming houdt op op het einde van de opleiding. Het bedrag van de forfaitaire beschermingsvergoeding is gelijk aan 3 maanden loon. ► De loontrekkende die het slachtoffer is van geweld, moreel of seksueel ongewenst 31 gedrag De loontrekkende is beschermd vanaf het onderzoek naar de klacht (binnen de onderneming of door de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk) en de bescherming eindigt 12 maand na de indiening van de klacht of 3 maand vanaf de datum van het vonnis. Het bedrag van de forfaitaire beschermingsvergoeding, wanneer de loontrekkende niet wenst opnieuw te worden geïntegreerd, gelijk aan 6 maand loon of een bedrag gelijk aan de werkelijk geleden schade. ► De vakbondsafgevaardigden De vakbondsafgevaardigde is beschermd vanaf de mededeling van zijn benoeming aan de werkgever tot aan het einde van zijn mandaat. Bij afdanking wegens een andere dan een gewichtige reden, moet de werkgever op voorhand de vakbondsafvaardiging inlichten die zijn 32 veto kan stellen . Het bedrag van de forfaitaire beschermingsvergoeding is gelijk aan het brutoloon dat de vakbondsafgevaardigde zou hebben ontvangen tot op het einde van zijn mandaat wanneer de werkgever hem afdankt terwijl de reden als niet vaststaand werd verklaard door een Belgische Arbeidsrechtbank. Bovendien geniet de vakbondsafgevaardigde een vergoeding in functie van zijn anciënniteit. 26
Art W 39 WAO 3/07/1978 Art 40 W 16/3/1971 op de arbeidsovereenkomst, CAO nr. 80 van 27/11/2001 + KB 21/01/2002 28 Art 39 W 16/3/1971 op de arbeidsovereenkomst 29 Art 15 CAO nr. 64 van 29/04/1997 + KB van 29/10/1997 27
30
Art 20 CAO nr. 77bis van 19/12/2001 Art 32 tredecies §1, W 11/06/2002 op de bescherming tegen geweld en ongewenst gedrag 32 Art 18 CAO nr. 5 van 24/05/1971 31
23
b. Het ontslag wegens DRINGENDE REDEN ■ het begrip van 'dringende reden' Een dringende reden wordt omschreven als «elke ernstige tekortkoming die elke professionele samenwerking tussen de werkgever en de werknemer onmiddellijk en definitief onmogelijk 33 maakt» . Ten aanzien van een tekortkoming in hoofde van de loontrekkende beschikt de werkgever over een breed tuchtvermogen: de sancties gaan van een eenvoudige waarschuwing tot de opzegging. Wanneer de tekortkoming dermate ernstig wordt beschouwd dat zij de voorzetting van de arbeidsrelaties onmiddellijk en definitief onmogelijk maakt, kan de werkgever de arbeidsovereenkomst dus beëindigen zonder opzeggingsvergoeding. Voorbeelden van dringende redenen: diefstal, weigering om een rechtmatig bevel op te volgen, lange nietgerechtvaardigde afwezigheden, geweld op collega's of oversten, dronkenschap na een eerste waarschuwing ...,
De ernst van de reden wordt geval per geval beoordeeld, rekening houdend met de omstandigheden: anciënniteit van de werknemer, belang van zijn functie, aard van de tekortkoming, ... ■ Procedure ►Geen voorafgaand gesprek (cf. supra 2.3.1 a) ►Betekening van de afdanking De betekening van de afdanking moet mondeling of schriftelijk gebeuren vóór het verstrijken van een termijn van 3 werkdagen (alle dagen van de week met uitzondering van zondag en feestdagen waarop niet wordt gewerkt) te tellen vanaf de dag die volgt op de dag waarop de werkgever voldoende kennis heeft gekregen van het feit en van de omstandigheden ervan 34 op grond waarvan hij dit feit kan aanzien als een « dringende reden » Misschien moet de werkgever een onderzoek instellen (binnen een redelijke termijn) of doen overgaan, alvorens de werknemer af te danken, tot een verhoor om een voldoende kennis te verwerven over de feiten en omstandigheden die ervoor zorgen dat het gaat om een dringende reden. ►Motivering van de afdanking De dringende reden die door de werkgever wordt weerhouden om de afdanking te wettigen moet aan de werknemer worden betekend binnen de 3 werkdagen die volgen op de afdanking. De motivering moet voldoende nauwkeurig zijn: zo kan enerzijds de werknemer met juistheid kennis nemen van de hem ten laste gelegde feiten en kan anderzijds de rechter 35 de ernst van de door de werkgever aangevoerde reden controleren . De betekening van de redenen moet gebeuren binnen een termijn van 3 werkdagen vanaf de dag die volgt op de betekening van de afdanking. De betekening gebeurt aan de hand van een schriftelijk document dat gedateerd en ondertekend is: ofwel per aangetekende brief met ontvangstbewijs, ofwel door gerechtsdeurwaardersexploot, ofwel door overhandiging van een brief in twee exemplaren waarop de werknemer zijn handtekening plaatst (de handtekening geldt enkel als bewijs van ontvangst van de betekening, niet als aanvaarding van de tekortkoming). In de praktijk worden de afdanking en de dringende reden vaak in één enkel document betekend. ■ Vergoedingen De werknemer van wie de arbeidsovereenkomst is beëindigd om dringende reden heeft recht op geen enkele opzeggingsvergoeding. De bediende heeft recht op vertrekvakantiegeld wanneer hij zijn jaarlijkse vakantie niet of maar gedeeltelijk heeft kunnen opnemen (15,34 % van het bruto jaarloon ontvangen in het kalenderjaar dat voorafgaat aan de afdanking). 2.3.2 De ontslagname door de werknemer De loontrekkende met een AOD die ontslag wenst te nemen beschikt over 2 methoden om zijn arbeidsovereenkomst op te zeggen: 33
Art 35 al. 2 WAO 3/07/1978 Cass. 14/05/2001 35 Cass. 24/3/1980, Pas., 1980, I, 900 34
24 ■ ontslag met opzeggingsperiode: de werknemer moet de werkgever op de hoogte brengen van zijn wil ontslag te nemen en hem zijn ontslag schriftelijk betekenen. Deze betekening kan gebeuren door een gerechtsdeurwaardersexploot, door overhandiging van een brief in twee 36 exemplaren tegen handtekening, of per aangetekende brief met ontvangstbewijs . De betekening van het ontslag moet verplicht de duur en de aanvang van de opzeggingsperiode vermelden. 1. ARBEIDERS ANCIENNITEIT
DUUR VAN DE OPZEGGINGSPERIODE
20 jaar anciënniteit
14 kalenderdagen* (de arbeidsovereenkomst kan ehcter voorzien dat voor loontrekkenden met minder dan 6 maand anciënniteit, de opzeggingsperiode zal worden herleid tot 3 dagen) 28 kalenderdagen*
Minstens 20 jaar anciënniteit
* Ten vroegste vanaf de maandag die volgt op de week waarop de opzegging aan de werkgever werd betekend
2. BEDIENDEN
A. Arbeidsovereenkomst waarvan de uitvoering aanving voor 1 januari 2012: ANCIENNITEIT
DUUR VAN DE OPZEGGINSPERIODE
BJL ≤ €31.467(bedrag per 01.01.2012)
Minstens 1,5 maand ** indien anciënniteit < 5 jaar en 3 maand bij anciënniteit ≥ 5 jaar Maximum 4 en een halve maand** (maar geen opgelegd minimum)
€31.467 < BJL ≤ €62.934 (bedragen per 01.01.2012) BJL > €62.934 (bedrag per 01.01.2012)
Maximum 6 maand** (maar geen opgelegd minimum)
B. Nieuwe termijnen voor bedienden met een jaarloon hoger dan 31.467 € (bedrag van toepassing sinds 01.01.2012) van wie de arbeidsovereenkomst een aanvang nam na 01.01.2012: ANCIENNITEIT
DUUR OPZEGGINGSPERIODE
< 5 jaar
45 kalenderdagen**
≥ 5 jaar en < 10 jaar
90 kalenderdagen**
≥ 10 jaar
135 kalenderjaren**
≥ 15 jaar én jaarloon ≥ 62.934 €
180 kalenderjaren**
** ten vroegste vanaf de 1ste dag van de maand die volgt op de maand waarin de opzegging aan de werkgever werd betekend.
■ ontslag wegens dringende reden: de werknemer met een AOD kan zijn arbeidsovereenkomst zonder opzeggingsperiode verbreken wanneer hij een ernstige fout verwijt aan zijn werkgever (of aan zijn aangestelde). Onder dringende reden verstaat men « elke ernstige tekortkoming die elke professionele samenwerking tussen de werkgever en de werknemer onmiddellijk en definitief 37 onmogelijk maakt » . Het ontslag wegens dringende reden moet dezelfde procedure volgen als de opzegging om dringende reden; de werknemer moet dus onder meer zijn ontslag motiveren binnen de 3 werkdagen na zijn ontslagname.
36 37
Art 37 § 1 WAO 3/07/1978 Art 35 par. 2 WAO 3/07/1978
25 2.3.3 Het impliciet ontslag Wanneer de werknemer vaststelt dat de werkgever impliciet (maar zeker) door zijn handelingen zijn wil te kennen geeft om hun professionele samenwerking verder te zetten, kan de werknemer akte nemen van de verbreking van de arbeidsovereenkomst; het gedrag van de werkgever staat dan gelijk met een ontslag. Er moet dus een handeling van de werkgever bestaan die kan worden geïnterpreteerd als een uiting van zijn intentie om de arbeidsovereenkomst te verbreken: ►het niet-naleven door de werkgever van zijn contractuele verplichtingen: hij moet aan de werknemer arbeid verschaffen op de overeengekomen tijd en plaats en betalen wat is overeengekomen in de arbeidsovereenkomst ►of een ingrijpende verandering door de werkgever en zonder de toestemming van de werknemer van een essentieel onderdeel van de arbeidsovereenkomst, de functies en het loon, of in bepaalde gevallen en voor bepaalde werknemers het tijdstip en de plaats van 38 arbeid . Het is wenselijk dat de werknemer zijn werkgever op voorhand in gebreke stelt, per aangetekende brief met ontvangstbewijs, om de contractuele verplichtingen die hij heeft gewijzigd of niet langer naleeft te respecteren of om een einde te stellen aan de wijzingen die hij heeft doorgevoerd in voormelde essentiële onderdelen van de arbeidsovereenkomst. Door het acteren van de verbreking kan de werknemer aan zijn werkgever een schadevergoeding 39 en/of een verbrekingsvergoeding vragen . De werknemer moet de verbreking inroepen vóór het verstrijken van een "redelijke" bedenktijd. Zo'n verbreking blijft een risico voor de werknemer: de rechter kan ze onwettig of onregelmatig beoordelen en de werknemer veroordelen tot schadevergoeding aan de werkgever wanneer de rechter oordeelt dat de werknemer aan de grondslag van de verbreking ligt. Men moet dus uiterst voorzichtig omspringen alvorens een handeling in te roepen die gelijkstaat met verbreking. 40
2.3.4 De beëindiging in onderling akkoord
Net zoals elke andere overeenkomst kan ook een arbeidsovereenkomst in gemeen overleg tussen de werkgever en de werknemer worden verbroken, op voorwaarde dat er geen meningsverschil tussen hen bestaat op de dag van de verbreking. Een schriftelijk document is raadzaam en het is mogelijk daarin de betaling van een 41 beëindigingsvergoeding te voorzien . De loontrekkende verliest dan wel de rechten die verbonden zijn aan de afdanking en onder meer zijn rechten op werkloosheid omdat de werknemer in dat geval niet onvrijwillig werkloos is geworden. De gevallen van beëindiging van de arbeidsovereenkomst die in Frankrijk recht openen op werkloosheidsuitkeringen zijn opgelijst in onderhavige gids op de plaats waar dit thema wordt behandeld.
3. DE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR BEPAALDE DUUR (ABD) De overeenkomst voor bepaalde duur is een overeenkomst waarbij de partijen overeenkomen dat ze zal eindigen bij het verstrijken van een termijn die zij bij de aanwerving bepalen.
38
Cass. 4/2/2002 In toepassing van artikel 39 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten dat de partij veroordeelt die de overeenkomst verbreekt zonder dringende reden of zonder de bij wet bepaalde opzeggingstermijn te respecteren 40 Art. 32 3° WAO 3/07/1978 41 Arbeidsrechtbank Brussel 19/11/1971 39
26 In tegenstelling tot het Franse recht kan de ABD worden afgesloten voor om het even welke activiteit en duur, met dien verstande dat aanvang en einde van de overeenkomst duidelijk moeten worden bepaald. 3.1 VORM VAN DE OVEREENKOMST VOOR BEPAALDE DUUR
42
De ABD moet verplicht schriftelijk worden opgesteld en aan de werknemer worden overhandigd (ondertekend door beide partijen) uiterlijk voor zijn dienst aanvangt. Bij gebrek hieraan bestaat de sanctie voor de werkgever erin dat de overeenkomst wordt geacht gesloten te zijn voor onbepaalde duur. De arbeidsovereenkomst moet zijn opgesteld in de taal van het gewest waar de bedrijfszetel van de onderneming is gelegen (in het Frans in Wallonië, in het Nederlands in Vlaanderen, in het Duits in het Duitstalige gebied en in het Nederlands of het Frans in het Brussels Gewest).
Buiten de vermeldingen die verplicht zijn voor een AOD (cf. supra II. 1), moet in de overeenkomst voor bepaalde duur ook het volgende worden meegedeeld: ▫ de reden waarom de overeenkomst werd gesloten, ▫ de einddatum van de overeenkomst, ▫ de duur van de eventuele proefperiode.
3.2 JURIDISCH STELSEL VAN DE OVEREENKOMST VOOR BEPAALDE DUUR a. De proefperiode De ABD kan een proefperiode bedingen die beantwoordt aan dezelfde kenmerken als de proefperiode bij een AOD. De proefperiode kan echter nooit langer zijn dan de duur van het contract zelf. Opdat de proefperiode geldig zou zijn, dient ze schriftelijk te worden overeengekomen ten laatste op het ogenblik dat de loontrekkende in dienst treedt. Bij gebrek aan schriftelijk document of wanneer dit pas na de indiensttreding werd getekend, is er geen proefperiode en wordt de loontrekkende aangenomen met een COD; b. De termijn van de overeenkomst De ABD wordt gesloten voor een looptijd waarvan de termijn wordt bepaald door de werkgever en de werknemer bij het afsluiten ervan. Deze termijn kan een vaste datum zijn of het verstrijken van een welbepaald aantal dagen of maanden met ingang van de dag waarop de werknemer in dienst treedt van de werkgever. c. Maximale duur van de overeenkomst Er bestaat geen maximale duur voor de ABD, zoals in Frankrijk. De enige beperking is vervat in art. 7 WAO 3/07/1978: de overeenkomst kan niet voor het leven worden afgesloten. 43
d. Opeenvolgende overeenkomsten voor bepaalde duur In principe mag de werkgever geen opeenvolgende ABD voorstellen aan de werknemer, TENZIJ hij kan bewijzen dat deze opeenvolging te wijten is aan de aard van het werk of wanneer er hiervoor wettige redenen voor bestaan; bij gebrek daaraan is er een herkwalificering van de overeenkomst in een AOD mogelijk. Opeenvolgende ABD kunnen ook een rechtvaardigingsgrond vinden in de aard van het werk en van de functies die aan de werknemer worden toevertrouwd en fundamenteel verschillen van contract tot contract. Toch kan de werkgever afwijken van het principe van een verbod van opeenvolgende ABD wanneer bepaalde voorwaarden zijn ingevuld: ►mogelijkheid van 4 opeenvolgende ABD op voorwaarde dat de totale duur ervan de periode van 2 niet overschrijft en elke ABD langer duurt dan 3 maand.
42 43
Art 9 WAO 3/07/1978 Art 10 en 10bis WAO 3/07/1978
27 ►mogelijkheid, na toelating vanwege de Inspectie van de Sociale Wetten, van 6 opeenvolgende ABD op voorwaarde dat de totale duur ervan geen 3 jaar overschrijdt en dat elke afzonderlijke ABD minstens 6 maand duurt. Opeenvolgende ABD moeten gerechtvaardigd worden door de aard van het werk: zij mogen in geen enkel geval bedoeld zijn om de werknemer uit te sluiten van de normale opzeggingsvergoeding die eigen is aan een AOD. e. Stopzetting van de overeenkomst ■ bij het verstrijken van de termijn 44 De ABD eindigt van rechtswege wanneer de in de overeenkomst bedongen termijn verstrijkt . De loontrekkende heeft geen enkel recht op enige vergoeding en in tegenstelling tot de Franse regeling (behalve in specifieke gevallen, zoals een “contrat aidé”) bestaat er geen precariteitspremie die op het einde van de looptijd verschuldigd is. 45
■ vervroegde verbreking van de ABD De ABD kan alleen vóór het verstrijken van de erin bedongen termijn (door de werkgever of door de werknemer) worden verbroken om een dringende reden. In dat geval treedt de verbreking onmiddellijk in (zonder opzeggingsperiode). Bij werkonbekwaamheid van de werknemer (los van het feit of de onbekwaamheid al dan niet door het werk is veroorzaakt), kan de werkgever een einde stellen aan de ABD zonder opzeggingsperiode noch vergoeding: ► zonder vergoeding na 7 dagen werkonbekwaamheid wanneer de ABD werd afgesloten voor een duur van minder dan 3 maand ► met een vergoeding die overeenkomt met het saldo van het loon dat verschuldigd zou zijn geweest, met een beperking van 3 maand loon, na 7 dagen werkonbekwaamheid bij een ABD met een duur van meer dan 3 maand. Bij gebrek aan een dringende reden of buiten de gevallen van werkonbekwaamheid impliceert de verbreking van een ABD de uitbetaling van een vergoeding waarvan het bedrag gelijk is aan de nog te lopen termijn (evenwel beperkt tot het dubbele van een gewone opzeggingsvergoeding). B.v.: een bediende werd aangeworven op grond van een ABD met een looptijd van 1 jaar met een jaarloon dat lager ligt dan de drempel die elk jaar wordt bepaald voor de opzeggingstermijnen (31.467 €/jaar per 01.01.2012). De werkgever verbreekt de overeenkomst in de 5de maand; de werknemer had dus nog 7 maanden te werken. De verbrekingsvergoeding is dan gelijk aan 7 maanden loon. Was hij aangeworven met een AOD, dan zou een afdanking in de 5de maand hebben geleid tot een opzeg van 3 maand loon. De verbrekingsvergoeding in de ABD zal dus worden beperkt tot het dubbele van de gewone opzeggingsvergoeding, dus 2 X 3 maand = 6 maand (in plaats van 7 maanden loon).
4. DE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR EEN DUIDELIJK OMSCHREVEN WERK Zoals een ABD is de overeenkomst voor een duidelijk omschreven termijngebonden, met dien verstande dat de termijn hier onzeker is in die zin dat die termijn wordt bepaald door de datum waarop de werknemer de hem toevertrouwde taak voltooit. Bij de aanwerving moet het werk dat de werknemer moet uitvoeren op een voldoende gedetailleerde manier worden omschreven naar inhoud en omvang zodat de werknemer in de loop van de uitvoering van de overeenkomst kan nagaan op welk tijdstip de overeenkomst een einde zal nemen.
44 45
Art 32 1° WAO 3/07/1978 Art 40 WAO 3/07/1978
28 4.1 VORM VAN DE OVEREENKOMST AFGESLOTEN VOOR EEN DUIDELIJK OMSCHREVEN 46 WERK De arbeidsovereenkomst afgesloten voor een duidelijk omschreven werk moet verplicht schriftelijk worden opgesteld en (ondertekend door beide partijen) aan de werknemer worden overhandigd uiterlijk op de dag dat hij in dienst treedt. Bij gebrek hieraan bestaat de sanctie voor de werkgever erin dat de overeenkomst wordt geacht gesloten te zijn voor onbepaalde duur. De arbeidsovereenkomst moet zijn opgesteld in de taal van het gewest waar de bedrijfszetel van de onderneming is gelegen (in het Frans in Wallonië, in het Nederlands in Vlaanderen, in het Duits in het Duitstalige gebied en in het Nederlands of het Frans in het Brussels Gewest). Buiten de vermeldingen die verplicht zijn voor een AOD (cf. supra II. 1) moet de overeenkomst voor een duidelijk omschreven werk ook de volgende elementen vermelden: ▫ het precieze werk waarvoor de overeenkomst wordt afgesloten, ▫ een voldoende precieze omschrijving van dat werk zodat de werknemer de omvang en bij benadering de duur ervan kan inschatten, ▫ de duur van de eventuele proefperiode.
4.2 JURIDISCH STELSEL VAN DE OVEREENKOMST VOOR EEN DUIDELIJK OMSCHREVEN WERK a. De proefperiode De ABD kan een proefperiode bedingen die beantwoordt aan dezelfde kenmerken als de proefperiode bij een AOD. b. Duur van de overeenkomst De overeenkomst duurt de tijd die nodig is voor de uitvoering van het werk dat is bedongen in de arbeidsovereenkomst. c. Opeenvolgende overeenkomsten In principe mag de werkgever geen opeenvolgende contracten voor een duidelijk omschreven werk voorstellen aan de werknemer, TENZIJ hij kan bewijzen dat deze opeenvolging te wijten is 47 aan de aard van het werk of wanneer er hiervoor wettige redenen voor bestaan ; bij gebrek daaraan is er een herkwalificering van de overeenkomst in een AOD mogelijk. d. Stopzetting van de overeenkomst De overeenkomst eindigt van rechtswege wanneer het werk waarvoor de overeenkomst werd 48 gesloten is voltooid . De loontrekkende heeft geen enkel recht op enige vergoeding en in tegenstelling tot de Franse regeling bestaat er geen precariteitspremie die op het einde van de looptijd verschuldigd is.
5. DE VERVANGINGSOVEREENKOMST De vervangingsovereenkomst is bedoeld voor de tijdelijke vervanging van een werknemer van wie de uitvoering van de arbeidsovereenkomst is geschorst door ziekte, vakantie, ... maar nooit ter vervanging van een werknemer die staakt of een werknemer van wie het contract is geschorst door weersomstandigheden, economische redenen of in geval van lock-out.
5.1 VORM VAN DE VERVANGINGSOVEREENKOMST De vervangingsovereenkomst moet verplicht schriftelijk worden opgesteld en (ondertekend door beide partijen) aan de werknemer worden overhandigd uiterlijk op de dag dat hij in dienst treedt. Bij gebrek hieraan is bestaat de sanctie voor de werkgever erin dat de overeenkomst wordt geacht gesloten te zijn voor onbepaalde duur.
46
Art 9 WAO 3/07/1978 Art 10 WAO 3/07/1978 48 Art 32 2° WAO 3/07/1978 47
29 De arbeidsovereenkomst moet zijn opgesteld in de taal van het gewest waar de bedrijfszetel van de onderneming is gelegen (in het Frans in Wallonië, in het Nederlands in Vlaanderen, in het Duits in het Duitstalig gebied en in het Nederlands of het Frans in het Brussels Gewest).
Buiten de vermeldingen die verplicht zijn voor een AOD (cf. supra II. 1) moet de overeenkomst voor een duidelijk omschreven werk ook de volgende elementen vermelden: ▫ het motief voor de vervanging en de identiteit van de vervangen werknemer, ▫ de aanwervingsmodaliteiten ▫ de duur van de eventuele proefperiode. Het contract kan de modaliteiten voorzien van een eventuele opzegging, zoals de opzeggingstermijnen die in dat geval zouden worden toegepast. De vervangingsovereenkomst kan worden afgesloten voor bepaalde of onbepaalde duur of voor een duidelijk omschreven werk. 5.2 JURIDISCH STELSEL VAN DE VERVANGINGSOVEREENKOMST a. De proefperiode De ABD kan een proefperiode bedingen die beantwoordt aan dezelfde kenmerken als de proefperiode bij een AOD. b. Duur van de overeenkomst Wanneer de vervangingsovereenkomst werden bedongen voor bepaalde duur, eindigt zij op het einde van de erin bepaalde duur. Werd het contract afgesloten voor onbepaalde duur, dan eindigt het bij de terugkeer van de vervangen werknemer. De totale duur van de vervangingsovereenkomst (de eventuele opeenvolgende contracten inbegrepen) mag niet langer zijn dan 2 jaar. Deze maximumduur is niet van toepassing wanneer de vervangen werknemer geniet van een tijdskrediet. Het ontslag, het overlijden, de afdanking van de vervangen werknemer maakt, in principe, een einde aan de vervangingsovereenkomst. c. Opeenvolgende vervangingsovereenkomsten In tegenstelling tot de ABD of de Arbeidsovereenkomst voor een duidelijk omschreven werk, kan de werkgever aan de werknemer opeenvolgende vervangingsovereenkomsten voorstellen, op 49 voorwaarde dat de totale duur ervan beperkt is tot 2 jaar . De werknemer mag ook opeenvolgende werknemers vervangen. De sanctie op het overschrijden van de maximaal toegelaten termijn is de omzetting van de vervangingsovereenkomst in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur. d. Stopzetting van de overeenkomst ■ vervangingsovereenkomst voor bepaalde duur: de vervangingsovereenkomst eindigt van rechtswege bij het verstrijken van de in de overeenkomst voorziene looptijd. Wanneer de werkgever of de werknemer beslist een einde te stellen aan de arbeidsovereenkomst vóór het verstrijken van de initieel overeengekomen termijn, moet de partij die aan de basis ligt van de verbreking de regels naleven die gelden voor een verbreking van een ABD: bij gebrek aan een dringende reden impliceert de verbreking van een vervangingsovereenkomst dus de betaling van een vergoeding waarvan het bedrag gelijk is aan de nog resterende looptijd (beperkt evenwel tot het dubbele van een gewone opzeggingsvergoeding). ■ vervangingsovereenkomst voor onbepaalde duur: de overeenkomst eindigt van rechtswege op de dag dat de vervangen werknemer terugkeert. De overeenkomst kan een afwijkende opzeggingsclausule bevatten; in dat geval kan de opzeggingstermijn die de werknemer moet uitvoeren verkort of afgeschaft worden. Een dergelijke clausule kan worden gebruikt door de werkgever bij de terugkeer van de vervangen werknemer. Maar wanneer de overeenkomst ervoor wordt verbroken (door de werknemer of door de werkgever), moeten de normale opzeggingstermijnen worden nageleefd.
49
Art 10 WAO 3/07/1978
30
III – DE ARBEIDSVOORWAARDEN 1. HET LOON 1.1 DEFINITIE VAN HET LOON Het loon is de tegenprestatie voor het werk dat een werknemer levert. Het loon bestaat uit: ► de basiselementen: ▫ het basisloon, ▫ het enkel vakantiegeld (voor de arbeiders) en het enkel en dubbel vakantiegeld (voor de bedienden). ► extralegale elementen : ▫ voordelen in natura: het privé-gebruik van een bedrijfswagen, maaltijdcheques, cadeaucheques, groepsverzekering, ... de ▫ voordelen in contanten: 13 maand, anciënniteitspremie, ... 1.2 BEPALING VAN HET LOON Het loon wordt vrij tussen partijen afgesproken bij het sluiten van de overeenkomst; in principe wordt er onderhandeld in termen van brutoloon. In de meeste sectoren worden de minimumlonen bepaald in collectieve arbeidsovereenkomsten. Bij gebrek daaraan mag het loon nooit lager liggen dan het Gewaarborgd Minimum Maandinkomen bepaald in de CAO nr. 43 van 2 mei 1988. Gewaarborgd Gemiddeld Minimum Maandinkomen (per 01/02/2012) Werknemers van minstens 21 jaar bij de aanwerving
1.472,40 euro bruto/maand (uurloon*: 7,96 €)
Werknemers van minstens 21 jaar ½ met minstens 6 maand anciënniteit
1.511,48 euro bruto/maand (uurloon*: 8,17 €)
Werknemers van minstens 22 jaar met minstens 12 maand anciënniteit
1.528,84 euro bruto/maand (uurloon*: 8,26 €)
*met een uurregeling van 38 uur/week
De werknemers jonger dan 21 jaar genieten van een lager gewaarborgd minimuminkomen 50 uitgedrukt in procentuele verhouding van het GGMMI in functie van hun leeftijd . werknemer van 20 jaar: 94 % van het GGMMI werknemer van 19 jaar: 88 % van het GGMMI werknemer van 18 jaar: 82 % van het GGMMI werknemer van 17 jaar: 76 % van het GGMMI werknemer van 16 jaar en jonger: 70 % van het GGMMI
1.3 BETALING VAN HET LOON Het loon van de werknemer wordt betaald per cheque of per overschrijving, of in contanten tegen ondertekening die geldt als kwijting voor de betaling. Het loon moet uiterlijk worden betaald, behoudens andersluidende bepaling in een collectieve de overeenkomst, de 4 dag van de werkmaand die volgt op de periode waarin het loon is verschuldigd en: 49 50
Artikel 2 van de Wet van 12 april 1965 CAO nr. 50 van 29.10.1991
31 ►minstens één keer per maand voor de bedienden, ►minstens twee keer per maand met minimum zestien dagen tussentijd voor de arbeiders. Bij elke uitbetaling van loon moet de werkgever aan de werknemer een loonfiche bezorgen. Elk jaar moet de werkgever aan de werknemer een individuele rekening bezorgen met de verschillende loonelementen die per maand, per kwartaal en voor het hele jaar werden betaald.
1.4 BESCHERMING VAN DE LONEN BIJ FAILLISSEMENT VAN DE WERKGEVER Wanneer de Rechtbank van Koophandel het faillissement van een werkgever uitspreekt, kan de door de rechter aangestelde curator aan de werknemer de verbreking van zijn arbeidsovereenkomst betekenen via een aangetekende brief met ontvangstbewijs. De werknemer moet dan bij de Rechtbank van Koophandel een schuldvordering indienen met detailopgave van de onbetaalde lonen en andere contractuele premies. Deze aangifte moet binnen de 30 kalenderdagen worden ingediend. Opgelet: de werknemers beschikken over een bevoorrechte schuldvordering die ervoor zorgt dat zij bij voorrang worden vergoed vóór andere schuldeisers (zoals de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, de banken, …). Het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers (het zogenaamde Sluitingsfonds) staat dan in voor de uitbetaling aan de werknemers: ►van bepaalde contractuele vergoedingen: loonachterstallen, opzeggingsvergoeding, vakantiegeld, eindejaarspremies, andere premies… met een beperking van 25.000 €/werknemer (op 1/01/2009) ►en een sluitingspremie waarvan het bedrag wordt bepaald door de anciënniteit van de 51 werknemer en de leeftijd van de werknemer .
2. DE ARBEIDSDUUR 2.1 ARBEIDSREGLEMENT EN WETTELIJKE ARBEIDSDUUR Het arbeidsreglement moet alle uurregelingen voorzien die in de onderneming van toepassing kunnen zijn, het begin en einde van de werkdag. De werkgever mag de werknemer in principe niet laten werken buiten de in het arbeidsreglement voorziene arbeidsduur. Bepaalde uitzonderingen zijn hierbij mogelijk, mits onder andere toekenning van arbeidsduurverminderingsdagen. De gemiddelde wekelijkse arbeidsduur, d.w.z. de duur waarbinnen het personeel ter beschikking 52 is van de werkgever, bedraagt in principe 8 uur/dag en 38 uur/week . De wet voorziet in verschillende soorten afwijkingen waarbij de normale maximumgrenzen mogen worden overschreven: werk in opeenvolgende ploegen, afwijkingen bij koninklijk besluit, arbeid met toelating van de vakbondsorganisatie,... De maximale arbeidsduur bedraagt dan: ■ maximumduur per dag: 11 uur. ■ maximumduur per week: 50 uur/week 2.2 OVERUREN De uren die een werknemer presteert op (expliciete of impliciete vraag) van zijn werkgever buiten 53 de wettelijke arbeidsduur zijn overuren (behalve wanneer het gaat om werknemers met een leidinggevende functie of een vertrouwensfunctie). Behoudens wettelijke uitzonderingen, geven overuren ook het recht op inhaalrust. De werknemer geniet in dat geval van een aanvullend loon of een overloon waarvan het bedrag minstens gelijk 54 is aan 50 %/100% van zijn loon . De werknemer kan echter expliciet verzaken aan het inhalen van overuren die hij heeft gepresteerd door een uitzonderlijke werkoverlast of door onvoorziene 51 52
W 02.06.2002 betreffende de sluiting van ondernemingen gewijzigd door de wet van 11/07/2006
Art. 2 W 10.08.2001 betreffende de verzoening van werkgelegenheid en de kwaliteit van het leven W 16.03.1971 54 W 03.07.2005 53
32 omstandigheden en binnen de perken van 130 uur per kalenderjaar wanneer dat is voorzien in een collectieve arbeidsovereenkomst.
2.3 WERKEN OP ZONDAG EN OP FEESTDAGEN a. Werken op zondag Behalve voor de kleinhandel geldt het principe dat de werkgever op zondag geen werknemers 55 mag tewerkstellen . Er zijn evenwel afwijkingen voorzien: ■ afwijkingen die van toepassing zijn voor alle bedrijven voor het uitvoeren van bepaalde taken: toezicht op de lokalen, dringende werkzaamheden, herstelling en instandhouding die nodig zijn voor de exploitatie de volgende dag, ... ■ afwijkingen op grond van een koninklijk besluit dat geldt voor bepaalde ondernemingen of werken: horeca, transport, ... De werknemers die op zondag werken hebben recht op een niet-betaalde inhaaldag tijdens de 6 dagen die volgen op de gewerkte zondag. b. Werken op feestdagen 56 In principe mag de werkgever geen werknemers aan het werk zetten op een feestdag . De werknemers mogen werken op een feestdag wanneer het werk op zondag is toegelaten. Per gewerkte feestdag krijgt de werknemer binnen de 6 weken een betaalde inhaalrustdag.
3. FEESTDAGEN 3.1 DE WETTELIJKE FEESTDAGEN Er zijn 10 wettelijke feestdagen: ▫ 1 januari, ▫ Paasmaandag, ▫ 1 mei, ▫ Hemelvaart, ▫ Pinksterenmaandag,
▫ 21 juli (Nationale feestdag), ▫ 15 augustus, ▫ Allerheiligen (1 november) ▫ 11 november, ▫ 25 december.
Wanneer een wettelijke feestdag samenvalt met een zondag of een dag waarop gebruikelijk niet wordt gewerkt, mag deze dag worden opgenomen op een normale werkdag binnen hetzelfde kalenderjaar. 3.2 De data van de vervangende feestdagen dienen voor 15 december van elk jaar door de werkgever vastgelegd te worden. Zo niet worden de feestdagen vervangen door de 57 eerstvolgende werkdag.DE JAARLIJKSE VAKANTIE ■ De wettelijke jaarlijkse vakantie duurt 4 weken/jaar. De vakantiedagen waarop de werknemer recht heeft worden bepaald – in tegenstelling tot het systeem dat in Frankrijk van toepassing is, nl. op basis van het aantal werkdagen van datzelfde jaar – in functie van het aantal werkdagen die werden gepresteerd in het vorige kalenderjaar (het zogenaamde « vakantiedienstjaar ») en de met werkdagen gelijkgestelde dagen.
Gelijkgestelde dagen
Voorwaarden
Duur
Arbeidsongeval
totale werkonbekwaamheid gedeeltelijke werkonbekwaamheid (na een totale werkonbekwaamheid, 66%)
onbeperkt
Beroepsziekte Ziekte of ongeval van nietprofessionele oorsprong 55
56 57
eerste 12 maanden
eerste 12 maanden
Art. 11 W 16.03.1971 op de arbeid Art. 4 W 04.01.1974 betreffende de vakantiedagen Wetten gecoördineerd door het KB van 28.06.1971 + KB van 30.03.1967
33 Bevallingsrust (vaderschapsverlof) Burgerplichten zonder behoud van loon Openbaar mandaat Rechter in sociale zaken Vakbondsopdracht Sociale promotie Lockout of staking Tijdelijke werkloosheid als gevolg van staking Economische werkloosheid Profylactisch verlof wegens een besmettelijke ziekte
duur bepaald in de wet op de arbeid volledige periode volledige periode volledige periode volledige periode volledige periode volledige periode erkende staking alleen voor arbeiders alleen voor arbeiders ziekten ingeschreven op een lijst
volledige periode duur bepaald in de lijst zolang er betaling van een vergoeding is
Moederschapsbescherming Feestdagen tijdens een periode van tijdelijke werkloosheid Vaderschaps- of adoptieverlof Verplichte legerdienst voltooid Periodes van tijdelijke aanpassing van de arbeidsduur of periodes met verminderde arbeidsprestaties
volledige periode
alleen voor arbeiders
dagen voorzien in de wet volledige periode 12 eerste maanden Periodes bepaald door de programmawet van 24/12/2002
De manier waarop de vakantiedagen wordt berekend verschilt volgens het statuut (arbeider/bediende): ► arbeiders: het aantal vakantiedagen waarop de arbeider recht heeft wordt berekend door de vakantiekas waaronder de werkgever valt. ► bedienden: de duur van de vakantie is gelijk aan 2 dagen per maand effectief gepresteerde arbeid (of daarmee gelijkgestelde perioden) in een arbeidsregime van 6 dagen tijdens het vakantiedienstjaar. 58
Sinds 1 april 2012 kan elke werknemer, per periode van 3 maanden activiteit gedurende het kalenderjaar waarin hij de arbeid aanving of bij de arbeidshervatting, aanspraak maken op een week aanvullende vakantie vanaf de laatste week van de betreffende periode van 3 maanden. De werknemer heeft recht op een bedrag gelijk aan zijn normale loon tijdens deze week vakantie. Het bedrag dat de werknemer kreeg voor de dagen vakantie tijdens het jaar waarin hij de arbeid aanving of hervatte wordt afgetrokken van het dubbel vakantiegeld waarop hij recht heeft in het daaropvolgende jaar. Betreffende het vakantiegeld: Vakantiegeld is een bedrag dat in theorie is bestemd om de vakantiekosten van de werknemer te dekken: ►arbeiders: zij krijgen enkelvoudig vakantiegeld van de Kas voor betaald verlof waaraan de werkgever is aangesloten; het bedraagt 15,38 % van het jaarloon over het jaar dat voorafging aan de genomen vakantieperiode. Dit vakantiegeld wordt gestort tussen april en juni (niet op de dag dat de arbeider zijn vakantie neemt). ►bedienden: de werkgever betaalt hen enkelvoudig vakantiegeld (gelijk aan het normaal uitbetaalde loon) wanneer de bediende zijn vakantiedagen opneemt EN dubbel vakantiegeld wanneer hij zijn hoofdvakantie neemt: het gaat hier om een vakantievergoeding bovenop het normale loon, gelijk aan 92% van het brutoloon van de maand waarin de vakantie wordt genomen [of een percentage ervan indien het vakantiedienstjaar onvolledig is]. De vakantie moet worden opgenomen tijdens het kalenderjaar (tussen 1 januari en 31 december); zoniet zijn de vakantiedagen verloren (maar toch moet het vakantiegeld, behoudens andersluidende individuele of collectieve overeenkomst, worden uitbetaald).
58
Koninklijk Besluit van 19 juni 2012 tot uitvoering van artikel 17bis van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers gecoördineerd op 28 juni 1971, B.S. 28 juni 2012
34 3.3 OMSTANDIGHEIDSVERLOF (het zogenaamde "klein verlet") Tegen voorlegging van bewijsstukken verleent de wet/een sectorale CAO klein verlet wanneer er 59 zich familiale verplichtingen opdringen :
Enkele voorbeelden: Huwelijk
Overlijden
- van de werknemer
2 dagen in de week van het huwelijk of de daaropvolgende week
- van een kind - van de echtgenoot of een bloed- of aanverwante in de ste 1 graad: ouders, schoonouders, kinderen
de dag van het huwelijk
- broer, zuster, schoonbroer, schoonzuster, grootouder, overgrootouder, kleinkind, achterkleinkind, schoonzoon of schoondochter.
2 dagen tussen het overlijden en de
3 dagen tussen het overlijden en de begrafenis
begrafenis wanneer de overleden bij de werknemer inwoonde
maar alleen de dag van de begrafenis wanneer de overledene niet bij de werknemer inwoonde
Geboorte
10 dagen (binnen de 30 dagen die volgen
(bevalling van de echtgenote)
op de geboorte)
Bij het opnemen van de dagen voor klein verlet heeft de werknemer recht op normale verloning.
3.4 VERLOF WEGENS DRINGENDE REDENEN 60
Een werknemer kan afwezig blijven om dringende redenen, met een beperking van 10 dagen/jaar . Om hiervan te kunnen genieten moet de werknemer de werkgever hiervan op voorhand verwittigen. Behoudens andersluidende individuele of collectieve overeenkomst, is dat verlof niet betaald. Voorbeelden van dringende redenen: ▫ ziekte, ongeval of ziekenhuisopname van de partner van de werknemer of een lid van zijn gezin wanneer die persoon met de werknemer onder hetzelfde dak woont. ▫ ziekte, ongeval of ziekenhuisopname van een kind of familielid van de werknemer, ook wanneer die persoon niet bij de werknemer inwoont. ▫ ernstige materiële schade aan de goederen van de werknemer (brand, natuurramp)
IV. DE PERSONEELSVERTEGENWOORDIGING IN DE ONDERNEMING 1. HET COMITĖ VOOR PREVENTIE EN BESCHERMING OP HET WERK (CPBW) Elke onderneming die normaliter gemiddeld 50 werknemers in dienst heeft moet een CPBW oprichten. Het CPBW bestaat uit evenveel vertegenwoordigers van de werkgever als van de werknemers (mandaten van 4 jaar). 59
60
Art. 30 WAO 03.071978 + KB 28.08.1963 betreffende het behoud van het normale loon voor werklieden Art. 30bis WAO 3/07/1978 CAO nr. 45 van 19.12.1989
35 Het comité vergadert één keer per maand. Bevoegdheden van het Comité voor preventie en bescherming op het werk 61 Doel van het CPBW is alle middelen te zoeken en voor te stellen die het welzijn van de werknemers tijdens het vervullen van hun arbeid kunnen bevorderen. Hiervoor kan het comité voorstellen indienen en beschikt het over een raadgevende, informatieve en beslissingsbevoegdheid. De bevoegdheden van het comité liggen onder meer op het vlak van: ▫ de bescherming van de gezondheid van de werknemer op het werk, ▫ de hygiëne op het werk, ▫ de ergonomie, ▫ de veiligheid, ▫ het leefmilieu.
2. DE ONDERNEMINGSRAAD & DE PERSONEELSAFGEVAARDIGDEN Elke onderneming die normaliter gemiddeld 100 werknemers in dienst heeft moet een 62 Ondernemingsraad oprichten . De OR bestaat uit vertegenwoordigers van de werkgever en van de werknemers; ze worden allemaal verkozen voor een mandaat van 4 jaar. Bevoegdheden van de ondernemingsraad en van de afgevaardigden De OR beschikt over de raadgevende, controle- en beslissingsbevoegdheden die bij wet zijn toegekend. De personeelsvertegenwoordigers zetelen in de OR in naam van het personeel; zij moeten erover waken dat de belangen van de werknemers in de uitwerking van de arbeidsvoorwaarden en de organisatie van de arbeid worden gevrijwaard en verdedigd en moeten het personeel hierover informeren.
2.1 SOCIALE EN PROFESSIONELE BEVOEGDHEDEN
63
Enkele voorbeelden van bevoegdheidsdomeinen van de OR: ▫ bepaalt, op voorstel van het ondernemingshoofd, de criteria voor het aanwerven en afdanken van werknemers, ▫ werkt het arbeidsreglement uit en wijzigt het, ▫ bepaalt de vakantiedata, ▫ geeft zijn advies over de mogelijkheden om een collectieve afdanking te vermijden of te beperken, ▫ controleert de motieven bij opschorting van de arbeidsovereenkomsten wegens economische redenen, ▫ kan opmerkingen formuleren aan het adres van de directeur van de subregionale tewerkstellingsdienst, ▫ […]
2.2 ECONOMISCHE BEVOEGDHEDEN De OR moet op de hoogte worden gehouden van de economische en financiële toestand van 64 de onderneming , en meer bepaald: ▫ mededeling van de jaarrekeningen en van het financiële verslag ▫ toekomstperspectieven van de onderneming, ▫ ontwerpen van fusie, overname of sluiting van de onderneming ▫ […] 61
KB van 03.05.1999 betreffende de opdrachten en de werking van de Comités voor preventie en bescherming op het werk Wet op de Ondernemingsraden van 20.09.1948 en de uitvoeringsbesluiten ervan CAO nr. 9 van 09.03.1972 64 KB van 27.11.1973 houdende reglementering van de economische en financiële inlichtingen te verstrekken aan de ondernemingsraden 62 63
36 Deze informatie moet trimestrieel worden meegedeeld aan de OR voor alles wat betrekking heeft op de productiviteit en de algemene informatie over het leven van de vennootschap, en jaarlijks voor wat de resultaten betreft van de onderneming tijdens het afgelopen boekjaar (jaarrekeningen en wettelijke verslagen).
3. DE VAKBONDSAFGEVAARDIGDEN Er kan binnen een onderneming een vakbondsafvaardiging worden opgericht wanneer één of meerdere vertegenwoordigingsorganisaties erom vragen. De voorwaarden voor de oprichting van een vakbondsafvaardiging (minimum aantal personeelsleden binnen de onderneming, minimum aantal aanvragen voor de oprichting van een vakbondsafvaardiging, samenstelling van de vakbondsafvaardiging, wijze van benoeming van de vakbondsafvaardiging) worden bepaald in collectieve arbeidsovereenkomsten die op sectoraal niveau worden afgesloten. Bevoegdheden van de vakbondsafvaardigingen De vakbondsafvaardiging vertegenwoordigt – in principe – alleen de aangesloten werknemers. 65 De algemene bevoegdheden van de vakbondsafgevaardigden houden verband met: ■ de arbeidsverhoudingen binnen de onderneming, ■ de onderhandeling van collectieve arbeidsovereenkomsten, ■ de toepassing van en de controle op de sociale reglementering en de collectieve overeenkomsten binnen de onderneming, ■ de naleving van de algemene beginselen (respect voor het gezag, waardigheid van de werknemers, syndicale vrijheden …), ■ voorafgaand akkoord van de vakbondsafvaardiging voor bepaalde manieren om terug te vallen op uitzendarbeid.
V. INDIVIDUELE ARBEIDSGESCHILLEN Bij conflicten rond arbeidsovereenkomsten wordt in de praktijk vaak getracht tot het sluiten van een dading te komen. Indien dit niet mogelijk is, wordt het geschil voorgelegd aan de Arbeidsrechtbank. Elk gerechtelijk arrondissement heeft eigen Arbeidsrechtbank (Antwerpen, Arlon, Brugge, Brussel, Charleroi, Dendermonde, Dinant, Eupen, Gent, Hasselt, Huy, Ieper, Kortrijk, Leuven, Liège, Marche-en-Famenne, Mechelen, Mons, Namur, Neufchateau, Nivelles, Oudenaarde, Tongeren, Tournai, Turnhout, Verviers, Veurne).
Elk gesprek tussen een werkgever en een werknemer voor de Arbeidsrechtbank moet in 66 principe worden voorafgegaan door een verzoeningspoging vanwege de rechtbank . De 67 rechtbank kan ook een bemiddeling bevelen in overleg met de partijen ; deze bemiddeling gebeurt door een externe persoon die de partijen in het conflict moet helpen om zelf een redelijke oplossing uit te werken die ruimte laat voor de respectieve verwachtingen.
1.DE ARBEIDSRECHTBANK 1.1 BEVOEGDHEID De Arbeidsrechtbank is bevoegd voor alle geschillen tussen werkgevers en werknemers, ongeacht de waarde ervan, die betrekking hebben op: ▫ betwistingen in verband met de arbeidsovereenkomst, ▫ betwistingen in verband met de collectieve overeenkomsten, ▫ de werkorganisatie binnen de onderneming. De Rechtbank van de plaats van uitvoering van de overeenkomst is bevoegd: het gaat dus om de Arbeidsrechtbank van het arrondissement waar het kantoor, het magazijn, de fabriek, 65
CAO nr. 5 van 24.05.1971 betreffende het statuut van de syndicale afvaardigingen van het personeel der ondernemingen
66
Artikel 734 Gerechtelijk wetboek Artikel 1734 Gerechtelijk wetboek
67
37 de plaats die bestemd is voor de exploitatie van de onderneming, voor de uitoefening van het beroep of voor de activiteit van de vennootschap, ... is gelegen. De Arbeidsrechtbank heeft overigens over een exclusieve bevoegdheid op het vlak van de sociale zekerheid in de ruime zin (sociale zekerheid + maatschappelijke bijstand + arbeidsongevallen / beroepsziekten).
1.2 PROCEDURE a. Aanhangingmaking De Arbeidsrechtbank kan worden gevat: - door dagvaarding: er wordt een gerechtsdeurwaardersexploot betekend dat een dagvaarding om te verschijnen inhoudt - soms via verzoekschrift, neergelegd op of onder aangetekende brief verstuurd naar de griffie van de Arbeidsrechtbank; de partijen worden door de griffier opgeroepen om te verschijnen op de door de rechter vastgelegde zitting - door vrijwillige verschijning van beide partijen voor de Arbeidsrechtbank (omzeilt de kosten voor de gerechtsdeurwaarder), - naar aanleiding van een mislukte verzoeningsprocedure
Terminologie De betekening is de handeling waarbij een gerechtelijke akte ter kennis wordt gebracht van een persoon via een gerechtsdeurwaardersexploot (overhandiging van een kopie van de akte). Het exploot is een gerechtsdeurwaarder.
authentieke
akte
opgemaakt
door
een
De kennisgeving houdt in dat de griffie van de Rechtbank een gerechtelijke brief (ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs) verstuurt. De kennisgeving kan gebeuren aan persoon, aan woonplaats, of voor personen die geen woonst noch verblijfplaats hebben in België in het buitenland. De dagvaarding is een akte die bedoeld is om een gerechtelijke vordering in te dienen en de verweerder hiervan op de hoogte te brengen. Het is een soort gerechtsdeurwaardersexploot dat verplicht enkele vermeldingen moet bevatten (datum en plaats van de betekening / naam, voornamen, beroep, woonplaats en hoedanigheid van de eiser / naam, voornamen, woonplaats en hoedanigheid van de gedaagde / omschrijving van de vordering: de ingeroepen feiten, de aanspraken / naam, voornaam en adres van het gerechtsdeurwaarderskantoor / identiteit van de rechter alsook plaats en uur van de zitting / naam, voornamen en hoedanigheid van de persoon aan wie het exploot werd overhandigd / gedetailleerde kostprijs van de akte / handtekening van de deurwaarder op het origineel en op de kopie).
De besluiten of conclusies zijn procedureakten die een schriftelijke uiteenzetting bevatten van de middelen en vorderingen die de partijen inroepen.
38 b. Termijn voor het indienen van een verzoekschrift ▫ Geschil inzake afdanking: De Arbeidsrechtbank moet worden gevat uiterlijk één jaar na de stopzetting van de arbeidsovereenkomst. ▫ Geschil inzake lonen: Het verzoekschrift moet worden ingediend binnen de 5 jaar na de datum van de kwestieuze betaling, in de mate dat de niet-betaling van loon kan worden beschouwd als een misdrijf dat strafrechtelijk kan worden vervolgd. c. Bijstand en vertegenwoordiging van de partijen In eerste aanleg kunnen de partijen zich laten vertegenwoordigen, maar ze zijn hiertoe niet verplicht. Desgevallend moet de vertegenwoordiger houder zijn van een behoorlijk mandaat (schriftelijke volmacht), behalve wanneer het gaat om een advocaat. d. Fasen van de procedure De griffier roept de partijen op via een aangetekende brief met ontvangstbewijs, waarin dag, uur en plaats van de zitting worden vermeld. Wanneer op de dag van de zitting: ▫ beide partijen aanwezig zijn: wordt er een latere datum bepaald voor de pleidooien (zaak uitgesteld op vaste datum of zaak verzonden naar de rol voor de partijen die besluiten wensen neer te leggen); ▫ één van beide partijen niet aanwezig is: wordt het vonnis bij verstek gewezen. (Cf. infra: “2.1 VERZET”) De Rechtbank geeft daarna kennis van het vonnis aan de partijen via een aangetekende brief.
2. DE VERHAALMIDDELEN 2.1 VERZET Tegen vonnissen gewezen bij verstek (waarbij één van de partijen niet is verschenen, niet heeft geconcludeerd of niet heeft gepleit) kan men verzet aantekenen bij de Rechtbank die de beslissing heeft uitgesproken. Deze laatste wordt gevat door gerechtsdeurwaardersexploot dat ter griffie moet worden neergelegd, in principe binnen de maand na de kennisgeving van het vonnis.
2.2 HOGER BEROEP Men kan hoger beroep instellen tegen het vonnis voor het Arbeidshof. Het Hof wordt gevat bij gerechtsdeurwaardersexploot, bij verzoek neergelegd ter griffie van de appelrechter, per 68 aangetekend schrijven gestuurd naar de griffie of door besluitvorming binnen de maand na het verstrijken van de termijn voor verzet (dus één maand na de kennisgeving van het vonnis in het geval van verstekvonnissen). Wie in Frankrijk woont krijgt extra 15 dagen om hoger beroep aan te tekenen. De partijen moeten verplicht vertegenwoordigd worden door een advocaat. De procedure wordt schriftelijk gevoerd en de kosten (behalve die van de raadsman) worden gedragen voor de verliezende partij.
68
Artikel 1056 van het Gerechtelijk Wetboek
39 Opmerking: Het hoger beroep is schorsend, d.w.z. dat het vonnis dat in eerste aanleg werd gewezen niet kan worden uitgevoerd tijdens de procedure in hoger beroep.
2.3 CASSATIE In laatste instantie kan men zich keren tegen een arrest voor het Hof van Cassatie binnen de 3 maand na betekening van het arrest of van het vonnis in laatste aanleg. Het Hof van Cassatie gaat de zaak niet nog een keer beoordelen, maar controleert of de wet correct werd toegepast. De voorziening in cassatie gebeurt door overhandiging aan de griffie van het Hof van Cassatie van een verzoekschrift dat desgevallend vooraf werd betekend aan de partij waartegen de voorziening is gericht. Wie in Frankrijk woont krijgt extra 15 dagen om een voorziening in cassatie in te dienen. De procedure verloopt schriftelijk en de partijen moeten verplicht worden vertegenwoordigd door een advocaat. De voorziening in cassatie is niet schorsend, wat impliceert dat de beslissing gewezen in hoger beroep wel kan worden uitgevoerd in de loop van de procedure De kosten voor de procedure worden gedragen door de verliezende partij.
3. DE PROCEDURE IN KORTGEDING Het gaat om een snelle procedure, gemotiveerd door een dringende noodzaak om enkele passende maatregelen te treffen: ► hetzij ter bewaring, ► hetzij om de beslissing ten gronde van de Arbeidsrechtbank te anticiperen, ► hetzij om een wachttoestand te creëren voor de betrokken partijen in afwachting van de beslissing van de Arbeidsrechtbank. Dankzij een procedure in kortgeding kan een werknemer of een werkgever snel bekomen dat een werkgever of een werknemer wordt veroordeeld tot het betalen van de verschuldigde sommen. Die procedure wordt bijvoorbeeld toegepast bij wanbetaling van lonen door een werkgever, voor opzeggingsvergoedingen, ... Het verzoekschrift wordt ingediend via dagvaarding of door vrijwillige verschijning en het geschil wordt beslecht door een alleenzetelende rechter (de voorzitter van de Arbeidsrechtbank) bijgestaan voor een griffier. Een verzoekschrift in kortgeding kan worden voorgelegd aan de rechter van de plaats waar de dringende maatregelen dienen te worden uitgevoerd (ook wanneer de grond van de zaak valt onder de rechterlijke orde van een ander land). Effect van een procedure in kortgeding: De beschikkingen in kortgeding hebben kracht van gewijsde, d.w.z. dat zij toepasselijk zijn zolang ze niet teniet zijn gedaan door middelen van verhaal in kortgeding OF door verval als resultaat van een definitieve beslissing van de rechter van de Arbeidsrechtbank. Middelen van hoger beroep: Verzet (niet schorsend) bij een vonnis bij verstek, 1 maand na de betekening van het vonnis. Hoger beroep (niet schorsend) bij gerechtsdeurwaardersexploot binnen de 15 dagen na kennisgeving.
40
Deel 2: Sociale zekerheid INLEIDING De grensarbeider is onderworpen aan het sociale zekerheidsstelsel volgens de regels die zijn vastgelegd in de verordening nr. 883/2004/CEE van 29 april 2004 houdende de coördinatie van de systemen voor sociale zekerheid en de toepassingsverordening n° 987/2009/CEE van 16 september 2009 dat het reglement nr. 1408/71/CEE van 14 juni 1971 vervangt, alsook het toepassingsreglement ervan nr.°574/72/CEE van 21 ma art 1972. Artikel 1 f) van het reglement 883/2004 houdt een definitie in van het begrip "grensarbeider": “de term “grensarbeider” betekent elke persoon die een betaalde of niet-betaalde activiteit uitoefent in een lidstaat en die in een andere lidstaat woont waarnaar hij in principe elke dag terugkeert of toch ten minste een maal per week”. Sociaal recht van toepassing op de Frans-Belgische werknemers: Volgens de verordening van 29 april 2004, is de werknemer sociaal verzekerd in het land waar hij werkt. De grensarbeider die in Frankrijk woont en in België werkt is dus onderworpen aan de Belgische wetgeving en zal in België sociale bijdragen betalen. Moet dus worden beschouwd als "grensarbeider" de loontrekkende werknemer die in België wordt tewerkgesteld en die alle dagen of minstens één keer per week naar Frankrijk terugkeert.
Er bestaan speciale regels in geval van pluriactiviteit die hierna niet worden uitgediept. De verordening 883/2004 bevat het principe van eenheid van de toepasselijke wetgeving. Een grensarbeider kan nooit tegelijkertijd aan verschillende sociale wetgevingen onderworpen zijn.
Ter info en bij wijze van voorbeeld, volgens verordening 883/2004 :
► de persoon die een activiteit in loondienst verricht op het grondgebied van 2 of meerdere lidstaten en die afhangt van verschillende werkgevers is onderworpen aan het sociale zekerheidsstelsel van de lidstaat waar hij woont.
41
I. DE BIJDRAGETARIEVEN De bijdragepercentages die per 1 januari 2012 in België gelden zijn:
Arbeiders (handarbeid)
Bedienden (hoofdarbeid)
in % van het brutoloon aan 108%
in % van het brutoloon aan 100%
Werkgever Werknemer Werkgever Werknemer GezondheidsZiekte- en zorgen invaliditeitsUitkeringen verzekering Pensioenen Werkloosheid Kinderbijslag Beroepsziekten Arbeidsongevallen Betaald educatief verlof Jaarlijkse vakantie Begeleidingsplan Werkloosheid (tijdelijk, ouderen) Bijdrage loonmatiging Kinderopvang
3,80 %
3,55 %
3,80 %
3,55 %
2,35 % 8,86% 1,46 % 7% 1% 0,30 % 0,05 % 24,77 % 0,05 % 0,10 % 7,48 % 0,05 %
1,15 % 7,50 % 0,87 % / / / / 13,07 / / / /
2,35 % 8,86 % 1,46 % 7% 1 % 0,30 % 0,05 % 24,77 0,05 % 0,10 % 7,48 % 0,05 %
1,15 % 7,50 % 0,87 % / / / / 13,07 / / / /
0,19 %
/
0,19 %
/
0,01 %
/
0,01 %
/
werkloosheid
0,20 %
/
0,20 %
/
- loonmatiging
0,01 %
/
0,01 %
/
38.97%
13,07%
32.97%
13,07%
10 werknemers of +
1,69 %
/
1,69 %
/
loonmatiging
0,09%
/
0,09%
/
40,66%
13,07%
34,66%
13,07%
20 werknemers of +
0,20 %
/
0,20 %
/
loonmatiging
0,01 %
/
0,01 %
/
40,67%
13,07%
34,67%
13,07%
- tussen 1 en 19 werknemers
Sluiting van - loonmatiging ondernemingen - tijdelijke Totaal voor bedrijven met 1 tot 9 werknemers
Bijdrage werkloosheid
Totaal voor bedrijven met 10 tot 19 werknemers
Sluiting van ondernemingen
Totaal voor bedrijven met 20 werknemers en meer
De inning van de sociale bijdragen van het stelsel van de werknemers in loondienst wordt verzorgd door de RSZ in het Vlaamse gewest en door de ONSS in het Waalse gewest. Daarna worden de bijdragen verdeeld over de verschillende beheersorganen.
42
II ZIEKTEVERZEKERING 1.BEGINSEL Inzake ziekteverzekering bestaan er twee soorten prestaties: -
De prestaties in natura: het gaat hier om de prestaties van de verzekering gezondheidszorgen (tandverzorging, medische kosten, hospitalisatie, geneesmiddelen, revalidatiekosten …).
-
De prestaties in contanten: het gaat hier om de prestaties van de verzekering uitkeringen, d.w.z. geldelijke uitkeringen die men krijgt bij een arbeidsongeschiktheid tijdens het eerste jaar.
Wat de prestaties in natura betreft kunnen de grensarbeider en zijn rechthebbenden zich laten verzorgen in Frankrijk OF in België (op voorwaarde dat zij de hierna opgesomde voorafgaande formaliteiten hebben vervuld). In dat geval heeft de verzekerde recht op de prestaties volgens de 69 wetgeving van het land waar de zorgen worden verstrekt . De prestaties in contanten, die verschuldigd zijn bij werkonderbreking wegens ziekte of ongeval niet van professionele oorsprong, worden gestort door de Belgische mutualiteit gekozen door de werknemer, ook op voorwaarde dat bepaalde hierna omschreven formaliteiten worden vervuld. De grensarbeiders die in de Elzas-Moezel wonen genieten van het lokale stelsel.
2. RECHT OP PRESTATIES IN NATURA 2.1. VOORAFGAANDE FORMALITEITEN a. België De Belgische werkgever moet, aan de hand van een "onmiddellijke aangifte van tewerkstelling" (Dimona) de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ voor het Vlaamse gewest, ONSS voor het Waalse gewest), alsook alle andere openbare instanties die over deze gegevens moeten beschikken, op de hoogte brengen van het begin en het einde van elke arbeidsrelatie met een werknemer in loondienst. Elke grensarbeider die een activiteit vervult als werknemer in loondienst (exclusief) in België moet, vóór hij zijn activiteit aanvangt, een organisme voor ziekte-invaliditeitsverzekering, een zogenaamd « ziekenfonds » of mutualiteit kiezen. Hij kan kiezen: ►voor ofwel één van de 5 privé-ziekenfondsen die vallen onder de Landsbond van de Ziekenfondsen: (Landsbond van de Liberale Ziekenfondsen, Landsbond van de Christelijke Ziekenfondsen, Landsbond van de Socialistische Ziekenfondsen, Landsbond van de Vrije Ziekenfondsen, Landsbond van de Neutrale Ziekenfondsen) ►voor ofwel één van de regionale kantoren van de Hulpkas voor Ziekte- en invaliditeitsverzekering (HZIV) Van de gekozen mutualiteit krijgt de werknemer een chipkaart of zogenaamde SIS-kaart (sociale identiteit), die 10 jaar geldig is en waarop men het identificatienummer bij de sociale zekerheid vindt (INSS) dat hem werd toegekend. b. Frankrijk De grensarbeider moet zich ook inschrijven bij de instelling van zijn woonplaats (CPAM van zijn woonplaats) om te kunnen genieten, voor zichzelf en voor zijn familieleden ten laste, van de prestaties in natura (gezondheidszorgen) in het land van woonst. 69
Art 17 en 18 van het reglement 883/2004
43 Deze inschrijving gebeurt aan de hand van het formulier S1 (voor hem en zijn gezinsleden die bij hem wonen in Frankrijk en ten zijner laste zijn of voor zijn gezinsleden die ten zijner laste zijn, maar wonen in een ander land dan Frankrijk). Deze formulieren worden uitgereikt door de grensarbeider gekozen Belgische ziekenfonds. De grensarbeider kan ook bij zijn Belgische ziekenfonds de Europese kaart van ziekteverzekering aanvragen. 2.2 PRESTATIES IN NATURA IN BELGIË a. Voorwaarde om recht te hebben op prestaties in natura In tegenstelling tot het Franse recht onderwerpt de Belgische wet het recht op prestaties aan geen enkele voorwaarde van arbeidstijd of inschrijving. De enige voorwaarde is dat de bijdragen die zijn bestemd voor de gezondheidszorgen werden betaald en dat zij werden geïnd op een minimumloon. Aanvang en duur van de tenlasteneming Aanvang: vanaf de aanvang van de ziekte Duur: onbeperkt Einde van de aansluiting: het recht blijft behouden tijdens een termijn die loopt tot uiterlijk het einde van het tweede kalenderjaar na de stopzetting van de aansluiting. Deze beschikking is ook van toepassing op de grensarbeiders die niet zijn gedekt in hun land van woonst. b. Keuze en betaling van de arts De verzekerde kiest vrij zijn arts die evenwel moet geconventioneerd zijn. Hij schiet de erelonen voor en wordt terugbetaald tegen het conventionele tarief. De zorgverstrekker bezorgt hem een attest dat moet worden voorgelegd aan het uitbetalende verzekeringsorganisme dat werd gekozen door de werknemer. We spreken hier dus van een terugbetalingssysteem a posteriori. Niet alle gezondheidsprestaties worden integraal terugbetaald. In principe blijft een deel ten laste van de verzekerde: dat is het remgeld, ook persoonlijk aandeel genoemd (dat geheel of gedeeltelijk kan worden gedekt door een Franse aanvullende verzekering). c. Farmaceutische producten Wat de terugbetaling van geneesmiddelen betreft die zijn voorgeschreven door een bevoegde persoon, speelt het systeem van de derde betaler: de verzekerde betaalt aan de zorgverstrekker alleen de kosten die te zijnen laste blijven (het remgeld). Alleen de geneesmiddelen die zijn opgenomen op een lijst die wordt bepaald bij Koninklijk Besluit zijn terug betaalbaar. De terugbetalingstarieven variëren in functie van hun sociaal en therapeutisch nut:
Terugbetalingstarief Levensnoodzakelijk geneesmiddel (code A op de verpakking) Belangrijk geneesmiddel (code B op de verpakking) Belangrijke geneesmiddelen (code B grote verpakking) Minder nuttig geneesmiddel (code C op de verpakking) Comfortgeneesmiddel (code CS op de verpakking) Geneesmiddel code CX op de verpakking Geneesmiddel code D op de verpakking (slaapmiddelen,
100 % (geen eigen bijdrage) 75 % (maximaal te betalen remgeld 11,30 €)
75 % (maximaal te betalen eigen bijdrage 14,10€) 50 % (maximaal te betalen remgeld 14,10 €)
40 % (zonder beperking van het te betalen remgeld
20 % (zonder beperking van het te betalen remgeld)
geen tussenkomst
44 pijnbestrijders, geneesmiddelen tegen migraine, vertigo, spataders, ...)
De terugbetalingen gebeuren ofwel rechtstreeks aan het loket van het ziekenfonds van de werknemer, ofwel via bankoverschrijving.
d. Hospitalisatie De techniek van de derde betaler is verplicht voor gezondheidszorgen die in een ziekenhuis worden verstrekt. De patiënt betaalt enkel zijn persoonlijk aandeel (het remgeld), alsook de eventuele supplementen en persoonlijke uitgaven. Het ziekenfonds van de patiënt zal aan het ziekenfonds rechtstreeks de zorgkosten betalen.
Terugbetalingstarief Hospitalisatie (in gemeenschappelijke kamer)
1
ste
dag
vanaf de 2
de
dag
100 % + forfaitaire persoonlijke bijdrage van de verzekerde van 41,41€ 100 % + forfaitaire persoonlijke bijdrage van de verzekerde van 14,14€ per dag
2.3 PRESTATIES IN NATURA IN FRANKRIJK – BEHANDELENDE GENEESHEER De grensarbeider, ingeschreven bij de CPAM van zijn woonplaats, in het bezit van het document S1 (oude formulier E106), krijgt een zogenaamde "carte Vitale". Sinds 1 juli 2005 moet de grensarbeider die gedomicilieerd is in Frankrijk en wenst te genieten van gezondheidszorgen in Frankrijk zich volledig inschrijven in het "parcours de soins" 70 (zorgparcours) en moet hij dus ook een behandelende arts kiezen . Wanneer hij het zorgparcours niet respecteert, wordt het remgeld ten laste van de zieke verhoogd: het terugbetalingstarief is dan lager en varieert naargelang de hoedanigheid van de dokter (generalist of specialist), maar ook naargelang de tariefovereenkomst tussen de artsen en de overheid. De raadpleging van de behandelende arts is enkel van toepassing op de zorgen verstrekt in Frankrijk.
3. RECHT OP UITKERINGEN De prestaties in contanten worden uitbetaald door de verzekering uitkeringen; het gaat hier om geldelijke uitkeringen die aan de werknemer worden betaald bij werkongeschiktheid van ten ste minste 66 % tijdens het 1 jaar. Dat eerste jaar ongeschiktheid wordt "primaire ongeschiktheid" genoemd. Op het einde van die periode kan de invaliditeit van de werknemer worden erkend. 3.1 FORMALITEITEN ■ Bij de werkgever: De werknemer in loondienst moet, de dag zelf dat hij werkonbekwaam wordt, via alle middelen (onder meer per telefoon) zijn werkgever of vertegenwoordiger verwittigen. De werknemer in loondienst moet aan zijn werkgever en per aangetekende brief met ontvangstbewijs, een werkonderbrekend medische attest bezorgen. Het medisch attest dient ook te worden bezorgd aan de arbeidsgeneesheer van de verzekeraar. De termijnen voor het bezorgen van dat document, onder voorbehoud van andersluidende collectieve of 70
Circulaire DSS/DACI/2005/275 van 27.05.2005.
45 individuele overeenkomst, bedraagt 2 werkdagen (alle dagen van de week behalve zondag en feestdagen). Wanneer de werknemer aan de werkgever geen werkonderbrekend medische attest voorlegt binnen de vastgelegde termijnen, houdt de sanctie het verlies in van het recht op gewaarborgd loon tot de dag dat het medische attest wordt voorgelegd.
■ Bij de CPAM De grensarbeider moet aan de CPAM, binnen de 48 uur na de aanvang van zijn werkonderbreking, een medisch attest van arbeidsongeschiktheid voorleggen dat hem wordt uitgereikt door zijn behandelende geneesheer. De CPAM maakt een formulier E 115 " Aanvraag om uitkeringen wegens arbeidsongeschiktheid", een formulier E 116 "Medisch verslag over de arbeidsongeschiktheid" op en stuurt alles met het medische attest naar het Belgische verzekeringsorganisme van de grensarbeider. De erkenning van de arbeidsongeschiktheid hangt altijd af van de adviserende arts van het Belgische ziekenfonds van de grensarbeider. Toch kan de adviserende arts de medewerking vragen van de CPAM voor eventuele controles. Deze formaliteit moet worden nageleefd in geval van verlenging van de arbeidsonderbreking door de arts. Wanneer de grensarbeider het werk hervat moet hij zijn Belgisch verzekeringsorganisme hiervan op de hoogte brengen. De Frans-Belgische overeenkomst, getekend op 4 juli 1984, wijkt af van artikel 27 van het reglement 987/2009 (artikel 18 van het reglement 574/72). Deze overeenkomst voorziet een vereenvoudiging van de toepasselijke procedure voor arbeidsongevallen van grensarbeiders die werken in Frankrijk en wonen in België. De grensarbeider kan sneller genieten van de geldelijke prestaties door zijn arbeidsongeschiktheid direct te melden aan de bevoegde instantie van het land waar hij is tewerkgesteld, zonder zich eerst te wenden tot het land waar hij woont. 3.2 DE UITKERINGEN De werknemer kan slechts genieten van prestaties in contanten wanneer hij het bewijs voorlegt van aansluiting bij een ziekteverzekering (Belgische of Franse of van een andere Lidstaat van de 71 EER) van minstens 6 maanden en minstens 120 arbeidsdagen (hypothese van een arbeidsstelsel van 6 dagen per week). Wanneer de werknemer daarvoor heeft gewerkt in een ander land, kan hij rekening laten houden met zijn vorige aansluitingsperiode aan de hand van het formulier E 104 dat hij kan krijgen bij de ziekteverzekeringkas van de plaats van zijn laatste werk. Bij ziekte of ongeval van niet-professionele oorsprong, moet de werkgever aanvankelijk (30 dagen) het loon van de werknemer in loondienst geheel of gedeeltelijk aanhouden: we spreken hier van het "gewaarborgd loon". Bij het verstrijken van die eerste periode komen de uitkeringen die worden betaald door het ziekenfonds wegens primaire ongeschiktheid in de plaats van het gewaarborgd loon. ■ Het gewaarborgd loon De uitbetaling van het gewaarborgd loon verschilt volgens het statuut van de werknemer: ►arbeiders: Behoudens andersluidende collectieve overeenkomst betaalt de werkgever de totaliteit van ste de het loon tijdens de eerste 7 dagen. Vanaf de 8 dag tot de 14 dag betaalt de werkgever de ste 85,88% van het normaal loon. Van de 15 dag tot de 30 dag betaalt de mutualiteit 60% van het begrensd normaal loon. De werkgever betaalt 25,88% van het begrensd normaal loon en 85,88% van het loon boven de begrenzing. Maar wanneer de arbeidsongeschiktheid minder lang duurt dan 14 kalenderdagen kunnen één of meerdere onbetaalde carentiedagen worden toegepast, in functie van de collectieve overeenkomsten. 71
Art. 203 van het KB van 03.07.1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994
46
►bedienden: ▫ Is de bediende houder van de AOD of een ABD [of een Overeenkomst gesloten voor een duidelijk omschreven werk] van meer dan 3 maanden, dan moet de werkgever hem gedurende 30 kalenderdagen het gewaarborgde loon uitbetalen. Dit loon is gelijk aan 100% van het normale loon. • ▫ Is de bediende in proefperiode of houder van een ABD (of een Overeenkomst gesloten voor een duidelijk omschreven werk) van minder dan 3 maanden, dan betaalt de werkgever hem integraal het loon voor de eerste 7 dagen en 86,93 % van het loon voor de volgende 7 dagen (behoudens andersluidende collectieve overeenkomst). De daaropvolgende 16 dagen betaalt het verzekeringsorganisme van de bediende de ziekte-uitkeringen uit waarop de werkgever een aanvulling betaalt.(26,93% van een brutoloon) Wanneer de ziekte echter minder lang dan 14 kalenderdagen duurt kunnen één of meerdere onbetaalde carentiedagen worden toegepast, in functie van de collectieve overeenkomsten. Wanneer de bediende ziek wordt tijdens de proefperiode en minder dan 1 maand anciënniteit heeft, is er geen recht op een gewaarborgd loon; hij krijgt in dat geval een onmiddellijke uitkering door zijn ziekenfonds, na aftrek van een carentiedag. ■ Uitbetaling van de prestaties door het ziekenfonds Na afloop van eerste 30 dagen arbeidsongeschiktheid, betaalt het ziekenfonds van de werknemer in loondienst hem uitkeringen voor primaire arbeidsongeschiktheid tijdens een maximale periode van één jaar en dit vanaf de datum van aanvang van de ongeschiktheid. maximumbedrag van de uitkeringen wegens primaire ongeschiktheid
uitkeringen wegens primaire ongeschiktheid volgens stelsel van 6 dagen/week de eerste 30 dagen (indien geen gewaarborgd loon)
met persoon ten laste
60 % van het verloren loon 60 % van het verloren loon 75,89€
Vanaf de ste 31 dag
zonder persoon ten laste en alleenstaand*
60 % van het verloren loon
gezin en samenwonend
55 % van het verloren loon
arbeidsongeschiktheid van 01/01/2009 tot 31/12/2010
75,89€ arbeidsongeschiktheid vanaf 1/01/2011
*alleenstaand: de werknemer die alleen woont en niemand ten laste heeft **de daguitkering voor het verloren loon in stelsel van 6 dagen/week wordt berekend voor een werknemer die een vast maandbedrag krijgt door het bedrag van het brutomaandloon te delen door 26. Voor een werknemer die per uur wordt betaald, wordt het dagloon bekomen door het uurtarief te vermenigvuldigen met het aantal werkuren/dag.
ste
de
Vanaf de 1 dag van de 7 maand arbeidsongeschiktheid zijn de minimumbedragen voor de de uitkeringen per 1 januari 2012 als volgt (vanaf de 7 maand geen minima): Met personen ten laste Regelmatige werknemer* Niet-regelmatige werknemer
52,28 € 40,29 €
Zonder personen ten laste alleenstaand samenwonend 41,83 €
35,87 € 30,22 €
47 * is regelmatige werknemer: de werknemer die beschikt over een gemiddeld dagloon van gelijk aan of hoger dan 52,8063 € berekend op basis van zijn beroepsloopbaan (per 1/01/2012 voor een werknemer van meer dan 20 jaar)
Na het verloop van 12 maanden primaire arbeidsongeschiktheid en wanneer de werknemer in loondienst zijn activiteit niet kan hervatten, moet hij in België een aanvraag indienen om te kunnen genieten van de uitkeringen wegens invaliditeit.
4. BIJZONDERE GEVALLEN 4.1 PENSIOENEN • Wanneer de werknemer in loondienst een activiteit heeft uitgeoefend als werknemer in loondienst zowel in Frankrijk als in België, en wanneer hij een rustpensioen krijgt in Frankrijk, zullen de prestaties op het vlak van de ziekteverzekering ten laste vallen van de CPAM van zijn woonplaats. • Wanneer de werknemer in loondienst een activiteit als werknemer in loondienst heeft uitgeoefend alleen in België, zijn de uitkeringen ten laste van België die aan de CPAM de kosten van de prestaties uitgekeerd aan de gepensioneerde zal terugbetalen. De Verordening (EG) 883/2004 introduceert verschillende maatregelen voor gepensioneerde grensarbeiders: ▪ zij kunnen genieten van medische kosten in de laatste Lidstaat waar ze waren tewerkgesteld op voorwaarde dat ze een behandeling voortzetten die in die Lidstaat werd opgestart ▪ de persoon die twee jaar lang tijdens de vijf jaar die voorafgingen aan zijn pensionering of invaliditeit grensarbeider was, kan zonder beperking blijven rekenen op de gezondheidszorgen in de laatste Lidstaat waar hij was tewerkgesteld, op voorwaarde dat de betrokken Lidstaten voor deze formule hebben geopteerd.
4.2 WERKLOZEN Een volledig werkloze grensarbeider geniet van de prestaties in natura en in contanten volgens de wetgeving van het land van woonst, als hij onderworpen was aan deze wetgeving tijdens zijn laatste tewerkstelling. Zo heeft een volledig werkloze grensarbeider die in Frankrijk woont recht op de prestaties van de Franse ziekteverzekering. Hij moet dus het zorgparcours volgen en een behandelende arts hebben.
48
III – MOEDERSCHAPSVERZEKERING W 14.07.1994 + KB 03.07.1996 + Verordening 16.04.1997
1. PRESTATIES IN NATURA De prestaties in natura (gezondheidszorgen) die tijdens de zwangerschap zijn verschuldigd worden uitbetaald in het kader van de zorgverzekering. De vrouwen die persoonlijk verzekerd zijn kunnen ervan genieten tegen dezelfde voorwaarden als de ziekteprestaties.
2. PRESTATIES IN CONTANTEN Vrouwen die persoonlijk zijn verzekerd door hun loontrekkende activiteit in België genieten van de geldelijke moederschapsuitkeringen. Het bedrag van de moederschapuitkering tijdens de eerste 30 rustdagen van het moederschap wordt bepaald op 82 % van het niet-geplafonneerde dagloon. ste Vanaf de 31 rustdag wordt de uitkering bepaald op 75 % van het geplafonneerde dagloon (maximum 94,87 €/dag vanaf 01/07/2012) Voorwaarde: de verzekerde kan slechts genieten van de prestaties in contanten wanneer zij bewijst te zijn aangesloten bij een ziekte-moederschapsverzekering (in België of in Frankrijk of in een andere Lidstaat van de Europese Economische Ruimte) sinds minstens 6 maanden en minstens 120 arbeidsdagen [stelsel van 6 dagen per week]. Indien de werknemer ervoor werkte in een ander land, kan hij rekening laten houden met zijn vorige perioden van aansluiting aan de hand van een formulier E 104 dat verkrijgbaar is bij de ziekte-moederschapsverzekering van de plaats van zijn laatste werk (in de toekomst wordt dit formulier vervangen door een S1-formulier. 72
Procedure : Het is aan te raden dat de loontrekkende haar werkgever informeert over haar zwangerschap door een geneeskundig getuigschrift aangetekend te versturen of het geneeskundig getuigschrift te overhandigen en hiervan een bewijs van ontvangst te vragen.; in het medisch attest dient de voorziene bevallingsdatum te worden vermeld; vanaf dat ogenblik geniet de loontrekkende een (relatieve) bescherming tegen ontslag en kan de werkgever verplicht worden haar arbeidsvoorwaarden aan te passen. De loontrekkende kan ook afwezig blijven voor de nodige prenatale medische onderzoeken. Om haar prenataal verlof te nemen moet de loontrekkende aan haar verzekeringsorganisme een medisch attest voorleggen met de voorziene bevallingsdatum. Uiterlijk 7 weken voor de vermoedelijke bevallingsdatum moet de loontrekkende aan haar werkgever een medisch attest voorleggen met de vermoedelijke bevallingsdatum. Duur van de uitkering: de geldelijke uitkeringen worden aan de verzekerde uitbetaald tijdens de hele periode van de moederschapsbescherming die als volgt wordt ingedeeld: ►het prenataal verlof: duurt 6 weken vóór de bevalling; de eerste 5 weken zijn facultatief en kunnen worden overgedragen naar het postnataal verlof. De 7 dagen die voorafgaan aan de voorziene bevallingsdatum moet de zwangere vrouw verplicht rusten, zonder mogelijkheid om ze over te dragen naar het postnataal verlof (onder meer in geval van premature geboorte).
72 72
Artikel 216 KB 3 juli 1996 Artikel 203 KB 3 juli 1996 72
KB van 02.05.1995 betreffende de bescherming van het moederschap
49 Bij een meervoudige geboorte (tweelingen, drielingen …), bedraagt de duur van het prenataal verlof 8 weken, waarbij de 7 dagen die voorafgaan aan de bevalling verplicht moeten worden opgenomen zonder mogelijkheid van overdracht naar het postnataal verlof. ►het postnataal verlof: duurt 9 weken plus eventueel de niet opgenomen weken van het prenataal verlof (met een beperking van 5 weken). De duur van het postnataal verlof kan dus maximum 14 weken bedragen. Bij een meervoudige geboorte kan de loontrekkende, bovenop de 9 weken plus de eventuele overdracht van de niet opgenomen weken prenataal verlof (met een beperking van 7), een verlenging van de periode vragen met maximum 2 weken. Bij meervoudige geboorten bedraagt de maximumduur van het postnataal verlof dus 18 weken. ►de periode waarin het nodig is, omwille van de zwangerschap of de borstvoeding, om de arbeidsomstandigheden aan te passen of, wanneer dat niet mogelijk is, de loontrekkende aan een andere werkpost toe te wijzen (of eventueel zelfs de arbeidsovereenkomst te schorsen).
3. HET VADERSCHAPSVERLOF73 De grensarbeider die in België loontrekkende is geniet een vaderschapsverlof van 10 dagen die hij naar believen kan opnemen binnen een periode van 4 maanden die volgen op de geboorte van het kind. De eerste 3 dagen behoudt de werkgever het loon. De volgende 7 dagen wordt de loontrekkende uitbetaald door zijn verzekeringsorganisme, beperkt tot 82 % van zijn geplafonneerd loon. Voorwaarde: de werknemer kan slechts genieten van de prestaties in contanten wanneer hij bewijst te zijn aangesloten bij een ziekteverzekering (in België of in Frankrijk of in een andere Lidstaat van de Europese Economische Ruimte) sinds minstens 6 maanden en minstens 120 arbeidsdagen [stelsel van 6 dagen per week] Formaliteiten: om van die uitkeringen te kunnen genieten moet de werknemer een aanvraag voor vaderschapsverlof indienen bij zijn verzekeringsorganisme, samen met een geboorteakte van het kind.
73
W 10.08.2001 betreffende de verzoening tussen de werkgelegenheid en de kwaliteit van het leven
50
IIIbis – OUDERSCHAPSVERLOF KB van 29 oktober 1997 met betrekking tot de invoering van het recht op ouderschapsverlof in het kader van een loopbaanonderbreking. Ouderschapsverlof is een specifieke vorm van volledige of gedeeltelijke loopbaanonderbreking waarbij de werknemer zijn activiteit tijdelijk kan onderbreken of verminderen om voor zijn jonge kind te zorgen. Er bestaan 3 soorten ouderschapsverlof: ► Voor voltijdse OF deeltijdse werknemers: ▫ volledige onderbreking tijdens een periode van maximum perioden van één maand)
4 maanden (opdeelbaar in
► Alleen voor voltijdse werknemers: ▫ beperking van de prestaties van de werknemer tot deeltijds werk tijdens een periode van maximum 8 maanden voor een loontrekkende die voltijds werkte (opdeelbaar in schijven van 2 maanden of een veelvoud daarvan), de ▫ beperking van de prestaties met 1/5 tijd tijdens maximum 20 maanden (opdeelbaar in schijven van 5 maanden of een veelvoud daarvan).
1. VOORWAARDEN Anciënniteit van de werknemer Zodra de werknemer een anciënniteit heeft van 12 maanden bij zijn werkgever tijdens de 15 maanden die voorafgaan aan de aanvraag is het ouderschapsverlof een recht (bij gebrek aan de vereiste anciënniteit gaat het om een mogelijkheid). De werkgever mag dit recht niet weigeren; hij kan hoogstens, in de maand die volgt op de schriftelijke aanvraag, het verlof uitstellen met maximum 6 maanden om redenen die te maken hebben met de goede werking van de dienst. Leeftijd van het kind Het recht op ouderschapsverlof kan worden toegekend zolang het kind geen 12 jaar is geworden ( 21 bij kinderen met een lichamelijke of mentale handicap van minstens 66 %). In geval van adoptie kan het recht op ouderschapsverlof worden toegekend tijdens een periode die loopt vanaf de inschrijving van het kind als lid van het gezin en vóór de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt.
2. FORMALITEITEN De werknemer die wenst te genieten van het ouderschapsverlof moet zijn werkgever hiervan per aangetekende brief met ontvangstbewijs, of door overhandiging van een brief aan de werkgever die een duplicaat tekent voor ontvangst, op de hoogte brengen minstens 2 maanden en ten hoogste 3 maanden op voorhand; hij moet ook het soort verlof bepalen dat hij wenst te genieten. Ook de vooropgestelde aanvang en einde van het verlof moeten worden meegedeeld. De werknemer moet bij de RVA ( de ONEM in het Waals gewest) een formulier C 61 Sv aanvragen of het downloaden via de website www.rva.fgov.be ; rubriek " Loopbaanonderbreking / Formulieren". Dit formulier dient per aangetekend schrijven teruggestuurd te worden aan het RVA-kantoor van de woonplaats van de werknemer of naar de dienst informatie over loopbaanonderbreking van de centrale administratie van de RVA, en ten laatste 2 maanden na de datum waarop de loopbaanonderbreking begon. De loontrekkende ontvangt dan een document C62 dat hem op de hoogte stelt van de beslissing van de RVA.
51 3. UITGEKEERDE FORFAITAIRE VERGOEDING Om de loonsvermindering te compenseren van een werknemer die wenst te genieten van het ouderschapsverlof, betaalt de RVA aan de werknemer een maandelijkse forfaitaire vergoeding. ■ Bedrag voor een volledige opschorting van de activiteit De werknemer die zijn activiteit volledig opschort geniet een maandelijkse forfaitaire vergoeding die door de RVA wordt uitbetaald. Het brutobedrag ervan is 771,33 €/maand (op 1 januari 2012) Voor deeltijdse werknemers wordt het uitgekeerde bedrag proportioneel berekend. ■ Bedrag bij een activiteitsvermindering met 1/2 of 1/5 Het bedrag van de vergoeding wordt bepaald door de leeftijd:
werknemer jonger dan 50
brutobedrag van de vergoeding voor een vermindering met 1/2
brutobedrag van de vergoeding voor een vermindering met 1/5
(index: 116,15 / per 01/01/2012)
(index: 116,15 / per 01/01/2012)
385,66 €/maand
130,83 €/maand
werknemer 654,17 €/maand 261,67 €/maand ouder dan 50 *175,94 €/maand voor personen die uitsluitend met een of meer kinderen ten laste samenwonen.
52
IV – DE KINDERBIJSLAG Bevoegde organismen: België: Kinderbijslagfonds waarbij de werkgever is aangesloten Frankrijk: Caisse d’allocations familiales – http://www.caf.fr
1. LAND DAT BEVOEGD IS VOOR DE UITBETALING VAN DE PRESTATIES 1.1 BEGINSEL De al dan niet loontrekkende werknemer die is onderworpen aan de wetgeving van een Lidstaat heeft recht, voor de leden van zijn gezin die op het grondgebied van een andere Lidstaat wonen, op de kinderbijslag voorzien in de wetgeving van de Lidstaat van tewerkstelling, als zouden zij woonachtig zijn in de betrokken Lidstaat (Artikel 67 van het reglement 883/2004). Een Franse grensarbeider die in België werkt heeft in principe recht op de Belgische kinderbijslag, op voorwaarde dat die bijslag exporteerbaar is. Exporteerbare prestaties: prestaties toegekend door België, met inbegrip van de gevallen van niet-woonst in die landen. Zij worden bepaald overeenkomstig de Belgische wetgeving en betaald door het kinderbijslagfonds waarbij de werkgever is aangesloten.
1.2 BEPERKING: ECHTGENOOT WERKT IN FRANKRIJK OF ONTVANGT ER EEN VERVANGINGSINKOMEN Wanneer de gezinsleden in Frankrijk wonen en de echtgenoot van de grensarbeider of een ander lid van het gezin in Frankrijk werkt of er een vervangingsinkomen geniet (b.v.: werkloosheid), kan er een recht op kinderbijslag in Frankrijk bestaan. In dat geval wordt het recht op Belgische kinderbijslag opgeschort. Maar wanneer het bedrag van de prestaties in België hoger is dan het bedrag uitgekeerd door het bevoegde Franse fonds, wordt het verschil tussen beide prestaties uitbetaald aan de verzekerde bovenop het Franse kindergeld. Voor de berekening van deze toeslag, het zogenaamde differentieel complement, houdt men rekening met de totaliteit van de gezinstoeslagen betaald door beide landen.
1.3. FORMALITEITEN OM TE KUNNEN GENIETEN VAN DE BELGISCHE KINDERBIJSLAG a. Uitbetaling van de totaliteit van de gezinstoelagen door België Stel: • u en uw echtgenoot werken in België, of • u werkt in België en u voedt uw kind(eren) alleen op De werkgever kiest het kinderbijslagfonds waarbij hij voor al zijn personeel wenst aan te sluiten. Wat u moet bezorgen aan het kinderbijslagfonds waarbij uw werkgever is aangesloten: • een formulier voor aanvraag van kinderbijslag – Formulier AA beschikbaar bij het kinderbijslagfonds waarbij uw werkgever is aangesloten
• een formulier E 401 « Aanvraag van gezinssamenstelling » in te vullen door de werknemer en zijn gemeentebestuur. • een formulier P12 « Gezins- en beroepssituatie ». • een Bankidentiteitsuittreksel (BIU). • een attest van betaling of niet-betaling van de Franse Caisse d’Allocations Familiales (CAF).
53 b. Betaling van het differentiële complement door België Als u werkt in België en uw echtgenoot werkt in Frankrijk of er een vervangingsinkomen krijgt (b.v.: werkloosheid), kunt u genieten van het differentiële complement. U moet de volgende documenten bezorgen aan het kinderbijslagfonds waarbij uw werkgever is aangesloten: • een formulier E 411 of een attest van jaarlijkse of halfjaarlijkse betaling van de Franse CAF. • een formulier voor aanvraag van kinderbijslag – Formulier AA beschikbaar bij het kinderbijslagfonds waarbij uw werkgever is aangesloten
• een formulier E 401 « Aanvraag van gezinssamenstelling » in te vullen door de werknemer en zijn gemeentebestuur. • een formulier P12 « Gezins- en beroepssituatie ». • een Bankidentiteitsuittreksel (BIU).
De formulieren E 401 en E 411 beschikbaar bij de CAF en bij het kinderbijslagfonds waarbij de Belgische werkgever is aangesloten.
2. EXPORTEERBARE GEZINSTOELAGEN UIT BELGIË De kinderbijslag wordt, zonder voorwaarden van inkomen, toegekend zodra een eerste kind ten laste is. De kinderbijslag bestaat uit: ►de basisbijslag die wordt toegekend voor elk kind, los van de leeftijd ►toeslagen bovenop de gewone prestaties ■ Bedrag van de basisbijslag (op 1 februari 2012) Het bedrag van de bijslag wordt bepaald door de rang die het kind waarvoor de bijslag wordt de de gevraagd inneemt; het 2 kind krijgt dus meer dan het eerste, het 3 kind en de volgende kinderen meer dan het tweede.
Bedrag van de maandelijkse basisbijslag per 01/02/2012 [index 116,15] (bedragen geïndexeerd op de gezondheidsindex) ste
1
kind
88,51 €
2 kind
163,77 €
de de
3 kind en elk van de volgende
244,52 €
De bijslag is verschuldigd de maand die volgt op de geboortemaand van het kind. Tot 31 augustus van het jaar van zijn achttiende verjaardag, behoudt het kind het recht op kinderbijslag, ongeacht zijn school- of beroepstoestand. Voor gehandicapte kinderen wordt het recht behouden tot 21 jaar en voor studenten tot 24 jaar.
■ De leeftijd toeslagen De basiskinderbijslag die voor elk kind wordt toegekend wordt vermeerderd met een leeftijdtoeslag in functie van hun rang: ►Voor het EERSTE KIND (niet-gehandicapt)
54
Maandelijks bedrag van de toeslag kind geboren VÓÓR 1 januari 1991 Kind geboren tussen 1 vanaf 18 jaar 33,03 € januari 1985 en 31 december 1990 Kind geboren tussen 1 januari 1981 en 31 46,42 € december 1984 kind geboren NA 1 december 1990 Kind van 6 tot 11 jaar inbegrepen
15,42 €
Kind van 12 tot 17 jaar inbegrepen
23,48 €
Kind van 18 tot 24 jaar inbegrepen
27,06 € Spilindex: 110,51 per 01/02/2012
►Voor de ANDERE KINDEREN (ook alle gehandicapte kinderen):
Kind van 6 tot 11 inbegrepen
Maandelijks bedrag van de toeslag 30,75 €
Kind van 12 tot 17 jaar inbegrepen
46,98 €
Kind van 18 tot 24 jaar inbegrepen Spilindex: 110,51 per 01/02/2012
59,74 €
■ De toeslagen voor kinderen van een invalide werknemer:
er
voor het 1 kind
Maandelijks bedrag van de toeslag 96,94 €
de
27,93 €
de
4,90 €
voor het 2 kind voor het 3 kind en de volgende Spilindex: 110,51 per 1/07/2012
■ De verhogingen toegekend voor een handicap van een kind van jonger dan 21 jaar Maandelijks bedrag van de verhogingen Kinderen geboren uiterlijk op 1 januari 1996 met een geestelijke of lichamelijke handicap van minstens s 66 % (volgens de Belgische wetgeving) van 0 tot 3 zelfredzaamheidpunten 398,18 € van 4 tot 6 zelfredzaamheidpunten 435,87 € van 7 tot 9 zelfredzaamheidpunten 465,94 € Kinderen geboren na 1 januari 1996 en aangetast door een aandoening die voor het kind gevolgen heeft op het vlak van de lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid of op het vlak van
55 de activiteit of op zijn gezinsomgeving (systeem dat sinds 1 mei 2009 uitgebreid werd tot kinderen geboren vóór 1993)
ste
ten minste 4 punten in de 1 kolom en minder dan 6 punten in de drie kolommen 6 - 8 punten in de drie kolommen en minder dan ste 4 punten in de 1 kolom 6 - 8 punten in de drie kolommen en ten minste 4 ste punten in de 1 kolom 9 - 11 punten in de drie kolommen en minder dan ste 4 punten in de 1 kolom 9 - 11 punten in de drie kolommen en ten minste ste 4 punten in de 1 kolom 12 - 14 punten in de drie kolommen 15 - 17 punten in de drie kolommen 18 - 20 punten in de drie kolommen + 20 punten in de drie kolommen
77,62 € 103,37 € 398,18 € 241,22 € 398,18 € 398,18 € 452,76 € 485,10 € 517,44 €
Spilindex : 110,51 per 01/02/2012
3. DE GEZINSTOELAGEN IN FRANKRIJK 3.1 L’ACCUEIL DU JEUNE ENFANT (opvang van het jonge kind) De "prestation d’accueil du jeune enfant" (Paje) is in de plaats gekomen van alle prestaties die gekoppeld zijn aan de jonge kinderjaren.
- Premie bij geboorte of adoptie - Basisuitkering - Bijvoegsel inzake vrije keuze van oppaswijze - Bijvoegsel inzake vrije keuze van activiteit
-
}
= Paje
toeslag voor het jonge kind adoptietoeslag, steun aan het gezin voor de tewerkstelling van moederhulp , toeslag voor kinderopvang thuis, opvoedingstoeslag voor de ouders
Indien uw kind geboren is of nog geboren moet worden, geadopteerd of opgevangen met het oog op adoptie na 1 januari 2004, ontvangt u een unieke prestatie : la Prestation d’accueil du jeune enfant (Paje) Deze omvat :
■ Een geboortepremie of adoptiepremie Voorwaarden: •
U voldoet aan de algemene voorwaarden om te genieten van de gezinstoeslagen.
}
56 • •
•
U hebt aangifte gedaan van uw zwangerschap binnen de eerste 14 weken bij het Caf en aan het Cpam. U moet één (of meerdere) kind(eren) jonger dan 20 jaar oud adopteren of ontvangen met het oog op adoptie en de adoptie dient te verlopen via de tussenkomst van de sociale jeugddienst, een organisatie bevoegd voor adoptie of een bevoegde buitenlandse instantie. Uw inkomsten van het jaar 2010 mogen het op u van toepassing zijnde inkomensplafond niet overstijgen (zie tabel). Inkomensplafond 2010
Kinderen ten laste (geboren
Koppels met één enkel
Alleenstaande ouders of
of ongeboren)
inkomen
koppels met 2 inkomens
1
34.103 €
45.068 €
2
40.924 €
51.889 €
3
49.109 €
60.074 €
Per extra kind
8.185 €
8.185 €
Om te kunnen genieten van de geboortepremie dient de zwangerschap binnen de eerste 14 weken te worden aangegeven bij de CAF (kas voor gezinstoelagen) en de CPAM (hoofdkas voor ziekteverzekering). Om te kunnen genieten van de adoptiepremie moet het kind jonger zijn dan 20 jaar.
Procedure - indien u al geniet van een tussenkomst : moet u zich aanbieden bij de CAF met een attest van zwangerschap of aanvraag tot adoptie - indien u nog niet geniet van een tussenkomst : moet u een formulier bezorgen met gezinssituatie alsook een aangifte van inkomsten
Premiebedragen (tot 31/12/2010): • U zal in de loop van de 7 maand zwangerschap een bedrag van 912,12 euro ontvangen of evenveel keer deze som als het aantal kinderen dat zal geboren worden (tweeling, drieling, of meer). • Voor de geadopteerde kinderen of de kinderen ontvangen met het oog op adoptie, bedraagt het premiebedrag 1.824,25 euro. de
■ Een basisuitkering Voorwaarden • Het kind moet zich aanbieden voor 3 doktersbezoeken (in de loop van de eerste 8 dagen, van de 9° tot de 10° maand en van de 24° t ot de 25° maand). • U voldoet aan de algemene voorwaarden om te genieten van gezinsuitkeringen. • Uw kind is minder dan 3 jaar oud. • U heeft een kind van minder dan 20 jaar oud geadopteerd. • Uw inkomsten van het jaar 2010 overschrijden een zeker inkomensplafond niet (identiek aan dat van de toepassing voor de geboorte- of adoptiepremie). Procedure -Geboorte : Aan de CAF te bezorgen : een copie van het trouwboekje of een copie van het geboorteuittreksel -Adoptie : Deze wordt automatisch gestort indien u geniet van een geboorte- of adoptiepremie
57
Bedrag van de basisuitkering (tot 31/12/2010) Deze bedraagt 182,43 € per maand per gezin Duur van de uitkering Bij een geboorte wordt deze uitkering betaald in de loop van de maand van de geboorte van het de kind tot de maand voorafgaand aan zijn 3 geboortejaar. In het geval van een adoptie wordt de uitkering betaald vanaf de dag van aankomst in het gezin of van de uitspraak van toekenning van de adoptie en dit gedurende 3 jaar (binnen de grens van de leeftijd van 20 jaar)
■ Een toeslag volgens de vrije keuze van opvang •
Voorwaarden Een erkende moederhulp of een kinderopvang thuis of een onderneming of vereniging die kinderverzorgsters tewerkstelt of een micro-crèche past op uw kinderen die jonger zijn dan 6 jaar.
•
U voldoet aan de algemene voorwaarden om te genieten van gezinsuitkeringen.
•
Uw professionele activiteit verschaft u een maandelijks inkomen van minimum 399 euro indien u alleenstaande bent, 798 euro indien u gehuwd of samenwonend bent. Indien u niet loontrekkende bent of onder het VRP-statuut ressorteert moet u tot dusver uw sociale bijdragen ouderdomsverzekering betaald hebben.
•
Indien u beroep doet op een erkende moederhulp, mag haar brutoloon per dag en per kind 47 euro (bedrag van toepassing sinds 1 juli 2012) niet overstijgen.
•
Indien u beroep doet op een kinderopvang thuis of een onderneming of vereniging die kinderverzorgsters tewerkstelt of een micro-crèche dan moet de kinderopvang minstens 16 uren per maand bedragen. Procedure U moet een formulier invullen voor aanvraag van een complement volgens vrije keuze van opvang "demande de complement de libre choix du mode de garde" dat u kunt krijgen bij uw CAF of downloaden op het internet: www.caf.fr ; rubriek “Les Formulaires”. Bedrag van het complement (tot 31/12/2010) In geval van een directe tewerkstelling van een moederhulp of kinderopvang thuis, neemt uw Caf het volgende ten laste:
•
Een deel van de vergoeding uitbetaald aan de moederhulp/kinderopvang thuis: deze gedeeltelijke tussenkomst is afhankelijk van uw inkomsten, van het aantal kinderen en hun leeftijd. Een minimum van 15% van de vergoeding blijft ten uwen laste. inkomensplafond Aantal kinderen ten laste: 1 2 3 >3
Inkomsten lager dan: 20.281 € 23.350 € 27.033 € +3.683 €
Inkomsten niet hoger dan: 45.068 € 51.889 € 60.074 € +8.185 €
Inkomsten hoger dan: 45.068 € 51.889 € 60.074 € +8.185 €
58
• • • • •
■ Een toeslag volgens de vrije keuze van activiteit Voorwaarden U voldoet aan de algemene voorwaarden om recht te hebben op gezinsuitkeringen. Uw kind is minder dan 3 jaar oud. U heeft een kind van minder dan 20 jaar oud geadopteerd. Indien u gestopt bent met werken of deeltijds werkt, of indien u een VRP-statuut heeft of niet loontrekkende bent, dan moet u voldoen aan een inkomstenvoorwaarde. Bij een eerste kind moet u voor minstens 8 trimesters over de laatste 2 jaar ouderdomsbijdragen kunnen aantonen. Voor een tweede kind gaat het om 8 trimesters over de laatste 4 jaar en voor een derde kind om 8 trimesters over de laatste 5 jaar. Worden aanzien als arbeidstijd: werkonderbrekingen wegens ziekte, betaald moederschapsverlof, betaalde professionele vorming, betaalde periodes van werkloosheid ( behalve voor het eerste kind), periodes waarvoor de toeslag volgens de vrije keuze van activiteit werd ontvangen. Procedure U moet een formulier de « Demande de Paje complément de libre choix d’activité » (aanvraag van Paje toeslag vrije keuze van activiteit) invullen dat u kunt krijgen bij uw CAF of downloaden op het internet: www.caf.fr ; rubriek “Les Formulaires”. Bedrag van het complement Het bedrag van het complement hangt af van uw toestand:
• • • •
In geval van volledige stopzetting van activiteit: 383,59 euro per maand en 566,01 euro per maand indien u de basisbijslag niet ontvangt. In geval van deeltijdse arbeid: 247,98 euro per maand indien u halftijds of minder werkt en 430,40 euro per maand indien u de basisbijslag niet ontvangt; 143,05 euro per maand indien uw tewerkstellingsgraad tussen de 50% en 80% ligt en 325,47 euro per maand indien u de basisbijslag niet ontvangt. Duur Voor een kind ten laste: maximaal 6 maanden te rekenen vanaf de maand waarin u de dagelijkse moederschaps- of vaderschapsuitkeringen/adoptieuitkering/ziekteuitkering ontvangt, of bij gebreke daaraan, vanaf de geboorte. Voor twee of meer kinderen ten laste: tot de maand voorafgaandelijk aan de derde verjaardag van het laatste kind, indien de toekenningsvoorwaarden vervuld blijven. In geval van adoptie gelden andere termijnen. Informeer u bij uw Caf.
Een optionele toeslag volgens de vrije keuze van activiteit (Colca) De optionele toeslag volgens de vrije keuze van activiteit is de toeslag van een hoger bedrag dan de toeslag volgens de vrije keuze van activiteit aan vol tarief, toegekend voor een kortere periode.
• •
• • •
Voorwaarden U bent gestopt met werken en u heeft minstens drie kinderen ten laste; De keuze tussen de gewone toeslag en de optionele toeslag is definitief. U kunt geen afstand doen van de optionele toeslag om opnieuw te genieten van de gewone toeslag aan vol tarief of aan gedeeltelijk tarief voor eenzelfde kind. Bedrag en duur Bedrag van de optionele toeslag indien u de basisbijslag niet ontvangt: 809,42 euro, 626,99 euro indien u de basisbijslag wel ontvangt. Toegekend tot aan de eerste verjaardag van het kind, of, in geval van adoptie, gedurende een periode van maximaal 12 maanden te rekenen vanaf de adoptie. Indien u daguitkeringen ontvangt (in het kader van moederschap, vaderschap, ziekte, ...) en indien u aan alle voorwaarden voldoet, zal u de optionele toeslag ontvangen vanaf de
59 maand waarin u deze daguitkeringen niet langen ontvangt. De optionele toeslag is bijgevolg niet cumuleerbaar met deze uitkeringen. 3.2 HET GEZIN a. Gezinsbijslag U ontvangt automatisch gezinsbijslag vanaf het tweede kind ten laste. • •
Voorwaarden U voldoet aan de algemene voorwaarden voor het recht op gezinsuitkeringen. U heeft ten minste 2 kinderen ten laste van minder dan 20 jaar oud. U heeft recht op gezinsbijslag ongeacht uw familiale situatie en het bedrag van uw inkomsten.
• • • -
-
Bedrag Het maandelijks bedrag van de gezinsbijslag varieert naargelang het aantal kinderen ten laste: 2 kinderen: 127,05 euro; 3 kinderen: 289,82 euro; 4 kinderen: 452,59 euro; per bijkomend kind: +162,78 euro. Bovendien verhoogt het bedrag van de gezinsbijslag naargelang de kinderen ouder worden. Voor kinderen geboren na 30 april 1997: Wanneer het kind de leeftijd van 14 bereikt, ontvangt u bovenop het basisbedrag van de gezinsbijslag voor dat kind een maandelijkse verhoging van 63,53 euro vanaf de maand die volgt op zijn verjaardag. Voor kinderen geboren voor 1 mei 1997: Tussen de leeftijd van 11 en 16 jaar ontvangt u voor het kind, bovenop basishet bedrag van de gezinsbijslag, een maandelijkse verhoging van 35,74 euro vanaf de maand die volgt op de verjaardag. de Deze maandelijkse toeslag stijgt naar 63,53 euro vanaf de maand volgend op de 16 verjaardag. Belangrijk Indien u slechts 2 kinderen ten laste heeft, ontvangt u geen verhoging voor de eerstgeborene. Duur De gezinsbijslag wordt toegekend vanaf de maand volgend op de geboortemaand of de de ontvangst van een 2 kind en, vervolgens van een derde kind, etc. Indien u niet langer meer dan één kind of geen kind ten laste heeft, wordt de gezinstoeslag niet meer toegekend vanaf het einde van de maand voorafgaandelijk aan deze verandering van de situatie.
Praktisch U hoeft de gezinsbijslag niet zelf aan te vragen. De gezinsbijslag wordt automatisch toegekend zodra er een tweede kind ten laste is op voorwaarde dat u de Caf op de hoogte hebt gebracht van de komst van een nieuw kind. Als u nog niet eerder gezinsbijslag hebt genoten, moet u een aantal formulieren vervolledigen en bezorgen aan de Caf. De gezinsbijslag is cumuleerbaar met alle andere uitkeringen.
60 b. Het gezinscomplement Indien u minstens drie kinderen heeft, heeft u mogelijks recht op een aanvulling vanaf de maand volgend op de derde verjaardag, van het derde, vierde, etc. kind. Voorwaarden • U voldoet aan de algemene voorwaarden voor de toekenning van gezinsuitkeringen. • U heeft ten minste drie kinderen ten laste, allen minstens drie jaar oud en jonger dan 21 jaar oud. • Uw inkomsten van het jaar 2010 overstijgen het inkomensplafond dat met uw situatie overeenstemt niet (zie tabel hieronder). Het plafond is hoger: wanneer u alleen woont; of wanneer u gehuwd/samenwonend bent en uw partner en u elk beschikken over een beroepsinkomen van minstens 4.708 euro per maand (in het jaar 2010).
Aantal kinderen ten laste
Inkomensplafond 2010 Koppels met één beroepsinkomen
3 4 Per bijkomend kind
35.848 € 41823 € 5975 €
Alleenstaanden of koppels met twee beroepsinkomens 43.853 € 49.828 € 5.975 €
Bedrag Indien u minstens 3 kinderen ten laste heeft, ontvangt u maandelijks 165,35 euro. Indien uw inkomsten slechts in geringe mate het plafond overschrijden ontvangt u een verminderde toeslag. Duur Het gezinscomplement is verschuldigd vanaf de derde verjaardag van uw jongste kind. De uitkering neemt een einde: vanaf het moment dat u minder dan drie kinderen van minstens drie jaar oud ten laste heeft; vanaf het moment dat u een kind van minder dan drie jaar oud ten laste heeft; vanaf het moment dat u de basisbijslag geniet of de toeslag volgens de vrije keuze van activiteit voor een nieuwgeboren kind. Uw andere rechten De toekenning van het gezinscomplement kan u, onder bepaalde voorwaarden, toelaten gratis aangesloten te zijn bij de ouderdomsverzekering. Praktisch U dient het gezinscomplement niet aan te vragen. De Caf keert het u automatisch uit wanneer u aan de toekenningsvoorwaarden voldoet. De gezinstoeslag wordt uitgekeerd om een kind op te voeden dat door één ouder of beide ouders niet opgevangen wordt. Toepassingsgevallen: • U voldoet aan de algemene voorwaarden voor het recht op gezinsuitkeringen. • U heeft minstens één kind ten laste: en u bent zijn moeder of vader en u bent alleenstaand; en u vangt dit kind op in uw gezin dus u heeft recht op de gezinstoeslag zelfs indien u samenwonend en/of gehuwd bent. • Indien het kind geen vader of moeder heeft, of indien de andere ouder het kind niet erkend heeft, heeft u automatisch recht op de gezinstoeslag. • Indien de andere ouder gedurende minstens twee voorafgaande maanden niet langer heeft bijgedragen in het onderhoud van het kind, heeft u tijdelijk recht op de gezinstoeslag onder de volgende voorwaarden:
61 Indien de andere ouder in de onmogelijkheid verkeerd om aan zijn onderhoudsverplichting te voldoen, dient u contact op te nemen met uw Caf om te weten of uw situatie recht opent op het ontvangen van de gezinstoelsag. Indien de andere ouder zich niet onttrekt aan zijn onderhoudsverplichting, zal de gezinstoeslag toegekend worden gedurende 4 maanden. Al naargelang uw situatie, zal u de volgende 4 maanden, wil u na de eerste 4 maanden uw recht op de gezinstoeslag behouden: een vordering moeten instellen bij de familierechter van uw woonplaats, teneinde een alimentatie te verzekeren indien u niet in het bezit bent van enige rechterlijke beslissing; een vordering moeten instellen tot herziening van de beslissing voor dezelfde rechter, indien u in het bezit bent van een rechterlijke beslissing die geen recht op alimentatie toekent; een familiale bemiddelen moeten aanvatten om de verplichting tot alimentatie te bespreken. • Indien de andere ouder zich totaal of gedeeltelijk onttrekt aan zijn verplichting tot betalen van alimentatie, die werd opgelegd door een rechterlijke beslissing, zal uw Caf in uw plaats en voor uw rekening handelen teneinde het opnieuw verkrijgen van de alimentatie. De gezinstoeslag zal u toegekend worden bij wijze van voorschot. Bedrag • 89,34 euro per kind ten laste indien u uw kind(eren) alleen opvoedt; • 119,11 euro per kind ten laste indien u een kind dat door géén van zijn/haar beide ouders opgevoed wordt, in uw gezin opvangt. Procedure U kan de nodige formulieren die aan uw Caf dienen te worden bezorgd online vinden. Praktisch • Indien u geen recht hebt op de gezinstoeslag bij wijze van voorschot (bijvoorbeeld omdat u samenwonend/gehuwd bent), kan uw Caf u eveneens helpen om niet-betaalde alimentatie toch nog te verkrijgen, op voorwaarde dat: de alimentatie verschuldigd was voor één of meerdere minderjarige kinderen op het moment van de aanvraag; u reeds zonder succes een burgerlijke vordering heeft ingesteld teneinde de nietbetaalde alimentatie te recupereren. • De gezinstoeslag wordt ingetrokken in geval van huwelijk, samenwonen of het afsluiten van een PACS, behalve indien de partner die het kind mede opvangt niet de vader of de moeder van het kind is. c. Allocation de soutien familial (toeslag voor gezinshulp) De toeslag voor gezinshulp wordt uitgekeerd voor de opvoeding van een kind dat door één ouder of beide ouders niet opgevangen wordt. Toepassingsgevallen: • U voldoet aan de algemene voorwaarden voor het recht op gezinsuitkeringen. • U heeft minstens één kind ten laste: o Ofwel bent u de moeder of vader en bent u alleenstaand; o Ofwel vangt u dit kind op en heeft u bijgevolg recht op de toeslag voor gezinshulp ook al bent u niet alleenstaand. • Indien het kind geen vader en/of moeder heeft, of indien de andere ouder het kind niet erkend heeft, heeft u automatisch recht op de toeslag voor gezinshulp. • Indien de andere ouder gedurende minstens twee opeenvolgende maanden niet langer heeft bijgedragen in het onderhoud van het kind, heeft u tijdelijk recht op de toeslag voor gezinshulp onder de volgende voorwaarden: o Indien de andere ouder in de onmogelijkheid verkeerd om aan zijn onderhoudsverplichting te voldoen, dient u contact op te nemen met uw Caf om te weten of uw situatie recht opent op het ontvangen van de toeslag voor gezinshulp.
62 Indien de andere ouder zich onttrekt aan zijn onderhoudsverplichting, zal de gezinstoeslag toegekend worden gedurende 4 maanden. Al naargelang uw situatie, zal u om toeslag voor gezinshulp te behouden na deze eerste periode van 4 maanden binnen de vier maanden: een vordering moeten instellen bij de familierechter van uw woonplaats, teneinde u van een alimentatie te verzekeren indien u niet in het bezit bent van enige rechterlijke beslissing; een vordering moeten instellen tot herziening van de beslissing voor dezelfde rechter, indien u in het bezit bent van een rechterlijke beslissing die geen recht op alimentatie toekent; een familiale bemiddeling moeten aanvatten om de verplichting tot alimentatie te bespreken. • Indien de andere ouder zich totaal of gedeeltelijk onttrekt aan zijn verplichting tot betalen van alimentatie, zoals opgelegd door een rechterlijke beslissing, zal uw Caf in uw plaats en voor uw rekening handelen teneinde het opnieuw verkrijgen van de alimentatie. De toeslag voor gezinshulp zal u toegekend worden bij wijze van voorschot. o
Bedrag • 89,34 euro per kind ten laste indien u uw kind alleen opvoedt; • 119,11 euro per kind ten laste indien u een kind dat door géén van zijn/haar beide ouders opgevoed wordt, in uw gezin opvangt. Procedure U vindt de nodige aanvraagformulieren online op de site van uw Caf onder de rubriek “les formulaires”. Praktisch • Indien u geen recht heeft op de toeslag voor gezinshulp bij wijze van voorschot op alimentatie (bijvoorbeeld omdat u niet alleenstaand bent), kan uw Caf u eveneens helpen om niet-betaalde alimentatie toch nog te verkrijgen, op voorwaarde dat: o de alimentatie verschuldigd was voor één of meerdere minderjarige kinderen op het moment van de aanvraag; o u reeds zonder succes een burgerlijke vordering heeft ingesteld teneinde de niet-betaalde alimentatie te recupereren. • De gezinstoeslag wordt ingetrokken in geval van huwelijk, hertrouwen, samenwonen of het afsluiten van een PACS, behalve indien de partner die het kind opvangt niet de vader of de moeder van het kind is.
3.3 HET ONDERWIJS a. L’allocation de rentrée scolaire (schoolstarttoelage) De schoolstarttoelage helpt u om de kost van de start van het schooljaar van uw kinderen tussen 6 en 18 jaar oud te dragen. Voorwaarden • U moet voldoen aan de algemene voorwaarden voor het recht op gezinsuitkeringen. • U heeft één of meer schoolgaande kinderen,studenten of leerlingen tussen de 6 en 18 jaar oud ten laste. Voor het schooljaar 2012-2013, wordt de schoolstarttoelage uitgekeerd voor elk schoolgaand kind geboren tussen 16 september 1994 en 31 december 2006, en voor elk jonger kind dat al ingeschreven werd. Kinderen ingeschreven in het kleuteronderwijs openen geen recht op de schoolstarttoelage. • Uw inkomsten van het jaar 2010 overstijgen een zeker plafond niet: Inkomstenplafond 2010 Aantal kinderen ten laste 1
Plafond 23.200 €
63 2 3 Per bijkomend kind
28.554 € 33.908 € 5.354 €
Bedrag Het bedrag van de schoolstarttoelage hangt af van de leeftijd van het kind. Leeftijd 6-10 (1) 11-14 (2) 15-18 (3) (1)
(2) (3)
Bedrag 356,20 € 375,85 € 388,87 €
Voor het kind dat de leeftijd van 6 jaar bereikt voor 1 januari volgend op de aanvang van het schooljaar en die nog geen 11 jaar is op 31 december van het betreffende schooljaar en voor het kind dat jonger is maar al ingeschreven werd. Voor het kind dat de leeftijd van 11 jaar heeft bereikt op 31 december van het betreffende schooljaar en dat nog geen 15 jaar is op diezelfde datum. Voor het kind dat de leeftijd van 15 jaar heeft bereikt op 31 december van het betreffende schooljaar en dat nog geen 18 jaar is op 15 september van het jaar van de aanvang van het schooljaar.
Datum van betaling De schoolstarttoelage wordt betaald op het einde van de maand augustus, behalve voor jongeren tussen 16 en 18 jaar. • • • •
Praktisch Indien u nog geen toeslag ontvangt moet u een dossier invullen en dit versturen naar de Caf. Indien u al toeslagen ontvangt, dan wordt de schoolstarttoelage automatisch uitbetaald voor uw kinderen tussen 6 en 16 jaar oud. Voor de kinderen tussen 16 en 18 jaar oud (geboren tussen 16 september 1994 en31 december 1996), ontvangt u de schoolstarttoelage zodra u de nodige schoolattesten hebt bezorgd aan de Caf. Als uw kind werd geboren na 31 december en al ingeschreven werd dan moet u de Caf de nodige schoolattesten bezorgen. b. Schooltoelage voor een mindervalide kind De schooltoelage voor een mindervalide kind helpt u in de opvoeding en de zorgen voor een gehandicapt kind. Ze vervangt de speciale schooltoelage. Voorwaarden U voldoet aan de algemene voorwaarden om te genieten van gezinsuitkeringen. U heeft een gehandicapt kind van minder dan 20 jaar oud ten laste. Uw recht hangt af van het percentage van handelingsonbekwaamheid van het kind. Dit percentage is vastgesteld door de Commissie van de rechten en de autonomie van gehandicapte personen. Deze commissie spreekt zich eveneens uit over de toekenning van de toelage, aanvullingen en de duur van de uitkeringen.
• • •
U heeft recht op de toelage indien uw kind : minstens 80% handelingsonbekwaam is of tussen de 50% en 79% handelingsonbekwaam is en indien het regelmatig verblijft in een gespecialiseerde instelling of indien zijn staat de hulp van een speciale opvoedingsdienst of thuiszorg vereist niet in een instelling verblijft waarvoor de kosten ten laste van de Ziekteverzekering, de Staat, of sociale hulp genomen worden. Bedrag * Het basisbedrag van de toelage bedraagt 127,68 euro per maand * Dat bedrag kan verhoogd worden met een aanvulling toegekend door de commissie waarvan het bedrag varieert in functie van verschillende factoren : uw eventuele stopzetting van professionele activiteiten (geheel of gedeeltelijk) en/of het in dienst
64 nemen van een derde bezoldigde persoon en/of het bedrag van uitgaven gedaan naar aanleiding van de gezondheidstoestand van uw kind. Er bestaan 6 categoriën : 1ste categorie : 95,76 euro ; 2de categorie : 259,35 euro ; 3de categorie : 367,08 euro, 4de categorie : 568,85 euro ; 5de categorie : 727,02 euro ; en 6de categorie : 1.060,17 euro Een verhoging wordt toegekend aan de alleenstaande ouder die geniet van een schooltoelage voor een mindervalide kind wanneer deze is toegekend omwille van de inschakeling van een derde persoon (zijnde ofwel de ouder zelf, of een daartoe bezoldigd derde persoon). Afhankelijk van de categorie gelden volgende bedragen : e e 2 categorie : 51,87 euro ; 3 categorie : 71,82 euro ; e e e 4 categorie : 229,35 euro ; 5 categorie : 291,27 euro en 6 categorie : 426,92 euro. Belangrijk Voor de eerste categorie wordt nooit een verhoging toegekend. •
• •
• • • •
Duur De commissie (Commission départementale des droits et de l’autonomie des personnes handicapées) waardeert de gezondheidsstaat van het kind of de adolescent en beslist tot de toekenning van de toelage en de eventuele verhoging, voor een hernieuwbare duur van minimum één jaar met een maximum van vijf jaar (behoudens verzwaring van het percentage van onbekwaamheid). Sinds 1 april 2008 hebben de begunstigden de mogelijkheid om te opteren voor : hetzij een verhoging van de toelage ; hetzij voor de toelage ter compensatie van een handicap uitgekeerd door de Algemene Raad. Bovenop deze keuze is het mogelijk de verhoging van de toelage te cumuleren met het derde onderdeel van de toelage ter compensatie (uitgekeerd wanneer u kosten hebt gemaakt om de woning of de wagen aan te passen, of wanneer u geconfronteerd wordt met een meerkost verbonden aan transport). Indien u begunstigde bent van een daguitkering voor ouderlijke aanwezigheid, kan u terzelfdertijd de toelage voor gehandicapte kinderen ontvangen, maar niet de aanvulling noch de verhoging voor alleenstaande ouders. Praktisch De aanvraag voor de toelage (en eventueel de aanvraag voor de toelage ter compensatie) en de verantwoordingsstukken dienen geadresseerd te worden aan het Huis voor gehandicapte personen uit uw departement. Indien uw kind op internaat is met integrale tenlasteneming van de verblijfskosten, kan u de toelage ontvangen voor de periodes waarin het kind thuis verblijft (bv vakanties of weekends). Het recht op de toelage wordt geopend vanaf de maand die volgt op de maand van indiening van het dossier. De begunstigde van de toelage kan, onder bepaalde voorwaarden, gerechtigd zijn om aangesloten te zijn bij de ouderdomsverzekering. c. Daguitkering voor aanwezigheid van de ouder De daguitkering voor aanwezigheid van de ouder is een uitkering die u toegekend kan worden voor de zorg voor een ernstig ziek of gehandicapt kind of een kind dat het slachtoffer is van een ongeval.
•
Voorwaarden U voldoet aan de algemene voorwaarden voor het recht op gezinsuitkeringen.
65 • •
• o o o o o o o •
• • •
•
• • •
Uw kind ten laste is jonger dan 20 jaar oud, is ziek of ernstig gehandicapt of is slachtoffer van een ernstig ongeluk en heeft nood aan de bijstand van een persoon. U heeft gericht uw professionele activiteiten gestaakt om de zorg voor uw kind op u te nemen. Indien u loontrekkende bent, moet u een aanvraag bij uw werkgever indienen voor verlof voor de aanwezigheid van de ouder. Indien u werkloosheidsuitkeringen geniet, zal uw werkloosheidsuitkering opgeschort worden vanaf het moment van de aanvraag van de daguitkering bij de Caf. Indien u in een stelsel van niet vergoede werkloosheid bent, kan u geen aanspraak maken op de daguitkering. Om de daguitkering voor aanwezigheid van de ouder te kunnen ontvangen mag u volgende uitkeringen niet ontvangen: Uitkeringen ingevolge ziekte, moederschap of vaderschap of arbeidsongeval De forfaitaire uitkering voor moederschapsverlof, of de vervangingsuitkering voor moederschap Een rustpensioen of invaliditeitspensioen Een toeslag volgens de vrije keuze van activiteit voor opvang van een jong kind De toelage voor mindervalide volwassenen Een verhoging van de schooltoelage voor een mindervalide kind toegekend voor dit kind Een werkloosheidsuitkering U moet een aanvraag indienen samen met een gedetailleerd medisch verslag, in een gesloten omslag, die de nood aan zorgen en uw aanwezigheid omschrijft alsook de voorzienbare duur van de behandeling van het kind. Het recht op de uitkering is afhankelijk van een gunstig advies van de medische controle van de ziekteverzekering waarbij uw kind aangesloten is. Bedrag Elke maand ontvangt u per dag afwezigheid ingevolge verlof voor aanwezigheid van de ouder een bedrag, evenwel gelimiteerd tot maximaal 22 dagen per maand. De daguitkering bedraagt 42,20 euro voor een koppel en 50,14 euro voor alleenstaanden. De toelage kan simultaan of alternatief uitgekeerd worden aan beide leden van het ouderpaar binnen de limiet van 22 dagen per maand. Indien u kosten heeft gemaakt in het kader van de gezondheidstoestand van uw kind voor een bedrag gelijk aan of hoger dan 107,95 euro, kan u een aanvulling van 108,49 euro per maand ontvangen. Deze aanvulling zal niet verschuldigd zijn indien de toekenning van de daguitkering onderbroken is of niet langer verschuldigd is. Om deze aanvulling te ontvangen mogen uw inkomsten volgend bedrag niet overschrijden: Uw situatie
Koppels met één inkomen
1 kind 2 kinderen 3 kinderen Per bijkomend kind
24.894 € 29.873 € 35.848 € 5.975 €
Alleenstaanden of koppels met twee inkomens 32.899 € 37808 € 43.853 € 5.975 €
Het recht wordt geopend voor een hernieuwbare periode van 6 maanden met een maximum van 3 jaar. In de loop van deze periode van drie jaar kan u maximaal 310 daguitkeringen genieten. In geval van nieuwe pathologie, kunnen uw rechten hernieuwd worden voor het verstrijken van de periode van 3 jaar, indien u daarvoor een aanvraag indient. Praktisch De toekenning van de daguitkering opent het recht op geneeskundige verzorging gedurende de hele periode, alsook op het vlak van de ouderdomsverzekering. Uw dossier wordt onderzocht door de medische controle van de Ziekteverzekeringsinstelling waarbij uw kind verzekerd is. De dienst kan uw recht opschorten. Vraag uw dossier op bij de Caf.
66 3.4 HUISVESTING
Indien u huur betaalt of een lening afbetaalt voor uw gezinswoning, en indien uw inkomsten bescheiden zijn, kan u genieten van één van de drie volgende toeslagen: de gepersonaliseerde hulp voor huisvesting (GHH), de familiale huisvestingstoeslag (FHT) of de sociale huisvestingstoeslag (SHT). Deze toeslagen zijn niet cumuleerbaar. De volgorde volgens prioriteit is: GHH, FHT, SHT. GHH • •
De gepersonaliseerde hulp voor huisvesting is bestemd voor elke persoon: die een nieuwe of oude woning huurt die het voorwerp is van een overeenkomst tussen de eigenaar en de staat en die, onder andere, de evolutie van de huur, de duur van de huur, de onderhoudsvoorwaarden en de comfortnormen vaststelt. die eigenaar wordt of al is van het goed en die daarvoor een sociale lening, een lening tot het verwerven van een eigendom of een lening met afgesproken rente heeft afgesloten voor de verwerving van een nieuwe of bestaande woning, met of zonder verbeterings-, uitbreidings- of verbouwingswerken aan de woning. FHT
• •
De familiale huisvestingstoeslag wordt toegekend aan personen die niet vallen onder het toepassingsgebied van de GHH en die: kinderen (geboren of ongeboren) of andere personen ten laste hebben; of minder dan vijf jaar gehuwd zijn en waarvan het huwelijk plaatsvond voor elk van beide partners de leeftijd van 40 bereikt hadden. SHT De sociale huisvestingstoeslag is bestemd voor degenen die niet van de GHH noch van de FHT kunnen genieten. De toekenningsvoorwaarden zijn grotendeels identiek voor deze drie toeslagen.
1. Toekenningsvoorwaarden
• • -
U heeft kosten die betrekking hebben op huisvesting (betalen van een huur of afbetalen van een lening). Indien het om een huur gaat is de eigenaar niet één van de ouders of grootouders, noch één van de kinderen of kleinkinderen van uzelf of uw echtgenoot, uw concubine of uw partner. U kan tevens van een huisvestingstoeslag genieten: indien u in het ouderlijke huis woont, in een hotel, in een gemeubileerde voorziening of in een universitaire residentie; indien u een oudere of gehandicapte bent en u woont bij particulieren in tegen betaling, of in het ouderlijke huis, een rusthuis of een verzorgingsinstelling.
2. Deze huisvesting is uw hoofdverblijfplaats en wordt gedurende ten minste 8 maanden per jaar door u, uw partner door een andere persoon ten uwen laste bewoond.
-
-
Naast de kinderen ten laste in de zin van de gezinsuitkeringen worden volgende inwonende ouders ook als personen ten laste beschouwd: Inwonende ouders die gepensioneerd of gehandicapt zijn of erkend zijn als arbeidsongeschikt door de Commissie van de rechten en de autonomie van gehandicapte personen; en wiens inkomsten van het jaar 2010 10.634,36 euro niet overschrijden.
67
3. Uw eigen inkomsten en deze van de personen die onder uw dak wonen mogen een zeker plafond niet overschrijden. Een bedrag van 2.589 euro wordt afgetrokken van het jaarlijks gezinsinkomen of van het inkomen van een alleenstaande indien er een dubbele woonplaats is voor beroepsdoeleinden. In bepaalde gevallen wordt het inkomen forfaitair vastgesteld of wordt rekening gehouden met een minimum verondersteld inkomen. Bijvoorbeeld voor studenten die in een studentenhuis wonen is dit 4.800 euro wanneer het een beursgerechtigde student is of 5.700 euro indien de student niet beursgerechtigd is. Voorwaarden gelinkt aan de huisvesting De huisvesting die u bewoont is een bescheiden woning, met een minimum aan comfort en die beantwoordt aan gezondheid- en veiligheidsnormen.
-
De oppervlakte moet minstens gelijk zijn aan: 9 m² voor een alleenstaande; 16m² voor twee personen (+9m² per bijkomende persoon); en in het geval van de familiale huisvestingstoeslag, 70m² voor acht of meer personen. Indien niet voldaan is aan deze voorwaarden, kan de Caf de toeslag bij uitzondering toch toekennen.
-
Bedrag Uw Caf zal het bedrag van de toeslag berekenen rekening houdende met verschillende elementen: het aantal kinderen en andere personen ten laste; de woonplaats; het bedrag van de huur of van de maandelijkse afbetaling van een lening (gelimiteerd tot een zeker plafond); de inkomsten van het huishouden, etc. Gezien de talrijke criteria is het onmogelijk hier de bedragen van de toeslagen op te nemen. De huisvestingstoeslag wordt niet toegekend indien het bedrag lager is dan 15 euro, maar men wel recht hebben op een verhuispremie.
• • • • •
Praktisch Indien u sinds 2 of meer maanden niet langer uw huur of de afbetaling van uw lening voldoet, riskeert u de schorsing van uw huisvestingstoeslag. Uw Caf kan u helpen. Indien u geconfronteerd bent met een grote schuldenlast, aarzel niet u te informeren bij een sociale dienst of uw gemeentehuis. Indien alle voorwaarden voldaan zijn, wordt de huisvestingstoeslag automatisch uitbetaald vanaf de eerstvolgende maand. Wacht dus niet om uw aanvraag in te dienen van zodra u uw intrek in de woning genomen hebt. In het geval van huur, dient de aflossing van de huur steeds te gebeuren op naam van diegene die de aanvraag voor de huisvestingstoeslag deed. De GHH wordt rechtstreeks gestort op rekening van de verhuurder of de eigenaar, die het bedrag dan aftrekt van de maandelijks verschuldigde betaling. De FHT en de SHT worden gestort op rekening van de aanvrager, maar kunnen, indien gewenst, rechtstreeks gestort worden aan de eigenaar of de verhuurder.
68
V. ARBEIDSONGEVALLEN EN BEROEPSZIEKTEN 74
Elke Belgische werkgever is wettelijk verplicht zich te verzekeren tegen arbeidsongevallen bij een privé-verzekeringsinstelling (wetsverzekering) die wordt gecontroleerd door het Fonds voor Arbeidsongevallen (FAO in het Vlaamse gewest, FAT in het Waalse gewest) De werknemer is het slachtoffer van een arbeidsongeval wanneer een ongeval, dat zich heeft voorgedaan tijdens en door de uitvoering van zijn werk, of een ongeval dat zich heeft voorgedaan op weg naar en van het werk, plots leidt tot een lichamelijk of moreel letsel dat medische verzorging nodig heeft. Het komt het slachtoffer toe het bewijs voor te leggen dat er een arbeidsongeval is gebeurd. 75
Bij beroepsziekten is er geen sprake van een privé-verzekering, maar speelt de sociale zekerheid; alle werkgevers betalen een solidariteitsbijdrage. Het is het Fonds voor Beroepsziekten (FBZ in het Vlaamse gewest, FMP in het Waals gewest,) dat instaat voor de organisatie van die verzekering. Een beroepsziekte is een ziekte die is veroorzaakt door de gebruikelijke uitoefening van een beroepsactiviteit door de werknemer: ►ofwel staat de ziekte vermeld op een lijst die wordt bepaald bij Koninklijk Besluit: in dat geval moet de werknemer bewijzen dat hij werd blootgesteld aan het beroepsrisico van de betrokken ziekte; hij moet evenwel niet bewijzen dat zijn ziekte veroorzaakt werd door zijn activiteit; ►ofwel staat de ziekte niet vermeld op de lijst en moet de werknemer het bewijs voorleggen dat hij is blootgesteld aan het beroepsrisico EN dat er een verband bestaat tussen de activiteit en zijn ziekte (vrij moeilijk).
1.VIGERENDE WETGEVING EN RECHT OP PRESTATIES 1.1 VIGERENDE WETGEVING Bij een arbeidsongeval of een beroepsziekte kan de grensarbeider, op voorwaarde dat de hierna opgesomde formaliteiten worden vervuld, genieten van prestaties in natura (gezondheidszorgen) zowel in Frankrijk als in België. De prestaties in contanten worden uitgekeerd door de bevoegde Belgische kas, als was hij in België woonachtig. Bijzonderheden: • Ongeval op de weg van en naar het werk dat zich voordoet op een ander grondgebied dan het land van tewerkstelling (bijvoorbeeld : in Frankrijk) : wordt beschouwd als een ongeval dat zich heeft voorgedaan op het grondgebied van het land van tewerkstelling, dus België. • Beroepsziekten : bij blootstelling aan eenzelfde risico in verschillende Lidstaten, worden de prestaties toegekend door de laatste Lidstaat waar de kwestieuze activiteit werd uitgeoefend, op voorwaarde dat de voorwaarden om er recht op te hebben ingevuld zijn. Om te oordelen over het al dan niet bestaan van het recht op prestaties volgens de eigen wetgeving (termijn van aangifte, duur van aansluiting), zal de bevoegde Lidstaat indien nodig rekening houden met de perioden van gelijkaardige activiteit uitgeoefend in een andere Lidstaat. Elke eerste medische vaststelling gedaan in een andere Lidstaat zal desgevallend door de bevoegde instelling worden beschouwd als zijnde vastgesteld op het eigen grondgebied. Formaliteiten : ■ Bij een arbeidsongeval De werknemer moet zijn ongeval zo snel mogelijk meedelen aan zijn werkgever of zijn vertegenwoordiger. De werkgever moet het formulier “aangifte van een arbeidsongeval” samen 76 met het medisch attest inzake de eerste hulp binnen de 8 dagen na het ongeval versturen aan zijn verzekeringsinstelling (elektronisch of in papieren vorm); bij gebrek hieraan kan de werknemer zelf die aangifte doen bij datzelfde organisme. De werkgever moet het ongeval ook aangeven bij de inspecteur die bevoegd is voor de veiligheid op het werk. 74
Art. 49 Wet inzake arbeidsongevallen (WAO) van 10.01.1971
75
Wet van 03.06.1970 + KB van 28.03.1969 houdende vaststelling van de lijst van de beroepsziekten
76
KB van 12 maart 2003 + artikel 62 van de wet van 10 april 1971
69 De arts moet 2 medische attesten opmaken, indien mogelijk op het model dat is voorzien en wordt uitgereikt door de verzekeringsinstelling van de werkgever. (het is raadzaam dat de grensarbeider in het bezit is van een exemplaar van het model dat ter beschikking wordt gesteld door de wetsverzekering van de werkgever zodat de Franse arts er indien nodig kennis kan van nemen).
■ In geval van beroepsziekte De werknemer moet zijn aanvraag voor vergoeding bezorgen aan het Fonds voor Beroepsziekten (FBZ) door middel van 2 formulieren : • het formulier 501F dat hij moet invullen en ondertekenen • en het formulier 503F dat moet worden ingevuld en ondertekend door de arts. Deze formulieren zijn te verkrijgen op de website van het Fonds voor Beroepsziekten door te surfen naar http://www.fmp-fbz.fgov.be, rubriek “formulieren”. De werknemer moet zich meestal ook aanbieden voor een medisch onderzoek om na te gaan of hij wel degelijk een beroepsziekte heeft en om de graad van arbeidsongeschiktheid te bepalen. 1.2 RECHT OP PRESTATIES a. Prestaties in natura Om te kunnen genieten van prestaties in natura (gezondheidszorgen) in Frankrijk, moet de grensarbeider aan de CPAM van zijn woonplaats het pdf-document DA1 formulier bezorgen (oud formulier E123) dat hij krijgt van de privé-verzekeraar van zijn werkgever bij een arbeidsongeval, of het FBZ bij een beroepsziekte. De werknemer krijgt dan de prestaties in natura in Frankrijk. De grensarbeider kan ook genieten van prestaties in natura in België; zij worden hem uitgekeerd door de Belgische verzekeraar van de werkgever (bij een arbeidsongeval) of het FBZ/FMP (bij een beroepsziekte) als was hij woonachtig in België. b. Prestaties in contanten Zij worden uitgekeerd volgens de Belgische wetgeving en door de verzekeringsinstelling van de werkgever (bij een arbeidsongeval) of het FBZ/FMP (bij een beroepsziekte). Het slachtoffer krijgt, als compensatie voor het loonverlies door zijn arbeidsongeval of beroepsziekte, een geldelijke uitkering: dagvergoedingen bij tijdelijke ongeschiktheid en een pensioen of rente bij blijvende arbeidsongeschiktheid.
2. DE BELGISCHE PRESTATIES ARBEIDSONGESCHIKTHEID
BIJ
EEN
TIJDELIJKE
EN
BLIJVENDE
2.1 TIJDELIJKE ARBEIDSONGESCHIKTHEID Het slachtoffer verkeert in die toestand wanneer hij, als gevolg van een arbeidsongeval of een beroepsziekte, zijn beroepsactiviteit tijdelijk niet meer kan uitoefenen. ► Het slachtoffer kan het werk niet onmiddellijk hervatten De werknemer verkeert dan in VTO of volledige tijdelijke ongeschiktheid: hij krijgt vanaf de dag die volgt op het ongeval een dagvergoeding. Vergoeding = 90 % van het geplafonneerde verloren basisloon * / 365 (* = loon waarop de werknemer recht heeft voor het volledige en volle jaar dat voorafgaat aan het ongeval)
Bij een beroepsziekte betaalt het FBZ de dagvergoeding uit. De vergoeding wordt slechts uitgekeerd wanneer de ongeschiktheid minstens 15 dagen duurt. 13 Artikel 38 reglement 883/2004 14 KB van 12 maart 2003 + artikel 62 van de wet van 10 april 19971
70 ► Het slachtoffer kan de activiteit slechts gedeeltelijk hervatten Wanneer de werknemer zijn beroepsactiviteit wel, maar slechts gedeeltelijk kan hervatten of op een andere post, krijgt hij een vergoeding voor het loonverlies. De vergoeding voor tijdelijke ongeschiktheid wordt uitgekeerd tot genezing of stabilisering van de gezondheidstoestand of tot de vaststelling van een blijvende ongeschiktheid.
2.2 BLIJVENDE ARBEIDSONGESCHIKTHEID De arbeidsongeschikt is blijvend wanneer de letsels niet evolueren, d.w.z. wanneer de gezondheidstoestand van de werknemer, die het slachtoffer is van een arbeidsongeval of een beroepsziekte, zich heeft gestabiliseerd ; de letsels kunnen niet meer evolueren in de zin van een verbetering. ■ Bij een arbeidsongeval De verzekeringsinstelling van de werkgever zal met het slachtoffer onderhandelen over het bedrag van de hem toegekende vergoedingen. Zij worden bepaald in functie van het basisloon en van de invaliditeitsgraad van de werknemer. Wanneer de partijen niet overeenkomen, zal de Belgische Arbeidsrechtbank de knoop doorhakken. De uitbetalingmodaliteiten verschillen naargelang van de toegekende graad van blijvende arbeidsongeschiktheid. Na verloop van 3 jaar vanaf de consolidatiedatum (= stabilisatie van de gezondheidstoestand) wordt de invaliditeitsgraad definitief en wordt de vergoeding die de werknemer tot dusver kreeg omgezet in een rente die hem voor de rest van zijn leven wordt uitgekeerd. ■ Bij een beroepsziekte Er wordt een vergoeding voor blijvende arbeidsongeschiktheid uitgekeerd aan de werknemer. Wanneer de werknemer ophoudt te werken in zijn activiteitsmilieu maar toch een andere activiteit blijft uitoefenen, kan hij genieten van een looncompensatie of premie. De vergoeding komt overeen « met een percentage van het geplafonneerde loon van de werknemer, waarbij het toegepaste percentage dat is van blijvende arbeidsongeschiktheid die medisch is vastgesteld en geëvalueerd in functie van de verminderde kansen op de arbeidsmarkt». Voor een medisch vastgestelde blijvende arbeidsongeschiktheid < 5 %, wordt de uitkering gehalveerd. Voor een medisch vastgestelde blijvende arbeidsongeschiktheid tussen 5 en 9 % wordt de uitkering beperkt met een vierde.
71
VI – HET INVALIDITEITSPENSIOEN Bevoegde instellingen: Frankrijk: Caisse Primaire d’Assurance Maladie (CPAM) België: het ziekenfonds (of de mutualiteit) van de grensarbeider
1. BEGINSEL Zowel in België als in Frankrijk is het huidige stelsel van invaliditeitsverzekering gekoppeld aan het risico, los van de duur van de bijdrage. De werknemer heeft recht op één enkel en éénmalig invaliditeitspensioen dat hem wordt uitgekeerd door de Lidstaat waar hij in laatste instantie verzekerd is. In Frankrijk moet de verzekerde, om recht te hebben op de prestaties, het bewijs voorleggen voor een aansluitingsperiode van minimum 12 maanden: •
•
Hetzij dat het bedrag van de verschuldigde bijdragen in het kader van de ziekte-, moederschaps-, invaliditeits en overlijdensverzekering op het inkomen over de twaalf maanden die de werkonderbreking voorafgaan minstens gelijk zijn aan de bijdragen in het kader van deze verzekeringen verschuldigd op een salaris gelijk aan 2.030 maal de waarde van het Smic van toepassing op 1 januari die de referentieperiode voorafgaat, én waarvan 1.015 maal de waarde van het Smic tijdens de eerste zes maanden; Hetzij van minstens 800 arbeidsuren of gelijkgestelde uren gedurende de twaalf maanden of 365 dagen die de werkonderbreking of de vaststelling van de invaliditeit voorafgaan, waarvan minstens 200 uren tijdens de eerste drie maanden.
In toepassing van reglement 1408/71, onderwerpt de Belgische wetgever echter het recht op prestaties aan geen enkele voorwaarde van arbeidstijd of inschrijving. De enige voorwaarde is dat de bijdragen die zijn bestemd voor de gezondheidszorgen werden betaald en dat zij zijn geïnd op een minimumloon.
Naar aanleiding van de goedkeuring van de Verordening (EG) 883/2004 betreffende de coördinatie van de sociale zekerheidsstelsels en bedoeld ter vervanging van de huidige Verordening (EG) 1408/71, heeft België aangekondigd dat het in de toekomst een ander stelsel wil gaan gebruiken: elke Lidstaat moet, op basis van de nationale wetgeving, het bedrag bepalen van de prestaties die zullen worden uitgekeerd aan de invalide werknemer in verhouding tot de verzekeringsduur die in elke Lidstaat is verstreken.
2. DE INVALIDITEIT IN BELGIË 2.1 DEFINITIE VAN DE INVALIDITEIT Wordt beschouwd als invalide de persoon van wie de arbeidsongeschiktheid langer duurt dan de primaire ongeschiktheid (cf. supra II – ZIEKTEVERZEKERING). de De periode van invaliditeit kan dus aanvangen op de eerste dag van de 13 maand die volgt op de aanvang van de arbeidsongeschiktheid. de Het Belgische verzekeringsorganisme van de werknemer zal hem in de 6 maand van zijn primaire ongeschiktheid een document bezorgen met als titel « Invaliditeitsaangifte » dat hij moet invullen. De invaliditeit wordt vastgesteld door de Geneeskundige Raad voor Invaliditeit van de Rijksinstelling voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV in het Vlaams gewest, INAMI in het Waals gewest) op basis van een verslag dat wordt opgemaakt door de adviserende geneesheer van de verzekering van de werknemer.
72 Het geneeskundige onderzoek waarbij de invaliditeit wordt vastgesteld kan plaatshebben in Frankrijk of in België, en de beslissing van de bevoegde Franse instelling (CPAM) om aan de werknemer het statuut van invalide toe te kennen (in het kader van het algemene stelsel) geldt ook ten aanzien van de Belgische instelling. Om te worden erkend als arbeidsongeschikte moeten drie voorwaarden simultaan voldaan zijn: ▫ stopzetting van elke activiteit, ▫ stopzetting van de activiteit die het rechtstreekse gevolg is van de aanvang of verergering van letsels of functionele stoornissen (ongevallen, ziekten), ▫ letsels of stoornissen die de verdiencapaciteit hebben beperkt met een percentage dat gelijk is aan of kleiner dan 1/3 van wat een persoon van dezelfde gesteldheid en dezelfde opleiding zou verdienen door zijn arbeid ("arbeidsongeschiktheid van 66 %"). De graad van ongeschiktheid wordt eerst geraamd tijdens de eerste zes maanden ten aanzien van het uitgeoefende beroep. Daarna ten opzicht van de groep van beroepen waarin de arbeidsactiviteit van de werknemer kadert of van de beroepen die hij had kunnen uitoefenen rekening houdend met zijn opleiding.
2.2 FORMALITEITEN de
De Belgische verzekeraar van de werknemer bezorgt hem in de 6 maand van zijn primaire ongeschiktheid een document met als titel « Invaliditeitsaangifte » dat hij moet invullen. De invaliditeit wordt vastgesteld door de Geneeskundige Raad voor Invaliditeit van de Rijksinstelling voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV in het Vlaams gewest, INAMI in het Waals gewest) op basis van een verslag dat wordt opgemaakt door de adviserende geneesheer van de verzekering van de werknemer. Het geneeskundige onderzoek waarbij de invaliditeit wordt vastgesteld kan plaatshebben in Frankrijk of in België, en de beslissing van de bevoegde Franse instelling (CPAM) om aan de werknemer het statuut van invalide toe te kennen (in het kader van het algemene stelsel) geldt ook ten aanzien van de Belgische instelling (algemeen stelsel).
2.3 BEREKENING EN BEDRAG VAN DE PRESTATIES ■ Berekening van de invaliditeitsuitkering de Vanaf de 13 maand arbeidsongeschiktheid kan de arbeidsongeschikte werknemer van invaliditeitsuitkeringen genieten die als volgt worden berekend: ► 65 % van het verloren dagloon voor personen met gezinslast, binnen de perken van het dagplafond van de Ziekte- en Invaliditeitsverzekering, ► 55 % van het verloren dagloon voor zogenaamd alleenstaanden, binnen de perken van het dagplafond van de Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (een alleenstaande is iemand die alleen woont of samenwoont met mensen die geen enkel inkomen genieten en niet worden beschouwd als personen ten laste),
► 40 % van het verloren dagloon voor samenwonenden binnen de perken van het dagplafond van de Ziekte- en Invaliditeitsverzekering. Dagplafond van de Ziekte- en Invaliditeitsverzekering voor een ongeschiktheid na 31/12/2004 = 107,4134 € (index per 1/8/20: 116,15) ■ Bedrag van de invaliditeitsuitkering De minima- en maximabedragen variëren volgens het feit of de werknemer al dan niet het statuut van regelmatige werknemer heeft; is een regelmatige werknemer de werknemer: ► die houder is van de uitkeringen sinds minstens 6 maand bij de aanvang van de arbeidsongeschiktheid en in totaal minstens 120 arbeidsdagen heeft gepresteerd, ► en die een aantal arbeidsdagen kan bewijzen dat minstens gelijk is aan ¾ van het aantal werkdagen tijdens het kalenderjaar dat voorafging aan de aanvang van zijn arbeidsongeschiktheid, ► en die beschikt over een minimum gemiddeld dagloon (het bedrag varieert volgens de leeftijd) tijdens het kalenderjaar dat voorafging aan de aanvang van zijn arbeidsongeschiktheid.
73 Zonder gezinslast
Met gezinslast Alleenstaand*
Samenwonend
Aanvang arbeidsongeschiktheid vóór 1/10/1974
49,08€
32,84€
32,84€
Aanvang arbeidsongeschiktheid van 1/10/1974 tot 30/12/2002
77 ,70€
65,75€
47,82€
76,18€
64,46€
46,88€
Arbeidsongeschiktheid na 1/01/2005
77,70€
65,75€
47,82€
Arbeidsongeschiktheid van 1/01/2005 tot 31/12/2006
76,18€
64,46€
46,88€
76,94€
65,10€
47,35€
77,55€
65,62€
47,78€
76 ,94€
65,10€
47,35€
52,28 €
41,83 €
35,87€
40,29 €
30,22 €
30,22€
Aanvang arbeidsongeschiktheid van 1/01/2003 tot 31/12/2003
Maximale dagvergoeding voor arbeidsongeschiktheid
Aanvang arbeidsongeschiktheid van 1/01/2004 tot 31/12/2007
Aanvang arbeidsongeschiktheid vanaf 1/01/2008
Minimale dagvergoeding arbeidsongeschiktheid
Arbeidsongeschiktheid vóór 1/01/2005
Arbeidsongeschiktheid van 1/01/2007 tot 31/12/2008 Arbeidsongeschiktheid vanaf 1/01/2009 Arbeidsongeschiktheid vanaf 1/01/2009
Regelmatige werknemer
Onregelmatige werknemer
1 een alleenstaande is iemand die alleen woont of samenwoont met mensen die geen enkel inkomen genieten en niet worden beschouwd als personen ten laste.
De Belgische invaliditeitsuitkeringen worden beperkt wanneer er een Belgisch of Frans rustpensioen (of van een ander land) wordt toegekend. Een cumul van de invaliditeitsprestaties met een verloonde beroepsactiviteit is binnen bepaalde grenzen mogelijk.
74
VII – DE WERKLOOSHEIDSVERZEKERING Nuttige websites:
www.pole-emploi.fr www.rva.fgov.be / www.onem.fgov.be
Het land van uitkering verschilt volgens de toestand van de werknemer: volledige werkloosheid (1) of 77 gedeeltelijke werkloosheid (2).
Definities: Volledige werkloosheid: de arbeidsovereenkomst is definitief verbroken. De verzekerde heeft geen enkele band meer met de onderneming = Frankrijk is bevoegd. Gedeeltelijke werkloosheid: de arbeidsrelatie is opgeschort door een onderbreking van de activiteit van de onderneming; de contractuele band blijft behouden = België is bevoegd
1. DE VOLLEDIGE WERKLOOSHEID 1.1 VIGERENDE WETGEVING Op grond van artikel 65 §2 en §3 van het reglement 883/2004 van 29 april 2004, geniet de volledig werkloze grensarbeider de prestaties die zijn toegekend op basis van de wetgeving van zijn woonland. Dus, een werknemer die in Frankrijk woont en in België heeft gewerkt zal zijn werkloosheidsprestaties krijgen van het stelsel van werkloosheidsverzekering in Frankrijk. 1.2 FORMALITEITEN Onder voorbehoud van de toepassing van de regelgeving van de pôle emploi, zal de pôle emploi rekening houden met de periode van loontrekkende activiteit die in België werd uitgeoefend. Om deze te bewijzen moet de grensarbeider bij een Belgisch werkloosheidskantoor - RVA voor het Vlaamse gewest en ONEM voor het Waals gewest - een formulier E 301 ophalen (attest in verband met de perioden die in aanmerking komen voor de toekenning van de werkloosheidsprestaties) dat hij moet overhandigen aan de Pôle emploi. De grensarbeider moet zich, vóór het einde van de opzegperiode, inschrijven bij de Pôle emploi. Doet hij dit niet tijdig, dan kan de aanvangsdatum van zijn uitkeringen later nooit vroeger vallen dan de datum van zijn inschrijving. Opmerking: wanneer de werkloze Franse grensarbeider, die wordt vergoed door de Pôle emploi, wenst te vertrekken naar een ander land van de EER om er werk te zoeken, moet hij de Assédic hiervan vóór zijn vertrek op de hoogte brengen. Hij wordt dan geschrapt van de lijst van de werkzoekenden in Frankrijk, moet zich inschrijven in het land (van de EER) van zijn keuze en de Pôle emploi zal hem een een pdf-document U2 (oude formulier E 303) meegeven waarmee hij zijn prestaties gedurende maximum 6 maanden kan exporteren.
77
Over de notie van gedeeltelijke werkloosheid ten aanzien van grensarbeiders: beslissing nr. 205 van 17 oktober 2005 van de Administratieve Commissie van de Europese Gemeenschappen voor de sociale zekerheid van migrerende werknemers, JOUE L 130/37
75 1.3 DE WERKLOOSHEIDSVERZEKERING IN FRANKRIJK Het stelsel van de werkloosheidsverzekering zorgt voor een vervangingsinkomen, de zogenaamde Allocation d’aide au retour à l’emploi (ARE) of steunmaatregel voor terugkeer naar de werkgelegenheid, voor werkloze werknemers die beantwoorden aan de voorwaarden van leeftijd, aansluiting, lichamelijke geschiktheid, werkloosheid, inschrijving als werkwillige en werkzoekende. De werkloosheidsverzekering houdt verschillende maatregelen in die een terugkeer naar de werkgelegenheid moeten versnellen ▫ door een gepersonaliseerde en gerichte begeleiding van bij de aanvang van de werkloosheid, ▫ door acties die de terugkeer naar de werkgelegenheid moeten versnellen (financiering van de validering van verworvenheden door ervaring, vorming in functie van de behoeften aan handenarbeid,…), ▫ en door steunmaatregelen die bedoeld zijn om werknemers met kortlopende banen duurzaam in te schakelen. Elke werkwillige wordt opgenomen in een "projet personnalisé d'accès à l'emploi" (het PPAE) of gepersonaliseerd project voor toegang tot de werkgelegenheid.
Werking van het PPAE: Binnen de 15 dagen na inschrijving moet elke werkwillige meewerken aan de opmaak en actualisering van zijn PPAE of gepersonaliseerd project voor toegang tot de werkgelegenheid. Dit project zoals vastgelegd met de begeleider van de Pôle emploi zal gevolgd worden tot aan uw wedertewerkstelling. Er zullen u werkaanbiedingen voorgelegd worden die beantwoorden aan de criteria zoals omschreven in uw PPAE. Deze criteria zullen aangepast worden in functie van de duurtijd van uw werkloosheid. Uw PPAE definieert de aard en de karakteristieken van het werk dat u zoekt, alsook de geografische zone waarin u wenst tewerkgesteld te worden en het gewenste salaris. Hierbij wordt rekening gehouden met de volgende elementen: • • • • •
Uw opleiding, Uw kwalificaties, Uw kennis en vaardigheden verworven bij professionele ervaringen, Uw persoonlijke en familiale situatie, De situatie van de lokale arbeidsmarkt.
Uw PPAE legt ook de acties vast die de Pôle emploi zal ondernemen om u toe te laten opnieuw aan het werk te gaan binnen de kortste termijn, evenals de acties die u dient te ondernemen en de timing: evaluatie van uw competenties, het zoeken van werk, opleiding, begeleiding, … Uw PPAE wordt ten minste om de 3 maanden bijgewerkt om de perspectieven op wedertewerkstelling te vergroten. Vergeet niet naar de Pôle emploi te gaan, want de opmaak van een PPAE is verplicht. De uitkeringstrekker opgenomen in dergelijk project moet de verplichtingen naleven die in het traject zijn uitgestippeld op straffe van sancties (schorsing, vermindering of intrekking).
76
a. De voorwaarden voor toekenning van de werkloosheidsuitkering in Frankrijk U moet een tewerkstelling bij één of meerdere bedrijven kunnen aantonen die ressorteert onder het toepassingsgebied van de werkloosheidsverzekering. Toelatingsvoorwaarden : De werkwillige moet 122 dagen aangesloten zijn of 610 werkuren in de loop van volgende periodes kunnen voorleggen : • gedurende de 28 maanden die het einde van het arbeidscontract (einde opzegtermijn) voorafgaan voor zij die minder dan 50 jaar oud zijn • gedurende de 36 maanden die het einde van het arbeidscontract (einde opzegtermijn) voorafgaan voor zij die 50 jaar of ouder zijn. Het aantal uren waarmee rekening wordt gehouden voor het onderzoek naar de vereiste aansluitingstermijn is maximum 260 uren per maand. Periodes waarin de arbeidsovereenkomst is geschorst worden beschouwd als een dag van aansluiting. Worden evenwel niet in rekening gebracht : de periodes van schorsing van het arbeidscontract die aanleiding geven tot de uitoefening van een professionele activiteit die uitgesloten is van het toepassingsgebied van het regime, met uitzondering van de activiteiten uitgeoefend in het kader van de artikelen L. 3142-78 tot L. 3142-80 en L. 3142-91 van de arbeidswet. U moet : • ingeschreven zijn als werkwillige of een opleiding volgen zoals voorzien in uw PPAE ; • effectief en permanent op zoek zijn naar werk ; • de pensioenleeftijd (60 jaar voor de personen geboren voor 30/06/1951, 60 jaar en 4 maanden of ouder afhankelijk van de geboortedatum) niet bereikt hebben. Personen die onvoldoende trimesters ouderdomsverzekering kunnen aantonen om te genieten van een volwaardig rustpensioen in de zin van de artikels L. 351-1 tot 351-5 van de Wet Sociale Zekerheid, kunnen het voordeel van de uitkering behouden tot het bewijs voorligt van het vereiste aantal trimesters en dit tot de leeftijd van 65 jaar (65 jaar en 4 maanden als u geboren bent voor het tweede semester van 1951) ; • fysiek geschikt zijn om te werken ; • onvrijwillig werkloos zijn, door o een afdanking (met inbegrip van een afdanking wegens dringende reden of ernstige fout), o een afdanking wegens economische reden, o een gehomologeerde overeenkomst tot beëindiging van de tewerkstelling o de afloop van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde duur (met inbegrip van het leercontract, ook wanneer de verbreking gebeurt na een uitdrukkelijke en wederkerige overeenkomst van beide partijen), e • verblijven op het grondgebied van het toegepaste werkloosheidsregime (conform artikel 4, 1 alinea van de verordening). Principe Een loontrekkende heeft geen recht op werkloosheidsuitkeringen in geval van ontslagname. Hij dient 4 maanden te wachten en het bewijs te leveren dat hij actief heeft gezocht naar werk, wil hij dat zijn situatie opnieuw onderzocht wordt. Niettemin kunnen bepaalde gevallen van ontslagname (hierna weergegeven) door de Pôle emploi als legitiem beschouwd worden en toch recht geven op uitkeringen.
77
Ontslagname wegens wijziging van de woonplaats. •
• • •
De ontslagname wordt als legitiem beschouwd wanneer : de verbreking van het contract volgt uit het feit dat een huwelijk of PACS de aanleiding was voor de verandering van woonplaats, op voorwaarde dat de ontslagname minder dan 2 maanden na de datum van het huwelijk of PACS plaatsvond (ongeacht of het huwelijk of PACS gesloten werd voor of na de ontslagname) ; de loontrekkende zijn contract verbreekt om zijn partner die van woonplaats verandert om een nieuw beroep, al dan niet als loontrekkende, uit te oefenen, te volgen ; de verbreking van het contract gemotiveerd is door een wijziging van woonplaats ingevolge de situatie waarbij de loontrekkende het slachtoffer is van huiselijk geweld en waarvoor hij/zij een klacht heeft ingediend bij de procureur ; een loontrekkende van minder dan 18 jaar oud zijn contract verbreekt om zijn/haar ouders of de persoon die ouderlijk gezag over hem/haar uitoefent, te volgen. Ontslagname uit bepaalde type contracten De ontslagname wordt als legitiem beschouwd wanneer de werknemer een CIE (contrat initiative-emploi) van bepaalde duur, een CAE (un contrat d’accompagnement dans l’emploi), een CA (un contrat d’avenir), een CI-RMA (un contrat insertion-revenu minimum d’activité) of een CUI (un contrat unique d’insertion) beëindigt om een contract voor bepaalde duur van 6 maand of voor onbepaalde duur uit te voeren of om een beroepsopleiding te volgen. De ontslagname is tevens legitiem als de werknemer een CI-A (un contrat d’insertion par l’activité) of een CE-J (un contrat emploi-jeune) om een nieuwe job uit te voeren of om een opleiding te volgen. Ontslagname ingevolge het niet uitbetalen van het loon De ontslagname wordt als legitiem beschouwd wanneer de werknemer ontslag neemt omdat de werkgever het loon voor periodes waarin arbeid gepresteerd werd niet uitbetaald. In voorkomend geval moet de werknemer een uitspraak in kort geding kunnen voorleggen die hem provisies toekent gelijk aan het loonachterstal. Ontslagname ingevolge delicten De ontslagname is legitiem wanneer de werknemer slachtoffer is van een delict op het werk (slagen, ongewenste intimiteiten, etc.) en hij/zij kan aantonen dat een klacht bij de procureur werd ingediend. Ontslagname in het begin van het contract De ontslagname is legitiem wanneer, na een ontslag, een conventionele verbreking of de afloop van een contract van bepaalde duur die geen aanleiding gaven tot een inschrijving als werkzoekende, de loontrekkende een activiteit aanvangt waaraan hij vrijwillig een einde stelt in de loop van of op het einde van een periode die 91 dagen niet overschrijdt. Ontslagname om een job opnieuw aan te vatten met een contract van onbepaalde duur De ontslagname is legitiem wanneer de werknemer een ononderbroken periode van 3 jaar aansluiting bij de werkloosheidsverzekering bewijst en ontslag neemt om een contract van
78 onbepaalde duur te hervatten waaraan de werkgever een einde stelt binnen een periode van 91 dagen. Ontslagname om internationaal vrijwilligerswerk te doen De ontslagname is legitiem indien de verbreking van het contract gemotiveerd is door het sluiten van een contract voor burgerdienst, voor internationaal vrijwilligerswerk of maatschappelijk vrijwilligerswerk voor een periode van minstens 1 jaar. De werknemer kan ook genieten van werkloosheidsuitkeringen als de missie onderbroken wordt voordat de minimale duur zoals voorzien in het contract is verstreken. Ontslagname ingevolge stopzetting van de activiteit van een onderneming De ontslagname is legitiem als de werknemer zijn werk stopt om zelf een onderneming op te starten of over te nemen en de activiteit van de onderneming stopt om redenen onafhankelijk van zijn wil . Wanneer het ontslag een andere motivering heeft, zal het Paritair Comité van de Pôle emploi de toestand opnieuw onderzoeken, op vraag van de betrokkene, na een periode van 4 maanden. De aanvrager zal alle elementen moeten voorleggen die bewijzen dat hij actief zoekt naar een baan of naar een opleiding. de
De individuele zoektocht naar werk wordt elke maand gecontroleerd vanaf de 4 maand van inschrijving (behalve wanneer de werkwillige ten minste 59 jaar in 2010 en begunstigde van de ARE is, in dat geval wordt hij vrijgesteld van het zoeken naar werk). De Pôle emploi volgt het traject van de uitkeringstrekker door middel van een "dossier unique de demandeur d'emploi" (DUDE) (eenmalig dossier van werkwillige) dat dagelijks wordt bijgehouden door de Pôle emploi of elk ander openbaar werkgelegenheidsorganisme dat instaat voor de implementering van het traject van de uitkeringstrekker. De prestaties kunnen geheel of gedeeltelijk worden opgeschort wanneer de Pôle emploi een twijfel heeft over de persoonlijke zoektocht naar werk. De uitkering van de prestaties kan dan worden opgeschort wanneer er geen gevolg wordt gegeven aan de brieven of oproepingen van de Pôle emploi of de DDTEFP. b. De uitkering ■ Bedrag De daguitkering wordt bepaald in functie van het Refertedagloon (Salaire Journalier de Référence (SJR)) dat wordt berekend op basis van de 12 kalendermaanden die voorafgaan aan de laatst gewerkte en betaalde dag. Het dagelijkse bruto-bedrag van de uitkering ARE is gelijk aan het hoogste bedrag van • 40,4% van uw SJR + 11,57 euro (bedrag sinds 01/07/2012) • 57,4% van uw SJR Dit bedrag • mag niet kleiner zijn dan 28,21 euro (bedrag sinds 01/07/2012) • mag 75% van uw SJR niet overstijgen. Deze bedragen zijn verschillend wanneer uw deeltijds tewerkgesteld was. ■ Aanvang van de uitkering • De uitgestelde uitkering van een ICCP Wanneer de werknemer een Indemnité Compensatrice de Congés Payés (compensatoire vergoeding voor betaald verlof) krijgt (d.w.z. wanneer de werkgever hem het betaald verlof uitkeert dat hij niet heeft kunnen nemen voor het verstrijken van zijn overeenkomst) worden de
79 uitkeringen uitbetaald bij het verstrijken van een carentietermijn die overeenkomt met het totaal bedrag van de ICCP (vindt men terug op het formulier E 301) gedeeld door het refertedagloon. • Het specifieke uitstel Wanneer de aanvrager heeft genoten van een ontslagvergoeding of ontslagdaging waarvan het bedrag hoger is dan het bedrag voorzien in de wet, komt er een "specifiek uitstel", desgevallend beperkt tot 75 dagen, bij de carentietermijn betaald verlof: de duur ervan wordt berekend door de uitkeringen die hoger liggen dan het wettelijke minimum te delen door het bedrag van het refertedagloon weerhouden voor de uitkering. • Wachttijd De betaling van de uitkering wordt systematisch uitgesteld met 7 dagen (wachttijd) na de carentietermijn, behalve in het geval van een nieuwe toelating binnen een termijn van 12 maanden te tellen van de voorgaande toelating. ■ Duur van de uitkering: Duur van de uitkering voor gevallen van einde arbeidscontract vanaf 02/04/2009: Personen jonger dan 50 jaar Duur van de aansluiting en referentieperiode Duur van de uitkering Maximale duur van de uitkering
122 dagen of 610 uren (4 maanden) in de loop van de laatste 28 maanden Gelijk aan de duur van aansluiting 730 dagen (24 maanden)
Voor personen van 50 jaar of ouder 122 dagen of 610 uren (4 maanden) in de loop van de laatste 36 maanden Gelijk aan de duur van aansluiting 1095 dagen (36 maanden)
Het nieuwe principe voor de werkloosheidsuitkering bestaat erin dat één gewerkte dag recht geeft op één daguitkering (of een vergoeding van ten minste 4 maanden en van ten hoogste 24 of 36 maanden afhankelijk van de leeftijd). ■ Einde van de uitkering De uitkering wordt onderbroken wanneer de aanvrager zijn rechten heeft uitgeput (einde van de maximale uitkeringsperiode). Er kan dan een specifieke uitkering worden toegekend aan de verzekerde. De werkloosheidsuitkering is niet langer verschuldigd wanneer de uitkeringstrekker: a) opnieuw een al dan niet bezoldigde beroepsactiviteit uitoefent in Frankrijk of in het buitenland onder voorbehoud van afwijkende bepalingen (cumul van de ARE met een inkomen uit een beperkte of toevallige beroepsactiviteit); b) geniet van hulp in het kader van de overname of de opstart van een bedrijf; c) ten laste komt of in aanmerking komt om ten laste te komen van de sociale zekerheid in het kader van geldelijke steun; d) gerechtigd is om de toeslag volgens de vrije keuze van activiteit voor de opvang van een jong kind (Paje) te ontvangen; e) gerechtigd is om de daguitkering voor de aanwezigheid van de ouder te ontvangen; f) een contract gesloten heeft voor burgerdienst conform de bepalingen van artikel L 120-11 van de wet nationale dienst (Code de service national); g) rustpensioen aan vol tarief ontvangt (opmerking: wanneer de aanvrager geen bewijs kan voorleggen van het aantal kwartalen ouderdomsverzekering om te genieten van een volwaardig pensioen op 60 jaar, kan het voordeel van de uitkering behouden blijven tot het bewijs voorligt van het vereiste aantal kwartalen en dit tot de leeftijd van 65 jaar). De werkloosheidsuitkering is ook niet langer verschuldigd wanneer de uitkeringstrekker niet langer :
80 a) aan de leeftijdsvoorwaarden voldoet; b) op het Franse grondgebied verblijft. De werkloosheidsuitkering stopt vanaf de datum waarop: a) een onjuiste verklaring of een leugen wordt vastgesteld die hebben geleid tot het onverschuldigd betalen van uitkeringen; b) de uitkeringstrekker wordt uitgesloten van het recht op een vervangingsinkomen door de prefect. c. Stimulerende maatregelen voor het vinden van nieuw werk ■ Cumul uitkeringen/loon bij het heropnemen van een loontrekkende activiteit (voor een niet loontrekkende activiteit, vraag info bij de Pôle emploi) Deze cumul is in drie gevallen mogelijk wanneer voldaan is aan een aantal voorwaarden: 1. Indien u een toevallige of beperkte bezoldigde activiteit uitoefent die niet meer dan 110 uren per maand omvat, kan u verder een uitkering ontvangen, op voorwaarde dat :
• •
Uw inkomen niet hoger is dan 70% van het maandelijks bruto-inkomen dat u ontving voordat een deel van uw activiteiten werden stopgezet, of Uw inkomen niet hoger is dan 70% van het maandelijks bruto-inkomen waarmee rekening wordt gehouden om de uitkering te berekenen.
De uitbetaling van de uitkering is verzekerd gedurende 15 maanden evenwel beperkt tot de maximale uitkeringstijd die geldt voor werkwilligen jonger dan 50 jaar, met uitzondering van de personen die een contract inzake werkbegeleiding hebben. In geval van behouden activiteit wordt de hulpuitkering (ARE) berekend op het salaris van de verloren activiteit. Er is een integrale cumul van de ARE en het loon in dit geval. In het geval een activiteit wordt hernomen, wordt het aantal niet vergoedbare dagen voor elke maand berekend door het maandelijkse inkomen ingevolge het hernemen van de activiteit te delen door het referte dagloon waarop de werkloosheidsuitkering werd berekend. U kan het bedrag van uw werkloosheidsuitkering in geval van een gedeeltelijke herneming van uw activiteit berekenen met behulp van de simulatietool. Deze heeft geen contractuele waarde maar laat u toe een inschatting te maken van het bedrag van de uitkering. Indien u ouder dan 50 jaar bent, moet u weten dat : • er geen limiet staat op de duur van de cumul, met uitzondering van de gebruikelijk afloop van uw recht op uitkeringen ; • het aantal niet-uitbetaalde uitkeringen in een maand wordt vermenigvuldigd met een coëfficiënt van 0.8 (zodat het aantal dagen waarvoor geen uitkering kan verkregen worden met 20% wordt verminderd). 2. Als u een toevallige of beperkte onbezoldigde activiteit uitoefent Dezelfde regels zijn van toepassing met uitzondering van enkele afwijkingen. Zo is er geen enkele limiet qua uren te respecteren. Wanneer het maandinkomen niet gekend is, wordt het aantal niet vergoedbare dagen per maand berekend op een forfaitaire basis, gedeeld door het referte dagloon. Wanneer het maandinkomen wel gekend is, wordt het aantal niet vergoedbare dagen per maand berekend op basis van de aangegeven inkomsten in het kader van de sociale zekerheid, gedeeld door het referte dagloon. De jaarlijkse herziening gebeurt op basis van de reële lonen onderworpen aan sociale bijdragen.
81 3. Als u het statuut van “micro-entrepreneur” of “auto-entrepreneur” geniet Dezelfde regels zijn van toepassing met uitzondering van volgende afwijkingen. U kan werkloosheidsuitkeringen genieten zonder de jaarlijkse herziening. Elke maand wordt rekening gehouden met: -
29% van het zakencijfer voor activiteiten van aankoop/herverkoop en vastgoedactiviteiten onderworpen aan de belasting op handels- en nijverheidswinsten (71% vrijstelling); 50% van het zakencijfer voor de overige activiteiten onderworpen aan de belasting op handels- en nijverheidswinsten (50% vrijstelling); 66% van het zakencijfer voor de activiteiten onderworpen aan de belasting op niethandelswinsten (34% vrijstelling).
Opmerking: in alle gevallen wordt het resultaat voor uitkeringsgerechtigden van 50 jaar of ouder vermenigvuldigd met 0.8. ■ L’aide différentielle de wederinschakeling) - ADR
reclassement
(differentiële
hulp
met
het
oog
op
De ADR is voorzien voor personen van 50 jaar of ouder of personen die sedert meer dan 12 maand uitkeringen ontvangen en die het werk hervatten (niet bij de laatste werkgever) met een contract voor onbepaalde duur of voor een bepaalde duur van minimum 30 dagen. Om van deze hulp te kunnen genieten moet het bruto maandsalaris voor de nieuwe activiteit lager zijn dan of gelijk zijn aan 85% van het referte dagloon waarop de werkloosheidsuitkering (ARE) werd berekend. De hernomen activiteit moet meer dan 110 uren per maand omvatten en/of het salaris moet hoger zijn dan 70% van het vroegere inkomen bij het openen van de rechten. Dit systeem geldt ook in de situatie waarbij de betrokken persoon een activiteit hervat terwijl hij al ingevolge een andere activiteit heeft genoten van de cumul van zijn loon met uitkeringen, evenwel beperkt tot 15 maanden. Verrekening De periodes van toekenning van ADR verminderen proportioneel het restant aan werkloosheidsuitkeringen (ARE) dat potentieel nog verschuldigd is de dag voor de uitkering van de ADR. Bedrag van de tegemoetkoming Het maandbedrag van de ADR is gelijk aan het verschil tussen 30 maal het referte dagloon waarop de ARE werd berekend en het bruto maandloon uit de nieuwe tewerkstelling en dit zelfs wanneer het vroegere werk en de wedertewerkstelling een verschillende uurregeling heeft. In voorkomend geval wordt het maandbedrag van de ADR verminderd met de bedragen bovenop de contractuele vergoedingen (uitzonderlijke premies, dertiende maand …) Voor het overige kan het totale bedrag van de ADR niet de uitkeringsperiode van de werkloosheidsuitkeringen ARE overtreffen alsook niet de helft van het restant aan ARE rechten op de dag voor de wedertewerkstelling. Indien u de ADR wenst te ontvangen, kan u het aanvraagformulier opvragen bij uw Pôle emploi.
82 ■ Aide à la reprise ou à la création d’entreprise (ARCE) (steun bij overname of oprichting van een onderneming) Indien u kapitaal nodig heeft, biedt de ARCE u een concrete financiële bijstand: 45% van het bedrag van het restant aan uitkeringen op het ogenblik van de aangifte van uw activiteit bij uw CFE. Deze bijstand wordt u in twee schijven uitbetaald: - De eerste schijf wordt betaald bij de aanvang van uw activiteit; - De tweede schijf 6 maand later. Opgepast: om deze bijstand te bekomen moet u de Aide aux Chômeurs Créateurs ou Repreneurs d’Entreprises (ACCRE) (steun voor werklozen die een onderneming oprichten of overnemen) hebben genoten. Indien u kiest om de ARCE te ontvangen, zult u niet langer uitkeringen ontvangen. U moet zeker zijn van uw zakencijfer. Mocht u bedrijf sluiten dan kunt u de andere helft van uw restant aan uitkeringen opvragen binnen een limiet van drie jaar. Het behoud van uw uitkeringen Het behoud van uw uitkeringen is een ander financieel middel om u te begeleiden bij de oprichting van uw bedrijf. Het kan nuttig zijn -
Wanneer u niet veel kapitaal nodig heeft – of al over het nodige kapitaal beschikt; Wanneer u een trage opstart van uw activiteit voorziet en nood hebt aan zekerheid.
In het kader van de Werkloosheidsreglementering van 2009 kunt u genieten van deze maatregel gedurende 15 maanden, overeenstemmend met 15 maandelijkse uitkeringen – ononderbroken of onderbroken. Een toekenningsvoorwaarde: uw inkomen uit uw onderneming mag over een maand niet meer bedragen dan 70% van het salaris op basis waarvan uw uitkering werd berekend (uw referte dagloon maal 30). Herinnering: u kan deze maatregel enkel genieten als u niet gekozen hebt voor de ARCE. U MOET AAN UW PÖLE EMPLOI ELKE PROFESSIONELE ACTIVITEIT OF OPSTART VAN EEN PROFESSIONELE ACTIVITEIT AANGEVEN ONGEACHT OF DEZE VERGOED WORDT OF NIET (voor het aanvatten van een onbezoldigde activiteit: contact opnemen met uw Pôle emploi)
d. Uitkeringstrekkende werknemers op 60 jaar Deze tijdelijke solidariteitsuitkering (allocation transitoire de solidarité – ATS) garandeert een inkomen of een aanvulling van uw inkomsten in afwachting van de ontvangst van uw pensioen. Deze uitkering werd ingevoerd door het decreet nummer 2011-1421 van 2 november 2011. Deze uitkering is een tegemoetkoming aan bepaalde werkwilligen waarvan de werkloosheidsuitkeringen ten einde zijn en die niet kunnen genieten van een volwaardig pensioen ingevolge de verhoging van de wettelijke pensioenleeftijd. Deze uitkering kan ook een aanvulling zijn op de werkloosheidsuitkering tot het ogenblik waarop de wettelijke pensioenleeftijd wordt bereikt.
83 De uitkeringsgerechtigden U kunt de ATS ontvangen als u een werkwillige bent geboren tussen 1 juli 1951 en 31 december 1953 en voor zover u de volgende voorwaarden voldoet: -
Voor de ATS – vervangingsinkomen
• • •
U heeft de wettelijke pensioenleeftijd niet bereikt, zijnde 60 jaar en 4 maanden voor de verzekerden geboren tijdens het tweede semester van 1951, 60 jaar en 9 maanden voor degenen geboren in 1952 en 61 jaar en 2 maanden voor degenen geboren in 1953; U genoot werkloosheidsuitkeringen (ARE) op 10 november 2010; Op het einde van uw recht op werkloosheidsuitkeringen (1RE) was u minstens 60 jaar en heeft u het nodige aantal trimesters verworven om een volwaardig pensioen te kunnen genieten (naargelang uw geboortejaar, 1951: 163 trimesters 1952: 164 trimesters en 1953: 165 trimesters).
-
Voor de ATS – aanvulling
•
U heeft de wettelijke pensioenleeftijd niet bereikt, zijnde 60 jaar en 4 maanden voor de verzekerden geboren tijdens het tweede semester van 1951, 60 jaar en 9 maanden voor degenen geboren in 1952 en 61 jaar en 2 maanden voor degenen geboren in 1953; U genoot werkloosheidsuitkeringen (ARE) op 10 november 2010; U bent minstens 60 jaar; U heeft het nodige aantal trimesters verworven om een volwaardig pensioen te kunnen genieten (naargelang uw geboortejaar, 1951: 163 trimesters 1952: 164 trimesters en 1953: 165 trimesters); U heeft nog recht op werkloosheidsuitkeringen na 10 november 2010 en nadat u de leeftijd van 60 jaar bereikt.
• • • •
Voorwaarden inzake inkomen • o o • •
De inkomensgrens bedraagt: 1.619,52 euro voor een alleenstaande 2.328,06 euro voor een koppel Bepaalde inkomsten worden niet in aanmerking genomen, zoals familiale uitkeringen en de logementstegemoetkoming. Er wordt enkel rekening gehouden met het inkomen ontvangen in de loop van de twaalf maanden die uw aanvraag voorafgaan. Bedrag De maximaal gegarandeerde daguitkering voor de ATS – vervangingsinkomen bedraagt 33,74 euro. De ATS – aanvulling garandeert u een dagelijks inkomen van 33,74 euro. Welke stappen? Voor beide ATS-uitkeringen dient u uw aanvraag bij uw pôle emploi in te dienen voor 31 december 2014.
2. DE GEDEELTELIJKE WERKLOOSHEID 2.1 VIGERENDE WETGEVING Bij een gedeeltelijke of tijdelijke werkloosheid geniet de grensarbeider de prestaties volgens de wetgeving van het werkland (België) als woonde hij er. (artikel 65 §1 reglement 883/2004)
84 2.2 STELSEL ■ Bij gedeeltelijke werkloosheid door weersomstandigheden (regen, vorst, hittegolf…), hebben de arbeiders die actief zijn in de openbare werken/bouw recht op een uitkering die hen wordt uitbetaald respectievelijk door de RVA voor het Vlaamse, en de ONEM voor het Waalse Gewest. De beslissing van werkonderbreking ligt bij de werkgever; hij moet aan de RVA (of de ONEM) bewijzen dat de ongunstige weersomstandigheden het werk onmogelijk maken. De werkgever kan de werkloze werknemers verplichten zich regelmatig of na oproeping aan te bieden op de 78 gebruikelijke werkplek . De arbeider die werkloos wordt door weersomstandigheden krijgt van zijn werkgever een formulier C 3.2 A-BOUW bij het begin van elke maand. De arbeider moet dit formulier elke dag zonder werk invullen volgens de richtlijnen van het controleformulier. Op het einde van de maand moet de werkgever aan zijn werknemer een betaalformulier C 3.2 WERKGEVER bezorgen, of 79 een aangifte doen op de portaalsite van de sociale zekerheid . De formulieren moeten dan worden voorgelegd aan het betaalorganisme naar keuze van de werknemer. Het betaalorganisme zal hem een formulier C 3.2 – WERKNEMER ter ondertekening voorleggen. ■ Er worden ook uitkeringen voor tijdelijke werkloosheid uitgekeerd, met dezelfde formaliteiten (Formulieren C 3.2 A / C 3.2 WERKGEVER en C 3.2 WERKNEMER) bij: ▫ tijdelijke werkloosheid wegens gebrek aan werk om economische redenen (alleen voor arbeiders), ▫ technische werkloosheid door onvoorziene omstandigheden (alleen voor arbeiders), ▫ werkloosheid door overmacht (voor arbeiders én bedienden), ▫ of bij werkloosheid door staking of lockout (voor arbeiders én bedienden). De werknemer moet een betaalcentrum kiezen: ►de Hulpkas voor werkloosheidsuitkeringen of HVW (CAPAC in het Waalse gewest) ►of een vakbond: ▫ het Algemeen Christelijk Vakverbond (ACV - CSC) ▫ of het Algemeen Belgisch Vakverbond (ABVV - FGTB) ▫ of de Algemene Centrale der Liberale Vakbonden van België (ACLBV - CGSLB)
Bedrag van de uitkering: Hangt af van de verloning en van de gezinstoestand van de werknemer:
Bedrag van de uitkering (per 1/09/2009
Werknemer met gezinslast (=werknemer die samenwoont met een partner of andere gezinsleden die over geen inkomen beschikken OF werknemer die alleen woont en die onderhoudsgeld moet betalen)
Alleenstaande werknemer (=werknemer die alleen woont en die geen onderhoudsgeld betaalt)
Samenwonende werknemer (= alle andere gevallen)
78
Art 50 WAO 03.07.1978 + KB 26.02.1994
79
http://www.socialezekerheid.be
75 % van het geplafonneerde gemiddelde dagloon minimumuitkering: 38,75 €/dag maximumuitkering: 63,65 €/dag
75 % van het geplafonneerde gemiddelde dagloon minimumuitkering: 32,56 €/dag maximumuitkering: 63,65 €/dag
70 % van het geplafonneerde gemiddelde dagloon minimumuitkering: 24,40 €/dag maximumuitkering: 59,40 €/dag
85
VIII. DE OUDERDOMSVERZEKERING
Door de goedkeuring van de Verordening (EG) 883/2004 betreffende de coördinatie van de sociale zekerheidsstelsels en bedoeld om de huidige Verordening (EG) 1408/71 te vervangen, zullen de prestaties van vervroegd pensioen beschouwd worden als prestaties van sociale zekerheid. De wettelijke stelsels voor vervroegd pensioen werden opgenomen in het toepassingsveld van de communautaire verordening. Zijn een prestatie van vervroegd pensioen « alle uitkeringen in contanten, met uitzondering van een werkloosheidsuitkering of een vervroegde ouderdomsuitkering, die vanaf een bepaalde leeftijd worden verstrekt aan de werknemer die zijn beroepsactiviteiten heeft verminderd, beëindigd of 80 opgeschort tot de leeftijd waarop hij recht heeft op een ouderdomspensioen» .
1. DE BEREKENING VAN HET COMMUNAUTAIRE PENSIOEN
1.1 BEGINSEL Er dienen zich twee mogelijkheden aan : ► De grensarbeider heeft zijn hele loopbaan in België gewerkt: hij geniet het rustpensioen van dat land, ook als hij er niet woont. ► De grensarbeider heeft een deel van zijn loopbaan in België gewerkt en een ander deel in Frankrijk en/of een ander land van de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte. We spreken hier van een "gemengde" loopbaan; de werknemer krijgt een pensioen in elk land, op voorwaarde dat hij minstens één jaar (met uitzondering van Frankrijk waar de bijdrage van één kwartaal volstaat) verzekerd is. Geen enkele bijdrage wordt over het hoofd gezien; de verworven rechten zullen worden beschermd en elk land zal een pensioen uitbetalen dat overeenkomt met de voltooide verzekeringsperioden. Een land zal hem echter slechts pensioen uitkeren wanneer hij beantwoordt aan de toekenningsvoorwaarden voor het pensioen die in de betrokken wetgeving zijn voorzien. Elke Lidstaat moet rekening houden met de verzekeringsperioden die zijn uitgevoerd in de andere landen, waardoor deze optelsom kan zorgen voor een verhoging van het bedrag van het verschuldigde pensioen. Opmerking : wanneer de duur van de verzekeringsperioden in België geen jaar overschrijdt, krijgt de grensarbeider geen pensioen in België. Toch wordt er met deze perioden van minder dan één jaar rekening gehouden door de andere Lidstaten die bevoegd zijn voor de berekening van het theoretische pensioenbedrag (zie infra).
1.2 BEREKENING VAN HET PENSIOEN Het bedrag van elk pensioen waarop de grensarbeider recht heeft staat in verhouding tot het aantal bijdragejaren vervuld in het betrokken land.
80
Art. 57 van het reglement 883/2004 Art. 52 van het reglement 883/2004
86 1.3 FORMALITEITEN : WAAR DE AANVRAAG INDIENEN? Het volstaat een aanvraag in te dienen bij de “Caisse” van de woonplaats. Die “Caisse” onderneemt alles wat nodig is om de pensioenen uit te keren waarvan de grensarbeider kan genieten in de andere Lidstaten. ► Bevoegde instellingen Frankrijk (algemeen stelsel) : ▫ Ile de France : Caisse Nationale d’Assurance Vieillesse des travailleurs salariés (CNAV) ▫ Alsace Moselle : Caisse Régionale d’Assurance Vieillesse (CRAV) ▫ Andere regio's : Caisse Régionale d’Assurance Maladie (CRAM) ▫ Voor loontrekkende in de landbouw : Mutualité Sociale Agricole (MSA)
2. DE OUDERDOMSVERZEKERING IN BELGIË Opmerking : in tegenstelling tot Frankrijk is het aanvullend pensioenstelsel niet verplicht in België.
2.1 TOEKENNINGSVOORWAARDEN EN BEREKENINGSWIJZE VAN HET BELGISCHE PENSIOEN ■ De wettelijke pensioenleeftijd in België verschilt van de leeftijd die in Frankrijk geldt: ► in Frankrijk: Behoudens bepaalde gevallen, in het bijzonder de lange loopbanen, is het huidige systeem met betrekking tot de pensioenleeftijd in Frankrijk als volgt: Minimumleeftijd De Wet 2010-1330 van 9 november 2010 houdende de pensioenhervorming voorziet in de progressieve verhoging van de wettelijke pensioenleeftijd van 60 naar 62 jaar. Het oorspronkelijke voorstel voorzag een verhoging met 4 maanden per leeftijdscategorie zodanig dat de vooropgestelde leeftijd van 62 jaar in het jaar 2018 zou bereikt zijn voor personen die geboren zijn vanaf 1956. Artikel 88 van de huidige wet versnelt het ritme van deze overgangsperiode. De wettelijke leeftijd om met pensioen te gaan voor personen geboren vanaf 1952 wordt verhoogd met 5 maanden per leeftijdscategorie in plaats van met 4 maanden. De vooropgestelde leeftijd van 62 jaar wordt bijgevolg al vanaf 2017 bereikt voor personen geboren vanaf het jaar 1955. Artikel L 161-17-2 van de wet werd dientengevolge gewijzigd. Het volgende overzicht bevat het nieuwe overzicht inzake de evolutie van de minimum pensioenleeftijd in functie van de geboortedatum van de verzekerde: Geboortedatum van de verzekerde
Minimumleeftijd voor vervroegd pensioen
Pensioendatum (vanaf)
1952 1953 1954 1955 Vanaf 1 januari 1956
60 jaar en 9 maanden 61 jaar en 2 maanden 61 jaar en 7 maanden 62 jaar 62 jaar
1 oktober 2012 1 maart 2014 1 augustus 2015 1 januari 2017 1 januari 2018
Volwaardig pensioen Volgens artikel L 351-8 van de CSS, genieten verzekerden die de minimum pensioenleeftijd verhoogd met 5 jaar bereiken van een volwaardig pensioen, zelfs wanneer ze niet de nodige aansluitingsperiode of gelijkgestelde periodes in het algemene stelsel en één of meer periodes in een ander stelsel kunnen bewijzen. De versnelde verhoging van de minimum pensioenleeftijd heeft dus noodzakelijkerwijze een impact op de evolutie van de leeftijd waarop een verzekerde een volwaardig pensioen kan genieten zonder voorwaarden inzake aansluitingsperiode.
87 Het volgende overzicht bevat het nieuwe overzicht van de evolutie van de pensioenleeftijd voor een volwaardig pensioen in functie van de geboortedatum van de verzekerde: Geboortedatum van de verzekerde
Minimumleeftijd voor een volwaardig pensioen
Pensioendatum (vanaf)
1952 1953 1954 1955 Vanaf 1 januari 1956
65 jaar en 9 maanden 66 jaar en 2 maanden 66 jaar en 7 maanden 67 jaar 67 jaar
1 oktober 2017 1 maart 2019 1 augustus 2020 1 januari 2022 1 januari 2023
► in België is de wettelijke pensioenleeftijd 65 jaar Toch moet de werknemer, om een volwaardig pensioen te bekomen, een volledige loopbaan kunnen voorleggen: 45 werkjaren (en gelijkgestelde perioden: vakantie, ziekte, werkloosheid, staking, …) De tewerkstelling per kalenderjaar is volledig wanneer de werknemer voltijds heeft gewerkt of wanneer hij over het hele jaar minstens 1.710 uren heeft gepresteerd. ■ Manier van berekening van het Belgische nationale pensioen Het bedrag van het pensioen van de werknemer hangt af van : ▫ zijn beroepsloopbaan : effectief gepresteerde en gelijkgestelde perioden ▫ van het ontvangen jaarloon (voor alle werknemers zijn de jaarlonen vanaf 1981 geplafonneerd), en geherwaardeerd aan de hand van een herwaarderingscoëfficiënt. De werknemer geniet een minimumrecht per loopbaanjaar op voorwaarde dat hij het bewijs kan voorleggen van een tewerkstelling als loontrekkende werknemer gedurende minstens 15 kalenderjaren en voor een jaarlijkse tewerkstelling gelijk aan minstens een derde van een gelijkwaardige activiteit. Dus, wanneer voor een bepaalde jaar, het jaarloon dat de werknemer krijgt lager ligt dan 21.753,81 € [bedrag per 01.02.2012 ; index 133,42], wordt het pensioen dat is verschuldigd voor dat jaar berekend op basis van dat bedrag. Het voordeel van dit minimumrecht per jaar verdwijnt wanneer het bedrag van het pensioen ≥ 17.515,43 € per jaar voor een gezin of 14.012,34 € per jaar voor een alleenstaande. ▫ van de gezinstoestand : het pensioen wordt berekend tegen het tarief gezin of het tarief alleenstaande. Het bedrag van het pensioen wordt bekomen door de toegekende pensioenen voor elk jaar Belgische loopbaan op te tellen. Voorbeeld: pensioen voor het jaar 1983 Geherwaardeerd jaarloon voor het jaar 1983 x 75% (gezin) of 60 % (alleenstaande) 45 (voor de man) of 44* (voor de vrouw) *ook 45 met ingang van 1/01/2009
■ Mogelijkheid van vervroegd pensioen De werknemer kan genieten van een vervroegd pensioen onder bepaalde leeftijds- en loopbaanvoorwaarden. Voor wie in België deeltijds heeft gewerkt wordt er 1 jaar weerhouden zodra de jaarprestatie overeenkomt met een activiteit die minstens gelijk is aan 1/3 van een met voltijdse prestatie gelijkgestelde prestatie.
2.2 MINIMUMPENSIOENEN Wanneer de werknemer een volledige loopbaan voorlegt geniet hij een gewaarborgd minimum voor zijn pensioen: (bedragen per 01.02.2012 ; index 133,42) ▫ tarief alleenstaande: 13.052,28 €/jaar ▫ tarief gezin : 16.310,21 €/jaar
88 Wanneer de werknemer onvoldoende jaren kan voorleggen om recht te hebben op een volwaardig pensioen, krijgt de werknemer die minstens 2/3 van het vereiste aantal jaren voorlegt een gewaarborgd minimum dat proportioneel wordt verminderd. Een voorbeeld : Mijnheer Martin, ongehuwd en alleenstaand, heeft 34 jaar gewerkt in België ; zijn loopbaanfractie is dus 34/45. Deze fractie bedraagt meer dan 2/3 van de vereiste jaren (>30/45). Het gewaarborgd minimum dat hij geniet als alleenstaande bedraagt dus 34/45 X gewaarborgd minimum tarief alleenstaande. (34/45) X 13.052,28 = 9.861,72 €/jaar
2.3 INFORMATIE EN FORMALITEITEN Vanaf de leeftijd van 55 jaar kan men aan de Rijksdienst voor Pensioenen (RVP) (ONP in het Waals gewest) een evaluatie vragen over het toekomstige Belgische pensioen ; het volstaat een formulier in te vullen en terug te sturen dat men kan downloaden op de website http://www.onprvp.fgov.be, rubriek « Mijn pensioen/Formulieren », formulier « Aanvraag voor raming van mijn pensioenrechten ». Of de grensarbeider nu een gemengde beroepsloopbaan dan wel een uitsluitend Belgische loopbaan heeft, hij moet zijn aanvraag indienen bij de bevoegde instelling van zijn woonplaats (CRAM, CRAV CNAV of MSA) en duidelijk aangeven dat hij in België heeft gewerkt. De Franse kas zal dan de RVP/ONP op de hoogte brengen van het bestaan van de aanvraag van de grensarbeider. ste Het rustpensioen gaat in op de 1 dag van de maand die volgt op de maand waarin de ste werknemer de aanvraag heeft gedaan, en TEN VROEGSTE op de 1 dag van de maand die ste volgt op zijn 60 verjaardag. De werknemer moet elk jaar aan de Rijksdienst voor Pensioenen, binnen de 30 dagen die volgen op de datum van zijn verjaardag, een LEVENSBEWIJS bezorgen dat hij moet ondertekenen en laten invullen door zijn gemeentebestuur. Men kan dit attest bekomen bij de RVP of downloaden op de site http://www.onprvp.fgov.be rubriek « Mijn pensioen », formulier « Levensbewijs ».
89
Deel 3: Fiscaal recht INLEIDING Wanneer een werknemer zich verplaatst naar een ander land om er te gaan werken, kunnen beide landen – zowel het woonland als het werkland – aanspraak maken op het recht om belastingen te heffen op het ontvangen inkomen, overeenkomstig hun respectieve vigerende wetgeving. Er bestaat dus een risico van dubbele belasting.
Frankrijk en België hebben op 10 maart 1964 een bilaterale belastingovereenkomst gesloten, die later werd aangevuld door de avenanten van 15 februari 1971 en 8 februari 1999 en van 12 december 2008. Zo'n overeenkomst is bedoeld om de inwonenden van één van de overeenkomstsluitende landen te beschermen tegen de dubbele belasting van de inkomsten die ze halen uit het andere land. Overeenkomstig de belastingovereenkomst van 10 maart 1964 verschilt het land dat bevoegd is voor de heffing volgens het gegeven of de werknemer al dan niet woont en werkt binnen een welbepaalde geografische zone (de "grenszone"). Het aanhangsel van de belastingovereenkomst tussen Frankrijk en Brussel, getekend te Brussel op 12 december 2008, wijzigt het belastingstelsel voor traktementen en salarissen van grensarbeiders. Dit aanhangsel voorziet drie periodes aan het einde waarvan het statuut van de grensarbeider wat belastingen betreft, wordt opgeheven tussen België en Frankrijk. De wet introduceerde onder andere enkele nieuwigheden in de zin van striktere administratieve controle en meer bepaald een striktere interpretatie inzake het verlaten van de grensstreek. Dat blijkt alleszins uit de administratieve circulaire voor toepassing in België van 17/12/2009 -
2003 tot 2008 : het belastingstelsel voor grensarbeid is van toepassing op werknemers die hun enig duurzaam tehuis (nieuwe verduidelijking van het aanhangsel met de noodzakelijkheid om het enig duurzaam tehuis te hebben in de Franse grenszone) hebben in de Franse grensstreek en hun activiteit uitoefenen in de Belgische grensstreek, op voorwaarde dat de werknemers gedurende niet meer dan 45 dagen per jaar buiten de Belgische grensstreek werken.
Activiteiten waarmee rekening dient te worden gehouden Deze limiet van 45 dagen moet op zeer strikte manier worden geïnterpreteerd. Om deze limiet te berekenen dient men rekening te houden met elk verlaten van de Belgische grensstreek bij het uitoefenen van de activiteit, ongeacht of dit in België is buiten de grensstreek, in Frankrijk of in een ander land (nieuwigheid ingevoerd door het aanhangsel), en ongeacht de reden. Dit houdt in dat bij het berekenen van deze limiet rekening dient te worden gehouden met volgende activiteiten buiten de grensstreek die daarvoor niet werden beschouwd als aanleiding gevend tot het verlies van het belastingstelsel voor grensarbeid: -
-
opleidingsdagen buiten de grensstreek, alsook dagen tijdens welke de werknemer de grensstreek verlaat om deel te nemen aan een vakbondsvergadering, een ondernemingsraad, een personeelsfeest, een medisch onderzoek,… de activiteit die wordt uitgeoefend in Frankrijk of op het grondgebied van een derde land; de activiteit die wordt uitgeoefend in de grensstreek in het kader van een ander tewerkstellingscontract (ongeacht of dit voor dezelfde werkgever is of voor verschillende werkgevers).
Er dient daarentegen geen rekening te worden gehouden met de dagen tijdens welke de werknemer buiten de Belgische grensstreek een activiteit uitoefent die niet is beoogd in artikel 11 van de Overeenkomst (als zelfstandige, functionaris, bestuurder,…).
90
-
2009 tot 2011 : het belastingstelsel voor grensarbeid is van toepassing op werknemers die hun enig duurzaam tehuis hebben in de Franse grensstreek en die hun activiteit uitoefenen in de Belgische grensstreek, op voorwaarde dat de werknemer de activiteit gedurende niet meer dan 30 dagen per jaar uitoefent buiten de Belgische grensstreek. Het duurzaam tehuis moet vanaf 31 december 2008 niet langer gelegen zijn in België. Wat de afrek van deze 30 dagen betreft voor de inkomsten 2009 – 2011, heeft de belastingadministratie een minder strikte interpretatie dan voor de aftrek van 45 dagen voor het verlaten van de grensstreek voor de inkomsten 2003 – 2008. Voor de aftrek van de 30 dagen (inkomsten 2009 – 2011), wordt er immers geen rekening gehouden met bepaalde activiteiten buiten de Belgische grensstreek voor de aftrek van de 30 dagen, daar waar dit wel gebeurt in de aftrek van de 45 dagen voor de inkomsten 2003 – 2008 ; bijvoorbeeld; de activiteiten die inherent zijn aan de functie van vakbondsafgevaardigde, deelnemen aan een ondernemingsraad, deelnemen aan een personeelsfeest enz...
-
2012 tot 2033 : het belastingregime is van toepassing op werknemers die wonen in de Franse grensstreek en die hun activiteit uitoefenen in de Belgische grensstreek op 31 december 2011, op voorwaarde dat tot 2033 hun duurzaam tehuis in de Franse grensstreek blijft, de uitoefening van hun activiteit ononderbroken gebeurt in de Belgische grensstreek en ze de Belgische grensstreek niet verlaten gedurende meer dan 30 dagen per burgerlijk jaar voor het uitoefenen van hun activiteit. Grensarbeiders die op 31 december 2011 werkloos zijn geworden, kunnen evenwel toch genieten van dit afwijkend stelsel, op voorwaarde dat ze kunnen bewijzen 3 maanden te hebben gewerkt in de Belgische grensstreek in het jaar 2011. Het aanhangsel bij de belastingovereenkomst tussen Frankrijk en België voorziet dat seizoensarbeiders (personeel ter versterking of tijdelijk personeel) onder bepaalde voorwaarden kunnen genieten van het regime voor grensarbeiders. De seizoensactiviteit mag niet langer duren dan 90 dagen per jaar en het verlaten van de grensstreek mag niet langer duren dan 15% van het aantal dagen, gepresteerd in de loop van het jaar.
Aftrek van dagen activiteit buiten de grensstreek: Een fractie van een dag activiteit buiten de grensstreek zal worden beschouwd als een volledige dag activiteit buiten de grensstreek. Toch zal men geen rekening houden met het verlaten van de grensstreek voortvloeiende uit een geval van overmacht, de toevallige transit door een zone die geen grensstreek is om zich te begeven naar een plek in de grensstreek, activiteiten die inherent zijn aan de functie van vakbondsafgevaardigde, deelnemen aan een comité voor preventie en bescherming op het werk, een paritaire commissie, een vergadering van de werkgeversvereniging, een ondernemingsraad en een personeelsfeest, medische onderzoeken, beroepsopleidingen van minder dan 5 werkdagen per jaar en de reisweg buiten de grensstreek van de arbeider in het kader van een transportactiviteit op voorwaarde dat de afgelegde afstand buiten de grensstreek niet meer is dan een kwart van de totaal afgelegde afstand.
De noties van grensarbeider, vanuit het standpunt van het sociale zekerheidsrecht en van het arbeidsrecht, staan dus volledig los van elkaar! Een Frans-Belgische grensarbeider kan dus zeer goed niet genieten van het fiscale stelsel van grensarbeider terwijl hij wel geniet van het statuut van grensarbeider voor de sociale zekerheid of voor de arbeidswet.
91
I – DE BELASTING VAN WERKNEMERS DIE GENIETEN VAN HET FISCAAL STELSEL VOOR GRENSARBEIDERS De personen (ongeacht hun nationaliteit) die hun woonplaats hebben in de Franse grenszone en die hun beroepsactiviteit uitoefenen in de Belgische grenszone kunnen genieten van het fiscale stelsel voor grensarbeiders. Die personen zijn dan BELASTBAAR IN HET LAND WAAR ZE WONEN.
Het begrip "woonplaats" : De woonplaats is de permanente woonplaats waar de belastingplichtige normaliter woont, desgevallend met zijn vrouw en kinderen. Het gaat hier dus om de gezinswoning waar de belastingplichtige na elk van zijn beroepsverplaatsingen terugkeert en waar hij "het middelpunt van zijn vitale belangen" heeft. Het is niet vereist dat de loontrekkende werknemer elke dag naar zijn permanente woonplaats terugkeert; een tijdelijk verblijf in België ontneemt hem geenszins zijn statuut van grensarbeider 81 wanneer hij zijn permanente woonst in de Franse grenszone houdt .
Opmerking : Het fiscale stelsel voor grensarbeiders is niet van toepassing op de inkomsten - van personeel met de dubbele Franse en Belgische nationaliteit in openbare diensten, - van personeel met de dubbele Franse en Belgische nationaliteit van openbare ondernemingen die geen industriële of commerciële activiteiten voeren, - van personeel van zeevaarten luchtvaartondernemingen of van transportondernemingen die over het grondgebied van beide landen circuleren (b.v. : internationale wegchauffeurs die circuleren over het grondgebied van beide landen), - die het resultaat zijn van een loontrekkende activiteit die wordt uitgeoefend door bestuurders van naamloze vennootschappen, commanditaire vennootschappen op aandelen en coöperatieve vennootschappen, of door de zaakvoerders van SARL, - de leden van het Franse lesgevende personeel dat alleen naar België komt om er les te geven.
1.BELASTING VAN DE INKOMSTEN DOOR HET WOONLAND 1.1 INKOMSTEN BELASTBAAR IN FRANKRIJK ■ Het fiscale stelsel van de grensarbeiders Art. 11 §2 c) van de Frans-Belgische belastingsovereenkomst: « De salarissen, lonen en andere soortgelijke bezoldigingen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat die zijn activiteit uitoefent in de grenszone van de andere overeenkomstsluitende Staat en die zijn duurzaam tehuis in de grenszone van de eerstgenoemde Staat heeft, zijn slechts in die Staat belastbaar. » Wanneer de werknemer woont in de Franse grenszone en zijn beroepsactiviteit uitoefent in de Belgische grenszone, dan zijn de inkomsten belastbaar in het woonland, in casu Frankrijk. De grenszone wordt aan weerszijden afgebakend door een denkbeeldige lijn van 20 km vanaf de landsgrens. De gemeentes Châtelet, Dentergem en Fleurus worden toegevoegd aan de Belgische grensstreek.
81
Omzendbrief van de Belgische fiscale diensten nr. AAF/Intern.ISR/96.04770 dd. 26.10.2000
92 De salarissen, lonen en andere soortgelijke bezoldigingen zijn alleen belastbaar in Frankrijk; de werknemer heeft geen keuzerecht in verband met het land dat de belasting zal heffen. Om te kunnen genieten van het afwijkende fiscale stelsels van de «grensarbeiders», moet de loontrekkende werknemer cumulatief beantwoorden aan de volgende voorwaarden: ► voorwaarde in verband met de woonst: de werknemer moet zijn permanente woonplaats hebben in de Franse grenszone. Het is niet nodig dat de loontrekkende werknemer elke dag naar zijn permanente woonplaats terugkeert; een tijdelijk verblijf in België ontneemt hem geenszins zijn statuut van grensarbeider wanneer hij zijn permanente woonst en het middelpunt van zijn vitale belangen in de Franse grenszone houdt. ►voorwaarde in verband met de werkplaats: de beroepsactiviteit mag enkel worden uitgeoefend in de Belgische grenszone.
Opgelet: krachtens het aanhangsel bij de belastingovereenkomst tussen Frankrijk en België wordt het afwijkende belastingstelsel dat van toepassing is op grensarbeiders volledig opgeheven op het einde van het jaar 2033. Vanaf 1 januari 2012 kunnen alleen werknemers die op 31 december 2011 genieten van het belastingstelsel voor grensarbeiders, er verder van genieten tot in 2033. ■ Interpretatie en restrictieve toepassing van het fiscale stelsel van grensarbeiders De werknemer kan alleen genieten van het fiscale stelsel van de grensarbeider wanneer hij werkt in de Belgische grenszone. Om de plaats van activiteit te bepalen moet men gaan zoeken waar de beroepsactiviteit effectief wordt uitgeoefend, en niet de plaats waar de werkgever is gevestigd of de plaats van vertrek van waaruit de werknemer zijn activiteit uitoefent. Deze interpretatie sluit aan bij de definitie van de OESO: « Het werk wordt uitgeoefend op de plaats waar de werknemer lichamelijk aanwezig is wanneer hij de activiteiten uitvoert op grond waarvan de inkomsten die betrekking hebben op het werk worden betaald».
Momenteel wordt er een strikte toepassing gemaakt van de Frans-Belgisch fiscale overeenkomst: elke loontrekkende activiteit uitgeoefend buiten de grenszone leidt onmiddellijk tot de uitsluiting van het afwijkende fiscale stelsel van de grensarbeiders. ► Quid met uitzendkrachten Het feit dat het uitzendkantoor gelegen is in de Belgische grenszone is op zich niet voldoende om het afwijkende fiscale stelsel van de grensarbeider in te roepen; wanneer de uitzendkracht ter beschikking wordt gesteld van een vennootschap die op zijn diensten een beroep doet buiten de grenszone of waarvan de werf zich buiten de grenszone bevindt, kan de werkplaats niet worden beschouwd als zijnde gelegen binnen de grenszone. Derhalve kan de werknemer niet genieten van het fiscale stelsel van de grensarbeider. In dat geval worden zijn inkomsten belastbaar in het werkland, in casu België. Voorbeelden : (circulaire Ci.R.9.F/554.009 van 14 januari 2004) ▫ een werknemer woont in Lille (Franse grenszone) en werkt in dienst van een uitzendkantoor in Doornik (Belgische grenszone); hij oefent zijn loontrekkende activiteit uit in Brussel. De activiteit wordt effectief uitgeoefend buiten de Belgische grenszone, de betrokkene kan dus geen aanspraak maken op het statut van grensarbeider zodat zijn inkomsten belastbaar zijn in België (toepassing van art. 11, 1, van het dubbelbelastingverdrag). ▫ een werknemer woont in Lille en wordt tewerkgesteld door een Brussel uitzendkantoor voor een loontrekkende activiteit in Doornik. Aangezien de activiteit inderdaad binnen de Belgische
93 grenszone wordt uitgeoefend, beantwoordt de betrokkene aan de criteria van grensarbeider zodat zijn inkomsten uitsluitend in Frankrijk zullen worden belast.
► Quid met mobiele beroepen (truckers, vertegenwoordigers, taxichauffeurs, …) Wanneer de werknemer de grenszone verlaat tijdens de uitoefening van zijn activiteit, verliest hij het voordeel van het fiscale stelsel dat van toepassing is op de grensarbeiders; zijn inkomsten worden dan belastbaar in het werkland, in casu België. Het komt dus zeer zelden voor dat een trucker kan genieten van het fiscale stelsel van de grensarbeiders.
Voor bepaalde mobiele beroepen, en meer bepaald voor vrachtwagenchauffeurs, dienen twee gevallen te worden onderscheiden: het geval van vrachtwagenchauffeurs die zich verplaatsen op de grondgebieden van verschillende staten, in welk geval specifieke regels van toepassing zijn, en het geval van de vrachtwagenchauffeur die alleen werkt in de Belgische grensstreek en die zich elke dag buiten deze grensstreek dient te begeven. Als voor dit laatste geval de door de werknemer afgelegde afstand buiten de grensstreek tijdens een bepaalde dag niet meer is dan het kwart van de totale afgelegde afstand tijdens diezelfde dag, wordt de dag in kwestie niet beschouwd als een dag verlaten van de grensstreek.
1.2 FORMALITEITEN Elke werkgever houdt in principe elke maand bedrijfsvoorheffing in op de lonen die hij uitbetaalt in België, als voorschot op de Belgische belasting van de natuurlijke personen. De werknemer die beantwoordt aan de voorwaarden om te genieten van het fiscale stelsel van de grensarbeiders (Cf. supra 1.1) wordt vrijgesteld van bedrijfsvoorheffing omdat hij belastbaar is in zijn woonland, in casu Frankrijk. Om te kunnen genieten van die vrijstelling moet de werknemer aan zijn werkgever vragen dat hij een aangifte van grensarbeider aanvraagt bij het "Documentatiecentrum Bedrijfsvoorheffing". Deze aangifte, in duplo, is een formulier: ▫ Nr. 276 FRONT. (F) voor de werknemers die hun beroepsactiviteit uitoefenen in een Franssprekend gebied ▫ Nr. 276 GRENS. (F) voor de werknemers die hun beroepsactiviteit uitoefenen in een Nederlandssprekend gebied
De loontrekkende werknemer vervolledigt het kader I "VERKLARING VAN DE WERKNEMER" en bezorgt het in twee exemplaren aan zijn werkgever die het kader II "VERKLARING VAN DE WERKGEVER " moet invullen. De werkgever geeft aan de loontrekkende de twee exemplaren terug die hij moet voorleggen aan de fiscale diensten waaronder hij valt in Frankrijk. De Franse belastingsinspecteur vervolledigt het kader III "ATTEST VAN DE FRANSE FISCALE ADMINISTRATIE " en houdt het eerste exemplaar bij. De belastingsinspecteur geeft het tweede exemplaar terug aan de werknemer die het moet terugbezorgen aan zijn Belgische werkgever. Dan mag de Belgische werkgever zich onthouden van het innen van bedrijfsvoorheffing en van het doorstorten ervan aan de Belgische schatkist.
94
Dit attest van hoedanigheid van grensarbeider moet bij het begin van elk jaar worden vernieuwd: de werkgever moet in het bezit zijn van het exemplaar ondertekend door de Franse belastingsinspecteur voor de eerste loonbetaling van het jaar. Het attest moet ook worden vernieuwd telkens de werknemer van werkgever verandert (op voorwaarde dat de werknemer blijft beantwoorden aan de voorwaarden die zijn vereist om te kunnen genieten van het afwijkende fiscale stelsel van de grensarbeiders).
Opmerking : bij het innen van een tijdskredietuitkering De werknemer die geniet van tijdskrediet is belastbaar op de geïnde uitkeringen. De werknemer die beantwoordt aan de cumulatieve voorwaarden om te kunnen genieten van het fiscale stelsel van grensarbeiders moet formulier 276 FRONT. (F) of 276 GRENS. (F) voorleggen aan de RVA om te worden vrijgesteld van de bedrijfsvoorheffing.
1.3 TERUGBETALING VAN ONTERECHT AFGEHOUDEN BEDRIJFSVOORHEFFING Wanneer er bedrijfsvoorheffing werd afgehouden op Belgische lonen terwijl de werknemer beantwoordde aan alle voorwaarden om te kunnen genieten van het afwijkende fiscale stelsel voor grensarbeiders dat ervoor zorgt dat hij belasting betaalt in Frankrijk, kan de werknemer een bezwaarschrift indienen bij : Direction Bruxelles II Sociétés / Directie Brussel II Vennootschappen Louizalaan 233 – 245 1050 BRUSSEL Tel : 0032 / (0)26 41 07 14 De loontrekkende werknemer moet dan alle bewijselementen voorleggen die betrekking hebben op zijn hoedanigheid van grensarbeider (permanente woonst, bedrag van de afgehouden bedrijfsvoorheffing …).
2. AANGIFTE IN FRANKRIJK VAN BELGISCHE INKOMSTEN De loontrekkende werknemer moet elk jaar aan de Franse fiscale diensten de inkomsten aangeven die hij in België heeft geïnd door middel van de formulieren nr. 2042 "DĖCLARATION DES REVENUS" en nr. 2047 "DĖCLARATION DES REVENUS ENCAISSĖS À L’ĖTRANGER ". Het formulier nr. 2047 (N° CERFA 11226 * 07) kan me n downloaden op de website van de fiscale administratie: http://www.impots.gouv.fr/ - rubriek "Particuliers" ; subrubriek "Rechercher un Formulaire" Men kan het ook krijgen bij de departementale fiscale diensten. De formulieren nr. 2042 en nr. 2047 moeten worden ingevuld en opgestuurd naar het belastingcentrum van de woonplaats.
95
II – BELASTING VAN WERKNEMERS DIE NIET GENIETEN VAN HET AFWIJKENDE FISCALE STELSEL De Frans-Belgische belastingovereenkomst van 10 maart 1964 tot voorkoming van de dubbele belasting stelt als beginsel voorop dat de salarissen en lonen van persoonlijke oorsprong slechts belastbaar zijn in de Staat waar de beroepsactiviteit die de oorsprong van de inkomsten vormt wordt uitgeoefend. Art. 11 §1 van de belastingsovereenkomst: « Onder voorbehoud van de bepalingen van artikelen 9,10 en 13 van deze overeenkomst, zijn de salarissen, lonen en andere soortgelijke bezoldigingen slechts belastbaar in de verdragsluitende staat op het grondgebied waarvan de persoonlijke activiteit, die de oorsprong van deze inkomsten is, worden uitgeoefend.».
1.IN WELKE GEVALLEN MOET DE WERKNEMER BELASTINGEN BETALEN IN BELGIË? 1.1 BEGINSEL – BELASTING VAN DE INKOMSTEN DOOR HET WERKLAND De Frans-Belgische belastingovereenkomst stelt als beginsel voorop dat de plek waar de beroepsactiviteit wordt uitgeoefend het doorslaggevende criterium is om te weten welk land bevoegd is om belastingen te heffen op de salarissen, lonen en andere soortgelijke bezoldigingen (commissies, premies, gratificaties, fooien…). Wanneer de beroepsactiviteit wordt uitgeoefend in België, is het dus van weinig belang te weten of de vergoedingen worden betaald door een werkgever die is gevestigd in België dan wel in een ander land.
1.2 AFWIJKINGEN OP HET BEGINSEL ste
■ 1 afwijking – de regel van de 183 dagen De werknemers die tijdelijk verblijven in België zijn belastbaar in Frankrijk voor de inkomsten die zij hebben ontvangen in hoofde van hun op het Belgische grondgebied uitgeoefende activiteit wanneer de volgende 3 voorwaarden simultaan zijn vervuld: ► het verblijf in België moet een duur hebben van minder dan 183 dagen; voor de appreciatie van die 183 dagen houdt men rekening met alle verblijven in de loop van het kalenderjaar. Men houdt dus rekening met de totale duur van de verblijven (de duur van elk verblijf wordt gerekend vanaf de dag van aanvang tot de dag van voltooiing, met inbegrip van fracties van dagen, vakantie, alsook zaterdagen en zondagen) ► de vergoeding moet zijn betaald door de Franse onderneming, ► de werknemer mag zijn activiteit niet uitoefenen voor een vaste inrichting van de Franse onderneming in België. Met "vaste inrichting" bedoelt men een vaste installatie van zaken waar de onderneming een deel of de totaliteit van haar activiteit uitoefent. Zijn onder meer vaste inrichtingen : een directiezetel, een succursale, een kantoor, een fabriek, een atelier … Een werf wordt een vaste inrichting wanneer hij langer dan 6 maanden duurt. de
■ 2 afwijking: De werknemer die zijn activiteit uitoefent in een zee- of luchtvaartonderneming is belastbaar in de Staat waar zich de effectieve directiezetel van de onderneming bevindt. De vergoedingen van personen in dienstverband op alle andere transportmiddelen die circuleren op het grondgebied van de twee Staten (b.v.: internationale truckers die over het grondgebied van de twee Staten circuleren) zijn belastbaar in de Belgische of Franse Staat waar zich de vaste inrichting bevindt waarvan deze personen afhangen, of, wanneer er geen dergelijke vestiging bestaat in een van beide Staten, in het woonland.
96 de
■ 3 afwijking: De werknemer die geniet van het afwijkende fiscale stelsel voor grensarbeiders is altijd belastbaar in Frankrijk (Cf. INFRA I – BELASTING VAN DE WERKNEMERS DIE GENIETEN VAN HET FISCALE STELSEL VOOR GRENSARBEIDERS)
Krachtens het aanhangsel bij de belastingovereenkomst tussen Frankrijk en België, getekend op 12 december 2008, zal deze afwijking verdwijnen in 2033 na afloop van een overgangsperiode. Het aanhangsel heeft tot doel om het statuut van grensarbeider voor Franse inwoners die werken in de Belgische grensstreek op te heffen; net zoals dat is gedaan vanaf 1 januari 2007 voor grensarbeiders die in België wonen en werken in de Franse grensstreek.
1.3 EEN OVERZICHT
STAAT DIE BEVOEGD IS OM BELASTINGEN TE HEFFEN OP DE SALARISSEN EN LONEN VAN LOONTREKKENDE WERKNEMERS *
Toepassing mogelijk van de regel van de 183 dagen Indien geen toepassing van de regel van de 183 dagen Loontrekkende werknemers die niet genieten van het afwijkende fiscale stelsel voor de grensarbeiders Loontrekkende werknemers die wel genieten van het afwijkende fiscale stelsel voor de grensarbeiders
Belasting door de Belgische Staat
► 3 voorwaarden moeten simultaan vervuld zijn ▫ verblijf in België < 183 dagen ▫ loon betaald door de Franse onderneming ▫ loon valt niet ten laste van een vaste inrichting van de Franse onderneming in België
Indien verblijf in België > 183 dagen
Belasting door de Franse Staat
Indien verblijf in België < 183 dagen zonder activiteit in een vaste inrichting
Belasting door de Franse Staat
Indien verblijf in België < 183 dagen met activiteit alleen in een vaste inrichting
Indien verblijf in België < 183 dagen met activiteit in en buiten een vaste inrichting
Belasting door de Belgische Staat
Belasting door de Belgische Staat voor de lonen afkomstig uit de activiteit in een vaste inrichting EN door de Franse Staat voor de overige lonen
Belasting door de Franse Staat
*
exclusief speciale gevallen: lesgevers, personeel van onderneming voor zee- en luchttransport en andere internationale transportmiddelen, personen die werken in Belgische openbare diensten, bestuurders van vennootschappen:
2.BELASTING VAN DE SALARISSEN EN LONEN IN BELGIË 2.1 DE BEDRIJFSVOORHEFFING In België wordt de belasting op de inkomens van natuurlijke personen in eerste instantie geïnd door middel van de bedrijfsvoorheffing; deze voorheffing is een voorschot onder de vorm van een inhouding aan de oorsprong, die later wordt afgerekend op de eindbelasting die moet worden betaald als gevolg van de belastingaangifte in België. Deze voorheffing wordt forfaitair door de werkgever bepaald aan de hand van een geautomatiseerd aangiftesysteem. De bedrijfsvoorheffing wordt berekend door de werkgever en varieert volgens het loon en de gezinstoestand van de loontrekkende werknemer. 2.2 DE BELASTING VAN NIET-VERBLIJFHOUDERS / NATUURLIJKE PERSONEN (BNI/n.p.) a. Algemeen fiscaal stelsel voor niet-verblijfhouders Worden door de Belgische belastingdiensten beschouwd als niet-verblijfhouders: de natuurlijke personen die hun woonplaats niet in België hebben gevestigd. De werknemers die wonen in Frankrijk en werken in België vallen onder de zogenaamde fiscale categorie van de "bevoorrechte niet-verblijfhouders met prorata"; hun salarissen, lonen en
97 andere soortgelijke vergoedingen van Belgische oorspong worden onderworpen in België aan de belasting van niet-verblijfhouders / natuurlijke personen (BNI/n.p.). De werknemer die niet in België woont, moet zijn inkomsten van Belgische oorsprong aangeven aan de hand van formulier nr. 273.2 "AANGIFTE VOOR DE BELASTING VAN NIETVERBLIJFHOUDERS / NATUURLIJKE PERSONEN". Deze aangifte wordt in principe automatisch verstuurd naar de woonplaats van de niet-inwoner. Belangrijk detail: De gehuwde niet-verblijfhouders worden beschouwd als alleenstaanden wanneer één enkele echtgenoot in België belastbare inkomsten krijgt die zijn onderworpen aan de BNI/n.p. en de andere echtgenoot beroepsinkomsten krijgt van > 9.280 € (voor inkomstenjaar 2011) of ze nu van Belgische oorsprong zijn die bij overeenkomst zijn vrijgesteld dan wel van Franse (of andere) oorsprong. ■ De belastbare elementen van de bezoldigingen van de werknemer: Volgens art. 31 van het W.I.B. 1992, « De bezoldigingen van werknemers zijn alle beloningen die voor de werknemer de opbrengst zijn van arbeid in dienst van een werkgever. Daartoe behoren inzonderheid: de wedden, lonen, commissies, gratificaties, premies, vergoedingen en alle andere soortgelijke beloningen, met inbegrip van fooien en toelagen die, zelfs toevallig, uit hoofde of naar aanleiding van het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid op enige andere wijze worden verkregen dan als terugbetaling van eigen kosten van de werkgever; de voordelen van alle aard verkregen uit hoofde van of naar aanleiding van het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid; [b.v.: het gratis ter beschikking stellen van een bedrijfswagen voor persoonlijk gebruik, het gratis ter beschikking stellen van een pc en/of een internetverbinding, ...] de vergoedingen verkregen uit hoofde of naar aanleiding van het stopzetten van de arbeid of het beëindigen van een arbeidsovereenkomst; […] »
Wat het vakantiegeld betreft: de arbeiders moeten het aangeven, terwijl bij de bedienden het vakantiegeld reeds is opgenomen in het totale bedrag van de ontvangen belastbare inkomsten. ■ Belastingaangifte Als niet-verblijfhouder hangt de werknemer af van de belastingdienst « Controle van de Belasting der niet-verblijfhouders » De definitieve berekening van de belasting door de Belgische belastingdiensten gebeurt op basis van de aangifte van de BNI/n.p. (formulier nr. 276.2). Deze aangifte wordt in principe automatisch opgestuurd. De niet-inwonende werknemer die ze niet ontvangt moet ze opvragen bij de bevoegde controledienst van de belastingen voor niet-verblijfhouders of bij de dienst: AOIF – CONTROLE BELASTINGEN DER NIET-VERBLIJFHOUDERS Koning Albert II – laan, 33 (North Galaxy Tour B 7) 1030 SCHAARBEEK Tel: 0032 / (0)25 76 84 50 - Fax: 0032 / (0)25 79 68 43
[email protected] AFER – CONTROLE IMPOTS DES NON RĖSIDENTS Boulevard Albert II, 33 (North Galaxy Tour B 6) 1030 SCHAERBEEK Tel: 0032 / (0)25 76 89 43 - Fax: 0032 / (0)25 79 68 42
[email protected]
De aangifte moet binnen de termijn die is aangegeven op het formulier van de bevoegde taxatiedienst, waarvan het adres op dit formulier staat afgedrukt, worden teruggestuurd.
98 ■ Berekening van de belasting door de Belgische belastingdiensten De BNI/n.p. van de bevoorrechte niet-verblijfhouders wordt berekend op dezelfde manier als de belasting van de inwoners natuurlijke personen. De bepaling van de belasting gebeurt in verschillende fasen:
1-
Belastbaar netto-inkomen = bruto-inkomen (na aftrek van de sociale bijdragen op de lonen) – beroepskosten
Wanneer de werknemer niet opteert voor het mechanisme van de werkelijke kosten, wordt er op hem ambtshalve een forfaitaire vermindering voor beroepskosten toegepast. Kiest de werknemer wel voor werkelijke kosten, dan moet hij de uitgaven en het bedrag van deze beroepskosten bewijzen.
2-
Globaal belastbaar inkomen = belastbaar netto-inkomen – aftrekbare kosten* * Cf. SUPRA « b. beginsel van gelijkheid van behandeling»
3-
Berekening van de basisbelasting door toepassing van een belastingtabel
De inkomensbelasting wordt berekend volgens een progressief tarief: het belastingpercentage neemt toe naarmate het belastbare netto-inkomen stijgt. De belastingtabel van het belastbare netto-inkomen telt 5 inkomensschijven, waarbij de belasting wordt berekend volgens een progressief tarief gaande van 25 tot 50 %.
ALGEMEEN BAREMA VAN DE BASISBELASTING voor het aanslagjaar 2012 (inkomsten van 2011) Inkomensschijven
Belastingpercentages
van 0 € tot 8.070 €
25 % van het inkomen
van 8.070 € tot 11.480 €
30 % van het inkomen
van 11.480 € tot 19.130 €
40 % van het inkomen
van 19.130 € tot 35.060 €
45 % van het inkomen
meer dan 35.060 €
50 % van het inkomen
Bij de berekening van de belasting wordt een bepaalde schijf van het inkomen niet belast; dat is de "belastingvrije som". Voor het aanslagjaar 2012 (inkomsten van 2011) bedraagt de vrijstelling 6.570 €. De belastingvrije som wordt verhoogd als gevolg van de gezinslast, op voorwaarde echter dat de beroepsinkomsten van de werknemer die zijn activiteit uitoefent in België hoger liggen dan de beroepsinkomsten van de andere echtgenoot. Er wordt rekening gehouden met de totaliteit van de inkomsten van Belgische en Franse (of andere) oorsprong van beide echtgenoten.
4-
Effectief verschuldigde belasting = belasting na toepassing van het barema – verminderingen** (of eventueel belastingkrediet) – jaarlijkse bedrijfsvoorheffing
99 ** Cf. SUPRA « b. beginsel van gelijkheid van behandeling »
b. Beginsel van gelijkheid van behandeling Art. 25 van de Frans-Belgische belastingovereenkomst verbiedt fiscale discriminatie op basis van de nationaliteit. De werknemers die in Frankrijk wonen en in België werken (die niet beantwoorden aan de voorwaarden om te genieten van het afwijkende fiscale stelsel voor de grensarbeiders) zijn belastbaar in België en kunnen aanspraak maken op alle belastingaftrekken en -verminderingen in functie van de persoonlijke toestand of de gezinslast die België toestaat aan zijn eigen inwoners, op voorwaarde dat de netto beroepsinkomsten van Belgische oorsprong minstens 75 % van het netto globaal beroepsinkomen (dus van Belgische en buitenlandse oorsprong) bedraagt. Wanneer de netto beroepsinkomsten van Belgische oorsprong minder vertegenwoordigen dan 75 % van het netto globaal beroepsinkomen, worden de belastingaftrekken en -verminderen pro rata verminderd; hiervoor vergelijkt men de netto beroepsinkomsten van Belgische oorsprong met alle netto beroepsinkomsten. ► Kosten aftrekbaar van het belastbare netto-inkomen: - 80 % van het betaalde onderhoudsgeld, ook aan een niet-verblijfhouder, - de giften aan erkende Belgische instellingen, - de kosten voor kinderopvang, enkel wanneer het kind wordt opgevangen in België en wanneer minstens 75 % van de globale netto-inkomsten uit België afkomstig zijn. - de eigen en enige woning (hypothecaire lening) - de hypothecaire interesten - de vergoeding voor huispersoneel - de uitgaven voor onderhoud en restauratie van beschermde monumenten ► Belastingverminderingen: - voor de eerste 65 gepresteerde overuren (vermindering van 24,75 % van het brutobedrag van de verloningen die dienen als berekeningsbasis voor het overloon), - voor vervangingsinkomens en pensioenen, - voor de uitgaven voor energiebesparende investeringen in woningen, - voor het lange termijn sparen (persoonlijke bijdragen aanvullende verzekering tegen ouderdom en vroegtijdige dood, individuele levensverzekeringspremies) en woonsparen, - voor de uitgaven voor renovatiewerken in de “grote steden” - voor de aankoop van werkgeversaandelen - voor PWA- en dienstencheques ► Toekenning van een huwelijksquotiënt aan de echtgenoot of de wettelijke samenwonende die niet beschikt over beroepsinkomsten; de huwelijksquotiënt is een aandeel van de beroepsinkomsten van de werknemer (maximum 30 % van het totaal bedrag van de belastbare beroepsinkomsten) die men toeschrijft aan de echtgenoot en daarna wordt behandeld als een eigen beroepsinkomen van laatstgenoemde. ► Toekenning van een inkomen aan de meehelpende echtgenoot: er wordt een fictief inkomen toegekend aan de echtgenoot of de wettelijke samenwonende die effectief de andere helpt in de uitoefening van zijn beroepsactiviteit (beperkt tot 30% van het nettobedrag van zijn inkomstens). Er wordt rekening gehouden met het totaal van de inkomsten van Belgische en Franse (of andere-) oorsprong van de beide echtgenoten.
c. Bijzonder belastingstelsel voor in België gedetacheerde kaderleden Dit bijzondere belastingstelsel geldt voor bepaalde kaderleden die zijn gedetacheerd in België of in het buitenland zijn aangeworven om tijdelijk in België te werken. Om in aanmerking te komen voor dit bijzondere statuut moeten het betrokken kaderlid en zijn werkgever een aantal voorwaarden vervullen.
100
■ Voorwaarden voor het kaderlid zelf: ► het kaderlid mag niet de Belgische nationaliteit hebben, ► de betrokkene moet het statuut van kaderlid hebben (gespecialiseerd personeel met hoog niveau van vaardigheden en verantwoordelijkheden), ► de tewerkstelling in België moet tijdelijk zijn. ■ Voorwaarden voor de werkgever: ►de werkgever moet deel uitmaken van een internationale ondernemingengroep (onderneming onder buitenlandse controle of met internationaal karakter). ■ Voordelen van het bijzondere belastingstelsel waarvan buitenlandse kaderleden genieten: ► Bepaalde vergoedingen betaald door de werkgever aan het buitenlandse kaderlid zijn geen belastbare retributie, maar worden beschouwd als “onkosten eigen aan de werkgever”. Dat betekent dat de extra, vaak aanzienlijke uitgaven die een kaderlid moet dragen in het kader van zijn detachering door de werkgever kunnen worden terugbetaald zonder aan belasting te zijn onderworpen. Deze onkosten moeten behoorlijk worden bewezen en moeten redelijk zijn. Niet-recurrente lasten en onkosten: onkosten die verband houden met de verhuizing en inrichting. Recurrente lasten en onkosten: onderwijskosten voor de kinderen, jaarlijkse reiskosten naar het land van oorsprong, reiskosten voor de kinderen die hun ouders bezoeken, vermeerdering van belasting op het inkomen, ... ► het buitenlandse kaderlid behoudt de hoedanigheid van niet-verblijfhouder; hij is slechts belastbaar op de inkomens die resulteren uit zijn beroepsactiviteit in België en het loon dat gekoppeld is aan de in België uitgeoefende beroepsactiviteit wordt verminderd met de beroepskosten en -lasten (forfaitair of effectieve kosten) op dat loon. Het loon van elke beroepsactiviteit die in het buitenland wordt uitgeoefend is in België niet belastbaar; het kaderlid moet echter de realiteit bewijzen van de dagen die hij in het buitenland doorbrengt en dat deze dagen effectief hebben gediend voor de uitoefening van zijn beroepsactiviteit. Om van dit stelsel te kunnen genieten moet de werkgever een dossier indienen bij het Ministerie van Financiën binnen een termijn van 6 maanden na aanvang van de betrokken activiteit in België. De aanvraag moet vergezeld zijn van een behoorlijk door de werknemer ingevuld dossier waarbij de documenten worden gevoegd ter staving van de inlichtingen die worden meegedeeld (arbeidsovereenkomst, kopie van het formulier E 101 (of pdf-document A 1) waaruit blijkt dat de werknemer onderworpen blijft aan de Franse sociale zekerheid). Het kaderlid wordt beschouwd als een niet-verblijfhouder zolang het niet vaststaat dat hij zijn woonplaats of vermogenszetel in België heeft gevestigd.
3
AANGIFTE IN FRANKRIJK VAN BELGISCHE INKOMSTEN De loontrekkende werknemer, wanneer hij niet in Frankrijk wordt belast op zijn inkomsten van Belgisch oorsprong, moet hij ze elk jaar aangeven in zijn woonland, in Frankrijk. Het gaat hier om een wettelijke verplichting. De aangifte van de in België gerealiseerde inkomsten gebeurt met formulieren nr. 2042 "DĖCLARATION DES REVENUS" en nr. 2047 "DĖCLARATION DES REVENUS ENCAISSĖS À L’ĖTRANGER". Het formulier nr. 2047 (NR. CERFA 11226 * 12) kan men op het internet downloaden op de website van de fiscale overheid: http://www.impots.gouv.fr - rubriek "Particuliers"; subrubriek "Rechercher un Formulaire". Men kan het ook aanvragen bij de departementale belastingdiensten.
101 De formulieren nr. 2042 en nr. 2047 moet men invullen en terugsturen naar het belastingcentrum van de woonplaats.
Wanneer de echtgenoot van de grensarbeider niet werkt in België en beschikt over inkomsten in Frankrijk (loon, werkloosheidsuitkering), zal de Franse belastingoverheid overgaan tot de globalisering van de inkomsten van het gezin door de regel van het effectieve tarief toe te passen. Volgens deze regel wordt de (van belasting vrijgestelde) inkomsten van de grensarbeider gevoegd bij de inkomsten van Franse oorsprong om een belastingtarief te bepalen. Dit tarief zal daarna worden toegepast alleen op de inkomsten van Franse oorsprong om zo de progressiviteit van de belasting in stand te houden. Op die manier vermijdt men de dubbele belasting.