PULDERBOS – Revalidatiecentrum voor kinderen en jongeren Reebergenlaan 4 2242 Zandhoven
T. +32 3 466 06 10 F. +32 3 466 06 38
[email protected] www.revapulderbos.be
Gezinsvriendelijk werken in Pulderbos, Revalidatiecentrum voor kinderen en jongeren
Visietekst en doelstellingen
Interne stuurgroep GEZIN oktober 2008
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave Inhoudsopgave ___________________________________________________________________________ 3 1.
Inleiding ____________________________________________________________________________ 5
2.
Visietekst ___________________________________________________________________________ 7
3.
4.
2.1.
Inleiding – structuur ___________________________________________________________ 7
2.2.
Grondhouding ________________________________________________________________ 8
2.3.
Gerichte ondersteuning van het gezin ___________________________________________ 10
2.4.
Psychotherapeutische begeleiding van gezinsleden _______________________________ 11
2.5.
Besluit _____________________________________________________________________ 12
Doelstellingen ______________________________________________________________________ 15 3.1.
Inleiding ____________________________________________________________________ 15
3.2.
Doelstellingen _______________________________________________________________ 16
3.2.1.
Grondhouding _______________________________________________________________ 16
3.2.1.1.
Laagdrempelig maken van een opname in het centrum _____________________________ 16
3.2.1.2.
Voorzien van een aangepaste accommodatie en activiteitenaanbod __________________ 17
3.2.1.3.
Voldoende en adequate informatie verstrekken ___________________________________ 18
3.2.1.4.
Respect hebben voor de eigenheid van het gezin __________________________________ 19
3.2.1.5.
Zorgen voor een transparante rol/taakverdeling ___________________________________ 20
3.2.2.
Gerichte ondersteuning _______________________________________________________ 23
3.2.2.1.
Ouders informeren over en betrekken bij het behandelingsplan ______________________ 23
3.2.2.2.
Aanbieden van gerichte ondersteuning van het gezin (inculsief brussen, vriend(in)) _____ 24
3.2.2.3.
Zorgen voor een adequaat hulpverleningsnetwerk _________________________________ 25
3.2.3.
Psycho-therapeutische begeleiding _____________________________________________ 26
3.2.3.1.
Aanbieden van psychotherapeutische ondersteuning van het gezin _________________ 26
3.3.
Besluit _____________________________________________________________________ 28
Theoretische achtergrond ____________________________________________________________ 31 4.1.
Inleiding ____________________________________________________________________ 31
4.2.
Theorieën___________________________________________________________________ 32
4.2.1.
Contextueel denken __________________________________________________________ 32
4.2.2.
Systeemtheorie ______________________________________________________________ 35
4.2.3.
Territoriumtheorie____________________________________________________________ 39
4.3.
Synthese van de verschillende theorieën voor het Revalidatiecentrum ________________ 41
4.3.1.
De invloed van omliggende factoren en loyauteiten : toepassing contextuele theorie____ 41
4.3.2.
Het kind als een deel van het gezin – toepassing van de systeemtheorie_______________ 43
4.3.3.
Indringer in het gezin – toepassing van de territoriumtheorie ________________________ 44
4.4.
Besluit _____________________________________________________________________ 46
5.
Algemeen besluit ___________________________________________________________________ 48
6.
Literatuurlijst – bronvermelding _______________________________________________________ 49
Pagina 3
Pagina 5
Inleiding
1. Inleiding Al geruime tijd leefde binnen het revalidatiecentrum het besef dat het niet voldoende is om ons enkel op de kinderen en jongeren te richten wat betreft onze behandeling. Elk kind of jongere die hier wordt opgenomen maakt deel uit van een gezin en ook dit gezin is betrokken bij het hele opname- en behandelingsproces.
Er werd een stuurgroep ‘Gezin’ samengesteld met vertegenwoordigers uit de leefgroepen, de therapeutische diensten, de sociale dienst en de psycho-pedagogische dienst. Deze stuurgroep kreeg als taak zich te bezinnen over de visie die het centrum rond het werken met het gezin zou aannemen en de manier waarop die visie in de praktijk zou worden gebracht. Al het denk-, praat-, lees-, schrijf- en herschrijfwerk van de stuurgroep ‘Gezin’ resulteert in deze bundel.
Volgens ons streeft gezinsvriendelijk werken in een residentiële setting naar het creëren van een gezinsopen klimaat waar elke medewerker zijn steentje toe kan bijdragen. Je bewust zijn van het feit dat je als hulpverlener tijdelijk de zorg voor het kind of jongere mee ondersteunt en niet overneemt, is hierbij essentieel.
Een verblijf van een kind of een jongere in een revalidatiecentrum draait in eerste instantie om de behandeling en begeleiding van dit kind of deze jongere. Toch mogen we nooit uit het oog verliezen dat deze ook deel uitmaakt van een gezin. Om deze reden vinden wij het als centrum belangrijk om gezinsvriendelijk te werken gedurende de opname.
Visietekst
Pagina 7
2. Visietekst 2.1. Inleiding – structuur
Gezinsvriendelijk werken in een residentiële setting bestaat volgens de werkgroep ‘Gezin’ uit drie aspecten. Het kent zijn basis in een grondhouding die door alle medewerkers van het centrum wordt gedragen. Deze attitude vormt als het ware de fundering waarmee de hele werking staat of valt. Een tweede aspect van het gezinsvriendelijk werken draait rond de gerichte ondersteuning van het gezin. Hierbij bedoelen we de verschillende tussenkomsten die er vanuit diverse expertises worden aangeboden aan het gezin. Een laatste aspect richt zich op de psychotherapeutische begeleiding van de verschillende leden van het gezin.
In dit hoofdstuk willen we de verschillende facetten verder bespreken en verklaren. Zo trachten we te duiden op welke vlakken we ons willen bezig houden met gezinsvriendelijk werken. Het is niet de bedoeling om met deze opsplitsing een waardeoordeel aan de verschillende aspecten toe te kennen.
Pagina 8
Visietekst
2.2. Grondhouding Het fundament waarop we onze visie op gezinsvriendelijk werken binnen het revalidatiecentrum willen bouwen, is een grondhouding waarvan wordt verwacht dat ze door alle medewerkers in het centrum wordt gedragen. Binnen deze houding stellen we waarden als respect, vertrouwen en ‘het samen-zorgen’ centraal.
Wanneer een kind of jongere wordt opgenomen in ons centrum is dit voor ons de eerste kennismaking met dit kind of deze jongere en zijn of haar gezin. Het is tevens vaak één van de eerste stappen in de behandeling en begeleiding van dit kind of deze jongere in het centrum. Toch mogen we niet uit het oog verliezen dat dit kind of deze jongere en het gezin al een hele weg hebben afgelegd. Dit kan zijn via verschillende instellingen, ziekenhuizen, scholen en dokters. Bovendien hebben ze als gezin waarschijnlijk al voor meerdere moeilijke, emotionele beslissingen gestaan. Een keuze voor opname (kort- of langdurig) in een residentieel centrum is nooit een evidente keuze. We dienen dan ook het nodige respect te tonen voor deze keuze en de mensen die ze hebben genomen.
Het is de bedoeling om samen met het gezin op weg te gaan. Dit wil zeggen dat we ook respect hebben voor de eigenheid van het gezin en dat we hen willen helpen. Ouders mogen niet het gevoel krijgen dat wij hun plaats willen innemen of dat we een belerende positie innemen.
Ook al kan bij aanvang van een opname en/of begeleiding er een gevoel van verzet of onverschilligheid zijn vanwege de ouders, toch streven we ernaar het gezin te blijven betrekken in dit traject. Meer zelfs, het is onze taak ervoor te zorgen dat de onderlinge relatie tussen hulpvrager en hulpverlener de nodige kansen krijgt. Dit wil zeggen dat we ons ervan bewust zijn dat we vertrouwen in onze werking niet kunnen afdwingen of opleggen, maar dat dit alleen maar kan groeien.
Elk gezin heeft zijn eigenheid en zijn eigen structuur waarbij ieder lid een welbepaalde plaats inneemt. Hoe vreemd deze waarden en normen ons ook mogen lijken, we dienen ze met het nodige respect te benaderen. We willen geen oordeel vellen over de manier waarop het gezin thuis functioneert. Dit wil zeggen dat we voor al onze handelingen en
Visietekst
Pagina 9
besluiten rekening moeten houden met deze specifieke waarden en normen, ook al lijken ze in schril contrast te staan met onze eigen overtuigingen.
Gezinsvriendelijk werken is meer dan vriendelijk zijn voor het gezin waar het kind of de jongere deel van uitmaakt. Het is een bewuste keuze die actief in de praktijk gebracht wordt door iedereen die betrokken is bij de werking van ons centrum.
Pagina 10
Visietekst
2.3. Gerichte ondersteuning van het gezin Naast een open en positieve houding ten aanzien van het gezin willen en moeten we ook een actieve houding aannemen met betrekking tot de ondersteuning van het gezin. Deze ondersteuning kan zich op verschillende vlakken manifesteren, maar stelt de behandeling en opvang van het kind steeds centraal. Het gaat hier niet over het therapeutisch begeleiden van gezinnen of de gezinsleden. De gerichte ondersteuning van het gezin stelt logischerwijs het gezin als geheel centraal. Individuele therapieën maken hier dus geen deel van uit. De transfer van aangeleerde (of nog aan te leren) vaardigheden naar de thuis- of gezinssituatie wel.
De inhoud van deze ondersteuning is zeer wisselend. Zij is in eerste instantie afhankelijk van de wensen en noden van het gezin zelf. We willen ingaan op die dingen die het gezin zelf nodig vindt. We kunnen zelf ook thema’s aanreiken om te toetsen of er op dit gebied inderdaad nood aan ondersteuning is. In de praktijk gaat het dan over thema’s zoals oudertraining, administratieve hulp, ondersteuning bij oriëntatie, het aanleren van bepaalde (therapeutische) vaardigheden en de overdracht ervan naar de thuissituatie, het (opnieuw) uitbouwen van een sociaal netwerk, voorbereiden op re-integratie enzovoort.
Het doel van deze ondersteunende begeleiding is om de draagkracht van het gezin te vergroten. Gedurende de gehele opname is het gezin een partner in de begeleiding van het kind of de jongere. Ook het ontslag wordt in samenspraak met de ouders zo goed mogelijk voorbereid.
De ondersteuning zal steeds gebeuren door personen die hier de gepaste kennis en vaardigheden voor hebben. Ook spreekt het voor zich dat iedere discipline zijn deeltaken hierin heeft of kan hebben.
Tenslotte willen we nogmaals benadrukken dat het niet gaat om een leidende werking maar wel om een ondersteunende werking. We bedoelen hiermee dat we vanuit een samenwerking een relatie met de ouders wensen op te bouwen.
Visietekst
Pagina 11
2.4. Psychotherapeutische begeleiding van gezinsleden Als derde facet naast de algemene grondhouding en de gerichte ondersteuning van het gezin willen we binnen ons centrum aandacht besteden aan de mogelijkheid om gezinsleden psychotherapeutisch te begeleiden. Deze begeleiding staat los van het initiële behandelingsplan van het kind of de jongere en richt zich volledig op de andere leden van het gezin waar het kind of de jongere deel van uitmaakt.
We denken hierbij bijvoorbeeld aan verwerkingsbegeleiding. Ook andere thema’s waar de gezinsleden mee te kampen hebben kunnen aangekaart en besproken worden.
Belangrijk is de stelling dat het gaat om een individuele begeleiding van de verschillende leden van het gezin en niet om gezinsbegeleiding. Zowel ouders als broers of zussen en zelfs de partner van het kind of de jongere kunnen hierin betrokken worden.
We willen de mogelijkheid open laten om gedurende de opname van het kind of de jongere deze begeleiding aan te bieden. Indien nodig zullen we bij ontslag of eventueel eerder doorverwijzen naar andere instanties. In uitzonderlijke situaties willen we het engagement opnemen om deze begeleiding centraal te stellen tijdens de opname.
Waar de basishouding een fundament is om op verder te bouwen en de gerichte ondersteuning van het gezin het gevolg van het handelingsplan is de psychotherapeutische begeleiding vrij van verplichtingen of verwachtingen. Hiermee willen we zeggen dat deze begeleiding niet voor ieder gezin van een kind of jongere die hier verblijft van toepassing is of zal zijn. Nog meer dan bij de andere aspecten is deze begeleiding enkel mogelijk als de gezinsleden in kwestie zelf aangeven er nood aan te hebben. Vanuit het centrum stellen wij daar dan de nodige kennis en ervaring tegenover.
Visietekst
Pagina 12
2.5. Besluit Een gezinsvriendelijke grondhouding, gerichte ondersteuning van het gezin en therapeutische begeleiding van de gezinsleden zijn de drie facetten die de hoofdstructuur vormen van onze visie op gezinsvriendelijk werken binnen het revalidatiecentrum. Het spreekt voor zich dat het effectief gezinsvriendelijk werken veel verder gaat dan deze tekst.
Pagina 13
Pagina 15
Doelstellingen
3. Doelstellingen 3.1. Inleiding In deel twee van deze tekst hebben we getracht een neerslag te maken van onze visie aangaande het gezinsvriendelijk werken binnen het revalidatiecentrum. Het spreekt voor zich dat een visietekst zonder praktische uitwerking een maat voor niets is. In dit gedeelte willen we stap voor stap enkele concrete doelstellingen aanhalen om zo, op termijn, te komen tot effectief gezinsvriendelijk te werken.
Binnen elk luik van onze gezinsvriendelijke werking zijn er wel doelstellingen te formuleren. We hebben dan ook getracht om per luik te werken. Het is niet ondenkbaar dat er doelstellingen zijn die ook wel in een ander deel te plaatsen zijn. Deze discussie willen we hier echter niet voeren omdat we er van overtuigd zijn dat het vooral de doelstelling zelf is die telt.
Voor sommige doelstellingen zijn er reeds stappen genomen, voor andere zijn we er volop mee bezig. Er zijn er zelfs nog waar we eerlijkheidshalve van moeten erkennen dat we nog een lange weg af te leggen hebben. Dit alles neemt niet weg dat we ze toch willen benoemen en het engagement willen aangaan om ze (op korte of langere termijn) allemaal te verwezenlijken.
De toekomst zal ons waarschijnlijk ook confronteren met het feit dat deze opsomming van doelstellingen te beperkend is. We willen dan nu ook al duidelijk stellen dat deze lijst altijd kan aangepast worden en bijgewerkt. Het is en blijft een praktisch werkinstrument, een leidraad doorheen onze zoektocht naar de meest geschikte manier van werken.
Doelstellingen
Pagina 16
3.2. Doelstellingen 3.2.1.
Grondhouding
3.2.1.1. Laagdrempelig maken van een opname in het centrum Een opname van een kind of een jongere in het revalidatiecentrum is een zware beslissing en een grote stap voor het gezin. Het is de doelstelling om deze stap makkelijker te laten verlopen en misschien zelfs de drempel een beetje te verkleinen. Een eerste voorwaarde hiervoor lijkt ons de juiste informatie te kunnen verstrekken aan de mogelijke betrokkenen. We richten ons hierbij niet alleen op de personen of instanties die ons doorverwijzen, maar ook op het gezin zelf. Het is van groot belang dat zij weten op welke manier een opname in het centrum verloopt. Ook tijdens het verblijf van het kind of de jongere moeten wij er als centrum voor zorgen dat de band tussen het kind of de jongere en het gezin zo goed mogelijk bewaard kan blijven. Hiervoor dient er een soepele bezoekregeling te zijn. Doel is om de opnames in het centrum zo laagdrempelig mogelijk te maken zonder afbreuk te doen aan de eigenheid en de werking van het centrum.
Resultaten tot nu toe: -
Het opstellen van een verruimde bezoekregeling. Uniforme leefgroepfiches maken die een meer concreet beeld geven van de werking per leefgroep. Het aantal re-integratie dagen verhogen.
Plannen: -
Aanpassing van de website: deze dient aangepast te worden aan zowel volwassenen als jongeren. In het geval van de volwassenen bedoelen we mogelijke verwijzers, maar zeker ook de ouders. Wat betreft de jongeren denken we aan de (toekomstige) verblijvers van het centrum en is een verdere opsplitsing van kinderen enerzijds en jongeren anderzijds ook wenselijk. - Mogelijk maken van interdisciplinair advies via consult - Dagrevalidatie
Doelstellingen
Pagina 17
3.2.1.2. Voorzien van activiteitenaanbod
een
aangepaste
accommodatie
en
Als we als centrum gezinsvriendelijk willen werken moeten we ook zorgen dat de infrastructuur dit toestaat. Niet alleen onze werking maar ook onze gebouwen en omgeving moeten tegemoet komen aan de noden van het hele gezin. Het gaat hier niet over de essentiële aanpassingen zoals een hellend vlak voor een rolstoelgebruiker, maar wel over aanpassingen op maat van een gezin en al zijn leden. Het gezin moet voelen dat het welkom is binnen de instelling en weten waar het wanneer terecht kan. Dit niet enkel voor zaken betreffende de opname van het gezinslid, maar ook bijvoorbeeld voor maaltijden of ontspanning.
Resultaten tot nu toe: -
Binnen de werkgroep ‘Clubhuis’ wordt er gewerkt rond een aangepaste ontspanningsruimte voor de jongeren en hun gezin. De speel-o-theek is ook voor het gezin van een kind of jongere die hier verblijft toegankelijk. Voor sommige kinderen of jongeren en hun ouders kan de snoezelruimte opengesteld worden. De kinderboerderij de Wortel staat open voor iedereen. Binnenshuis zijn de ontspanningsruimtes voor de kinderen en de jongeren (Floris en het Clubhuis) ook voor de families toegankelijk.
Plannen: -
Verdere aanpassingen blijven wenselijk en worden binnen de desbetreffende werkgroepen besproken. Binnen de werkgroep ‘Omgeving’ wordt er getracht een aangename omgeving te creëren om het gezin te ontvangen. Ook wordt er gekeken naar de mogelijkheden met betrekking tot een aangepast vrijetijdsaanbod tijdens dit bezoek.
Doelstellingen
Pagina 18
3.2.1.3. Voldoende en adequate informatie verstrekken Om een gezin effectief te betrekken bij de behandeling en begeleiding van een kind of een jongere is het belangrijk dat de gezinsleden de juiste informatie krijgen over de werking hier. Deze informatie kan en zal zeer ruim zijn. Er kunnen hieromtrent verschillende kleinere doelstellingen geformuleerd worden. Het is natuurlijk niet alleen kwestie van de juiste informatie te bezorgen aan een gezin. Ook de manier waarop dit gebeurt en de timing ervan spelen een grote rol. We moeten er op letten dat we het gezin niet overladen met informatie tijdens een opnamegesprek. Tijdens de gehele duur van een verblijf in het centrum beschikbaar zijn voor vragen of bedenkingen en hier een volledig en correct antwoord op geven is minstens even belangrijk.
Resultaten tot nu toe: -
-
Er worden onmiddellijk duidelijke en open afspraken gemaakt met ouders over praktische zaken zoals telefoneren, bezoek, maaltijden,… Dit gebeurt aan de hand van de algemene infofiches die per leefgroep zijn aangepast. Tijdens het opnamegesprek wordt er vanuit de leefgroep een kort en bondig beeld geschetst over de leefgroepwerking. Ouders krijgen bij opname een document waarmee ze informatie krijgen over de wijze van omgaan met vertrouwelijke informatie.
Plannen: -
We willen als organisatie mee betrokken zijn in het aanbieden van infoavonden of studiemomenten voor ouders en andere gezinsleden. Ouders informeren over de algemene aspecten van revalidatie, van epilepsie (bv. Epilepsietraining). Over de manier waarop wij binnenshuis wensen om te gaan met informatie wordt nog nagedacht.
Doelstellingen
Pagina 19
3.2.1.4. Respect hebben voor de eigenheid van het gezin We hebben reeds gesteld dat ieder gezin zijn eigen regels en afspraken, zijn eigenheid heeft. Vanuit de ondersteunende houding is het onze wens om hier respectvol mee om te gaan. Dit wil zeggen dat we in de mate van het mogelijke rekening houden met de gewoonten en de wensen van het gezin. Indien dit niet haalbaar is omwille van praktische overwegingen of in strijd zou zijn met de eigenheid van de instelling dienen we dit nog steeds met het nodige respect te hanteren. Deze grondhouding is dus niet enkel van toepassing voor het medisch-, therapeutisch- of leefgroeppersoneel, maar heeft betrekking op alle medewerkers. Zo willen we bijvoorbeeld een aangepaste menu kunnen aanbieden of trachten we rekening te houden met eventuele persoonlijke momenten van bezinning door bijvoorbeeld de planning van de onderhoudsploegen hier op af te stemmen. Belangrijk is dat we vanuit onze grondhouding steeds ondersteunend blijven werken en niet de indruk wekken dat we de opvoeding van het kind of de jongere willen overnemen. Soms lijken de ouders maar weinig inspanningen te doen ten opzichte van de opvoeding of ondersteuning van hun kind. In andere gevallen lijken de inspanningen niet overeen te stemmen met het algemeen ‘juiste’ beeld dat wij er van hebben. Dan nog moeten we deze inspanningen naar waarde schatten en de ouders hierin bevestigen en ondersteunen. We zijn ons er van bewust dat we steeds handelen met de nodige discretie.
Resultaten tot nu toe: -
Aangepaste menu’s in het kader van overtuiging, godsdienst. Bijscholing over omgaan met interculturele verschillen in gezondheidszorg en opvoeding. Rekening houden met godsdienstige gebruiken.
Plannen: ……………..
Doelstellingen
3.2.1.5.
Pagina 20
Zorgen voor een transparante rol/taakverdeling Binnen het drieluik dat we hebben voorgesteld als uitgangspunt van onze taakverdeling heeft niet iedereen dezelfde rol. Op het vlak van de grondhouding gaan we er van uit dat deze door alle medewerkers van het centrum wordt uitgedragen. Voor de meer specifieke taken zoals de ondersteunende en de psychotherapeutische begeleiding vallen we terug op de betrokken diensten en meer bepaald op die mensen die hiervoor de nodige ervaring en kwalificaties hebben.
Elk personeelslid binnen het centrum draagt zijn steentje toe bij aan het uitbouwen van een gezinsvriendelijke werking. De rollen kunnen erg divers zijn en verschillen van discipline tot discipline. Dit kan voor ouders, maar ook voor collega’s onderling tot verwarring en onduidelijkheid leiden. Een duidelijke rol- en taakomschrijving zorgt ervoor dat het voor het kind of de jongere, het gezin of de ouders en collega’s onderling duidelijk is wie waar verantwoordelijk voor is. Het is echter van belang dat er niet té star vastgehouden wordt aan die rolverdeling omdat men zo nu en dan in overleg taken van elkaar moet kunnen overnemen in het belang van de behandeling.
Leefgroepmedewerkers zijn vaak de eerste aanspreekpersonen naar ouders toe. Zij hebben de mogelijkheid om dagelijks contact te hebben met de ouders en andere gezinsleden, waarbij deze hun zorgen en hun twijfels kunnen uiten. Zij hebben de functie van het luisterend oor, van een veilige toehoorder. Het contact tussen een leefgroepmedewerker en het gezin of de ouders gaat voornamelijk over de hier-en-nu situatie. Als er zaken naar voor komen die van belang zijn voor de behandeling en begeleiding van het kind of de jongere en het gezin, gaat de leefgroepmedewerker er bewust mee om welke informatie doorgespeeld wordt aan andere disciplines. Als ouders bijvoorbeeld een verhaal vertellen over de moeilijke jeugd van de moeder, dan wordt er naar het verhaal geluisterd, maar is het niet de bedoeling om een behandeling uit te zetten. De verkregen informatie kan wel een rol spelen in het contact met het kind of de jongere in de zin dat het een verruiming kan betekenen. Onvoorwaardelijke acceptatie kan een goede bodem vormen voor het ontstaan van een vertrouwensband met ouders. Leefgroeppersoneel geeft zo vorm aan het ondersteuningproces in wederzijds respect.
Pagina 21
Doelstellingen
De leefgroepmedewerker staat in de groep en ondersteunt de ouders bij de opvoeding van hun kind door het geven van praktische opvoedingsadviezen en kan via modelling ouders opvoedingsvaardigheden aanleren. De leefgroepmedewerker werkt in de eerste plaats met het opgenomen kind of jongere maar vanuit een meerzijdige partijdigheid. Hij laat zich niet verleiden om naast het kind of de jongere tegenover de ouders te staan. De leefgroepmedewerker heeft als taak ouders zoveel mogelijk te betrekken bij hun kind en het kind zoveel mogelijk te betrekken bij de ouders. Voor het opgenomen kind is het van belang te zien dat zijn ouders op een positieve manier worden benaderd door het leefgroeppersoneel. Het kind is immers loyaal aan de ouders, maar bouwt daarnaast ook een band op met leefgroepmedewerkers.
Ook therapeuten, leerkrachten en artsen hebben een rol in de begeleiding van het gezin of de ouders. Zij nemen vanuit hun eigen discipline of expertise een adviserende rol in. Tijdens therapiedagen bijvoorbeeld wordt het gezin of de ouders geïnformeerd over de doelstellingen en vorderingen van de therapie of de behandeling. Hier kunnen bijvoorbeeld heel concrete tips aangereikt worden rond de medische-, schoolse- of therapeutische begeleiding van het kind of de jongere (bijvoorbeeld aspireren, gebruik van spalken,…). Er wordt gestreefd naar een laagdrempelige werking met het gezin of de ouders door hen ook buiten therapiedagen te betrekken bij de behandeling van hun kind. Artsen, leerkrachten en therapeuten geven zo vorm aan het therapeutisch proces in wederzijds respect.
Bij een gerichte gezinsondersteuning focust men op de gezinssituatie. Er zijn heel wat thema’s (re-integratie, oriëntatie, draagkracht - draaglast van het gezin, …) die zowel door sociale dienst als psychopedagogische dienst kunnen worden opgenomen. Hierbij kan de hulpverleningsgeschiedenis van het gezin in beeld gebracht worden en ingeschat worden hoe de ontwikkelingsmogelijkheden en –beperkingen van het gezinssysteem eruit zien. De begeleider behoudt echter vooral een adviserende rol ten opzichte van het gezinssysteem: hij geeft richting en raad en werkt volgens zeer duidelijk omschreven doelstellingen en dit steeds in samenspraak met de ouders.
De organisatorische- en administratieve begeleiding wordt meestal door een lid van de sociale dienst opgenomen. Het kan hier gaan over voorzieningen en
Doelstellingen
Pagina 22
tegemoetkomingen, dossieropvolging, bezoekregelingen, oriëntatiebezoeken,… Naast de meer vrijblijvende en occasionele begeleiding vanuit het leefgroeppersoneel kan er gestart worden met een meer intensieve en intentionele pedagogische begeleiding. Vanuit de leefgroep en de psychopedagogische dienst worden er dan afspraken gemaakt om de hulpvraag van de ouders te beantwoorden. Deze opvoedingsondersteuning richt zich in de eerste plaats op het pedagogische klimaat in het gezin: ‘ouders ondersteunen bij het opvoeden’. Hierbij denken we aan het aanleren van opvoedingsvaardigheden, het geven van informatie over de ontwikkeling van kinderen, het adviseren over een mogelijke aanpak van een opvoedingsprobleem, het verbeteren van contact tussen ouder en kind, ouders brengen tot meer inzicht in het gedrag van hun kind, praten met ouders over ideeën en verwachtingen die ze hebben.
Indien blijkt dat een gezinslid nood heeft aan psychotherapeutische begeleiding, kan dit eventueel opgestart worden. De begeleiding gebeurt dan door personen die niet rechtstreeks in relatie staan met het kind of de jongere die hier verblijft. Deze taken worden opgenomen door de mensen van de sociale- of de psychopedagogische dienst.
Resultaten tot nu toe: -
Opstellen van een duidelijke rol/taakverdeling.
Plannen: -
De rol/taakverdeling communiceren met alle personeelsleden zodat ze weten wat er van hen verwacht wordt. De rol/taakverdeling communiceren met alle personeelsleden zodat ze weten waar de andere personeelsleden mee bezig zijn.
Doelstellingen
Pagina 23
3.2.2.
Gerichte ondersteuning
3.2.2.1. Ouders informeren behandelingsplan
over
en
betrekken
bij
het
Het individueel behandelingsplan dat per kind wordt opgesteld is het belangrijkste werkinstrument in het revalidatiecentrum. Het is dan ook vanzelfsprekend dat ouders hierover worden geïnformeerd. We vinden het belangrijk dat ouders betrokken worden bij het behandelingsplan. Op deze manier wordt de re-integratie bevorderd.De therapiedagen zijn hier een gekend middel voor, maar zijn zeker niet de enige momenten van overleg en betrokkenheid.
Resultaten tot nu toe: -
Op therapiedagen krijgen ouders een duidelijk beeld van de manier waarop het kind wordt behandeld en kan er een wisselwerking ontstaan tussen de ouders en alle mensen die met het kind of de jongere werken.
Plannen: -
Procedure rond therapiedagen herwerken, meer op punt stellen (bv. ook broers en zussen opvangen). Aandacht hebben voor het voldoende en tijdig communiceren van nieuwe stappen in de behandeling. Uitklaring over wie welke boodschappen geeft. Ook het weekschema aan bod laten komen op therapiedagen, zodat ouders weten wanneer er wat wordt aangeboden aan hun zoon of dochter. Uitklaring over het al dan niet werken met een volgkind of volgpersoon (vanuit de leefgroepen, therapeuten,…) of alternatieven.
Doelstellingen
Pagina 24
3.2.2.2. Aanbieden van gerichte ondersteuning van het gezin (inclusief brussen, vriend(in)) Naast een gezinsvriendelijke grondhouding die door alle medewerkers van het centrum wordt gedragen, kan er ook op een meer actieve manier met het gezin worden gewerkt. Hierbij maken we een onderscheid tussen gerichte ondersteuning van het gezin en psychotherapeutische begeleiding. De gerichte ondersteuning van het gezin, ook wel counseling genoemd, is een laagdrempelige vorm van hulpverlening. Wanneer gezinsleden bijvoorbeeld aangeven dat ze een bepaald probleem ervaren (bv. vragen naar opvoedingsondersteuning, vragen bij oriëntatie, uitbouwen van een sociaal netwerk …) kunnen zij hiervoor ondersteuning krijgen. Wanneer teamleden bepaalde problemen bij een gezin observeren en signaleren, kan dit ook aanleiding geven tot gerichte ondersteuning. Op die manier kan een verborgen hulpvraag naar boven komen. Het doel van deze gerichte ondersteuning is het helpen van de gezinsleden bij : - het oplossen of hanteren van problemen - het vinden van antwoorden op hun vragen - het benutten van ongebruikte mogelijkheden - het ontwikkelen van kennis en vaardigheden Afhankelijk van de concrete uitwerking wordt bekeken door welke discipline de hulpvraag wordt opgenomen. Dit wordt verder toegelicht in punt 3.2.2.5.. De gerichte begeleiding is resultaatgericht. We beperken ons tot de taak om het gezin of de gezinsleden te begeleiden in hun omgaan met het gestelde probleem. De inhoud van deze ondersteuning kan zeer wisselend zijn. Hieronder vallen bijvoorbeeld maatschappelijk werk, oudertraining, een pedagogische begeleiding, psychosociale problemen (zoals verwerking, stress), aangepaste hulpmiddelen aankaarten, gedragswijzigingen stimuleren, aanleren van verpleegkundige technieken aan ouders, … . Gerichte ondersteuning van het gezin heeft veel raakvlakken met psychotherapie, maar is niet helemaal hetzelfde. In een gerichte ondersteuning van het gezin blijven we ons primair richten op het gestelde probleem of de gestelde vragen. Counseling kan ook bestaan uit onderzoekend en actief luisteren naar het verhaal van het gezin. De gerichte ondersteuning is erg flexibel en kan onmiddellijk inspelen op deze vragen en problemen. Soms is het nodig om dieper op de gestelde problemen in te gaan of is de nood van het gezin of de gezinsleden zo groot dat gerichte ondersteuning onvoldoende is.
Doelstellingen
Pagina 25
3.2.2.3. Zorgen voor een adequaat hulpverleningsnetwerk We merken dat er na (en vaak ook tijdens) een verblijf in ons centrum nood is aan samenwerking met of doorverwijzing naar andere hulpverleningsdiensten. Zo kan bijvoorbeeld het gezin gedurende de opname erkennen dat residentiële opvang voor hun kind ook na zijn of haar verblijf in onze setting toch de meest aangewezen oplossing is. Het is dan van groot belang dat wij als centrum dit gezin gerichte en nuttige info hierover verschaffen. Aan de andere kant kan het bijvoorbeeld gebeuren dat het duidelijk is dat de situatie waarin het kind zich bevindt zo een grote impact heeft op het hele gezin dat er eventueel behoefte is aan thuisbegeleiding en dit niet exclusief voor het betrokken kind. Daarom willen we zorgen dat we een goed hulpverleningsnetwerk rondom het centrum opbouwen. Op deze manier kunnen we zeer kort op de bal spelen als een gezin een hulpvraag heeft in deze richting. Ook weten we op deze manier wat de mogelijkheden zijn in het hulpverleningslandschap. We willen er voor zorgen dat de mensen zich niet aan hun lot overgelaten voelen als ze terug buiten het centrum komen.
Resultaten tot nu toe: -
Er bestaat reeds een ruim netwerk waarvan wij zelf ook deel uitmaken.
Plannen: -
Zorgen voor nog meer vaste aanspreekpunten binnen verschillende hulpverleningsdiensten. Organisatie van een nazorgdienst die de transfer vanuit het revalidatiecentrum mee begeleidt en ondersteunt.
Doelstellingen
3.2.3.
Pagina 26
Psychotherapeutische begeleiding
3.2.3.1. Aanbieden van psychotherapeutische ondersteuning van het gezin (inclusief brussen, vriend(in)) In zeer uitzonderlijke gevallen kan er binnen het centrum (psycho)therapie worden opgestart bij één of meer gezinsleden. Dit staat deels buiten de deskundige hulp die het kind of de jongere nodig heeft. Vaak hebben de problemen waar de ouders, het kind of andere gezinsleden mee te maken hebben een achtergrond en een ontstaansgeschiedenis. Ze worden bepaald door temperament, omstandigheden en persoonlijkheden. De aanpak van deze problemen vraagt een andere benadering dan een adviserende ondersteuningsrelatie.
In psychotherapie treedt een therapeut minder regelend op in het leven van de cliënt. Het aangaan van een psychotherapeutische relatie vraagt een speciale deskundigheid en opleiding. Indien er nood is aan psychotherapeutische begeleiding zal er een verkennend gesprek worden gehouden. Tijdens dit gesprek tracht men een eerste beeld te vormen van de aard van de hulpvraag. Het is belangrijk dat er een goede afweging plaatsvindt van het nut van een begeleiding binnen het centrum. Zo zal er in geval van chronische problemen worden doorverwezen naar externe diensten en organisaties. Maar ook bij acute problemen is het niet zeker dat de begeleiding binnenshuis plaatsvindt. Doorverwijzing kan enkel gebeuren als de betrokkenen hiermee instemmen en begeleiding is een vrijblijvend aanbod.
Binnen een psychotherapeutische begeleiding wordt de problematiek grondiger uitgespit. Dit betekent dat elk gedrag op zijn betekenis onderzocht wordt en specifieke (verborgen) patronen zichtbaar worden gemaakt.
Psychotherapie houdt in dat gezinsleden de bereidheid en motivatie moeten hebben om verder te kijken dan hun huidig probleem en daarvoor aan de therapeut een mandaat geven om diepgaand te graven en te raken aan dingen waarvan de cliënt zich nu nog niet bewust is of die hij liever niet onder ogen wilt zien.
Pagina 27
Doelstellingen
Binnen een therapeutische relatie staat het creëren van steun en veiligheid om gevoelens, gedachten en gedrag te verkennen centraal. Dit wordt bewerkstelligd door een psychotherapeutische begeleiding los te koppelen van het behandelingsplan van het opgenomen kind. De therapeut hoeft dus geen verantwoording af te leggen aan het behandelend team of rekening te houden met opgelegde doelstellingen maar heeft als het ware de handen vrij. De psychotherapeut is gebonden aan beroepsgeheim. Indien er psychotherapie wordt gegeven aan een kind of jongere wordt sporadisch algemene feedback gegeven aan de ouders en de teamleden. Psychotherapie is gebonden aan een strikt, specifiek kader (vaste ruimte, vast tijdstip). De effecten van deze psychotherapie worden vooral gezien op lange termijn en niet onmiddellijk.
Een psychotherapeutische begeleiding kan gegeven worden door de psychopedagogische dienst of door de sociale dienst. Psychotherapeuten hebben bovenop hun basisopleiding een extra opleiding in een specifieke therapeutische oriëntatie doorlopen (psychodynamische therapieën, cliëntgerichte therapieën, gedragstherapieën, systeemtherapieën).
Zowel bij gerichte ondersteuning van het gezin als bij psychotherapeutische begeleiding is het aan het gezin of de gezinsleden zelf om te bepalen of zij al dan niet in begeleiding gaan. Bij een opnamegesprek kunnen de mogelijkheden geschetst worden, maar dit is een vorm van hulpverlening die niet opgedrongen kan worden.
Doelstellingen
3.3.
Pagina 28
Besluit
Doelstellingen formuleren houdt een groot risico in. Op het moment dat ze op papier gezet worden is de situatie alweer veranderd. Zo zal de opsomming van de plannen nooit volledig zijn en zal er tussen de reeds behaalde resultaten altijd wel iets te ontbreken. Het is dan ook belangrijk dat we na dit hoofdstuk niet denken dat we enkel nog aan die zaken moeten werken die nu bij de plannen horen. Ook de andere betrachtingen die reeds afgewerkt lijken te zijn moeten we dag in dag uit blijven waarmaken.
Daarnaast is het niet meer dan logisch dat wanneer men dit alles heeft gelezen, er nog nieuwe ideeën kunnen ontstaan om verder te werken aan onze gezinsvriendelijke houding.
Tenslotte is het van groot belang dat naast de eigen medewerkers ook de ouders geïnformeerd worden over het feit dat wij gezinsvriendelijk wensen te werken en op welke manier we dit willen doen. Dit is misschien wel onze grootste doelstelling.
Pagina 31
Theoretische achtergrond
4. Theoretische achtergrond 4.1. Inleiding Gezinsvriendelijk werken is geen nieuwe visie. Het is voor ons een interpretatie van een aantal bestaande theorieën waarvan de meeste de basis hebben gevormd voor het systeemgericht werken. Toch hebben we uit verschillende theorieën die delen weerhouden waarvan wij overtuigd zijn dat ze binnen ons centrum en met onze manier van werken toepasbaar zijn.
We willen in dit gedeelte een korte weerspiegeling geven van enkele van deze theorieën (contextueel denken, de systeemtheorie en de territoriumtheorie) en een samenvatting van hun grootste waarden volgens ons. Het spreekt voor zich dat er door ervaring en de verschillende opleidingen van de werknemers niet specifiek benoemde aspecten, begrippen en (deel)visies van andere theorieën tot uiting komen in onze visietekst. Het is niet omdat deze hier niet besproken worden dat zij geen waarde hebben in dit hele verhaal van gezinsvriendelijk werken.
Theoretische achtergrond
Pagina 32
4.2. Theorieën 4.2.1.
Contextueel denken
De term context is niet zozeer een verwijzing naar de omgeving of de sfeer waarin een bepaalde situatie zich voordoet. Volgens Nagy (1994, Tussen geven en nemen: over contextuele therapie, Haarlem, De Toorts) duidt deze term de dynamische verbondenheid aan van een persoon met diens relaties en dit over de verschillende generaties heen. Iedereen maakt deel uit van een ‘familienetwerk’ (zie systeemtheorie). Uitgangspunt van zijn theorie zijn de vier dimensies van relationele werkelijkheid. Deze dimensies zijn het gevolg van wat Nagy het ordenen van de relationele werkelijkheden noemt. Het zijn met andere woorden de verschillende niveaus waarop relaties tussen personen kunnen ontleed worden.
1. Eerste dimensie: Objectiveerbare feiten Deze dimensie beheerst de objectieve, waarneembare kenmerken zoals erfelijkheid, lichamelijke eigenschappen, ingrijpende gebeurtenissen in het leven (zoals bijvoorbeeld echtscheiding, adoptie, invaliditeit, werkloosheid of armoede),…
2. Tweede dimensie: Individuele psychologie Hier gaat het over de psychische elementen zoals behoeften en gevoelens, lusten en motivaties,… Het is een weerspiegeling van hoe mensen bepaalde gebeurtenissen uit hun leven verwerkt hebben. Het gaat dan over persoonlijkheidseigenschappen, afweermechanismen, egosterkte, enzovoort.
3. Derde dimensie: Systemen van transactionele patronen of interacties Hoe staan mensen in relatie tot de anderen? Welke regels en systemen bestaan er en hoe worden ze gehanteerd? Welke subsystemen vormen zich om bepaalde veranderingen te voorkomen of te bereiken? Het gaat hier over de patronen van waarneembaar gedrag en communicatie tussen personen: gezinsstructuren, systeemregels, feedbackmechanismen, zondebokmechanismen, coalitievorming, enzovoort.
Pagina 33
Theoretische achtergrond
4. Vierde dimensie: De ethiek van gepaste aandacht of verdiend vertrouwen Ethiek staat hier gelijk aan rechtvaardiging. Het omvat de drie vorige dimensies maar heeft binnen de contextuele theorie voorrang. Het voegt namelijk een vierde realiteit toe. Een handeling kan gesteld worden omwille van fysieke en psychische noden en kan voldoen aan de regels en kenmerken van het systeem maar toch niet gerechtvaardigd zijn. Een relatie is rechtvaardig als er op langere termijn een evenwicht bestaat tussen rechten en plichten, tussen geven en ontvangen. Begrippen als loyaliteit, vertrouwen en betrouwbaarheid, verdiensten en schuld vallen binnen deze dimensie. De rechtvaardiging is dus geen beoordeling door één persoon, maar gebeurt vanuit de relatie tussen meerdere personen. Belangrijke voorwaarden voor een rechtvaardiging in deze dimensie is het onderling respect en wederzijds vertrouwen tussen de beide polen. Wil men de een of andere handeling of houding kunnen rechtvaardigen, dan moet men aandacht besteden aan de verdiensten en de inzet van beide partijen. Hierbij wordt een sterke verbinding gelegd tussen de invloed op het individu die voorkomt uit verworvenheden van vorige generaties en de wijze waarop deze invloed wordt gebruikt in het leven. Deze dimensie zit verweven in de voorgaande drie dimensies. Zij overkoepelt als het ware de andere drie dimensies. Er bestaat in families een ‘onzichtbaar grootboek’ waarin die balansen tussen de familieleden bijgehouden worden. Wat in de ene generatie uit balans is geraakt, probeert men in de volgende weer in evenwicht te brengen. Deze beweging kan tot een verbetering in de toekomst leiden of tot een zich steeds weer herhalen van destructieve patronen (de intergenerationele overdracht van destructief recht). Een mens wil maar investeren in een relatie als hij ook winst kan verwachten. Er dient dus sprake te zijn van een win-win situatie om een relatie leefbaar te houden.
Deze laatste dimensie lijkt binnen de contextuele theorie de belangrijkste te zijn. De andere dimensies mogen echter niet uit het oog worden verloren en in de taxatie en behandeling moeten de feiten, de psychologie en de transacties ook in de beschouwing worden meegenomen. Door de relationeel-ethische dimensie met de drie andere dimensies te verbinden, neemt het begrip van verschijnselen binnen menselijke relaties toe.
Theoretische achtergrond
Pagina 34
Loyaliteit is een kernwoord binnen deze relationele ethiek. De band tussen ouders en kinderen is onverbreekbaar: nooit houdt men op de moeder of vader van dat kind te zijn en nooit houdt men op de zoon of dochter van die ouders te zijn (verticale loyaliteit). Loyaliteit is dus geen gevoel, maar een zijnsgegeven. Loyaliteitsconflicten zijn eigen aan het leven zelf. In de levensloop snijden horizontale loyaliteitsbanden de verticale. Verbreken, vermijden of ontkennen van die verticale loyaliteit zal ernstig lijden veroorzaken in nieuwe relaties met de partner of de kinderen.
Theoretische achtergrond
Pagina 35
4.2.2.
Systeemtheorie
Voor een korte samenvatting van de belangrijkste kenmerken en uitgangspunten van de systeemtheorie baseren we ons op de voorstelling volgens Rigter (2003).
De systeemtheorie vindt zijn oorsprong in een aantal basisprincipes:
Een systeem (of een persoon) heeft altijd een context.
De systeemtheorie is een manier van denken die niet enkel in hulpverleningscontext gebruikt wordt. Het gaat over het kijken naar een voorwerp of persoon dat in verband staat met andere voorwerpen of personen. Ze maken allemaal deel uit van een omgeving op een eigen niveau. Het is een flexibele manier van kijken die meerdere invalshoeken toelaat.
De systeemtheorie heeft vooral oog voor het grotere geheel, zonder de kleinere delen ervan uit het oog te verliezen. De delen worden bijgevolg niet gezien als alleenstaand en zo ook niet beoordeeld. Ze staan in wisselwerking met de andere delen en het geheel.
De kenmerken verbonden aan een individu zijn een resultaat van deze wisselwerking en worden dan ook gezien als een eigenheid van het geheel.
Er is wel sprake van wederzijdse beïnvloeding, zonder dat de verschillende delen van het geheel de eigenschappen eenzijdig bepalen. Het geheel is meer dan de som der delen maar andersom geldt dit principe dus ook.
Gedrag of iemands functioneren wordt door meerdere factoren bepaald. De invloeden van de verschillende systemen waarin men functioneert hebben allemaal impact op de persoon en spelen ook nog eens een rol op de andere invloeden.
Het mag dan ook duidelijk zijn dat de systeemtheorie geen rekening wil houden met het verleden. Het gaat enkel over bestaande en huidige verbanden en invloeden.
Theoretische achtergrond
Pagina 36
Deze theorie is ontstaan door de verschillende ontwikkelingen in andere wetenschappen. Het besef groeide dat het lineair denken (één oorzaak voor één gevolg) niet altijd een complete verklaring gaf. Het definieert een systeem als een samenstel van elementen met bepaalde eigenschappen èn de relaties tussen de elementen.
Een belangrijke stroming binnen de systeemtheorie is de strategische stroming. Dit is een combinatie van het systeemtheoretisch denken en enkele communicatietheorieën. Als belangrijkste vertegenwoordiger hiervoor wordt Watzlawick genoemd. Hij herkent en benoemt binnen een systeem nog eens subsystemen. De verschillende elementen van een systeem zijn een eerste vorm van subsystemen, maar ook combinaties van deze elementen met hun onderlinge relaties kunnen subsytemen vormen. Logischerwijze kan elk element dan ook deel uitmaken van meerdere subsystemen. Elk systeem bevat volgens Watzlawick vijf eigenschappen
Regels Watzlawick stelt dat er naast de wisselwerking tussen een systeem en de omgeving ook bepaalde wetmatigheden te onderscheiden zijn. Hij vindt de onderlinge relaties of regels het belangrijkste van een systeem. Het functioneren van een systeem kan volgens Watzlawick alleen maar begrepen worden vanuit de regels en het proces van het systeem. Er bestaan in een systeem bepaalde patronen, steeds terugkerende manieren van communicatie waarmee een regel wordt uitgedrukt.
Totaliteit
Een systeem is niet de som van de delen. Het is een samenhangend en ondeelbaar geheel van elementen. Een verandering in één deel van het systeem, veroorzaakt verandering in alle delen van dat systeem en in het
Theoretische achtergrond
Pagina 37
totale systeem zelf. We onthouden de twee principes die voortvloeien uit het begrip totaliteit: Het principe van ‘niet-optelbaarheid’: je kan een systeem niet omschrijven door de verschillende leden op te sommen. (Een orkest is meer dan vijftien muzikanten.) Het principe van ‘niet-eenzijdigheid’: er bestaan geen eenzijdige relaties in een systeem. Onderlinge relaties en posities binnen een systeem worden door meerdere factoren bepaald. Dit wil dus zeggen dat een (eind)toestand nooit geheel aan één lid van dat systeem kan worden toegekend. (Een echtscheiding is bijvoorbeeld nooit het gevolg van het gedrag van louter één van de partners.)
Feedback en evenwicht Feedback staat voor terugkoppeling. Informatie is het uitwisselen van communicatie. Het is het geheel van mechanismen dat er voor zorgt dat het systeem en zijn leden voortdurend informatie krijgen over hun eigen functioneren. Het feedbackproces is circulair. Ook hier telt niet zozeer de oorsprong van de feedback als wel de onderlinge relaties in het hier-en-nu. Er zijn twee soorten feedback: positieve en negatieve. Dit onderscheid rust niet op morele waarden. Positieve feedback leidt tot verandering van systeemregels. Negatieve feedback vraagt naar behoud en herstel van datgene wat er was/is.
Equifinaliteit Dezelfde resultaten kunnen voortkomen uit verschillende begintoestanden (Equi finale = gelijk doel). Dit betekent ook dat verschillende eindresultaten kunnen voortkomen uit dezelfde begintoestand of oorzaak. Het resultaat wordt niet bepaald door de begintoestand, wel door de manier waarop er hiermee wordt omgegaan. Het gaat er om of een systeem zich succesvol kan aanpassen aan de omgeving. De interactie tussen het systeem en zijn omgeving zijn hierin van groot belang.
Theoretische achtergrond
Pagina 38
Kalibrering en trapfuncties Met de term kalibrering bedoelt Watzlawick het afstellen van een open systeem op een bepaald evenwicht. Dit afstellen doet het systeem zelf middels circulaire feedbackprocessen. Zodra het systeem zijn evenwicht gevonden heeft is er sprake van homeostase (= homoiostase). Dit begrip heeft een tweevoudige uitleg: enerzijds verwijst het naar bestendigheid, anderzijds naar verandering. “Bestendigheid of standvastigheid van een systeem als zijnde een meegroeiend evenwicht van een systeem.” Met andere woorden, het systeem kan veranderen en/of groeien, maar slechts binnen bepaalde grenzen waardoor het evenwicht niet verloren gaat. De grenzen worden als het ware een stukje verlegd binnen het systeem. Omwille van de voorspelbaarheid kunnen regels en gewoonten niet om de haverklap veranderen. Aarzeling voor verandering is volgens Watzlawick dan ook te verstaan als het ‘niet-prettige-voorspelbare kiezen voor het prettige-onvoorspelbare.’ Indien een systeem toch verplicht wordt zich aan te passen aan veranderingen omdat er een vernieuwde samenstelling is of er zijn andere taken toegekend aan het systeem, gaat het overschakelen op een nieuw evenwicht. Dit noemt Watzlawick een trapfunctie.
Watzlawick heeft de basis van de systeemtheorie verruimd door te spreken over regels en evenwicht. Systemen en subsystemen staan in onderling contact met elkaar en beïnvloeden elkaar. De nadruk binnen de systeemtheorie ligt op de dialektiek: standvastigheid – veranderlijkheid. Enerzijds moet een systeem standvastig zijn, anders zou het chaotisch worden. Anderzijds moeten de elementen van een systeem, de individuen dus, voldoende kunnen veranderen, creatief kunnen zijn, een identiteit kunnen ontwikkelen.
Theoretische achtergrond
Pagina 39
4.2.3.
Territoriumtheorie
Voor deze theorie baseren we ons op de werken van C. Bakker en M. Bakker-Rabdau.
Volgens Bakker bezit elke mens de drang om een eigen territorium te hebben of te verwerven en dit verdedigen als eigen bezit. Hij maakt een onderscheid tussen: -
Territorialiteit is de natuurlijke neiging om iets wat men als zijn bezit beschouwt te verdedigen tegen indringers.
-
Territorium is de ruimte of het stuk leven dat als eigen bezit ervaren wordt, dat je controleert, waarvoor je verantwoordelijkheid aanvaardt en waarvan je wilt dat anderen dat respecteren.
-
Territoriaal gedrag is: o het afbakenen van een gebied om het bezit ervan aan te duiden. o het aanbrengen van waarschuwingstekens om indringers erop te wijzen dat ze zich op verboden terrein wagen. o verdediging van territorium waarop aanspraak wordt gemaakt. o een actieve poging om nieuw gebied in te palmen of bestaand gebied uit te breiden.
Binnen dat eigen stuk leven dat de mens als zijn of haar bezit ervaart, hebben mensen nood aan zowel private als publieke ruimtes. Voor de ontplooiing van elke mens is het belangrijk dat men zijn of haar territoria gaat verwerven, beheren en verdedigen. Bij het beheren van het territorium moet elke eigenaar specifieke eisen stellen qua tijd, bekwaamheid en energie. Onder verdediging van het territorium verstaat men elke poging die de eigenaar onderneemt om te verhinderen dat anderen zijn of haar territorium innemen. Verwerving van een territorium doet men door te exploreren en/of in te palmen van nieuwe gebieden door uitbreiding of uitdrijving. Deze drie vormen van territoriaal gedrag gaan niet zonder inspanning, coalitie of strijd. Een territoriumstrijd kan direct en open gebeuren, maar ook door het gebruiken van verborgen wapens.
Theoretische achtergrond
Pagina 40
De mens is van nature geen kluizenaar. Ook al heeft hij nood aan zijn eigen territorium, hij heeft een nog sterker verlangen om verbonden te sluiten met zijn medemens. Hij gaat zijn territorium delen met andere mensen. Bakker maakt het onderscheid tussen territorium en co-territorium. De regels die een persoon zichzelf al dan niet oplegt in zijn of haar eigen territorium zijn niet zomaar van toepassing binnen het co-territorium. Wanneer men territorium wil delen is het logisch dat men goedkeuring gaat zoeken. Het komt echter vaak voor dat iemand iets zonder nadenken weggeeft, zonder het eigenlijk zelf te willen. Dit kan achteraf tot conflicten leiden. Om raad vragen heeft ernstige gevolgen, aangezien het een uitnodiging inhoudt om territorium te delen.
Als een mens voelt dat er indringers in het territorium zijn gaat hij of zij zich verdedigen. Hiervoor zijn verschillende wapens beschikbaar. Ook als iemand nieuw territorium wil verwerven gebruikt hij of zij deze wapens. Zo benoemt en bespreekt Bakker verschillende wapens. We onthouden er enkele zoals definiëring, schuldinductie, ‘ik doe het voor je eigen bestwil’, hulpeloosheid, ziekteverleiding, chantage, snelle overname en geleidelijke infiltratie en tenslotte bekwaamheid.
Eens men zich bewust is van het gebruik van deze wapens kan men ze ontmantelen. Na deze fase komt het moment van onderhandelen en onderverdelen.
Pagina 41
Theoretische achtergrond
4.3. Synthese van de verschillende theorieën voor het Revalidatiecentrum 4.3.1. De invloed van omliggende factoren toepassing van de contextuele theorie
en
loyauteiten
–
De band tussen ouders en kinderen is onverbreekbaar: nooit houdt men op de moeder of vader van dat kind te zijn en nooit houdt men op de zoon of dochter van die ouders te zijn (verticale loyaliteit). Wanneer een kind of jongere wordt opgenomen in het revalidatiecentrum gaat het nieuwe relaties en loyaliteitsbanden aan met andere kinderen, leefgroeppersoneel, therapeuten,… . Deze nieuwe loyaliteiten kunnen botsten met de verticale loyaliteitsband met de ouders. Het is belangrijk dat we rekening houden met dit spanningsveld tussen verticale en horizontale conflicten en respect hebben voor elkaars loyaliteiten. Ook al worden kinderen en jongeren voor langere tijd opgenomen in het revalidatiecentrum en gaan ze soms nauwelijks nog naar huis, de loyaliteitsband met hun gezin van herkomst blijft bestaan. In begeleiding van kinderen en jongeren is het belangrijk dat deze loyaliteiten gerespecteerd worden.
Elke langdurige relatie heeft een balans van geven en ontvangen, van investeren en terugkrijgen. Een relatie is levensvatbaar en betrouwbaar wanneer in het geven en ontvangen rekening wordt gehouden met de belangen, behoeften en rechten van alle betrokkenen in de relatie en wanneer deze erop kunnen vertrouwen dat zij af en toe iets terugkrijgen voor hetgeen zij in de relatie hebben geïnvesteerd. De aanwezigheid van een chronisch ziek of gehandicapt kind binnen een gezin kleurt de ervaringen van alle gezinsleden en brengt verschuivingen mee in de balansen van geven en nemen. Het onrecht dat hen door het leven is toebedeeld heeft gevolgen voor het hele gezin. Ouders zijn vaak overbelast en uitgeput door hun niet-aflatende zorg voor hun zieke of gehandicapte zoon of dochter. Broers en zussen kunnen overspoeld worden door gevoelens van schuld, pijn en woede en erg in de war zijn over wat zij verschuldigd zijn aan zorg en wat zij verdiend hebben om te ontvangen.
Ouders geven aan en investeren in hun kinderen. Dit gebeurt vanaf de geboorte door het zorgen voor, het voeden van het kind, het geven van liefde. In de eerste fase van het leven is het voor een kind zeer moeilijk om de balans van geven en nemen in evenwicht te brengen (het kan niet meer dan liefde terug geven). Er wordt volgens Nagy dan ook op latere termijn verwacht dat deze balans wel in evenwicht komt. Als dit patroon om de een of andere reden verstoord geraakt, is de balans in onevenwicht geraakt. Slaagt de
Theoretische achtergrond
Pagina 42
betrokkene er niet meer in om een evenwicht te creëren, dan zal hij of zij dit ‘onrecht’ of deze ‘openstaande rekening’ elders gaan afrekenen. Kinderen die niet in staat zijn om op latere leeftijd ‘terug te betalen’ aan hun ouders (door ziekte of handicap) kunnen zo een onevenwicht veroorzaken, maar ook ouders die niet of niet voldoende gegeven hebben aan hun kinderen kunnen er voor zorgen dat de balans van geven en nemen niet in evenwicht is. Nagy beschrijft in dit aspect vier vormen van parentificatie: -
Het zorgende kind: het kind moet te veel geven. Het kind dat kind moet blijven: het kind heeft te weinig mogen geven. Het perfecte kind: het kind moet voortdurend aan de verwachtingen van de ouders voldoen. De zondebok: Het kind lijkt opzettelijk dingen fout te doen, maar doet dit eigenlijk vanuit een houding van loyaliteit naar zijn of haar ouders toe. Zo kan delinquentie en de daarbij horende kopzorgen voor de ouders een middel zijn om ze te behoeden voor de interne spanningen binnen hun relatie.
Het mag dan ook duidelijk zijn dat we binnen het revalidatiecentrum oog hebben voor de gehele context waartoe een kind of jongere behoort. We dienen rekening te houden met de banden tussen ouders en hun kind(eren) en de loyaliteit die speelt.
Pagina 43
Theoretische achtergrond
4.3.2. Het kind als een deel van het gezin – toepassing van de systeemtheorie Elk individu maakt deel uit van een groter geheel. Elk individu maakt zelfs deel uit van meerdere grotere gehelen. Deze gehelen worden systemen genoemd. Men kan het vergelijken met een mobile. De verschillende elementen zijn onderling met dunne draadjes met elkaar verbonden. Toch is de minste aanraking van een van deze elementen voldoende om het geheel te doen bewegen.
Op deze manier heeft een opname van een kind of een jongere ook zijn invloed op alle andere delen van een systeem waarvan hij of zij deel uit maakt. Als een kind of een jongere wordt opgenomen, komt hij in een nieuw systeem terecht. Dit systeem kan op zijn beurt weer een subsysteem vormen binnen een groter systeem. Ook wij als hulpverlener treden echter binnen in een nieuw systeem, namelijk dat van de jongere.
Vanuit deze wetenschap is het belangrijk ons er bewust van te zijn dat alle handelingen die wij stellen invloed zullen hebben op de andere leden van het systeem waar het kind of de jongere zich in bevindt. In eerste instantie zal dit zich manifesteren binnen het gezin.
Omdat elke actie die iemand onderneemt in een systeem effect heeft op de andere leden van dit systeem is het evident dat deze actie ook een nieuwe actie tot gevolg zal hebben. Dit circulariteitsprincipe houdt dan ook in dat elk systeem constant in beweging is. Elke handeling die wij nemen in de begeleiding van het kind of de jongere zal effect hebben op zijn gezin. Zij zullen op hun beurt een handeling stellen of reageren waardoor ook wij weer geraakt worden.
Theoretische achtergrond
4.3.3.
Pagina 44
Indringer in het gezin – toepassing van de territoriumtheorie
Het merendeel van de kinderen die aangemeld worden in ons centrum verblijven thuis in hun gezin van afkomst. Het is dit gezin (met de ouders voorop) die – al dan niet samen met het kind – een hulpvraag stellen. Vooral voor de ouders is dit geen evidente stap. Waar zij tot voor kort zelf en zelfstandig instonden voor de begeleiding van hun kind moeten ze dit nu overlaten aan anderen.
Dit is een niet te onderschatten keuze die de ouders hebben moeten maken. Wij als hulpverleners mogen dan ook niet in de fout gaan te licht over deze keuze heen te gaan. Anders dan ons als indringer in een opvoedingssituatie te gedragen moeten we ons er bewust van zijn dat we eigenlijk genodigd zijn om mee te helpen. Deze uitnodiging impliceert dan ook dat we het nodige respect tonen voor de gezinssituatie en de wijze waarop het gezin functioneert.
Toch kan het gebeuren dat onze goedbedoelde hulp overkomt als een poging om het gezag van de ouders over het kind te ondermijnen. Het lijkt alsof we een stukje territorium van het gezin afnemen. Dit komt omdat we soms (onbewust) wapens gebruiken om het gezin te overtuigen van het belang van onze hulp. Het gezin van zijn kant kan hier dan ook weer op reageren met de hun beschikbare wapens om dit territorium te verdedigen. Het is belangrijk dat het betreden van het territorium gebeurt met effectieve toestemming en volgens de vooropgestelde afspraken. Bij afwezigheid van respect voor de eigenheid van het gezin en de reeds geleverde inspanningen door de ouders kunnen deze laatste zich bedreigd voelen in hun eigen gezin. Het spreekt voor zich dat dit de begeleiding van het kind of de jongere niet ten goede komt.
We willen er voor kiezen ons als hulpverleners zo op te stellen dat de ouders en het gezin in zijn geheel ook nog steeds naar waarde geschat worden. Het is belangrijk dat zij voelen dat zij in de eerste plaats een belangrijke rol spelen in de begeleiding en opvoeding van hun eigen kind. Wij dienen een ondersteunende rol op te nemen zonder ons op te dringen en de ouders uit hun natuurlijke positie te verstoten.
Pagina 45
Theoretische achtergrond
Toch moeten we onze eigen werking niet verloochenen of volledig aanpassen aan de gewoontes of verwachtingen van de ouders. Door bij opname reeds een duidelijk overzicht te geven van de gewoontes en leefregels binnen een leefgroep kunnen veel misverstanden of irritaties vermeden worden. Communicatie is dan ook zeer belangrijk in deze theorie.
Theoretische achtergrond
Pagina 46
4.4. Besluit We hebben hier slechts een korte weerspiegeling gegeven van de inhouden van de verschillende theorieën. We vonden het belangrijk om de visies en denkwijzen waarop wij ons wensen te baseren mee te geven. Voor diegenen die graag meer informatie willen over de verschillende theorieën, (diegene die hier besproken zijn en andere waardevolle visies), kunnen altijd terecht bij de mensen van de psychopedagogische dienst.
We hebben getracht een soort vertaling te maken van de voor ons waardevolle kernelementen naar het revalidatiecentrum en onze eigen werking. Iedereen kan vanuit zijn eigen (deel)werk of discipline voorbeelden kennen of herkennen die in deze visies passen.
Pagina 48
Algemeen besluit
5. Algemeen besluit Het heeft de nodige tijd gevraagd als revalidatiecentrum om een duidelijke visietekst op te stellen over gezinsvriendelijk werken. We willen in eerste instantie dat alle medewerkers binnen het centrum, waar ze ook mee bezig zijn, zich bewust zijn van het belang van het gezin. We zijn er van overtuigd dat dit een doelstelling is die eigenlijk al bereikt werd voor we aan deze tekst begonnen. Het grootste bewijs hiervan is de overwegend positieve reacties van kinderen en jongeren en hun familie na ontslag.
Toch blijft dit iets waar we verder aan kunnen en moeten werken. De praktische ondersteuning en de psychotherapeutische begeleiding van het kind of de jongere en het gezin zijn ook geen nieuwe initiatieven, maar we hopen dat we ze nu een duidelijkere plaats hebben kunnen geven in onze totale werking.
We hebben een lijst van doelstellingen geformuleerd die enerzijds heel uitgebreid en anderzijds heel beperkt lijkt te zijn. De waarheid ligt ergens tussenin. We willen nog veel, maar we willen hier ook stap voor stap aan werken en onszelf niet voorbijlopen. Gaandeweg zal deze lijst aangepast worden door bereikte doelstellingen te schrappen en nieuwe doelstellingen te formuleren.
We hebben geen eigen theorieën bedacht, maar hebben ons gefundeerd op een aantal bestaande visies. Op deze manier voelen we ons gesteund door de tendensen binnen de maatschappij en het werkveld. Toch hebben we deze theorieën niet allemaal zomaar overgenomen maar hebben we ze goed doordacht en er selecties uit gemaakt waar ons dat nodig leek.
Tot slot beschouwen wij deze tekst als een werkinstrument. Het gaat niet om een afgewerkt product. Verdere aanvullingen en correcties zijn steeds welkom.
Namens de stuurgroep Gezin.
Literatuurlijst
Pagina 49
6. Literatuurlijst – bronvermelding •
Bakker, C. B., Bakker-Rabdau, M. K. (1979). Verboden toegang: verkenning rond het menselijk territorium (5e dr.). Kapellen: De Nederlandse Boekhandel.
•
Vaessen, G (2003). Een kink in de kabel. Psychiatrische problemen bij kinderen en jeugdigen in een leefgroep. Garant.
•
Boszormenyi-Nagy, I, Krasner, B.R. (1994). Tussen geven en nemen. Over contextuele therapie. Haarlem: De Toorts.
•
Compernolle, T. (1988). Het belang van systeemgeoriënteerde gezinstherapie voor de geneeskunde. In: Van Tilburg, W. en Milders, C. F. A. (red.). Systeemdenken en psychiatrie: een kritische oriëntatie. Assen: Van Gorcum.
•
Cools, B. (sd). Psychotherapie en Counseling – werktekst voor het ministerie van volksgezondheid
•
Heylen, M, Janssens, K. (2004). Het contextuele denken. Een methodeontwikkeling voor het welzijnswerk (3e dr.). Leuven: Acco
•
Leijssen, M. (2001). Counseling en psychotherapie: verwant maar duidelijk onderscheiden. Tijdschrift Klinische Psychologie (31e jaargang, nr 4)
•
Michielsen, M, van Mulligen, W, Hermkens, L. (1998). Leren over leven in loyaliteit: over contextuele hulpverlening. Leuven/Amersfoort: Acco.
•
Rigter, J. (2003). Het palet van de psychologie: stromingen en hun toepassingen in de hulpverlening (3e dr.). Bussum: Coutinho.
•
Van den Eerenbeemt E. (1995). Alle dochters! Drie generaties vrouwen en hun familiekwesties. Harlem: De Toorts
•
Van den Eerenbeemt E. (2003). De liefdesladder: over familie en nieuwe liefdes. Archipel.
•
van Heusden, A., van den Eerenbeemt, E. (1983). Balans in beweging: Ivan Boszormenyi-Nagy en zijn visie op individuele en gezinstherapie. Haarlem: De Toorts. www.contexttotaal.nl
• . .
Pulderbos—Revalidatiecentrum voor kinderen en jongeren Reebergenlaan 4 2242 Zandhoven T +32 3 466 06 10 F +32 3 466 06 38 www.revapulderbos.be
[email protected]