Verordening financiële tegemoetkoming hulp bij het huishouden 2015. De Raad van de gemeente Heeze-Leende; gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende van 4 november 2014 gelet op A rtikel 149 Gemeentewet besluit vast te stellen: Verordening financiële tegemoetkoming hulp bij het huishouden 2015. Artikel 1 Begripsbepalingen 1. Alle begrippen die in dez e verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dez elfde betekenis als in Participatiewet en de Algemene wet bestuurs recht. 2. Deze verordening verstaat onder: a. De wet: de participatiewet b. Financiële tegemoetkoming: financiële hulp/ bijstand in de kosten van een voorziening ter compensatie bij onvoldoende draagkracht; c. Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heeze-Leende; d. Belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. e. Huisgenoot: iedere persoon met het hoofdverblijf op hetzelfde adres als de cliënt. f. Marktproduct hulp bij het huishouden: dienst verlening gericht op de volgende resultaten 1. een schoon huis 2. textielverzorging g. Dienst verlener: een aanbieder van het marktproduct hulp bij het huishouden;
Artikel 2 1.
2.
Financiële tegemoetkoming marktproduct hulp bij het huishouden
Uitsluitend kosten in verband met de afname van het marktproduct hulp bij het huishouden komen in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming op grond van dit financieel vangnet. De procedure om de noodzaak voor hulp bij het huishouden te bepalen geschiedt conform de nadere regels behorende bij deze verordening.
Verordening financiële tegemoetkoming hulp bij het huishouden 2015
Artikel 3 1.
Voorwaarden
Belanghebbende kan voor een financiële tegemoetkoming voor het marktproduct hulp bij het huishouden, zoals beschreven in artikel 2, in aanmerking worden gebracht indien: a. b.
c.
Artikel 4
belanghebbende zijn hoofdverblijf in Heeze-Leende heeft; er sprake is van een door het college vastgestelde noodzaak voor de betreffende voorziening op basis van deze verordening en nadere regels behorende bij deze verordening. de middelen als bedoeld in artikel 4 gelijk, of lager zijn dan 110% en gestaffeld tot 130% van de voor belanghebbende geldende bijstandsnorm, deze wordt bepaald aan de hand van een draagkrachtberekening. Middelen
1
Tot de middelen worden alle vermogens- en inkomensbestanddelen gerekend waarover belanghebbende en/of de meerderjarige huisgeno(o)t (en) beschikt of redelijkerwijs kan beschikken.
2
Het vermogen in waarde van onroerend goed, indien dit het woonadres betreft, en voertuigen worden buiten beschouwing gelaten.
3
Het college kan nadere regels stellen behorende bij deze verordening ten aanzien van de vaststelling van middelen.
Artikel 5 1.
2. 3. 4.
Inkomen
Onder inkomen wordt verstaan de op grond van artikel 4 in aanmerking genomen middelen voor zover deze: betreffen inkomsten uit of in verband met arbeid, inkomsten uit vermogen, inkomsten uit verhuur, onderverhuur of het hebben van een of meer kostgangers, sociale zekerheidsuitkeringen, uitkeringen tot levensonderhoud op grond van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. Er wordt rekening gehouden met stapeling van noodzakelijke kosten van belanghebbende die direct verband houden met zijn/haar beperking. Bij de inkomens bepaling wordt rekening houden met deze stapeling conform het bepaalde in de toelichting behorende bij deze verordening. Het college kan nadere regels stellen behorende bij deze verordening ten aanzien van de vaststelling van het inkomen.
Artikel 6
Vermogen
1.
Onder vermogen wordt verstaan: de waarde van de bezittingen waarover de alleenstaande of het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken, verminderd met de aanwezige schulden (met uitzondering van hypotheekschuld). Bezittingen kunnen bestaan uit spaargelden, aandelen en obligaties.
2.
Niet als vermogen wordt in aanmerking genomen: a.
bezittingen in natura die naar hun aard en waarde algemeen gebruikelijk zijn dan wel, gelet op de omstandigheden van persoon en gezin, noodzakelijk zijn
b.
vergoedingen voor immateriële schade
c.
waarde van onroerend goed, indien dit het woonadres bet reft en voertuigen
Verordening financiële tegemoetkoming hulp bij het huishouden 2015
3.
Ten aanzien van de vermogensgrens wordt aangeslot en bij de vermogens vrijstelling, die de belastingdienst hanteert.
4.
Het college kan nadere regels stellen behorende bij deze verordening ten aanzien van de vaststelling van het vermogen.
Artikel 7 1. 2. 3.
Belanghebbende meldt zich bij het college met zijn of haar vraag, waarbij onderzoek wordt gedaan al dan niet door middel van een huisbezoek. De criteria voor het onderzoek als bedoeld in lid 1 worden omschreven in de nadere regels behorende bij deze verordening. De belanghebbende verschaft alle gegevens en bescheiden die voor het onderz oek nodig zijn en waarover belanghebbende redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
Artikel 8 1.
2.
3.
4.
5.
2.
Uitsluiting
Woonsituatie: Het college weigert de financiële tegemoetkoming indien de aanvraag betrekking heeft op hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen, kamerverhuur, AWBZ/WLZ-instellingen. Gebruikelijke zorg: Bij het bepalen van de noodzaak voor het gebruik van het financieel vangnet houdt het college rekening met de aanwezigheid van huisgenoten die (deels ) huishoudelijke taken kunnen uit voeren. Belanghebbenden komen niet in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming indien tot de woning waar deze persoon deel van uitmaakt, één of meer huisgenoten behoren die wel in staat zijn het huishoudelijke werk te verrichten. Voorliggende voorzieningen: Het college weigert de financiële tegemoetkoming indien belanghebbende via de zorgverz ekering of andere voorliggende voorziening een vergoeding kan ont vangen voor de huishoudelijke werkzaamheden. Eigen sociaal netwerk: Het college weigert de financiële tegemoetkoming indien er sprake is van oplossingen binnen het eigen sociaal net werk. Reeds ingez ette oplossingen: Het college verstrekt geen financiële tegemoetkoming indien belanghebbende tot moment van aanvraag op andere wijze een oplossing had gevonden bijvoorbeeld door gebruik van een particuliere hulp dan wel een kennis of familielid en er geen duidelijke reden is om deze oplossing niet te continueren.
Artikel 9 1.
Procedure
Omvang van de financiële tegemoetkoming voor hulp bij het huishouden
De omvang van de financiële tegemoetkoming is afhankelijk van het aantal noodzak elijke uren per 4 weken. De financiële tegemoetkoming start altijd op de eerste dag van een periode en eindigt altijd op de laatste dag van een periode. De financiële tegemoetkoming wordt verstrekt in de vorm van een geldelijke bijdrage, maximaal €15,00 per uur exclusief B TW. Deze geldelijke bijdrage kan jaarlijks geïndex eerd worden. De hoogte van de financiële tegemoetkoming is afhankelijk van de draagkrachtberekening conform artikel 13.
Verordening financiële tegemoetkoming hulp bij het huishouden 2015
Artikel 10
Verplichtingen marktvoorziening
Bij de verlening van een financiële tegemoetkoming voor de hulp bij het huishouden wordt belanghebbende in ieder geval de volgende bijzondere verplichtingen opgelegd: 1.
2.
3. 4.
5.
Belanghebbende sluit een schriftelijke overeenkomst af met de instantie waarvan hij de hulpverlening betrekt. In deze overeenkomst zijn tenminste de volgende afspraken opgenomen: een declaratie of factuur van een instantie bij wie belanghebbende de hulp bij het huishouden betrekt, bevat het B TW-nummer van die instantie, een overzicht van de dagen waarop is gewerkt, het uurt arief, het aantal te bet alen uren, alsmede de naam en het adres van de instantie en wordt namens de instantie ondertekend. belanghebbende bewaart de in onderdeel 1 bedoelde originele overeenkomsten en declaraties/ factuur gedurende vijf jaar en stelt, desgevraagd, deze of kopieën hiervan ter beschikking aan het college; belanghebbende gebruikt de financiële tegemoetkoming uitsluitend voor bet aling van hulp bij het huishouden en de daarmee noodzakelijk verbonden kosten; belanghebbende legt binnen zes weken na het einde van ieder kwartaal door middel van invulling van een daartoe aan het eind van ieder kwartaal door het college verstrekt formulier aan het college verantwoording af over het gebruik van de in dat kwartaal verleende tegemoetkoming en eventuele eerder verleende tegemoetkoming voor zover deze nog niet voor bet alingen als bedoeld in onderdeel d waren gebruikt; de hulp bij het huishouden die belanghebbende ink oopt, is een adequate voorziening en kwalitatief verantwoord.
Artikel 11 1.
2.
Inlichtingen
Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een financiële tegemoetkoming op grond van deze verordening belanghebbende en diens huisgenoten op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hen te bevragen. Belanghebbende is verplicht aan het college of de door hem aangewezen adviesinstantie die gegevens te verschaffen of te doen verschaffen die noodz akelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag, alsmede medewerking te verlenen aan een onderzoek door de aangewezen adviesinstantie.
Artikel 12
Wijzigingen in de situatie
Degene aan wie krachtens dez e verordening een financiële tegemoetkoming is verstrekt, is verplicht aan het college mededeling te doen van feit en en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn, dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een tegemoetkoming.
Verordening financiële tegemoetkoming hulp bij het huishouden 2015
Artikel 13
Draagkracht
1. De draagkracht wordt berekend aan de hand van de werkelijke middelen van belanghebbende. Voor het vaststellen van de werkelijke middelen wordt uitgegaan van het vermogen en het inkomen. 2. Wanneer het vermogen de van toepassing zijnde vermogensgrens te boven gaat, zoals beschreven in artikel 6, lid 3 wordt geen draagkrac ht berekening gemaakt. 3. Wanneer het inkomen lager is dan 115% van de voor belanghebbende geldende bijstandsnorm hoeft geen verdere draagkrachtberekening gemaakt te worden. Er is dan sprake van een draagkrachtloos inkomen en wordt 100% van de kosten, zoals beschreven in artikel 2 lid 1, vergoed. 4. Wanneer het inkomen lager is dan 120% van de voor belanghebbende geldende bijstandsnorm wordt 75% van de kosten, zoals beschreven in artikel 2 lid 1, vergoed. 5. Wanneer het inkomen lager is dan 125% van de voor belanghebbende geldende bijstandsnorm wordt 50% van de kosten, zoals beschreven in artikel 2 lid 1, vergoed. 6. Wanneer het inkomen lager is dan 130% van de voor belanghebbende geldende bijstandsnorm wordt 25% van de kosten, zoals beschreven in artikel 2 lid 1, vergoed. 7. Wanneer het inkomen hoger is dan of gelijk is aan 130% van de voor belanghebbende geldende bijstandsnorm hoeft geen verdere draagkrachtberekening gemaakt te worden. Belanghebbende kan geen aans praak maken op een financiële tegemoetkoming. 8. De draagkracht wordt vastgesteld voor een periode van een jaar. De periode start op de eerste dag van de kalendermaand waarin de aanvraag wordt ingediend. 9. De vastgestelde draagk racht wordt binnen de vastgestelde periode herzien als gewijzigde omstandigheden daartoe aanleiding geven. Met wijzigingen in de middelen wordt rekening gehouden in zoverre als deze leiden tot een overschrijding van de vermogens- en inkomens grens. 10. Belanghebbende is verplicht aan het college mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht van de financiële tegemoetkoming. Bedraagt de wijziging minder dan 20% dan wordt de draagkracht niet aangepast. Bij een wijziging van meer dan 20% dient de draagkracht voor het resterende deel van de lopende draagkrachtperiode opnieuw te worden vastgesteld. Artikel 14 1. 2.
Controle en verantwoording
Het college doet periodiek onderzoek naar de rechtmatigheid van de financiële tegemoetkoming. Het college kan nadere regels opstellen voor de verantwoording en controle van de verstrekte financiële tegemoetkoming conform artikel 10, lid 3 en 5
Artikel 15 Intrekking van de financiële tegemoetkoming Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken, indien: 1. niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld in deze verordening; 2. op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen; 3. de belanghebbende niet langer woonachtig is in de gemeente Heeze-Leende; 4. de belanghebbende recht blijkt te hebben op vergoedingen of verstrekkingen van derden; 5. de belanghebbende overlijdt; 6. de financiële tegemoetkoming binnen zes maanden na uit betaling niet is aangewend voor de bekostiging van hulp in het huishouden. Artikel 16 Terugvordering Ingeval een besluit wordt inget rokken op basis van artikel 15 kan de reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming worden teruggevorderd.
Verordening financiële tegemoetkoming hulp bij het huishouden 2015
Artikel 17 Hardheidsclausule Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de ondersteuningsbehoevende afwijken van de bepalingen bij of krachtens deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. Artikel 18 Besli ssi ng college in gevallen waarin de verordening niet voorziet In gevallen de uit voering, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college. Artikel 19 Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking per 1 januari 2015. Artikel 20 Citeertitel Deze Verordening wordt aangehaald als de “Verordening financiële tegemoetkoming hulp bij het huishouden 2015”.
Aldus vastgesteld in de openbare raads vergadering van 24 november 2014. Heez e- Leende,
de griffier,
de voorzitter,
Verordening financiële tegemoetkoming hulp bij het huishouden 2015