DE RAAD VAN DE GEMEENTE VALKENBURG AAN DE GEUL gezien het voorstel van college van burgemeester en wethouders d.d. 8 januari 2013; gezien het advies van de commissie Cultuur, Sociale zaken, Welzijn en Onderwijs (CSWO) d.d. 28 januari 2013; gelet op artikel 35, eerste lid, onderdeel b en artikel 20, tweede lid IOAW, alsmede artikel 35, eerste lid; onderdeel b en artikel 20, eerste lid IOAZ; gelet op de inwerkingtreding van de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZWwetgeving. BESLUIT: vast te stellen: Afstemmingsverordening IOAW en IOAZ 2013
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1: Begripsomschrijving 1. In deze verordening wordt verstaan onder: a. IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers; b. IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen; c. de IOAW/IOAZ: de IOAW alsmede de IOAZ, beiden voor zover zij op de belanghebbende van toepassing zijn; d. Wet SUWI: Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen; e. uitkering: de uitkering, bedoeld in artikel 5, eerste lid IOAW/IOAZ; f. grondslag: de voor de werkloze werknemer dan wel gewezen zelfstandige toepasselijke grondslag bedoeld in artikel 5, derde ,vierde en vijfde lid van de IOAW, onderscheidenlijk artikel 5, vierde lid van de IOAZ; g. maatregel: het verlagen van de grondslag op grond van artikel 20, tweede lid IOAW en artikel 20, eerste lid IOAZ alsmede het blijvend (gedeeltelijk) weigeren van een uitkering op grond van artikel 20, eerste lid IOAW en artikel 20, tweede lid IOAZ; h. inkomen: inkomen als bedoeld in artikel 8 IOAW/IOAZ; i. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Valkenburg aan de Geul. 2. Zover niet anders is bepaald, worden begrippen in deze verordening gebruikt in dezelfde betekenis als in de IOAW en IOAZ.
Pagina 1 van 13
Artikel 2: Het opleggen van een maatregel (verlaging uitkering) 1. Als de belanghebbende naar het oordeel van het college een verplichting als bedoeld in artikel 13, tweede en vierde lid IOAW/IOAZ of een op grond van hoofdstuk III IOAW/IOAZ aan de uitkering verbonden verplichting -anders dan de verplichting, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel a en c IOAW/IOAZ- schendt, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd. Daarnaast wordt tevens een maatregel opgelegd indien belanghebbende onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de IOAW/IOAZ zich jegens het college zeer ernstig misdraagt. (weigering uitkering) 2. Indien naar het oordeel van het college bij belanghebbende sprake is van een situatie bedoeld in artikel 20, eerste lid IOAW en artikel 20, tweede lid IOAZ, welke niet is omschreven in het eerste lid, wordt eveneens overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd. Artikel 3: De berekeningsgrondslag en de ingangsdatum De maatregel in de vorm van een verlaging wordt toegepast op de grondslag. Artikel 4: Afstemming en duur van de maatregel 1. Een maatregel bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert. 2. Tenzij in de verordening anders is bepaald bedraagt de duur van de maatregel een maand. 3. De duur van de maatregel als bedoeld in het tweede lid wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of hogere categorie. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 5, tweede lid. Artikel 5: Afzien van het opleggen van een maatregel 1. Het college ziet af van het opleggen van een maatregel, bedoeld in artikel 2, eerste lid, indien: a. elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt; of b. de gedraging meer dan drie jaren vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden. 2. Het college kan afzien van het opleggen van een maatregel indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht. 3. Indien het college afziet van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan. Artikel 6: Ingangsdatum en tijdvak 1. De maatregel wordt opgelegd met ingang van de eerstvolgende kalendermaand, volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de
Pagina 2 van 13
belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende grondslag. 2. In afwijking van het eerste lid kan de maatregel met terugwerkende kracht worden opgelegd, voor zover de uitkering nog niet is uitbetaald. Artikel 7: Samenloop van gedragingen 1. Indien sprake is van één gedraging die schending oplevert van meerdere in de IOAW/IOAZ genoemde verplichtingen, wordt één maatregel opgelegd. Indien voor schending van die verplichtingen maatregelen van verschillende hoogten gelden, wordt de hoogste maatregel opgelegd. 2. Indien sprake is van meerdere gedragingen die schending opleveren van één of meerdere in de IOAW/IOAZ genoemde verplichtingen, wordt voor iedere gedraging een afzonderlijke maatregel opgelegd. Deze maatregelen worden in één kalendermaand ten uitvoer gelegd. Indien de maatregelen niet in één kalendermaand kunnen worden geëffectueerd, worden de maatregelen na het besluit tot opleggen van de maatregel achtereenvolgend ten uitvoer gelegd.
HOOFDSTUK 2 GEEN OF ONVOLDOENDE MEDEWERKING VERLENEN AAN HET VERKRIJGEN VN AALGEMEEN GEACCEPTEERDE ARBEID. Artikel 8: Indeling in categorieën Gedragingen van de belanghebbende waardoor de verplichtingen op grond van artikel 37 van de IOAW/IOAZ, anders dan de verplichting, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel c IOAW/IOAZ, niet of onvoldoende zijn nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën: 1. Eerste categorie: het zich niet dan wel niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of het niet dan wel niet tijdig laten verlengen van de registratie. 2. Tweede categorie: a. het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling; b. het niet of onvoldoende nakomen van de verplichting tot gebruik maken van een aangeboden voorziening, waaronder begrepen sociale activering gericht op arbeidsinschakeling, voor zover dit niet heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdige beëindiging van de voorziening. 3. Derde categorie a. het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen; b. gedragingen die de inschakeling in de arbeid belemmeren; c. het niet of onvoldoende nakomen van de verplichting tot gebruik maken van een aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling, waaronder begrepen sociale activering, als dit heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdige beëindiging van de voorziening. Artikel 9: Hoogte van de maatregel 1. Onverminderd artikel 4, eerste lid, wordt de maatregel vastgesteld op: a. tien procent van de grondslag bij gedragingen van de eerste categorie; b. vijftig procent van de grondslag bij gedragingen van de tweede categorie; c. honderd procent van de grondslag bij gedragingen van de derde categorie. Pagina 3 van 13
HOOFDSTUK 3 HET DOOR EIGEN TOEDOEN VERLIEZEN VAN ALGEMEEN GEACCEPTEERDE ARBEID, HET NALATEN ALGEMEEN GEACCEPTEERDE ARBEID TE AANVAARDEN ALSMEDE HET DOOR EIGEN TOEDOEN NIET VERKRIJGENVAN ALGEMEEN GEACCEPTEERDE ARBEID. Artikel 10: Door eigen toedoen verliezen van algemeen geaccepteerde arbeid 1. Onverminderd artikel 4, eerste lid, legt het college, met in achtneming van artikel 20, vierde lid IOAW/IOAZ, blijvend een maatregel op indien de belanghebbende door eigen toedoen een inkomen uit of in verband met arbeid is verloren en: a. aan de beëindiging van zijn dienstbetrekking een dringende reden ten grondslag ligt in de zin van artikel 678 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek; dan wel b. de dienstbetrekking is beëindigd door of op verzoek van de belanghebbende zonder dat aan de voortzetting ervan zodanige bezwaren waren verbonden, dat deze voortzetting redelijkerwijs niet van hem zou kunnen worden gevergd. 2. De hoogte van de maatregel is gelijk aan het door dit gedrag verloren inkomen. Artikel 11: Niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid 1. Onverminderd artikel 4, eerste lid, legt het college blijvend een maatregel op indien de belanghebbende een uitkering ontvangt op basis van de IOAW/IOAZ en hij weigert de hem aangeboden algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden. 2. De hoogte van de maatregel is gelijk aan het door eigen toedoen niet verkregen inkomen uit deze arbeid. Artikel 12: Door eigen toedoen geen algemeen geaccepteerde arbeid verkrijgen 1. Onverminderd artikel 4, eerste lid, legt het college blijvend een maatregel op indien de belanghebbende een uitkering ontvangt op basis van de IOAW/IOAZ en hij door eigen toedoen geen algemeen geaccepteerde arbeid verkrijgt. 2. De hoogte van de maatregel is gelijk aan het door eigen toedoen niet verkregen inkomen uit deze arbeid.
HOOFDSTUK 4 NIET NAKOMEN VAN DE MEDEWERKINGSPLICHT. Artikel 13: Niet of onvoldoende meewerken Onverminderd artikel 4, eerste lid, legt het college een maatregel op van tien procent van de grondslag, indien belanghebbende de verplichting op grond van artikel 13 IOAW/IOAZ, tweede lid niet is nagekomen door niet of onvoldoende de desgevraagde medewerking te verlenen die nodig is voor de uitvoering van de IOAW/IOAZ.
Pagina 4 van 13
HOOFDSTUK 5 OVERIGE GEDRAGINGEN DIE LEIDEN TOT EEN MAATREGEL. Artikel 14: Zeer ernstige misdragingen 1. Indien de belanghebbende zich jegens het college of zijn medewerkers zeer ernstig misdraagt legt het college een maatregel op. In een op directieniveau vast te stellen prot ocol wordt nader aangegeven wanneer sprake is van zo n zeer ernst ige misdraging. 2. Onverminderd artikel 4, eerste lid, wordt de maatregel bepaald op: a. vijftig procent van de grondslag gedurende een maand indien de gedraging gekwalificeerd kan worden als vernieling; b. honderd procent van de grondslag gedurende een maand indien de gedraging gekwalificeerd kan worden als bedreiging, belaging of mishandeling.
HOOFDSTUK 6 - SLOTBEPALINGEN Artikel 15: De inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 maart 2013. De bestaande Afstemmingsverordening IOAW en IOAZ, vastgesteld op 28 juni 2010, wordt per 1 maart 2013 ingetrokken, maar blijft van toepassing voor zover het een schending van de inlichtingenplicht betreft die vóór 1 maart 2013 heeft plaatsgevonden.
Artikel 16: Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als: Afstemmingsverordening IOAW en IOAZ 2013. Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 18 februari 2013.
De griffier,
De voorzitter,
A.H. Hoeberigs
Drs. M.J.A. Eurlings
Pagina 5 van 13
ALGEMENE TOELICHTING Op 15 december 2009 heeft de Eerst e Kamer ingest emd met het Wet svoorst el bundeling van uit keringen inkomensvoorziening aan gemeent en (hierna: Wet Bundeling). Met de inwerkingt reding van de Wet Bundeling per 1 j anuari 2010 krij gt de gemeent e een grot ere beleidsmat ige rol en financiële verant woordelij kheid rond de uit voering van de IOAW, IOAZ, WWIK en Bbz 2004. De IOAW, IOAZ en het Bbz 2004 kenden t ot 1 j anuari 2010 een financieringsyst emat iek waarbij 75% bij het Rij k kon worden gedeclareerd en 25% drukt e op het gemeent elij ke budget ; de WWIK kende daarnaast een financieringssyst emat iek waarbij 100% kon worden gedeclareerd. Per 1 j anuari 2010 is een syst eem van volledige budget financiering ingevoerd, zoals dit nu van t oepassing is op het WWB-inkomensdeel. Met de Wet bundeling worden de financiële middelen van de kleine inkomensregelingen gebundeld in het volledig gebudget t eerde I-deel dat de gemeent e ont vangt voor de bij st andsverst rekking op grond van de WWB. Gemeent en krij gen door de wet aldus een grot ere verantwoordelijkheid en lopen ook meer financieel risico. Niet gebundeld met het I-deel wordt de financiering van de kost en van levensonderhoud van gevest igde, oudere en beëindigende zelfst andigen en van bedrij fskapit aal vanuit het Bbz 2004. Hiervoor blij ft apart e financiering best aan. Door de Wet Bundeling wordt het aant al landelij ke regels verder st erk t eruggedrongen. In de plaat s komt een grot ere beleidsruimt e voor de gemeent e. Deze verordening voorziet daarbij in het afst emmingsbeleid voor de IOAW en IOAZ. Dit was voorheen geregeld bij AMvB. Deze landelijke regeling is met de Wet Bundeling komen te vervallen. In deze verordening is ervoor gekozen om met bet rekking t ot de IOAW en IOAZ t e komen t ot een zo veel mogelij k analoog aan het WWB-regime t oe t e passen afst emmingsbeleid. Daarbij zij opgemerkt dat de IOAW en IOAZ in afwijking van de WWB in een aantal situaties de mogelij kheid creëren om de uit kering (gedeelt elij k) blij vend t e weigeren. De IOAW en IOAZ kennen immers een specifiek uit keringsregime waarin werkloosheid een cent rale rol speelt en hebben daarmee niet het sluit st ukkarakt er van de WWB. Verwij t bare werkloosheid, het niet aanvaarden van algemeen geaccept eerde arbeid of het door eigen t oedoen niet verkrij gen van algemeen geaccept eerde arbeid wordt daardoor zwaar aangerekend. Daarbij is aansluit ing gezocht bij de oude AmvB ( Maat regelenbesluit Abw, IOAW en IOAZ). Bij weigering van de uitkering blijft De WWB natuurlijk altijd het vangnet. Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving Per 1 j anuari 2013 t reedt de Wet aanscherping handhaving- en sanct iebeleid SZWwetgeving in werking. Met de wet krijgt het college de plicht om een bestuurlijke boete op t e leggen indien sprake is van schending van de inlicht ingenplicht . De hoogt e van de boete is daarbij in beginsel gelij k aan het bedrag dat belanghebbende t e veel aan uit kering heeft ont vangen. De eerdere bevoegdheid om een maat regel in deze sit uat ie op t e leggen verdwijnt. Het overgrote deel van hoofdstuk 4 (voorheen paragraaf 4) dat invulling gaf aan die bevoegdheid is komen t e vervallen. Er kan wel nog een maat regel worden opgelegd wanneer de medewerkingsplicht genoemd in art ikel 13, t weede lid van de wet niet of onvoldoende wordt nagekomen.
Pagina 6 van 13
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1: Begripsomschrijving Dit art ikel bevat de verschillende begripsomschrij vingen. Een aant al omschrij vingen verdient enige extra aandacht. Onder c. de IOAW/IOAZ Gekozen is voor een definit ie die gelij kt ij dig naar beide wet t en verwij st nu een groot deel van de bepalingen in beide wet t en ident iek is qua nummering en inhoud en aldus voorkomen wordt dat steeds specifiek naar elke afzonderlijke wet verwezen moet worden. Onder f. grondslag De WWB werkt met verlagingen op de net t o bij st and. Bij de IOAW en IOAZ wordt gewerkt vanuit een brut o benadering. Het uit keringssyst eem is hier ook op ingericht . De verlagingen kunnen daarom alleen worden t oegepast op de grondslag. Eigenlij k net als onder het regime van het oude Maat regelbesluit Abw, IOAW en IOAZ. Dit neemt niet weg dat bij het bepalen van de hoogt e van de maat regelen IOAW/ IOAZ t och zoveel mogelij k aansluit ing is gezocht bij de percent ages en verlagingen op de net t o bij st and in het kader van de WWB. Onder g. maatregel In afwij king van de WWB wordt ook het blij vend (gedeelt elij k) weigeren van de uit kering binnen deze verordening als maat regel aangemerkt . Dit houdt verband met de ext ra mogelijkheden binnen de IOAW en IOAZ op dit vlak. Onder h. inkomen Qua inkomensbegrip wordt aangeslot en bij het inkomensbegrip binnen de IOAW en IOAZ. Dit wijkt af van het binnen de WWB gehanteerde inkomensbegrip. Artikel 2: Het opleggen van een maatregel Dit art ikel bundelt in het eerst e lid het bepaalde in art ikel 20, t weede lid IOAW en art ikel 20, eerst e lid IOAZ, met uit zondering van het bepaalde dat doelt op art ikel 13, eerst e en derde lid IOAW en artikel 13, eerste en derde lid IOAZ. In het derde lid wordt het bepaalde in art ikel 20, eerst e lid IOAW en art ikel 20, t weede lid IOAZ gebundeld. Artikel 3: De berekeningsgrondslag en de ingangsdatum Zoals reeds aangegeven wordt de maatregel toegepast op de grondslag. Artikel 4: Afstemming en duur van de maatregel In deze afst emmingsverordening zij n voor de diverse gedragingen st andaard-maatregelen vast gest eld. Desalniet t emin dient bij het opleggen van een maat regel, bedoeld in art ikel 2, t e worden beoordeeld of als gevolg van de ernst van het feit en de gedraging, de mat e van verwij t baarheid en de omst andigheden van belanghebbende een andere maat regel gepast is. Zo kan bij voorbeeld afhankelij k van de zwaart e van de gedraging en de omvang van de gevolgen of bij een zoveelste recidive van de standaardmaatregel worden afgeweken. Deze kan dan hoger (tot maximaal 100%) of juist lager worden vastgesteld. De maatregel kan op basis van het eerste lid in voorkomende gevallen ook over een langere periode worden gespreid. De st andaard maat regel is dan bij voorbeeld één maand 100%, maar wordt vervolgens verdeeld over twee maanden 50%. Pagina 7 van 13
N.B. wanneer de maat regel best aat uit het blij vend (gedeelt elij k) weigeren van de uit kering (art ikel 2, derde lid) is afst emmen eigenlij k niet opport uun. Afst emming is meer gericht -zoals hiervoor is aangegeven- op sit uat ies waarbij de uit kering gedurende een kort e periode wordt verlaagd. Het is niet voor de hand liggend dat afst emming hier bij voorbeeld best aat uit een t ij delij k weigeren van de uit kering in plaat s van blij vend. Het gaat immers om evident e gedragingen waarop een zware sanct ie rust . Bovendien is er altijd het vangnet van de WWB. In de prakt ij k zal het in een enkel geval dan ook inhouden dat de uit kering volgens de voorgeschreven systematiek blijvend wordt geweigerd. In het t weede lid van dit art ikel is de algemene duur van een maat regel vast gest eld op 1 maand, t enzij in de verordening anders is bepaald. Dit voorbehoud duidt met name op sit uat ies waarbij de maat regel best aat uit het blij vend (gedeelt elij k) weigeren van de uit kering. Duur is hier immers geen bepaalde t ermij n maar st aat gelij k aan blij vend weigeren. Door voor de overige gevallen de duur van de maat regel in de algemene bepalingen op t e nemen, wordt voorkomen dat overal waar een maat regel wordt genoemd st eeds weer moet worden aangegeven dat deze voor 1 maand wordt opgelegd. Het derde lid maakt hier weer een algemene uit zondering op, door bij recidive de duur t e verdubbelen. Artikel 5: Afzien van het opleggen van een maatregel Bij het opleggen van een maat regel bedoeld in art ikel 2, dient ook de mat e van verwij t baarheid in de beoordeling t e worden meegenomen. Hierbij moet de vraag worden gest eld in hoeverre belanghebbende op de hoogt e was/ kon zij n van zij n verplicht ingen, alsmede de psychische gest eldheid van belanghebbende. Bij het ont breken van iedere verwijtbaarheid wordt er geen maatregel opgelegd. Een andere reden om af t e zien van het opleggen van een maat regel, bedoeld in art ikel 2 is verj aring. Omwille van de effect ivit eit van een maat regel is het geboden dat deze zo snel mogelij k nadat de gedraging heeft plaat sgevonden wordt opgelegd ( lik op st uk ). Deze verjaringstermijn wordt vastgesteld op drie jaar. Bij het afzien van een maatregel wegens dringende redenen is in principe al geconcludeerd dat een maat regel op zij n plaat s is. Echt er wegens dringende redenen wordt deze maat regel niet opgelegd. Wat dringende redenen zij n, is afhankelij k van de concret e sit uat ie en kan dus niet op voorhand worden vast gelegd. Belanghebbende ont vangt een beschikking dat er is afgezien van het opleggen van een maat regel wegens dringende redenen. Een volgende verwijtbare gedraging zal als recidive worden beschouwd. Artikel 6: Ingangsdatum en tijdvak Net als in de afst emmingverordening WWB, wordt een maat regel in de regel naar de t oekomst opgelegd. Hiermee wordt voorkomen dat het recht herzien moet worden en de t eveel verst rekt e uit kering moet worden t eruggevorderd. De maat regel wordt opgelegd met ingang van de eerst volgende kalendermaand nadat het besluit is genomen. In voorkomende sit uat ies kan het prakt isch zij n om de maat regel t e verrekenen met het bedrag dat nog moet worden uit bet aald. In dat geval moet de uit kering wel worden herzien en teruggevorderd.
Pagina 8 van 13
Artikel 7: Samenloop van gedragingen De bepaling in het eerst e lid geldt dus voor één bepaalde gedraging die verschillende schendingen van verplicht ingen met zich meebrengt . Is daarvan sprake dan dient bij het bepalen van de maat regel t e worden uit gegaan van de schending van de verplicht ing waarop de zwaarste maatregel van toepassing is. De bepaling in het t weede lid heeft bet rekking op verschillende gedragingen die (min of meer) gelijkertijd plaatsvinden.
HOOFDSTUK 2 GEEN OF ONVOLDOENDE MEDEWERKING VERLENEN AAN HET VERKRIJGEN VAN ALGEMEEN GEACCEPTEERDE ARBEID Artikel 8: Indeling in categorieën Ten opzicht e van de afst emmingsverordening WWB is in deze bepaling geen gedraging opgenomen in de vorm van het niet aanvaarden van algemeen geaccept eerde arbeid .Dit houdt verband met het feit dat j uist bij deze gedraging de IOAW en IOAZ de mogelij kheid biedt t ot t ij delij ke of blij vende (gedeelt elij ke) weigering van de uit kering. Dit is dan ook apart geregeld in art ikel 11. Het t ij delij k of blij vend (gedeelt elij k) weigeren van de uit kering kan overigens ook nog in een t weet al andere sit uat ies. Die zij n omschreven in artikel 10 en 12. Eerste categorie De eerst e cat egorie bet reft de formele verplicht ing om zich als werkzoekende (t ij dig) t e lat en regist reren bij het Uit voeringsinst it uut werknemersverzekeringen (UWV) of die registratie (tijdig) te laten verlengen. De gemeent e hecht een groot belang aan de plicht t ot arbeidsinschakeling. De inschrij ving bij het UWV is een eerst e, relat ief eenvoudige st ap op weg naar reïnt egrat ie in het arbeidsproces. Het niet dan wel niet t ij dig ingeschreven st aan bij het UWV betekent onvermijdelijk een vertraging van de reïntegratie. Tweede categorie Bij t oekenning van de uit kering of in een lat er st adium kan aan de belanghebbende, die niet in st aat is om op eigen kracht weer in zij n levensonderhoud t e voorzien, de verplichting worden opgelegd om mee t e werken aan een (diagnost isch) onderzoek naar zij n mogelij kheden en naar de inzet van reïnt egrat ie-inst rument en waaronder deelname aan een concreet reïnt egrat ie-t raj ect dat uit eindelij k moet leiden t ot uit st room of zelfstandige maat schappelij ke part icipat ie. De arbeidsinschakeling wordt direct geschaad, wanneer de belanghebbende deze verplicht ing niet of onvoldoende nakomt , het geen gevolgen kan hebben voor de duur van de aanspraak op uitkering. Wordt een reïntegratievoorziening aangeboden dan rust op belanghebbende de verplichting zich hier volledig voor in t e zet t en. Gebeurt dit onvoldoende dan zal dit leiden t ot vert raging van het t raj ect . De gedragingen in deze cat egorie hebben echt er niet t ot gevolg dat het t raj ect (definit ief) geen doorgang vindt of moet worden beëindigd. Van onvoldoende medewerking is in ieder geval sprake als de belanghebbende niet op afspraken bij het reïntegratiebedrijf verschijnt of opdrachten in het kader van een scholing niet naar behoren uitvoert. Het Transferium Werk en Bij st and vormt binnen het onderzoeks- en reïnt egrat iegebeuren een bij zondere plek. Binnen deze set t ing gelden bepaalde huisregels die ert oe moet en Pagina 9 van 13
bij dragen dat het diagnost isch onderzoek zo goed mogelij k kan verlopen. Overt reding van die regels -bij voorbeeld een herhaalde weigering een hoofdt elefoon af t e zet t en- zou kunnen worden opgevat als een gedraging van de t weede cat egorie. Het zonder meer toepassen van de daarbij behorende maatregel van één maand 50% wordt echter als een te zware sanct ie ervaren. Het is dan t och mogelij k om een maat regel t e baseren op art ikel 8, t weede lid, maar vervolgens de hoogt e t e mat igen met t oepassing van art ikel 4, eerst e lid van de verordening. Nat uurlij k dient helder t e zij n dat belanghebbende, voorafgaand aan het opleggen van een maatregel eerst een duidelijke schriftelijke waarschuwing heeft gehad. Derde Categorie In de derde cat egorie gaat het om gedragingen die direct een aanleiding vormen t ot een beroep op uit kering of het zonder noodzaak langer voort duren daarvan. Het gaat hier om het st ellen van niet verant woorde beperkingen t en aanzien van de aanvaardbare arbeid en om gedragingen die de kansen op arbeidsinschakeling verminderen. Bij onderdeel a gaat het om de act ieve sollicit at ieplicht . De belanghebbende is verplicht een minimaal aant al sollicit at ies t e verricht en en hiervan op verzoek de bewij sst ukken t e tonen. Het exact e minimum aant al verplicht e sollicit at ies zal onder andere afhangen van het aanbod van algemeen geaccept eerde arbeid. Met de enkele mededeling van mondelinge sollicit at ies wordt in beginsel geen genoegen genomen, t enzij kan worden geverifieerd dat deze ook daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. Bij onderdeel b wordt geduid op negatieve gedragingen bij sollicitaties. Bij onderdeel c gaat het om dezelfde soort gedragingen als bedoeld in de tweede categorie onder b, echt er met dit belangrij ke verschil dat de gedraging heeft geleid t ot het (definit ief) geen doorgang vinden of afbreken van een reïnt egt rat ie-t raj ect . In de prakt ij k zal beëindiging van zo n t raj ect veelal pas plaat svinden nadat de belanghebbende door zij n gedrag herhaaldelij k heeft lat en blij ken niet mee t e willen meewerken aan inst rument en gericht op een zo spoedig mogelij ke inschakeling in het arbeidsproces. Ook kan een zeer ernst ige gedraging, bij voorbeeld diefst al t ij dens een proefplaat sing, t ot beëindiging van het t raj ect leiden. In alle gevallen bet reft het gedragingen die de kans op uit st room voor langere t ij d vrij wel onmogelij k maken. Zonder t raj ect is inschakeling in de arbeid voor de desbetreffende belanghebbende immers niet mogelijk. Artikel 9: Hoogte van de maatregel Bij het bepalen van hoogt e van de maat regel is hier aansluit ing gezocht bij de afst emmingsverordening WWB. Verschil is dat als gevolg van de andere uit keringssyst emat iek van IOAW/ IOAZ (brut o-benadering) hier wordt uit gegaan van een percent age van de grondslag, t erwij l bij de WWB een percent age geldt van de bij st andsnorm (net t o). Dit kan ert oe leiden dat de uit eindelij k op t e leggen maat regel qua hoogte van het bedrag iets afwijkt van die binnen de WWB.
HOOFDSTUK 3 HET DOOR EIGEN TOEDOEN VERLIEZEN VAN ALGEMEEN GEACCENTEERDE ARBEID, HET NALATEN ALGEMEEN GEACCEPTEERDE ARBEID TE AANVAARDEN ALSMEDE HET DOOR EIGEN TOEDOEN NIET VERKRIJGEN VAN ALGEMEEN GEACCEPTEERDE ARBEID. Artikel 10: Door eigen toedoen verliezen van algemeen geaccepteerde arbeid In deze bepaling is de mogelij kheid die de IOAW en IOAZ biedt om bij verwij t bare werkloosheid de uit kering blij vend of t ij delij k geheel of gedeelt elij k t e weigeren, volledig uitgewerkt.
Pagina 10 van 13
Vanwege het specifieke uit keringsregime van IOAW en IOAZ is gekozen voor het blijvend (gedeelt elij k) weigeren van de uit kering. Verwij t bare werkloosheid wordt de belanghebbende hier dus zwaar aangerekend. Bij een volledige weigering van de uit kering, kan de belanghebbende in wezen per direct aankloppen voor (aanvullende) bij st and ingevolge de WWB. Binnen het kader van de WWB zal dan moet en worden beoordeeld of belanghebbende recht heeft op WWB (in afwij king van de IOAW en IOAZ kent de WWB een beperkt e vermogensvrij lat ing en een ruimer inkomensbegrip) en in hoeverre het maat regelwaardige gedrag ook binnen de WWB t ot een verlaging zou hebben geleid. Hoewel alle besluit en zorgvuldig moet en worden genomen geldt -j uist omdat het hier gaat om een ingrij pende sanct ie- dat bij de besluit vorming uit erst e zorgvuldigheid moet worden bet racht . Daarbij moet met name aandacht uit gaan naar het beginsel van hoor en wederhoor. Overigens geldt dit evenzeer bij t oepassing van artikel 11 en 12. Artikel 11: Niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid Anders dan binnen de WWB kan in het kader van de IOAW en IOAZ bij het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid de uitkering blijvend of tijdelijk geheel of gedeeltelijk worden geweigerd. Net als voorgaand art ikel is ook hier vanwege het specifieke uit keringsregime van de IOAW en IOAZ gekozen voor het blij vend (gedeelt elij k) weigeren van de uit kering. Het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid weegt dus eveneens zwaar. Bij het niet aanvaarden van algemeen geaccept eerde arbeid gaat het concreet om het weigeren van een aangeboden dienst verband. Het kan hierbij om allerlei soort en arbeid gaan, gesubsidieerd of regulier, fullt ime of part t ime, t ij delij k of voor onbepaalde duur. Essent ieel is dat de belanghebbende door de werkweigering afziet van een concret e kans om geheel of gedeeltelijk uit de IOAW of IOAZ te komen. Bij een volledige weigering geldt eenzelfde handelswij ze als hiervoor bij art ikel 10 is geschetst. Artikel 12: Door eigen toedoen geen algemeen geaccepteerde arbeid verkrijgen IOAW en IOAZ bieden ook wanneer sprake is van het door eigen toedoen niet verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid de mogelijkheid de uitkering blijvend of tijdelijk geheel of gedeeltelijk te weigeren. Geheel in lij n van de voorgaande art ikelen wordt ook hier de uit kering blij vend (gedeeltelijk) geweigerd. Het gaat in deze om een meer ernst ige variant van de gedraging bedoeld in art ikel 8, derde lid onder b. De belanghebbende die een IOAW- of IOAZ-uitkering ontvangt moet blijk geven van dusdanig belemmerend gedrag dat kan worden gesproken van het door eigen t oedoen niet verkrij gen van algemeen geaccept eerde arbeid . Het door eigen t oedoen niet verkrij gen van algemeen geaccept eerde arbeid moet overigens niet worden verward met het niet naar vermogen t racht en algemeen geaccept eerde arbeid t e verkrij gen bedoeld in art ikel 8, derde lid onder a. Daar gaat het om schending van de actieve sollicitatieplicht.
HOOFDSTUK 4 NIET NAKOMEN VAN DE MEDEWERKINGSPLICHT. Artikel 13: Niet of onvoldoende meewerken Dit art ikel heeft bet rekking op het niet of onvoldoende nakomen van de medewerkingsplicht . Voorbeelden hiervan zij n het niet t onen van het ident it eit sbewij s, niet meewerken aan een huisbezoek en niet meewerken aan een onderzoek naar de Pagina 11 van 13
j uist heid en volledigheid van de verst rekt e gegevens. Indien belanghebbende niet in de daart oe gest elde t ermij n de informat ie verst rekt of anderszins onvoldoende medewerking verleent , wordt het recht op uit kering op grond van art ikel 17 van de IOAW/ IOAZ opgeschort en wordt belanghebbende verzocht het verzuim binnen een gest elde t ermij n t e herst ellen (de zogenaamde herst elt ermij n), Indien de informat ie of medewerking alsnog wordt verst rekt of verleend, wordt een maat regel t oegepast . Indien belanghebbende het verzuim niet herstelt, wordt het recht op uitkering beëindigd met ingang van de eerste dag waarover dat recht is opgeschort. Een bij zondere vorm van schending van de medewerkingsplicht is het niet of in onvoldoende mat e meewerken aan een onderzoek naar de mogelij kheden t ot arbeidsinschakeling. Omdat het hier gaat om het niet nakomen van een verplicht ing in het kader van de arbeidsinschakeling, wordt deze specifieke gedraging niet gesanct ioneerd op basis van dit art ikel maar op grond van art ikel 8, t weede cat egorie onder a. De gedraging blij ft overigens wel een schending van de medewerkingsplicht ex art ikel 13 t weede lid IOAW/ IOAZ, waardoor -alt hans t en aanzien van belanghebbenden aan wie al een uit kering is t oegekend- ná de maat regelwaardige gedraging de hierboven geschet st e weg van art ikel 17 IOAW/IOAZ kan worden gevolgd. Ten aanzien van oproepen door een Reïnt egrat iebedrij f (RIB) kan hier nog worden aangegeven dat de hiervoor bedoelde hersteltermijn niet gaat lopen vanaf het moment dat belanghebbende dient t e verschij nen op een afspraak van het RIB, maar pas na de daaropvolgende oproep van de Sociale Dienst . Deze oproep vindt in de regel plaat s nadat belanghebbende niet is verschenen op de afspraak van het RIB. Geeft belanghebbende ook geen gehoor aan de oproep van de Sociale Dienst dan geldt voor de herst elt ermij n de datum van deze oproep.
HOOFDSTUK 5 OVERIGE GEDRAGINGEN DIE LEIDEN TOT EEN MAATREGEL. Artikel 14: Zeer ernstige misdragingen Onder de t erm zeer ernst ige misdragingen kunnen diverse vormen van agressie worden verst aan, waarbij sprake is van gedrag dat in het normale menselij ke verkeer in alle gevallen als onaccept abel kan worden beschouwd. In de verordening is aangegeven dat agressief gedrag van een uitkeringsgerechtigde aanleiding vormt voor het opleggen van een maatregel. Een nadere uit werking van wat onder het zeer ernst ig misdragen kan worden verst aan, vindt plaat s in het zogenoemde Agressieprot ocol. Dit prot ocol geldt ook voor de WWB. Daarom is voor wat bet reft de syst emat iek in deze verordening aansluit ing gezocht bij de betreffende artikelen van de WWB. Het is in ieder geval duidelij k dat het moet gaan om ernst ige misdragingen t egenover medewerkers van de gemeent e en medewerkers van andere organisat ies die belast zij n met de uit voering van de IOAW/ IOAZ, onder omst andigheden die recht st reeks verband houden met de uitvoering van deze wet. Het doen van aangifte van een strafbaar feit is geen voorwaarde voor het opleggen van een maat regel wegens vernieling, bedreiging, belaging of mishandeling. Of aangift e wordt gedaan conform het agressieprot ocol st aat dus los van het opleggen van een maat regel. Ook een veroordeling door de st rafrecht er is geen voorwaarde voor t oepassing van deze bepaling. Een maat regel vanwege een ernst ige misdraging is niet bedoeld om de event ueel door die misdraging veroorzaakte schade te vergoeden.
Pagina 12 van 13
Artikel 15 en 16: In het kader van de inwerkingt reding kan worden opgemerkt dat de Afst emmingsverordening IOAW en IOAZ gemeente Valken burg aan de Geul, die is vastgesteld op 28 juni 2010, op het moment dat de nieuwe Afst emmingsverordening WWB 2013 in werking treedt, wordt ingetrokken. Dat is ingaande 1 maart 2013. De oude Afst emmingsverordening IOAW en IOAZ gemeent e Valkenburg aan de Geul blijft echter van toepassing voor schending van de inlichtingenplicht die vóór 1 maart 2013 heeft plaat sgevonden waarbij dan wordt gehandeld naar analogie van het overgangsrecht van de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving.
Pagina 13 van 13