Gevangenismuseum
Module 2 Lange Leo vertelt over:
Veenhuizen
Lespakket basisonderwijs; basisonderwijs; groep 7 en 8 Werkbladen voor de leerling
Veenhuizen Inhoud Inhoud Veenhuizen 1 De geschiedenis van Veenhuizen 2 Lange Leo en het verhaal van de opa van zijn vader 3 De lekkerste soep die Grijze Tinus ooit gegeten heeft 4 Stichtelijke spreuken Bijlage Kijkplaat: Twee verpleegden uit Veenhuizen
Wat is de bedoeling? Deze werkbladen horen bij het Gevangenismuseum. Daar kun je van alles zien over de gevangenis. Hoe ziet een cel eruit? Hoe was het vroeger in de gevangenis? In dit lespakket vind je verhalen, krantenartikelen en opdrachtjes. Je meester of juf zal je vertellen of je die alleen, in groepjes of met de hele klas gaat lezen of maken. In dit deel van het lesmateriaal van leer je van alles over Veenhuizen, een dorp met een heel bijzondere geschiedenis. Er horen ook andere delen bij dit lesmateriaal; zo is er een deel over berechting en gevangenisstraf en hoe dat in zijn werk gaat. Er is ook een deel over wat er verder gebeurt in gevangenissen, van verboden spulletjes tot ontsnappingen! Als laatste is er een deel over de geschiedenis van het gevangeniswezen en het strafrecht. Dat was vroeger, zoals je misschien weet, niet mals! In een aparte lijst worden de moeilijke woorden en allerlei jaartallen uit bovenstaande onderwerpen uitgelegd en toegelicht. Kom je met de klas naar het museum toe? In het Gevangenismuseum kun je van alles meemaken, van de middeleeuwen tot de moderne tijd.
____________________________________________________________________________ Illustraties: Natascha Stenvert Copyright Gevangenismuseum
Gevangenismuseum - Lange Leo vertelt – groep 7 en 8 Werkbladen voor de leerling – Module 2
2
Veenhuizen 1
De geschiedenis van Veenhuizen
Weten jullie eigenlijk iets over Veenhuizen? Veenhuizen is een bijzonder dorp. Het wordt ook wel het Justitiedorp genoemd. Of Nederlands Siberië. Er zijn daar namelijk heel veel gevangenissen. Van vroeger en nu. Misschien heb je ook wel eens de bijzondere huizen gezien, waar teksten op staan. Die hebben allemaal te maken met de gestichten van Veenhuizen. Een gesticht is een soort gevangenis. Aan het begin van de negentiende eeuw was Nederland erg arm en moesten veel mensen van de bedeling leven. Daarom had Koning Willem I een groep wijze mannen bij elkaar laten komen en hen gevraagd om een oplossing voor het armoedeprobleem te zoeken. In 1818 richtte Generaal van den Bosch daarom De Maatschappij van Weldadigheid op. De mensen waren volgens Generaal van den Bosch zo arm, doordat ze geen werk hadden. De Maatschappij kocht grond in Noord-Drenthe. Omdat deze stukken land ontgonnen moesten worden, liet de commissie op dit land kleine boerderijen bouwen. Het was de bedoeling dat arme mensen uit de grote steden hier boer werden. Zij waren dat niet verplicht, maar de mensen konden zich vrijwillig aanmelden. Hierdoor ontstonden de vrije koloniën, zoals Frederiksoord, Willemsoord en Wilhelminaoord. Helaas kwam De Maatschappij van Weldadigheid al snel in geldproblemen. Het weggeven van land om armen aan werk te helpen leek een heel goed idee, maar het kostte heel veel geld. De Maatschappij sloot een contract af met het Rijk. Als er ook onvrije koloniën kwamen, kreeg De Maatschappij geld van de overheid. Daarom kocht De Maatschappij van Weldadigheid in 1823 heel Veenhuizen! Er werden drie gestichten gebouwd. Ook in Ommerschans in Overijssel werden onvrije koloniën gesticht. Daar werden zwervers en bedelaars opgesloten. Die werden verpleegden genoemd. Ze moesten hard werken, maar kregen te eten en mochten een beroep leren. En ze leerden hoe zij zich moesten gedragen. Ze kregen een heropvoeding. Generaal Johannes van den Bosch dacht dat het goed zou zijn als de mensen na hun opvoeding in Veenhuizen een beroep hadden. Dan hoefden ze nooit meer te zwerven of te bedelen. Voor het werk dat de verpleegden deden, kregen zij een beloning. Tegenwoordig is het zo geregeld dat je een salaris ontvangt. Maar niet de verpleegden in Veenhuizen. Zij kregen de koloniale munt, waarmee de verpleegden alleen in de winkels bij de inrichtingen in Veenhuizen wat spulletjes konden kopen. En niet in Norg, waar heel veel cafés waren! Dat vonden de verpleegden een beetje gemeen. Veel verpleegden in Veenhuizen vonden het fijn om daar te wonen. Zij kregen iedere dag eten, hadden een hangmat als slaapplaats en er was genoeg werk voor ze. Wanneer de verpleegden weer de wijde wereld introkken, gebeurde het vaak dat zij hun oude leven van zwerven en bedelen weer oppakten. Dat betekende dat veel zwervers weer in Veenhuizen terugkwamen en de opvoeding weer opnieuw moest beginnen. Behalve zwervers woonden er in Veenhuizen ook wezen en vondelingen. De kinderen gingen tot hun twaalfde jaar naar school, maar moesten daarna werken om hun verzorging te betalen. Er werd ook gespaard voor later. Er waren twee gestichten voor volwassen verpleegden en één gesticht voor kinderen. Omdat er zoveel zwervers weer in Veenhuizen terugkwamen, raakte het geld van de Maatschappij van Weldadigheid op. In 1859 ging de Maatschappij van Weldadigheid failliet. Omdat er toch nog steeds zwervers moesten worden heropgevoed, nam de regering de onvrije koloniën van Veenhuizen over. De onvrije koloniën werden nu Rijksbedelaarsinrichtingen genoemd.
Gevangenismuseum - Lange Leo vertelt – groep 7 en 8 Werkbladen voor de leerling – Module 2
3
Veenhuizen In 1875 kwam Veenhuizen in handen van het Ministerie van Justitie. Vanaf dat moment kwamen er ook geen wezen en vondelingen meer. Er kwam meer nadruk op orde en tucht en op alle huizen kwamen spreuken. De spreuken vertelden iets over een keurig leven. Nog steeds hebben veel huizen in Veenhuizen hebben een spreuk op de muur. Rond 1900 werden samen met de verpleegden twee nieuwe gestichten gebouwd. Een van die gestichten staat naast het Gevangenismuseum. De gevangenis die er nu inzit, heet Esserheem. Het oude Eerste Gesticht werd afgebroken en op ongeveer dezelfde plaats vervangen door een nieuw gesticht. Daarin zit nu de gevangenis Norgerhaven. Aan het begin van de 20e eeuw waren gevangenissen overvol. Na invoering van een “noodwet” in 1918, kon een rechter ook gevangenisstraf in gemeenschap geven. Vanaf toen werden in Veenhuizen ook gevangenisstraffen uitgezeten. Zo kwamen er steeds meer gedetineerden, zoals gevangenen met een moeilijk woord heten, naar Veenhuizen. Gevangenen werden wel gescheiden gehouden van de verpleegden. Ze droegen allemaal kleren van het Rijk: een bruine buis (dat is een jasje zonder apart voor- en achterpand), broek, pet en klompen. Aan de kleding kon je zien of het verpleegden waren of gedetineerden: bij de verpleegden was de kraag van de buis groen.
Op deze oude foto zie je twee verpleegden in rijkskleding Na de Tweede Wereldoorlog, in 1945, veranderde er veel in Nederland. Er werden allerlei sociale voorzieningen opgezet. Mensen hoefden niet meer te bedelen voor geld of eten, als ze ziek waren werden ze verzorgd. Zo kwamen er steeds minder verpleegden naar Veenhuizen en rond 1970 was er bijna niemand meer. Veenhuizen liep leeg... In 1954 kwam er een nieuwe wet: de Beginselenwet voor het Gevangeniswezen. Voortaan kon een gevangenisstraf in verschillende vormen worden gegeven: in een cel, in gemeenschap of in een combinatie van beide; afhankelijk van de gedetineerde. De inrichtingen van Veenhuizen waren altijd al gemeenschapsinrichtingen geweest. Het lag daarom voor de hand dat die werden aangewezen voor gemeenschapsgeschikte gedetineerden. Maar die zaten sinds de noodwet van 1918 al in Veenhuizen. Tussen 1950 en 1990 is het aantal geregistreerde misdrijven toegenomen van ongeveer honderdduizend tot 1,3 miljoen per jaar! Daarom zijn er toen ook in Veenhuizen meer cellen gekomen. De gevangenissen werden verbouwd en uitgebreid. Er zaten toen in Veenhuizen ruim 750 gedetineerden. Nu zijn er nog steeds gevangenissen in Veenhuizen: • Norgerhaven, waar volwassen mannen zitten. • Ook is er de gevangenis Esserheem, waar op dit moment 250 vreemdelingen zonder verblijfsvergunning zitten, die een strafbaar feit hebben begaan. • Bankenbosch is een half-open inrichting • Het Veenpoortje is een jeugdgevangenis. Naast Het Gevangenismuseum staat ook nog een oude gevangenis, maar die staat nu leeg. Gevangenismuseum - Lange Leo vertelt – groep 7 en 8 Werkbladen voor de leerling – Module 2
4
Veenhuizen 2
Lange Leo en het verhaal van de de opa van zijn vader
Wat vooraf ging….. Lange Leo is na een overval op een drogisterij opgepakt door de politie. Hij heeft een celstraf van een half jaar gekregen, die hij uitzit in de gevangenis Esserheem in Veenhuizen. Hij heeft spijt van zijn daad. Vervolg…. Hallo allemaal, Nu ik in Esserheem in Veenhuizen verblijf, wil ik jullie tenslotte het verhaal van de opa van mijn vader vertellen. Voor het verhaal van de opa van mijn vader moeten wij terug in de tijd. Wij gaan net zo lang terug, totdat wij in de eerste helft van de 19e eeuw zijn aangekomen. Dat is van 1800 tot 1850. Jullie weten, dat wij al in de 21e eeuw leven, alhoewel die eeuw pas begonnen is. De opa van mijn vader werd door de hele familie Grijze Tinus genoemd. Dat kwam vanwege zijn grijze haren. Grijze Tinus was een echte zwerver. Hij hield heel veel van het zwerversleven. In de zomermaanden kon hij heerlijk slapen in een hooiberg, hij ving eens een visje en plukte een appel. In de natuur was altijd wel eten en een slaapplaats te vinden. Maar toch, er waren dagen dat grijze Tinus moeite had met zijn bestaan als zwerver. Dat waren dagen waarop hij geen eten of een slaapplaats kon vinden. Dan kon het zijn dat hij uit de bakkerswinkel een brood meenam of moest bedelen. Grijze Tinus wist dat wat hij deed strafbaar was. Op een slechte dag gebeurde wat je kunt verwachten wanneer je een brood meeneemt zonder te betalen. Grijze Tinus werd door de veldwachter betrapt en meegenomen. Nadat Grijze Tinus enkele dagen in een cel onder het gemeentehuis had gezeten, moest hij bij de rechter komen. De rechter keek Grijze Tinus streng aan en hij veroordeelde hem eerst tot twee weken hechtenis. Daarna moest hij twee jaar lang in Veenhuizen worden heropgevoed tot een hard werkende man. De rechter zei ook nog dat Grijze Tinus in die drie jaar zich keurig moest gaan gedragen. En zo werd Grijze Tinus verpleegde in Veenhuizen. Dat had niets met ziek zijn te maken, het hoorde gewoon bij de opvoeding in Veenhuizen. Grijze Tinus woonde in het Tweede Gesticht dat generaal Johannes van den Bosch in 1823 had laten bouwen. Nu wil je natuurlijk heel graag weten hoe het met grijze Tinus is gegaan, nadat hij in Veenhuizen is gekomen. Omdat grijze Tinus zo van het landleven hield, mocht hij op een hoeve knecht worden. En na drie jaren van heropvoeding besloot Grijze Tinus ook in zijn verdere leven boerenknecht te blijven. Dan kon hij van de ene boerderij naar de andere gaan om daar te werken. En dat is Grijze Tinus uitstekend bevallen, tot hij verliefd werd op de dochter van een boer. Die boerendochter werd de oma van mijn vader...
Gevangenismuseum - Lange Leo vertelt – groep 7 en 8 Werkbladen voor de leerling – Module 2
5
Veenhuizen 3
De lekkerste soep die Grijze Tinus ooit gegeten heeft.
Dit is een recept van de natuurkundige en filantroop Benjamin Thompson. Een filantroop is iemand die veel voor andere mensen heeft gedaan. In 1791 werd Benjamin Thompson tot graaf van Rumford verheven. De soep wordt geacht bijzonder beschikt te zijn voor armen, soldaten en gestichtmensen. Het recept is waarschijnlijk rond 1818 in het Nederlands en gedeeltelijk in het Engels opgeschreven. Het ligt in het Rijksarchief in Assen. Recept voor Rumfordse soep: Voor 1000 tot 1100 porties neemt men 100 ft. ossenvleesch, 100 ft ossenschenkels, het vleesch en schenkels doet men in een ketel en kookt het 3 à 31/2 uur, haalt het vervolgens eruit en doet het vleesch van de beenen af. Dan neemt men deze beenderen, doet die in eene panpessiaansche pot en kookt die opnieuw, drie of vier uren en men zegt dat men dan daardoor eene van de krachtigste en aangenaamste bouillons bekomt. Deze panpessiaansche potten zijn alleen te bekomen bij Wakker, hij heeft er actueel nog 2 waarvan de eenen groot is, 64 mingelen en kost hfl. 35.- de anderen is groot 52 dito en kost hfl. 32.-. Recept voor rumphorssche soep voor 520-530 porties (zonder beenderij.) 30 ft. gemaalen groene erwten 30 ft. witte boonen 30 ft. gort, heele 15 ft. grof tarwe brood 1 mand aardappelen 6 bossen wortelen 6 bosjes zelderij 2 manden soepgroenten 25 middelmatige uijens 6 ft. zout 4 mingelen azijn 8 lood peper.
Vragen Waaraan kun je zien dat dit een oud recept is? ______________________________________________________________________ ______________________________________________________________________ Hoe weet je dat dit recept voor de bewoners van een heel gesticht was? ______________________________________________________________________ ______________________________________________________________________
Gevangenismuseum - Lange Leo vertelt – groep 7 en 8 Werkbladen voor de leerling – Module 2
6
Veenhuizen 4
Stichtelijke spreuken
Op de rijkswoningen in Veenhuizen staan allemaal opschriften. Het zijn de zogenaamde ‘stichtelijke spreuken’. Die zijn op de huizen gezet om de landlopers en bedelaars op betere gedachten te brengen. Denk jij dat landlopers en bedelaars uit de negentiende eeuw konden lezen en schrijven? Op het huis dat je hiernaast ziet, staat ‘ontwikkeling’. Daar woonde een van de schoolmeesters. De mensen die naar Veenhuizen kwamen, leerden hier dus wel lezen en schrijven. Hopelijk hadden de spreuken dus nut!
Opdracht Hieronder zie je nóg een aantal spreuken staan. In de rij erachter zie je aanwijzingen. Verbind de vakjes van de spreuken met de juiste aanwijzing. Spreuk Heidezicht Rust Roest Waakzaamheid Leerplicht Flink en Vlug Maallust Leering door Voorbeeld Bitter en Zoet
Aanwijzing Dit word je van gymnastiek Hier woonde een van de schoolmeesters Hier woonde een van de schoolmeesters Dit huis keek uit over de heide De apotheek, waar ‘n bittere pil werd geslikt Als je nooit hard werkt, word je lui Hier woonde een bewaker Hier woonde de molenaar van Veenhuizen
Wanneer je naar het museum komt, kun je de huizen met de spreuken in het echt zien. Ook zie je in het museum borden. Van die borden aten de verpleegden. Wanneer ze hun bordje leeg hadden gegeten, konden ze ook weer een spreuk lezen. In Veenhuizen was ook altijd een ziekenhuis, hospitaal genaamd. Op de gevel van het hospitaal staat “Vertrouw op God”. Meestal waren er vroeger alleen in grote steden ziekenhuizen, maar Veenhuizen was natuurlijk niet zomaar een dorpje. Bij het hospitaal en de nabijgelegen apotheek stond een ijskoepel. Iedere winter werd daar ijs uit de Kolonievaart in bewaard. Dat bleef de hele zomer goed en zo kon de apotheker de medicijnen altijd koel bewaren.
Gevangenismuseum - Lange Leo vertelt – groep 7 en 8 Werkbladen voor de leerling – Module 2
7
Bijlage - Veenhuizen
Kijkplaat “Twee verpleegden uit Veenhuizen” Gevangenismuseum - Lange Leo vertelt – groep 7 en 8 Werkbladen voor de leerling – Module 2
8