GEVANGENE VAN DE TALIBAN
Jere Van Dyk
GEVANGENE VAN DE TALIBAN
Proloog Donderdag 3 januari Beste Paul, Gelukkig nieuwjaar. Ik wil je vertellen hoe het met het boek staat en je laten weten waar ik op dit moment ben. Ik schrijf een brief omdat ik e-mail niet vertrouw. Niet dat ik volslagen paranoïde ben, maar het scheelt niet veel. Eind augustus begon ik aan het boek te werken. Ik heb door de meeste, maar niet alle delen van oostelijk Afghanistan langs de grens gereisd. Ik moet nog naar een paar belangrijke plaatsen toe. Dat doe ik de komende winter of anders in het voorjaar. Ik heb veel mensen geïnterviewd: stamleiders, gewone mensen, politici en moellahs. Voor de 10de staat een interview met president Hamid Karzai op het programma. Ik woon in Kabul, maar als ik daar weg ben, leef ik als een Pashtun. Ik heb vier keer in het geheim een bezoek gebracht aan de tribale regio’s van Pakistan, ons doel. Ik ben diep in de regio Mohmand doorgedrongen, een van de tribale regio’s. Ik ben naar binnen gegaan met een stel bijzonder vrome drugssmokkelaars. We
13
glipten langs de grenspost waar een week eerder vier politiemannen door de Taliban waren gedood. Ik ben met stamleiders overgestoken naar Kurram, ook een van de tribale regio’s. Ik ben twee keer in Chitral in het noorden geweest, waar Gulbadeen Hekmatyar woont en waar volgens velen Osama bin Laden zich misschien schuilhoudt. Ik weet dat het ons doel is verslag te brengen uit de tribale regio’s, dus niet alleen uit het oosten van Afghanistan. Ik ben drie keer bij de Taliban geweest. Eén keer in de bergen, ongeveer zes uur lopen ten zuiden van Tora Bora. De Taliban daar kwamen uit Noord-Waziristan. Ze nodigden me uit een volgende keer met hen mee te gaan naar hun trainingskampen. We zullen zien. De dag na mijn vertrek kwam de overheid en arresteerde een paar stamleden. Ik weet niet of iemand me heeft herkend of heeft gehoord dat daar een buitenlander was. Daarvoor ontmoette ik een Talibancommandant in de provincie Kunar in het noorden van Afghanistan, langs de grens. Ik heb me laten vertellen dat het de eerste keer was dat er een journalist bij de Taliban in het oosten van Afghanistan was. Toen ik de Talibancommandant in Kunar interviewde, zat daar een lid van Al-Qaida bij, samen met andere Taliban. De volgende dag viel het Amerikaanse leger hen aan, vanuit de lucht en vanaf de grond. Dat deden ze omdat de Taliban die nacht de legerbasis hadden aangevallen. Ik was niet bij hen toen ze de basis aanvielen. Dat zou ik nooit doen. De Talibanleider riep daarna mijn vertaler en tussenpersoon vaak bij zich. Hij wil me meenemen naar hun trainingskampen. Ik heb nog niet toegezegd dat ik zal gaan, want ik houd er rekening mee dat hij me wil ontvoeren. Mijn tussenpersoon gaat nu de bergen in om met hem te praten. Op oudejaarsdag gebeurde een van de meest angstaanjagende dingen tot nu toe. Het is nog niet voorbij. Ik glipte met twee gidsen
14
de grens over vanuit Kunar en ging Chitral binnen, in de tribale regio’s. Het had me een maand gekost om dat te regelen. Ik ontmoette daar een Talibancommandant. Als ik naar de Taliban ga, heb ik tot nu toe altijd een camera meegenomen en foto’s van hen gemaakt. Ik maak ook andere foto’s. Toen ik klaar was met mijn interview – en in tegenstelling tot andere Taliban die ik heb ontmoet was deze man allesbehalve vriendelijk –, volgden mijn gidsen en ik een andere route. We verborgen ons achter rotsen om een Pakistaanse militaire truck te ontwijken en glipten de grens weer over naar Afghanistan. Dat gebeurde allemaal ’s nachts. Het is meestal nacht als ik op reis ben. Er stond nog een tweede interview op het programma. Om drie uur de volgende nacht zou ik een officier van de Pakistaanse militaire inlichtingendienst ontmoeten die voor dat gesprek de grens over zou komen. Ik wilde dat hij alles bevestigde wat ik over de betrokkenheid van het Pakistaanse leger bij Al-Qaida en de Taliban had gehoord. Het stamhoofd dat de ontmoeting met de Taliban had geregeld, zou hem brengen. Hij beloofde dat de officier al mijn vragen zou beantwoorden, ook die over Osama bin Laden. Het ging helemaal verkeerd. Ik stond erop dat we elkaar bij zonsopgang zouden ontmoeten, want dan kon ik videobeelden maken. Ik deed dat om diverse redenen. Met de camera zou ik het vastleggen. Ik wist dat ik een bewijs van zo’n ontmoeting moest hebben. Daarom besloot het stamhoofd ons naar een andere plaats te brengen. Om vier uur ’s morgens kwamen de Talibancommandant en acht van zijn mannen naar de oorspronkelijk afgesproken plaats om ons gevangen te nemen of te doden. Het stamhoofd was weg om met de man van de militaire inlichtingendienst te praten. Mijn gids en ik en de jongere broer van het stamhoofd waren op een andere, geheime plaats. Ik sliep die nacht niet. Er kwam machinegeweervuur van dicht bij de Amerikaanse legerbasis op enkele kilometers afstand. Helikopters kwamen en gingen.
15
De volgende morgen in alle vroegte werden het stamhoofd en de legerofficier, die op weg waren naar een ontmoeting met ons, door mensen van de Afghaanse inlichtingendienst gearresteerd. Zijn mannen moesten me daar weghalen. We slopen de berg af en vonden een andere truck. De Afghanen zetten alles op het spel om me daar ver bij uit de buurt te krijgen. Een Pashtun zal een gast desnoods beschermen tot de dood erop volgt. Dat hoort bij pashtunwali, hun eeuwenoude stamcode, die vaak nog boven de islam gaat. Daarom heeft Moellah Omar ook geweigerd Osama bin Laden uit te leveren. Hij bracht de ondergang van zijn regering, zijn land en nog veel meer teweeg om Osama bin Laden te beschermen. Zo was het ook met deze mannen en mij. Het stamhoofd had een van zijn jongere broers aan de Pakistanen gegeven om te garanderen dat hij de legerofficier zou meenemen. Hij beloofde de officier dat als er iets gebeurde hij zijn hele leven voor diens gezin zou zorgen. De streek waar we opereerden, is vergeven van de Al-Qaida en Taliban. Een week of zo daarvoor had Al-Qaida een man ontvoerd die op de Amerikaanse legerbasis werkte en hem onthoofd. Een keiharde negentienjarige Afghaan, de jongste broer van het stamhoofd en degene die me in Chitral een berg af en over een rivier naar Afghanistan terug had geleid, en die bij ons in een kamer had geslapen om ons te beschermen, reed met mijn gids en mij snel over een ruw pad om daar weg te komen. Bij een controlepost van het Amerikaanse leger werden we aangehouden door Afghanen, en ditmaal werd ik ontdekt. Ze brachten me naar de legerbasis. De sergeant was zo aardig als het maar kon. Hij zei zelfs dat hij mijn naam kende en bracht mijn langdurige ervaring in Afghanistan ter sprake. Volgens hem hadden hij en anderen dingen gelezen die ik had geschreven. Hij vroeg of ik iets wilde eten en of ik zijn commandant wilde spreken. Het enige wat ik wilde, was daar wegkomen, en dat lukte me. Ik was bang dat ze zouden ontdekken wat er was gebeurd. 16
We reden vlug verder. Toen we vier uur later in de buurt van een verharde weg kwamen, waar het veiliger was, vroeg ik de chauffeur te stoppen. Ik liep de helling af naar de rivier de Kunar en waste mijn gezicht. Toen ik terugkwam, zag ik dat de jonge Afghaan zachtjes huilde. Hij stortte nu eindelijk in. Zijn twee broers zaten gevangen. De een werd vastgehouden door de Afghaanse inlichtingendienst, de ander door de Pakistanen. Het drong allemaal met volle kracht tot me door. Ik stond er verdrietig en – ja – ook beschaamd bij. Ik was verantwoordelijk voor deze tocht. Ik verlangde bepaalde dingen en ze volgden mijn instructies op. Ze deden alles voor me. In ruil daarvoor zou ik hun wat geld betalen. Mijn gids staat in contact met een van de mannen die ons naar Chitral brachten, een familielid van het stamhoofd. Ik hoorde gisteravond dat de officier van de militaire inlichtingendienst inmiddels door de Taliban is ontvoerd. Ik weet niet wat ze met hem gaan doen. Als hem iets overkomt, is het heel goed mogelijk dat de Pakistanen de broer van het stamhoofd executeren. De Afghaanse inlichtingenmensen hier in de regio houden dit buiten de media. Zelfs in Kabul weten ze er niets van. De leider van mijn groep is het stamhoofd langs de grens. Hij is twee dagen geleden vrijgelaten door de Afghaanse inlichtingendienst. Ik hoorde gisteren dat een Pakistaanse officier van de inlichtingendienst, een vriend van de officier die ik zou ontmoeten, in het geheim aan de Afghaanse inlichtingendienst had doorgegeven dat zijn medeofficier over de grens zou komen. Het wordt zelfs nog ingewikkelder. Het is hier een erg troebele wereld, een streek met eeuwenoude stamverbanden, vol verraad, oorlogvoering en bedrog, een streek waar de eer van een man en de tribale codes boven alles gaan. De Afghanen bij wie ik was hebben alles in het werk gesteld om mijn naam erbuiten te houden. Ze hadden beloofd dat ze me zou-
17
den beschermen. Ze hebben zich aan hun woord gehouden. Deze tocht is geen spelletje. Ik heb nog niet alle antwoorden. Ik ben hier nog niet klaar. Ik moet naar Kunar terug. Ik heb je nog niet het hele verhaal verteld. Daarvoor heb ik het er nog te moeilijk mee. Ik heb vanmorgen met mijn gids gepraat. We weten niet wat er met de inlichtingenman gaat gebeuren, en met de jongeman die in Pakistan in de gevangenis zit. We maken ons zorgen. Mijn gids en mijn tussenpersoon bij de Taliban maken nu plannen voor een lange reis. Het is bijna geregeld. Ik heb vertrouwde mannen gestuurd om met mensen te praten en het te regelen. De reis zal drie weken tot een maand duren, zeggen ze, en ik zal in veel delen van de tribale zone komen. Ik ga naar alle plaatsen waarover jij en ik hebben gesproken. Ik ga met onze vijanden mee. Na mijn interview met Karzai ga ik op weg. De ene dag een blauw pak, de volgende dag Afghaanse kleren. Ik heb mijn mannen gisteren teruggestuurd om nog eens bij de anderen te informeren of alles in orde is. Na wat er op oudejaarsdag (ik vergat dat het die dag was) in Chitral is gebeurd, ben ik bang. Alles wat ik doe, kost geld. Ik heb meestal meer dan tien mensen op mijn loonlijst. Ik gebruik verschillende mannen voor verschillende tribale gebieden. Een man moet bij het gebied horen, en bij de juiste stam, om iets te kunnen doen. Ik geloof dat de Pakistanen de Taliban gebruiken om de stamverbanden te vernietigen. Ze geven de Taliban veel steun. Ze gebruiken, denk ik, het geld van de Amerikaanse belastingbetaler om Amerikaanse soldaten te doden. De Taliban krijgen geld voor wat ze doen. Een zelfmoordterrorist krijgt het meeste, al gaat het naar zijn familie. Ik blijf zo veel mogelijk bij de journalisten hier vandaan, al ken ik hier veel mensen, want ik wil niet praten. Ik kan anderen niet vertellen wat ik doe. Eigenlijk vertrouw ik niemand. Het is te gevaarlijk. O ja, alle Taliban in het noorden dachten dat ik een journalist uit
18
Nepal was. Als ze erachter kwamen dat ik Amerikaan was, zouden ze me doden – tenminste, dat zeiden mijn gidsen. Ik zei dat ik er niet Nepalees uitzag, maar mijn gidsen zeiden dat de Taliban dat niet zouden weten. Ze zijn volkomen geïsoleerd van de rest van de wereld. Ik kan niet geloven dat de Al-Qaida-strijder die me zijn commandant in Amerikaans Engels zag interviewen me voor een Nepalees aanzag. Ik heb er met het Amerikaanse leger over gepraat embedded mee te gaan langs de grens, maar ik heb dat voorlopig uitgesteld. Ik was gisteravond op een diner met onder anderen de plaatsvervangend bevelhebber van isaf, een Britse driesterrengeneraal, en hij nodigde me uit om met een tocht mee te gaan wanneer ik maar wilde. Misschien ga ik dat doen, maar pas nadat ik mijn eigen werk hier heb gedaan. Ik blijf bij de cia vandaan. Ik vertrouw de cia niet. Ze mogen niet weten wat ik doe. Ik heb gehoord dat ze bij de grens zijn. Ik weet niet precies hoe de verhoudingen zijn tussen de cia en de isi, de belangrijkste Pakistaanse inlichtingendienst, al heb ik gehoord dat de militaire inlichtingendienst meedogenlozer is. Wie weet? Ik had gehoopt dat de man van de Pakistaanse militaire inlichtingendienst me iets over een aantal dingen zou vertellen, maar die zit nu ergens in de gevangenis, als hij nog leeft, en voor een deel komt dat door mij. Evenmin als de Afghanen die ik heb ontmoet weet ik wat de doelstellingen van de Amerikanen hier zijn. Als ik mijn eigen werk hier heb gedaan, ga ik misschien met Amerikaanse functionarissen praten. Ik ga nu met Karzai praten omdat hij me wil ontvangen, en omdat ik dat interview kan gebruiken om in contact te komen met Pakistanen, inclusief president Pervez Musharraf. Ik heb heel veel te doen, heel veel plaatsen waar ik heen moet gaan. Hopelijk krijg ik nog steeds een officieel visum voor Pakistan, maar op dit moment is dat niet van belang. Ik zal de bergen blijven oversteken. We willen begrijpen wat er aan weerskanten van de
19
grens aan de hand is. Dat gebied is het centrum van Al-Qaida, de Taliban en de ‘War on Terror’. Er is geen enkel stamhoofd langs de grens dat ook maar een woord gelooft van wat Musharraf zegt. Journalisten hebben geschreven dat Afghanen en Pakistanen hem ‘Busharraf’ noemen, een combinatie van ‘Bush’ en ‘Musharraf’. Daarmee bedoelen ze dat die twee mannen hetzelfde zijn, buitenstaanders die tegen de Pashtun vechten, maar ze verwijzen met die naam ook naar besharraf, wat in het Pashtoe ‘ man zonder waardigheid’ betekent. Het is een woordenspel en voor hen ook de waarheid. Ze geloven allemaal dat Bush en Musharraf de wereld bedriegen. Een malik (stamleider) noemde het ‘een drama’. Anderen zijn het daarmee eens. Ik heb de antwoorden nog niet. Zoals een malik in Pakistan zei: ‘Ik heb geld, mannen, wapens en munitie, maar ik ben niet in staat een zelfmoordvest te maken.’ Het is vreemd, nietwaar: terwijl Pakistan in brand staat, kan Musharraf advocaten in de gevangenis gooien, en rechters en politici, en heeft de overheid nog niemand gevonden die verantwoordelijk is voor ook maar één zelfmoordaanslag, terwijl die toch schering en inslag zijn in de tribale zones, in het eigenlijke Pakistan en hier in Kabul. Ik weet dat je veel belang stelt in Osama bin Laden. Hij en Al-Qaida spelen een belangrijke rol in dit verhaal. In interviews breng ik hem ter sprake wanneer het maar kan. Ik weet dat het manuscript er in augustus moet zijn. Ik ben vorige week weer naar de Pakistanen gegaan om over een visum te praten. Nog steeds niets. Iedereen zegt dat ze me niet vertrouwen. Ik weet het niet. Op de een of andere manier zal ik wel aan de informatie komen, al moet ik daarvoor vermomd als Afghaan naar Peshawar en Islamabad gaan. Ik hou contact. Beste wensen, Jere
20
DEEL I DE WEG VAN DE PASHTUN
Dinsdag 12 februari Het was midden op de ochtend in Kabul, koud en bewolkt. Daoud, mijn vertaler en gids, belde om te zeggen dat hij buiten stond te wachten. Ik keek door het raam naar de heuvels in het westen, die met sneeuw bedekt waren, pakte mijn rugzak, deed de deur van mijn kamer op slot en ging zachtjes naar beneden. Ik schreef een briefje voor de bedrijfsleider van het hotel waarin ik zei dat ik over een paar dagen terug zou zijn. Ik liet de sleutels op de tafel in de hal achter. Misschien bleef ik een paar dagen langer weg, maar dat deed er niet toe. Ik liet altijd zulke briefjes achter. Ik vertelde niemand anders dat ik wegging. Na de aanslag op het Serena Hotel in januari zeiden de Taliban dat ze voortaan aanslagen zouden plegen op restaurants en hotels waar buitenlanders waren. Ik wist niet wie er op mij lette. De taxi stond op dertig meter afstand achter het stalen hek te wachten en spuwde zijn uitlaatgassen de kou in. Ik had tegen Daoud gezegd dat hij de taxi nooit bij de deur moest laten parkeren. We reden door grauwe, drukke straten, met aan weerskanten wallen van sneeuw en ijs. De chauffeur merkte blijkbaar niet dat ik een buitenlander was. We bereikten het taxistation van Jalalabad, een onver-
23