Generische specificaties voor bekabeling I-ICT Uitgave 2012 - Herziening 2015
Table of content 1. Algemene bepalingen
4
1.1 1.2 1.3
4 4 4
1.3.1 1.3.2 1.3.3
1.4 1.4.1 1.4.2 1.4.3
Indienen offerte Voorwerp van deze specificatie Principes
ALGEMEEN 4 MOGELIJKHEID 1: Aannemer plaatst enkel de bekabeling 5 MOGELIJKHEID 2: Aannemer plaatst de bekabeling, plaatst en verzorgt de aansluiting van de apparatuur 6
Toe te passen reglementen TECHNISCHE SPECIFICATIES PRINCIPEPLANS NORMEN EN REGLEMENTERINGEN
9 9 10 10
2. Meetstaat
11
2.1
11
2.1.1
2.2 2.2.1 2.2.2 2.2.3 2.2.4 2.2.5 2.2.6 2.2.7 2.2.8 2.2.9 2.2.10 2.2.11 2.2.12 2.2.13 2.2.14 2.2.15 2.2.16 2.2.17 2.2.18 2.2.19
2.3 2.3.1 2.3.2 2.3.3 2.3.4 2.3.5
Algemeen WERKEN INBEGREPEN IN DE PRIJZEN VAN DE MEETSTAAT
Leveringen GLASVEZELKABELS VOEDINGSKABELS (conform CEBEC) ELEKTRISCHE DIVERSEN (stopcontacten, aftakdoos, zekeringen,…) AARDING BEKABELING CAT3 GESTRUCTUREERDE BEKABELING CAT.6A BEKABELING GEBOUWENBEVEILIGING MATERIAAL VOOR DE OPHANGING VAN DE GLASVEZELKABEL BESCHERMING VOOR DE GLASVEZELKABEL ANDERE BEVESTIGINGSMATERIALEN MATERIAAL VOOR HET PLAATSEN IN DE OPEN LUCHT OF IN DE GROND HERSTELLING VAN DE WEG MATERIAAL VOOR HET PLAATSEN VAN KABELS IN GEBOUWEN MATERIAAL VOOR HET AFWERKEN VAN GLASVEZELKABELS GLASVEZEL ACCESSOIRES KASTEN DATAKASTEN 19” TOEBEHOREN KETEN DIVERSE MATERIALEN
Werken ALGEMEEN OPHANGING VAN DE GLASVEZELKABEL GRACHTEN SLEUVEN BLAASBUIZEN
11
12 12 13 15 16 17 19 23 25 27 28 29 34 35 39 44 45 49 50 50
53 53 54 65 66 68
2.3.6 2.3.7 2.3.8 2.3.9 2.3.10 2.3.11 2.3.12 2.3.13 2.3.14 2.3.15 2.3.16 2.3.17 2.3.18 2.3.19 2.3.20 2.3.21 2.3.22
PLAATSEN VAN KABELS 71 PLAATSEN VAN TREKPUTTEN 72 PALEN 73 AARDING 74 PLAATSEN VAN KABELS IN GEBOUWEN 75 WERKEN CAT 6A GESTRUCTUREERDE BEKABELING 80 WERKEN CATEGORIE 3 81 DIVERSE WERKEN ELEKTRICITEIT 82 PLAATSEN VAN BEKABELING GEBOUWENBEVEILIGING 83 PLAATSEN MATERIAAL & WERKEN VOOR HET AFWERKEN VAN GLASVEZELKABELS87 PLAATSEN VAN APPARATUUR 95 PLAATSEN VAN KASTEN 102 DOCUMENTATIE 107 DIVERSE 111 WERKEN 113 WERKEN OP HOOGTE 114 EVENTUELE EXTRA WERKEN 114
1. Algemene bepalingen 1.1
Indienen offerte
De aannemer dient aan Infrabel I-ICT, bij de indiening van zijn offerte eveneens een kopie van dit bestek te bezorgen waarbij hij in kleur tussen de grote blokken in dit bestek zijn opmerkingen formuleert. Dit geeft een idee op welke manier de aannemer in staat is het project tot een goed einde te brengen.
1.2
Voorwerp van deze specificatie
Het voorwerp van deze technische specificatie is het beschrijven van het door Infrabel en de NMBS gekozen materiaal en de installatieprincipes voor de verschillende telecom technologieën. Deze specificatie handelt vooral over de werken die bestaan uit: • • • • • •
1.3
Uitrusten gebouwen of datalokalen met gestructureerde bekabeling; Glasvezelwerken; Bekabelingswerken in stopplaatsen; Bekabeling en/of plaatsing materiaal voor gebouwenbeveiligingsystemen (brand, inbraak, toegangscontrole, camerabewaking); Installatie van sonorisatiesystemen in stopplaatsen of stations; Plaatsen van diverse apparatuur in Infrabel gebouwen of stopplaatsen(ticketautomaten, schermen, wifi,..);
Principes
1.3.1 ALGEMEEN Het huidige raamcontract is voornamelijk een bekabelings- en of installatie dossier voor verscheidene telecom-technologieën. Het dossier bestaat essentieel uit 2 mogelijkheden: • •
Enkel plaatsing van de bekabeling; Bekabeling, plaatsen en aansluiten van apparatuur.
OPMERKING : De leidend ambtenaar zal op het moment zelf aangaande de implementatie beslissen of dit deel uitmaakt van deze opdracht of kadert in een bestaande opdracht van Infrabel.
1.3.2 MOGELIJKHEID 1: Aannemer plaatst enkel de bekabeling Indien de aannemer van de bekabeling verschillend is van de aannemer die het systeem levert en plaatst, zal de aannemer van het systeem de nodige ondersteuning (support) verlenen aan de aannemer van de bekabeling. De aannemer bekabeling installeert op basis van de richtlijnen van de leverancier en de fabrikant van het systeem. De leverancier van het systeem staat in voor de oplevering van de bekabeling. De aannemer van het systeem zorgt tevens voor assistentie bij het oplossen van storingen tijdens de bekabelingswerken. Beide aannemers nemen ook deel aan de verschillende bouwplaatsvergaderingen rond de installatie. Zij houden bij het trekken van de kabels tevens rekening met de aanwezigheid van andere interveniënten en andere op de bouwplaats gebruikte technieken.
1.3.2.1 Kabelaanleg
De aannemer van de bekabeling levert en plaatst conform het bestek de kabels (inclusief de identificatie van de kabels met behulp van labels). De aannemer van de bekabeling volgt alle door de leverancier van het systeem geleverde richtlijnen met betrekking tot het kabeltraject, evenals de aansluitingsvolgorde van de detectie-elementen in de kring op, evenals de richtlijnen met betrekking tot het aantal op de plannen aangegeven elementen. De aannemer van de bekabeling moet vertrouwd zijn met de installatienorm S-21-100. Onderstaande diensten en documenten dienen geleverd te worden door de aannemer branddetectie vóór de aanvang der werken:
Het definitief inplantingsschema van het materiaal
Alle technische fiches van het geleverde materiaal (conform met het kadercontract) aan de aannemer van de bekabeling;
Een volledig blokschema van de installatie met vermelding van alle kabeltypes en de eventuele maximale lengte van het kabeltracé;
Kick-off meeting organiseren met de aannemer van de bekabeling bij aanvang van de bekabelingswerken van het project
De support voor het oplossen van problemen tijdens de oplevering van de bekabeling.
1.3.2.2 Testen, opleveringscontrole 1.3.2.2.1
Uitvoeringsonderzoek bekabeling
De aannemer van de bekabeling controleert dat de uitvoeringsplannen up-to-date zijn (index en datum). Hij legt tevens voor de verschillende soorten van kabels van de installatie een (GVU) ‘Goed voor Uitvoering’ plan voor.
De aannemer van de bekabeling voert een gedetailleerde studie uit van de installatie wat betreft de bekabeling en de apparaten waarbij rekening wordt gehouden met de geldende normen en de technische specificaties van de fabrikant van het materiaal (maximale lengte van de kringen, kabeltype). De aannemer van de bekabeling ziet toe op de naleving van de applicatietoleranties zoals beschreven in het in de bijlage meegeleverde blokschema (blokschema te leveren door de aannemer branddetectie) volgens de ontwerpstudie van de site. De aannemer van de bekabeling vraagt de nodige toelichtingen wat betreft de te volgen tracés met het oog op de naleving van de veiligheidsperimeters ten aanzien van de sterkstroomkabels conform het AREI. Bij voltooiing van het leggen van de verschillende kabels zorgt de aannemer op uitnodiging van de aannemer bekabeling voor een totaaloplevering met het oog op de controle van de bekabeling. De aannemer van de bekabeling legt een volledig "As-Built" dossier voor waarin de werkelijke kabeltracés staan vermeld met aanduiding van het nummer van de centrale, de lijn, de zone en het adres van het element. De beide aannemers leveren een opleveringsrapport af met alle details van elk element (conform as-built) van de bekabeling en eventuele andere werken welke geleverd zijn door de aannemer van de bekabeling (zie opleveringsdocument in bijlage, als voorbeeld).
1.3.2.2.2
Voorafgaandelijke tests
Beide aannemers gaan tevens na dat alle bekabeling correct is aangebracht conform de gekeurde uitvoeringsplannen en gemerkt met labels. Conform de uitvoeringsschema’s en kabeltracés gaan I-ICT en de “leverancier van het systeem”, samen met de onderneming die is belast met het uitvoeren van de kabelwerken, evenals de bouwheer over tot een officiële oplevering van de bekabeling. I-ICT moet daarbij beschikken over het tracé van de lijnen en de volgorde van de verschillende elementen van het systeem. De aannemer van het systeem zal aan de titularis van het raamcontract een testverslag overhandigen met een keuringsbewijs van alle geplaatste kabels, vezels (conform testverslag optische vezel - Zie volgende paragraaf).
1.3.3 MOGELIJKHEID 2: Aannemer plaatst de bekabeling, plaatst en verzorgt de aansluiting van de apparatuur Indien de hoofdaannemer van het gebouw eveneens de branddetectie apparatuur plaatst en aansluit, die op de bouwplaats worden geleverd door de leverancier van het systeem dan dient dit steeds onder de supervisie van de aannemer van het systeem te gebeuren. Hij volgt daarbij de volledige werken van de hoofdaannemer op. De hoofdaannemer zorgt voor de bekabeling, het plaatsen en het aansluiten van het materiaal op basis van de richtlijnen van de leverancier en van de fabrikant van het systeem. Voor de inbedrijfstelling zorgt de leverancier van het systeem.
De aannemer van het systeem voorziet hiervoor een projectleider en stelt assistentiepersoneel ter beschikking bij het plaatsen en aansluiten van het materiaal. In het kader van deze werken voorziet de aannemer de nodige ondersteuning tijdens de uitvoering van de bekabeling en de plaatsing en aansluiting van de apparatuur. De aannemer van het zorgt tevens voor assistentie bij het oplossen van storingen (zowel tijdens de bekabelingswerken als tijdens de oplevering). Op het einde van de werken zal de aannemer alle werken welke door de hoofdaannemer werden uitgevoerd opleveren (inclusief bekabeling). Na deze oplevering is de aannemer van de branddetectie verantwoordelijk voor de indienststelling, de garantie, het onderhoud en de conformiteit van de installatie. De aannemer voorziet tijdens de oplevering de nodige apparatuur voor de controle en de overname van de installatie. Hij zal hiervoor tevens de nodige testrapporten en opleveringsdocumenten afleveren aan de leidend ambtenaar (zie test document per lus en opleveringsdocument in bijlage, als voorbeeld). Beide aannemers nemen ook deel aan de verschillende bouwplaatsvergaderingen rond de installatie. Zij houden bij het trekken van de kabels tevens rekening met de aanwezigheid van andere interveniënten en andere op de bouwplaats gebruikte technieken.
1.3.3.1 Kabelaanleg, plaatsen en aansluiting apparatuur
De aannemer van de bekabeling levert en plaatst conform het bestek de kabels (inclusief de identificatie van de kabels met behulp van labels). Voor branddetectie: Indien de aannemer van de bekabeling de plaatsings- en aansluitingswerken uitvoert met betrekking tot de sokkels, de informatie- of bedieningsmodules, de drukknoppen, sirenes, flitsers, magnetische deurhouders, etc, zal de aannemer van de bekabeling, conform de uitvoeringsplannen, eveneens zorgen voor het aanbrengen van de identificatielabels op de verschillende elementen van het systeem. Hij plaatst eveneens de beschermhulzen (stofkappen) van de detectoren. De stofkappen dienen te worden geplaatst op hetzelfde moment als de detectoren. Detectoren, welke worden vervuild door het niet naleven van deze gelijktijdige plaatsing, vallen ten laste van de aannemer. De labels en de beschermhulzen worden aangeleverd door de leverancier van het branddetectiesysteem bij de aanvang der werken. De beschermhulzen (stofkappen) worden door de aannemer van het detectiemateriaal verwijderd op het einde van de bouwkundige werken. De aannemer van de bekabeling volgt alle door de leverancier van het systeem geleverde richtlijnen met betrekking tot het kabeltraject, evenals de aansluitingsvolgorde van de detectie-elementen in de kring en de richtlijnen met betrekking tot het aantal op de plannen aangegeven elementen op. De aannemer van de bekabeling en het plaatsen en aansluiten van de apparatuur, moet vertrouwd zijn met de installatienorm S-21-100. Onderstaande diensten en documenten dienen geleverd te worden door de aannemer branddetectie vóór de aanvang der werken:
Het definitief inplantingsschema van het materiaal (volgens standaard document OV) Het certificaat van het definitief inplantingsschema afgeleverd door een erkend organisme voor branddetectie (ANPI, AIB Vinçotte of equivalent). Levert na keuring, en bij opstart van de werf alle voorgestelde materialen met betrekking tot de activiteiten van de aannemer van de bekabeling Levert alle technische fiches van het geleverde materiaal (conform met het kadercontract) aan de aannemer van de bekabeling Levert een volledig blokschema van de installatie met vermelding van alle kabeltypes en de eventuele maximale lengte van het kabeltracé Zal een kick-off meeting organiseren met de aannemer van de bekabeling bij aanvang van de bekabelingswerken van het project Vanaf de ontvangst van de bestelling zorgt de leverancier van het systeem voor de nodige support voor het oplossen van eventuele problemen tijdens de uitvoering van de hoofdaannemer.
1.3.3.2 Testen, opleveringscontrole 1.3.3.2.1
Uitvoeringsonderzoek, bekabeling en aansluiting apparatuur
De aannemer van de bekabeling controleert dat de uitvoeringsplannen up-to-date zijn (index en datum). Hij legt tevens voor de verschillende soorten van kabels van de installatie een (GVU) ‘Goed voor Uitvoering’ plan voor. De aannemer van de bekabeling voert een gedetailleerde studie uit van de detectieinstallatie wat betreft de bekabeling en de apparaten waarbij rekening wordt gehouden met de geldende normen en de technische specificaties van de fabrikant van het brandmateriaal (maximale lengte van de kringen, kabeltype). De aannemer van de bekabeling ziet toe op de naleving van de applicatietoleranties zoals beschreven in het in de bijlage meegeleverde blokschema (blokschema te leveren door de aannemer branddetectie) volgens de ontwerpstudie van de site. De aannemer van de bekabeling vraagt de nodige toelichtingen wat betreft de te volgen tracés met het oog op de naleving van de veiligheidsperimeters ten aanzien van de sterkstroomkabels conform het AREI. Bij voltooiing van het leggen van de verschillende kabels zorgt de aannemer van het detectiesysteem op uitnodiging van de aannemer bekabeling voor een totaaloplevering met het oog op de controle van de bekabeling. De aannemer van de bekabeling legt een volledig "As-Built" dossier voor waarin de werkelijke kabeltracés staan vermeld met aanduiding van het nummer van de centrale, de lijn, de zone en het adres van het element. Voor oplevering vergewist de aannemer bekabeling er zich van dat de detectiekringen geen onderbrekingen, kortsluitingen of poolomwisselingen vertonen. Voor de controle van de detectiekringen kan de aannemer assistentie vragen aan de leverancier van het systeem voor specifiek gereedschap. De beide aannemers leveren een opleveringsrapport af met alle details van elk element (conform as-built) van de bekabeling, plaatsing apparatuur en eventuele andere werken welke geleverd zijn door de aannemer van de bekabeling
1.3.3.2.2
Voorafgaandelijke tests
Beide aannemers controleren alle kringen en controleren de installatie op:
onderbrekingen (open lijnen), kortsluitingen, poolomwisselingen.
Beide aannemers gaan tevens na dat alle elementen correct zijn aangebracht en aangesloten conform de testprocedure van I-ICT en de uitvoeringsplannen gemerkt met etiketten die op alle elementen moeten worden aangebracht. Conform de uitvoeringsschema’s en kabeltracés gaan I-ICT en de “leverancier van het systeem”, samen met de onderneming die is belast met het uitvoeren van de kabelwerken, evenals de bouwheer over tot een officiële oplevering van de bekabeling. I-ICT moet daarbij beschikken over het tracé van de lijnen en de volgorde van de verschillende elementen van het systeem. De aannemer van het systeem zal aan de titularis van het raamcontract een testverslag overhandigen met een keuringsbewijs van alle geplaatste kabels, vezels (conform testverslag optische vezel - Zie §,zie vorige paragraaf).
1.3.3.2.3
Procedure voor de aanvaarding van de bekabeling en verbinding van de installatie
De aanvaarding van de bekabeling en verbinding van het systeem is ten laste van de leverancier van het materiaal in samenwerking met de elektricien die de werken heeft uitgevoerd. De overdracht van de bekabeling gebeurt:
1.4
In aanwezigheid van de elektricien die de bekabeling heeft aangelegd; Volgens de door de elektricien opgemaakte en gecontroleerde inplantingsplannen; Op basis van de blokschema’s van de studie, opgemaakt door de leverancier branddetectie; Met een test apparaat voor de ohmse weerstand en een multimeter.
Toe te passen reglementen
De volgende normen en reglementeringen zijn specifiek van toepassing op het huidige aannemingscontract:
1.4.1 TECHNISCHE SPECIFICATIES Nummer SPC-T-ICT.0001 SPC-T-ICT.0002a SPC-T-ICT.0002b
Benaming Loges voor telecomapplicaties Leveringen voor de installatie van optische vezelkabel voor Infrabeltoepassingen Installatie van optische vezelkabel voor Infrabel -toepassingen
SPC-T-ICT.0003 SPC-TICT.0004(V20.6)
Gestructureerde bekabeling Glasvezelkabel voor Infrabel toepassingen: technische specificaties
S20 AREI art. 55 ES-71 : 73-C-C66-01
Levering en plaatsing van stopcontacten Berekening van de structuren Elektrificatiewerken 3000V en aanpassingswerken aan bovenleidingspalen Plaatsen van kabels voor transport van energie, signalisatie en telecommunicatie Identificatie van de geleiders Energiekabel Bescherming van metalen
S-41 C044-001 et 002 C33-001 C-6-75
1.4.2 PRINCIPEPLANS Nummer Plan G-6-71/1
Benaming Optische vezel, bovenleidingspaal
Plan 454.001 Plan 332.029
Verankering van de draagmast, Geheel en details Beschermingsmantel voor de optische kabel in de voet van de bovenleidingspaal
Type
van
ophanging
en
aftakking
aan
1.4.3 NORMEN EN REGLEMENTERINGEN Nummer NBN S21–100 en EN 54 NBN C30-004 NBN713.020 73/23/CEE (K.B. van 10/01/97). AREI
Benaming Regels die van toepassing zijn op het ontwerp van automatische branddetectie-installaties met behulp van puntdetectoren Bekabeling brandweerstand Richtlijn "Laagspanning Voorschriften van het "Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties” (), (K.B. van 10.3.1981) met alle wijzigingen en errata.
2. Meetstaat 2.1
Algemeen
2.1.1 WERKEN INBEGREPEN IN DE PRIJZEN VAN DE MEETSTAAT De inschrijver houdt in zijn prijzen rekening met de volgende verplichtingen: -
Toezicht te laten houden op de werken gedurende de hele duur van de werf; Alle herstellingen van de afwerkingen zijn ten laste van de inschrijver behalve indien de aangepaste plannen, schema’s en nodige informatie tijdig ontvangen en geaccepteerd worden door de leidinggevende ambtenaar en de architect zodat deze wijzigingen aan het normale verloop van de aanneming “ruwbouw en afwerking“ kunnen toegevoegd worden.
2.1.1.1 Veiligheidsvoorschriften
De algemene veiligheidsvoorschriften die gelden voor alle gebouwen van Infrabel en van de NMBS, zijn op elk moment geldig. Bijkomende maatregelen : Ladders mogen enkel gebruikt worden tussen twee bruggen en als extra hulp bij stellingen en/of platvormen. Werken op ladders is verboden.
2.1.1.2 Vuurvergunning
De grootste aandacht moet besteed worden aan de brandveiligheid. De “Vuurvergunning” zal strikt volgens de interne procedure moeten aangevraagd worden; deze vuurvergunning is verplicht voor werken’ met open vuur’ en alle laswerken, snijbranden en slijpen van metalen. Verder dient deze ook aangevraagd te worden bij werken aan of in de nabijheid van gas- en stookolieleidingen, in hoogspanningsinstallaties en bij het uitdienst stellen van brandbeveiligings- of branddetectie-installaties. De vuurvergunning kan enkel door een gemachtigde persoon van de bouwheer afgeleverd worden en dient steeds op vraag voorgelegd te worden.
2.2
Leveringen
Voor alle posten voor het gedeelte “leveringen”, dient de aannemer samen met zijn offerte de technische fiche van de leverancier toe te voegen. Conform aan het artikel 90 dient de taal van de fiches in het Engels, Nederlands of Frans te zijn. In sommige gevallen is een gedetailleerde beschrijving gevraagd. De kolom met ref. nummer en het merk van het voorgestelde materiaal dient ingevuld te worden in de meetstaat!
De aannemer levert al de materialen uitgezonderd : - de optische kabels die nodig zijn voor de uitvoering van de werken - de eventuele materialen die niet zijn opgenomen in de prijslijst De vervoer- en behandelingsmiddelen moeten geschikt zijn voor de materialen. Tijdens het vervoer of de behandeling beschadigde materialen worden door de aannemer vervangen op zijn kosten of worden hem door Infrabel gefactureerd.
2.2.1 GLASVEZELKABELS 2.2.1.1 LUCHT/GRONDKABEL
De specificatie SPC-T-ICT-0004 (v20.6) die de glasvezelkabels gebruikt bij Infrabel beschrijft, is beschikbaar op aanvraag bij de beheerder van dit dossier of de leidend ambtenaar. Indien de kabel door I-ICT geleverd wordt : De kabels worden geleverd op bobijnen of met resterende kabellengtes (100-200m). De leidend ambtenaar vermeldt op de bestelbon het merk en het type kabel om de aannemer toe te laten de nodige accessoires (ophangklemmen, verankeringsklemmen, enz..) te voorzien. Indien de kabel in een centraal magazijn afgehaald dient te worden is er een post voorzien voor het transport van de kabels tussen het kabelpark en de werf . De overdracht van de verantwoordelijkheden tussen Infrabel en de inschrijver wordt beschreven in artikel 27 van het bestek (annex aan AR van 26/09/96).
Indien de inschrijver de kabel zelf levert (bij voorkeur) : De prijs voor het transport naar de werf is inbegrepen in de post levering van de kabel.
Aan bovenleidingen of voor aftakkingen langs de lijn dient dit type van kabel gebruikt te worden. 1001: Glasvezelkabel 12 x G.652 (SM) 1002 : Glasvezelkabel 36 x G.652 (SM) 1003 : Glasvezelkabel 72 x G.652 (SM) 1004: Glasvezelkabel 12 x G.651 50µm (MM) 1005: Glasvezelkabel 36 x G.651 50µm (MM)
2.2.1.2 Indoor kabels
Het gebruikte materiaal zal voldoen aan de specificatie SPC-T-ICT-0004 (v20.6). Voor binnentoepassingen zal een kabel gebruikt worden welke voldoet aan volgende normen: - brandklasse IEC 60.332-3 (cat. F2) - Smoke emission IEC 61034-1-2 - Acid gas emission IEC 6075 1-2 - Toxicity NES 713 De kabel heeft een knaagdierbestendige buitenmantel met Tube structuur en is voorzien van een versterkte laag. De kabel kan eveneens outdoor gebruikt worden (vb. op perrons voor aansluiting camera’s). De vezel zelf zal voldoen aan de INFRABEL-specificatie SPC-T-ICT-0004 (v20.6). 1011: Glasvezelkabel 12 x G.651 (SM) indoor 1012: Glasvezelkabel 24 x G.651 (SM) indoor 1013: Glasvezelkabel 36 x G.651 (SM) indoor 1014: Glasvezelkabel 12 x G.651 (MM) 50µm indoor 1015: Glasvezelkabel 24 x G.651 (MM) 50µm indoor
2.2.2 VOEDINGSKABELS (conform CEBEC) Het kabelwerk wordt uitgevoerd in opbouw of in te voorziene wachtbuizen. Kabels in volle grond zijn van het type gepantserde kabel. We gebruiken EXVB voor kabel buiten de gebouwen. Andere types van kabels dienen voorgesteld te worden aan en goedgekeurd te worden door de leidend ambtenaar. Kabels in publieke ruimte dienen van een ZSHF of LSZH(zero smoke halogen free) type te zijn. Alle kabelschoenen en de rails zijn inbegrepen in de levering van de kabels. De inschrijver plaatst steeds een identificatie in PVC en deze zal aan de leidend ambtenaar gecommuniceerd worden.
De levering van de voedingskabel voldoet aan de norm NBN-C33-322. 2.2.2.1 Kabels XVB
-
Internationale norm: HD 604.4G IEC 60332-3 Cat. C Nationale norm: NBN IEC 502-NAD NBN C30-004 Cat. F2
Omschrijving: - Ronde kern in massief blank koper (soepelheid klasse 1) - PVC buitenmantel - Isolatie van vernet polyethyleen (XLPE) Technische kenmerken: - Nominale bedrijfsspanning: min. 0,6/1 kV - Max. schokbestendigheid: min. 6 J - Toepassing: binnen en buiten - Voor industrieel gebruik en gebruik in woningen - Gelegd in open lucht of in goten - Gebruikstemperatuur omgeving, bereik: min. 0 … 60°C - Buigstraal bij plaatsing: min. 12 x (D) 1101: Kabel XVB 2x 1,5 1102: Kabel XVB 2 x 2.5 1103:Kabel XVB-F2 3G2.5 1104:Kabel XVB-F2 3G4 1105:Kabel XVB-F2 3G6 1106:Kabel XVB-F2 3G10
2.2.2.2 Kabels EXVB
Constructie - Kopergeleiders - Aderkleuren volgens HD308 - Aderomhulling - PVC buitenmantel zwart Volgens NBN HD603-51, NBN C30-004 F1 De levering van de voedingskabel voldoet aan de norm NBN-C33-322. 1111: Kabel EXVB-F2 3G2,5 1112: Kabel EXVB-F2 3G4 1113: Kabel EXVB-F2 3G6 1114: Kabel EXVB-F2 3G10 1115: Kabel EXVB-F2 5G2,5 1116: Kabel EXVB-F2 5G4 1117: Kabel EXVB-F2 5G6 1118: Kabel EXVB-F2 5G10
2.2.2.3 Kabels XGB (LSZH)
Halogeenvrije laagspanningskabel met de volgende karakteristieken: - Toegekende spanning: 0,6/1 kV - Maximale geleidertemperatuur: +90°C - F2 (niet-vlamverspreidend) volgens de norm NBN C30-004 - Rookdichtheid volgens de norm IEC 61034-1+2 - Corrosiviteit van de brandgassen volgens IEC 60754-2 - Toxiciteit van de rook volgens NF X70-100 1121: Kabel XGB-F2 2x1,5 1122: Kabel XGB-F2 3G1,5 1123: Kabel XGB-F2 3G2,5 1124: Kabel XGB-F2 3G4 1125: Kabel XGB-F2 3G6 1126: Kabel XGB-F2 3G10 1127: Kabel XGB-F2 5G10
2.2.2.4 Kabels VTMB
Deze soepele kabels worden binnenshuis gebruikt als energie-, controle-, stuur-, verbindings- en aansluitingskabels voor mobiele of vaste elektrische apparatuur. • • • •
Kern: isolatie: mantel: Kleuren van de draden
• • • • •
Buigstraal: HO5VV-F: Buitendiameter: Kopergewicht: Gewicht:
Koper soepel - IEC 228 klasse 5 PVC PVC kleur : grijs / zwart of wit kleurcode – HAR zwart genummerd +V/J 7.5 x buitendiameter 5 G 1,5 9.3mm 72.0 Kg/km 144 Kg/km
1131: Kabel VTMB 3G1,5 1132: Kabel VTMB 3G2,5
2.2.3 ELEKTRISCHE DIVERSEN (stopcontacten, aftakdoos, zekeringen,…) 1141: Stopcontact 2P+A conform CEBEC
Opbouwstopcontact spatwaterdicht 1142: Enkelvoudig stopcontact 2P voor inbouw in kabelgoot
Speciale contactdoos voor kabelgoot 10/16 A /250V zonder houder met schroefklemmen. Met veiligheid en tweezijdige aansluiting voor in kabelgoten 65 – 85 – 130 – en 180 mm in combinatie met de houders en afdekplaten voor kabelgoot. 1143: Dubbel stopcontact 2P+A voor inbouw in kabelgoot 1144: Leveren van aftakdoos met aansluitklemmen en wartelingangen
De dozen moeten minstens beschermingsgraad IP55 hebben. De levering van de aansluitdoos omvat ook de pakkingbussen, de interne klemmen en al het klein materiaal dat voor de onberispelijke uitvoering van het werk nodig is.
2.2.3.1 Zekeringkast 1145: Zekeringkast muur, 1 Din-rail, 24 modules, met aardingsrail 1146: Zekeringkast muur, 1 Din-rail, 36 modules, met aardingsrail 2.2.3.2 Automatische schakelaars 1147: 2 polige differentieelschakelaar van 300 mA
Type A met Ik=10kA . 2 polige. 2.2.3.2.1
Automatische dubbelpolige zekering
Volgens norm EN60898-1 met Ik=10kA (type B of C curve) 1148: 1149: 1150: 1151:
Automatische dubbelpolige zekering van 6A Automatische dubbelpolige zekering van 10A Automatische dubbelpolige zekering van 16A Automatische dubbelpolige zekering van 20A
2.2.4 AARDING 2.2.4.1 Aardingskabel
De geleverde aardingsdraad voldoet aan de norm NBN-C32-123. 1161: Draad H07V-K 1x 16 1162: Draad H07V-K 1x 25 1163: Draad H07V-K 1x 50
1164: Aardingsstaaf
De staven zijn gemaakt uit staal van 20mm bedekt met een koperlaag van 3 mm dik en hebben een lengte van 2 m. De prijs omvat een aardingsstaaf van 2m en de nodige accessoires (kabels, beugels, …). 1165: Aardingslus
Voor plaatsing aardingslus. Koper lood 35 mm² Nodig voor het realiseren van een aardingslus van minder dan 5 Ω.
2.2.5 BEKABELING CAT3 2.2.5.1 Telefoonkabel VVT kabel, 50 en 100 paar binnentype
De nodige kabels staan op de aanbestedingsplans en op het borderel met hun kenmerken, type, eindpunten en eventuele moffen. Deze kabels worden gebruikt als verbinding tussen de patchpanelen onderling. Alle kabels zijn van het type “Low Smoke - Zero Halogen” en beantwoorden aan de technische specificatie S-52-71 van Infrabel. De kabels die van begin- tot eindpunt binnenshuis worden gelegd in een stabiele en weinig hinderlijke omgeving, zijn van het type VVT, behalve indien anders vermeld op de plans. 1201: VVT kabel, 50 paar binnentype 1202: VVT kabel, 100 paar binnentype
2.2.5.2 Toebehoren CAT.3 1210: Telefoonscheidingsstroken van 10 paren
De aan te wenden stroken zijn scheidingsstroken voor 10 paren, technologie IDC, met insertiestroken. De kleur is wit. Door gebruik te maken van de aansluitstroken met IDC contacten is het denuderen van de draden overbodig geworden. De aders worden in de contacten geponst met een speciaal aanlegwerktuig dat tevens de ader op de juiste lengte afknipt. Per strook kunnen 10 paar draden afgelegd worden. De stroken bestaan in verschillende uitvoeringen, zoals: maakstroken, verbreekstroken, aardingsstroken, enz…. De mescontacten zijn onder een hoek van 45° opgesteld t.o.v. de draad. De mescontacten mogen de draad niet op dezelfde plaats op de omtrek insnijden. De mescontacten zijn parallel opgesteld zodat het loskomen van de draad beter bestand is tegen schokken en vibraties. De mescontacten zijn slijtvast zodat ze minstens 200 keer kunnen herbruikt worden. Minstens 50% van de meeraderige draden moeten op het systeem kunnen aangesloten worden. Indien een trekkracht in de langsrichting van de draad ontstaat, zullen de mescontacten dieper in de ader dringen. De verbinding is gasdicht zodat er geen gevaar bestaat voor corrosie en oxidatie. Het aanlegwerktuig ponst de draad in het contact en knipt de draad tegelijkertijd op de juiste lengte af. N.B.: Het is aanbevolen om bliksembeveiligingen te installeren aan de twee uiteinden van circuits die langs buiten passeren en uitkomen op belangrijke actieve apparatuur (PABX, ...).
Alle koperen telefonieparen die afkomstig zijn van de PABX en langs buiten lopen, eindigen op scheidingsstroken type IDC KRONE die aan de kant van de PABX met bliksemafleiders zijn uitgerust. Elektrische kenmerken: Kortsluitvastheid bij 2000 V / 50 Hz gedurende 60 s. Kortsluitvastheid bij 3.6 kV / gedurende 1.2 µs. Bestand tegen 10 kA ontlaadstroom (signaal 8/20 µs) Weerstand tussen 2 contacten > 5 x 10.000 MΩ. Capacitantie tussen 2 contacten < 1 pF. Transmissiekenmerken Frequentie band 300 - 3400 Hz 3.4 - 10 kHz 10 kHz - 1.2 MHz 1 MHz 10 MHz 20 MHz
Overspraakdemping 110 dB 100 dB 60 dB 50 dB 35 dB 30.5 dB
Mechanische kenmerken: Materiaal Contacten
Levensduur
Toleranties
Elementen van kunststof; onontvlambaar Gebronsd, vertind SnBz 8 tot 10 µm verzilverd aan de contacten. De afbrandcontacten zijn dubbel verzilverd. 30 jaar 200 maal gebruik van het contact 5000 manipulaties testfiche Opslag van -40 tot + 90 °C Gebruik van -20 tot + 80 °C Relatieve vochtigheid max. 95%
1211: Frame 19” 3U voor 15 telefoonscheidingsstroken
In voorkomend geval kan een 19” frame worden gebruikt om de stroken binnen de kast zelf aan te brengen. Frame voor 15 stroken (of 150 paar) verticaal gemonteerd op rondstangen. De stroken worden evenredig op de rondstangen verdeeld door opklikbare ringen. Het frame is ingezonken en is 3 U hoog. 1212: Patchpaneel 19” cat 3 uitgerust met 50 RJ45 op 1U
De meeraderige telefoonkabel komende van de PABX, wordt gemonteerd in een 19” frame. Het modulair patchpaneel bestaat uit een metalen chassis, waarin 50 RJ45 connectoren op 1U zijn gemonteerd. De in de patchpanelen gebruikte RJ45 connectoren zullen afgeschermd zijn.
2.2.6 GESTRUCTUREERDE BEKABELING CAT.6A 2.2.6.1 Algemeen
De algemeen geldende norm voor de installatie van gestructureerde bekabeling bij Infrabel is SPC-T-ICT.0003. Alle connectoren en chassisdelen moeten volledig zijn uitgekableerd. De standaardbekabeling is categorie 6A. Alle componenten van de link klasse Ea dienen van dezelfde fabrikant te zijn zodat deze optimaal op elkaar afgestemd zijn. 2.2.6.2 Patchcords Cat.6A
De Categorie 6A patchsnoeren RJ45-RJ45, voor gebruik in de datakast én op de werkplek, zullen gerealiseerd worden met een U/FTP twisted pair Categorie 6A kabel die bestaat uit 4 getwiste paren. De 4 paren dienen individueel met een aluminium folie afgeschermd te zijn. De karakteristieke impedantie van de patchsnoeren dient 100 Ohm te zijn . De RJ45pluggen aan beide zijden van het snoer zullen afgeschermd zijn. De snoeren hebben een grijze buitenmantel van het LSOH-type. Om een perfecte mechanische bescherming te garanderen, hebben de snoeren aangegoten pluggen die uitgerust zijn met een trekontlasting ter bescherming tegen veelvuldig en overmatig buigen. De pluggen zijn uitgerust met een beschermclip die ervoor zorgt dat de patch-lip, nodig voor de vergrendeling in de RJ45-connector, niet kan afbreken tijdens het patchen. Deze beschermclip is voldoende lang gemaakt om het patchen te vergemakkelijken, zelfs in panelen met hoge densiteit. De pure koperen geleiders van deze snoeren zullen van het ‘meeraderige’-type zijn en dus zeer soepel. De contacten moeten 50µm goud verguld zijn De patchcords cat.6 hebben een performantie garantie tot 500MHz. 1221: Patchcord FTP Cat.6A grijs 1m (LSZH) 1222: Patchcord FTP Cat.6A grijs 2m (LSZH) 1223: Patchcord FTP Cat.6A grijs 3m (LSZH) 1224: Patchcord FTP Cat.6A grijs 5m (LSZH) 1225: Patchcord FTP Cat.6A grijs 10m (LSZH) 1226: Patchcord FTP Cat.6A grijs 15m(LS ZH) 1227: Patchcord FTP Cat.6A grijs 20m (LSZH) 1231: Patchcord FTP Cat.5E grijs 1m (LSZH) 1232: Patchcord FTP Cat.5E grijs 2m (LSZH) 1233: Patchcord FTP Cat.5E grijs 3m (LSZH) 1234: Patchcord FTP Cat.5E grijs 5m (LSZH) 1235: Patchcord FTP Cat.5E grijs 10m (LSZH)
1236: Patchcord FTP Cat.5E grijs 15m(LSZH) 1237: Patchcord FTP Cat5E grijs 20m (LSZH) 2.2.6.3 Patchpanelen 1241: Patchpaneel 19” cat.6 uitgerust met 24 RJ45 op 1U
De patchpanelen voor de horizontale bekabeling zullen gemonteerd worden in een 19” frame. Het modulair patchpaneel bestaat uit een gesloten metalen chassis waarin 24 afgeschermde categorie 6A RJ45-connectoren (zie punt eindconnectoren voor TO) op 1U (hoogte eenheid) zullen gemonteerd worden en waarin een clip-on cable guide is geïntegreerd. Deze cable guide zorgt voor een snelle bevestiging van de kabels op het patchpaneel en voor een trekontlasting op de connectoren. Het patchpaneel is uitgerust met een uitschuifbaar slede-mechanisme (de maximum diepte in gesloten toestand bedraagt 125 mm) waardoor het geheel bereikbaar blijft na installatie in de kast. Het patchpaneel dient voorzien te zijn van witte afneembare antistofkapjes. Deze kunnen gemakkelijk vervangen worden door gekleurde. Er dient bij het patchpaneel een nummeringsstrip bijgeleverd te worden voor de nummering van het paneel. Het metalen kader van het patchpaneel dient automatisch contact te maken met het metalen kader van de kast (automatische aarding). De aansluiting van de patch panels is volgens de norm TIA/EIA 568-B. De prijs voor deze post is de prijs voor een leeg patchpaneel . 1242: Connector voor Patchpaneel 19” cat.6A (voor nieuwe installaties)
De categorie 6A connector moet beantwoorden aan de normen IEC 60603-7-51 (mechanische karakteristieken van de connector) en IEC 60512-27-100 (testmethodes). De drain-wire (aardingsdraad) zal aangesloten worden op het daartoe bestemde contact. De afmetingen van deze afgeschermde connector zijn 23,2 x 16,8 x 36,4 mm (hxbxd). Deze wordt d.m.v. een eenvoudig inklikmechanisme in de outlet bevestigd. De aansluittechniek van de afgeschermde connector is ‘toolless’, d.w.z. dat er geen gereedschap vereist is voor het afmonteren van de getwiste paren op de connector. Een specifieke ‘comfort tool’ wordt echter aanbevolen om de eindafwerking te vergemakkelijken. De getwiste paren mogen niet gestript worden. De connectoren moeten ook herbruikbaar zijn t.t.z. ze moeten heropend en heraangesloten kunnen worden. Dit laat toe een bedradingsfout gemakkelijk te herstellen. Het openen van de connector zal enkel gebeuren door gebruik te maken van dezelfde ‘comfort tool’ die hier speciaal voor ontwikkeld is. Om de aansluiting van de getwiste paren te vergemakkelijken, zal iedere connector aan de achterzijde (op de wire-organiser) zijn voorzien van de kleurenidentificatiecode die overeenstemt met de bekabelingsmethode volgens de T568A en T568B. De aansluiting zal worden uitgevoerd volgens de code T568B. Post voor toevoegen van een connector in een leeg patchpaneel. 1243: Connector voor Patchpaneel 19” cat.5 E (voor bestaande installaties)
Post voor toevoegen van een connector in een bestaand patchpaneel voor een bestaande situatie.
2.2.6.4 FTP KABELS 1251: FTP cat.6A simplex (LSZH)
De horizontale bekabeling zal gerealiseerd worden met een categorie 6A F/UTP kabel, dit om de kwaliteit en de performantie te garanderen die nodig zijn voor een goede werking voor frequenties tot 500 MHz en om te voldoen aan de garantievoorwaarden van de fabrikant. De kabel bestaat uit 4 getwiste paren waarbij elke geleider een AWG 23 koperdiameter heeft. Om Alien cross-talk (AXT) bij 10 Gbase-T Ethernet transmissie te vermijden zal een afgeschermde F/UTP kabel worden gebruikt. Dit betekent dat rond de 4 getwiste paren een aluminium folie longitudinaal gewikkeld werd. De geleidende metalen zijde van de folie zit aan de buitenkant zodat de kabel automatisch aan de massa kan worden gelegd zonder dat men de folie moet omplooien. Dit zal zorgen voor een 360° kontakt met de massa waardoor een optimale en betrouwbare EMC-performantie en Alien Crosstalk-immuniteit kan worden gegarandeerd. Tussen de aluminium folie en de buitenmantel is een drain-wire (aardingsdraad) aangebracht. De 4 getwiste paren, die elk een verschillende spoed hebben, zullen van elkaar gescheiden zijn door een kruisvormige polyethyleen kern, dit om de overspraak tussen de paren tot een minimum te herleiden. Deze constructie zal er bovendien voor zorgen dat de overspraak, bij installatie of torsie van de kabel, over de volledige lengte van de kabel constant blijft. De kabel heeft een buitenmantel van het LSOH F2-type (Low Smoke Zero Halogene). Dit houdt in dat de buitenmantel brandvertragende eigenschappen dient te hebben zodat die in geval van brand weinig rook verspreidt en geen giftige gassen afscheidt (halogeenvrij). Bovendien zal de kabel beantwoorden aan de ‘Fire Retardant’-norm [IEC 60332-3-24 Brandklasse (Fire retardant)] Alle paren moeten een karakteristieke impedantie hebben van 100 Ohm en zullen over een afstand van 90 m een maximale afwijking vertonen van +/- 15 Ohm. De geleiders dienen afgeschermd zijn met een standaardisolatie in Blauw/Wit, Oranje/Wit, Groen/Wit en Bruin/Wit. De fabrikant dient de testgegevens voor te leggen om aan te tonen dat de kabel beantwoordt aan de in de normen IEEE802.3an en ISO/IEC TR 24750 vastgelegde vereisten t.a.v. de headroom voor Alien NEXT (A-NEXT) en Alien FEXT (A-FEXT) parameters. 1252: FTP cat.6A duplex (LSZH)
Om het trekken te vergemakkelijken en het vullen van de vloergoten te optimaliseren, kunnen er als variant kabels worden voorgesteld die naast elkaar (siamese kabels) worden gelegd. Algemene technische eigenschappen identiek aan FTP simplex. 1253: FTP outdoor cat 6A
De FTP kabel wordt geplaatst als er een IP aansluiting buiten gebouwen dient te gebeuren.
De outdoor variant voldoet aan de categorie 6A eigenschappen, zoals beschreven hiervoor, met uitbreiding van een gevlochten shield (S/FTP) en een PE buitenmantel die water en UV bestendig is. 1254: Connector RJ45 cat.6A industrieel
Industriële connector IP20 behuizing met trekontlasting met wartel (aansluiting volgens IEC60529). 2.2.6.5 Eindconnectoren voor TO
De categorie 6A connector moet beantwoorden aan de volgende normen IEC 60603-7-51 (mechanische karakteristieken van de connector) en IEC 60512-27-100 (testmethodes). De drain-wire (aardingsdraad) zal aangesloten worden op het daartoe bestemde contact. De afmetingen van deze afgeschermde connector zijn 23,2 x 16,8 x 36,4 mm (hxbxd). Deze wordt d.m.v. een eenvoudig inklikmechanisme in de outlet bevestigd. De aansluittechniek van de afgeschermde connector is ‘toolless’, d.w.z. dat er geen gereedschap vereist is voor het afmonteren van de getwiste paren op de connector. Een specifieke ‘comfort tool’ wordt echter aanbevolen om de eindafwerking te vergemakkelijken. De getwiste paren mogen niet gestript worden. De connectoren moeten ook herbruikbaar zijn t.t.z. ze moeten heropend en heraangesloten kunnen worden. Dit laat toe een bedradingsfout gemakkelijk te herstellen. Het openen van de connector zal enkel gebeuren door gebruik te maken van dezelfde ‘comfort tool’ die hier speciaal voor ontwikkeld is. Om de aansluiting van de getwiste paren te vergemakkelijken, zal iedere connector aan de achterzijde (op de wire-organiser) zijn voorzien van de kleurenidentificatiecode die overeenstemt met de bekabelingsmethode volgens de T568A en T568B. De aansluiting zal worden uitgevoerd volgens de code T568B. Indien een niet-afgeschermde connector gebruikt wordt, zal de drain-draad kant TO niet verbonden worden. Kant patchpaneel wordt die wel verbonden. De voorgestelde connectoren moeten integreerbaar zijn in de outlets van het meest gangbare schakelmateriaal. De leidend ambtenaar zal op voorhand meedelen welk type schakelmateriaal voor de elektrische installatie zal worden gebruikt. Dankzij de keystone clips kunnen de connectoren worden aangepast aan de meest gangbare keystone-formaten en zijn ze bijgevolg compatibel met een hele reeks merken van schakelmateriaal. De outlets op de werkplek, die allen 2 RJ45-connectoren bevatten, zijn voorzien van witte afneembare antistofkapjes. Deze kunnen gemakkelijk vervangen worden door gekleurde (rode, oranje, groene, blauwe, gele of zwarte). De outlets zijn van het ‘angled’ type, wat betekent dat de RJ45-connectoren onder een hoek van 35° t.o.v. de muur worden gemonteerd. De outlet bevat een transparant venstertje waarachter het identificatienummer van de outlet kan worden aangebracht. Elke outlet zal bovendien genummerd worden in overeenstemming met de procedure [Etikettering, identificatie en registratie van telecomkabels en hun toebehoren]. Deze 45x45 outlet heeft 5 bevestigingsclips : 1 bovenaan, 2 onderaan en 1 aan elke zijkant. Robuuste clips boven- en onderaan garanderen stevige hechting in wandgoten. Zijclips laten verticale plaatsing toe door de outlet simpelweg 90° te draaien. Bij (standaard) horizontale plaatsing kunnen de zijclips worden afgebroken om ruimte te winnen voor zijdelingse kabelinvoer.
Wanneer slechts 1 van de 2 poorten van de outlet een RJ45 connector bevat, dient de lege poort afgesloten te worden met een blindplaatje zodat er geen stof in de outlet kan terechtkomen. In de outlets zullen categorie 6A RJ45-connectoren van het afgeschermde type gemonteerd worden. Op die manier bieden ze een maximale bescherming tegen EMI en Alien Crosstalk. In bepaalde gevallen, wanneer er twijfel is of de aarding kant TO dezelfde is als die in de Telecom verdeler zal een niet afgeschermd type gevraagd worden. 1261: Enkele RJ-45 outlet cat 6A voor inbouw in kabelgoot (incl. toebehoren) 1262: Dubbele RJ-45 outlet cat 6A voor inbouw in kabelgoot (incl. toebehoren) 1263: Dubbele RJ-45 outlet cat 6A voor inbouw in muur (incl. toebehoren) 1264: Enkele RJ-45 outlet cat 6A voor opbouw op muur 1265: Dubbele RJ-45 outlet cat 6A voor opbouw op muur 1266: Dubbele RJ-45 outlet cat 6A voor vloerdoos
2.2.7 BEKABELING GEBOUWENBEVEILIGING BELANGRIJKE OPMERKINGEN:
1. De kabels dienen LSZH te zijn in gebouwen, onderdoorgangen, overdekte parkings, …. In beveiligde zones zal men oplossingen gebruiken die het tegengaan van een propagatie van vlammen respecteert, 2. Alle toebehoren voor het aansluiten en het plaatsen van de bekabeling zijn in de aanneming inbegrepen. 2.2.7.1 Alarmkabel ATS–F2
-
Fijndradige blanke kopergeleiders (IEC 228,kl 2&5) PVC isolatie Polyesterfolie Aarddraad Aluminium-polyesterfolie PVC vlamvertragende buitenmantel wit/ivoor (Cat. F2 volgens NBN C30-004/ IEC 332-3)
Gebruik: Alarmkabels worden gebruikt voor laagfrequent transmissie van signalen of gegevens in veiligheidssystemen, anti-diefstal, alarm-en branddetectiesystemen. 1301: ATS (2x0.75 + 6x0.22 shielded) 1302: ATS (2x0.75 + 8x0.22 shielded) 1303: ATS 4x0.22 2.2.7.2 TPVF bekabeling
Bij voorkeur wordt er TPVF kabel voorzien voor de aansturing van de kaartlezers en de communicatie met de multi-applicatie beveiligingscentrale(s) of deurmodule(s). Het kabelwerk wordt uitgevoerd in opbouw of in te voorziene wachtbuizen. Kabels in volle grond
zijn van het type gepantserde kabel. Kabels in publieke ruimte dienen van een ZSHF (zero smoke halogen free) type te zijn. Andere types van kabels dienen voorgesteld te worden aan en goedgekeurd te worden door de leidend ambtenaar. 1304: TPVF 4x 2x 0.6 1305: TPVF 6x 2 x0.6 2.2.7.3 TPGF 8 x 2 x 0,6 mm² kabel
Grondversie • kern: massief vertind koper 0.6mm² • isolatie: gekleurde PE (dikte = 0,28 mm) • afscherming: per paar, met aluminium/polyethyleenfolie • aardingsdraad: vertind koper • buitenmantel: witte PVC 1306: TPGF 8x 2 x0.6 1307: Kabel 2*2*0.8 mm LSZH
Technische specificaties kern: massief koper (0,8 mm Ø = +/- 0,5 mm²) isolatie: halogeenvrije polymeerbestanddelen globale afscherming: aluminium folie / PE + aarddraad vertind koper omhulsel: halogeenvrije thermoplastische mengeling in de rode of oranje kleur en brandvertragend volgens de norm NBN C 30-004 cat. F2 kabelvoorbeeld: J-H (St) H 2x2x0, 8
Wordt gebruikt voor aansluiting van branddetectoren en waarschuwingsdrukknoppen.
1308: Kabel Rf 60 – 2*2*0.8 mm LSZH
F2 Rf 60 - 2x2x0.8 met geleiders met een diameter van 0,8 mm waarvan de buitenmantel bestaat uit speciale PVC met een rode (RAL 3000) of oranje kleur. Technische specificaties - NBN C 30-004 F1/F2/ST/SD/SA/FR1/FR2 - kern: massieve rode koper (0,8 mm Ø) - isolatie: halogeenvrije polymeerbestanddelen - globale afscherming: aluminium folie / PE + aarddraad vertind koper - omhulsel: halogeenvrije thermoplastische mengeling in de rode of oranje kleur en brandvertragend volgens de norm NBN 30-004 F1/F2/ST/SD/SA/FR1/FR2 Rf 1h Wordt gebruikt voor aansluiting van alarmdrukknoppen, herhaalborden en sturingen niet voorzien van een positieve veiligheid
1309: Kabel Rf 60 – 2*1.5 mm² LSZH
Wordt gebruikt voor aansluiting van gasblussingskleppen en sturingen niet voorzien van een positieve veiligheid, deurmagneten. 13010: Kabel Rf 60 – 3*1.5 mm² LSZH
De aansluiting van de 2-tonige alarm sirenes zal verwezenlijkt worden met behulp van een kabel van het type F2 Rf 60 - 3x1, 5 mm² , waarvan de buitenmantel bestaat uit speciale PVC met een rode (RAL 3000) of oranje kleur. Voor grotere afstanden*, wordt de aansluiting van de sirenes gerealiseerd met een kabel van het type F2 Rf60 - 3x2.5 mm² . *(Berekening van de spanningsval « 3% maximum » door de aannemer te doen) Technische specificaties - kern: massief, koper - isolatie: halogeenvrije polymeerbestanddelen - binnenmantel: halogeenvrije riem - buitenmantel: halogeenvrije thermoplastische mengeling in de rode of oranje kleur en brandvertragend volgens de norm NBN C 30-004 Rf 1h
1311: Kabel Rf 60 – 3*2.5 mm² LSZH
Wordt gebruikt voor aansluiting van tweetonige sirenes geplaatst op een grote afstand en sturingen van HVAC groepen (GE/GP) en rookkoepels.
2.2.8 MATERIAAL VOOR DE OPHANGING VAN DE GLASVEZELKABEL Algemeenheden: Alle gebruikte materialen en bevestigingsmiddelen moeten UV-bestendig en roestvast zijn. Als de materialen en bevestigingsmiddelen in thermisch verzinkt staal zijn, zijn ze conform met 430.022. De bevestigingsmiddelen mogen geen beschadigingen veroorzaken aan de galvanisatielaag van de bovenleidingspalen. Alle bevestigingsmiddelen zijn opgenomen in de prijs van de geleverde materialen. De technische specificatie SPC-T-I-ICT-0002a V23 is van toepassing, details zijn in deze spec terug te vinden.
2.2.8.1 Verankeringsstructuur op een bovenleidingspaal
De verankeringsstructuur op een bovenleidingspaal is gemaakt van verzinkt staal, overeenkomstig plan G-6-71/1. De verankeringsstructuur wordt op de bovenleidingspaal bevestigd met draadstangen in roestvrij 304 staal van het type M16 uitgerust met sluitringen, een moer en een contramoer in roestvrij 304 staal. Het bevestigingsmateriaal (draadstangen in roestvrij staal van het type M16, sluitringen, moeren, …) is vervat in de levering. 1401: Verankeringsstructuur met een lengte van 320 mm 1402: Verankeringsstructuur met een lengte van 400 mm 2.2.8.2 Verankeringsstructuur op een brug, een tunnel of een gebouw
Het bevestigingsmateriaal (verankeringspennen in roestvrij staal van het type M12, patronen voor eventuele chemische verankering,…) is vervat in de levering.
1403: Verankeringsstructuur – zonder chemische verankering 1404: Verankeringsstructuur – met chemische verankering
2.2.8.3 Draagconsole voor de optische kabel op een bovenleidingspaal
De draagconsole bestaat uit twee elementen van verzinkt staal, overeenkomstig plan G-671/1(blz. 7). Er worden altijd drie gaten voorzien voor het aanbrengen van de oogstangen. De draagconsole wordt op de bovenleidingspaal bevestigd met draadstangen in roestvrij 304 staal van het type M16 uitgerust met sluitringen, een moer en een contramoer in roestvrij 304 staal. De oogstangen in roestvrij staal zijn niet vervat in de levering van de draagconsole. Het bevestigingsmateriaal (draadstangen in roestvrij staal van het type M16, sluitringen, moeren, …) is vervat in de levering.
Draagconsole van het « korte » type: 1405: Draagconsole met een lengte van 860 mm 1406: Draagconsole met een lengte van 1010 mm
Draagconsole van het « lange » type: 1407: Draagconsole met een lengte van 1460 mm 1408: Draagconsole met een lengte van 1610 mm
1409: Draagconsole voor de optische kabel op een bovenleidingsgalg
De oogstangen van roestvrij staal zijn niet vervat in de levering van draagconsole. Het materiaal (beugels, Ertalon, platstaal, …) en het bevestigingsmateriaal zijn vervat in de levering. 1410: Draagconsole voor de optische kabel voor specifieke omstandigheden
Als er een draagconsole nodig is voor specifieke omstandigheden, wordt deze op maat vervaardigd uit verzinkt staal. Alle aanpassingen en laswerken die worden uitgevoerd volgens de plaatselijke omstandigheden zijn vervat in de prijs. Het bevestigingsmateriaal is vervat in de levering.
2.2.9 BESCHERMING VOOR DE GLASVEZELKABEL 2.2.9.1 Beschermingsmantel voor de optische kabel aan de voet van de bovenleidingspaal
Om de optische kabel aan de voet van de bovenleidingspaal te beschermen wordt er gebruik gemaakt van een beschermingsmantel. Er zijn twee situaties mogelijk: ofwel wordt de beschermingsmantel in de voet van de bovenleidingspaal ingewerkt, ofwel wordt de beschermingsmantel boven de voet van de bovenleidingspaal geplaatst. De beschermingsmantel wordt bij voorkeur in de voet van de bovenleidingspaal ingewerkt. 1412:Beschermingsmantel voor de optische kabel in de voet van de bovenleidingspaal
De beschermingsmantel is van harde PVC en beantwoordt aan NBN-norm EN 1452; zijn kleur is RAL 7011. De afmetingen zijn als volgt: diameter 50 mm en wanddikte 3,7 mm. Hij is vervaardigd conform plan 332.029 en wordt geleverd door Infrabel. 1413: Beschermingsmantel voor de optische kabel boven de voet van de bovenleidingspaal
De beschermingsmantel is van roestvrij 304 staal en heeft een diameter van 50 mm en een wanddikte van 2 mm; hij is op maat vervaardigd conform plan G-6-71/1 (blz. 11) dat als leidraad dient met het oog op het in acht nemen van de minimumbuigstraal van de optische kabel. De lengte kan echter worden aangepast naargelang van de situatie. Een beschermingsmantel van PVC of van HDPE wordt niet aanvaard. 1414: Beschermingsmantel voor de optische kabel voor bovengrondse spoorkruising
Dit is een zwarte HDPE-buis (High Density PolyEthylene) bestaande uit ten minste 2% zwartsel, met een buitendiameter van 32 mm en een wanddikte van 2,9 mm overeenkomstig
de norm DIN 8074 die niet afkomstig is van een haspel. De wanden zijn glad, zowel aan de binnenkant als aan de buitenkant, en zonder scherpe kanten of andere onregelmatigheden. Tussen twee contactringen van ten minste 1 cm breed, op 1 m afstand geklemd rond de buis, moet de contactweerstand ten minste 3.000 MΩ bereiken onder een spanning van ten minste 2000 Veff. De beschermingsmantel wordt in de kruising van de bovenleiding vastgehouden met klembeugels van roestvrij staal met een breedte van ten minste 20 mm en een dikte van ten minste 1,5 mm. Het bevestigingsmateriaal is vervat in de eenheidsprijs per meter. 1415: HDPE-beschermingsmantel voor de optische kabel tegen de wand van een brug, een tunnel of een gebouw
De beschermingsmantel is een HDPE-buis (High Density PolyEthylene) van 50 mm. De HDPE-buis van 50 mm wordt bevestigd met beugels van roestvrij 304 staal die met twee schroeven worden gesloten en met bouten van roestvrij 304 staal van het type M8. De HDPE-buis en alle bevestigingsmaterialen zijn vervat in de prijs per meter.
1416: Metalen beschermingsmantel voor de optische kabel tegen de wand van een gebouw
De beschermingsmantel is een aluminium buis met een diameter van 40 mm. Hij wordt bevestigd met beugels van roestvrij 304 staal die met twee schroeven worden gesloten en met bouten van roestvrij 304 staal van het type M8. De aluminium buis en alle bevestigingsmaterialen zijn vervat in de prijs per meter. 1417: Beschermingsgoot voor de optische kabel langs de bovenleidingspaal
De beschermingsgoot bestaat uit twee U-profielen in aluminium met een wanddikte van 5 mm, Het eerste profiel heeft de volgende afmetingen : H x l (80 mm x 50 mm) ; het tweede profiel heeft de afmetingen H x l (100 mm x 50 mm). Elk U-profiel moet uit één stuk zijn. Het bevestigingsmateriaal is vervat in de eenheidsprijs per meter.
2.2.10 ANDERE BEVESTIGINGSMATERIALEN 1418:Verankeringssysteem voor de optische kabel(helix)
Het verankeringssysteem voor de optische kabel bestaat uit de volgende elementen vanaf de optische kabel : de verankeringsklem, de gesloten kabelkous (« clevis thimble » genoemd), de regelbare spanner en de sluitschalm. Deze post omvat de levering van de verankeringsklem, de « clevis thimble », de spanner en de sluitschalm.
1419: Ophangklem en schroefhaak
De ophangklem bestaat uit twee onafhankelijke delen die door middel van een scharnier aan elkaar zijn bevestigd. De optische kabel wordt over een afstand van ten minste 100 mm in de klem vastgezet. De buitenschelp van de ophangklem is in een aluminiumlegering. De optische kabel wordt op zijn plaats gehouden met twee hulpstukken in EPDM (Ethylene Propylene Diene Monomer) die UV-bestendig zijn en waarin een speciale uitsparing voorzien is voor de betrokken kabel. De schroefhaak (ook « dubbele varkensstaart » genoemd) is van verzinkt staal. Hij is 165 mm lang, 60 mm breed en 12 mm dik. De mechanische weerstand is ten minste 30 kN. 1420: Oogstang
De oogstang is van roestvrij 304 staal van het type M16, met 3 moeren van 13 mm dik en met 2 sluitringen van 3 mm dik (moeren en sluitringen van roestvrij 304 staal). 1421: Haspel voor het oprollen van de reserve van optische kabel
De haspel bestaat uit twee delen van verzinkt staal (elk deel is voorzien van twee elementen). De haspel is aan de bovenleidingspaal bevestigd met draadstangen uit roestvrij 304 staal van het type M16, uitgerust met sluitringen, twee moeren/contramoeren uit roestvrij 304 staal. Het bevestigingsmateriaal (draadstangen uit roestvrij staal van het type M16, sluitringen, moeren, …) is vervat in de levering. 1422: Materialen voor het tuien met gelijkgrondse bevestiging
De te leveren materialen zijn opgenomen in 454.001. De bitumen zijn in de levering inbegrepen. 1423: Materialen voor het tuien met verhoogde bevestiging
De te leveren materialen zijn opgenomen in 454.001. De bitumen zijn in de levering inbegrepen.
2.2.11 MATERIAAL VOOR HET PLAATSEN IN DE OPEN LUCHT OF IN DE GROND 2.2.11.1 Blaasbuis
De nominale buitendiameter wordt bepaald door de leidend ambtenaar. Dit is een HDPE-buis (High Density PolyEthylene) die speciaal werd ontworpen voor het inblazen van optische kabels.
1501: Blaasbuis van 32 mm (zonder markering) 1502: Blaasbuis van 50 mm
2.2.11.2 HDPE-buis 1503: HDPE-buis van 110 mm
Dit is een zwarte HDPE-buis (High Density PolyEthylene) bestaande uit ten minste 2% zwartsel, met een buitendiameter van 110 mm en een wanddikte van 5,3 mm overeenkomstig NBN-norm EN12666. De buis heeft een ringstijfheid van het type SN8. De wanden zijn glad, zowel aan de binnenkant als aan de buitenkant, zonder scherpe kanten of andere onregelmatigheden. De HDPE-buis wordt geleverd in standaardlengtes van 6 of 12 meter en indien nodig met aangepaste bochten. 1504: HDPE-buis van 160 mm
Dit is een zwarte HDPE-buis (High Density PolyEthylene) bestaande uit ten minste 2% zwartsel, met een buitendiameter van 160 mm en een wanddikte van 7,7 mm overeenkomstig NBN-norm EN12666. De buis heeft een ringstijfheid van het type SN8. De wanden zijn glad, zowel aan de binnenkant als aan de buitenkant, zonder scherpe kanten of andere onregelmatigheden. De HDPE-buis wordt geleverd in standaardlengtes van 6 of 12 meter en indien nodig met aangepaste bochten. 2.2.11.3 Geribde flexibele kabelbeschermbuis voor aanleg in gracht of sleuven
Dubbelwandige kabelbeschermbuis van PE met een binnenwand van LDPE (Low Density Polyethylene) en een buitenwand van HDPE,wat de buis flexibel en buigzaam maakt. De rollen zijn voorzien van een polyester trekdraad teneinde de kabels snel en gemakkelijk door de buis te trekken. De buizen zijn glad van binnen en geribbeld van buiten. De gladde binnenwand is zoals aangegeven bedoeld ten behoeve van het inbrengen van de kabel. De temperatuurrange waarin de buis zijn vorm houdt, is -40°C tot + 105°C. Deze geribde buizen worden gebruikt voor de Geribde buis voor aanleg in de grond of sleuven. 1505: Geribde flexibele buis 50mm 1506: Geribde flexibele buis 90mm 1507: Geribde flexibele buis110mm 1508: Geribde flexibele buis 160mm
2.2.11.4 Identificatieband
Er zijn verschillende identificatiebandjes die gebruikt kunnen worden. Voor de inox en de PE type vlag is er een aparte prijspost voorzien.
De levering van de andere typen “indoor” labels (zoals o.a. wikkellabels op patchcords) zijn in de prijs van de plaatsing inbegrepen.
1509: Identificatiebandjes (PE vlagmodel)
De labels zijn gemaakt van onverwoestbaar polyetheen (PE) en dus weersbestendig en gemakkelijk te beletteren met slagletter apparatuur. 1510: Identificatiebandjes Inox
De identificatiebanden en de spandbanden zijn van roestvrij staal ; de identificatietekst wordt in reliëf opgedrukt. De identificatiebanden worden aangebracht op elke optische kabel die loopt vanuit of naar een trekput, een lasdoos op een bovenleidingspaal, een lasdoos in een trekput, een ODFkast. Elke identificatieband geeft de identificatie en de richting van de optische kabel aan (bv.: F.50A.1 –Oostende). Telkens als er een bijkomende identificatieband wordt aangebracht, moet dit aan de leidend ambtenaar worden meegedeeld. Wordt gebruikt voot outdoorbekabeling (o.a. aan de lasdozen). 2.2.11.5 Waarschuwingslint
Het waarschuwingslint in polypropyleen moet preventief de aanwezigheid aangeven van ingegraven installaties bij latere graafwerken. Het gebruik van dit waarschuwingsraster beantwoordt aan de norm EN12613. Het waarschuwingslint is 200 mm breed, 0,13 mm dik en heeft een gele kleur. De vermelding « TELECOM INFRABEL » is om de meter in het zwart aangebracht; de hoogte van de tekstkarakters bedraagt 35 mm. 2.2.11.6 Beschermband
De beschermband is van gerecycleerd samengesteld LDPE (Low Density PolyEthylene) en is bedoeld om ingegraven installaties te beschermen wanneer er later graafwerken worden uitgevoerd. Deze beschermband moet voldoen aan de functionele vereisten van norm DIN 54841-5 die meer bepaald de volgende vereisten bevat: - weerstand tegen breuk: geen scheuren, geen indringing van een houweel van meer dan 140 mm - tractieweerstand: bestand tegen een tractie van 100 N De beschermband is 200 mm breed, 2 mm dik en heeft een gele kleur.
2.2.11.7 Trekput
1513: Prefab polycarbonaat (550 x 1165 x 1100 mm) binnenafmetingen
De trekput van polycarbonaat, verstevigd met glasvezels, bestaat uit modulaire elementen die het monteren vergemakkelijken. Voor een standaardsituatie is de trekput uitgerust met een element van ongeveer 350 mm, 3 elementen van ongeveer 225 mm en een element (frame inbegrepen) van ongeveer 225 mm, wat overeenstemt met een totale hoogte van ten minste 1100 mm. De binnenafmetingen van de trekput bedragen ten minste 550 mm x 1165 mm (700 op 1300 mm buitenafmetingen). De bodem is drainerend en verzekert door zijn ontwerp een doeltreffende drainage. Er zijn voorgevormde openingen van 110 mm of 160 mm diameter voorzien in de omkaderingselementen. De levering van aan de openingen aangepaste doorvoerstoppen, aangeduid door de leverancier, is vervat in de levering van de trekput. Een platte verbinding in EPDM (Ethylene Propylene Diene Monomer) is voorzien tussen het deksel en het frame voor een betere mechanische basis en om het lawaai te beperken wanneer er over het deksel wordt gelopen. Het frame is van thermisch verzinkt staal en voorzien van een deklaag in acryl. De trekput moet met ongeveer 50 mm in de hoogte regelbaar zijn aan de vier hoeken. De prijs is van een trekput zonder deksel.
1514: Bijkomend raamelement voor prefab trekput (550 x 1165 mm) 1515: Licht deksel voor trekput van polycarbonaat (550 x 1165 mm)
Het gietijzeren deksel van de trekput van polycarbonaat moet bestand zijn tegen een belasting van 120 kN volgens de aanbeveling van de leidend ambtenaar. Het deksel moet kunnen worden afgesloten met een vergrendeling ¼ toer en niet met behulp van bouten. Alle vereiste werktuigen om het deksel te verwijderen worden meegeleverd. Het deksel draagt een logo met het opschrift « TELECOM INFRABEL». 1516: Zwaar deksel voor trekput van polycarbonaat (550 x 1165 mm)
Het gietijzeren deksel van de trekput van polycarbonaat moet bestand zijn tegen een belasting van 400 kN volgens de aanbeveling van de leidend ambtenaar. Het deksel moet kunnen worden afgesloten met een vergrendeling ¼ toer en niet met behulp van bouten. Alle vereiste werktuigen om het deksel te verwijderen worden meegeleverd. Het deksel draagt een logo met het opschrift « TELECOM INFRABEL». Het benodigde gereedschap om het deksel te verwijderen, wordt meegeleverd. 1517: Levering van polycarbonaat trekkamers 800 x 1165 x 1100 mm
De trekkamer bestaat uit gemoduleerde elementen van polycarbonaat. In een normale situatie is de trekkamer uitgerust met een gietijzeren deksel, twee omlijstingen en een bodem, wat overeenstemt met een totale hoogte van minstens 1000 mm.
De binnenafmetingen van de elementen bedragen minstens 800mm x 1165 mm of daar zo dicht mogelijk bij. In de zijkanten zijn vier openingen van Ø 160 mm (telkens twee in de tegenover elkaar liggende zijkanten) en drie openingen van Ø 110 mm voorzien (loodrecht op de openingen van Ø 160 mm). De levering van afsluitdoppen voor openingen maakt deel uit van de levering van de trekkamer. Het benodigde gereedschap om het deksel te verwijderen, wordt meegeleverd. Het deksel is niet inbegrepen in de prijs. 1518: Licht deksel voor trekput 800 x 1165 1519: Zwaar deksel voor trekput 800 x 1165 1520: Bijkomend raamelement voor prefab trekput 800 x 1165 1521: Polycarbonaat trekkamers voor de perrons 550 op 550mm (inclusief deksel)
De trekkamer bestaat uit gemoduleerde elementen van polycarbonaat. In een normale situatie is de trekkamer uitgerust met een gietijzeren deksel, twee omlijstingen en een bodem, wat overeenstemt met een totale hoogte van minstens 800 mm. De binnenafmetingen van de elementen bedragen minstens 400 mm x 400 mm of daar zo dicht mogelijk bij. In de zijkanten zijn vier openingen van Ø 160 mm (telkens twee in de tegenover elkaar liggende zijkanten) en een opening van Ø 63 mm voorzien (loodrecht op de openingen van Ø 160 mm). De levering van afsluitdoppen voor openingen maakt deel uit van de levering van de trekkamer. Een licht deksel (120 kN) is inbegrepen in de prijs voor deze post alsook het benodigde gereedschap om het deksel te verwijderen. 2.2.11.8 Betonnen sleuven
De betonnen sleuven moeten beantwoorden aan S41-77. De sleuven zijn ofwel van het type 160, het type 220, het type 280 en het type 375 en omvatten, afhankelijk van de omstandigheden, speciale sleuven, sleufbochten, passtukken, T-stukken overeenkomstig S41-77 (bijlage 3). Het voor de plaatsing benodigde materiaal is vervat in de eenheidsprijs. 1522: Sleuven van type 160 1523: Sleuven van type 220 1524: Sleuven van type 280 1525: Sleuven van type 375 2.2.11.9 Betonnen deksels
De betonnen deksels moeten beantwoorden aan S41-77 en zijn compatibel met de sleuven van hetzelfde kaliber.
1526: Deksels van type 160 1527: Deksels van type 220 1528: Deksels van type 280 1529: Deksels van type 375
2.2.12 HERSTELLING VAN DE WEG 1530: Beton
De betonsamenstelling is bepaald volgens norm NBN EN 206-1:2001 en NBN B15-001. Het beton van de niet-gewapende sokkels is van het type C 20/25 2b F3 32mm. Het cement is in alle gevallen licht alkalisch volgens NBN EN 197-1:2000 met BENOR-certificatie. De leidend ambtenaar behoudt zich het recht voor op elk ogenblik de kwaliteit van de gebruikte materialen na te kijken en te controleren. De sokkels moeten in één keer worden uitgevoerd zonder herneming. De mengtijd mag in geen geval minder bedragen dan 2 minuten per betonmolen of gedeelte van betonmolen. Deze 2 minuten gelden tussen de beëindiging van het vullen van de betonmolen en het starten van de losverrichting. In de winter mag er niet worden gebetonneerd bij temperaturen onder 0°, behalve na akkoord van de leidend ambtenaar. Het beton moet tijdens het gieten van elk blok en van elke eind- en beschermsokkel herhaaldelijk getrild worden (met mechanische middelen). De delen van de blokken die uit de graafwerken uitsteken, moeten worden gladgestreken na verwijdering van het stutwerk ervan. Het overlopen van beton buiten de fundering moet worden voorkomen. De aannemer moet ervoor zorgen de ballast niet te bevuilen bij het betonneren van de blokken. 1531: Gestabiliseerd zand
Het gestabiliseerd zand bevat 150 kg cement per m³ zand. 1532: Zand
Het zand mag geen vreemde stoffen bevatten.
1533: Steenslag of as
De korrelgrootte van het steenslag is dusdanig dat de bekomen bedekking gemakkelijk begaanbaar is. 1534: Asfalt 1535: Klinkers, kasseien of dallen
2.2.13 MATERIAAL VOOR HET PLAATSEN VAN KABELS IN GEBOUWEN 2.2.13.1 Kabelbanen-inclusief accessoires
Het leveren van overgangsstukken, aanpassingsstukken, moffen, bochten, T-stukken en bevestigingsmiddelen voor kabelgoten, kabelwegen en sleuven is in de prijs per meter inbegrepen. Ze bestaan uit een in U-vorm geplooide warmverzinkte staalplaat van 1,25 mm dik waarvan de opstaande zijden voldoende hoog zijn om de kabels zonder bevestiging in de goot te kunnen leggen. Bij vertikaal geplaatste kabelgoten worden de kabels om de 0,5 m met aangepaste klemmen bevestigd. De kabelgoten worden aan elkaar bevestigd met aangepaste koppelstukken welke aan de binnenzijde van de kabelgoot gemonteerd worden, zodat men perfecte uitlijning en stevigheid van de montage bekomt. Ze moeten aan elk uiteinde, bij elke richtingsverandering en om de 2,5 m bij rechte stukken geïsoleerd opgehangen worden m.b.v. corrosiebestendig materiaal. De kabelgoten worden geïsoleerd opgesteld t.o.v. de aarde. De elektrische continuïteit moet verzekerd worden tussen de elementen. Alle discontinuïteit wordt overbrugd door middel van een koperstrip van minstens 50 mm². De kabelgoten worden om de 100 m gescheiden en via een VOB 50 mm² aan de equipotentiaalverbinding gelegd. Alle richtingsveranderingen of veranderingen van breedte van de kabelgoot zullen verwezenlijkt worden met behulp van aangepaste elementen die geen vermindering van stevigheid veroorzaken. De ophanging wordt verwezenlijkt met behulp van draagsteunen en consoles teneinde op elk ogenblik een gemakkelijke toegang tot de kabels te hebben. Er mag geen gebruik gemaakt worden van U-vormige ophangbeugels teneinde te allen tijde een gemakkelijke toegang tot de kabelgoot te behouden. Alle bouten welke met de kabels in contact kunnen komen, moeten een afgeronde kop hebben, ze zijn ingekerfd of met een vierkante basis teneinde een degelijke en duurzame klemming te bekomen. De minimale afstand tussen signaalkabels en kabels die vermogen overdragen, dient minimaal 10 cm te bedragen. Dit dient te worden verwezenlijkt door het gebruik van verschillende kabelgoten of door een compartimentering van de kabelgoot. 1601: Open kabelweg van verzinkt staal 35*150 mm 1602: Open kabelweg van verzinkt staal 35*300 mm 1603: Open kabelweg van verzinkt staal 60*100 mm 1604: Open kabelweg van verzinkt staal 60*150 mm 1605: Open kabelweg van verzinkt staal 60*200 mm 1606: Open kabelweg van verzinkt staal 60*300 mm
2.2.13.2 Draadgoten
De draadgoot bestaat uit thermisch verzinkt staal overeenkomstig de norm NBN 657, met alle toebehoren inbegrepen.
De aangepaste koppelstukken zorgen voor een perfecte uitlijning. Alle koppelstukken, draagstructuren, aanpassingen en bevestigingsmaterialen zijn vervat in de eenheidsprijs per meter.
1607:Open draadgoot van verzinkt staal 30*100 mm 1608: Open draadgoot van verzinkt staal 60*300 mm
2.2.13.3 Installatiebuizen 2.2.13.3.1 Onbuigzame PVC buizen
Enkel de grijze buizen met het label CEBEC zijn toegelaten. De moffen, de eindstukken en de bevestigingsmaterialen (volledig gesloten bevestigingen om de 500 mm) zijn vervat in de prijs. 1610: Onbuigzame PVC buis lichtgrijs, diam 20mm 1611: Onbuigzame PVC buis lichtgrijs, diam 20mm 1612: Onbuigzame PVC buis lichtgrijs, diam 25mm 1613: Onbuigzame PVC buis donkergrijs, diam 32mm 1614:Onbuigzame PVC buis donkergrijs, diam 50mm
2.2.13.3.2 Soepele elektrobuis 1615: Soepele elektrobuis dia 20mm voor binnentoepassingen 1616: Soepele elektrobuis dia 20mm voor binnentoepassingen
2.2.13.4 Kabelgoten in PVC
De definitieve inplanting wordt ter plaatse met de leidend ambtenaar bepaald. De kanalen zijn vervaardigd uit harde PVC van 3 mm dikte gekleurd in de massa. In functie van het aantal kabels en de plaatsingsmogelijkheden zal de aannemer in overleg met de leidend ambtenaar een keuze maken uit een aantal beschikbare afmetingen. Teneinde een mooi geheel te bekomen bij verandering van richting bestaan hoekstukken, koppelstukken, T-stukken, sluitstukken, enz. in hetzelfde materiaal en dezelfde kleur als de wandgoten. Op de voorziene plaatsen voor de uitrustingen wordt een geïsoleerde doos geplaatst met snelverankering op de DIN-rail in de basis. De doos is geschikt voor het inbouwen van standaard toestellen. Deze geïsoleerde doos is verkrijgbaar in 2 verschillende maten, naargelang de elektrische apparaten met of zonder hun afdekplaatje gemonteerd worden. Een metalen tussenschotje is beschikbaar om de zwakstroomkabels te scheiden van de sterkstroomkabels. De metalen schotjes dienen verbonden te worden met de equipotentiaalgeleider.
De kunststof wandkanalen die elektrische apparaten moeten bevatten, bestaan uit een geprofileerde bodem en een deksel dat in de voorzijde van de bodem klikt. De toebehoren (bochten, T-stukken, verplaatsbare scheidingswanden, kabelklemmen enz.) worden geleverd naargelang van de behoeften en de plaatselijke toestand en zijn inbegrepen in de prijs per lopende meter. 1620: PVC wandkanaal 50 x 105 mm 1621: PVC wandkanaal 20 x 12.5 mm 1622: PVC wandkanaal 32 x 12.5 mm 1623: PVC wandkanaal 50 x 145 mm (2 compartimenten 2 x 45)
2.2.13.5 Kabelgoten in aluminium
De kabelgoten zijn vervaardigd uit natuurlijk geanodiseerd aluminium. De goten en deksels zijn standaard poedergelakt in de kleuren RAL 7035 (lichtgrijs) of RAL 9010 (paloma wit). Ze zijn eveneens voorzien van een beschermfolie om een goede bescherming te bieden tegen stof, krassen en verfspatten tijdens de uitvoering van de werken. Alle overgangsstukken en bochten zijn in de eenheidsprijs per meter inbegrepen. 1630: Kabelgoot in ALU 50 x 105mm 1631: Kabelgoot in ALU 50 x 150mm met 2 afdelingen 1632: Kabelgoot in ALU 65 x 195 mm met 2 afdelingen
2.2.13.6 LSZH kabelgoten –inclusief accessoires 1640: Kabelgoot met deksel LSZH 25 x25 mm 1641: Kabelgoot met deksel LSZH 25 x40 mm 1642: Kabelgoot met deksel LSZH 50 x85 mm 1643: Kabelgoot met deksel LSZH 50 x130 mm
2.2.13.7 Kabelgoot PE geel voor patchcords FO (incl toebehoren en aansluitingen)
De goot voor patch cords is vervaardigd uit lage densiteit polyethyleen (LD PE van : Low Density PolyEthylene) en is geel van kleur RAL-1023. Het polyethyleen mag geen halogenen bevatten ("Low Smoke, Zero Halogen", LSZH). Inzake brandweerstand moeten de elementen van de goot voldoen aan de norm Flame rated UL94V-0. De minimumlengte van de elementen bedraagt 1,8 meter. Het verbindingssysteem is van het bus-bustype met vergrendelde ineensluiting zonder schroefwerk. De verbindingssystemen worden vergrendeld in 2 x 4 punten voor goten van 50 mm, 100 mm, 150 mm en 2 x 5 punten voor goten van 300 mm. Bij de levering is het verbindingssysteem niet vergrendeld. Het is niet nodig het te ontgrendelen voor ineensluiting van de gootelementen. Na ineensluiting van de gootelementen vergrendelt het
verbindingssysteem vanzelf om de montage te vergemakkelijken. De volgende koppelstukken: bocht van 45 en 90°, opwaartse en neerwaartse bocht van 45 en 90°, symmetrisch overgangsstuk, overgangsstuk naar links en naar rechts, eindstuk, kruising, trompetstuk voor de controle van de bochtstraal, neerwaartse afleiding uitgang langs boven ... moeten beschikbaar zijn voor goten van 100 x 100, 100 x 150 en 100 x 300. Bovendien moet ook de opwaartse bocht van 90° beschikbaar zijn voor goten van 100 x 100 mm en 100 x 150 mm. Al die elementen worden gebruikt volgens de situatie. Afhankelijk van de situatie wordt gebruik gemaakt van een deksel dat scharniert en voorzien is van bevestigingsclips. De draagstructuur maakt het mogelijk patchcords langs de voorkant van de goot in te voeren dankzij het U-profiel. Dat profiel is voorzien van 3 gaten voor muurbevestiging en een knoopsgat gecentreerd t.a.v. de rechte elementen van de goot voor ophanging. De bevestigingsmaterialen zijn vervat in de eenheidsprijs per meter. 1650: Goot voor patchcords van 150 mm x 100 mm (zonder deksel) 1651: Deksel voor goot voor patchcords 150 x 100 mm 1652: Goot voor patchcords van 100 mm x 100 mm (zonder deksel) 1653: Deksel voor goot voor patchcords 100 x 100 mm 1654: Goot voor patchcords [50 x 50 mm] (inclusief deksel) 1655: Inklikbaar koppelstuk 150 mm 1656: Inklikbaar koppelstuk 100 mm 1657: Inklikbaar koppelstuk 50 mm 1658: Bocht 90° (200 x 100 mm) 1659: Bocht 90° (100 x 100 mm) 1660: Bocht 45° (150 x 100 mm) 1661: Bocht 45° (100 x 100 mm) 1662: Bocht 90° dalen (150 x 100 mm) 1663: Bocht 90° dalen (100 x 100 mm) 1664: Bocht 90° stijgen (150 x 100 mm) 1665: Bocht 90° stijgen (100 x 100 mm) 1666: Bocht 45° dalen (150 x 100 mm) 1667: Bocht 45° dalen (100 x 100 mm) 1668: Bocht 45° stijgen (150 x 100 mm) 1669: Bocht 45° stijgen (100 x 100 mm) 1670: Doodlopend eindstuk (150 x 100mm) 1671: Doodlopend eindstuk (100 x 100mm) 1672: Doodlopend eindstuk (50 x 50mm) 1673: Trompetvormig eindstuk (150 x 100mm) 1674: Trompetvormig eindstuk (100 x 100mm) 1675: Trompetvormig eindstuk (50 x 50mm) 1676: T-stuk (alle aansluitkanten 150 x 100mm) 1677: T-stuk (alle aansluitkanten 100 x 100mm) 1678: Kruising (alle aansluitkanten 150 x 100mm) 1679: Kruising (alle aansluitkanten 100 x 100mm) 1680: Snelle aftakking 100 mm voor goten van 150 en 100x100 1681: Snelle aftakking 50 mm voor goten van 150 en 100x100 1682: Neerwaarste aftakpunt (voor flexibele buis diameter 50 mm, incl. klem voor buis) 1683: dubbele zwarte flexibele geringde buis (50mm diameter) 1684: Plafondbevestigingspunt
1685: Wandbevestigingspunt 1686: Bevestigingspunt onder de verhoogde vloer
2.2.14 MATERIAAL VOOR HET AFWERKEN VAN GLASVEZELKABELS 2.2.14.1 LASDOOS, ODF
De technische specificaties van de materialen zijn beschreven in de SPC-T-I-ICT-0002a. De prijzen van de materialen zijn steeds prijzen inclusief accessoires volgens een kit samengesteld voor Infrabel.
2.2.14.2 Lasdoos 2.2.14.2.1 Lasdoos op een bovenleidingspaal
De afmetingen van de lasdoos bedragen ongeveer (H x L x l) 750 mm x 300 mm x 150 mm. De lasdoos en de bevestigingsmaterialen (steunen en klemmen) zijn van roestvrij staal. De lasdoos bestaat uit twee essentiële elementen: het voetstuk voor de invoer van kabels en het deksel dat het buitenomhulsel vormt. 1701: Lasdoos op een bovenleidingspaal voor 36 vezels
De lasdoos bevat 32 cassettes. 1702: Lasdoos op een bovenleidingspaal voor 72 vezels
De lasdoos bevat 48 cassettes.
2.2.14.2.2 Lasdoos in een trekput
De lasdoos is van polypropyleen. De lasdoos bestaat uit twee essentiële elementen: het voetstuk voor de invoer van kabels en het deksel dat het buitenomhulsel vormt. 1703: Lasdoos in een trekput voor 36 vezels
De afmetingen van de lasdoos bedragen ongeveer (H x Dia) 500 mm x 300 mm. De lasdoos bevat 32 cassettes. 1704: Lasdoos in een trekput voor 72 vezels
De afmetingen van de lasdoos bedragen ongeveer (H x Dia) 500 mm x 300 mm. De lasdoos bevat 48 cassettes.
2.2.14.3 ODF
De kast en de schuiven van de ODF zijn van hetzelfde merk. Het deksel moet verbonden blijven met de ODF-schuif ; de schuiven openen op de voorkant. Afhankelijk van de omstandigheden wordt gebruik gemaakt van aparte of gecombineerde splice- en patchschuiven. Enkel 19’’-schuiven zijn toegelaten. De patchschuiven moeten zo geplaatst zijn dat de pigtails links toekomen en de patch cords rechts vertrekken. De keuze van de connectoren ligt vast: - FC/UPC of LC/UPC voor singlemodevezels (type LC/UPC wordt aanbevolen in een - spoorwegomgeving) - ST/UPC of LC/UPC voor multimodevezels De connectoren mogen nooit op het frontpaneel van de schuiven worden gemonteerd; ze bevinden zich altijd in de schuif. 2.2.14.3.1 ODF-kast
De ODF-kast moet geschikt zijn voor de invoer van ten minste 5 kabels via de bovenkant en via de onderkant. De afmetingen van de ODF-kast moeten voldoen aan de ETSI-normen: hoogte 1800 mm (of 2200 mm) en diepte 300 mm. Als er enkel kabels langs onder in de kast worden ingevoerd is, deze, wat breedte betreft, van het type 600+300, wat betekent dat het gedeelte 600 gebruikt wordt voor de schuiven (splice- & patchschuiven) en het gedeelte 300 gebruikt wordt voor het invoeren en vastmaken van de optische kabels alsook voor het beheer van de patch cords. Als er kabels langs boven in de kast worden ingevoerd, moet er een gedeelte 150 worden toegevoegd zodat er een kast van het type 150+600+300 ontstaat, wat betekent dat het gedeelte 150 gebruikt wordt voor het invoeren en het vastmaken van de optische kabels, het gedeelte 600 gebruikt wordt voor de schuiven (splice- & patchschuiven) en voor de beheerskist van de modulen en het gedeelte 300 gebruikt wordt voor het beheer van de patch cords. De kleur is RAL 7035; elk gedeelte is uitgerust met een volle deur. De middelste deur is uitgerust met een cilindergat. De ODF-kast is aan de zijkanten gesloten. In de ODF-kast zijn de nodige voorzieningen aanwezig voor het opbergen van de overlengte van de patch cords. Ze is uitgerust met halve cilinders met een toereikende diameter voor de minimale krommingsradius van de patch cords. De kabelbevestiging gebeurt via het centrale element of de aramidevezels. In de ODF-kast is er ook verlichting en ten minste een stopcontact voorzien. 1705: ODF-kast type 600+300 – Hoogte 1800 mm 1706: ODF-kast type 600+300 – Hoogte 2200 mm 1707: ODF-kast type 150+600+300 – Hoogte 1800 mm 1708: ODF-kast type 150+600+300 – Hoogte 2200 mm 2.2.14.3.2 ODF-schuif 1709: Splice schuif 3U voor kabel met 36 vezels
De schuif 3U is uitgerust met 20 lascassettes en een afzonderlijk bevestigingselement voor pigtails (alsook accessoires zoals 36 smouves, 1deksel voor lascassette, 9 KTU’s, 36 pigtails LC/PC). 1710: Splice schuif 3U voor kabel met 72 vezels
De schuif 3U is uitgerust met 36 lascassettes (alsook accessoires zoals 72 smouves, 1deksel voor lascassette, 9 KTU’s, 72 pigtails LC/PC). 1711: 3U schuif voor patching van kabel met 36 vezels –3 patching plateau “lage densiteit”
De schuif 3U is uitgerust met 3 patching plateaus met 6 duplex LC couplers 1712: 1U schuif voor patching van kabel met 36 vezels – 2 patching plateau “hoge densiteit”
De schuif 1U is uitgerust met 2 patching plateaus hoge densiteit met 12 duplex LC couplers 1713: 3U schuif voor patching van kabel met 36 vezels – 2 patching plateau “hoge densiteit”
De schuif 3U is uitgerust met 2 patching plateaus hoge densiteit met 12 duplex LC couplers 1714: 3U schuif voor patching van kabel met 72 vezels –6 patching plateau “lage densiteit”
De schuif 3U is uitgerust met 6 patching plateaus lage densiteit met 6 duplex LC couplers. 1715: 2U schuif voor patching van kabel met 72 vezels –3 patching plateau “hoge densiteit”
De schuif 3U is uitgerust met 3 patching plateaus hoge densiteit met 12 duplex LC couplers. 1716: 3U schuif voor patching van kabel met 72 vezels – 3 patching plateau “hoge densiteit”
De schuif 3U is uitgerust met 3 patching plateaus hoge densiteit met 12 duplex LC couplers.
2.2.14.3.3 Gecombineerde schuiven: 1717: 1U gecombineerde schuif voor kabel met 12 vezels – 1 gecombineerde plateau “lage densiteit””
De schuif op 1U is uitgerust met 1 plateau met 6 duplex LC couplers inclusief 12 pigtails, 12 krimp-splice beschermers). 1718: 2U gecombineerde schuif voor kabel met 36 vezels – 3 gecombineerde plateau “lage densiteit””
De schuif op 2U is uitgerust met 3 gecombineerde plateaus met elk 6 duplex LC couplers en accessoires (36 pigtails, 36 krimp-splice beschermers). 1719: 3U gecombineerde schuif voor kabel met 36 vezels – 3 gecombineerde plateau “lage densiteit””
De schuif op 3U is uitgerust met 3 gecombineerde plateaus met elk 6 duplex LC couplers en accessoires (36 pigtails, 36 krimp-splice beschermers). 1720: 1U gecombineerde schuif voor kabel met 36 vezels – 2 gecombineerde plateau “hoge densiteit””
De schuif op 1U is uitgerust met 2 gecombineerde plateaus met elk 12 duplex LC couplers en accessoires (36 pigtails, 36 krimp-splice beschermers).
1721: 2U gecombineerde schuif voor kabel met 36 vezels – 2 gecombineerde plateau “hoge densiteit””
De schuif op 2U is uitgerust met 2 gecombineerde plateaus met elk 12 duplex LC couplers en accessoires (36 pigtails, 36 krimp-splice beschermers). 1722: 3U gecombineerde schuif voor kabel met 72 vezels – 6 gecombineerde plateau “lage densiteit””
De schuif op 3U is uitgerust met 6 gecombineerde plateaus met elk 6 duplex LC couplers en accessoires (72 pigtails, 72 krimp-splice beschermers). 1723: 2U gecombineerde schuif voor kabel met 72 vezels – 3 gecombineerde plateau “hoge densiteit””
De schuif op 2U is uitgerust met 3 gecombineerde plateaus met elk 12 duplex LC couplers en accessoires (72 pigtails, 72 krimp-splice beschermers). 1724: 3U gecombineerde schuif voor kabel met 72 vezels – 3 gecombineerde plateau “hoge densiteit””
De schuif op 3U is uitgerust met 3 gecombineerde plateaus met elk 12 duplex LC couplers en accessoires (72 pigtails, 72 krimp-splice beschermers).
2.2.14.3.4 Wand-ODF 1725:Wand-ODF voor kabel met 12 vezels – Type I met 2 lascassettes en 2 duplex LC couplers
Er moet voor dit ODF-type worden gekozen als er bij de installatie meer dan 4 vezels moeten worden gebruikt. De afmetingen van de ODF zijn beperkt tot (H x l x P) 260 mm x 180 mm x 90 mm. De ODF is uitgerust met 4 cassettes en 8 koppelingen met doppen van het type zoals opgegeven door de leidend ambtenaar; er zijn 2 lassen per cassette voorzien. Een bevestiging van de optische kabel is voorzien via het centrale element of de aramidevezels. De ODF beschikt over ten minste 2 ingangen op de voorkant onderaan; 1 ingang is voorzien voor het invoeren van optische kabels met een diameter tot 14 mm en 1 ingang elk voor de invoer van ten minste 4 patchcords. De dichtheid van elke deur wordt verzekerd door een aangepaste pakkingbus. Er wordt een sleutel gebruikt om de wand-ODF te sluiten. 1726: Wand-ODF voor kabel met 12 vezels – Type II met 6 lascassettes en 6 duplex LC couplers
Er moet voor dit ODF-type worden gekozen als er bij de installatie meer dan 4 vezels moeten worden gebruikt. De afmetingen van de ODF zijn beperkt tot (H x l x P) 330 mm x 220 mm x 110 mm. De ODF is uitgerust met 6 cassettes en 12 koppelingen met doppen van het type zoals opgegeven door de leidend ambtenaar; er zijn 2 lassen per cassette voorzien. Een bevestiging van de optische kabel is voorzien via het centrale element of de aramidevezels.
De ODF beschikt over ten minste 4 ingangen op de voorkant onderaan; 1 ingang is voorzien voor het invoeren van optische kabels met een diameter tussen 10 en 14 mm en de 3 andere ingangen elk voor de invoer van ten minste 4 patch cords. De dichtheid van elke deur wordt verzekerd door een aangepaste pakkingbus. Er wordt een sleutel gebruikt om de wand-ODF te sluiten. 1727: Wand-ODF voor kabel met 36 vezels
De afmetingen van de ODF zijn beperkt tot (H x l x P) 600 mm x 400 mm x 200 mm. De ODF is uitgerust met 24 cassettes en 36 koppelingen met doppen; er zijn 2 lassen per cassette voorzien. De ODF voor wandmontage bestaat uit twee essentiële elementen: het voetstuk voor de invoer van kabels en patch cords en het deksel dat het buitenomhulsel vormt. Het voetstuk bevat ten minste 5 ingangen op de voorkant onderaan. Ten minste een ovale ingang is voorzien voor de doorvoer van een kabel met een diameter tussen 10 en 18 mm en die mogelijk niet volledig gesneden is. Een andere ingang is voorzien voor de doorvoer van patch cords. De andere openingen zijn voorzien voor de invoer van een kabel met een diameter tussen 10 en 18 mm. De dichtheid van elke ovale opening wordt verzekerd door een krimpkous terwijl de dichtheid van de andere ingangen wordt verzekerd met een pakkingbus. Voor elke kabel die in een wand-ODF zou kunnen worden ingevoerd, is een afzonderlijke kabelbevestiging voorzien via het centrale element of de aramidevezels. De ODF is uitgerust met een beheerelement voor patch cords. Er wordt een sleutel gebruikt om het deksel van de ODF te sluiten. 1728: Wand-ODF voor kabel met 72 vezels
Dezelfde kenmerken als vorige met uitzondering van het aantal cassettes en koppelingen: 36 cassettes en 48 koppelingen met doppen. 1729: Blok van 4 lascassettes voor lasdoos, slice schuif en wand-ODF 1730: Dichtingskit voor ovale poort voor lasdoos IP68 1731: Dichtingskit voor ronde poort voor lasdoos IP68 1732: Reparatiekit voor ovale poort voor lasdoos IP68 1733: Reparatiekit voor ronde poort voor lasdoos IP68 1734: Gecombineerde schuif 1U met frontpatching met 6 LC-duplexkoppelbussen voor gemengde kast
Dit schuiftype moet gekozen worden als er maximaal 12 vezels gebruikt moeten worden bij de installatie. In de gecombineerde frontschuif 1U ligt de keuze van de connectoren vast: LC/UPC voor de monomode- en multimodeapplicaties. De gecombineerde schuif 1U met 6 LC-duplexkoppelbussen is bestemd om in de gemengde kasten van minstens 600 mm breed of in de voetpadkasten gemonteerd te worden. De frontschuif voor de gemengde kast bestaat uit twee essentiële elementen: een patchingpaneel met 6 LC-duplexkoppelbussen en 4 platen voor minstens 6 splices. De pigtails moeten hetzelfde merk hebben als de schuif en de koppelbussen. De kenmerken zijn identiek aan die uit post 9.
De patch cords vertrekken rechts of links van de schuif via een trompet. De opening van de trompet bedraagt minstens 75 mm x 15 mm. De trompetsteun moet compatibel zijn met kasten van 600 mm breedte. Het moet mogelijk zijn om kabels van 12 en 36 vezels in de gecombineerde schuif 1U in te voeren. De gecombineerde schuif moet over 4 platen voor minstens 6 splices beschikken. De 12 vezels die op pigtails kunnen worden gelast, worden opgeborgen in twee spliceplaten. De 24 vezels van een kabel met 36 vezels die niet gebruikt worden, worden opgeborgen in twee andere spliceplaten. Bij dit type schuif worden de connectoren nooit op het frontpaneel van de schuif gemonteerd. Ze worden altijd verbonden met koppelbussen die op een frontpaneel aan de binnenzijde van de schuif bevestigd zijn. Het deksel van de schuif moet vast verbonden zijn met de schuif. De schuiven openen langs de voorkant. Bij trillingen die een normaal fenomeen zijn in een spoorwegomgeving, moeten de lassen en reservelengtes in de spliceplaten bevestigd blijven en wel zo dat de vezels van een welbepaald spliceplaten behandeld kunnen worden zonder de andere in dienst zijnde vezels met meer dan 0,1 dB bij 1550 nm te verstoren. 1734A: Gecombineerde schuif 1U met frontpatching met 6 LC-duplexkoppelbussen voor gemengde kast met uitgang voor patch cords langs rechts
De inrichting van dit schuiftype moet het mogelijk maken dat vezelkabels langs links toekomen en dat patch cords langs rechts vertrekken via een trompet. Deze post omvat 4 spliceplaten, 6 LC-duplex monomode koppelbussen, 12 pigtails monomode 900µ LC/UPC van 2 meter, een trompet om de patch cords te geleiden met steun op 30°, 5,6 meter ribbelbuis van de kabelmodules en alle toebehoren die nodig zijn om de schuif te plaatsen. 1734B: Gecombineerde schuif 1U met frontpatching met 6 LC-duplexkoppelbussen voor gemengde kast met uitgang voor patch cords langs links
De inrichting van dit schuiftype moet het mogelijk maken dat vezelkabels langs links toekomen en dat patch cords langs rechts vertrekken via een trompet. Deze post omvat 4 spliceplaten, 6 LC-duplex monomode koppelbussen, 12 pigtails monomode 900µ LC/UPC van 2 meter, een trompet om de patch cords te geleiden met steun op 30°, 5,6 meter ribbelbuis van de kabelmodules en alle toebehoren die nodig zijn om de schuif te plaatsen.
2.2.15 GLASVEZEL ACCESSOIRES 2.2.15.1 PIGTAIL & PATCH CORD
De mantel van de pigtail is van het type “semi tight”. Het type “loose tube” is niet toegelaten. Op verzoek wordt er een meetrapport bezorgd voor alle pigtails of patch cords, alsook een certificaat van de fabrikant. De gebruikte pigtail en patch cord bevatten geen halogeen en beantwoorden aan de volgende voorwaarden: -
Voor multimode (50µm/125µm - type G651) : conform IEC 61753-1 cat C
-
Gemiddeld is de verzwakking (random mated) kleiner dan 0,30 dB. De return loss (mated) is groter dan 20 dB. Voor single mode (9µm/125µm - type G652 of G657 A) : conform IEC 61755-1, grade C/2. De random mated verzwakking bij 1310 en 1550 nm is met 97% waarschijnlijkheid kleiner dan of gelijk aan 0,5 dB. Gemiddeld is de verzwakking kleiner dan 0,20 dB. De return loss (bij een mated connectie) is groter dan 50 dB.
2.2.15.1.1 Pigtails 1750: Pigtail G652 SM 9µm met FC-PC 1751: Pigtail G652 SM 9µm met LC-PC 1752: Pigtail G651 MM 50µm SC-PC 1753: Pigtail G651 MM 50µm ST-PC 1754: Pigtail G651 MM 50µm LC-PC 2.2.15.1.2 Patch Cords
Eén prijs voor alle types tot een lengte van max 15 m. 1770: Patch Cord G652 simplex met connector type FC/UPC-FC/UPC 1771: Patch Cord G652 simplex met connector type FC/UPC-LC/UPC 1772: Patch Cord G652 simplex met connector type LC/UPC-LC/UPC 1773: Patch Cord G652 duplex met connector type FC/UPC-FC/UPC 1774: Patch Cord G652 duplex met connector type FC/UPC-LC/UPC 1775: Patch Cord G652 duplex met connector type LC/UPC-LC/UPC 1776: Patch Cord G651 simplex met connector type ST/UPC-ST/UPC 1777: Patch Cord G651 simplex met connector type ST/UPC-LC/UPC 1778: Patch Cord G651 simplex met connector type LC/UPC-LC/UPC 1779: Patch Cord G651 duplex met connector type ST/UPC-ST/UPC 1780: Patch Cord G651 duplex met connector type ST/UPC-LC/UPC 1781:Patch Cord G651 duplex met connector type LC/UPC-LC/UPC
2.2.15.1.3 Couplers 1790: Coupler FC 1791: Coupler ST 1792: Coupler SC 1793: Coupler LC Duplex
2.2.16 KASTEN 2.2.16.1 19” Datakasten voor TELECOM LOKAAL / keten
Verdeelkast in 1.5 mm dik plaatstaal versterkt met een holprofiel kastframe met rondom vierkante en ronde bevestigingsgaten in een 25 mm DIN maatraster zowel in de breedte, hoogte en diepte. De kasten zijn onbeperkt aan elkaar aanbouwbaar door gebruik te maken van koppeltoebehoren. De kast is gelakt RAL7035 structuur langs de buitenzijde, aangebracht door middel van elektroforese-dompellakmethode. De kast wordt geleverd met zijwanden, een dubbele deur aan de achterzijde en een dubbele geperforeerde deur aan de voorzijde en achterzijde. Deze metalen kasten dienen profielen (voor- en achterkant) te bevatten voor montage van 19” componenten met standaard kooimoeren. Teneinde de toegankelijkheid tot de geïnstalleerde apparatuur te vergemakkelijken, zijn de zij- en achterpanelen scharnierend en/of uitneembaar. De in de offerte opgenomen totaalprijs voor de datakasten dient een geïnstalleerd en compleet geheel te omvatten. Zijn inbegrepen in de eenheidsprijs van de kast: - Standaard is een 19” kast voorzien van een dubbele geperforeerde deur zowel vooraan als achteraan. - Standaard dient de 19” kast voorzien te worden van zowel vooraan als achteraan 19” stijlen! - Kabelmanagementsysteem langs de zijkanten (10 verticale geleiders voor de kabels en de patch cord). - Handgreep, met sleutel gesloten op de voorzijde (Eurocilinder). voldoende uitspringend ten opzichte van de ramen, zodat patch cords niet worden geraakt of beschadigd als de deur wordt gesloten. - Sokkel 100mm hoogte - De kabels moeten bovenaan en onderaan kunnen worden ingebracht. 1801: Kast 800x800x2000mm ( dubbele geperforeerde deuren voor-en achteraan)
Standaard kast 1802: Kast 800x1000 x2000mm (dubbele geperforeerde deuren voor-en achteraan)
Serverkast 1803: Kast 800 x 600 x2000mm (dubbele geperforeerde deuren voor-en achteraan)
Beperkte diepte 1804: Kast 800 x600 x2000mm (dubbele geperforeerde deur vooraan)
Voor plaatsing in loge of lokaal tegen muur 1805: Kast 800 x600 x1800mm (dubbele geperforeerde deur vooraan)
1806: Wandkast 18U met roterende 19” scharnier
Zie spec’s 19” kasten. 1807: Wandkast 14U met roterende 19” scharnier (IP66)
19” draaibaar frame met een hoogte van 14 HE. Voorzijde van het frame is voorzien van DIN rails voor het monteren van apparatuur. De constructie van het frame laat toe om apparatuur met een inbouwdiepte van 15 cm op de voorste DIN rail te monteren zonder dat dit het sluiten van de kast hindert. Wordt geplaatst op de perrons (om FO en IP-switch in te plaatsen). -
IP66 (hoge beschermingsgraad tegen vocht); gesloten ondoorzichtige deur; vandalismebestendig (metaal).
2.2.16.2 Polyester kasten 2.2.16.2.1 Wandkast polyester, montageplaat en aansluitklemmen
Kastjes worden gebruikt in buitenopstellingen aan de perrons om o.a. conversie te voorzien voor camera’s, voeding voor wifi en wifi antenne. Kastje dient aan de volgende eigenschappen te voldoen: - muurmontage - UV bestendige polyester - IP65 - IK10 beschermingsklasse - ondoorzichtige deur - Kleur lichtgrijs - eenpuntsluiting De prijs is inclusief montageplaat en aansluitklemmen. Voor access point wordt er een Pertinax plaat toegevoegd (en geen metalen plaat) om storingen te vermijden. 1820: Wandkast polyester 415*315*170, montageplaat en aansluitklemmen 1821: Wandkast polyester 558*302*175, montageplaat en aansluitklemmen
Indien access-point tegen een muur gehangen wordt.
2.2.16.3 Voetdpadkasten 1830:Voetpadkast voor actieve apparatuur (19”)
Dit is een voetpadkast die uitgerust kan worden met zowel passieve (glasvezel management unit) als actieve apparatuur op plaatsen waar het wegens omstandigheden niet mogelijk is om een keet te plaatsen. Deze kast dient over de volgende eigenschappen te beschikken:
-
Opgebouwd uit 2 compartimenten, uit aluminium legering en voorzien van een dubbele wand; Beschermingsgraad IP55 (beschermd tegen stof en water); De kast is ontworpen om de thermische afgifte te optimaliseren en condensatie binnen in de kast te voorkomen; Beschermd tegen roestvorming; Afmetingen van 1464 x 1483 x564 mm (incl sokkel); 19 frame 20HU; Voorzien van een dubbele deur met slot
De vereiste materialen voor de betonplaat en de bevestigingsmaterialen zijn vervat in de prijs.
1831: voet voor montage op perron voor actieve-passieve voetpadkast
Regelbaar om waterpas te plaatsen. 1832: voet voor betonsokkel voor actieve-passieve voetpadkast
Regelbaar om waterpas te plaatsen.
1833: Voetpadkast met montageplaat
Dit is een voetpadkast die gebruikt kan worden om actieve apparatuur in te plaatsen, maar geen 19” materiaal. De volgende kenmerken: -
-
-
Afmetingen: 875x590x320mm Inclusief sokkel in polyester Montageplaat Slot type V2432-E. Een structuur die zeer goed bestand is tegen mechanische belastingen, volgens IEC 439-5. De behuizing is gemaakt van warmgeperst, glasvezelversterkt polyester in de kleur licht grijs, RAL 7035. Het materiaal is corrosiebestendig en UV gestabiliseerd voor buitenopstelling. De kast is geschikt voor gebruik in omgevingstemperaturen van 35°C tot 125°C.Kortstondige blootstelling aan extremere temperaturen is niet schadelijk. Het ontwerp garandeert natuurlijke ventilatie zonder afbreuk te doen aan de beschermingswaarde. De vorm van de bovenkant voorkomt waterophoping, dit garandeert een beschermingswaarde IP43 volgens IEC 60529. Slagvastheid: IK10 volgens EN 62262 en IEC 62262. De kast is voorzien van een driepuntsluiting en wordt bediend door een handgreep voor profiel-halfcilinder. De deuropeningshoek is meer dan 180°. In de rugwand zijn uitsparingen voorzien voor het plaatsen van M8 draadbussen, waardoor verdeelrails, montageraam en/of -plaat rechtstreeks kunnen gemonteerd worden in de rugwand.
-
Specifiek geschikt als buitenopstelling voor behuizing
1834: Voetpadkast Glasvezelkabel (voor passieve elementen)
De voetpadkast is een enkelwandige kast IP55 van verzinkt staal met een afwerkingslaag in lichtgrijze kleur RAL 7035. De afmetingen zijn ongeveer H x L x D (1200 mm x 800 mm x 300 mm). Dit type van kast wordt gebruikt voor het beheer van passieve elementen, zoals splitsing en patching van optische kabels. De kast bestaat uit twee platen met gaten voor de invoer van optische kabels met een diameter tussen 10 en 18 mm. Een van de platen bevat ten minste 6 ronde openingen; de andere plaat heeft ten minste één ovale opening en twee ronde openingen. De waterdichtheid van elke ronde opening wordt verzekerd met een pakkingbus, terwijl de waterdichtheid van elke ovale opening wordt verzekerd met een krimpkous. De plaat met ovale openingen komt aan de rechterkant ten opzichte van de voorkant van de kast. De voetpadkast is voorzien van een plaat om de ingevoerde kabels op hun plaats te houden; ze is uitgerust voor splice- en patchschuiven 19’’ alsook voor het beheer van de patch cords. De kast heeft een deur, twee verwijderbare zijkanten en een inrichting om ze open te houden voor gemakkelijke toegang tijdens interventies. De deur heeft een driepuntsluiting en wordt vergrendeld met een inklapbare handgreep met cilindergat. De buitenkant van de kast mag niet verbonden zijn met de steunelementen binnen in de kast zodat ze gedemonteerd en vervangen kan worden zonder dat er aan de binnenste elementen moet geraakt worden. De voetpadkast wordt geplaatst op een sokkel waarin reserves van optische vezelkabels opgeborgen kunnen worden. Deze sokkel is van verzinkt staal met een afwerkingslaag in lichtgrijze kleur RAL 7035 en moet bevestigd worden op een betonnen fundering. De sokkel van de kast moet ten minste 60 meter optische vezelkabels kunnen bevatten, rekening houdende met de minimale krommingstraal van de kabel. De sokkel heeft een hoogte van ongeveer 900 mm onder het volledige oppervlak van de kast; de sokkel heeft een opening van ten minste H x l (200 mm x 700 mm) voor gemakkelijk invoeren en uitvoeren van de reserve van optische vezelkabels. De zijkanten van de sokkel zijn volledig gesloten met volle platen en worden aan de binnenkant vergrendeld zonder de inhoud van de kast te moeten demonteren. De sokkel maakt deel uit van de eenheidsprijs voor de levering van de voetpadkast. De vereiste bevestigingsmaterialen zijn vervat in de prijs.
2.2.17 DATAKASTEN 19” TOEBEHOREN 2.2.17.1 Kabelgeleiders
Om een esthetisch verantwoord en makkelijk beheer te creëren, zal gebruik gemaakt worden van metalen patchguides van 1U voor het opvangen van horizontaal lopende patchsnoeren.
Aan elke outlet zijn er inkepingen voor het doorvoeren van de kabels (25 inkepingen boven en onder). 1840: Horizontale geleider 2 U met deksel 1841: Horizontale geleider 1 U met deksel 1842: Verticale kabelgeleider voor rack 19” 1843: Strook met 8 stopcontacten 230V 2P+A op rack 19” 1U
2.2.17.2 Plateaus voor actieve uitrustingen
Het betreft horizontale schuifplateaus op rails met diepte 50 cm waarop modems kunnen worden geplaatst. Ze worden bevestigd op de 2 ramen van de kast 19”. 1844: Schuifplateau (op rails) van 50cm lang 1845: Legbord 19” 1HU 250mm diep (max 15kg)
2.2.18 KETEN De keten worden steeds geleverd door Infrabel. De uitrusting en installatie van de keet gebeurt volgens de specificatie SPC-T-I-ICT-0001. 1850: Materiaal voor de fabricatie van een sokkel en voor de bevestiging van een keet
Sokkel voor keet type A (3 op 2m). 1851: Levering van de elektrische installatie van de keet
De keet dient uitgerust te worden met: -
verlichting (drukknop IP55, stopcontact IP55, verlichtingsarmatuur 2 x 36W, analoge thermostaat); elektrische verwarming (1500 W);
Eenheidsprijs per elektrische uitrusting.
2.2.19 DIVERSE MATERIALEN 1901: Elektrische toebehoren voor het aansluiten van één of twee luidsprekers
Dit punt bevat alle noodzakelijke accessoires: soepele geïsoleerde PVC kabel (2 x 0,75 mm²) en de aftakdozen zoals beschreven in post van het gedeelte werken. De eenheidsprijs dient opgegeven te worden - per verlichtingspaal uit te rusten met één of twee luidsprekers;
-
per bovenleidingspaal uit te rusten met één of twee luidsprekers; per luidspreker op de muren of onder de luifel.
1902: Elektrische toebehoren voor het monteren van één of twee luidsprekers
De luidsprekers dienen vastgemaakt te worden : a) verlichtingspalen en speciale luidsprekerpalen: met een klemband die bestaat uit een 19 mm brede en 0,75 mm dikke strip van roestvrij staal, op zijn plaats gehouden door een bijpassende roestvrije stalen beugel met zaagtanden, en een wijdbenig sluitstuk, voorzien van een bevestigingsbout met ringen (Zie plan G-5-243-4). Mechanische eigenschappen van de strip van roestvast staal : - elasticiteitsgrens: 250 N/mm² - treksterkte: 600 N/mm² Fysische eigenschappen - elasticiteitscoëfficiënt bij 20 °C: 200 kN/mm² - soortelijk gewicht: 7.9 Chemische samenstelling : C Si Mn P max max max max 0.15 2.0 2.0 0.045
S max 0.030
Cr max 16.0-19.0
Ni max 6.0-10.5
N max 0.11
Mo max 0.80
b) op bovenleidingspaal: met ijzerprofielen die naar ontwerp aansluiten bij het op het plan G-5-243-5 voorgestelde model, en die een montage van gelijkwaardige stevigheid waarborgen. De latere demontage ervan moet eenvoudig zijn. Alle gebruikte materialen in metaal zijn van een soort die voldoende beschermd is tegen oxidatie (roestvrij staal of warmverzinkt staal). Voor elk type van bevestiging wordt vooraf een model ter goedkeuring voorgelegd aan de leidend ambtenaar. De eenheidsprijs wordt gegeven per uit te rusten paal (een of twee luidsprekers). c) op een muur of onder een afdak: gebeurt de bevestiging met plug en schroef op een dusdanige manier dat de luidspreker gemakkelijk te oriënteren is.
d) op de metalen steunen van afdaken: worden de luidsprekers bevestigd met een beugel en klemsysteem. Het is verboden in de steunen van de afdaken te boren.
Alle gebruikte materialen in metaal zijn van een soort die voldoende beschermd is tegen oxidatie (roestvrij staal of warmverzinkt staal). Voor elk type van bevestiging wordt vooraf een model ter goedkeuring voorgelegd aan de leidend ambtenaar.
1903: Bevestigingsbeugel voor detector in vals plafond 1904: Bevestigingsbeugel voor detector in valse vloer in inox en bevestigingskraag 1905: Préfab betonsokkel voor TVM automaat 1906: Eventuele extra leveringen(*)
Extra leveringen die niet voorzien zijn in de meetstaat dienen voorgesteld te worden aan de leidend ambtenaar (met technische fiche).
2.3
Werken
2.3.1 ALGEMEEN 2.3.1.1 Beheer van de werf
Op het INFRABEL-domein moet elk werk in de hoogte gebeuren met naleving van de onderrichtingen die beschreven staan onder de instructie werken op hoogte met PBM’s valbeveiliging. Voor het bovengronds leggen van optische kabels is het noodzakelijk aangepaste klimijzers met rubberen klauwen te gebruiken om beschadiging van de galvanisatielaag van de bovenleidingen te voorkomen. Het type van klimijzers moet door de leidend ambtenaar worden goedgekeurd. De aannemer moet steeds de vereiste beschermingsmiddelen gebruiken en ook de aan de werkomstandigheden aangepaste werkuitrustingen en hij moet de aan elk potentieel risico gekoppelde veiligheidsmaatregelen naleven. De leidend ambtenaar moet er op toezien dat deze regels worden nageleefd en kan, in voorkomend geval, de werken opschorten. Alle kosten die eventueel worden veroorzaakt door deze opschorting van de werken, zijn ten laste van de aannemer. De aannemer moet er op toezien dat het onder SPC-T-ICT-002a beschreven geschikte materiaal wordt gebruikt, alsook gespecialiseerd gereedschap. Als dit niet aan de werken is aangepast, kan de leidend ambtenaar, in voorkomend geval, de werken opschorten. Alle kosten die eventueel worden veroorzaakt door deze opschorting van de werken, zijn ten laste van de aannemer. De aannemer moet altijd en overal een verantwoordelijke ter plaatse hebben die de bevelen en richtlijnen van de leidend ambtenaar in de taal van het wettelijk taalregime van de plaats van het werkterrein begrijpt en ze onmiddellijk kan overbrengen aan het betrokken personeel. De inrichting van de werf en de verwijdering van het afval afkomstig van de werken gebeurt op kosten van de aannemer. De minimale kromtestraal van de optische kabel (= 20 x diameter van de kabel met een minimum van 400 mm) moet altijd worden gerespecteerd. Het beheer van de werken alsook van het materiaal (ook door Infrabel geleverd) gebeurt onder de verantwoordelijkheid van de aannemer zolang de werken niet definitief zijn opgeleverd door de leidend ambtenaar. Bij de door de aannemer voorgestelde prijzen in de prijslijst wordt ervan uitgegaan dat de werken worden uitgevoerd volgens « de regels van de kunst ». We onderscheiden meer bepaald : - de plaatsen onberispelijk terug in orde brengen en de beveiliging van de bestaande installaties - het aanvoeren van de nodige materialen en werktuigen
-
de verbinding tussen de verschillende plaatsingstypes de ondervonden moeilijkheden door de aanwezigheid van andere kabels, …
Bepaalde onderdelen kunnen enkel geplaatst worden met buitendienststelling van de sporen en buitenspanningstelling van de rijdraad. De aannemer dient zich vooraf te informeren bij de leidend ambtenaar omtrent de mogelijke werkperiodes. In de prijs die wordt ingediend voor het plaatsen van de optische kabel houdt de aannemer rekening met de eventuele noodzaak van een OTDR-test op elke kabelspoel, die door hem moet worden uitgevoerd. Bij gebrek aan deze tests is voor de aannemer later geen enkele betwisting meer mogelijk omtrent de goede kwaliteit van de optische kabel. Die wordt bijgevolg verondersteld volledig conform de aan de leverancier van de kabels opgelegde voorschriften te zijn wanneer de aannemer ze overneemt. Elk gedeelte optische kabel dat na de plaatsing gebreken vertoont en dat niet werd gescreend bij de overname, wordt volgens de richtlijnen van de leidend ambtenaar vervangen door de aannemer en dit volledig op kosten van deze laatste. 2.3.1.2 Overname van de door Infrabel geleverde materialen
De door de Spoorwegen geleverde optische kabels worden opgeslagen in ofwel een opslagplaats van Infrabel, ofwel op de werf. De eventuele materialen die door Infrabel worden geleverd, worden opgeslagen in de verschillende opslagplaatsen van Infrabel en moeten naar de werf worden aangevoerd door de aannemer, op zijn kosten. Deze post omvat de eventuele overname vanaf een opslagplaats van Infrabel naar de werf.
2.3.2 OPHANGING VAN DE GLASVEZELKABEL De richtlijnen met betrekking tot de werken aan de bovenleiding, opgenomen onder 400.014, zijn integraal van toepassing. Voor elke ophanging van een optische kabel moet door de leidend ambtenaar een aanvraag worden ingediend bij de zone Infrabel/Infrastructuur die betrokken is bij de ophanging. De overeenstemmende dienst zal een advies uitbrengen over de vereisten en de richtlijnen die in aanmerking moeten worden genomen voor de werken en de veiligheid. Algemeen genomen zijn de richtlijnen evenwel de volgende: -
-
bij verankering van de optische kabel moeten tuidraden worden voorzien aan de bovenleidingspaal als deze kabel niet in tegengestelde tractie is met een andere; vermijden om lasdozen te installeren op de palen met een schakelaar of een spaninrichting (dat zou elke beweging die nodig is voor het bedieningsmechanisme kunnen hinderen); een aangepaste console voor kabelophanging installeren zodat de kabel het beklimmen van de palen niet hindert (zoals meer bepaald via een ladder naar de bovenleidingsschakelaars klimmen).
Na galvanisatie is geen enkele bewerking (zagen, boren of slijpen) toegestaan op de bevestigingsmaterialen en –middelen. De galvanisatielaag van de bovenleidingspalen mag niet beschadigd worden door de werken. De optische kabel moet zo geplaatst worden dat het openen en sluiten van slagbomen of het neerkantelen van de kantelbare verlichtingspalen niet wordt gehinderd. De volledige constructie dient zodanig te zijn dat de reeds aanwezige installatie onder geen enkele omstandigheid wordt gehinderd en het mogelijk blijft om de bovenleidingspalen de beklimmen met klimijzers. Ongeveer om de kilometer moet er per richting en buiten het vrijeruimteprofiel een reserve aan optische kabel worden voorzien volgens het advies van de leidend ambtenaar. De reserve aan optische kabel wordt op een haspel gehangen. Bij het plaatsen van een optische kabelreserve zonder lasdoos op een bovenleidingspaal moet er ten minste 30 meter kabelreserve per richting worden voorzien. Bij het plaatsen van een optische kabelreserve met lasdoos op een bovenleidingspaal houdt de optische kabelreserve per richting rekening met de kabelreserve die op de haspel hangt (ten minste 30 meter), de kabelreserve die nodig is voor het installeren van de lasdoos (4 meter) en de afstand tussen de lasdoos en de haspel (ter plaatse te bepalen).
2.3.2.1 Plaatsen van een verankeringsstructuur 2001: Plaatsen van een verankeringsstructuur op een bovenleidingspaal
De verankeringsstructuur wordt horizontaal gemonteerd, conform plan G-6-71, onder de dwarsbalk van de bovenleidingspaal, om het verankeringssysteem van de optische kabel te kunnen plaatsen. Om de verankeringsstructuur te bevestigen aan de bovenleidingspaal, gebruikt de aannemer draadstangen in roestvrij staal van het type M16, uitgerust met sluitringen, twee moeren/contramoeren van roestvrij staal. De draadstangen worden op de gepaste afmeting afgezaagd naargelang van de situatie die zich voordoet. De verankeringsstructuur moet zodanig worden bevestigd dat het gat dat voorzien is voor het verankeringssysteem van de optische kabel, centraal zit ten opzichte van de paal om te vermijden dat de paal davert; de draadstangen van roestvrij staal worden zo kort mogelijk tegen de bovenleidingspaal geplaatst. 2.3.2.2 Plaatsen van een verankeringsstructuur op een brug, een tunnel of een gebouw
De verankeringsstructuur wordt horizontaal gemonteerd overeenkomstig plan G-6-71 en dit aan elk uiteinde van de brug, van de tunnel of van het gebouw, op een hoogte die afhangt van de afmetingen, op basis van de door de leidend ambtenaar verstrekte informatie. De verankeringsstructuur wordt op de brug, de tunnel of het gebouw bevestigd met verankeringspennen in roestvrij staal van het type M12. Er moeten ten minste drie bevestigingspunten van de verankeringsstructuur worden gebruikt.
Naargelang van de situatie kan een chemische verankering aangewezen zijn, afhankelijk van de aanbevelingen van de leidend ambtenaar. 2002: Op een brug, een tunnel of een gebouw – zonder chemische verankering 2003: Op een brug, een tunnel of een gebouw – met chemische verankering 2004: Demonteren van een verankeringsstructuur
In bepaalde gevallen moet de bestaande verankeringsstructuur worden verwijderd en opgeslagen. Van het te recupereren geheel wordt vooraf de kabel en het verankeringssysteem verwijderd. De leidend ambtenaar deelt het juiste adres van de opslagplaats mee.
2.3.2.3 Plaatsen van een draagconsole voor de optische kabel 2005: Plaatsen van een draagconsole voor de optische kabel op een bovenleidingspaal
De twee elementen van de console voor het ophangen van de optische kabel worden horizontaal gemonteerd overeenkomstig plan G-6-71/1, onder de dwarsbalk van de bovenleidingspaal buiten het vrijeruimteprofiel, behalve in specifieke gevallen waarvoor de leidend ambtenaar toelating moet geven. De console wordt op de bovenleidingspaal bevestigd met draadstangen van roestvrij staal van het type M16, uitgerust met sluitringen, twee moeren/contramoeren van roestvrij staal, die tegen de bovenleidingspaal worden geplaatst. Het monteren van de oogstang is inbegrepen in de plaatsing van de draagconsole voor de optische kabel. De oogstang is ter hoogte van de draagconsole gemonteerd op het eerste vrije gat dat het verst van de sporen verwijderd is zodat er geen hinder ontstaat als er later (een) optische kabel(s) wordt (worden) opgehangen. De aannemer controleert dat door de invloed van wind of voorbijrijdende treinen de doorhang van de kabel geen gevaar vormt voor trein- of wegverkeer. De kabel mag hierbij onder geen beding in het vrijeruimteprofiel kunnen dringen. De aannemer zorgt er eveneens voor dat er ook een hoek van 30° behouden blijft aan het uiteinde van de ophangklem van de optische kabel. Als er op een bovenleidingspaal loodrecht op de sporen een ladder aanwezig is, wordt de draagconsole loodrecht op de sporen op de bovenleidingspaal geïnstalleerd, aan de andere kant van de ladder. Als er op een bovenleidingspaal parallel met de sporen een ladder aanwezig is, wordt er een draagconsole van het « lange » type of voor specifieke omstandigheden geïnstalleerd zodat de optische kabels worden opgehangen op een afstand van ongeveer een meter ten opzichte van de ladder; dit vergemakkelijkt het beklimmen van de palen. Het is niet toegelaten de optische kabel op te hangen tussen de bovenleidingspaal en de ladder om te voorkomen dat de optische kabel bij het beklimmen van de bovenleidingspaal zou worden beschadigd.
2006: Plaatsen van een draagconsole voor de optische kabel op een bovenleidingsgalg
De draagconsole voor de optische kabel op de bovenleidingsgalg wordt horizontaal gemonteerd aan het uiteinde van de galg, overeenkomstig plan G-6-71/1. Bij de montage wordt een plaat van Ertalon gebruikt tussen de getuide balk en de draagconsole. Indien nodig gebruikt de aannemer meerdere platen van Ertalon om de arm van de draagconsole horizontaal te houden. Het monteren van de oogstang is inbegrepen in de plaatsing van de console voor het ophangen van de optische kabel. De oogstang is ter hoogte van de draagconsole gemonteerd op het eerste vrije gat dat het verst van de sporen verwijderd is zodat er geen hinder ontstaat als er later (een) optische kabel(s) wordt (worden) opgehangen. 2007: Demonteren van een draagconsole voor de optische kabel
Bij een wijziging aan een bestaand tracé worden de niet meer gebruikte consoles verwijderd. De verrichting bestaat in het vrijmaken van de kabel van het toebehoren voor het ophangen (oogstang, schroefhaak en ophangklem), in het demonteren van de console voor het ophangen van de optische kabel en in het vervoeren van het geheel naar de door de leidend ambtenaar aangeduide opslagplaats. 2008: Plaatsen van toebehoren voor het ophangen
In het geval van een bestaande draagconsole omvat deze post het monteren van de oogstang, de schroefhaak en de ophangklem. 2009: Demonteren van toebehoren voor het ophangen
In bepaalde gevallen blijkt het noodzakelijk om het toebehoren voor het ophangen (oogstang, schroefhaak en ophangklem) te verwijderen en op te slaan teneinde het bestaande materiaal te vervangen door een ander, aangepaster type. De verrichting bestaat in het vrijmaken van de kabel van het toebehoren voor het ophangen, het bevestigen van de kabel in een nieuwe aansluitende klem en het vervoeren van het toebehoren naar de door de leidend ambtenaar aangeduide opslagplaats. Het plaatsen van het nieuwe toebehoren voor het ophangen is niet vervat in deze post. 2010: Trekken en onder spanning brengen van de optische kabel
Bij het trekken worden er in de oogstangen van de draagconsoles van de optische kabel geleidingswielen gemonteerd. Aan overwegen of andere gevoelige doorgangen wordt een koord gespannen met geleidingslussen, zodanig dat het voor het verkeer voorziene vrijeruimteprofiel behouden blijft. De optische kabel wordt vervolgens met een trekkoord aangetrokken via de geleidingswielen en geleidingslussen. Om elektrocutie te vermijden mag de elektrische geleiding van de koord niet hoger zijn dan die van de optische kabel. De optische kabel wordt door middel van een gemotoriseerde lier door de verschillende geleidingswielen getrokken om tijdens het trekken een permanente spanning op de kabel te
waarborgen en om mogelijk in het vrijeruimteprofiel binnendringende doorbuiging te voorkomen. De lier moet voorzien zijn van een automatische koppelbegrenzer lager dan of gelijk aan 800 daN. De aannemer moet iemand aanduiden die in rechtstreekse verbinding staat met het personeel dat de lier bedient om tijdens het trekken de verplaatsing van het uiteinde van de getrokken optische kabel te volgen; deze persoon moet de plaatselijke verantwoordelijke van de aannemer ter plaatse inlichten over elk probleem dat zich voordoet wanneer de kabel langs de geleidingswielen passeert. Aan overwegen of andere gevoelige doorgangen moet de aannemer personeel voorzien dat er zorg voor draagt dat het vrijeruimteprofiel voor het verkeer behouden blijft en dat de kabel bij het trekken niet langs de wanden schuurt. De optische kabel wordt aangespannen conform een mechanische spanning van 200 daN voor een kabel met 12 vezels, van 250 daN voor een kabel met 36 vezels en van 300 daN voor een kabel met 72 of 144 vezels; deze mechanische spanning kan volgens het type van optische kabel worden aangepast op basis van inlichtingen die door de leidend ambtenaar worden verstrekt. Deze mechanische spanning moet gelijk verdeeld worden over de verschillende spanwijdtes. Zolang de kabel niet is aangespannen en definitief is vastgemaakt over de volledige lengte, blijft hij onder toezicht van de aannemer. Het demonteren van de geleidingswielen die aan de oogstangen van de draagconsoles opgehangen zijn en bij het trekken van de optische kabel gebruikt worden, is in deze post inbegrepen.
2011: Plaatsen van een verankeringssysteem voor de optische kabel
De optische kabel wordt bevestigd in het verankeringssysteem volgens de richtlijnen van de fabrikant. De aan de diameter van de optische kabel aangepaste spiraalvormige verstevigingsdraden (« reinforcing » genoemd) worden eerst rond de optische kabel aangebracht. Daarbij moet de aannemer de kleuren van de merktekens respecteren die door de constructeur van de verankeringsklemmen voorzien zijn. Vervolgens wordt de verankeringsklem (« dead end » genoemd) op de spiraalvormige verstevigingsdraden geplaatst waarbij de gekleurde merktekens moeten worden gevolgd. Op basis van het geheel van de elementen die de verankeringsklem vormen, worden de volgende elementen achtereenvolgens geïnstalleerd tot de verankeringsstructuur: de gesloten kabelkous (« clevis thimble » genoemd), de regelbare spanner, de sluitschalm en de oogstang, zodat de gepaste trekkracht wordt gegarandeerd. De regelbare spanner is zodanig geïnstalleerd dat tussen het verwijderen van de dynamometer en de bevestiging van het verankeringssysteem in de oogstang, de gepaste trekkracht altijd gewaarborgd is.
De regelbare spanner wordt in een voor 50% geopende/gesloten stand gehouden zodat de spanning in de optische kabel nauwkeurig kan worden afgesteld. Na de afstelling moeten de moer en contramoer aangespannen worden om te vermijden dat de spanning zou wijzigen. Om wrijving van de mantel van de optische kabel op eender welke houder te vermijden, moet de aannemer rond de optische kabel een bescherming aanbrengen in de vorm van een zwarte geribbelde mantel zonder spleten en met een dubbelle laag, aangepast aan de diameter van de optische kabel. Deze bescherming is vervat in de prijs van de plaatsing van het verankeringssysteem. Ongeveer om de kilometer moet een reserve aan optische kabel voorzien zijn. De leidend ambtenaar beslist volgens de situatie. Bij de bovengrondse plaatsing van een optische kabel tussen een gebouw en een bovenleidingspaal moet er een verankeringssysteem voorzien worden aan het gebouw en aan de bovenleidingspaal; er moet een reserve aan optische kabel worden voorzien van ongeveer 30 meter buiten het vrijeruimteprofiel aan de bovenleidingspaal en van ongeveer 15 meter binnen in het gebouw. 2012: Demonteren van een verankeringssysteem
In bepaalde gevallen moet het verankeringssysteem worden verwijderd en opgeslagen. De verrichting bestaat in het vrijmaken van de kabel van de verankeringsklem (« dead end » genoemd) en van de spiraalvormige verstevigingsdraden (« reinforcing » genoemd) en in het vervoeren van het verankeringssysteem naar de door de leidend ambtenaar aangeduide opslagplaats. 2013: Ophangen van de optische kabel
De optische kabel wordt aan de draagconsole opgehangen met een oogstang, een schroefhaak en een ophangklem. Deze moet een slingerbeweging kunnen maken met een amplitude van ten minste 10 cm, gemeten tussen het ophangpunt van de slinger (oogstang) en de kabelkern. Het monteren van de schroefhaak en de ophangklem is inbegrepen in het ophangen van de optische kabel. De optische kabel is in de ophangklemmen bevestigd volgens de richtlijnen van de fabrikant. Bij het ophangen van de kabel wordt er permanent controle verricht. 2014: Demonteren van de optische kabel
Deze post omvat het openen van de ophangklemmen, het vrijmaken van mechanische spanningen, het oprollen van de optische kabel op een enkele haspel en het afvoeren ervan naar de door de leidend ambtenaar aangeduide opslagplaats. In deze post zit tevens het voorlopig in veiligheid brengen van de te vervangen kabel.
2.3.2.4 Plaatsen van een haspel en ophangen van een reservelus 2015: Plaatsen van een haspel op een bovenleidingspaal
Ter hoogte van iedere verankering wordt een kabelreserve voorzien. De aannemer dient hiermee rekening te houden bij het bepalen van zijn reservelengtes. De twee elementen van het bovenste raam van de haspel worden onder de dwarsbalk van de bovenleidingspaal gemonteerd, op 600 mm afstand van de verankeringsstructuur, overeenkomstig plan G-6-71/1. De twee elementen van het onderste raam van de haspel worden geïnstalleerd op ongeveer 1000 mm van het bovenste raam zodat de reservelus per richting wordt opgerold met naleving van de minimale kromtestraal van de optische kabel (= 20 x diameter van de kabel) met een minimum van 400 mm. Om de haspel aan de bovenleidingspaal te bevestigen, gebruikt de aannemer draadstangen in roestvrij staal van het type M16 die zijn uitgerust met sluitringen, een moer en een contramoer in roestvrij staal. De draadstangen in roestvrij staal moeten zoveel mogelijk tegen de bovenleidingspaal worden geplaatst. De kabelreserve wordt samengehouden door UV-bestendige spanbandjes uit polyamide 12 ; de kabelreserve wordt aan de haspel vastgemaakt met herbruikbare klembeugels van roestvrij 316 staal, bekleed met polyphthalamide. De constructie moet echter zodanig zijn opgevat dat, zelfs bij loskomen van de spanbandjes, de kabel toch op zijn plaats blijft. De haspel bestaat uit 2U’s voor de installatie van de kabelreserve. De 1e U vanaf de sporen wordt gebruikt voor de reservelus van de hoofdkabel die van een richting komt; de 2e U vanaf de sporen wordt gebruikt voor de reservelus van de hoofdkabel die van de andere richting komt en van de eventuele aftakkabels. Om het schuren van de mantel van de optische kabel tegen eender welke houder te vermijden, moet de aannemer rond de optische kabel een bescherming aanbrengen in de vorm van een zwarte geribbelde mantel zonder spleten en met een dubbelle laag, aangepast aan de diameter van de optische kabel. Deze bescherming is vervat in de prijs voor het monteren van de haspel. 2016: Plaatsen van een haspel in een gebouw
Er is in het gebouw een reserve aan optische kabel voorzien aan elke verankering en aan elke ODF. De aannemer dient hiermee rekening te houden bij het bepalen van zijn reservelengtes. De twee delen van de haspel worden horizontaal op de binnenmuur bevestigd zodat de reservelus wordt opgerold met naleving van de minimale kromtestraal van de optische kabel (= 20 x diameter van de kabel) met een minimum van 400 mm. De reserve aan optische kabel wordt op zijn plaats gehouden met spanbanden van polyamide. 2017: Beheer van bestaande reservelussen voor de optische kabel aan een haspel
Wanneer een of meer bestaande reservelussen aan de bovenleidingspaal zijn vastgemaakt zonder haspel, moet absoluut een nieuwe haspel worden geplaatst bij het toevoegen van de reservelus van een nieuwe optische kabel of bij het vervangen van de bovenleidingspaal. Deze post omvat het opnieuw ophangen van de bestaande reservelussen op de nieuwe haspel. 2018: Plaatsen van een beschermingsgoot voor de optische kabel langs de bovenleidingspaal
Het C-profiel wordt op de bovenleidingspaal gemonteerd door het op de zijkant van de paal te klemmen met de indirecte profielklemmen van het type M10 van gegalvaniseerd staal conform DIN-norm 50976 en conform plan G-6-71/1 (blz. 9). In elk C-profiel wordt er een slipmoer met veer van roestvrij 304 staal van het type M8 gestoken. Op elk C-profiel wordt een U-profiel, dat de beschermingsgoot vormt, bevestigd met een zeskantschroef met bolle kop uit roestvrij 304 staal met een lengte van 25 mm en voorzien van een sluitring van roestvrij 304 staal van het type M8, overeenkomstig plan G-671/1 (blz. 9). De beschermingsgoot die bestaat uit twee U-profielen (elk profiel bestaat uit één stuk) wordt gemonteerd in het midden van de bovenleidingspaal zodat het nadien altijd mogelijk blijft om de bovenleidingspaal langs beide zijden te beklimmen met klimijzers. Op dit eerste U-profiel wordt een blindklinkmoer vastgezet met verzonken ronde kop, van roestvrij staal van het type M8. Het tweede U-profiel van de beschermingsgoot wordt aan het eerste profiel vastgemaakt met een zeskantschroef met bolle kop van roestvrij 304 staal met een lengte van 25 mm voorzien van een sluitring van roestvrij 304 staal van het type M8 ter hoogte van de bovenkant van de goot, overeenkomstig plan G-6-71/1 (blz. 9). Er worden klemmen van roestvrij staal gebruikt om de sluiting van de 2 U-profielen af te werken. De beschermingsgoot moet lang genoeg zijn zodat de afstand tussen het bovenste uiteinde van de goot en het onderste kader van de haspel voor het oprollen van de reservekabel 600 mm bedraagt; de afstand tussen het onderste uiteinde van de goot en het steunpunt voor de technicus (grond, mobiel platform, ...) bedraagt 2300 mm of de afstand tussen het onderste uiteinde van de goot en de voet van de bovenleidingspaal bedraagt 800 mm. Als de beschermingsgoot voorzien is tussen de haspel voor het oprollen van reserve aan optische kabel en een lasdoos op een bovenleidingspaal, dan moeten er 3 C-profielen worden voorzien. Als de beschermingsgoot voorzien is tussen de haspel voor het oprollen van reserve aan optische kabel en het steunpunt voor de technicus (zonder lasdoos), dan moeten er 4 C-profielen worden voorzien. Het aantal C-profielen wordt zo aangepast dat de afstand tussen 2 C-profielen niet groter is dan 2 meter. Naargelang van de situatie, de afstand tussen de beschermkoker van de optische kabel aan de voet van de bovenleidingspaal en de lasdoos op een bovenleidingspaal, kan er een beschermingsgoot worden geplaatst volgens het advies van de leidend ambtenaar. 2019: Wegnemen en terugplaatsen van een bestaande reservelus
Het gaat over het wegnemen en terugplaatsen van een bestaande reservelus tijdens de installatie van een lasdoos op een bovenleidingspaal. Deze post omvat het afrollen van de bestaande reservelus van de optische kabel met een lengte van 7 m vanaf het steunpunt voor de technicus (grond, mobiel platform, …); dit stemt overeen met een lengte van ongeveer 9 m ten opzichte van elke lasdoos op een bovenleidingspaal. De reserve aan optische kabel wordt buiten het vrijeruimteprofiel gehouden door middel van klembeugels op een hoogte van ongeveer 2 m ten opzichte van het steunpunt voor de technicus in afwachting van de installatie van de lasdoos op een bovenleidingspaal. Na de installatie van de lasdoos is het terugplaatsen van de reservelus op de haspel in deze post inbegrepen. Deze post omvat niet het plaatsen van de beschermingsgoot voor de optische kabel langs de bovenleidingspaal en de installatie van de lasdoos op de bovenleidingspaal.
2.3.2.5 Plaatsen van een beschermingsmantel voor de optische kabel aan de voet van de bovenleidingspaal 2020: Plaatsen van een beschermingsmantel voor de optische kabel boven de voet van de bovenleidingspaal
De beschermingsmantel van roestvrij 304 staal wordt op de voet van de bovenleidingspaal geplaatst conform plan G-6-71/1 (blz. 11) zodat ze zo goed mogelijk past bij de voet van de bovenleidingspaal en kan worden aangesloten op een blaasbuis, ofwel in de sleuven, ofwel in een ingraving. Alle voorschriften van de post 2.17.1 (SPC-T-ICTRA-0002b) moeten worden nageleefd behalve het vernietigen van de bestaande paalvoet en het vervaardigen van een nieuwe paalvoet. 2021: Plaatsen van een beschermingsmantel voor de optische kabel in de voet van de bovenleidingspaal
De beschermingsmantel van harde PVC wordt in de voet van de bovenleidingspaal geplaatst die vooraf wordt vernietigd zodat hij kan worden aangesloten op een blaasbuis die ofwel in de sleuven, ofwel in een ingraving wordt aangebracht. Het plaatsen van de beschermingsmantel in sleuven omvat niet het open- en dichtmaken van die sleuven; het plaatsen van de beschermingsmantel in een ingraving omvat niet het graven en opvullen van die ingraving. Tijdens de werken moet de aannemer erop letten dat hij ver genoeg buiten het vrijeruimteprofiel blijft. Er wordt een demonteerbare schroefmof gebruikt om de beschermingsmantel van de optische kabel aan de voet van de bovenleidingspaal aansluitend te maken aan de blaasbuis. De levering en plaatsing van deze mof is vervat in de prijs; dit gebeurt zodanig dat er een dichte verbinding wordt gevormd en er in de buis een gemakkelijke doorgang mogelijk is, zonder het doorblazen van de optische kabel te hinderen.
De juiste plaats van de mof moet aangeduid zijn op het plan as-built (volgens 8.3), in geval er later eventueel problemen met de dichtheid zouden ontstaan. De beschermingsmantel van de optische kabel langs de bovenleidingspaal wordt op haar plaats gehouden door een C-profiel met knoopsgaten van roestvrij 304 staal met een spleetbreedte van 22,3 mm. Het C-profiel heeft de volgende afmetingen: H x l (41 mm x 21 mm) met een dikte van 1,5 mm; de lengte wordt ter plaatse aangepast aan de zijkanten van de bovenleidingspaal. Het C-profiel wordt op de bovenleidingspaal gemonteerd door het op de zijkant van de paal te klemmen met indirecte profielklemmen van het type M10 van gegalvaniseerd staal conform DIN-norm 50976. Die klemmen zijn aangepast aan balkdikten tussen 0 en 35 mm; ze zijn bijgevolg universeel voor alle types van bovenleidingspalen met dien verstande dat, zonder exhaustief te zijn, de afmeting van de zijde van de bovenleidingspalen tussen 180 en 320 mm ligt. Deze klemmen zijn voorzien van een bevestigingssysteem door klemming met loper. Ze mogen in geen geval schade veroorzaken aan de galvanisatielaag van de bovenleidingspalen. De beschermingsmantel wordt aan het C-profiel bevestigd met een flensring van verzinkt staal die aangepast is aan de spleetbreedte van het C-profiel en aan de diameter van de beschermingsmantel. Om te vermijden dat er vreemde lichamen in de beschermingsmantel komen die de eventueel toekomstige doorgang van optische vezelkabels zouden kunnen belemmeren, moet het uiteinde van de beschermingsbuis van de optische kabel worden gedicht met een inrichting die voor een goede afdichting zorgt en doeltreffend is op lange termijn. De levering en de plaatsing van het C-profiel, de indirecte profielklemmen, de flensring en het afdichtingssysteem zijn vervat in de prijs. Deze post omvat ook de vernietiging van de bestaande paalvoet en het vervaardigen van een nieuwe paalvoet volgens de richtlijnen van de leidend ambtenaar.
2022: Plaatsen van een beschermingsmantel voor de optische kabel voor bovengrondse spoorkruising
Om met de optische kabel de sporen te kruisen, wordt in de dwarsbalk van de bovenleiding een beschermingsmantel van 32 mm gemonteerd. Deze beschermingsmantel wordt om de 500 mm aan de dwarsbalk bevestigd met klembeugels van roestvrij staal met een breedte van ten minste 20 mm en een dikte van ten minste 1,5 mm. Aangezien het loskomen van de klembeugels onder invloed van trillingen van voorbijrijdende treinen tot uiterst gevaarlijke situaties kan leiden, moet de aannemer waarborgen dat de klembeugels die de beschermingsbuis vasthouden, niet zullen loskomen gedurende de volledige levensduur van de installatie (> 30 jaar). Om wrijving van de mantel van de optische kabel op eender welke houder te vermijden, moet de aannemer rond de optische kabel een bescherming aanbrengen in de vorm van een zwarte geribbelde mantel zonder spleten en met een dubbelle laag, aangepast aan de diameter van de optische kabel.
Deze bescherming is vervat in de prijs voor het plaatsen van de beschermingsbuis van 32 mm. De HDPE-buis moet beperkt worden tot vóór het einde van de spoorkruising om de kromtestraal van de optische kabel te kunnen waarborgen. Deze plaatsing kan enkel worden uitgevoerd met een buitendienststelling van de sporen en een buitenspanningstelling van de rijdraad. De aannemer moet vooraf bij de leidend ambtenaar informeren naar de mogelijke werkperiodes. Het plaatsen van de optische kabel in de beschermingsmantel is vervat in deze post ; de kabel wordt geplaatst met naleving van de minimale kromtestraal en de maximale trekkracht. 2023: Plaatsen van een HDPE beschermingsmantel voor de optische kabel tegen de wand van een brug, een tunnel of een constructie
Om een perfecte aanpassing en een goede bevestiging tegen de wand van een brug, een tunnel of een constructie te waarborgen, wordt de HDPE-buis van 50 mm om de 2 m bevestigd met beugels die gesloten worden met dubbele schroeven van roestvrij staal en met bouten van roestvrij staal van het type M8. Naargelang van de situatie is een chemische verankering aangewezen, afhankelijk van de aanbevelingen van de leidend ambtenaar. Bochten van 90 graden zijn verboden, evenals bochten die niet kunnen voldoen aan de maximaal toegelaten kromming van de gebruikte kabels. De levering en plaatsing van moffen van drukklasse PN16 met demonteerbare schroeven of de levering en plaatsing van moffen die elektrisch gelast kunnen worden, is vervat in de prijs en hun aantal is beperkt tot het strikte minimum. Het plaatsen van de optische kabel in de beschermingsmantel is vervat in deze post ; de kabel wordt geplaatst met naleving van de minimale kromtestraal en de maximale trekkracht. Elk vrij uiteinde van de mantel moet gedicht worden met een inrichting die aangepast is om te vermijden dat er vreemde lichamen in de mantel komen die de eventueel toekomstige doorgang van optische vezelkabels zouden kunnen belemmeren. De levering en plaatsing van deze aangepaste inrichting is vervat in de prijs. 2024: Plaatsen van tuidraden met gelijkgrondse bevestiging
De plaatsing wordt uitgevoerd conform 454.001. 2025: Plaatsen van tuidraden met verhoogde bevestiging
De plaatsing wordt uitgevoerd conform 454.001.
2.3.2.6 PLAATSEN VAN KABELS IN OPEN LUCHT OF GROND
Voor elke plaatsing van een optische kabel in sleuven en in de grond moet door de aannemer of de leidend ambtenaar een aanvraag worden ingediend bij de zone Infrabel/Infrastructuur die betrokken is bij de plaatsing. De overeenstemmende dienst zal een
advies uitbrengen over de vereisten en de richtlijnen waarmee rekening moet worden gehouden voor de werken en voor de veiligheid. Langs een 25kV-lijn worden de optische kabels in sleuven gelegd of ingegraven en moet een lasdoos bij voorkeur geïnstalleerd worden in een trekput. In sleuven of in de grond moet de optische kabel altijd over de volledige lengte beschermd worden door een blaasbuis. Ongeveer om de kilometer moet er per richting en buiten het vrijeruimteprofiel een reserve aan optische kabel worden voorzien volgens het advies van de leidend ambtenaar. De reserve aan optische kabel wordt in een trekput geplaatst. Bij het plaatsen van een optische kabelreserve zonder lasdoos in een trekput moet er ten minste 30 meter kabelreserve per richting worden voorzien. Bij het plaatsen van een optische kabelreserve met lasdoos in een trekput, houdt de optische kabelreserve per richting rekening met de kabelreserve die in een trekput is geplaatst (ten minste 30 meter) en met de optische kabelreserve die nodig is voor het installeren van de lasdoos (4 meter).
2.3.3 GRACHTEN 2101: Graven en terug dichten van gracht in volle grond
De keuze van het te gebruiken graafmateriaal wordt overgelaten aan de aannemer, in overleg met de leidend ambtenaar. Als er op de plaats van de geul kabels in de grond liggen, moet met de hand worden gegraven. Een geul op een perron moet dezelfde dag weer dichtgemaakt zijn. Deze post bestaat in het uitvoeren van het volgende werk : -
-
indien nodig het aanduiden van de bestaande elektrische leidingen, met de hulp van Infrabel; het blootleggen van een geul van ongeveer 300 mm breed en 800 mm diep volgens het rechtste traject, met inbegrip van het verwijderen van alle obstakels die de werken hinderen; het aanvoeren en leggen van een eerste zandbed van ongeveer 100 mm dik op de bodem van de geul; het aanvoeren en leggen van een tweede zandbed van 100 mm dik na het installeren van de genoemde kabels en buizen; het aanvoeren en afrollen van een beschermband over de geplaatste kabels en buizen; het vullen van de geul met de uitgegraven grond die vrij is van alles wat de geplaatste kabels en buizen zou kunnen beschadigen, met inbegrip van de verdichting in opeenvolgende lagen, het aanvoeren en afrollen van een waarschuwingssysteem op een hoogte van ongeveer 150 mm ten opzichte van de beschermband;
-
-
de nivellering, het zorgvuldig herstellen van het oppervlak en het in orde brengen van de plaats,met inbegrip van het afvoeren van overtollige grond buiten het spoorwegdomein; het opstellen van een plaatsingsplan met hoogtecijfers, gebaseerd op vaste herkenningspunten (spoorstaaf, bovenleidingspalen, keten, …).
2102:Supplement voor uitgraven van rots (gebruik van drillboor) 2103:Verwijderen en vervangen van beton
Deze post dekt het afbreken en verwijderen van betonnen structuren, niet vervat in de andere posten. De ingediende prijs houdt rekening met het ter beschikking stellen van gekwalificeerde arbeidskrachten, breekgerief (pikhamers, compressors, diamantzaag, ...) en grijpgerief, beschermingsmiddelen voor de bestaande installaties, de laad- en vervoerinstallaties, alsook de gebruikskosten voor die middelen. De afbraakproducten worden afgevoerd buiten het Spoorwegdomein, op kosten van de aannemer, met naleving van voorschriften voor het storten. 2104: Verwijderen en vervangen van ballast
De weggeschepte ballast dient op een plastiek gelegd te worden zodat vermenging met aarde vermeden wordt. 2105: Verwijderen en vervangen van as of grind
In de mate van het mogelijk moeten verwijderde as of grind worden gerecupereerd. Indien nodig moet er gebruik worden gemaakt van nieuw aan te voeren materiaal dat moet worden verspreid volgens de richtlijnen van de leidend ambtenaar. 2106: Verwijderen en vervangen van asfalt
De asfaltlaag wordt netjes doorgesneden met een diamantschijf vooraleer de geul open te leggen. Na uitvoering van de ondergrondse verrichtingen moet de oppervlakte in onberispelijke staat worden hersteld, wat inhoudt dat een bekleding moet worden aangebracht die identiek is aan de originele bekleding. De asfaltlaag moet geëgaliseerd zijn en mag geen enkele oneffenheid of holte vertonen. Ze moet ten minste 5 cm dik zijn. 2107: Verwijderen en vervangen van klinkers, kasseien of dallen
Gebroken dallen of kasseien worden vervangen. De klinkers, kasseien of dallen worden op gelijke hoogte geplaatst met de oorspronkelijke omgeving.
2.3.4 SLEUVEN 2.3.4.1 Plaatsen van betonnen sleuven
Het plaatsen van betonnen sleuven gebeurt conform S41-77, volgens het plan en de aanduidingen van de leidend ambtenaar. De sleuven worden zodanig ingegraven dat de geplaatste deksels gelijk komen met de grond. De plaatsing omvat : - het vrijmaken van de geul die noodzakelijk is voor de plaatsing, op eender welk terrein, met inbegrip van het verwijderen van eender welke hindernissen die op die plaatsen aanwezig zijn - de aanvoer van sleuven en deksels naar de site, hetzij vanuit een van de opslagplaatsen van Infrabel, hetzij door levering door de aannemer - de plaatsing van de sleuven, met inbegrip van de speciale sleuven, de sleufbochten, de passtukken en het op maat zagen van de sleuven - het afsluiten van de sleuven met de gepaste deksels - het weer opvullen tot aan de oppervlakte en het in orde brengen van de plaatsen, met inbegrip van het afvoeren van de overtollige grond buiten het spoorwegdomein. De sleuven moeten zo recht mogelijk en zodanig worden geplaatst dat ze geen golving maken van meer dan 10 cm over een afstand van 10 m, dit om het inblazen van de optische kabels in de blaasbuis te vergemakkelijken. Bij een grotere golving moeten betonnen vorken en betonnen balken voor sleuven worden gebruikt om deze maximale golving na te leven; voor dit geval verwijzen we naar de paragrafen 3.2, 3.4 en 3.5 (spec. v.23) te gebruiken. 2110: Plaatsen van sleuven van het type 160 en 220 2111: Plaatsen van sleuven van het type 280 2112: Vrijmaken, openen en terug sluiten van bestaande sleuven
Deze post omvat: - het verwijderen van alle obstakels die de sleuven bedekken, met inbegrip van het verwijderen van alle obstakels die op de plaats aanwezig zijn; - het openmaken van de sleuven; - het sluiten van de sleuven; - de nivellering, het herstellen van de oorspronkelijke bedekking en het in orde brengen van de plaatsen, met inbegrip van het afvoeren van overtollige grond buiten het Infrabel-domein. 2113: Reinigen van bestaande sleuven
Deze post omvat: - het verwijderen van de kabels die in de sleuven zitten; - het schoonmaken van de sleuven, met inbegrip van het verwijderen van alle obstakels die op de plaats aanwezig zijn; - het terugplaatsen van de kabels in de sleuven. Dit werk wordt enkel uitgevoerd op vraag van de leidend ambtenaar.
2.3.4.2 Vervangen van gebroken sleuven
Als tijdens de uitvoering van eender welk werk blijkt dat sommige bestaande sleuven gebroken zijn, worden ze op verzoek van de leidend ambtenaar vervangen. Dit werk omvat: -
het verwijderen van de kabels uit de sleuf het verwijderen van de gebroken sleuven het aanvoeren van de nieuwe sleuven op de site, hetzij vanuit een van de opslagplaatsen van Infrabel, hetzij door levering door de aannemer het plaatsen van een nieuwe sleuf het terugplaatsen van de kabels in de sleuf.
De door de aannemer beschadigde sleuven worden op zijn kosten vervangen. De sleuven moeten altijd goed afgesloten worden. 2114: Vervangen van sleuven type 160 en type 220 2215: Vervangen van sleuven type 280
2116: Vervangen van gebroken deksels (alle types)
Als tijdens de uitvoering van eender welk werk blijkt dat sommige bestaande deksels gebroken zijn, worden ze op verzoek van de leidend ambtenaar vervangen. De door de aannemer beschadigde deksels worden op zijn kosten vervangen.
2.3.5 BLAASBUIZEN 2120: Plaatsen van een blaasbuis in open gracht of in open sleuven
De prijs voor de plaatsing van een blaasbuis in sleuven omvat niet de prijs voor het openen en sluiten van deze sleuven ; de prijs voor de plaatsing van een blaasbuis in een geul omvat niet het graven en weer dichten van deze geul. Tijdens de werken moet de aannemer erop letten dat hij ver genoeg buiten het vrijeruimteprofiel blijft. De levering en het aanbrengen van moffen van drukklasse PN16 met demonteerbare schroeven of de levering en het aanbrengen van moffen die elektrisch worden gelast, is vervat in de prijs en hun aantal is beperkt tot het strikte minimum. De moffen worden zo geplaatst dat een dichte verbinding wordt gevormd en dat een gemakkelijke doorgang in de buis mogelijk is, zonder het inblazen van de optische kabel te hinderen. Bij plaatsing in een geul is het gebruik vereist van eventuele moffen die elektrisch worden gelast. Bij plaatsing in een sleuf bepaalt de leidend ambtenaar of er moffen met demonteerbare schroeven worden gebruikt of moffen die elektrisch worden gelast. De aannemer moet zich vergewissen van de dichtheid van de plaatsing van de blaasbuis zodat het inblazen van de optische kabel niet wordt gehinderd.
Na het plaatsen van de blaasbuis wordt, enkel op verzoek van de leidend ambtenaar, een dichtheidstest uitgevoerd. Deze test maakt geen deel uit van deze post. Als de optische kabel niet dadelijk na het plaatsen van de blaasbuis wordt doorgeblazen, moeten er aan de uiteinden van de blaasbuis inrichtingen worden aangebracht die voor een goede afdichting zorgen. De exacte plaats van de eventueel gebruikte moffen moet absoluut vermeld staan op het kabelliggingplan, in geval er later eventueel problemen met de dichtheid zouden zijn. De leidend ambtenaar duidt aan op welke plaatsen en in welke hoeveelheid identificatiebandjes worden aangebracht. Deze identificatiebandjes van roestvrij staal worden aangebracht op elke blaasbuis in een sleuf (om de 25 meter) met vermelding van de identificatie van elke kabel (informatie verstrekt door de leidend ambtenaar).
2121: Plaatsen van een blaasbuis in HDPE-buis van 110 of 160 mm
In HDPE-buizen van 110 of 160 mm zijn er trekdraden voorzien zodat de blaasbuizen kunnen worden doorgetrokken. De aannemer voorziet de gepaste arbeidskrachten voor het afrollen en plaatsen.
2122: Dichtheidstest van de blaasbuis
De dichtheidstest omvat de kalibratietest waarmee kan worden nagegaan of een kaliber, aangepast aan de diameter van de blaasbuis, vrije doorgang heeft; dit kaliber wordt ofwel vooruitgeduwd, ofwel getrokken. Het uiteinde van de buis moet worden verlengd met een inrichting om het kaliber te recupereren. Vervolgens wordt de blaasbuis gedurende 5 min onderworpen aan een druk van 6 bar, maar enkel als er moffen geplaatst zijn ; er mag geen drukverlies zijn. Zoniet moet het lek worden opgespoord en hersteld op kosten van de aannemer. Deze test wordt enkel uitgevoerd op verzoek van de leidend ambtenaar. 2123: Opzoeken van een vernauwing in de blaasbuis op een bestaand traject
Opzoeken door graafwerken van de verstopping in de blaasbuis per m³. Inclusief opzoeken met de detector. Inclusief terug dichten na herstelling. 2124: Herstelling van een vernauwing in de blaasbuis op een bestaand traject
Herstellen van een blaasbuis door deze over een lengte van 1 meter te vernieuwen en te koppelen met 2 klopmoffen (inclusief levering moffen). Exclusief graafwerken. Forfaitaire prijs.
2.3.5.1 Plaatsen van HDPE-buizen onder het spoor door middel van gestuurde boring
Het aantal geplaatste buizen wordt bepaald door de leidend ambtenaar. Voor de plaatsing van HDPE-buizen onder het spoor is de procedure 739D_4.3.0 van toepassing.
Het werk moet in één keer uitgevoerd worden. Mislukte pogingen zijn voor rekening van de aannemer. Het maken en terug dichten van de boorputten langs beide zijden van het spoor is inbegrepen in de prijs van de plaatsing. Het verwijderen van de bentoniet is inbegrepen in de prijs. Voor de plaatsing van HDPE-buizen onder het spoor moet er aan weerskanten van het spoor een trekput worden geplaatst. De plaatsing van de trekputten is niet vervat in deze post. Het leveren en plaatsen van elektrolasmoffen is inbegrepen in de prijs en hun aantal moet beperkt zijn tot het absolute minimum. Het leveren van HDPE-buizen is niet vervat in deze post. Het leveren en plaatsen van trekdraden van met PVC overtrokken glasvezel, bestand tegen een trekkracht van ten minste 5000 N, is vervat in deze post; deze draden moeten ongeveer 2 m langer zijn vanaf het uiteinde van de HDPE-buis. Na het plaatsen van de HDPE-buizen worden de uiteinden ervan afgedicht met een inrichting die voor een goede afdichting zorgt en doeltreffend is op lange termijn zodat er geen enkel vreemd lichaam kan binnendringen. 2131: Plaatsen van een HDPE-buis van 110 mm onder het spoor door middel van gestuurde boring 2132: Plaatsen van een HDPE-buis van 160 mm onder het spoor door middel van gestuurde boring 2.3.5.2 Plaatsen van HDPE-buizen onder de openbare weg door middel van gestuurde boring
Het aantal te leggen buizen wordt bepaald door de leidend ambtenaar. De HDPE-buis wordt op meer dan 1 m diepte gelegd volgens de voorschriften inzake openbaar domein. Het werk moet in één keer uitgevoerd worden. Mislukte pogingen zijn ten laste van de aannemer. De aannemer verzorgt het administratief beheer overeenkomstig 8.4. Het verplaatsen van grond langs beide zijden van de openbare weg is inbegrepen in de prijs van de plaatsing. Het leveren en plaatsen van elektrolasmoffen is inbegrepen in de prijs en hun aantal moet beperkt zijn tot het absolute minimum. Het leveren van HDPE-buizen is niet vervat in deze post. Het leveren en plaatsen van trekdraden van met PVC overtrokken glasvezel, bestand tegen een trekkracht van ten minste 5000 N, is vervat in deze post; deze draden moeten ongeveer 2 m langer zijn vanaf het uiteinde van de HDPE-buis. Na het plaatsen van de HDPE-buizen worden de uiteinden ervan afgedicht met een inrichting die voor een goede afdichting zorgt en doeltreffend is op lange termijn zodat er geen enkel vreemd lichaam kan binnendringen. 2133: Plaatsen van een HDPE-buis van 110 mm onder de openbare weg door middel van gestuurde boring 2134: Plaatsen van een HDPE-buis van 160 mm onder de openbare weg door middel van gestuurde boring
2135: Plaatsen van HDPE-buis diameter 110, 160mm in open gracht
2.3.6 PLAATSEN VAN KABELS 2141: Plaatsen van outdoor FTP-kabel
Plaatsen van outdoor FTP kabel in gracht, sleuven of HDPE-buis. 2142: Plaatsen van voedingskabels 2x1.5/3G2.5/3G4 (in open lucht of grond) 2143: Plaatsen van voedingskabels 3G6/3G10/5G10 (in open lucht of grond) 2144: Plaatsen van TPGF
Grondkabel voor access-control. 2145: Plaatsen van een aardingskabel 2146: Afbraak en wegnemen van oude kabels
Wegvoeren van werf. 2147: Plaatsen van een glasvezelkabel in sleuven
Post indien een glasvezel rechtstreeks in een sleuf zonder blassbuis geplaatst zou worden. 2148: Afrollen en inblazen van de optische kabel in een blaasbuis
Als het inblazen van de optische kabel niet dadelijk na het plaatsen van de blaasbuis gebeurt, wordt een dichtheidstest uitgevoerd vooraleer de optische kabel door te blazen, maar enkel op verzoek van de leidend ambtenaar. Deze test maakt geen deel uit van deze post. De kabel mag enkel worden afgerold met een afwindinrichting met rem. Het afrollen en inblazen gebeurt gelijktijdig en overeenkomstig de voorschriften van de fabrikant van de buis en van de kabel. Op aanvraag zal een kopie van die voorschriften worden bezorgd aan de leidend ambtenaar. Als het inblazen van de optische kabel niet in één keer kan worden uitgevoerd met een enkel toestel, moet de aannemer ofwel gebruik maken van een inrichting voor het tussentijds opslaan van de optische kabel, ofwel meerdere seriegeschakelde toestellen gebruiken. Om te vermijden dat er vreemde lichamen in de blaasbuis zouden komen die de eventueel toekomstige doorgang van optische vezelkabels zouden kunnen belemmeren, worden er aan de uiteinden van de blaasbuis inrichtingen aangebracht die voor een goede afdichting zorgen. De buitenmantel van de kabel mag tijdens het inblazen niet worden beschadigd. De prijs wordt vermeld per meter blaasbuis waarin de optische kabel wordt geblazen.
2149: Plaatsen van een reservelus in een trekput
Aan elke trekput is er een reserve aan optische kabel voorzien buiten het vrijeruimteprofiel. De aannemer dient hiermee rekening te houden bij het bepalen van zijn reservelengtes. De reserve aan optische kabel is bevestigd door middel van klembeugels uit polyamide; ze staat rechtop in de trekput.
2.3.7 PLAATSEN VAN TREKPUTTEN 2.3.7.1 Plaatsen van een trekput van polycarbonaat
Een trekput wordt altijd buiten het vrijeruimteprofiel geplaatst. De plaatsing omvat: - het vrijmaken van het terrein en het openleggen van de vereiste uitgraving; - het plaatsen van de trekput van polycarbonaat, volgens de specificaties van de fabrikant van de put en zodanig dat het deksel horizontaal ligt, gelijk met het niveau van de grond. Onder in de sleuf wordt een zandbed van ongeveer 100 mm aangebracht. Onder de verticale wanden van de trekput moet een laag gestabiliseerd zand (+/- 250 kg/m³ zand) worden aangebracht om verzakking te voorkomen. Wanneer de afstelling van het raam beëindigd is, dient het te worden verwijderd en dient de plaats waar het raam moet komen met mortel te worden gevuld (ten minst 5 cm mortel). Zodra het vullen met mortel beëindigd is, dient het raam op zijn oorspronkelijke positie te worden teruggeplaatst (waarbij de regelschroeven door de verse mortel bewegen). - het afdichten van de gaten in de trekput voor het inbrengen van de diverse buizen gebeurt met aangepaste en door de leverancier aangeduide doorgangsstoppen. - het aanbrengen van identificatiebandjes van roestvrij staal op elke kabel die de trekput binnengaat/buitenkomt ; deze bandjes vermelden de identificatie en de richting van elke kabel (indien van toepassing) ; deze informatie wordt verstrekt door de leidend ambtenaar. - het herstellen van het oppervlak na de werken en het afvoeren van overtollige grond buiten het INFRABEL-domein. De buizen die in de trekput worden gestoken, moeten meer dan 100 mm in de trekput steken. 2150: Plaatsen van een trekput (550 op 1165mm) 2151: Plaatsen van een trekput (800 op 1165mm) 2152: Plaatsen van een trekput sono (550 op 550mm)
Die post omvat: - voorbereidende grondwerken; - de plaatsing van de trekkamer circa 550 mm x 550 mm x 800 mm met gepast deksel en gepaste vormstukken voor 2 x 2 buizen met Ø 160 mm en 1 buis met Ø 63 mm volgens de specificaties van de fabrikant van de trekkamer;
-
het opvullen van de openingen in de trekkamer met opblaasbare, met bitumen gevulde zakken zodat een minimale dichtheid van 40 kPa wordt verkregen; het verwijderen van het teveel aan aarde; het terug in orde brengen van de omgeving van de trekkamer.
2153: Introduceren van een kabel in een trekput 2154: Waterdicht maken van een toegang na introduceren van kabel
De afdichtingskit dient uit hoogwaardig plastiek te bestaan en is gemakkelijk te installeren zonder dat er gereedschap nodig is en kan op verschillende kabeldiameters toegepast worden. De post omvat tevens de levering van deze afdichtingskit.
2.3.8 PALEN Voor de aansluiting van luidsprekers op een perron dienen er kabels geplaatst te worden in verlichtingspalen of op bovenleidingspalen.
2161: Plaatsen kabels in verlichtingspaal
De montage gebeurt volgens plan G-5-243 1F bis. De kabels 2 x 1.5 mm² worden via de bestaande openingen binnenin de verlichtingspaal gelegd, 60 cm diep in het ingegraven gedeelte van de paal tot aan de doos in de door de aannemer geplaatste paal. Een HDPE-buis Ø 63 mm beschermt de kabels 2 x 1.5 mm² vanaf de opening in de paal tot aan de trekkamer. Twee geribbelde buizen van 19 mm beschermen de twee kabels die uit de buis van 63 mm komen en in de verlichtingspaal gaan als die buis van 63 mm niet door de opening van de paal loopt. De kabel is minstens van het type XVB-F2 2 x 1,5 mm² afhankelijk van de randomstandigheden. De eenheidsprijs moet worden opgegeven per strekkende meter te plaatsen kabel. 2162: Plaatsen kabels op bovenleidingspaal
De montage gebeurt volgens plan G-5-243 2F bis. Een buis van Ø 63 mm beschermt de kabels van de trekkamer tot de in de betonsokkel ingebedde buis. Vervolgens komt er een bescherming op de bovenleidingspaal tussen de ingebedde buis en de aftakdoos. Als de ingebedde buis in het midden van het betonblok niet meer bruikbaar of niet aanwezig is, moet een buis van zwart hard kunststoffen aan de paal en het betonblok bevestigd worden. Die buis wordt bevestigd volgens plan G-5-243 2F bis, en gaat ondergronds naar de trekkamer of wordt op dichte wijze verlengd door een geringde buis met een Ø 63 mm.
Die buis is voldoende sterk om aan vandalisme en schokken te weerstaan zonder dat de kabels beschadigd worden. De aannemer doet voorstellen aan de leidend ambtenaar. Het buiseinde, in open lucht, wordt dichtgestopt om waterinsijpeling in de trekkamer te voorkomen. De in de bovenleidingspalen geboorde gaten stemmen overeen met plan 2/0.431.53. Ze zijn koud verzinkt. De kabel is minstens van het type XVB-F2 2 x 1,5 mm² afhankelijk van de randomstandigheden. De eenheidsprijs wordt opgegeven per meter te plaatsen kabel.
2.3.9 AARDING 2170: Aarding van een installatie op een bovenleidingspaal
Uitrustingen die zich op minder dan 3,50 m van de dichtst bijgelegen rails en op meer dan 0,50 m boven de grond bevinden en die een oppervlakte hebben die groter is dan 0,04 m², moeten met het aardnet van de bovenleiding verbonden zijn. In de overige gevallen moet er een rechtstreekse verbinding zijn met de aardelektrode. De leidend ambtenaar of zijn afgevaardigde wijst ter plaatse aan welke aardingsprocedure moet worden toegepast. Voor de verbinding met een draagconstructie moet een draad HO7V-R van 50 mm² met geelgroene mantel worden gebruikt. De bevestiging aan het te aarden toestel moet gebeuren met een bout en geschikte kabelschoenen. De aarding moet plaatsvinden aan de boring van 19,5 mm in het onderste deel van elke bovenleidingspaal. Bij de bovenleidingspaal moet de kabel beschermd zijn door een buis. De kabel HO7V-R 1 x 50 mm² mag ook in een bestaande buis of koker gelegd worden. 2171: Maken van een aardverbinding
De aarding moet conform de Technische Bepaling S 20 gebeuren. De kabel HO7V-R 1 x 50 mm² mag in een bestaande buis of koker gelegd worden. De aardverbinding wordt gerealiseerd met in de grond gedreven elektroden en/of een koperstrip. Ze wordt uitgevoerd volgens de aanbevelingen van de norm NBN C 18-100. De weerstand van de aardverbinding moet lager zijn dan 5 W. De opgegeven prijzen omvatten: - de levering van de staven of de strip; - het materiaal voor de uitvoering van de aardverbinding; - het toebehoren voor aansluiting en de geel/groene kabel HO7V-R 1 x 50 mm² tussen de keet en de staken of de strip en de bovenleidingspaal naar de keet; - de uitvoering van de aardverbinding door het indrijven van de staven, met de kop op een diepte van 0,6 m en de uitvoering van de uitdieping; - de aansluiting met de bovenleidingsaarding; - de aansluitingen van de betrokken kabels; Er wordt een situatieplan van de staven overhandigd aan de leidend ambtenaar.
2.3.9.1 Aardingselektroden
De aardverbinding wordt gerealiseerd door het opeenvolgend indrijven van stalen elektroden met een Ø 20 mm, bedekt met een koperlaag van 3 mm en met een lengte van ten minste 2 m. De aardingselektroden mogen worden verlengd met mofverbindingen en moeten een spanbeugel hebben voor de aansluiting van de kabels. Het verlengen van de staken heeft de voorkeur boven het inslaan van meerdere staken. Wanneer er meerdere elektroden in parallel worden ingedreven, moet er een onderlinge horizontale afstand zijn van 16 m. De elektrische verbinding wordt gerealiseerd met een geel/groene kabel van 50 mm² doorsnede. Al naar de gemeten weerstandswaarde, vraagt de INFRABEL opzichter het plaatsen van bijkomende staven. De prijs omvat een staaf van 2 m lengte en het nodige toebehoren (kabels, beugels enz.). 2172: Plaatsen van bijkomende aardingsstaaf (inclusief accessoires)
Indien nodig (weerstand> = 5 Ω) dienen extra aardstaven te worden geplaatst. In deze post is er een vast tarief van 6 staven van 1.2m voorzien (2 x 3 x 2 m of 3 m). Bij deze hoort ook het plaatsen van de benodigde geel groene aardingskabel van 16mm². Stalen staven 20 mm in diameter, bedekt met een laag van koper 3 mm dik en met een lengte van ten minste 2 meter. Deze aardstaven kunnen worden verlengd met moffen en zullen worden uitgerust met een klem om de aansluitkabels te maken. Het doel is om een aarding te bekomen die minder is dan 5 Ω. Een plan met de locatie van de aardingsstaven dient te worden bezorgd aan de leidend ambtenaar. 2173: Aardingsstrip
Als uit de samenstelling van de bodem blijkt dat met elektroden de aanvaardbare weerstandswaarde moeilijk kan worden gehaald, kan de aannemer met toestemming van de leidend ambtenaar, een koperstrip uitrollen met een minimumdoorsnede van 3 x 3 cm die in een sleuf wordt ingegraven.
2.3.10 PLAATSEN VAN KABELS IN GEBOUWEN 2.3.10.1 Algemeen
De geplaatste kabels en hun kabelwegen dienen steeds door de inschrijver aangeduid te worden op plan en bezorgd te worden aan de leidend ambtenaar. Brandvrije af te dichten doorgangen voor leidingen
Na het leggen van alle kabels (met inbegrip van de kabels gelegd door derden) moeten alle doorsteken van muren en vloeren die grenzen aan brandcompartimenten zodanig brandvrij dichtgemaakt worden dat zij minimale brandweerbaarheid van 1 uur 30 (NBN 713-020) terug verzekeren.
De inschrijver zal zijn techniek voor akkoord voorleggen aan de leidinggevende ambtenaar. De voorgestelde dichtheid moet voldoen aan volgende eigenschappen: -
-
weerstaan aan vuur, rook en gas ; bestendig zijn tegen trillingen, temperatuur- en vochtigheidsschommelingen en voldoende mechanische sterkte hebben om bij normaal gebruik niet per ongeluk beschadigd te worden; geen asbest, geen organische stoffen noch oplosmiddelen bevatten; geen giftige of bijtende producten uitstoten; toelaten om later bijkomende kabels aan te kunnen brengen en de dichtheid nadien gemakkelijk te herstellen.
De uitvoering wordt verzekerd door de leverancier van het brandmateriaal of onder zijn controle en volgens bepaalde nauwkeurige instructies. Deze doorgangen worden als volgt gevormd (systeem KBS of gelijkwaardig): De openingen wordt afgesloten door middel van een strak paneel uit steenwol met een hoge densiteit van minstens 60 mm dikte, bekleed aan beide zijden met een brandvertragende coating.
2.3.10.2 Kabeldoorgangen
Bij het dichten blijft men ± 60 mm van de kabelgoot. De overblijvende opening wordt dichtgemaakt met zakjes die een zwellend product bevatten. De gebruikte materialen en procedures moeten goedgekeurd zijn door een erkend organisme. De leidinggevende ambtenaar zal prioriteiten mogen stellen in de werfplanning voor het leggen van de kabels teneinde een logische vooruitgang van deze dichtingswerken te verzekeren. 2201: Opvulling kleine gaten RF 1h
Daar waar geen geprefabriceerde kaders gebruikt worden, moeten de gaten in de muur opgevuld worden met een brandwerende pasta na het plaatsen van alle kabels. Deze pasta moet aan de doorvoeringen terug een brandbestendigheid van Rf 1 h geven. Max diameter 90cm en 20 cm diep of max 2dm². 2202: Opvulling grotere openingen RF 1h
Voor het RF 1h brandvrij afdichten van grotere openingen (kabelschachten, doorvoeropeningen in wanden, ...) waar reeds kabels en/of kabelsladders doorlopen, wordt gebruik gemaakt van rond de kabels/kabelladders op maat aanpasbare opgevulde panelen en een brandwerende afwerkingsverf- of pasta. Dit geheel moet aan de doorvoeringen terug een brandbestendigheid van Rf 1 h geven. Opvullen gat per dm²
2.3.10.3 Plaatsen van kabelbanen en draadgoten- inclusief accessoires
Het plaatsen van overgangsstukken, aanpassingsstukken, moffen, bochten, T-stukken, bevestigingsmiddelen en het op maat afzagen van kabelgoten, kabelwegen en sleuven is in de prijs per meter inbegrepen. De definitieve inplanting en de ophangingswijze moeten ter plaatse met de leidend ambtenaar bepaald worden. Kabelgoten, kabelladders en buizen zullen steeds evenwijdig met de hoofdassen van een gebouw geplaatst worden. Ze zullen minstens 15 cm van sanitaire en verwarmingsinstallaties verwijderd blijven. Langs de verticale wanden moet een minimale afstand van 50 mm gerespecteerd worden tussen de kabelgoot of kabelladder en de wand. De afstand tussen de bovenste rand van een kabelgoot of kabelladder en het plafond mag niet minder dan 300 mm zijn en de verticale afstand tussen twee gelijklopende kabelgoten of kabelladders mag niet minder zijn dan 150 mm. In bijzondere stoffige plaatsen zullen de kabelbanen en de kabelladders bij voorkeur op hun smalle zijde geplaatst worden. Alle bochten of T-stukken dienen van hetzelfde type te zijn als het type goot, kabelladder of kanaal. Ze moeten geplaatst worden bij aftakkingen of veranderingen van niveau of richting en dit zowel in horizontale als in verticale zin. De kabelbanen moeten een coherent geheel vormen waarvan de continuïteit over hun hele traject verzekerd wordt. De kabelgoten of kabelladders dienen aangesloten te worden op een aardings- en beveilingsnet. Hiertoe moet een equipotentiaalverbinding langs de kabelbaan lopen. Elk element of elk deel van de kabelgoot of kabelladder moet erop aangesloten worden door middel van een beugel. De bevestiging van de kabelgoten of kabelladders dient zo bestudeerd te zijn dat elke zijdelingse of verticale beweging onmogelijk is. De steunen dienen op regelmatige afstanden van elkaar vastgemaakt te worden aan de wanden, muren, plafonds of geraamten, overeenkomstig de ondersteunde belasting met inbegrip van een bijkomende reserve van 30%. De steunen mogen in geen geval vastgemaakt worden aan elementen die later misschien gedemonteerd moeten worden zoals leidingen of leidingsteunen. Ze mogen andere installaties in geen enkel geval verzwakken of beschadigen. De steunen van de kabelbanen dienen bevestigd te worden d.m.v. metalen pluggen en spanschroeven. De lengte van de steunen is bepaald in functie van het aantal van de niveaus van de kabelbanen. De volgende types steunen kunnen gebruikt worden: - hangstaven in enkel of dubbel “C”-profiel, voor een- of tweezijdige montage van de consoles, - wandconsoles die eventueel op steun worden gemonteerd. De bevestiging van de kabelgoten of kabelladders door middel van draadstangen is niet toegelaten. Over een horizontaal traject moet het ontwerp van steunen het mogelijk maken de kabels makkelijk te plaatsen of te verwijderen. Hiertoe dient de steun zo geplaatst te zijn dat de toegang van één van beide kanten van het kabelpad over zijn hele lengte vrij blijft. Indien verscheidene kabelbanen boven elkaar worden geplaatst, moeten de steunen gevormd worden door draagbruggen bevestigd aan de wanden.
De kop van de schroeven dient afgerond te zijn zodat er geen beschadiging ontstaat van het isolatiemateriaal van de kabels die op de kabelbanen worden geplaatst. Bij vrije plaatsing langs de muren dienen buizen voldoende hoog bevestigd te worden om elke schade door mechanische oorzaken te vermijden. Voor meerdere buizen mogen drukkingsklemmen gebruikt worden die schuiven in daartoe geschikte rails die op de wand bevestigd worden. Op de voor personen toegankelijke plaatsen zullen klemmen van het type sanitair gebruikt worden. Op de plaatsen die in normale omstandigheden niet toegankelijk zijn voor personen (technische ruimtes, hoogte van meer dan 2 m 20 boven de grond) wordt gebruik gemaakt van knijpklemmen. Buizen worden minstens om de 80 cm geklemd. Bochten van 90 graden zijn niet toegelaten. Een bocht zal minstens 135 graden zijn. Het maken van openingen voor kabels of kabelwegen in muren en funderingen is in de eenheidprijs voor de plaatsing van de kabels en kabelwegen inbegrepen. Kabeluiteinden van kabels die geplaatst maar nog niet getermineerd worden op een wandcontactdoos of stopcontact zullen worden afgedicht met een waterdichte krimpkous. Kabeluiteinden die uit de muur komen zullen bovendien opgerold worden in een inbouw- of opbouwdoos. Het kabeluiteinde dat nog niet getermineerd wordt, zal minstens 2 meter zijn, gemeten van aan de in- of opbouwdoos. De keuze van de in-of opbouwdozen zal gebeuren door de leidend ambtenaar in samenspraak met de architect. 2210: Plaatsen van kabelbanen en draadgoot (inclusief accessoires) 2211: Plaatsen van een deksel 2.3.10.4 PLAATSEN VAN PVC-BUIZEN EN KABELGOTEN 2220: Plaatsen van kabelgoten in PVC, alle afmetingen
De bevestigingen worden vastgeschroefd/vastgepend en moeten talrijk genoeg zijn om een correcte en stevige plaatsing te waarborgen, zonder doorbuiging of vervorming van de goten. De verbindingen en hoeken worden uitgevoerd met het gepaste toebehoren. Alle afzagingen worden afgebraamd. De plaatsing moet zo recht mogelijk gebeuren teneinde een esthetisch uitzicht te bekomen. De plaatsing van een thermoplastische buis omvat de plaatsing van de eindstukken en van de bevestigingsmaterialen. 2221: Plaatsen van kabelgoten in ALU, alle afmetingen
Idem als vorige post. 2222: Plaatsen van onbuigzame PVC buis, alle afmetingen
De buizen die de kabels in de rechte delen beschermen, zijn voldoende stijf zodat zij na de plaatsing niet gaan doorhangen. Maximumafstand tussen de klemmen: 60 cm. De binnendiameter van de buis is minimaal gelijk aan 1,3 keer de buitendiameter van de kabel. Bij het leggen van kabels in buizen moet er altijd bijzondere aandacht besteed worden aan de keuze van de diameter van de buizen.
Na het beëindigen van de volledige installatie, moet het altijd mogelijk zijn om gelijk welke kabel uit zijn bescherming te halen en te vervangen door een nieuwe zonder af te moeten breken (behalve RF afdichting). Alle bekabeling wordt onder een hoek van 90° geplaatst. Een diagonale kabel tussen 2 detectoren is niet toegestaan, de kabel dient in 2 rechte lijnen geplaatst te worden. De buizen voldoen aan de geldende normen en voorschriften. De vrije uiteinden van de buizen zijn voorzien van kragen. De tubes worden geassembleerd met vooraf vervaardigde koppelmoffen. 2223: Plaatsen van soepele geringde buis, alle afmetingen
2.3.10.5 KABELGOOT VOOR FIBER PATCHCORDS
Goten voor patch cords worden recht en waterpas geplaatst ; alle verbindingselementen (bochten, kruisingen, eindstukken, …) bestaan uit het gepaste toebehoren. De plaatsing van de goten omvat de plaatsing van alle verbindingselementen (bochten, kruisingen, eindstukken, …), steuninrichtingen, aanpassingen en bevestigingsmateriaal.
2230: Plaatsen van een kabelgoot voor fiber patchcords, alle afmetingen 2231: Plaatsen van een T-kruising , bocht of een aftakking , alle afmetingen 2232: Plaatsen van een deksel
2.3.10.6 PLAATSEN VAN KABELS IN GEBOUWEN (IN VERSCHILLENDE KABELWEGEN) 2240: Plaatsen van een FTP kabel in kabelweg, kabelladder of draadgoot 2241: Plaatsen van een FTP kabel, 2 kabels parallel
Prijs per m indien er 2 FTP kabels dezelfde weg afleggen in een kabelweg, kabelbaan, draadgoot,… 2242: Plaatsen van een FTP kabel, 4 kabels parallel 2243: Plaatsen van een FTP kabel, 8 kabels parallel 2244: Plaatsen van een voedingskabel 2*1,5/2G1,5/3G2,5/3G4/aardingskabels 2245: Plaatsen van een voedingskabel 3G6/3G10/5G10 2246: Plaatsen van een VVT-kabel 50 paar of 100 paar 2247: Plaatsen van een glasvezelkabel in kabelweg, kabelladder of draadgoot 2248: Plaatsen van een optische patchcord in een PVC kabelgoot 2249: Plaatsen van Alarmkabel ATS (alle typen) 2250: Plaatsen van TPVF kabel (alle typen) 2251: Plaatsen van branddetectiekabel 2*2*0.8 2252: Plaatsen van RF60 kabel voor branddetectie (2*1.5/3*1.5/3*2.5)
2253: Wegnemen en terugplaatsen van deksels van bestaande kabelwegen en ladders 2254: Binnenbrengen en aansluiten van FTP kabel in bestaande datakast
2.3.11 WERKEN CAT 6A GESTRUCTUREERDE BEKABELING Bij het plaatsen van de kabels wordt rekening gehouden met de aanwijzingen op de bijgevoegde plans. Het plaatsen gebeurt volgens de regels van de kunst (naleven van de kromtestralen en van de maximumtrekkrachten) in overeenstemming met de specificaties van de oorspronkelijke leverancier van het materiaal. De leverancier keurt de installatie tenslotte goed. Elke permanente verbinding moet door de erkende installateur zorgvuldig geïdentificeerd worden op een algemeen installatieplan, op de plans van de patch panels van de verdelers. Een uniek standaardnummer wordt gegeven aan elke verbinding van het bekabelingssysteem. Elke kabel wordt aan de twee uiteinden gemerkt met een deels doorzichtig kleefetiket dat op de kabel en over zichzelf is opgerold. De aan te brengen tekst omvat op drie regels de volledige benaming van de concentratiekast, de identificatie van het gebouw met betrekking tot de site (ABCD) en het volledige nummer van de TO. (Afkorting_van_de_naam_van_de_site) (ABCD). (Niveaunr._van_de_kast) (Volgnr._van_de_kast) / (Niveau_van_de_TO) (Volgnr._van_de_TO) Een stuk kabel wordt de leidend ambtenaar vóór uitvoering ter controle en aanvaarding voorgelegd. De gekozen kabel voor de verbinding tussen de verdelers op de verdieping (FD) en de stopcontacten voor de gebruikers (TO) is van het type FTP (Foiled Twisted Pair) categorie 6 met een permanente drainering en een overlangse aluminiumband rond de vier getwiste paren. Hij is met een mantel omwikkeld die vlamuitbreiding tegengaat en geen giftige rook afgeeft. Alle gebruikte kabels moeten dus van het type FR-LSZH zijn (Flame Retardant – Low Smoke Zero Halogene) overeenkomstig de normen IEC 332-3, IEC 754-2, IEC 1034-2, NBN 713-020. De kabels binnen het gebouw moeten gelegd worden in goten of kokers zonder de esthetiek van de werkzone aan te tasten. Het aansluitingsmateriaal moet de torsadelassen zo dicht mogelijk houden bij de mechanische eindpunten om signaalverzwakking te voorkomen. Bij het plaatsen van de kabels moeten de lokalen in compartimenten verdeeld blijven, o.a. door alle doorboringen met onbrandbaar materiaal op te vullen. Het is verboden de kabel te buigen of in contact te brengen met scherpe kanten van de constructies of hindernissen die zich op de weg bevinden. De kabels mogen niet geplaatst worden in de ruimten voor de bliksemafleiders of liftkokers. De generieke bekabeling mag niet worden blootgesteld aan fluorescentieverlichting. Alle kabels van het tertiaire niveau (“horizontal cabling”) moeten getest worden, zelfs al worden ze bij indienststelling niet gebruikt. Verder legt Infrabel een ACR-waarde op van meer dan 15 dB voor elk kabelvak van 100 m op het volledige frequentiebereik van 1 tot 500 MHz. De totale lengte van een aaneengesloten TP-bekabeling (horizontale + patch-cord + TEkabel) mag maximaal 100m bedragen.
2260: Plaatsen van 19” paneel voor 24 RJ45 categorie 6A (ledig)
Deze patch panels hebben een genormaliseerde afmeting van 19”, waardoor ze in een genormaliseerde kast kunnen opgeborgen worden. De aansluiting van de kabel moet op de voorzijde gebeuren om de installatie, de visuele controle en elke wijziging aan de installatie te vergemakkelijken. De kabelgeleiders moet het klemrisico volledig voorkomen en aldus toevallige paradiafonie vermijden. De horizontale kabels die op de TO zijn aangesloten, eindigen allemaal in verdeler FD op de connectoren RJ45. De vier paren, het scherm en de permanente drainering zijn verbonden volgens de regels van de kunst (torsie van de paren tot het inlaspunt, gewaarborgde afscherming enz.) en volgens de specificaties van de oorspronkelijke leverancier van het materiaal. De patch cords zijn voorzien van afgeschermde connectoren RJ45. De kleur ervan is grijs voor elk datatransmissiekanaal, dit om de verdere interventies op de installatie te vergemakkelijken. Om een geordend beheer van de verbindingen mogelijk te maken, moeten de patch panels gescheiden worden door metaalgeleiders hoogte 2U waarin de patch cords komen. Dit heeft als bijkomend effect dat de elektromagnetische compatibiliteit verbetert. De geleiders worden gesloten met schroeven of met een ander middel zodat een gemakkelijke toegang wordt gewaarborgd. De panels zijn omringd met een kast of een metaalframe dat ze beschermt tegen elektromagnetische storingen; de vier paren zijn verbonden. 2261: Plaatsen en aansluiten van een outlet CAT5E in patchpaneel (bestaande situatie) 2262: Plaatsen en aansluiten van een outlet CAT6A in patchpaneel (nieuwe situatie) 2263: Plaatsen en aansluiten van een RJ-45 outlet enkel en toebehoren 2264: Plaatsen en aansluiten van een dubbele RJ-45 outlet en toebehoren 2265: Aansluiten van een connector RJ45 cat 6A professioneel
De eindconnectoren zijn van het type RJ45 categorie 6A, volledig afgeschermd. De verbinding gebeurt met IDC-techniek; de connector moet gedemonteerd kunnen worden en de klemmen ervan moeten na aansluiting toegankelijk blijven. Dit wil zeggen dat vastgeklemde connectoren dus uitgesloten zijn. De eindconnectoren TO zijn gelokaliseerd op de muren, op de grond, in goten. Een permanente en zichtbare merking van elke TO is vereist. Deze onuitwisbare merking gebeurt conform die van de patch panels. Het gebruik van “splitters” is verboden. 2266: Plaatsen van een patchsnoer (kant patchpaneel of kant gebruiker)
2.3.12 WERKEN CATEGORIE 3 2270: Plaatsen en afwerken van 19” paneel categorie 3
Alle koperen telefonieparen die afkomstig zijn van de PABX en langs buiten lopen, eindigen op scheidingsstroken type IDC KRONE die aan de kant van de PABX met bliksemafleiders zijn uitgerust. Aan het andere uiteinde eindigt elk telefoonpaar rechtstreeks op een connector RJ45 van het patch panel “telefonie”. De testen op telefoonlijnen (aansluiting van de geleiders, weerstand, isolatie, continuïteit) worden uitgevoerd en opgetekend in het dossier As Built. 2271: Plaatsen van telefoonscheidingstroken van 10 paar 2272: Plaatsen van een rack 19” voor scheidingsstroken alle typen
2.3.13 DIVERSE WERKEN ELEKTRICITEIT Een basisvoeding van 230 V AC zal ter beschikking gesteld worden in de diverse laagspanningsborden op de site. De uitvoerder zal de vereiste spanning specificeren en zal de nodige circuits leggen conform het AREI en de eisen van Infrabel tot op het punt van de verbinding met de te plaatsen apparatuur. De uitvoerder zal de nodige aanpassingen realiseren, inbegrepen de leveringen om de uitrusting te voeden door middel van deze basisvoeding (eventueel met transformatie en gelijkrichting van de spanning). Indien nodig zullen alle verdeeluitrustingen en de bescherming van de voedingen gerangschikt worden in een (door de aannemer) geleverde en geïnstalleerde kast. De technicus dient een BA5 attest te hebben. 2280: Plaatsen van stopcontacten, alle types 2281: Plaatsen en aansluiten van aftakdoos met aansluitklemmen en wartelingangen
Een aansluitdoos wordt op ongeveer 1,50 m hoogte geplaatst om de draden van de vooraf gelegde kabels te verbinden. De aannemer moet in de aansluitdozen de verbindingen aanleggen tussen de aankomstkabel, de vertrekkabel en de luidsprekervoeding. Aansluitdozen die op een bovenleidingspaal, een buitenmuur of een afdakpijler geplaatst worden, moeten bestand zijn tegen vandalisme. In de aansluitdoos kunnen vier kabels aankomen; ze moet ook corrosiebestendig zijn. Wanneer ze in een verlichtingspaal worden gemonteerd, mag de constructie minder stevig zijn. 2282: Plaatsing zekeringkast muur 2283: Aansluiting zekeringkast 2284: Plaatsen, aansluiten van een bipolaire automatische zekering of differentieel 2285: Binnenbrengen van voedingskabel in bestaand bord en aansluiten.
2.3.13.1 Doorboren muren en funderingen
Beschadigd metsel- en plafonneerwerk moet worden hersteld.
Bij de doorsteek van buitenmuren gebeurt het boren niet horizontaal maar met een licht oplopende helling naar binnen; de optische kabel wordt gelegd met een antidruiplus. De kabeldoorvoer wordt onbrandbaar en waterdicht gemaakt op vraag van de leidend ambtenaar. Het plaatsen van doorvoerbuizen is in de prijs inbegrepen. 2290: Doorboren (kernen) van wand of fundering voor buizen Ø > 100 mm 2291: Doorboren (kernen) van wand of fundering voor buizen 30 ≤ Ø ≤ 100 mm 2292: Doorboren van wand of fundering voor buizen Ø < 30 mm
2.3.13.2 Behandelen van valse vloer en vals plafond 2295: Openen en sluiten van een vals plafond “type tegels”
Inclusief vernieuwen van tegels die beschadigd werden tijdens openen. 2296: Openen en sluiten van een vals plafond “type lamellen”
Inclusief vernieuwen van lamellen die beschadigd werden tijdens openen. 2297: Openen en sluiten van een valse vloer
2.3.14 PLAATSEN VAN BEKABELING GEBOUWENBEVEILIGING 2.3.14.1 BRANDDETECTIE
De aannemer van de bekabeling levert en plaatst conform het bestek de kabels (inclusief de identificatie van de kabels met behulp van labels). Indien de aannemer van de bekabeling de plaatsings- en aansluitingswerken uitvoert met betrekking tot de sokkels, de informatie- of bedieningsmodules, de drukknoppen, sirenes, flitsers, magnetische deurhouders, etc, zal de aannemer van de bekabeling, conform de uitvoeringsplannen, eveneens zorgen voor het aanbrengen van de identificatielabels op de verschillende elementen van het systeem. Hij plaatst eveneens de beschermhulzen (stofkappen) van de detectoren. De stofkappen dienen te worden geplaatst op hetzelfde moment als de detectoren. Detectoren, welke worden vervuild door het niet naleven van deze gelijktijdige plaatsing, vallen ten laste van de aannemer. De labels en de beschermhulzen worden aangeleverd door de leverancier van het branddetectiesysteem bij de aanvang der werken. De beschermhulzen (stofkappen) worden door de aannemer van het detectiemateriaal verwijdert op het einde van de bouwkundige werken. De aannemer van de bekabeling volgt alle door de leverancier van het systeem geleverde richtlijnen met betrekking tot het kabeltraject, evenals de aansluitingsvolgorde van de detectie-elementen in de kring en de richtlijnen met betrekking tot het aantal op de plannen aangegeven elementen op.
2.3.14.2 Plaatsen van bekabeling branddetectie Het markeren :
Alle kabels worden aan de uiteinden ervan opgespoord door een referentiesysteem (etiketten op identificatieplaat bevestigd met beugels). De kabels worden gemarkeerd: - aan de uiteinden, - bij de ingang, uitgang en vertakkingen van de kokers, kabelbanen, ladders, enz. - ten minste elke 20 meter. Het systeem van markeren van de kabels moet goedgekeurd worden door de leidinggevende ambtenaar. Het gaat hier in principe om een soort etikettering op een identificatieplaatje bevestigd met een beugel. Deze etiketten bevatten volgende gegevens : - naam van de vertrek- en aankomstschakelkast of uitrusting, - het nummer van het circuit en/of de kabel, - de nummering van de vertrek en aankomstlokalen, - het type en de doorsnede van de kabel. De aangeduide tekst moet overeenstemmen met deze die voorkomt op de elektrische schema’s of de bekabelingsschema’s van de installatie. De identificatie van de geleiders (kleur en merktekens) en vermogensklemmen is conform aan het type-plan. Verschillende kleuren worden gebruikt voor de verschillende circuits: beveiligings-, besturings-, signalisatie- en vermogenscircuit. De geleiders, begrenzers, enz. die onder spanning blijven na een onderbreking van de hoofdschakelaar drijfkracht worden duidelijk gemerkt; een isolerend doorzichtig scherm wordt geplaatst op dit gedeelte van de begrenzer. 2301: Plaatsen van een branddetectiecentrale, bluscentrale of herhaalbord (actief of passief)
De aansluiting van de herhaalborden zal verwezenlijkt worden met kabels van het type F2 Rf 60 - 2x2x0.8 met geleiders met een diameter van 0,8 mm waarvan de buitenmantel bestaat uit speciale PVC met een rode (RAL 3000) of oranje kleur. 2302: Plaatsen en aansluiten van een gasdetector
De kabel van het type F2 Rf30 - 3x1.5 mm², in rode (RAL 3000) of oranje kleur zal gebruikt worden voor de aansluiting van de gasdetectoren. Voor groter afstanden (> 50 m), zal voor de aansluiting van de gasdetectoren een kabel van het type F2 Rf30 - 3x2.5 mm² gebruikt worden (voor minder dan 50 meter, is de kabel 2x1.5 mm² voldoende). 2303: Plaatsen en aansluiten van een drukknop (opbouw of inbouw in een reeds voorziene uitsparing
De aansluiting van de waarschuwingsdrukknoppen wordt uitgevoerd in een gesloten circuit (tracé) met behulp van een soortgelijke kabel dan die gebruikt wordt voor de aansluiting van de detectoren met dezelfde beperkingen, maar dan wel in een afzonderlijke circuit en niet in dat van de detectoren. De aansluiting van de alarmdrukknoppen zal verwezenlijkt worden met kabels van het type F2 Rf 60 - 2x2x0.8 met geleiders met een diameter van 0,8 mm waarvan de buitenmantel bestaat uit speciale PVC met een rode (RAL 3000) of oranje kleur. 2304: Plaatsen, aansluiten en adressering van een puntdetector, inclusief montagesokkel, etiket en beschermhoes
Een foutief gebruikte kabel, een omgekeerde polariteit, een kortsluiting, enz. zijn elementen die in geen enkel geval de apparaten van de installatie mogen beschadigen. De aansluiting van de detectoren gebeurt in een lus, één lus per niveau (cirkellijn, loop) met behulp van een kabel van het type F2 Rf 30 - 2x2x0, 8, met geleiders van 0,8 mm diameter waarvan de buitenmantel bestaat uit speciale PVC in rode (RAL 3000) of oranje kleur. De kringen van de localisatiegroepen zullen tweedraads uitgevoerd worden (polariteit + en -). Elk kabelnet zal gesloten zijn met begin en einde in detectiecentrale. De detectiekringen worden in een gesloten lus gelegd waarvan het vertrek en de aankomst van een naar de centrale over verschillende wegen loopt. Elke kring zal maximum 99 elementen bevatten volgens de norm S21-100. De detectoren en de drukknoppen zijn met de centrale verbonden via een netwerk met twee geleiders in een gesloten verbindingslus; de communicatie tussen de centrale, de detectoren en/of de drukknoppen wordt verzekerd in de twee richtingen. Elke lijn zal slechts voor een totale capaciteit van 75 % benut worden om zodoende toekomstige uitbreidingen mogelijk te maken. De aanbesteder zal een reserve van 25 % voorzien voor elke lus (detectoren, drukknoppen, informatie/commando modules). De kabels moeten van het ene voetstuk naar het andere gaan zonder onderbreking. De kabels moeten de ene sokkel met de andere verbinden zonder onderbreking. Geen enkele andere verbinding mag gemaakt worden tussen de verschillende detectielijnen. Kabelverbindingen zijn enkel toegestaan in de voetstukken van de detectoren en uitzonderlijk in de goedgekeurde en geschikte distributiedozen volgens het “to-built” plan. Op plaatsen waar de detectoren of modules moeilijk zichtbaar zijn (voorbeeld: verhoogde vloeren, plafonds), zal een element geplaatst worden dat het lokaliseren van het element vergemakkelijkt (bijvoorbeeld: rode of zwarte klever van 50 mm diameter discreet aan te brengen op de verschillende coatings). Elke detector moet duidelijke door middel van een tekst benoemd worden, identiek zoals voorzien in het dossier As-built.
Voorbeeld: kaartnummer of module, de lijn, de zone en het adres ten einde het onderhoud op de site te vergemakkelijken.
2.3.14.3 Installaties in verhoogde vloeren en verlaagde plafonds
Onder de verhoogde vloer worden de detectoren zo hoog mogelijk onder de modulaire vloerpanelen geplaatst op aparte door de aannemer van de kaderovereenkomst te voorziene beugels. De detectoren worden verticaal geplaatst, altijd met de kop naar beneden. De bekabelingsbuizen zijn stevig bevestigd aan de dragende vijzels van de verhoogde vloer. Wanneer de verhoogde vloer lager is dan 20 cm, worden de detectoren zo goed mogelijk bevestigd direct op de onderkant van de platen van de verhoogde vloer met een extra kabellengte van 2 m (los). Wanneer de hoogte van de verhoogde vloer te beperkt is en versperd is door kabelwegen, en het onmogelijk is puntdetectoren te plaatsen, kan de detectie gebeuren met een multipunt afzuigsysteem. De afzuigbuizen worden dan zo hoog mogelijk geplaatst op de vijzels van de verhoogde vloer. Op de tegel waaronder de detector zich bevindt, moet een zelfklever geplaatst worden met het symbool van de detector (wit op rode achtergrond – zijkant min. 80 mm). De detectie in een verlaagd plafond moet voldoen aan de norm S21-100 voor de installatie van detectoren op het plafond. Bij installaties van detectoren boven een verlaagd plafond wordt de bedrading boven het verlaagde plafond geplaatst in buizen welke deugdelijk bevestigd zijn aan de draagstructuur van het gebouw. De bedrading moet minstens 30 cm overschot hebben aan het uiteinde van de detector.
2305: Plaatsen, aansluiten van een industriële sokkel 2306: Verwijderen of terugplaatsen van beschermingskap van een puntdetector
Om mechanische en elektronische beschadigingen tijdens de werken te voorkomen, moet de brandmelder worden uitgerust met een beschermkap om een optimale werking van de detector bij de ingebruikname te waarborgen om zodoende abnormale krassen die vervanging noodzakelijk maken te voorkomen. De detectoren blijven beschermd tot de in dienstneming op het einde van de werken. Het verwijderen van de beschermkappen valt onder de verantwoordelijkheid van de aannemer.
2307: Plaatsen van een afdekplaat (wit of zwart) o bestaande opening af te dichten voor drukknop of detector 2308: Plaatsen, aansluiten en adressering van een detector met behuizing in een ventilatiekanaal 2309: Plaatsen, aansluiten van een info of commandomodule 2310: Aansluiting van een sirene of flash
De aansluiting van de 2-tonige alarm sirenes zal verwezenlijkt worden met behulp van een kabel van het type F2 Rf 60 - 3x1, 5 mm² , waarvan de buitenmantel bestaat uit speciale PVC met een rode (RAL 3000) of oranje kleur. Voor grotere afstanden*, wordt de aansluiting van de sirenes gerealiseerd met een kabel van het type F2 Rf60 - 3x2.5 mm² . 2311: Plaatsen en aansluiting van een deurhoudmagneet met toebehoren
Voor de aansluiting van de houdmagneten wordt een kabel van het type F2 Rf 30 - 2x0, 8 gebruikt met geleiders van 0,8 mm diameter waarvan de buitenmantel bestaat uit speciale PVC in de rode (RAL 3000) of oranje kleur. Voor grotere afstanden (> 100 m), zal voor de aansluiting van de houdmagneten een kabel van het type F2 Rf30 - 2x1.5mm² gebruikt worden.
2312: Plaatsen en aansluiting van een verbindingsdoos voor een deurhoudmagneet 2313: Plaatsen van steun voor detector in valse vloer
2.3.15 PLAATSEN MATERIAAL & WERKEN VOOR HET AFWERKEN VAN GLASVEZELKABELS 2.3.15.1 Algemeen
De hierna vermelde eenheidsprijzen moeten altijd dezelfde zijn, ook wanneer er meer dan 2 kabeluiteinden toekomen in de lasdoos of ODF. De aannemer bezorgt een attest waaruit blijkt dat zijn personeelsleden die belast zijn met het plaatsen van de lasdozen of ODF’s, een opleiding gevolgd hebben over het aansluiten van optische kabels in de lasdozen of ODF’s van het te installeren merk. Het personeel van de aannemer moet in het bezit zijn van een badge die aangeeft dat het gecertificeerd is om de aansluitingen van optische kabels uit te voeren op het INFRABELterrein. Er wordt een reservelengte aan optische kabel van minstens 30 m voorzien aan elke lasdoos, van minstens 10 m aan elke ODF in een keet en van minstens 30 m aan elke ODF in een gebouw. Er moet een overlengte van minstens 1 m voorzien worden van de modules van de hoofdkabel.
De lengte van de in een cassette opgeborgen optische vezels mag niet meer bedragen dan de in de technische specificaties van de constructeur opgegeven waarden. In elke cassette moet er per uiteinde minstens 1,5 m reserve aan optische vezels zijn na validatie van de meting met de OTDR. Bijgevolg moet dus een vezellengte van ongeveer 2 m worden voorzien om, indien nodig, het lassen te kunnen overdoen. Tenzij anders opgegeven door de leidend ambtenaar, moeten voor elke optische kabel met 36 en 72 vezels maximum twee vezels in een cassette worden geplaatst volgens het principe van de “enkelvoudige kring”. Voor elke optische kabel met 144 vezels worden vier vezels in een cassette geplaatst tenzij anders opgegeven door de leidend ambtenaar.
2.3.15.2 Plaatsen van een lasdoos
De identificatie en afwerking gebeurt volgens SPEC-T-I-ICT-0002b. Plaatsen van een nieuwe lasdoos De installatie van een nieuwe lasdoos gebeurt met nauwgezette naleving van de werkinstructie die eventueel door Infrabel is opgemaakt. Zoniet wordt de installatiehandleiding van de constructeur gevolgd. Deze post omvat: - het monteren van de bevestigingssteun van de lasdoos door hem op de zijkant van de paal te klemmen met een universele inrichting voor alle types van bovenleidingspalen; - het monteren van de lasdoos op de bevestigingssteun; de lasdoos wordt verticaal op de bevestigingssteun gemonteerd zodat het bovenste deel van de lasdoos zich op ten minste1,70 m afstand bevindt ten opzichte van het beschikbare steunpunt voor de technicus (vloer,mobiel platform, …). Ten opzichte van het spoor wordt de lasdoos gemonteerd buiten het vrieruimteprofiel. - het inbrengen van de optische kabel(s) in de lasdoos; - het aanbrengen van identificatiebandjes van roestvrij staal op elke kabel die uit de lasdoos komt. Deze bandjes vermelden de identificatie en de richting van de kabel (indien van toepassing) ; deze informatie wordt bezorgd door de leidend ambtenaar. - het plaatsen van het (de) zakje(s) silicagel dat (die) geleverd wordt (worden) met de lasdoos en in de lasdoos worden geplaatst vooraleer deze te sluiten; de naam van de onderneming en van de technicus of de naam van de leidend ambtenaar alsook de datum van de verrichting moeten erop vermeld staan. Dit (deze) zakje(s) wordt (worden) vervangen op kosten van de aannemer telkens de lasdoos wordt gesloten; - het sluiten van de lasdoos; - het uitvoeren van de door de fabrikant voorgeschreven druktest, na het sluiten van de lasdoos, om te controleren of de lasdoos beantwoordt aan de beveiligingsgraad IP 68. Deze test wordt uitgevoerd door de aannemer, in aanwezigheid van de leidend ambtenaar. 2401: Plaatsen van een lasdoos voor kabel met 36 vezels – op een bovenleidingspaal 2402: Plaatsen van een lasdoos voor kabel met 72 vezels – op een bovenleidingspaal 2403: Plaatsen van een lasdoos voor kabel met 36 vezels – in een trekput 2404: Plaatsen van een lasdoos voor kabel met 72 vezels – in een trekput
2.3.15.3 Interventie aan een bestaande lasdoos
Deze paragraaf is van toepassing op alle lasdozen, ongeacht of ze geïnstalleerd zijn op een bovenleidingspaal of in een trekput.
Algemeen moet rekening worden gehouden met de volgende opmerkingen : - de optische hoofdkabel is al ingevoerd in een van de ingangen van de lasdoos; de eventuele nieuwe plaatselijke aftakkingskabels worden ingevoerd in een van de vrije ingangen met gebruik van het passende materiaal, namelijk een pakkingbus van roestvrij staal met dichting (IP 68) voorzien voor een boorgat van 22,5 mm, een buisstuk van roestvrij staal en een krimpkous met aluminium beschermband voor de kabel. De pakkingbus, waarop de diameter van de bruikbare optische kabel vermeld staat, is aangepast aan de diameter van de optische kabel. De lengte van de krimpkous moet volledig aangebracht zijn op het buisstuk en minstens 50 mm op de optische kabel zitten. - In geen geval mag een bijkomende plaatselijke aftakkingskabel worden ingevoerd in een bestaande lasdoos IP 65 van roestvrij staal als daarbij aan de dichtingsinrichting voor het invoeren van de hoofdkabel wordt geraakt. - de lengte van de plaatselijke aftakkingskabel die moet worden voorzien vanaf de ingang van de lasdoos is afhankelijk van het bestaande materiaaltype. - er moet geen modulereserve worden voorzien voor de plaatselijke aftakkingskabel. - bij het lassen van een vezel van de plaatselijke aftakkingskabel op een reeds gelaste vezel van de hoofdkabel, moet de vezel van de hoofdkabel zo mogelijk ten minste een lengte hebben van 1 m 50 in elke cassette, na validering van de meting met de OTDR. Als dit niet het geval is, en naar gelang van de beslissing van de leidend ambtenaar, neemt de aannemer de modulereserve of maakt een reservelus van de optische kabel los op de haspel voor het oprollen van de reserve van optische kabel. Deze post omvat: - de levering van het materiaal dat is aangepast aan de bestaande IP 68 lasdoos; - het invoeren van de nieuwe optische kabel(s) in de lasdoos; - het aanbrengen van identificatiebandjes van roestvrij staal op elke kabel die uit de lasdoos komt. Deze bandjes vermelden de identificatie en de richting van de kabel (indien van toepassing); deze informatie wordt bezorgd door de leidend ambtenaar. - het plaatsen van het (de) zakje(s) met silicagel dat (die) geleverd wordt (worden) met de lasdoos en in de lasdoos worden geplaatst vooraleer deze te sluiten; de naam van de onderneming en van de technicus of de naam van de leidend ambtenaar alsook de datum van de verrichting moeten erop vermeld staan. Dit (deze) zakje(s) wordt (worden) vervangen op kosten van de aannemer telkens de lasdoos wordt gesloten. - het sluiten van de lasdoos. - het uitvoeren van de door de fabrikant voorgeschreven druktest, na het sluiten van de lasdoos, om te controleren of de lasdoos beantwoordt aan de beveiligingsgraad IP 68. Deze test wordt uitgevoerd door de aannemer, in aanwezigheid van de leidend ambtenaar. 2405: Interventie aan een bestaande IP 65 lasdoos 2406: Interventie aan een bestaande IP 68 lasdoos
2.3.15.4 Plaatsen van een ODF 2407: Plaatsen van een ODF-kast
De ODF-kast wordt geïnstalleerd met nauwgezette naleving van de installatiehandleiding van de fabrikant. De plaats wordt gepreciseerd door de leidend ambtenaar. Deze post omvat: - de plaatsing van de ODF-kast volgens de installatiehandleiding van de constructeur; - het invoeren van de optische kabel(s) in de ODF-kast (via het gedeelte 150 als het gaat om een invoer langs de bovenkant van de kast of via het gedeelte 300 als het gaat om een invoer via de onderkant van de kast); - het aanbrengen van identificatiebandjes van roestvrij staal op elke kabel die uit de ODF-kast komt. Deze bandjes vermelden de identificatie en de richting van de kabel (indien van toepassing); deze informatie wordt bezorgd door de leidend ambtenaar; - de aarding van de ODF-kast met de grond van het lokaal waarin ze geplaatst is : door een kabel H07Z-K 1*16 te trekken ofwel naar een naburige kast die reeds via een kabel H07Z-K 1*16 met de grond van het lokaal is verbonden, ofwel naar de hoofdaardingsklem van het lokaal; - de indienststelling van de verlichting en de stekker van de ODF-kast : door een kabel EXVB 3G2,5 te trekken naar een vertrek vrije uitschakelaar 16A van het voedingsbord van het lokaal. 2.3.15.4.1 Plaatsen van een ODF-schuif
In de ODF-kast zijn de patch-schuiven in het bovenste deel geplaatst, te beginnen van het midden, en zijn de splice-schuiven in het onderste deel geplaatst, van onder te beginnen; de gecombineerde schuiven zijn geplaatst volgens de beschikbaarheid. Bij deze schikking wordt de beschikbare plaats optimaal benut zodat het voor de ODF-kast toegelaten grootste aantal schuiven kan worden geïnstalleerd. Als de verschillende modules van een kabel moet worden verdeeld over meer dan één schuif, begint men met de onderste schuif met het laagste modulenummer. Voor de geleiding van de pigtails buiten de ODF’s zelf, wordt gebruik gemaakt van kabelgoten uit speciaal daartoe ontworpen kunststof. In geen geval mogen de pigtails over de grond lopen of slecht beveiligd zijn. Bij de splice-schuiven wordt de optische kabel langs rechts ingevoerd en worden de pigtails langs links ingevoerd. Bij de patch-schuiven worden de pigtails langs links ingevoerd en worden de patch cords langs rechts ingevoerd. 2408:Plaatsen van een ODF-schuif voor kabel met 36 vezels – Spliceschuif
Per uiteinde van een optische kabel wordt één enkele splice-schuif gebruikt. Dit betekent dat er voor elke richting van een optische kabel afzonderlijke splice-schuiven worden gebruikt. In de splice-schuif maakt het laagste vezelnummer van de optische kabel gebruik van de splice-cassette die zich uiterst links bevindt en zo verder. Per cassette zijn er twee gelaste vezels tenzij dit anders wordt bepaald door de leidend ambtenaar.
Voor een kabel met 36 vezels kan een enkele splice-schuif gebruikt worden voor de twee richtingen van een optische kabel als het gebruik van afzonderlijke schuiven niet mogelijk is. In dat geval moeten de splice-schuiven voor de kabel met 72 vezels voorzien worden. In de splice-schuif begint het laagste vezelnummer van een richting van de optische kabel in de uiterst linkse splice-cassette; dan gaat men verder met het laagste vezelnummer van de andere richting van de optische kabel. Voor bijvoorbeeld een ODF langs de lijn 50A tussen Brussel-Zuid en Oostende worden de cassettes vanaf uiterst links als volgt geordend: vezels 1&2 van de kabel vanuit Brussel-Zuid, vezels 1&2 van de kabel vanuit Oostende, vezels 3&4 van de kabel vanuit Brussel-Zuid, vezels 3&4 vanuit Oostende, en zo verder. Per cassette zijn er twee gelaste vezels tenzij dit anders wordt bepaald door de leidend ambtenaar. Een vezel wordt gelast met ofwel een pigtail zonder connector naar een andere vezel, ofwel met een pigtail naar de overeenstemmende patch-schuif. 2409: Plaatsen van een ODF-schuif voor kabel met 36 vezels – Patchschuif
Per uiteinde van een optische kabel wordt één enkele patch-schuif gebruikt. Dit betekent dat er voor elke richting van een optische kabel afzonderlijke patch-schuiven worden gebruikt. In de patch-schuif maakt het laagste vezelnummer van de optische kabel gebruik van de onderste patchplaat, helemaal onderaan te beginnen. De pigtails en koppelingen bevinden zich in het rechtse gedeelte van de patch-plaat. Voor een kabel met 36 vezels kan een enkele patch-schuif gebruikt worden voor de twee richtingen van een optische kabel als het gebruik van afzonderlijke schuiven niet mogelijk is. In dat geval moeten de patch-schuiven voor de kabel met 72 vezels voorzien worden. In de patch-schuif zijn de onderste platen voorbehouden voor de vezels van één richting van de optische kabel; de bovenste platen zijn voorbehouden voor de vezels van de andere richting van de optische kabel. Voor een welbepaalde richting maakt het laagste vezelnummer van de optische kabel gebruik van de onderste patch-plaat,helemaal onderaan te beginnen. Voor bijvoorbeeld een ODF langs de lijn 125 tussen Brussel-Zuid en Oostende worden de platen van onder af aan als volgt geordend: platen 1 tot 3 voor de kabel vanuit Brussel-Zuid en platen 4 tot 6 voor de kabel vanuit Oostende. De pigtails en koppelingen bevinden zich in het rechtse gedeelte van de patch-plaat. In elke schuif is de positie van de connector van elke vezel voorbehouden volgens de hierboven gedefinieerde ordening, ongeacht of de vezel gelast is met een pigtail zonder of met connector. 2410: Plaatsen van een ODF-schuif voor kabel met 72 vezels – Spliceschuif
Per uiteinde van een optische kabel wordt één enkele splice-schuif gebruikt. Dit betekent dat er voor elke richting van een optische kabel afzonderlijke splice-schuiven worden gebruikt. In de splice-schuif maakt het laagste vezelnummer van de optische kabel gebruik van de splice-cassette die zich uiterst links bevindt en zo verder. Per cassette zijn er twee gelaste vezels tenzij dit anders wordt bepaald door de leidend ambtenaar. Een vezel wordt gelast met ofwel een pigtail zonder connector naar een andere vezel, ofwel met een pigtail naar de overeenstemmende patch-schuif. 2411: Plaatsen van een ODF-schuif voor kabel met 72 vezels – Patchschuif
Per uiteinde van een optische kabel wordt één enkele patch-schuif gebruikt. Dit betekent dat er voor elke richting van een optische kabel afzonderlijke patch-schuiven worden gebruikt. In de patch-schuif maakt het laagste vezelnummer van de optische kabel gebruik van de onderste patchplaat, helemaal onderaan te beginnen. De pigtails en koppelingen bevinden zich in het rechtse gedeelte van de patch-plaat. In elke schuif is de positie van de connector van elke vezel voorbehouden volgens de hierboven gedefinieerde ordening, ongeacht of de vezel gelast is met een pigtail zonder of met connector. 2412: Plaatsen van een ODF-schuif voor kabel met 12 vezels – Gecombineerde schuif
Een dergelijke ODF is alleen voorzien voor de uiteinden van plaatselijke aftakkingskabels. Per kabeluiteinde wordt er één enkele gecombineerde schuif gebruikt. Het laagste vezelnummer van de optische kabel begint vanaf de plaat onderaan. De pigtails en koppelingen bevinden zich in het rechtse gedeelte van de plaat. Een vezel wordt altijd gelast met een pigtail. 2413: Plaatsen van een ODF-schuif voor kabel met 36 vezels – Gecombineerde schuif 2414: Plaatsen van een ODF-schuif voor kabel met 72 vezels – Gecombineerde schuif 2.3.15.4.2 Plaatsen van een wand-ODF
Dit type van ODF is enkel voorzien voor de uiteinden van plaatselijke aftakkingskabels. 2415: Plaatsen van een wand-ODF voor kabel met 12 vezels – Type I 2416: Plaatsen van een wand-ODF voor kabel met 12 vezels – Type II 2417: Plaatsen van een wand-ODF voor kabel met 36 vezels
In de ODF voor een kabel met 36 vezels kunnen meerdere optische kabels (12, 36 of 72 vezels) worden ingevoerd. De keuze tussen een ODF voor een kabel met 36 of 72 vezels wordt gemaakt door de leidend ambtenaar naargelang de geraamde benodigde cassettes en koppelingen. 2418: Plaatsen van een wand-ODF voor kabel met 72 vezels 2.3.15.5 Ontmantelen van een optische kabel en van modules
De optische kabel wordt ontladen over een lengte van 4 m voor een hoofdkabel en over een lengte van 3 m voor een aftakkingskabel. Het gebruik van ontvettingsmiddelen is alleen toegelaten als deze niet giftig en onbrandbaar zijn en de markering en de kleur van de vezels niet aantasten. 2419: Ontmantelen van een kabel met 12 vezels – in een lasdoos
Bij een lasdoos op een bovenleidingspaal of in een trekput, omvat het ontladen van het uiteinde van een optische kabel en van de modules de volgende handelingen: - ontmantelen van de mantels - ontvetten van de optische kabel - de optische kabel in de lasdoos inbrengen en vastmaken
-
-
de dichtheid van de lasdoos verzekeren de modules in de lasdoos opslaan de modules ontmantelen en de optische vezels ontvetten
2420: Ontmantelen van een kabel met 36 vezels – in een lasdoos 2421: Ontmantelen van een kabel met 72 vezels – in een lasdoos 2422: Ontmantelen van een kabel met 12 vezels – in een wand-ODF
Bij een ODF omvat de ontmantelen van de uiteinden van een optische kabel en van de modules de volgende handelingen: - ontmantelen van de mantels - ontvetten van de optische kabel - de optische kabel in de ODF inbrengen en vastmaken - de modules in de ODF opslaan - de modules ontmantelen en de optische vezels ontvetten 2423: Ontmantelen van een kabel met 36 vezels – in een wand-ODF 2424: Ontmantelen van een kabel met 72 vezels – in een wand-ODF 2425: Ontmantelen van een kabel met 12 vezels – in een ODF-kast 2426: Ontmantelen van een kabel met 36 vezels – in een ODF-kast 2427: Ontmantelen van een kabel met 72 vezels – in een ODF-kast 2428: Laswerken
Er wordt een vaste eenheidsprijs berekend voor elke gelaste splice; deze prijs omvat de splice alsook het schikken van de vezels in de cassettes. Alle lassen zijn smeltlassen, tenzij anders meegedeeld door de leidend ambtenaar. Bij het lassen van de semi-tight pigtails wordt de coating van 900µm in de geleverde splicebescherming gebracht. Uiteraard wordt bij het lassen de identificatie van de vezels gerespecteerd. Er worden OTDR-metingen uitgevoerd op de hieronder vermelde golflengtes voor het valideren van de lassen, de connectoren, de plaatsing (boog, breekspanning,…). 2.3.15.6 Lassen van multimode optische vezels G.651
De kwaliteit van lassen en de patchen, gemeten bij 850 nm voor de multimode-vezels G.651, moet beantwoorden aan de volgende voorwaarden: - max. verzwakking van een smeltlas: <= 0,1 dB - max. verzwakking van een connector : < 0.5 dB - max. weerkaatsing van een connector: >= 20 dB De lineaire verzwakking van elke optische vezel van een optische vezelkabel met lineaire verzwakking van de vezel, smeltlassen en connectoren, moet kleiner zijn dan of gelijk zijn aan 3 dB/km ; deze waarde kan altijd worden verhoogd naargelang van het aantal evenementen (lassen en connectoren). De kwaliteit van lassen en de patchen, gemeten bij 1300 nm voor de multimode-vezels G.651, moet beantwoorden aan de volgende voorwaarden: - max. verzwakking van een smeltlas: <= 0,1 dB - max. verzwakking van een connector : < 0.5 dB - max. weerkaatsing van een connector: >= 20 dB De lineaire verzwakking van elke optische vezel van een optische vezelkabel met lineaire verzwakking van de vezel, smeltlassen en connectoren, moet kleiner zijn dan of gelijk zijn
aan 1,20 dB/km ; deze waarde kan altijd worden verhoogd naargelang van het aantal evenementen (lassen en connectoren). 2.3.15.7 Lassen van monomode optische vezels G.652
De kwaliteit van lassen en de patchen, gemeten bij 1310 nm voor de monomode-vezels G.652D, moet beantwoorden aan de volgende voorwaarden: - max. verzwakking van een smeltlas: <= 0,05 dB - max. verzwakking van een connector : < 0.5 dB - max. weerkaatsing van een connector: >= 40 dB De lineaire verzwakking van elke optische vezel van een optische vezelkabel met lineaire verzwakking van de vezel, smeltlassen en connectoren, moet kleiner zijn dan of gelijk zijn aan 0,40 dB/km ; deze waarde kan altijd worden verhoogd naargelang van het aantal evenementen (lassen en connectoren). De kwaliteit van lassen en de patchen, gemeten bij 1550 nm voor de monomode-vezels G.652D, moet beantwoorden aan de volgende voorwaarden: - max. verzwakking van een smeltlas: <= 0,05 dB - max. verzwakking van een connector : < 0.5 dB - max. weerkaatsing van een connector: >= 40 dB De lineaire verzwakking van elke optische vezel van een optische vezelkabel met lineaire verzwakking van de vezel, smeltlassen en connectoren, moet kleiner zijn dan of gelijk zijn aan 0,25 dB/km ; deze waarde kan altijd worden verhoogd naargelang van het aantal evenementen (lassen en connectoren). 2.3.15.8 Lassen van monomode optische vezels G.657
De kwaliteit van lassen en de patchen, gemeten bij 1310 nm voor de monomode-vezels G.655, moet beantwoorden aan de volgende voorwaarden: - max. verzwakking van een smeltlas: <= 0,05 dB - max. verzwakking van een connector : < 0.5 dB - max. weerkaatsing van een connector: >= 40 dB De lineaire verzwakking van elke optische vezel van een optische vezelkabel met lineaire verzwakking van de vezel, smeltlassen en connectoren, moet kleiner dan of gelijk zijn aan 0,40 dB/km ; deze waarde kan altijd worden verhoogd naargelang van het aantal evenementen (lassen en connectoren). De kwaliteit van lassen en de patchen, gemeten bij 1550 nm voor de monomode-vezels G.655, moet beantwoorden aan de volgende voorwaarden: - max. verzwakking van een smeltlas: <= 0,05 dB - max. verzwakking van een connector : < 0.5 dB - max. weerkaatsing van een connector: >= 40 dB De lineaire verzwakking van elke optische vezel van een optische vezelkabel met lineaire verzwakking van de vezel, smeltlassen en connectoren, moet kleiner zijjn dan of gelijk zijn
aan 0,25 dB/km ; deze waarde kan altijd worden verhoogd naargelang van het aantal evenementen (lassen en connectoren).
2.3.16 PLAATSEN VAN APPARATUUR 2501: Plaatsen van préfab betonsokkel voor TVM automaat (forfait)
Transport, installatie en terug aanleggen bestrating inbegrepen. De sokkel heeft een gewicht van 420 kg en dient als fundering op plaatsen waar de ondergrond niet voldoet (stabiliteit,..).
Anneau de levage
2502: Installatie van een nieuwe TVM automaat (forfait)
TVM (Ticket Vending Machines) zijn verkoopsautomaten die zowel in stations perron’s in stopplaatsen geïnstalleerd zullen worden.
als op
Volgende werken zijn inbegrepen in deze prijs: - stockagekost; - transport naar werf; - plaatsen metalen voet en plaatsen sokkel; - elektrisch en data aansluiten; - test spanning en test data-traffic. Eigenschappen automaat: - 320 kg (met sokkel) - Afmetingen h 190 cm, 90 cm, 45cm Metalen sokkel voor TVM: Deze sokkel dient als steun voor de automaat en om de kabels binnen te brengen.
2503: Afvoeren oude VERA automaat
De prijs is een forfetaire prijs per automaat. Volgende werken zijn inbegrepen in de prijs: -
loskoppelen power en data; wegnemen van VERA en vloerplaat; verwijderen van de kabels; doorboring van kabels dichten en egaliseren; vloer reinigen; onklaar maken harde schuif; verwerken afval (attest verwerking leveren).
VERA-automaat Afmetingen : Hoogte : 1,96 m Breedte : 1,10 m Diepte :0,60 m Gewicht : 500 kg
Stalen Vloerplaat van 6mm dikte, met 4 gelaste moeren van 9cm hoogte en 11mm dikte Afmetingen : Breedte : 1,15 m Diepte :0,65 m
-
Met bouten in vloer Met dubbelzijdige plakband Zijkanten afgeboord met silliconen
2504: Plaatsen van elektrische toebehoren voor het aansluiten van de 2 luidsprekers
Dit werk omvat het plaatsen van al de vereiste elektrische toebehoren voor de elektrische aansluiting van de luidsprekers op een bovenleidingspaal, een verlichtingspaal, een luidsprekerpaal of een afdak. In die post zijn begrepen: - het plaatsen en bevestigen van soepele kabels 2 x 0,75 mm² in de verlichtings- en bovenleidingspalen; - het plaatsen en bevestigen van de aftakdozen; - het plaatsen van een beschermbuis; - de elektrische aansluitingen van de kabels; - het plaatsen van de luidspreker en zijn; - het aansluiten van de luidspreker. Kabels 2 x 0,75 mm² Op de bovenleidingspalen wordt een kabel van 0,75 mm² getrokken tussen de aftakdoos en de luidspreker. Deze is minstens dubbel elektrische geïsoleerd. Die kabels worden beschermd door een Pvc-buis. Bevestigen door louter vastklikken van de buizen met clips is verboden. De in de bovenleidingspalen geboorde gaten stemmen overeen met plan 431.53. Ze zijn koud verzinkt. Op de verlichtingspalen wordt een kabel van 0,75 mm² per luidspreker getrokken tussen de aftakdoos en de luidspreker. De boringen voor de kabeldoorvoer worden gemaakt ter hoogte van de luidsprekers. Ter hoogte van die doorvoergaten moet de afdichting afdoende zijn en de kabels moeten doeltreffend op de palen bevestigd worden. In een kantelbare paal moet genoeg reserve op de kabel zitten, om te voorkomen dat die kabel wordt beschadigd bij het tuimelen van de paal. Opmerking: Overgang van kabelmantel naar ader wordt met krimpkous afgewerkt. Bij een niet massieve geleider wordt deze afgewerkt met een huls uitlopend op een geïsoleerd gedeelde. Aftakdozen. De dozen moeten minstens beveiligingsgraad IP55 IK10 hebben. Een aftakdoos wordt op ongeveer 1,50 m hoogte geplaatst om de draden van de vooraf gelegde kabels te verbinden. De aannemer moet in de aftakdozen de verbindingen aanleggen tussen de aankomstkabel, de vertrekkabel en de luidsprekervoeding. In de in de prijslijst vermelde prijs is rekening gehouden met de levering en de plaatsing van de eventuele bevestigingsmiddelen. De in de prijslijst opgegeven prijzen omvatten ook het maken van de verbindingen. Aftakdozen die op een bovenleidingspaal, een muur of een afdakpijler geplaatst worden, zijn bestand tegen vandalisme. Ze kunnen worden geopend met schroeven met driehoekige kop. De aannemer levert de voor die schroeven geschikte sleutel. In de aftakdoos kunnen vier kabels aankomen en ze is corrosiebestendig. Aftakdozen die in een verlichtingspaal of op een muur van een wachtzaal geplaatst worden, mogen een minder robuuste constructie hebben. De levering van de aftakdoos omvat ook de pakkingbussen, de
interne klemmen en al het klein materiaal dat voor de onberispelijke uitvoering van het werk nodig is. Opmerking: Als interne klemmen worden lusterklemmen niet toegelaten.
2504: Chemische verankering van draadstang RVS in beton (materiaal inclusief) 2505: Plaatsen van één of twee luidsprekers
Dat werk omvat alle verrichtingen die nodig zijn om de luidsprekers te bevestigen op een bovenleidingspaal, een verlichtingspaal, een luidsprekerpaal, een gevel of een afdak. De voorschriften betreffende de naburige uitrustingen zijn op dit punt van toepassing. De luidsprekers worden met roestvrije schroeven of bouten of growerringen aan hun beugel bevestigd, met uitzondering van vleugelschroeven of –moeren. In het in de prijslijst vermelde bedrag is rekening gehouden met de levering en de plaatsing van de bevestigingsmiddelen, ongeacht de drager. Indien nodig is ook het herstellen en schilderen van de muren inbegrepen. 2506: Plaatsen en aansluiten van een scherm
Plaatsen van een IP54 scherm van TFT scherm 32”, 42”,46” (gewicht 40 kg -51 kg – 71 kg) als infoscherm zoals CLISTT. De montage van de steunen en de chemische verankering zijn inbegrepen in de prijs. De steunen en schermen worden geleverd door I-ICT.
Tevens kan het gaan om informatieschermen die binnen geplaatst worden (52” of 46” van 40 kg of kleiner ). De steunen en schermen worden geleverd door I-ICT.
2508: Plaatsen en aansluiten van één camera
Plaatsen van een IP of dome camera. De camera en de steun wordt geleverd door I-ICT.
2509: Plaatsen en aansluiten van een WIFI access-point
Het betreft het plaatsen van een wifi access-point in een gebouw van Infrabel (zowel administratieve gebouwen als werkplaatsen). Op perrons wordt de wifi ingebouwd in een polyesterkast. 2510: Plaatsen van een 19” apparaat
Plaatsen en aansluiting voeding van een 19” apparaat (van 1U tot 8U). Plaatsing kan zowel in technisch lokaal als in loge. Enkele voorbeelden om een idee te geven: 2.3.16.1.1 Plaatsen van een powerbox
Een 19” verdeelbox (powerbox= power distributionbox) is een gesloten verdeelbord dat geplaatst wordt in een 19” racksysteem en één DIN-rail behuist. De verdeelbox meet 3 units (3x 4.4cm) hoog en bevat tevens een aardingsrail waarop de verschillende aardingsgeleiders kunnen worden aangesloten. De DIN-rail is gemonteerd op een schuifsysteem zodat deze volledig uit de behuizing kan worden gehaald om vlot de bedrading aan te sluiten. 3U k ac "r 19 m 5m 44
De powerbox (incl zekeringen) wordt geleverd door I-ICT. 2.3.16.1.2 Plaatsen van een gelijkrichter
Plaatsen van een gelijkrichter (230V-48V) van 2U.
2.3.16.1.3 Plaatsen van een batterijpack
Plaatsen van een batterijpack 19” (2U of 4U) .
2.3.16.1.4 Plaatsen van een industriële switch (in 19” rack)
De afbeeldingen geven een idee van de te plaatsen apparatuur, INFRABEL behoudt zich het recht voor om van merk en type te veranderen zonder dat de inschrijver hiervoor recht heeft op een prijsaanpassing.
2.3.17 PLAATSEN VAN KASTEN 2.3.17.1 PLAATSEN VAN 19” KASTEN
De 230 V- bekabeling en de aarding van de kast zijn ten laste van de aannemer. De verbindingspunten bevinden zich in het lokaal van de kast, behalve als dat in de aanbestedingsplannen anders is vermeld. De bekabeling wordt gelegd volgens de eisen van goed werk. Het is wenselijk dat de bekabeling in de kasten vanaf de voorkant kan worden uitgevoerd. 2601: Plaatsen van een kast 19" 1800 en 2000mm hoogte (alle afmetingen)
De installatiehandleiding van de fabrikant dient gevolgd te worden. 2602: Uitrusting van een 19" kast (werken in atelier)
Deze post omvat het uitrusten van een 19” kast met alle nodige accessoires zoals de horizontale en verticale geleiders, stopcontactenstrook…. Deze post is enkel van toepassing op post 2601. Deze montage kan zowel gebeuren ter plaatse als in atelier. 2603: Plaatsen van een muurkast 19" (alle afmetingen)
De installatiehandleiding van de fabrikant dient gevolgd te worden. 2.3.17.2 PLAATSEN VAN POLYESTER KASTEN 2610: Plaatsen van een polyester kast (alle types)
De installatiehandleiding van de fabrikant dient gevolgd te worden. 2.3.17.3 PLAATSEN VAN VOETPADKASTEN
De plaats en de stand van de voetpadkast wordt door de leidend ambtenaar meegedeeld vóór het aanvatten van de werken. De afstand L tussen de rand van de voetpadkast en de dichtstbijgelegen spoorstaafas moet beantwoorden aan de volgende voorwaarden: Buitenkant bocht H=0 1600
Binnenkant bocht 0 < H = 50 1650
50 < H = 100 1700
100 < H = 150 1750
H = verkanting in mm L = minimumafstand in mm De voetpadkast wordt niet geïdentificeerd aan de buitenkant. De aannemer documenteert ze op de plans As-Built en vermeldt er, aan de ODF, de identificatie van de kabel, de kilometerpaal (zo exact mogelijk en tot op 10 m nauwkeurig), de afkorting VPK en de GPScoördinaat in graden, minuten, seconden en honderdsten van een seconde (bv.: F.50A.1 KP 10,235 – VPK). 2611: Plaatsen van een 19” voetpadkast voor actieve apparatuur
Afmetingen: 1464 x 1483 x564 mm (incl sokkel); De sokkel van de voetpadkast wordt gegoten als een fundering van gewapend beton van 200 mm zodat de kast nadien op die sokkel kan worden gemonteerd. Om de netheid in de buurt van de kast te waarborgen, wordt rond de kast beton gegoten over een breedte van 150 mm en vóór de openingsinrichting van de kast over een breedte van 800 mm. Het gewapend beton met een matras van 100 x 100 mm, met een draaddiameter van 8 mm, moet horizontaal liggen maar moet niet effen zijn. De aannemer voorziet de aarding van de voetpadkast volgens de voorschriften van het AREI (hoofdstuk C1) zodat er een weerstand tussen 5 en 10 ohm wordt verkregen; de meting wordt uitgevoerd door de aannemer. Bij de uitvoering van de fundering moeten absoluut 2 HDPE-buizen van 160 mm voorzien worden voor het inbrengen van de voedingskabels en voor de optische kabels; de plaats van de 2 HDPE-buizen wordt bepaald door de leidend ambtenaar. Het leveren en plaatsen van HDPE-buizen is vervat in deze post. De plaatsing van de voetpadkast omvat de vereiste materialen. Reserves van optische kabels worden aangelegd aan een trekput in de buurt van de voetpadkast. De plaatsing van de trekput is niet vervat in deze post. 2612: Plaatsen van een voetpadkast voor passieve elementen
De afmetingen zijn ongeveer H x l x P (1200 mm x 800 mm x 300 mm) of (875x590x320mm). De sokkel van verzinkt staal van 900 mm wordt 600 mm ingegraven ten opzichte van het toekomstige steunpunt en bevestigd op een vooraf gegoten betonnen sokkel van 100 mm. Het toekomstige steunpunt voor de technici ten opzichte van de bestaande grond wordt bepaald door de leideind ambtenaar. Om de netheid in de buurt van de kast te waarborgen, wordt rond de kast beton gegoten over een breedte van 150 mm en vóór de openingsinrichting van de kast over een breedte van 800 mm. Het gewapend beton met een matras van 100 x 100 mm, met een draaddiameter van 8 mm, moet horizontaal liggen maar moet niet effen zijn. De ontkisting is in deze post inbegrepen.
De aannemer voorziet de aarding van de voetpadkast volgens de voorschriften van het AREI (hoofdstuk C1) zodat er een weerstand tussen 5 en 10 ohm wordt verkregen; de meting wordt uitgevoerd door de aannemer. Er moeten 2 HDPE-buizen van 160 mm worden voorzien voor het inbrengen van de toekomstige optische kabels; de plaats van de 2 HDPE-buizen wordt bepaald door de leidend ambtenaar. Het leveren en plaatsen van HDPE-buizen is vervat in deze post. De plaatsing van de voetpadkast omvat de vereiste materialen. Alle optische kabelreserves worden aangelegd aan de sokkel van verzinkt staal. 2.3.17.4 PLAATSEN VAN KETEN
De sites waar geen telecomlokaal voorhanden is, worden uitgerust met keten van polyester van 2 m x 3 m. (plan G-6-75). De afstanden en de plaats worden door de leidend ambtenaar meegedeeld bij de aanvang van de werken. Infrabel heeft het recht om de voor een keet geplande plaats te wijzigen als onvoorziene plaatselijke omstandigheden dit vereisen. De keten wordt op een betonnen funderingsplaat bevestigd. Deze doet tegelijkertijd dienst als funderingsplaat, verankering van de keet, vloerplaat en doorvoer van de nutskabels. De installatie van de telecomkeet dient te gebeuren volgens de technische specificatie SPCT-I-ICT-0001. 2701: Grondwerken en nivellering van de site
De grond- en funderingswerken zullen conform de Technische Bepaling ES 71 nr. 73-C6601, bundel 332 zijn. Die werken omvatten: - het verwijderen van het gazon, onderhout en de verschillende materialen die zich op het te nivelleren terrein bevinden; - de uitgravingen, het nivelleren van de ondergrond, afscherming, opshoring, - het aanvullen tegen de funderingen, het aanaarden en afvoeren van overtollige grond en afval buiten de aanhorigheden van Infrabel; - Het ophogen van de grond, gestabiliseerd zand wordt indien nodig geleverd, het leveren van stabilisé wordt behandeld punt 563 - Indien nodig wordt de L in beton geplaatst. De bepaling van deze L wordt behandeld in punt 569,570,571. De plaatsing wordt behandeld in punt 215 (ongeacht de hoogte). Voor het aanaarden van het terrein moet rekening worden gehouden met een maximaal hoogteverschil van 0,3 m. Wanneer de keet boven bestaande kabels wordt geplaatst, dewelke niet in die keet moeten ingevoerd worden, dan worden die kabels in goten gelegd. De bescherming gebeurt door HDPE buizen van Ø 160 mm doorsnede, verzaagd in de lengte en geplaatst onder de funderingsplaat. Die buizen worden ingegraven op normale diepte voor het leggen van kabels in een sleuf en wel vóór de funderingsplaat wordt gegoten. Het aanbrengen van die goten is begrepen in de eenheidsprijs van de grondwerken.
2702: Maken van een funderingsplaat in beton
Het gebruikte beton moet beantwoorden aan de norm NBN B15-001 en moet van het type C 25/30-2N-S3-14 zijn. Tijdens de bereiding wordt er een vochtwerend middel aan het beton toegevoegd om de capillariteit ervan te beperken. De documenten die door de betonleverancier aan de aannemer worden verstrekt, worden aan de leidend ambtenaar bezorgd om de toevoeging van het product te bevestigen. Het betonneren gebeurt in één laag zonder hervatting. Het beton wordt verschillende malen getrild tijdens het gieten. De plaat moet ten minste 25 cm dik zijn. De kanten moeten perfect vlak en glad zijn. Op halve hoogte van het beton wordt een metalen wapening aangebracht bestaande uit een maasraster met een zijde van 15 cm en een diameter van 8 mm. Onder de funderingsplaat komt op de bodem van de uitgraving een dichtingsfolie die aan elke kant 50 cm moet uitsteken. Wanneer na de grond- en nivelleringswerken de grond de folie zou kunnen beschadigen, moet de aannemer de folie op een 10 cm dik bed van rijnzand leggen. 2703: Plaatsen van buizen en goten
Voor de kabelingangen wordt een net van goten van ± 220 mm en bij voorkeur kunststof ingebouwd onder de betonplaat. De plaats en de uitvoeringswijze alsook de maximale afmetingen van de openingen in de betonplaat en de ondervloer van 40 mm zijn vermeld in de bijlagen. Aan de buitenkant wordt een trekkamer van polymeer met binnenafmetingen 550 x 1150 mm geïnstalleerd tenzij er een andere trekkamer dicht genoeg in de buurt ligt om hem te gebruiken (met toestemming van de leidend ambtenaar). De plaatsen worden door de leidend ambtenaar meegedeeld bij de aanvang van de werken. HDPE buizen Ø 160 mm verbinden de goten van 220 mm met de trekkamer. De openingen in de plaat die toegang geven tot de goten moeten afgesloten zijn met een deksel (hout, kunststof) waarin de kabeldoorgangen worden gerealiseerd. De uitgangen van de goten die niet worden gebruikt, moeten afgesloten worden met geschroefd materiaal dat identiek is met dat van de kokers en dat bij later gebruik kan worden weggenomen. 2704: Plaatsen van de keet
De keet wordt op de fundering geplaatst met ertussen een dichtingsband van gebitumeerd rubber en afwerking met siliconenkit en vastgemaakt met klemmen en chemische ankers zoals vermeld op plan G-6-76. Rond de klemmen wordt een stuk buis geplaatst zodat deze vrij blijven bij het aanbrengen van de afwerkingslaag. Deze extra afwerkinglaag, in beton, wordt tot op hoogte van de onderste deurboord gegoten. Opmerking: Het verankeren van de keet gebeurt door middel van chemische ankers. Het aantal is afhankelijk van het type keet. 12 stuks voor een keet type A. Deze worden geleverd en geplaatst door de aannemer. Hij volgt zeer nauwkeurig de installatievoorschriften van de producent. De werkwijze dient hij aan de hand van een vooraf goedgekeurde checklist af te handelen. De checklist dient een item te bevatten waarin na uitharding de ankers met een kracht getest worden, vooraleer deze op spanning te brengen.
Onafhankelijk van de werkwijze vergewist men er zich van dat er bij plaatsing van de ankers een homogene menging van de chemische componenten plaatsgevonden heeft. Indien er twijfel bestaat over een goede menging worden er andere geleverd. De ankers die niet voldoen, worden zoveel mogelijk verwijderd en de funderingsplaat wordt terug in staat gesteld. Dit alles is in de aanneming begrepen. 2705: Aanbrengen van coating op betondelen
Alle betonnen delen worden behandeld met een verf van het type hydroxyl acryl, verhard met isocyanaat van grijze kleur. De verf wordt in twee opeenvolgende lagen aangebracht. De betonnen delen die met de aarde in contact komen (kant fundering) worden bedekt met een speciaal daartoe dienende beschermingsfolie of een dichtingscoating. Alle leveringen en het vervoer zijn in deze post inbegrepen en moeten in de prijzen op de prijslijst geïntegreerd zijn. 2706: Elektrische uitrusting van de keet.
De keet wordt uitgerust met een zekeringkast met 8 vertrekken, beveiligd door een verliesstroomschaklaar van 300mA, dubbelpolige automaten van 10 A en een algemene vermogenautomaat van 32 A en aardingslatten. Er wordt op aangesloten : - een waterdicht stopcontact; - een luchtdicht verlichtingstoestel TL 40W met buizen 36 W; - een waterdichte zichtbare tweepolige schakelaar. De plaats van de uitrusting zal door de leidend ambtenaar worden aangegeven. Na installatie dient de elektrische installatie met inbegrip van een aardingsmeting, door een erkend controle organisme gekeurd te worden. 2707: Binnenbrengen en bevestigen van de kabels in de keet
Sonokabels: Het werk omvat de introductie van het sono kabels, deze op een degelijke wijze bevestigen volgens de ter plaatse gegeven richtlijnen van de leidend ambtenaar of zijn afgevaardigde. De kabel uiteinden zijn bevestigd aan het chassis of kabelgoten door speciale flenzen, te verstrekken door de aannemer. De buitenmantel van de kabel dient 10mm verder te komen dan de flens. Inbrengen glasvezelkabels: Het werk omvat : - het vrijmaken van het gat van de koker dat voorzien is voor het inbrengen van de optische kabels; - het inbrengen van de optische kabel in de keet, zodanig dat er een reserve optische kabel van ten minste 10 m aanwezig is aan de ODF ; de reserve wordt bijeengehouden met klembeugels van polyamide op de draagconstructie van de keet; - het afsluiten van de vrijgemaakte koker met brandwerend polyurethaanschuim
-
het herstellen van de buitenkant van de keet
Algemeen De leidend ambtenaar vraagt om in de keet ofwel een ODF-schuif of een wand-ODF te installeren, naargelang van de situatie. Als het gaat om een wand-ODF bevestigt de aannemer een aluminium raam op de draagconstructie van de keet om de wand-ODF aan te bevestigen. Als het gaat om een ODF-schuif voorziet de aannemer een kast ie op de vloer moet worden verankerd. Voor alle informatie met betrekking tot de ODF’s verwijzen we naar paragraaf 7.4 (SPC-T-IICT-0002b). Elke installatie van een ODF-schuif moet zodanig worden uitgevoerd dat er een vrije doorgang van ten minste 80 cm wordt gelaten voor interventies. Elke patch cord moet in een gepaste kabelgoot worden geplaatst. Voor meer informatie met betrekking tot de goten, zie paragraaf 6 (SPC-T-I-ICT-0002b).
2708: Uitvoeren van een netheidzone
Op het eind van de werken wordt een netheidzone aangelegd rond de fundering door een laag grind of zand aan te brengen om de site te nivelleren. PVC folie onder een laag grind van 10 cm bedekt de randen van de keet over een breedte van 2 m aan elke kant. Als de werken overgaan in het gedeelte van de perrons dat voor de reizigers bestemd is, moet de aannemer de oorspronkelijke toestand herstellen.
2.3.18 DOCUMENTATIE 2.3.18.1 Algemeen
De documentatie over de uitgevoerde werken door de inschrijver dient in zijn definitieve vorm geleverd te worden ten laatste tegen de voor de voorlopige oplevering geplande datum. Een exemplaar van dit dossier moet vooraf naar de leidend ambtenaar worden gestuurd voor goedkeuring en controle. Voor het uitvoeren van specifieke metingen werden er posten voorzien in de meetstaat. De inschrijver dient aan te tonen dat hij goed werk geleverd heeft door deze metingen, foto’s van de uitgevoerde werkzaamheden, aanduiden van ligging kabels op bestaand plan. Deze documentatie zal (tenzij anders vermeld) inbegrepen zijn in de bestaande prijsposten. Aan de inschrijver zal niet gevraagd worden om een Autocad-plan af te leveren.
2801: Meetrapport van één glasvezel
Voor elke optische kabel wordt een rapport met de OTDR-metingen bezorgd. De lustechniek is niet toegelaten aangezien het gaat om metingen per optische vezel.
Op verzoek van de leidend ambtenaar bezorgt de aannemer het ijkingsattest van de OTDR. Voor deze metingen moet er aan elk uiteinde een voorzethaspel (of dode zonevezel) worden voorzien van ten minste een kilometer ervóór en er voorbij, met dezelfde karakteristiek als de gemeten vezel en absoluut van dezelfde lengte. Hierdoor kan de ingangs- en uitgangsconnector worden gekwalificeerd en kan men zich losmaken van de dode zone van de reflectometer. De OTDR-meting wordt altijd uitgevoerd aan het uiteinde van elke optische vezel met de in gedefinieerde golflengtes; deze paragraaf vemeldt eveneens de na te leven waarden van de metingen. Om het eindresultaat van de metingen in twee richtingen te kunnen genereren, zijn de volgende parameters vastgelegd in de OTDR: helix factor = 0% en de brekingsindex = 1,468 bij 1310 nm & 1550 nm. De metingen in twee richtingen worden uitgevoerd met een identieke pulsbreedte, een identieke afstand en een identieke meetduur (aangepast aan de lengte van de optische kabel met een minimum van 45 seconden). De laatste meting van de OTDR wordt uitgevoerd met een pulsbreedte waarbij men een signaal/ruisverhouding heeft tussen 5 en 10 dB na het laatste evenement. Evenementen die gekoppeld zijn aan problemen met de kromtestraal, moeten worden geweerd. De vezelsecties die niet eindigen op een connector, worden gemeten na te zijn aangesloten op de OTDR met een tijdelijke mechanische verbinding. We verkrijgen een bestand per gemeten vezel en per uiteinde, met de administratieve gegevens en het resultaat van de metingen : -
De administratieve inlichtingen die gedeeltelijk werden verstrekt door de leidend ambtenaar vermelden: de identificatie van de kabel, het vezelnummer, de plaats van het uiteinde, de datum waarop de meting werd uitgevoerd en de naam van de onderneming en van de operator.
-
Het resultaat van de metingen omvat de terugverstrooiingscurve en de staat van de onderbrekingen in de vorm van een tabel met meer bepaald de golflengte, de pulsbreedte, de meettijd, de brekingsindex, de helixfactor, de totale lengte van het stuk, de plaats van de onderbrekingen, de totale verzwakking (dB), de gemiddelde verzwakking (dB/km).
De benaming van elk bestand is expliciet en omvat de identificatie van de kabel, het vezelnummer, de plaats van het uiteinde en de golflengte (bijvoorbeeld: F.50A.1_f001_Brugge_1310). Ook diezelfde informatie met het resultaat van de metingen in twee richtingen wordt geleverd. De benaming van elk bestand is expliciet en omvat de identificatie van de kabel en het vezelnummer (bijvoorbeeld: F.50A.1_f001_1310).
Er wordt een overzichtstabel van de OTDR-metingen met de gemiddelde verzwakking in twee richtingen van elke sectie bijgevoegd conform [12]. Al de resultaten worden geleverd in elektronische vorm, in twee exemplaren (compatibel met Bellcore GR-196), en worden overhandigd aan de leidend ambtenaar. Deze laatste kan vragen om de resultaten op papier en in verschillende exemplaren te krijgen zonder prijstoeslag. Al de resultaten worden door de leidend ambtenaar opgeslagen in een directory die ook een tekstbestand kan bevatten met eventuele opmerkingen over de metingen. Als uit de voormelde metingen of uit door de leidend ambtenaar uitgevoerde metingen blijkt dat er onderbrekingen zijn in de optische weg, of dat er waarden zijn die hoger liggen dan die welke opgegeven worden, moet de aannemer deze wegwerken op eigen kosten. De connectoren zijn niet inbegrepen in deze onderbrekingen. De meting dient uitgevoerd te worden op 1310, 1550 en 1625 nm.
2.3.18.2 Powermeting
Tevens dient er telkens een powermeting uitgevoerd te worden op dezelfde golflengtes als de OTDR-meting. Het meetrapport dient eveneens overhandigd te worden. 2802: Meetrapport in technologie categorie 6
Deze post is van toepassing op verbindingen die geleverd en aangesloten worden door de inschrijver. De meting dient uitgevoerd te worden in twee richtingen. Voor de paren gebruikt in de norm zullen de volgende karakteristieken gemeten worden op een frequentiespectrum van 1 tot 250 MHz : - Near End crosstalk (NEXT); - Attenuation to Crosstalk Ratio (ACR); - Equal Level Far End Crosstalk (ELFEXT); - Power Sum Next (PSNEXT); - Power Sum ACR (PSACR); - Power sum ELFEXT; - Insertion Loss (attenuation); - Return Loss. De volgende metingen worden tevens uitgevoerd : - Delay Skew; - Propagation Delay (phase delay); - Wire map (inclusief de afscherming); - de fysische lengte van de verbinding; - de totale lengte van de gemeten kabel (op basis van voorgaande meting). De meetresultaten worden onder de vorm van een meetrapport afgeleverd.
Voor elk paar wordt de marge (in dB) tussen de slechtste en het minimum opgelegd door de norm gemeten. Het meetrapport dient elektronisch bezorgd te worden met de volgende informatie op vermeld : - naam van de verbinding (identiek als die op het aangebrachte etiket); - datum en uur van de meting; - geteste norm (EIA/TIA 568-B Cat. 6A – class E); - certificatie ok ja/neen? (Pass/Fail); - de resultaten van de bovenstaande metingen. De post is per eenheid (eenheid = één categorie 6A verbinding).
2803: Meetrapport bekabeling lussen branddetectie
Stap 1 : Lijnmetingen met een ohmmeter volgens de methode uitgelegd in de installatie-instructie van de centrale. Bijwerken van een testdocument voor metingen met een ohmmeter, dit document zal op voorhand aan het technisch dossier toegevoegd worden (+ detail van de site met versienummer van de software) en aan de klant verstuurd worden per email. Eén kopie dient in het technisch dossier aanwezig te zijn zodoende dat de technieker er gemakkelijk toegang toe heeft. Eventuele uitleg voor de technieker voor verbetering Indien deze stap is goedgekeurd, verder gaan met stap 2, zo niet, wordt de oplevering opgeschort en uitgesteld. Stap 2 : Installatie van een testapparaat (simulator) Tijdens de scan uitgevoerd door het testapparaat, controle op de site van de samenhang van het inplantingsplan van de elektricien, de hoeveelheid detectoren en het naleven van de richtlijnen van de studie volgens de norm S21-100 (plaatsing van de detectors, type bekabeling, regels van de kunst, …). Alle detectoren die op het plan aangeduid zijn, moeten gezien en gevalideerd worden. Het aantal detectoren dat door het testapparaat gedetecteerd wordt, moet overeenkomen met het aantal detectoren dat op het inplantingsplan voorkomen. Indien de scan met het testapparaat goed verloopt en de hoeveelheden detectoren overeenstemt met het plan, overgaan naar stap 3, zo niet wordt de oplevering opgeschort en uitgesteld. Stap 3 : Vergelijking tussen het aantal detectoren gedetecteerd door het testapparaat en het blokschema van de studie die identiek moeten zijn. Indien het aantal verschilt, moet er een verklaring gegeven worden door het studiebureel van de leverancier van het branddetectiemateriaal en deze verklaring moet gevalideerd worden. Stap 4 : Overhandiging van het PV van de oplevering voor bekabeling. Eén kopie hiervan wordt bewaard in het technisch dossier van de leverancier van het branddetectiemateriaal.
Op het einde van de positieve of negatieve oplevering voor bekabeling, zal de projectverantwoordelijke zo snel mogelijk op de hoogte gesteld worden. Template van rapport kan opgevraagd worden.
2.3.19 DIVERSE 2.3.19.1 ORGANISATIE 2901: Coördinatie van de werf door de veiligheidscoördinator verwezenlijking
Bij werven < 500 m² wordt de veiligheidscoördinator verwezenlijking (VCV) door de “bouwdirectie belast met de uitvoering” aangesteld (= door de geselecteerde inschrijver). Kostprijs vervat in de verschillende éénheidsprijzen. De post is bestemd voor de taken van de veiligheidscoördinator verwezenlijking voor werven > 500 m². Dit is een prijs per uur. Op specifieke vraag van de leidend ambtenaar Infrabel! 2902: Studie, bezoek en offerte (per geografische site)
Deze post omvat: -
de studie; de bezoeken ter plaatse; de offerte.
Indien op dezelfde plaats verschillende projecten gecombineerd worden kan deze post slechts één keer verrekend worden. Het voorafgaand bezoek op de werf dient ten laatste 5 werkdagen te volgen op de uitnodiging van de leidend ambtenaar. 2903: Bevoorradingsstock beheren (jaarlijkse forfait)
Jaarlijks forfaitaire post om een minimale anticipatiestock te voorzien met als bedoeling om zeer snel materiaal te kunnen leveren voor dringend uit te voeren werkzaamheden.
2904: Verkrijgen van een openbare goedkeuring
De inschrijver neemt alle aanvragen voor het verkrijgen van openbare goedkeuringen voor werken buiten het INFRABEL domein op zich.
Hij regelt eveneens alle stappen en goedkeuringsaanvragen (gemeente en politie) voor het gebruik van de openbare weg. 2905: Transport van laadvermogen > 5 ton
materiaal
(geleverd
door
Infrabel)
met
vrachtwagen
waarvan
Deze post heeft betrekking op het ter beschikking stellen door de aannemer van een vrachtwagen met chauffeur, tegen een vaste prijs per kilometer, voor het vervoer van allerhande materialen. Deze post heeft geen betrekking op het ter beschikking stellen op de site van materialen en gereedschap die door de aannemer worden gebruikt. 2906: Transport van materiaal (geleverd door Infrabel) met bestelwagen
Alle voorschriften van de voorgaande post zijn van toepassing.
2.3.19.2 WERKUREN
De uren in eigen beheer zijn bedoeld voor werk dat niet kan worden opgenomen in een van de posten vemeld in de prijslijst van het bestek. Voor de uitvoering van de werken van deze post moet steeds een toelating worden gevraagd aan de leidend ambtenaar. De berekening van de uren in eigen beheer wordt gecontroleerd door de leidend ambtenaar. De leidend ambtenaar beslist of er, om exploitatieredenen, bepaalde werken ’s nachts moeten worden uitgevoerd of op zaterdag of zondag. Bij het aanvragen van de vereiste buitendienststellingen of buitenspanningstellingen pleegt de aannemer vooraf overleg met de leidend ambtenaar over het aantal personen waarmee hij de aan te duiden prestaties uitvoert. In dit geval kan de aannemer aanspraak maken op een prijsverhoging conform de modaliteiten beschreven in het bestek. 2911: Werkuren in regie 2912: Supplement voor nachtwerken tussen twee werkdagen (uren ter plaatse)
De werkdagen van 20h00 tot 6h00 (van de volgende dag). 2913: Supplement voor werken op zaterdag (uren ter plaatse)
Zaterdag van 6h00 tot 20h00 2914: Supplement voor werken op zondag (uren ter plaatse)
Zondag van 6h00 tot 20h00 2915: Supplement voor nachtwerken op zaterdag (uren ter plaatse)
Zaterdag van 20h00 tot zondag 6h00 ‘s morgens 2916: Supplement voor nachtwerken op zondag (uren ter plaatse)
Zondag van 20h00 tot maandag 6h00 ‘s morgens
2.3.20 WERKEN 2921: Werken met zware graafmachine
Deze post is bedoeld voor het verplaatsen van grote hoeveelheden grond of voor het afladen van zware lasten van vrachtwagens of wagens op verzoek van de leidend ambtenaar. 2922: Werken met lichte graafmachine
Deze post betreft de werken (niet voorzien in het bestek) waarvoor een mini-pel van 3,5 ton nodig is. 2923: Opname van het materiaal dat door Infrabel is geleverd
De overname van het materiaal zal gebeuren op de plaats aangeduid door de leidend ambtenaar. Een document van de overname dient opgemaakt te worden. De post omvat niet het transport. 2924: Verwijderen van struikgewas en snoeiwerk
Het verwijderen van struikgewas en snoeiwerk moet vooraf door de leidend ambtenaar worden goedgekeurd. Het verwijderen van struikgewas en het snoeiwerk worden gesuperviseerd door de leidend ambtenaar. De bomen en struiken moeten worden afgezaagd. Het gebruik van een bijl of een kapmes is verboden. Het afval mag niet op het Infrabel-terrein worden verbrand. Het afvoeren van het snoeiafval van het Infrabel-terrein is in deze prijs inbegrepen. Bij het verwijderen van struikgewas moet het vrijeruimteprofiel altijd worden gerespecteerd. Het snoeien moet door de aannemer zodanig worden uitgevoerd dat er geen enkele tak boven en op minder dan een meter van de optische kabel hangt. Voor dit werk is de voorafgaande toestemming van de leidend ambtenaar vereist. Bij de snoeiwerken moet de aannemer een team ter plaatse voorzien om in voorkomend geval te werken aan de bovenleidingspalen. De werken moeten beëindigd zijn alvorens de optische kabel wordt gelegd. 2925: Zware snoeiwerken
Zware snoeiwerken zijn snoeiwerken waarvan de takken meer dan 10 cm zijn, alsook de reiniging van de takken in de te reinigen zone en die op meer als 3 meter hoogte bevinden. De post bevat eveneens het afzagen van bomen met een stam van meer dan 10 cm. Dit werk zal toevertrouwd worden aan een gespecialiseerde aannemer die over alle nodige vergunningen (registratie, goedkeuringen, enz..) beschikt voor de uitvoering van dit werk in de desbetreffende regio. De snoeiwerken moeten beëindigd zijn voor alle andere werken.
2.3.21 WERKEN OP HOOGTE 2301: Gebruik van een hoogtewerker (per dag)
De beslissing om een hoogtewerker te gebruiken gebeurt door de leidend ambtenaar. Het gebruik en het type van hoogtewerker worden onderling overeengekomen tijdens het voorafgaand bezoek. De prijs wordt verrekend per dag ter plaatse en omvat enkel de prijs van het ter beschikking stellen van het apparaat. De berekening van het aantal dagen zal gecontroleerd worden door de leidend ambtenaar. 2302: Gebruik van een hoogtewerker (per week) 2303: Gebruik van een schaarlift (werkhoogte 8m) per dag
Huur van een schaarlift van 6 m. prijs per dag. 2304: Gebruik van een schaarlift (werkhoogte 8m) per week
2.3.22 EVENTUELE EXTRA WERKEN Dienen steeds door de leidend ambtenaar goedgekeurd te worden.