Genealogie van Franciscus Wilborts.
I Franciscus Wilborts. Franciscus was gehuwd met Maria van Gool. Uit dit huwelijk: 1 Antonius Wilborts, (1909) timmerman, geboren te Hilvarenbeek op 25 december 1881 (rk), overleden te Reusel op 5 oktober 1947, begraven aldaar.i 1909 - 1910 Op 20 december 1909 wordt hij te Reusel aan de Straat wijk A 73 ingeschreven samen met Wilhelmus van Dijseldonk geb. 21 november 1875 te Waalre van beroep meesterknecht sigarenmaker. Hij had verschillende huizen in eigendom. Antonius is getrouwd te Reusel op 5 januari 1912, getrouwd aldaar op 8 januari 1912 voor de kerk (rk) (getuigen waren Petrus Panjoel en Johannes Vosters), op 30-jarige leeftijd met Elisabeth Vermeulen (30 jaar oud), geboren te Reusel op 11 september 1881, gedoopt op 11 september 1881 (rk) (doopgetuigen waren Adrianus Roijmans en Elisabeth Vermeulen), overleden op 18 mei 1949, begraven te Reusel, dochter van Cornelis Vermeulen ((1869 ) timmermansleerling, timmerman en (1883) meester timmerman) en Maria Francisca Roijmans (landbouwster).ii 1898 - Op 14 juni vertrekt zij naar Hoogeloon. 1905 - Op 24 maart komt zij vanuit Eersel terug naar Reusel. 1912 - 1918 Op 1 februari worden zij aan de Straat no.98a ingeschreven, op 30 mei 1918 vertrekken zij naar Oirsbeek. Op 13 mei 1913 wordt Antonet Vermeulen (schoonzuster) geb. 20 februari 1885 te Reusel bij hen ingeschreven, zij komt vanuit Eindhoven en vertrekt op 13 juni 1913 naar Hoogeloon ca. Op 18 juli 1913 wordt Theodorus Cornelis Linschoten geb. 4 april 1903 te Reusel bij hen ingeschreven, hij komt vanuit Hilvarenbeek en vertrekt op 5 juli 1916 naar Hoogeloon. Op 26 juni 1915 wordt Albert Overstrijd geb. 1 januari 1863 te Hellevoetsluis als kapitein der infanterie bij hen ingeschreven, hij komt vanuit Utrecht en vertrekt op 18 april 1917 naar Utrecht. 1919 - 1920 Op 17 juli zij worden weer ingeschreven aan de Straat no.98a.
Dit overzicht is gemaakt met hazap7.2f plus door:\ Thijs van der Zanden Grotenekker 4 5541 DJ Reusel email
[email protected] _ _Bijlage 1 - Een Reusels bedrijf - Firma Maas bouwmaterialen - 7.12.1990 bewaarplaats: Reusel archief: H.W.R inventarisnr: de Schééper 7 blz. 18 - 21 Een Reusels berdijf --- door Graart Jansen en Karel van Hoppe --Jan Maas had in Tilburg 4 zonen, een boerderij, deed in zand en grind en was vrachtkarrijder bijvoorbeeld van en naar de haven in Tilburg. En daar aan de haven zij iemand tegen Jan Maas: "Jan, ge moet ene vrachtauto kopen, daar is goud mee te verdienen". Jan kocht in 1928 zijn eerste vrachtauto. Mijnheer Geraerts, een makelaar in Hilvarenbeek, zei weer iets anders tegen Jan Maas; "Jan , wil je nog 4 hectare grond kopen aan de Dongenseweg in Tilburg?" "Nee", zei Jan "op die grond valt niets te verdienen". De makelaar weer: "Ik heb ook nog een zaak in bouwmaterialen in de aanbieding, hebt ge daar dan zin in?" Daar had Jan wel oren naar en kocht de 'erkende bouwmaterialenhandel Antoon Wilbrorts' (Toontje Wilbers) in Reusel. Op 1 maart 1935 werd dit bedrijf inclusief een vrachtauto overgenomen en was het ontstaan van 'Gebroeders Maas Bouwmaterialen' een feit. En hierbij zijn we bij de man en het bedrijf waarover we gaan praten: Gerard Maas (Sjiraar Maas)
= blad 1 =
Genealogie van Franciscus Wilborts. Op het moment dat Toontje Wilbers zijn zaak verkocht woonde hij nog aan de Mierdseweg 1, die toen nog Prins Hendriklaan heette. Hij was bezig een nieuw huis te bouwen aan de Wilhelminalaan, toen nog Hoofdstraat. Daarom ging Gerard in juni 1935 voorlopig bij Toontje op de Mierdseweg inwonen. Gerard had, zoals gezegd, nog 3 broers in Tilburg: Kees die boer werd, Jos en Sjaak die in Tilburg tegelijk met Reusel een handel in bouwmaterialen begonnen. De boekhouding van het gezinsbedrijf deed Gerard in Reusel. Toen Toontje Wilbrorts in zijn nieuwe huis ging wonen, kwam bij Gerard, de vrijgezel, een dienstbode in huis...... Gerard begon met veel energie aan zijn zaak te werken. De start was moeilijk, er werd in die tijd niet zo veel gebouwd. Een nieuwe vrachtwagen kostte 2100 gulden. Die kocht hij. Later nog een tweedehands chassis van een vrachtwagen zonder wielen voor 1300 gulden. Maar de zaken gingen toch zo goed dat Gerard op een gegeven moment de stoute schoenen aantrok en bij Thijs Vrijsen (Herremennekes Thijs) op de Hoef, toch niet de eerste de beste in Reusel, de hand van diens dochter Bertha ging vragen. In januari 1940 trouwden Gerard met Bertha en gingen met z'n tweeën vol goede moed aan de gang. En dan breekt na vier maanden de oorlog uit, Duitsland bezette Nederland. Toen kwamen de moeilijke jaren. Alle bouwmaterialen, evenals alle voedsel, waren op de bon. Maar er waren geen bouwmaterialen. Cement werd cementkalk,waar toch wel mee te werken was. Geen benzine, dus een kolengenerator op de vrachtwagen gebouwd en maar stoken.... en rijden voor zover dat lukte. Dat Reusel aan de grens met België ligt had ook toen al zijn voordelen. Daar kon hij nog wel eens tegels of 'Belse steentjes' kopen. Daar zat weer een heel vergunningestelsel aan vast, dat natuurlijk zoveel mogelijk ontdoken werd. Autobanden waren hier amper te krijgen, dus ging hij met een lege velg naar België en kwam lag op de velg weer een band. Slimheid en durf waren nodig om aan de gang te blijven. Een door de Duitsers gevorderde auto werd in Tilburg op een boerderij onder het stro verborgen en kwam pas na de oorlog weer voor de dag. Toen de geallieerde op 6 juni 1944 in Normandie in Frankrijk landden, demonteerde hij een vrachtauto om te voorkomen dat de Duitsers ook die zouden vorderen. Het was smokkelen, zwarte handel, onduiken van voorschriften. Hij had duizende kilo's rogge van zijn buurman bakker Gerrit Schellens op zijn zolder...... Eindelijk in 1944 kwamen de Engelsen Reusel bevrijden. Er werd zwaar gevochten. Half Reusel was kapot geschoten. Toen moest de wederopbouw beginnen, maar waarmee? Er waren nergens voorraden van bouwmateriaal. Onze steenfabrieken aan de rivieren konden nog niet leveren want daar was de oorlog in 1945 pas voorbij. Gelukkig kon er in België wat gekocht worden. In de oorlog had hij daar nog 100.000 stenen gekocht en die kwamen nu goed van pas. Uit zuinigheid te lang bewaarde cement, van 4 jaar oud, kwam voor de dag en die was nog goed ook. Het was zoeken en smeken om materialen....., iedereen zat er om verlegen. Eerst rond 1947-48 werd het beter. Golfplaten uit België, bouwstenen van onze Nederlandse cementfabrieken, holle bouwsteen, cement. het was er weer. Toen zijn ook de contacten gelegd met met Eternit (asbest-cementplaat) in België, waar we tot op de dag van vandaag mee samenwerken. Het bedrijf groeide voorspoedig evenals zijn gezin: Jan, Truus, Jeanne, Thea, Gerard, Marlies en Diny. Het jaar 1972 was een beetje een pechjaar. De pas gebouwde loods werd door de storm omver geblazen. Hun kind Jan moest geopereerd worden en de kluis werd leeggeroofd. Tot 1985 bleven de zaken in Tilburg en Reusel een eenheid. Daarna werd Reusel een zelfstandig bedrijf dat werd overgenomen door de zonen Jan en Thijs. Vanaf die tijd heet het bedrijf Maas Reusel BV. Vanaf medio 1988 hebben Jan en Thijs ieder een eigen bedrijf. Thijs heeft Maas Reusel BV doorgezet en heeft zich gespecialiseerd in Eternitproducten en natuursteen zoals marmer en graniet. Vooral het op maat zagen van deze producten is een specialiteit van Maas Reusel BV. We stappen bij Gerard in de auto en rijden naar het bedrijf op het industriterrein aan de Lange Voren. Trots leidt hij ons door de ruime werkplaatsen op het 20.000 vierkante meter grote terrein. Twaalf mensen werken er om de zaak draaiende te houden en verder uit te bouwen. "de eerste kleine handzaagmachiene is gevolgd door 7 moderne zaagmachines. Een zo'n ding kost 200.000 gulden", zegt Gerard. Na een wandeling over de terreinen waar de voorraden liggen opgestapeld, gaan we terug naar de Mierdseweg. Zoon Jan heeft daar zijn zaak in milieuvriendelijke kunststof kozijnen onder de naam Isobema. Met technisch zeer geavanceerde machines worden deur en raamkozijnen op elke gewenste maat gemaakt. Jan demonstreert hoe geniaal de mogelijkheden van het systeem zijn uitgedokterd. Jan is importeur van deze moderne aluminium/polyuretaanprofielen voor heel de Benelux. Het huis van Toontje Wilbers is sinds 1935 nog steeds de woning van Gerard Maas. Een gedeelte van de vroegere uitbreiding aan het pand wordt nu verhuurd aan drankenhandel 'Het Bronneke' en aan boekhoudbureau Damen. We praten nog even na met Gerard. Hij is nu 78 jaar (10-12-1912) en vierde in januari jongsleden zijn 50-jarig huwlijksfeest met zijn Bertha (13-11-1914). Vroeger moest er hard gewerkt worden. Hij was tegelijk chauffeur, monteur, boekhouder, werkman en directeur. Hij had altijd goede contacten met de mensen in Reusel. Je moet de mensen opzoeken om orders te krijgen, bijvoorbeeld met Reusel kermis, of 's zondags na de mis, onder het genot van een borreltje, in de café's. Die contacten zijn belangrijk = blad 2 =
Genealogie van Franciscus Wilborts. geweest en nog. Hij heeft veel te danken aan zijn vrienden: Jan van Gompel (Toort), Louis Blokx, Janus van Dooren en nog vele anderen. Hij is 25 jaar voorzitter geweest van de R.K.Middenstandsvereniging. Voor zijn werk voor de gemeenschap en de kerk werd Gerard Maas pauselijk onderscheiden met de medaille 'Pro Ecclesia et Pontifice'. Hij voelt zich nog sterk bij de bedrijven van zijn zoons betrokken. Op de vraag hoe de zaken nu gaan, antwoordt hij: "We mogen niet mopperen". En op onze slotvraag: "Heeftd de vrachtauto van Jan Maas, zoals hij vroeger zei, goud opgebracht?", antwoordt Gerard: "In elk geval een gouden huwelijk met ons Bertha..... en hopelijk ooit rijstepap met een gouden lepeltje.... " We wensen zijn kinderen veel succes toe in hun verdere zaken- en privéleven en Gerard en Bertha nog vele jaren om van te genieten.
Bijlage 2 - Hulselseweg door Joan Jansen - 24.5.1993 De straat en zijn bewoners bewaarplaats: Reusel archief: H.W.R. inventarisnr: De Schééper De Hulselsedijk was een vrij brede zandweg naar het kerkdorp Hulsel. Rechts van de zandweg, gezien vanuit Reusel, was het fietspad. Om aard en kar te beletten over dat fietspad te rijden waren er tussen fietspad en karrespoor hupkes 1) geplaatst. Die hopen bestonden uit 60 α 80 cm hoog opgestapelde graszoden. Ze lagen zo'n 10 á 15 meter uit elkaar. Als een lange kerel verkering had met een kleiner meisje zei men toendertijd gekscherend: "Gij zet ze zeker op een hupke, as ge ze wilt kussen?". Langs drukkere wegen werden ook wel houten palen of zware zwerfkeien als markering gebruikt. Schoolkinderen gebruikten die palen als springbok. Met de benen uit elkaar over die palen springen heette bokspringen. Menige jongen of meisje dat te laag of te kort sprong kan over de gevolgen hiervan meepraten. "Bok af!", werd dat genoemd. Van dat fietspad is me een beeld uit mijn jeugdjaren, ik zal zeven of acht jaar zijn geweest, altijd bijgebleven. Dat is het beeld van de pastoor van Hulsel als die, in de vroege namiddag, over dat fietspad aangelopen kwam om zich naar de krans 2) van de Reuselse pastoor te begeven. We liepen de pastoor dan tegemoet. Niet omdat we zo pastoorminnend waren, maar omdat hij altijd iets voor ons bij zich had. Dat kon een pindanootje, een pruim, een peer of een appel zijn, soms een babbelaar maar altijd wel wat. Als hij na de krans terug naar Hulsel kuierde hadden we minder belangstelling voor hem, alhoewel we soms wel een eindje met hem mee liepen. De Hulselsedijk begon daar waar de Straat zich opsplitste in Molenberg -Rouwenbogt en Hulselsedijk. Schuin naar links begon de Hulselsedijk. Op de splitsing stond vroeger een zeer oud huis. Daar woonde Kooimans. Hij had de nieuwe kerk (1895) nog mee gebouwd en hij was doodgraver. Vanwege die laatste werkzaamheid werd hij door bijgelovige mensen, die veel tandpijn hadden, benaderd om tanden van een dode mee te brengen. Die tanden haalde hij dan uit een graf dat geruimd moest worden. De tandpijnlijder droeg zo'n tand dan bij zich. De pijn moest dan verminderen of ophouden! Voor het huis van Kooimans stond een put met bovengronds een vierkante houten kuip. Een putmik, tussen zeer oude lindebomen, maakte het tafereel compleet. Ook lag er al vele jaren een hoop posten 3). Ze waren groen uitgeslagen. Op de plaats waar dat oude huis van Kooimans stond bouwden Jan en Tonneke Pas (v.d. Pas) een nieuw huis. Jan was een thuiswerker, dat wil zeggen dat hij thuis sigaren maakte. Tonneke, zijn vrouw, reed met een groentekarke langs de deuren. Jan van Prinse Driekske (Lauwers) hielp haar daar nog wel eens bij. Van hem kregen we wel eens ooit vijgen. Jan van de Pas was een schuinsmarcheerder. In 1942, behalve dat het oorlog was, was er niets te beleven, organiseerde hij in de Straat een hardloopwedstrijd. Hij stelde fruit als prijzen beschikbaar. Toen de wedstrijd afgelopen was, zei hij: "Bedankt mannen, ik ga pap eten en kruip te bed". Naar de prijzen konden we fluiten. Verontwaardigd stonden de atleten voor het huis van Jan na te mokken totdat Wôtje Blok (v.d. Sande) zei:"Mannen, pak die posten doar, en taast 4) ze in z'n bed, dan zulde subiet is wa hurre". We vonden dat een passende revanche. Door het openstaande raam stapte iemand naar binnen. Anderen reikten hem de stronken aan, waarmee het bed werd volgeladen. Toen was het wachten tot Jan naar bed ging. Het gevloek dat we verwacht hadden bleef uit. We hoorden wat heen en weer geloop en even later stak hij zijn kop uit het raam en riep: "Ge zijt nogmaals bedankt mannen, dieje stook kan ik goed = blad 3 =
Genealogie van Franciscus Wilborts. gebruiken". Bedremmeld stonden we te overleggen welke kwajongensstreek we uit konden halen om hem alsnog beet te hebben. Het kwam onverwachts toch nog goed. Na een paar minuten hoorden we een verschrikkelijk gekrijs en getier komend uit de slaapkamer. Van Tonneke hoorden we 's anderendaags de reden. In één van die boomstronken moet een nest met venijnige rode mieren gezeten hebben. Volgens Tonneke waren die achtergebleven in het bed en bij Jan in zijn hemdslip gekropen. De gevolgen zijn makkelijk te raden. Wij waren zeer voldaan. Jan van de Pas is ruim 90 jaar oud geworden. Hij stierf in huize Taxandria in Valkenswaard. De familie Smeyers-Van Loon heeft later dat huis overgenomen. Nu woont er Kees van Gestel. Achter de tuin van deze woning liep een stroomke. Dat stroomke kwam uit de Denestraatse akkers, maakte achter die tuin een haakse bocht en liep een eindweegs langs de Hulselsedijk in oostelijke richting om dan wederom via een haakse bocht onder de zandweg door via de Rijpershoek in noordelijke richting verder te kabbelen. Op die plaats werd de Hulselsedijk gekruist door een wegske dat van de Molenberg naar de Rijpershoek liep. Een eindje verderop in de Hulselsedijk stond, rechts, een nieuwe boerderij, daar woonde Jan Kraai (v. Loon) die gehuwd was met An van Bobbeltjes (Lavrijsen). Direkt daarna volgde de bosplak, de bosplak was een ruig terrein, het bos dat er aanvankelijk stond was afgebrand en de resten gerooid. Het bos begon daar waar nu blokhut de Molenhut staat. Dat terrein heeft vele bestemmingen gehad. Eerst heide en daarna bos. Toen, na die brand, een 'zandkot' zoals een zandwinningsplaats genoemd werd. Op een gedeelte ervan werd de hondensport 'bedreven'. Iedere zondagmiddag gingen we kijken. Evert Pijs speelde dan voor boef. Een boef die door de honden werd aangevallen. Evert vonden wij, was een held. Dat zandkot was een ideale speelplaats voor de jeugd. We hadden er een onderaardse hut gebouwd en geprobeerd er een wielerbaan te maken. Bladel had namelijk een echte wielerbaan en Noud Bierings, een van de onbetwiste aanvoerders uit de Straat, deed daar aan de juniorenwedstrijden mee. Onze piste werd een grandioze mislukking. Trouwens wat schoten we er mee op, behalve Noud had niemand een fiets. Dat zandkot werd al gauw gevuld met huisvuil en andere troep die men kwijt wou. Aanvankelijk illegaal. Later werd het een erkende vuilnisbelt waar de mensen, die er bij in de buurt woonden, nogal wat hinder van gehad hebben. Toezichthouder op deze belt was o.a. de Witte van Ceele. Toen de belt volgestort was werd er een buurtvoetbalveld op aangelegd. In die gedaante kennen we de voormalige bosplak nu nog. In het eerste huis aan de linker kant van de Hulselsedijk woonden Jan en Drieka van Bree. In het midden van de dertiger jaren had hij dat huis laten bouwen. Het was een burgerwoning. Daarvoor woonden ze in de Straat, nu Molenberg 8. Jan was vanuit Gelderland naar de Kempen gekomen. Bobbele Cees ( J.C. Lavrijsen) woonde naast hem. Zowel Jan als Cees wilden hun eigen tuinhaag hebben. Zo kwam het dat daar twee kaarsrecht geknipte heggen op één meter van elkaar stonden. De toen eveneens nieuwe boerderij van Cees stond in de lengte langs de weg en had een gebroken ofwel franse kap. Cees zelf was van alle markten thuis. Behalve boer was hij tuinier en keilegger. In die laatste hoedanigheid zagen we hem geregeld bezig aan de kasseien wegskes die Reusel toen kende. Zijn grote passie was de fanfare. Hij was dirigent in hart en nieren. Cees was gehuwd met Marie Schaeken. Marie kwam uit Beverlo, België. Op Reusel-kermis had hij haar leren kennen. Een paar honderd meter verder bouwde in 1924 Moeskoppe Peer (Moeskops) een burgerwoning. De aannemers waren Janus Vromans uit Lage Mierde en Jantje van Bommel uit Bladel. Het timmerwerk deed Toontje Wilborts uit Reusel. Dat huis was gedekt met leien die door Sjefke den Bels 'bloot' op planlatten gespijkerd waren. De toen dertienjarige Marte van de Boomen, die bij Moeskoppe Peer woonde, moest van daaruit vijf keer per week met een kruiwagen naar de melkfabriek in Bladel zwiers 5) gaan halen. Een kiep 6) zwiers kostte toen 10 cent. Moeskoppe Peer verkocht die woning aan Sint (Sjef Heesters). Sint was getrouwd met Geuje Nelleke (Tops). Hij was van beroep sigarenmaker. Hij had daar ook een lapke grond waar hij graag wat op boerde. De naam Sint had hij in feite aan zichzelf gegeven. Toen ze hem eens vroegen: "Sjef, wat is jouw echte naam", antwoordde hij: "Sint-Joseph". Vanaf toen werd hij Sint genoemd. Van de vroegere woning met stal zijn later twee burgerwoningen gemaakt. Voorbij Sint was het vroeger zowel rechts als links van de Hulselsedijk bos en heide. Tussen 1930 en 1940 is die heide ontgonnen. Dat deden de boeren zelf. Hun zwaarste gereedschap dat ze daarbij gebruikten was een molbord. Het molbord werd door een of twee paarden getrokken. Als er een hoge rug in de ontginning zat werd daar het molbord van achteren wat opgetild en vol met zand getrokken. Dan sleepten ze die overtollige grond naar een lager gelegen stuk en daar werd het neergestort. Wat me als kind daarvan bijgebleven is dat, toen daar de mannen van Boere Peer (Van Loon) met hun ontginning bezig waren, zij het paard, geheel alleen, naar huis op de Rouwenbogt stuurden. Na de voormalige bosplak lag, rechts van de dijk, een dennebos. In die bossen lag en ligt een venneke. Het werd het "Klein Venneke" of ook wel het "Hulsels Venneke" genoemd. De scheeper Mertekes Gust liet er dikwijls zijn kudde schapen drinken. 's Winters werd er, als er tenminste ijs was, geschaatst en geslipperd 7). Voor dat slipperen werd de aanloop op vaste grond in het bos genomen. Klompen als schoeisel waren daarbij favoriet. Meerdere tientallen meters deden die je wegglijden. Vooral meisjes die = blad 4 =
Genealogie van Franciscus Wilborts. vóór je gleden riepen nogal eens: "Ge meugt me niet uitzetten". Onder uitzetten werd verstaan sneller glijden dan je voorganger, hem of haar inhalen, een zetje geven met de voet zodat, in de meeste gevallen, "zij" achterover in je armen viel. In de zomer was het venneke een spartelvijver. Dat spartelen noemden wij zwemmen. In het midden was een kuil van een meter of drie doorsnee. Met wat goede wil kon men op deze drie meters zwemmen. Gemengd zwemmen was toendertijd nog uit "den boze". Ik heb er nooit anderen gezien dan van mannelijk kunne. Plezier hadden die wel. Zoveel zelfs dat de fraters zich er zorgen over maakten. In de school werd bekend gemaakt dat het zwemmen in het Hulsels Venneke en elders verboden was. Die van de Straat en de Rouwenbogt lapten die verboden aan hun klompen of aan hun goedkope Belgische fietsschoentjes, want die droegen ze 's zomers. Op een woensdagnamiddag kwam een zestal dit bijna duur te staan. Dat venneke was aan drie kanten omzoomd door een bos met hoge dennebomen waar men gemakkelijk door kon lopen. De zuidkant echter was vrijwel hermetisch afgesloten door een dicht bos van jonge aanplant. Daar moest men zich werkelijk een weg banen door de dichte scherpe takken wilde men er door komen. Van deze natuurlijke omstandigheden maakten twee fraters, de veldwachter en de rijksveldwachter gebruik om die woensdagmiddag, via een uitgekiende manoeuvre, een einde te maken aan die zgn. 'zedeloze taferelen'. Per fiets hadden ze zich naar het bos begeven. In genoemd groot bos zetten ze hun fietsen tegen een boom, verspreidden ze zich in een omsingelende beweging om het venneke en overvielen zo de zwemmers. De enige mogelijkheid om aan het wereldlijk en clerikaal gezag te ontsnappen was door het dichte, lage bos. Dat was ook de bedoeling van de opgezette manoeuvre. De jongens gristen hun kleding bijeen en holden in hun nagenoeg blote bast het dichte bos in waar harde scherpe dennenaalden en dorre takken hun naakte lichamen met schrammen en striemen bedekten. Maar een striem of schrammeke telde niet mee, wel het al of niet gepakt worden. Ze werden niet gepakt! De veldwachter en de 'Rijks' achtervolgden hen nog een eind in die takkenwoesternij maar gaven het spoedig op. De eerwaarde fraters riskeerden hun toog helemaal niet en bleven op de dijk staan wachten. Een van de snotneuzen was Jan Schoor (Schoormans). Hij was een meester in het bedenken van kattekwaad en voor de duvel niet bang. Terwijl de andere vijf pal westelijk door het dichte bos vluchtten, zwenkte Jan in dit bos af naar links, dook in een boog het grote bos in waar de fietsen van de achtervolgers stonden en draaide er acht ventielen uit. Op de plaats waar de anderen wachtten liet hij trots zijn buit zien. De groep had nu onherroepelijk een voorsprong. Bij de Klak (Van Limpt) gingen ze als brave jongens op de bank voor het huis zitten, genietend van de vier rooie koppen die er met acht slappe fietsbanden aan kwamen. Als welopgevoede jongetjes brachten ze de rechterhand naar het voorhoofd en groetten eerbiedig: "Dag fraters". De Hulselsedijk verder volgend in oostelijke richting ging dan over een zandrug 't Hoog genoemd. Rechts van die zandrug, tegen het bos aan, is in het voorjaar 1945 nog een vliegende bom gevallen. Deze bom richtte weinig schade aan. Over 't Hoog bij de staatsbossen van Lage Mierde loopt schuin door de akkers in zuid-oostelijke richting een sloot die ongeveer op de hoek Rouwenbogt - Busschoor uitkomt. Die sloot vormt de gemeentegrens. Vanaf die sloot gaat de Hulselsedijk over in Reuselsedijk. Wij zijn dan in Hulsel, gemeente Hooge en Lage Mierde. 1) hopen 2) vergadering !!! 3) gerooide boomstronken 4) legt 5) melkspoeling 6) melkbus 7) baantje glijden
Bijlage 3 - De Schoolstraat door Joan Jansen - 3.1994 De straat en zijn bewoners tussen 1935 - 1955 bewaarplaats: Reusel archief: H.W.R. inventarisnr: De Schééper 20 blz. 17 - 21 De Schoolstraat door Joan Jansen = blad 5 =
Genealogie van Franciscus Wilborts. De Schoolstraat loopt van de Zeegstraat naar de Wilhelminalaan. De benaming "Schoolstraat" is ontleend aan het schoolhuis dat er tot na de oorlog stond. Dit gebouw werd op 7 januari 1633 aangekocht door de Witheren van Postel voor f 1.600,- en een mud koren . Zij kochten het van Jan Janssen en Mayke zijn huisvrouw. Het was bedoeld om er de pastoors van Reusel in te huisvesten. Bij het passeren der akte waren de schepenen (wethouders) Peeter Smits en Adriaen Symen Moonen aanwezig. Pastoor van Reusel was toen Bartholomeus Buyens, een norbertijn afkomstig van Mol. Na hem heeft Reusel nog acht "witte pastoors" gehad. De laatste was Augustinus Thys. Die werd in 1809 tot pastoor van Reusel benoemd. Hij stierf op 4 juni 1839. Na hem kwamen de 'zwartrokken'. Het is niet waarschijnlijk dat al die witte pastoors het schoolhuis als pastorie gebruikt hadden. De laatste drie hebben waarschijnlijk als pastorie het Willekenshuis in de Lensheuvel als zodanig gebruikt. Dit huis was in 1766 door de Norbertijnen voor dat doel aangekocht. Vanaf die datum zou de pastorie in de Schoolstraat als schoolhuis gebruikt kunnen zijn. Dat heeft geduurd voor meisjes tot 1879 en voor de jongens tot 1884. Zusters en fraters zijn toen met bijzonder, in dit geval, katholiek onderwijs begonnen. De openbare school had hiermede afgedaan. Ongeveer een eeuw later is de openbare school weer terug.Ik ben er niet zeker van of het schoolhuis dat ik hierbij beschrijf tot 1884 als zodanig is gebruikt. Het rectoraat van de fraters dat ernaast stond werd in onze jeugd ook nog het schoolhuis genoemd. Nu zou het kunnen zijn dat dit het gebouw is dat de gemeente in 1884 nog liet bouwen als onderwijzerswoning ten behoeve van de openbare school. Les is daar niet meer in gegeven. In 1884 kostte dit gebouw f 5.995,27. Dat was veel voor die tijd. In 1918 werd het voor f 6.010,- aangekocht door de fraters als woning voor hun rector. Als verbouwingskosten kwamen er nog zo'n f 2.500,- bij. Vanaf het rectoraat liep een zandweg naar de Lindestraat. Met de weg Voort-Lindestraat en Schoolstraat vormde hij een driehoek: dat noemden wij een spie. En op die spie, maar dat was voor mijn tijd, stond een lindeboom. Oude Reuselnaren die hem nog gezien hebben vertelden me dat het een enorme grote en hoge, geheel uitgeholde boom was. Hij werd de lend genoemd, en moet honderden jaren oud geweest zijn. Van wie er in de buurt woonde werd gezegd: "hij woont aan de lend". Tot een eind na de oorlog was de Schoolstraat een karrespoor met daarlangs, komende uit de Zeegstraat, rechts een fietspad van zand en sintels. Tussen fietspad en karrespoor stonden paaltjes van ruim een meter hoog. Deze moesten het 'zware verkeer' beletten over die fietspad te rijden.Vanaf de Zeegstraat in de eerste woning, dus in het schoolhuis, woonde Lambertus de Bruyn, die werd Bertje van Kuyk genoemd. Bertje was een rijzige lange man met een ruige baard. Hij was de laatste Reuselnaar die er van overtuigd was dat hij 'de gloeiige', de vervloekte brandende scheper, had gezien. We rilden als hij erover vertelde. In hetzelfde gebouw huisde Peerke Gist (Hendriks) die gehuwd was met Keeke Rat. Een tijd lang was daar een sigarenmakerij gevestigd. De zonen waren bekende voetballers en duivenmelkers. Keeke en Peerke waren sch≥n dorpsmensen. Aan de overkant van de weg hadden ze hun kippenhokken en een ruime plaats waar die kippen konden scharrelen. Ze verkochten eieren en kippen die van de leg waren. Zo'n soepkip moest ik er van ons moeder eens gaan halen. De zwaarste kip zocht Keeke dan voor me uit. De vetste kippen hadden een vetkwab aan hun achterwerk hangen. Ik vond dat vies en vroeg Keeke een magere kip voor me te vangen."Wa prakiseerde", zei Keeke "oew moeder moes 't 'ns hurre. Van dees kiepen krijgde geel ringen op de soep. 't Is klaor vet."De zogenaamde schoolhuizen waren van twee verschillende bouwstijlen. Het één had een hoog spits dak, en stond in de lengte langs de Schoolstraat. Het rectoraat dat dan volgde was een strak en mooi gebouw. Het had een deftig aanzien. Het was groter en hoger dan een normaal burgerhuis. Het had een spits pannendak met op beide zijgevels een forse met een plaat afgedekte schoorsteen. Aan de voorkant, juist onder de dakgoot, over de gehele lengte een brede sierstrook van pleisterwerk. Die strook leek te rusten op twee steunpilaren op de hoeken van het huis. Via drie arduinen stoeptreden was de monumentale voordeur te bereiken, die in een gedeeltelijk omlijste ondiepe nis stond. Aan iedere kant van die deur stonden twee, eveneens gedeeltelijk omlijst, driedelige ramen. Voor het raampje in de deur was smeedwerk geplaatst. De laatste rectors die er gewoond hebben waren Van Elk, Van Berkel, Verbunt en Hansen. Na oktober 1944 is het nog een tijd pastorie geweest. Vanwege de oorlogsschade aan de huidige pastorie, had pastoor Van Mierop daar zijn intrek genomen. Genoemde rector Van Berkel was de dirigent van het Reusels knapenkoor. Dat koor trad op voor de radio in Hilversum in de tijd dat de radio's in Reusel op een paar handen te tellen waren. Naast het rectoraat stond een burgerwoning met een gebroken ofwel franse kap. Daar woonde den Bol (Janus de Bruyn). Hij was gehuwd met Nella van Gompel. Janus was sigarenmaker maar deed, aanvankelijk heel bescheiden, in textiel. Hij of zijn vrouw verkochten aan huis bolhoeden en petten. In die tijd, het was voor de oorlog, werd nogal eens gezegd: "Ik zij bij den Bol een klak gaon haolen". Vooral op de sigarenfabriek verkocht Janus dekbaoltjes. Dat waren kleine dweiltjes waaronder de tabak, als regel dekblad, vochtig en daardoor goed verwerkbaar bleef. Ze kostten vóór de oorlog tien tot twintig cent. Uit deze bescheiden handel groeide een van de grootste meubel- en textielzaken van de Kempen. Ook op het gebied van de sport had Janus succes. Hij stond bekend als één van de beste duivenmelkers.
= blad 6 =
Genealogie van Franciscus Wilborts. In de volgende, toen nieuwe woning, woonde Sjaak Groenen die gehuwd was met Jo Vrijsen. Tijdens de oorlogsjaren is hij in een Duits werkkamp terechtgekomen. Hij heeft dit helaas niet overleefd. Het was zijn zoon Frans die vele jaren later in Duitsland de plaats wist te vinden waar ze zijn vader begraven hadden. Zoon Frans is later geëmigreerd naar Canada. In Red Dear runt hij een boerderij. De schoonouders van Sjaak Groenen, Sjef Vrijsen en Bertha Huijbregts woonden in het dan volgende huis. Sjef werkte op het Stoom en werd daarom 'den Boterhond' genoemd. Een soortgelijk huis stond ernaast. Daar woonde Hein Pètje (Hendriks). Hij was gehuwd met Anna Jansen. Aanvankelijk in de voorkamer maar later in een kamer aan de zijgevel zat Hein als thuiswerker sigaren te maken. Dagelijks ging Hein wel ergens buurten. Dan nam hij een speciale houding aan. Achterstevoren ging hij dan met een knie op de stoel zitten. Het leek alsof hij oneerbiedig zat te bidden. Reken maar dat het buurten was. Ernaast woonden Toon, Tinus, Nel en Jeanne van Hoffe Marte (Lemmens). Jeanne is later nog gehuwd, maar Toon, Tinus en Nel zijn vrijgezel gebleven. Het is wel zo dat Nel haar 25-jarig verlovingsfeest flink gevierd heeft. Het was iemand uit Geldrop die het vrijen zolang volhield. Toon is een halve eeuw lang hamersmid bij de firma Imants geweest, terwijl Tinus timmerman bij Lauwkes (Goudsmits) was. Nel hield kostgangers. Meestal waren dat komiezen. Eén daarvan was Koos Venema, een Groninger. Die dacht dat hij het Reusels taaltje van die van Hoffe Marte goed kon verstaan. Terwijl Venema een brief naar huis aan het schrijven was, zei Nel: "Koos, gij kost goed mé onze Toon wa petraasse op gaon stéken". Koos eindigde zijn brief met de woorden: "Ik moet er een eind aan maken want ik moet met Toon patrijzen gaan schieten". Hij kwam er pas achter toen Toon hem in plaats van een geweer een riek in zijn hand stopte. Naast Hoffe Marte woonde schoenmaker alias postbode Harrie Jansen, gehuwd met Gon van Loon. Harrie werd zelden anders dan 'den Haos' genoemd. Hij was een felle muzikant bij fanfare Concordia. Het was op zaterdagmiddag 11 mei 1940 dat er een Duits vliegtuig, een Heinkel, over Reusel vloog en zomaar wat kogels op het dorp afschoot. Een van de kogels raakte 'den Haos' in zijn achterwerk. Toen bleek dat de verwonding niet ernstig was, kwamen de grappen los. Die duitsers, werd gezegd, zijn stropers. De jacht is gesloten en ze schieten op hazen. De buurman van 'den Haos' verleende de eerste hulp. Dat was Walter van Veldhoven. Hij was gehuwd met Wies Gijsbers. Hij kwam van Valkenswaard en was bedrijfsleider bij de Willem-II sigarenfabriek te Reusel. Als muzikant speelde hij viool bij het Kempisch orkest. Mede door zijn toedoen kwam de bekende revue "Zang en spel voor kerkherstel" tot stand. Het huis waarin hij woonde was er één in een blok van twee. De eigenaar ervan was Toontje Wilborts. Die liet het bouwen in het midden van de dertiger jaren. In diezelfde blok woonde Nico de Louwere die gehuwd was met Truus Royakkers. Nico was werkmeester bij Willem-II en was ook afkomstig van Valkenswaard. Naast deze woningen stond weer een blok van twee en ook van die woningen was Toontje Wilborts de eigenaar. In de eerste woonde Toon Loonen, gehuwd met Anna van Herk. Toon kwam van Hilvarenbeek. Hij was sigarenmaker en later gemeentebode. Zoon Jan werd priester bij de orde van Mill-Hill. Deze stierf in 1980 aan malaria op zijn missiepost in Oeganda, op een leeftijd van 61 jaar. Zijn priesterwijding had hij in 1944 ontvangen. In diezelfde blok woonde Jan van Poppel. Die was gehuwd met Pieta van de Molengraft. Jan was werkmeester bij de Karel-I sigarenfabriek. Hun huwelijk bleef kinderloos. Dan volgde het fabriek van 'De Visser'. Dat stond op de hoek Wilhelminalaan - Schoolstraat. Tijdens de oorlogshandelingen is het verwoest en niet meer opgebouwd. Vóór 1916 was het een boterfabriek. Na 1916 vooral sigarenfabriek. Op de andere hoek van de Schoolstraat, stond de sacristie die behoorde bij de kapel van het fratersklooster. Die sacristie lag een paar treden boven de weg. Een ijzeren leuning was er aangebracht om de rector die treden te laten nemen. De kapel stond in de lengte langs de Schoolstraat, evenals de refter van de internen. Dan volgden nog drie klaslokalen. Het was bij die klaslokalen dat we geregeld uitkeken of er geen ballen lagen. Het gebeurde nogal eens dat de pensionairen 'hun kunnen' uitprobeerden door vanaf de speelplaats hun kaatsbal over het gebouw te gooien. De dorpsjong, die door de pensionairen 'de boertjes' genoemd werden, waren er dan als de kippen bij om zo'n bal mee te nemen. Ik heb me laten vertellen dat de 'binnenkiepen' zoals wij hen noemden expres de bal de School-straat insmeten om dan verlof te krijgen die bal te gaan halen. Dan waren ze even in vrijheid.Verder de Schoolstraat in volgden dan de klaslokalen van de dorpsschool. Zelf heb ik daar tot in de derde klas lager onderwijs genoten. Onze schoolweg vanuit de Straat of Mierdseweg was ''t binnenpedje'. Met heimwee denk ik daaraan terug. Iedere schooljongen zou zich zo'n schoolweg wensen. Het paadje was een goede meter breed en begon aan de school bij de Schoolstraat. Voorbij het binnenpedje met zijn tuin langs het stroomke woonde Pietje Sanders, gehuwd met Marie van Hoffe Marte. Dat huis liet hij bouwen in 1928. Pietje was sigarenmaker en geruime tijd bestuurslid van de R.K. Werkliedenvereniging en de Tabaksbewerkersbond. Bovenal was hij beheerder van het patronaatsgebouw. Dat patronaat stond op de oostkant van de toenmalige speelplaats bij de dorpsschool. Die dorpsschool die uitkwam op het binnenpedje was gebouwd in 1908. Het patronaat in 1912. Dat gebeurde in opdracht van het kerkbestuur. Woutje van Loon was de aannemer. De aanneemsom was f 3400,-. Het patronaat was vooral bedoeld voor de jeugd alhoewel vrijwel alle verenigingen er thuis waren. Van het patronaat werd druk gebruik gemaakt. Er werd vergaderd en men speelde er toneel. Pietje Sanders zorgde ervoor dat de kachel gloeiend stond, de zaal op tijd geopend en = blad 7 =
Genealogie van Franciscus Wilborts. gesloten werd. Kortom een heleboel werkzaamheden die in geen enkele verhouding stond met de tegemoetkoming die hij ervoor ontving. Bij de opening van de Kei in 1962 werd hij daarvoor 'verdiend' in het zonnetje gezet. Naast Pietje Sanders woonde Hitla (Sjef Lavrijsen). Hij was een broer van den Ouwe Taaie. An van de Ven was zijn vrouw. Zij kwam van Hooge Mierde. Sjef was sigarenmaker maar maakte later naam als beheerder van de vuilnisbelt. Het moet gezegd zijn dat hij het daar keurig voor mekaar had. Zijn huis en de dan volgende huizen waren nieuwere huizen van juist voor de oorlog. Naast hem woonde Frans van Eekert. Frans was gehuwd met Allegonda Wijnen. Hij was knecht bij de fraters. In het volgend huis woonde Peterske (Jan Peeters). Daar hadden we ontzag voor, om niet te zeggen, daar waren we bang van. Peeters was de veldwachter. Meerdere malen zijn we voor hem op de vlucht geslagen. Dat was als hij ons trappeerde bij het "veugeltjes zuuken", eekhoorns vangen of konijnen uithalen. Kees Ducheine heeft er eens zo'n pak slaag van gehad, dat hij wraak nam door het brugske, dat bij Zengerspedje over de sloot lag naar de veldwachter zijn tuin, "scherp te leggen". Het had tot gevolg dat de veldwachter, die dikwijls van dit brugske gebruik maakte, op een zeer vervelende manier met de sloot kennis maakte. Voor Peeters in Reusel kwam was hij bij de politie in Oss. Dat was in de tijd van de beruchte Osse bende. Naast de veldwachter woonde Jan van de Goor. Zijn vrouw heette Cato Mollen. Jan kwam van Eindhoven. Hij was meesterknecht bij de Karel-I. Hij was als soldaat gemobiliseerd en had als krijgsgevangene in Duitsland gezeten. Als laatste in de Schoolstraat woonde Frans van Velthoven. Hij was gehuwd met Maria Kokx. Frans was de onderhoudsman bij de Willem-II en was afkomstig van Valkenswaard.Gaan we verder dan zitten we weer in de kippenkooi van Peerke Gist en Keeke Rat, maar die hebben we al besproken.
Bijlage 4 - De Mierdseweg (1) door Joan Jansen - 12.1997 bewoners Mierdseweg bewaarplaats: Reusel archief: H.W.R. inventarisnr: De Schééper 35 blz. 16 - 20 Mierdseweg (1) De Mierdseweg heeft in de loop der tijden meerdere namen gehad. We weten dat het ooit de Peststraat is geweest, waarschijnlijk heeft daar ooit de ziekte 'de pest' huisgehouden, later is het ook nog Prins Hendriklaan geweest. Iedereen die de zaak ernstig neemt zal denken of aannemen dat die straat naar Prins Hendrik de toenmalige echtgenoot van Koningin Wilhelmina genoemd was. Volgens zeer oude mensen in Reusel schuilde in die naam een hoop snotneuzerij, ten tijde van die naamgeving woonde in de Mierdseweg 'n zeker iemand die men de Prins noemde, met de voornaam Hendrik en de achternaam Roijmans. Naar hem zou de weg genoemd zijn. Zijn vader (Nicolaas) was voor Willekes de burgemeester van Reusel. De Mierdseweg hoorde vroeger bij het gehucht De Straat, sinds 1890 was de Mierdseweg met een soort greskeien verhard. Die toestand is tot rond 1950 zo gebleven, toen moesten de keien wijken voor klinkers. Komende van de dorpsbron was het eerste huis links dat van Toontje Wilbrorts, Toontje was een rijk iemand, meerdere huizen in Reusel kon hij zijn eigendom noemen. Toen Toontje in de 30-er jaren naar de hoek Schoolstraat - Wilhelminalaan verhuisde, kwam Siraar Maas er wonen. Onder de naam Gebr. Maas Reusel - Tilburg dreef hij daar een handel in bouwmaterialen, Siraar was getrouwd met Bertha van Herremennekes Thijs (Vrijsen). Als opslagplaats gebruikte hij het terrein op de hoek van de Lindestraat en de Mierdseweg, dit was afgerasterd met gaas, gespannen tussen buizen van duimse pijp. Als schoolkinderen probeerden we, als Siraar het niet zag, de acrobaat uit te hangen door op een hoogte van ongeveer 1 meter 20 over die buizen te lopen. Aan de andere kant van dat gebouw was een poort waar in een daarachter liggende garage de vrachtwagen en de luxe wagen geparkeerd stonden. Langs de poort stond een oude zware eik, waar grote eikels aan kwamen, we zeiden dat dat 'tamme eikels' waren en probeerde die, als men er in trapte, te ruilen tegen 'tamme kastanjes'. Siraar heeft zich, voor de Reuselse gemeenschap, zeer verdienstelijk gemaakt, Middenstandsvereeniging, Hulp in Nood, Gezinszorg, Maatschappelijk werk, hij was er altijd van de partij, behalve op donderdagavond, die was voor de biljartclub. De Pauselijke onderscheiding, ' pro eclesia et pontifice' die hij kreeg was dan ook zeer verdiend. Het opvallende van Siraar was dat hij alles op een drafje deed. Voorbij Maas was een veldwegske, het Schaffepedje, verliefden die niet in het zicht wilden staan maakten er dikwijls gebruik van. Het leende er zich dan ook goed toe, aan beide zijde stonden grote zware = blad 8 =
Genealogie van Franciscus Wilborts. beukenhagen. De jongere jeugd ging er "veugeltjes zuuken" (nestjes uithalen) en "mulders" (meikevers) schudden. Dat paadje liep verder langs Borgmans wei waarop, 's winters na een nat najaar, geschaatst kon worden. Dan volgde het 'zandkot' een zandafgraving ontstaan op het einde van de vorige eeuw (eind 19e eeuw), men had het zand nodig om er de kerk op te bouwen. Vandaar de huidige naam Kerkezand. Het Schaffepedje ging over in het Pronkepeerrepedje, daar kwam van rechts de Gisjes-richel en van links het Zengerspedje. Het waren die weggetjes die de Hoogakkers doorkruisten, zij waren nodig om de eigenaren bij hun akkers te kunnen laten komen. Voorbij het Schaffepedje woonde uiteraard Toon Schaft (Hendriks), Schaft was sigarenmaker, barbier en visser, hij viste met een fuik in de Beerze. Wij vonden het geweldig als hij 's morgens vroeg met een fuik paling thuis kwam. Toon filosofeerde graag, en men heeft mij verteld dat hij een diploma bezat om kommies te worden. Zijn huis is in de oorlog weggeschoten, het had toen al een hele geschiedenis achter de rug, Graat van Limpt heft er onder andere een sigarenfabriek in gehad, bij hem werkte de legendarische figuur 'Ponnes' (Alphons Roijmans een zoon van genoemde Prins Hendrik). Ponnes was een felle stroper, dikwijls was hij de veldwachter te slim af, maar een keer waren de rollen omgedraaid. De veldwachter kwam het fabriekske binnen en riep: "Graat geef me eens drie sigaren, die van drie voor een stuiver, want ik moet meteen naar het kantongerecht in Oirschot om er te gaan getuigen. Toen de veldwachter weg was klapte Ponnes zijn vorm (houten blok met uitsparingen voor sigaren) dicht en zei: "de veldwachter is weg, nou ga ik urst m'n strikken nakijken". Bij de eerste haas die Ponnes uit de strik haalde kwam de veldwachter tevoorschijn en pakte de stroper. Ponnes zei: "ik docht da gij naor Oirschot moest", waarop de veldwachter antwoorde: "Ge weet toch dat ik geen sigaren rook". Ponnes is later rijksveldwachter te Udenhout geworden en hij wist hoe hij stropers moest pakken. Hij is in de tweede helft der jaren 50 overleden. Zijn vrouw, Sjoke van de Brande, kwam van het Reusels kutje (klein huisje) op de grens met Postel en was dienstbode bij de familie Willekes. Zoals gezegd, het huis had een lange geschiedenis, eerst heeft er de veldwachter Smolders gewoond, dan Graat van Limpt vervolgens Hendrik Roijmans die ze de Prins noemden, dan nog Kees Kwak (Kaethoven) en Bet Borgers ofwel Zotte Bet, daarna Frats en Peerke Vanees en Schore Gus (Schoormans) en tot slot Jan van Limpt. Nu is het Michiels die daar zijn domicilie gekozen heeft. Na dat van Schaffe volgde een echt Bels huis, Gust Bierings had het laten bouwen en dat het zo Belgisch aandeed, het was een hoog huis van Belgische rode klinkerkes (steentjes) gezet, zal wel aan Dora zijn vrouw gelegen hebben. Dora kwam van Arendonk zij was er een van de Vocht die ze "den Toets" noemden, haar broer Frie was een beroemd wielrenner, het was een kampioen. Gust Bierings werd de Kromme genoemd, zij hart klopte voor en van de voetbal, met zijn zoon Noud is het elftal van Reusel sport meerdere malen kampioen geweest. Guus, de zoon van Noud, werd wielerkampioen bij de amateurs. Maria, de zus van Noud, trouwde met Jos van der Palen, zij deed de winkel, eerst sigaren en sigaretten en later stoffen. Gust en Dora hebben het beleefd dat zij 60 jaar getrouwd waren. NaastBierings woonde Neel van de Klamp (Maas). Hij kwam van Hulsel, zijn vrouw, Johanna Baelemans, runde een zaak in 'ellegoed' en Neelging met petroleum langs de deuren. Tijdens de akties die nodig waren om het gemeenschapshuis 'de Kei'van de grond te krijgen heeft Neel zich zeer verdienstelijk gemaakt, hij werkte voor de N.V. Wotjeneel en Woutepiet, jarenlang stroopte dit driemanschap Reusel en omgeving af voor lompen en oude metalen. Tienduizende guldens hebben ze er voor de Kei mee verdiend. Neel z'n huis, rond 1935 gebouwd, was een zogenaamd gevelhuis, het stond met zijn smalste kant naar de straat. Naast dat van Neel stonden twee woningen onder een kap, ze waren van Toontje Wilbrorts. Deze verkocht ze aan Ceel van Limpt die op de Hondsbos woonde, twee van zijn zonen, de Zwarte (Piet van Limpt) en Graat kwamen er te wonen, voor hen hadden er al enkele andere gezinnen gewoond. De helft van het huis, het gedeelte van de Zwarte, is er in de oorlog afgeschoten. De Zwarte was gertouwd met Sjokevan Sjolle (Lavrijsen). In de andere helft van het huis woonde zijn broer Graat, hij was getrouwd met Jonneke Panken, later kwamen zijn vader Ceel en zijn broer de Witte (Jan van Limpt) bij hem inwonen. Ceel, die bejaard en slecht ter been was, zat, als het weer het enigzins toeliet, op de stoep voor het huis. Geregeld stonden andere buurtbewoners bij hem te buurten, een gezellige bezigheid, alle dorpsnieuwtjes en van nog veel verder werden daar besproken. Er was daar dan ook altijd wel wat te beleven. Die plaats kreeg al gouw de naam van "de luien hoek", vooral 's avonds leek het er wel eens op dat daar in de buurt niemand iets te doen had, zo druk kon het er zijn. De Witte stond bekend om zijn zuinigheid, toen hij eens in België een zak bruine suiker was wezen halen en over de grens smokkelde, hadden ze hem bij de Belevense loop (riviertje) te pakken. Hij was door politie en politiehonden omsingelt. De Witte dacht, als mijn suiker in het water oplost, hebben ze geen bewijzen en kunnen ze me voor het smokkelen niet pakken. Dus schudde hij zijn vracht suiker in het water, terwijl hij bezig was at hij met 'volle hand' zoveel suiker dat hij er een week ziek van is geweest. Voor zijn lege jutte zak konden ze hem geen verbaal maken, maar wel kreeg hij er een wegens overtreding van art. 461, voor het zich bevinden op verboden terrein.
= blad 9 =
Genealogie van Franciscus Wilborts. Voor Graat in het huis woonde, woonde er zijn broer 'Boks' (Adrianus v Limpt) in, ook weer een zoon van Ceel. Net als Graat, Piet en Jan was ook Janus sigarenmaker, hij was getrouwd met Lies Gevers, in de tweede helft der 30-er jaren trok Janus met zijn gezin naar de Zeegstraat. Door de tuin van die woning op de Mierdseweg is de weg, die de Hoogakkers ontsluit komen te liggen. Het volgende huis was weer een gevelhuisje, het was van de Pruis (Alfons v Limpt). Pruis was op latere leeftijd gehuwd met Betje Walcmits uit Bladel, hij kon het bout zeggen: "getrouwd", zei hij dan, "op 't lest van de week, op 't lest van de maand, op 't lest van 't jaor en op 't lest van m'n leven, en nog veel te vruug". Vele tientallen jaren heeft hij bij de fanfare de grote trom geslagen. Van beroep was hij sigarensorteerder bij Claessen in Hapert, stond hele zomers als brandwacht op de uitkijktoren in de Peel, knapte tijdens de mobilisatie voor meerdere luchtwachtsoldaten hun dienst op, werkte als loondorser bij Boere Suske, stond enkele jaren bij de Fa Imants als stoker voor de oven, kortom Pruis was een optimist, hij probeerde alles. Als upperman heeft hij ook nog bij Kiske Vet (v Gestel) gewerkt. Zijn huis was nog maar een paar jaar oud toen het door Engelse granaten met de grond gelijk gemaakt werd, het was een van de goedkope woningen die in de crisistijd door Reusel gebouwd zijn, zij kosten inclusief de grond nog geen fl 2000,--. Toen hij, we waren 3 dagen bevrijd, in het puin stond te wroeten, vroeg ik hem: " Pruis wa zedde toch aan 't doen?" Hij antwoorde: "De toffelschuif (tafellade) aan het zoeken, ik heb al drie dagen met m'n vingers petaosie (stamppot) moeten eten, in de schuif moeten nog lepels en verketten (vorken) zitten". Op dat moment kwam pastoor van Mierop voorbij, hij bleef staan en zei: "Pruis, Pruis wat ben je toch zwaar getroffen". Pruis stak z'n vingers ten hemel en antwoorde: "Meneer pastoor, op de puinhopen van Europa zal de Pruis zijn woning doen herrijzen." Het klonk alsof hij het over een kathedraal had, maar goed, hij heeft zijn huisje doen herrijzen. In 1950 mocht ik (Joan Jansen), ik was zijn petekind met mijn vrouw op de zolderkamerkes komen wonen, we waren er dolgelukkig mee, want het huren van een paar kamertjes was, in die tijd van grote woningnood, een buitenkansje. In zijn vrije tijd was Pruis bieboer (bijenhouder - imker), hij had een prachtige biehal (bijenhal), maar die stond 3 huizen verder. Over heel de lengte van de stal had hij er in betonnen letters opgezet "Bijenstal mijn genoegen". Voor de biestal had hij van zwerfkeien een grot gebouwd en in de nis, bovenin, stond een beeltenis van St Ambrosius, de patroon van de bijenhouders, en onder die nis had hij weer een bijenvolk zitten. Hij had het zo geconstrueerd dat een smalle streep tussen de keien het telgat of het vlieggat was, door die kleine spleet vlogen de bijen af en aan. Op het gazon ernaast had hij een soort Madurodam gebouwd, een molen, een café, zijn eigen huis in het klein en verder nog een kasteel met een kerk. In ieder gebouw zat een zwerm bijen, en elk gebouw was bezet met de ronde kurkjes uit de doppen van bierflesjes, vele tienduizende had hij er aan verwerkt. Als de fanfare haar jaarlijks drama opvoerde speelde de Pruis altijd de rol van een slecht persoon, "rol wie rol toekomt" was zijn gezegde. Toen hij stervende was en 'ten volle bediend werd' was hij het die zei: "Gullie hebt pech, ze hebben mij de laatste sacramenten gegeven, nou zijn ze op".
Bijlage 5 - In gesprek met Jan Vermeulen door Thijs vd Zanden - 12.2000 bewaarplaats: Reusel archief: H.W.R. inventarisnr: De Schééper 47 blz. 1 - 8 Werken mee pen en papier was aan mij vruuger niet besteed. Iets maoken mee m'n handen dee ik veul liever. Dè heb ik geërft van onze pa, die kon alles maoken. Vur onze Frans heb ik ins inne keer nûn vliegende hollander gemôkt. Ge wit wel zo'n korreke mee stangen, wor ge in kunt rijen. Onze Frans zee toen hij mee dè korreke deur de Vlassert reed: "Onze pa kan alles maoken als hij dè wil, behalve kiendjes". Blekbaor hoi onze Frans nog nie in de gaoten hoe kiendjes maoken in z'n werk ging (Werken met pen en papier was aan mij vroeger niet besteed. Iets maken met mijn handen deed ik veel liever. Dat heb ik van mijn vader geërft, die kon alles maken. Voor onze Frans heb ik eens 'n keer een vliegende hollander gemaakt. Je weet wel zo'n karretje met stangen, waar je in kon rijden. Onze Frans zei toen hij met dat karretje door de Vlassert reed: Onze pa kan alles maken als hij dat wil, behalve kinderen". Blijkbaar had onze Frans nog niet in de gaten hoe kinderen maken in z'n werk ging. Aan het woord is Jan Vermeulen, de jongste zoon van het uit acht kinderen bestaande gezien van Wagenmaker Frans Vermeulen en zijn vrouw Maria Sol, dat vroeger woonde aan de Reuselse Straot (nu Dorpsbron).
= blad 10 =
Genealogie van Franciscus Wilborts. Kinderjaren Het huis waar ik geboren ben stond langs het auw gemintehuis on de Straot. Onze pa die van beroep timmerman was kon alles maken. Hij repareerde alles wat los en vast zat. Het maakte hem niets uit wat hij moest maken, een schuurdeur, een kruiwagen of de motor van een dorstmachine, hij repareerde het allemaal. Maar onze pa was vooral bekend door het maken van karrewielen. Hierin was hij erg bedreven. Onze pa verloor op 11-jarige leeftijd zijn vader. Hij is voornamelijk opgevoed door tante Mie die was getrouwd met Jan Vermeulen. Tante Mie was de waardin van café de Zwaan, gelegen aan de hoek van de Kerkstraat en de Lindestraat. Daar heeft onze pa al vroeg geleerd borreltjes te drinken, want die smaakten hem maar wat goed, aldus Jan. Tanta Mie had een dochter, zij heette Anna, en was overste van een nonnenklooster in Algiers. Nog heel goed weet ik me de emotionele ontmoeting te herinneren van dochter Anna met haar enige dagen daarvoor overleden moeder Mie Vermeulen. Anna had bij haar thuiskomst uit Algiers haar moeder vele jaren niet gezien. Jan weet ook nog hoe hij zijn vader en zijn broers Kees en Janus moest helpen wanneer een ijzeren reep rond een karrewiel gekrompen moest worden. Hij moest dan de ijzeren reep met turf roodgloeiend stoken terwijl zijn broers en zijn vader met grote tangen klaar stonden om de reep in een betonnen mal om het karwiel te slaan. Vroeger kwamen ze bij ons niets tekort. Het kwam ook wel voor dat onze pa aan een boer geen geld vroeg voor een karwei, maar een zij spek of iets anders van de slacht. Onze pa had in de werkplaats een vestje aan waarin wel wat kwartjes en dubbeltjes zaten. In de hoek van de werkplaats stond een olieton waar pa de olie uittapte voor de boeren die dat nodig hadden. Dikwijls viel er tijdens dit olietappen, waarvoor pa moest bukken, wat geld op de grond. Daarom keken we altijd of er bij de olieton geld lag als er een boer olie had gehaald. Het geld werd dan besteed bij Marie Snip (Vosters) die een winkeltje had op de hoek van de Lindestraat en de Kerkstraat, schuin tegeover ons huis. Op een keer had Toon Heuvelmans uit Bladel een nieuwe motor gekocht voor zijn zelf gebouwd vliegtuig. Deze motor werd uitgetest in de werkplaats van onze pa. De motor met propeller werd op een zwaar onderstel vastgemaakt. Voor de zekerheid werd het onderstel nog afgeschoord naar de zolderbalken en de muren van de werkplaats. De propeller werd tegen de compressie ingedraaid en wonder boven wonder, de motor sloeg direct aan waarbij er zoveel krachten vrij kwamen dat de schoren loskwamen en de hele constructie vaan zijn plaats werd getrokken. Gelukkig kon Toon Heuvelmans snel de bougiekabels lostrekken, anders was de hele constructie de lucht ingegaan. Scooltijd Van de kleuterschool weet Jan zich alleen nog goed zuster Pacifica en zuster Roselien te herinneren. Zuster Pacifica was het hoofd van de school. Ze was 'n koi (kwade) non. Voor straf moesten we van haar wel eens op ons knieën in de hoek voor de klas zitten. Ze zei dan dat we daar onze zonden moesten overdenken. Zuster Rosalien daartegen was een heel lieve knappe zuster waar diverse kleuters verliefd op waren, aldus Jan. Als jongens moesten plassen moesten ze van zuster Roselien altijd omhoog kijken. Daar begreep niemand iets van omdat het toch van onderen te doen was. Als Jan niet op school was verbleef hij meestal bij Tante Bet Vermeulen, die getrouwd was met Toontje Wilbrorts. Meestal ging Jan al 's morgens direct na het opstaan naar zijn tante, die vlak bij hen, op de hoek van de Mierdseweg woonde. Zijn moeder deed Jan zijn sokken, klompen en wat ondergoed aan en met zijn andere kleren onder de arm liep Jan dan over d'n hofpad door een gat in de ligusterheg naar zijn tante Bet. Aannemer Toontje Wilbrorts had een handel in asbestcementproducten, zoals golfplaten en leien van het merk Eternite. Jan weet nog dat er bij het lossen veel stukken asbest achter bleven en dat er soms een aantal producten kapot gingen. Meermalen heeft Jan dit asbestafval bij elkaar gedaan en in een voor in de grond met een paal kapot gedoft. Tegenwoordig moet dit materiaal heel voorzichtig verwijderd en afgevoerd worden door mannen in maanpakken, en dan te weten dat men vroeger in een stofwolk van asbest stonden zonder dat we wisten dat het gevaarlijk was. Mischien wel de reden dat ome Toon maar goed zestig jaar oud is geworden, verteld Jan bedenkelijk. Tijdens zijn lagere school is Jan een aantal jaren lid van het knapenkoor geweest, het stond onder leiding van rector Van Berkel. Het Reusels Knapenkoor zong regelmatig tijdens de hoogmis en de doordeweekse kindermis. Met zijn kameraadjes Janus Vlooi (v. Limpt) Lowie Rat (Gevers) Noud Bierings en Janus van Hollandsche Peer (Tops) verbleef Jan veel op de bosplak gelegen aan de Hulselsedijk. Er werd daar geravot, veugeltjes (vogeltjes) uitgehaald en soms aan de Lage Mierdsedijk tegen een bal getrapt. Jonge Jaren Na de lagere school is Jan het schoenmakersvak gaan leren op de Ambachtschool te Tilburg. Van 1935 tot 1937 ging Jan elke dag met zijn fietsmaten Harrie Coppens, Frans Duyvelaar en Noud Bierings naar Tilburg. Meermaals kregen ze onderweg bij landgoed 'De Utrecht' ruzie met de gebroeders Van Lieshout = blad 11 =
Genealogie van Franciscus Wilborts. die daar woonden in de huisjes genaamd de 'Vier Winden'. Het kwam daar wel eens tot vechten. Jan weet nog dat hij één van de broers Van Lieshout een fietspomp rond zijn nek had gekruld Jan verbleef in die tijd ook veel bij zijn tante Bet Vermeulen en zijn oom Toontje Wilbrorts die een Texaco benzinepomp hadden. Jan hielp daar dikwijls de klanten die kwamen tanken. Hij moest daarbij met de hand een reservoir van 5 liter volpompen en dit moest zo vaak herhaald worden tot dat de tank vol was. Jan weet nog dat een liter benzine toen 8 cent kostte. De Jonge mannen uit de buurt waren vroeger meestal op straat te vinden. Daar wer in groepjes gebuurt en vermaakten zij zich met spelletjes als stintje kletsen en mije steken. Tegen café 'De Zwaan' zaten dan dikwijls de oudere jonge mannen zoals Harrieke van Graote (harrie van Limpt) en Toon Schaop (Toon Dirkx). Rond de restanten van de oude dorpspomp die daar in de buurt was verbleven de jongeren zoals Noud Bierings, Janus Vlooi (Adrianus van Limpt), Lowie Rat (Gevers) rnde broers Lowie, Tit en Jos van de Frééte (Hermans). Er werden dan wel eens hardloopwedstrijden gehouden waarbij het rondje Lindestraat, Binnenpèdje en Kerkstraat afgelegd dienden te worden. De winnaar kreeg van de grote jongens 2 centen. Met deze 2 centen ging men naar de winkel van Marie Snip (Vosters). Bij haar werd dan net zolang gezeurd totdat zij hiervoor de kleinste gedroogde schar (vis) gaf die 3 centen kostte. Dit werd steeds herhaald waardoor Mie al snel door haar hele voorraad scharren was zonder dat ze iets verdiend had en achter de winkelruit stond te mopperen. Een ander geliefd spelletje was zo snel mogelijk over, de in de Straat geparkeerde aanhanger van Péérke van Eyck, te klimmen die hoog met stro was geladen. Er werd dan via de touwen, waarmee het stro vastgebonden was, over de wagen geklommen waarbij de klompen uitgingen. Tit van de Frééte, die de rapste was, piste dan regelmatig één van de klompen vol, degene die dat trof werd geconfronteerd met een warm vochtig gevoel aan zijn voeten. Gaan werken Na zijn leerperiode aan de Tilburgse Ambachtschool in 1937 is Jan gaan werken bij schoenmaker Ton Smets in Bladel. Het schoenmakersvak stond Jan niet aan en vrij snel daarna is Jan naar de sigarenmakersschool in de Schoolstraat gegaan.. Zijn leermeester daar was Piet Kox uit Hapert. Piet Kox hield wel van wat vertier tijdens de les. Zo werden er wel eens wedstrijden gehouden zoals een pak bechuit eten zonder te drinken of zo snel mogelijk 20 negerzoenen verslinden. Tot 19422 heeft Jan het sigarenmakersvak uitgeoefend bij achtereenvolgens Velasques en Karel I. Verplichte tewerkstelling In januari 1942 werd Jan samen met een aantal andere Reuselnaren door de Duitsers verplicht om één jaar in Duitsland te gaan werken. Hij kwam daar in juni 1942 terecht bij de Mauser Werke in Oberndorf am Neckar gelegen in de buurt van Stuttgart in het zuid-westen van Duitsland. Mauser Werke was een fabriek waar geweren gemaakt werden. Jan werd daar aangesteld als gereedschapslijper. In de fabriek waren 800 Nederlanders werkzaam waarvan 7 Reuselnaren. Bekenden van Jan waren onder meer Jef Peters en Toon Schaop. In december 1942 mochten 400 Nederlanders voor een kort verlof naar huis, op 7 januari 1943 moesten ze weer terug zijn. Als ze niet allemaal terug kwamen mochten de andere 400 niet op verlof werd hen op het hart gedrukt. Toen op 7 januari Jan weer aan de reis naar Duitsland begon was het al snel duidelijk dat alleen Jef Peters en hij naar Duitsland terug gingen. De vijf andere Reuselnaren waren inmiddels ondergedoken. Vrij snel na aankomst brak onder de werkende bij de Mauser Werke de gevaarlijke en besmettelijke ziekte tyfus uit. Jan heeft hierbij veel geluk gehad omdat hij van januari 1943 tot 1 mei 1943 in een Duits ziekenhuis heeft gelegen. Hij had aan zijn voeten grote zweren gekregen als gevolg van kapotte voeten door het langdurig dragen van nieuwe laarzen die hij bij zijn vertrek uit Reusel gekregen had van zijn zwager Toon Smulders. Hij kwam in het ziekenhuis onder behandelng van dokter Wals die hem heel goed heeft behandeld en hem zelfs extra lang in het ziekenhuis heeft gehouden. Tijdens zijn bedlegerigheid kwam Jef Peters regelmatig zijn wasgoed ophalen en brengen. Op een keer kwm Jef peters niet meer met het wasgoed maar een rotterdammer die aan Jan vertelde dat Jef tyfus had opgelopen. Al snel daarna werd Jef Peters opgenomen in de ziekenboeg. Begin november was Jef nog altijd in behandeling in de ziekenboeg. Toen Jan in die dagen op ziekenbezoek ging vertelde inmiddels broodmagere Jef rechtop in zijn bed zittend: "Ik mag naar huis omdat ik hier niet beter word". Het mocht niet baten, enkele dagen later op 20 november 1943, is Jef aan die vreselijke ziekte gestorven. Heel tragisch is dat op de begraafdag van Jef, zijn ouders in Oberndorf aankwamen om hem mee naar huis te nemen, naar Reusel, zonder te weten dat hij inmiddels dood was. Jan Vermeulen herinnert zich nog goed de emotionele uitbarsting van de moeder van Jef bij het vernemen van het tragische nieuws over haar zoon. Zijn ouders hebben Jef, die al in de kist lag, niet meer mogen zien. Samen met de ouders heeft Jan de begrafenis in het verre Duitsland bijgewoond, een gebeurtenis die hij nooit zal vergeten.
= blad 12 =
Genealogie van Franciscus Wilborts. Mild oordeeld Jan over de behandeling die hij tijdens zijn gedwongen tewerkstelling bij de Mauser Werke heeft gehad, waarbij hij zich realiseerd dat dit daar lang niet voor iedereen heeft gegolden. Jan heeft geluk gehad dat hij kwam te werken onder Erwin Lamprecht, een wat oudere Duitse boer, die hem van alles toestak als hij wat nodig had. Als Jan vrij was ging hij bij deze Duitser op bezoek en samen luisterden ze wel eens stiekem naar Radio Oranje. Bij Erwin Lamprecht knapte Jan allerlei karweitjes op waarvoor hij beloond werd. Dikwijls in de vorm van eten. Voor het werk bij Mauser Werke werd hij betaald zodat he zelfs mogelijk was een aantal biertjes te kopen in een plaatselijk café. Op 20 april 1945 is Jan door Marokkanen, die aan de zijde der Fransen vochten, bevrijd. Het bevrijdingsfeest werd gevierd met twee vaten most (appelwijn in wording) van elk 500 liter, die ze op de kop hadden getikt. Pas op 16 mei 1945 kon de reis naar Reusel beginnen. Per trein werd via Straatsburg, Mulhouse, Metz de Franse plaats Nancy bereikt. Met veewagens ging het verder via Dinant, Maastricht en Valkenswaard richting Eindhoven. Omdat het gerucht ging dat er in Eindhoven weer een quarantaine periode dreigde omdat gevreesd werd dat er bij hen nog dragers van tyfus bacillen waren is Jan uit de wagen gesprongen. Hij ging daar naar zijn ome Jan Sol en zijn tante Zus die aan Valkenswaard aan de Markt een café hadden. Daar trof Jan per toeval Fros van Loon die in Valkenswaard een wagen hout af kwam afleveren. Jan sprak Fros aan waarop die vroeg: "Wie bende gij dan wel?" Hierop zei Jan Vermeulen weer: "Kende oewe buurjongen nie mer?" Waarop Fros verwonderd riep: "O, bende gij het Jan!" Fros kiepte ter plekke zijn wagen hout om en reed Jan in vliegende vaart naar Reusel. Bijna een jaar eerder, op 27 augustus 1944, had Jan twee kaarten geschreven, een naar zijn tante Bet en een naar zijn ouders. Toen Jan op 25 augustus 1945 voor het eerst na 2,5 jaar bij zijn ouders binnenstapte had zijn moeder per toeval enkele minuten eerder zijn kaart van 27 augustus 1944 ontvangen. Huilend stond zijn moeder de kaart te lezen die luidde: "Het gi goed, zet de erpel (aardappels) mer op, ik ben er zo". Toen Jan binnenstapte had moeder nog niet de kans gehad de erpel op te zetten, maar dat was op dat moment niet belangrijk meer. Eigen gezin In de eerste oorlogsjaren was Jan bevriend met Cees Loonen. Lenie Loonen, de zus van Cees, was op haar beurt weer bevriend met Betsie Vermeulen, de dochter van Jefke Vermeulen die afkomstig was uit Strijp en meesterknecht was bij Karel I. Van het een komt het ander en Jan Vermeulen wordt verlieft op Betsie Vermeulen (geen familie van elkaar). Door de spoedige verplichte tewerkstelling van Jan in Duitsland moet het verliefde paar het gedurende de oorlogsjaren stellen met het schrijven van brieven. Alle brieven die Betsie van haar Jan ontving vielen behalve onder de cencuur van de Duitsers ook nog onder de cencuur van de Reuselse kapelaan Bresser. Hij moest alle brieven lezen omdat hij het vermoeden had dat de drie jaar oudere Jan Vermeulen verkeerde dingen leerde in Duitsland die Betsie niet mocht weten. Direct na de oorlog is Jan Vermeulen bij Philips gaan werken. Hij heeft daar uiteindelijk bijna 40 jaar als gereedschapmaker en metallurg gewerkt. Voor deze laatste functie heeft Jan, met succes, een 5jarige cursus bij Philips gevolgd. Van 1945 tot 1947 is Jan leider bij de kajotters geweest. De kajotters, een voorloper van Jong Nedreland, hadden een onderkomen in het Paviljoen aan de Turnhoutseweg en organiseerde regelmatig sportdagen. Op 20 september 1948 stapte Betsie en Jan Vermeulen in het huwelijksbootje en betrokken een nieuwbouwwoning in de Bakkerstraat. Met veel plezier kijken Jan en Betsie Vermeulen terug op de gezellige tijd in de Bakkerstraat, waar toentertijd veel pasgetrouwde stelletjes woonden. In de Bakkerstraat werden de oudste kinderen, Frans en Annelies, geboren. Gevolgd door hun kinderen José, Hans en Ron die in de Molenstraat geboren werden. Hun jongste zoon Paul is in de Vlassert geboren, waar Jan en Betsie ook het langst hebben gewoond. Momenteel woont het paar in een aanleunwoning bij het bejaardenhuis aan de Marialaan, waar ze samen hun oude dag doorbrengen. Temidden van hun zes kinderen, aangetrouwden, 13 kleinkinderen , familie en vrienden hebben jan en Betsie twee jaar geleden hun gouden bruiloft gevierd. Slot Jan heeft samen met Betsie tegenslagen gekend. Zijn fysieke gesteldheid is door tal van operaties aan heup, maag en wijsvinger niet meer wat gewenst is. Dat alles heeft er niet toe geleid dat Jan de kop heeft laten hangen. Zijn van zijn vader geërfde handigheid met materialen is hij nog niet verleerd. Dit blijkt uit de prachtige houten kerstgroepen die hij heeft gemaakt. Van wat er in en rond D'n Achterum (gemeenschappelijke ruimte voor ouderen) gebeurd ontgaat hem door zijn ruime belangstelling maar weinig.
= blad 13 =
Genealogie van Franciscus Wilborts. Jan en Betsie vertellen met trots over hun kinderen, maar vooral over hun kleinkinderen en wat sommigen van hen al in hun leven bereikt hebben. Jan kan op een amusante manier buurten en vertellen over vroeger zoals hij dat ongetwijfeld ook heeft gedaan bij de dorpspomp bij zijn ouderlijk huis aan De Straot. En zelfs ook in dat verre Duitsland met zijn later gestorven maat Jef Peters. Met overtuiging verteld Jan dat er in de oorlog niet alleen slechte, maar ook zeker goede Duitsers waren, waar hij veel aan te danken heeft gehad. Daarom stellen we met recht vast dat Jan Vermeulen een echte Reuselnaar genoemd kan worden.
Bijlage 6 - De Bakkerstraat alias de Pieper door Jaon Jansen - 6.2002 de straat en haar bewoners bewaarplaats: Reusel archief: H.W.R. inventarisnr: de Schééper 53 blz. 23 - 29 De Bakkerstraat alias Pieper door Joan Jansen Wij mensen van vroeger, kenden de Bakkerstraat alleen als de Pieper ofwel 't Pieperke. Bij slecht weer was het een slijkerig, drassig straatje. Bij goed weer gingen de sigarenmakers van Reusel-Noord door de Pieper naar de Willem II of 't Schuurke. 'n Twee honderd meter lopen werd hiermee uitgespaard. Aangezien de schafttijd 's middags een vol 1 uur was, gingen de tabakswerkers thuis eten. Door vier keer de Pieper te passeren boekten ze 800 meter winst. Bij slecht weer moest men noodgedwongen de keiweg (Kerkstraat) nemen. De Pieper werd in 1948 de Bakkerstraat. Ze kreeg die naam omdat aan het begin, Wilhelminalaan (eerder Hoofdstraat) en het einde Molenstraat (eerder de Straat) en bakkerij was. Bij de Wilhelminalaan was dat het Bakkersmenneke (v Gorp) en bij de Molenberg Gerrit Schel (Schellens). Gerrit Schellens Gerrit was in een bijgebouw van de ijzerwinkel van Smed Schel (Smid Schellens) langs de Pieper een bakkerij begonnen. De ervaring daarvoor had hij opgedaan bij Bakkkerij Schellens in Westerhoven. Van 's morgens vroeg tot 's avonds laat werd er brood gebakken. Op de namiddag werd dit door Gerrit zelf uitgevent. Dit bakkerijtje uit de dertiger jaren is uitgegroeid tot de Schellens bakkerij van nu. In dit aanvankelijk eenmansbedrijfje van toen, werken nu ongeveer 140 mensen, in Reusel en elders in Brabant. Na damesmode Uniek zit er nu herenmode Heraldiek. Bakkersmenneke aan de Wilhelminalaan had geen nazaten. Piet Heuvel (Heuvelmans) begon er een frituur, de eerste in Reusel. Het oude bakkerijtje met woning en winkel werd ervoor gesloopt. Kees Loonen noemde de het cafetaria 'den Toren'nu is het via cafetaria 'D'n Bol', cafetaria 'Joske' geworden. De Bakkerstraat had twee primeurs. De eerste primeur was dat er woningbouw kwam. De gemeente bouwde er huurwonongen. Behalve de Karel I huizen kende men dit fenomeen in Reusel niet. De tweede primeur was dat de Bakkerstraat met klinkers verhard werd, het was na de oorlog en het was de eerste straat die verhard werd. Deze verharding maakte het mogelijk dat in 1949 en 1951 er de wielerwedstrijd 'Tour de Pieper' verreden werd. Toen de gemeenteraad besloten had, dat daar gemeentewoningen kwamen te staan, kwam er een voorlichtingsavond voor de potentiële huurders. De gronden werden aangekocht voor ongeveer 40 cent (18,2 eurocent) per meter. Aan de toekomstige huurders werd verteld dat ze, relatief gezien, behoorlijk diepe tuinen kregen. Enkele tientallen meters diep. Trots en met genoegen wachtte de burgemeester het commentaar af. Dat kwam. Iemand uit het publiek zei: "Jao mer, burgemister, as ge wa wilt heuve en een huukske erpel wilt zetten, dan is da niks te veul, daor zal nog'ne hofpad aaf moette mee ne wasdraod waor ge 's maondaogs de waas van twelf personen op moet kunnen, en dan zulde toch ok plak moette hebbe vur 'n duivekot en een mutsertmijt" (Ja maar, burgemeester, als je daar wat groenten en een hoekje aardappelen wilt zetten, dan is dat niets teveel, daar zal nog een tuinpad af moeten en een wasdraad waar je 's maandags de was van twaalf personen op kwijt moet kunnen, en er zal toch ook een plekje moeten zijn voor het duivenhok en de mutsertmijt (1)). De burgemeester had hier niet van terug. De woningen waren ontworpen door architect Gotten Uiver (Frans Kerkhofs). In de woningen, vanaf de Molenberg gezien rechts, kwamen vooral grote gezinnen te wonen, zoals Frans van HollandseSjo (v Herk), Nilliske van Eijk, Frans Gijp (Gijbels), van Schaijk en wat later groepscommandant Spanjers. Links werden de woningen als regel opgedeeld voor twee kleine gezinnen. Dat gaf nog al eens = blad 14 =
Genealogie van Franciscus Wilborts. problemen. Ze waren er niet op gebouwd. Als we de vroegere Pieper vanaf de Molenberg bekeken dan was er rechts de tuin van schoenmaker Jan de Wert en links die van Smet Schel (Schellens). De tuin van Jan de Wert, was omzoomd door een zware beukenhaag. Oorlog Het was woensdag 27 september 1944. In Reusel woedt een verschrikkelijke oorlog. Vanuit het stalraampje van de boerderij van Schaope (Jan en Driek Dirkx) aan de overkant van de Molenberg, tuurt een jonge Duitse Fallschirmjäger de Pieper in. Van achter de beukenhaag van Jan de Wert kwamen vijf Welsh Fuseliers aanzetten. Schaope Jan had twee koeien op stal staan, die hij aan het melken was. Oorog of geen oorlog, het geboer moest doorgaan. Dan schiet de Duitser, de voorste Fuselier valt dood neer. De Duitser danst van plezier door de stal. Schaope Jan moet van hem komen kijken, trots wijst hij naar de dode Tommy (naam voor een Engelse soldaat), het was de eerste vijand die hij doodde. Als 17jarige was hij vanuit Duitsland, nog maar even te voren, op de Willem II kazerne in Tilburg aangekomen. Het eerste vuurcontact had hij enkele dagen eerder aan het kanaal onder Luiksgestel gehad. Het lijk van de Tommy is er zo'n tien dagen blijven liggen. Een eind achter de tuinen van Schellens en Meurs lag een dode Duitser. Burgers hebben die in een sloot begraven. Het zijn beelden die in ons geheugen gegrift staan en daar zullen blijven. Dit verhaal gaat over de Pieper en de gebeurtenissen die er plaats vonden tot ongeveer 1948, voordat het Bakkerstraat werd. Voorbij de tuin van Jan de Wert lag akkergrond. Die akkers grensde aan het Schilderspedje. Halverwege dat paadje stonden zware canadassen (populieren soort). Bij die bomen ontsprong een zijriviertje van de Reusel. Vandaar stroomde het langs de fietesenzaak van Kiske de Frete (Hermans) onder de Kerkstraat door naar het Binnenpedje. Het beekje volgde vervolgens dat paadje tot aan de vroegere jongensschool in de Schoolstraat. Langs schoenmaker d'n Haos (Jansen) stroomde het richting de Voort. Daar mengde het zich met de Reusel en met de Hoevense Loop, om via de Kattenbosch en 't Holland in Lage Mierde uit te komen. Op landgoed 'De Utrecht', nabij taveerne 'den Bockenreijder'is het een prachtig meanderende stroom die zich statig richting Moergestel begeeft. Jan van de Ven Tegenover genoemde canadassen stonden een drietal woningen, ze waren alle eigendom van d'n Bonte (Jan van de Ven). Jan was strodekker maar hij maakte ook klompen. Die klompen waren alleen voor eigen gebruik. De vrouw van Jan was Mieke Coolen uit Lage Mierde. Mieke was een braaf menske. Ze bad in de buurt de rozenkrans voor, als er iemand in de buurt 'ten volle bediend' of dood 'boven aarde stond'. Ze deed dat heel vlug. Zeer vlug, en daarom vonden we haar een goede voorbidster. Bij den Bonte hadden ze twee zonen, Toon en Janus. In 1943 was Toon onderduiker. Bij een razzia door de Duitsers, die op zoek waren naar onderduikers, wist Toon, liggend in een greppel op een gerooid aardappelland, te ontkomen. Hij zag kans om ongezien een hoop droog aardappelloof over zich heen te trekken. Zijn broer Janus vertrok op 18 oktober 1946 als dienstplichtig soldaat vaan Indië. Na meerdere hachelijke avonturen kwam hij op 14 mei 1949, met een daar opgelopen nierziekte, terug in Nederland. Toemes Beerens In de middelste van de drie huizen woonde toemes Beerens, gehuwd met Jaan Smetsers uit Oirschot. Toemes kwam oorspronkelijk uit Knegsel. Hij was een goed en rustig iemand. Zijn vak was sigarenmaker. Een vlugge sigarenmaker was hij niet. Wat hij miste had zijn vrouw, Jaan ondernam van alles. Handelen, maar ook smokkelen was haar niet vreemd. Ze werd de hoedenmodiste genoemd. In een kleine etalage stonden de hoeden te koop aangeboden. Ook verstond ze de kunst om van een oude hoed een aanvaardbaar nieuw hoofddeksel te maken. Aangezien vrouwen in die tijd verplicht waren met een bedekt hoofd ter kerke te gaan en bovendien iedereen 's zondags ook nog naar de kerk ging, was dit voor Jaan een gunstige toestand. Met een buts hier en een lint daar werden, vooral tegen pasen en bij begrafenissen, veel oude hoeden in nieuwe veranderd. Drie van haar vijf kinderen emigreerden naar Australië. Na haar pensioengerechtigde leeftijd is ze meerdere malen bij hen op bezoek gegaan. Het gebeurde dat ze haar naaimachiene mee naar Australië nam om daar een centje bij te verdienen. Ze ging nog steeds toen ze de 85 al gepasseerd was en vloog dan nog even naar Nieuw Zeeland door om daar een paar bekenden te bezoeken. Omdat haar zoon Cor met een Filippijnse ging ze de familie van haar schoondochter in de Filippijnen opzoeken. Een broer van haar was frater-missionaris in Indonesië. Ook die werd met een bezoek vereerd. Dat was in 1977, ze was toen 70 jaar oud. Ze had nog een andere broer die ook frater was. Hij was leraar aan de MAVO in Reusel. Deze frater, Frans Smetsers, stond in Reusel beter bekend als 'zoef zoef'. Toen haar dochter Jo in Canada verbleef, is ze daar ook maar even naar toe gegaan. Kortom, er mag gezegd worden dat het een zeer ondernemende vrouw was. Zoon anton heeft als dienstplichtig soldaat nog net op de boot naar Nerderlands Oost-Indië gezeten, klaar om te vertrekken. Omdat toen juist de vrede was getekend, voer de = blad 15 =
Genealogie van Franciscus Wilborts. boot niet meer af. Anton, gehuwd met Tonny Krekels is in Bladel terecht gekomen. Hij was het die de Heemkunde Werkgroep Reusel (HWR) een prachtige kei. Deze kei stelt in de Grote Cirkel bij de 'stenen der zaligheden' het dorpje Knegsel voor. Sjef Hendriks In het derde huis van de Bonte in de Pieper woonde Sjef Gist (Hendriks). Hij was gehuwd met Anna Stads. Ze hadden negen kinderen. Ook Sjef was sigarenmaker, als bijverdienste knipte hij de haren en schoor de baard van als regel vaste klanten. Jaon van Herk Halverwege de Pieper was 't Schilderspedje. Het liep van daar naar de Kerkstraat. Bij de Lange Schilder (Karel van Gisbergen) was het einde, vandaar ook de naam Schilderspedje. Aan de linkerkant van het Schilderspedje, gezien vanuit de Pieper, stond een huis. Hierin woonde een vrijgezel en omdat zijn hoofd wat scheef op zijn nek stond noemde men hem Scheve Joan (v. Herk). Zijn twee zusters, ze woonden bij hem in, dienden als pastoorsmeiden op de pastorie. Dat was ten tijde van pastoor Verstappen. Jaon was sigarenmaker, maar niet onbemiddeld. Behalve dat huis had hij nog twee huizen die hij verhuurde. De eerste granaat die op 12 mei 1940 door de Franse soldaten vanuit Arendonk op het door de Duitsers bezette Reusel afvuurden, kwam in Jaon z'n tuin terecht. Er sneuvelden twee kippen. Verderop de Pieper door, richting Hoofdstraat, was zowel links als rechts akkerland. Links noemden we de Vlasakkers ofwel de Vlassert (later werden op deze akker, aan een plein, woningen gebouwd. Het plein kreeg dezelfde naam, de Vlassert). Staf Gevers Een honderd meter voor de huidige Wilhelminalaan stond een vrijstaand huis met een leien dak. Het was van Toontje Wilbrorts die het aan Staf Gevers verhuurde. Eerder hadden er commiezen gewoond, eerst Smitske en later van Dorp. Staf was gehuwd met Dieneke van Keeke Rat (Hendriks). Het was een echt Kempisch gezin met maar liefst 14 kinderen. De bijnaam Rat hadden ze te danken aan hun grootmoeder. Zoon Toon, die me met dit verhaal goed geholpen heeft, stelt zich als regel voor als 'Toontje Rat'. Staf was sigarenmaker en duivenmelker. Bij de vakbond en de R.K.Werkliedenvereniging, heeft hij geruime tijd een bestuursfunctie vervuld. Toen op vrijdag 22 september 1944 die vreselijke munitieontploffing plaats vond op een stuk grond tussen de Pieper en de Kerkstraat, sloeg een deel van het paard, dat voor een kar stond, bij de familie Gevers dwars door het leien dak een slaapkamer binnen. Van de voerman, Toon van den Borne uit Hooge Mierde, is nooit meer iets terug gevonden. Ook enkele Duitse soldaten kwamen door de ontploffing om het leven. Door de luchtdruk stortte het grootste gewelf van de kerk in en op de pastorie waren enkele gewonden. Erger was het gesteld met de 12-jarige Simon Lavrijsen, de zoon van Aoinen Kiske, hij overleed ter plaatse. Door de weduwe Wilbrorts werd van de ene dag op de andere de huur opgezegd, zij had het huis verkocht verkocht aan schoenmaker Basemans uit Lage Mierde. Het was toen enkele jaren na de oorlog en er was een enorme woningnood. Het waren de fraters die, aan dit kroostrijke gezin, hulp boden. Ze boden hen het rectoraat aan de Schoolstraat aan. Van daaruit bouwde Staf, midden jaren 50, een woning aan de Beukenlaan. Enkele jaren later was het zijn zoon Stan, die bij het inrichten van zijn woning - hij zou gaan trouwen - door de bliksem dodelijk getroffen werd. Sjo Vermeulen Vóór het Bekkersmenneke stond nog een dubbele blok woningen. De eigenaressen en bewoonster was Sjo Vermeulen. Sjo bleef ongehuwd. De woning aan de kant van Staf gevers verhuurde zij aan haar nicht Anna Vermeulen. Anna was getrouwd met Tinus van Heert. Tinus werkte als timmerman bij Harrie van Graote (v. Limpt). Na zijn veel te vroege overlijden huwde Anna met Gerrit de Jong. Toen Sjo Vermeulen overleden was werd de woning verhuurd aan Marte Lat (Lathouwers). Marte was gehuwd met Mientje Moes (Moeskops). Ook Marte stierf veel te jong. Die woning werd later verkocht aan de weduwe Drieka Huijbregts, die daar met haar twee dochters kwam wonen. Eerder hadden zij een boerderij aan de Voort. Harrie Sterrenburg Aan de overkant van de Bakkerstraat, toen nog de Pieper, had Aoie Sjef twee woningen gebouwd. In de eerste woonde Harrie Sterrenburg die gehuwd was met Anna Verwimpt uit Eersel. Harrie was meesterknecht bij de Velasquez. Hij was een goede voetballer, maar vooral een verwoed jager. In de oorlog waren Jan en Sjef van Jageukesgert (Jansen) bij hem ondergedoken. Ze hadden voor de Duitse oorlogsindustrie moeten gaan werken. Sjef in Keulen en Jan in Erfurt. Bij mijn weten waren Jan en ik (Jaon Jansen) de enige die vanuit Reusel daar moesten gaan werken. We hebben het beide niet gedaan. In de nacht van 2 op 3 mei 1944 omsingelde de Duitse soldaten met honden het huis van Sterrenburg, de gevolgen waren ernstig. Harrie, Jan en Sjef werden op 5 mei afgevoerd naar Eindhoven. Zwaar geboeid = blad 16 =
Genealogie van Franciscus Wilborts. voerde men hen daar naar toe. Via de nodige relaties kwam Harrie terug naar huis. Jan en Sjes werde aan elkaar geketend naat Alkmaar afgevoerd. Bij Bergen aan Zee moesten ze dwangarbeiders bunkers gaan bouwen. In feite hadden ze geluk, in Bladel werden twee onderduikers, zonder pardon, dood geschoten. Naast Sterrenburg woonde de grenscommies Markus. Ook hij hield iemand verborgen die het daglicht niet kon verdragen. Men beweerde dat die persoon aan het Oostfront had gevochten. In dat geval zou het een gedeserteerde SS'er zijn. Niets van deze bewering hebben we kunnen achterhalen. Misschien was het alleen maar dorpspraat, misschien grootdoenerij. Kiske van den Borne Dan volgde nog een blok van twee woningen onder een kap. Deze woningen waren van Scheve Jaon (v. Herk). Het eerste werd gehuurd door Kiske Blek (vd Borne), zijn vrouw Anneke was een Belgische. Kiske was sigarenmaker en fel lid van Fanfare Concordia. Bij de ouderlijke woning aan de Mierdseweg bouwde hij een woning. Hier begon zoon Rie een bouwbedrijf. Van oorsprong waren de Blekke bouwers. Theo Laureijs In het andere huis, van de voornoemde blok, hebben veel commiezen gewoond. Ik herinner me Lap, Westra, Tanis, maar vooral Westhuis. Westhuis was een zeer serieus iemand. Hij was protestant en in zijn kerk ouderling. Vrijwel alle commiezen van voor de oorlog waren trouwens protestant. Heel subtiel en voorzichtig waarschuwde de fraters de kinderen, om niet te veel met andersdenkende te spelen. Deze blok woningen zijn overgegaan naar Theo Laureijs (den Bòj) die er een slagerij in vestigde. Aan de noordzijde van het gebouw werd een diepvrieskluis gebouwd, dat was toen een modern iets. Gezinnen konden er een kluis huren om daar hun vlees en/of groenten in te bewaren. Ondertussen is ook dit modern iets achterhaald en geheel uit de tijd. Zoals ook de Pieper uit de tijd is.
Bijlage 7 - In gesprek met Nel Heesters van Limpt - 12.2002 bewaarplaats: Reusel archief: H.W.R. inventarisnr: Schééper 55 pag. 1 - 11 In gesprek met een echte Reuselse - door Thijs van der Zanden Vruuger was er bij ons thuis weinig weelde en de doofheid van onze pa was voor hem en voor ons een grote handicap mèr hij zurgde samen met ons moeder vur hil veul nestwèrmte en dè vonden veul en veul vurnaomer (maar hij zorgde samen met ons moeder voor heel veel nestwarmte en dat vonden we veel en veel voornamer). Aan het woord is de 74-jarige Nel Heesters- van Limpt, de derde in de rij van negen kinderen tellende gezin van Jan van Limpt en Bel Panjoel. Ouderlijk gezin Onze pa is niet altijd doof geweest. Hij is in militaire dienst geweest bij de afdeling telefonie en daar kwam iemand alleen terecht met een prima gehoor. Spijtig genoeg heb ik onze pa alleen maar meegemaakt toen hij al doof was. Door zijn doofheid noemde ze hem in Reusel d'n dove Jan van Limpt. Onze pa en ons moeder hebben vanaf hun trouwdag altijd aan de Mierdseweg gewoond, in Reusel meestal 'De Straot' genoemd. Eerst hebben ze een tijdje gewoond aan de rechterkant van De Straat, in het huis waar later Wôtje van Gompel is gaan wonen. Daarna zijn ze aan de overkant gaan wonen. Na eerst een tijdje gewoond te hebben in het huis van Piet van de Zwarte (Van Limpt) zijn ze verhuist naar het huis (tweekapper) waar later Toon Hendrikx (Schaft) in woonde. Dit is mijn geboortehuis. Toen ik twee jaar was zijn we verderop in de Straat gaan wonen. Het was een huis bestaande uit twee woningen dat door de aannemer Toontje Wilbrorts gebouwd was. Ik weet nog goed dat bij de verhuizing de kachel, een zogenaamde cuisinière, met het vuur er nog in door de jonge mannen uit de buurt naar ons nieuwe huis werd gebracht. Er moest immers gekookt kunnen worden. Hoewel ik pas twee jaar was herinner ik me nog, dat ik staande op mijn tenen, juist over de vensterbank kon kijken en zag hoe de mannen de hete kachel binnen brachten. Het moet toendertijd veel indruk op me gemaakt hebben, want het is mijn oudste herinnering.
= blad 17 =
Genealogie van Franciscus Wilborts. In de andere woning van het huis, richting Hooge Mierde, is later het gezin van Bert oom (Panjoel), de jongste broer van ons moeder, komen wonen. Naast Bert-oom woonde tante Trien van Limpt-Jansen met haar huishouden en daar weer naast het huishouden van Kiske Vet (v. Gestel). Naast ons, richting dorp, woonden achtereenvolgens Janus Box (v. Limpt) en Neel Klamp (Maas). Tussen het huis van Janus Box en ons huis heeft later, Pruis-oom (Fons v. Limpt) een nieuw huis gebouwd. De Straot was een buurt waar burenhulp vanzelfsprekend was en waar een gemoedelijke sfeer heerste. Er wed veel bij elkaar gebuurt en op de koffie gegôn waarbij zittend rond de kachel allerlei verhalen en gebeurtenissen verteld werden. Zo heb ik van ons moeder een verhaal gehoord dat zich afspeelde in haar ouderlijk huis dat aan de Rijpershoek stond. Op 8 november 1918 is daar haar broer Gust-oom op jonge leeftijd overleden aan de beruchte Spaanse griep. Volgens traditie werd bij de overledene gewaakt. Op een avond waren Pruis-oom (Fons van Limpt) en Ponneske Driek (Roymans) de wakende mannen. Haar broer, Driek-oom, had eveneens Spaanse griep en lag daar ook ziek te bed. Gekleed in een lang wit nachthemd kwam Driek-oom, die uiterlijk veel op Gust-oom leek, malende van de hoge koorts, midden in de nacht, de kamer van de wakende mannen binnen. Verstijfd van schrik dachten ze dat Gust-oom uit de dood herrezen was, lacht Nel. Vermoedelijk omdat er in Reusel zoveel van Limpten zijn, hebben wij de bijnaam Bel gekregen, de voornaam van ons moeder. Daarom wordt ik meestal Nel Bel genoemd, Wat wel eens verwarrend is omdat de achternaam Bel ook in Reusel voorkomt. Ons moeder was heel bedreven in koken, ze was in staat om van 'niks iets te maken'. Zo maakte ze in de oorlog wel eens zogenaamde eierboter. Van eieren, bloem, zwiers (ondermelk), en een heel klein beetje boter, maakte ze smeerboter voor op het brood. Ook denk ik met smaak terug aan de lekkere erwtensoep die ze maakte. Met Kerstmis wist ze met al haar armoe raad en kon zonder veel kosten het heel gezellig maken. Als tafellaken gebruikte ze een wit beddelaken en legde daar kruiselings biezen overheen, die ze van rood kreppapier had geknipt. Midden op tafel stond een grote kaarsenstandaard, ze maakte die van een half doorgesneden grote erpel (aardappel) waarin de een rechtgebogen haak van een kleerhanger stak. Erpel en kleerhaak werden omwikkeld met zilverpapier en bovenop de kapstok werden kaarsklemmetjes geplaatst met daar in kaarsen. We vonden het prachtig, verteld Nel nagenietend. Binnen het gezin regelde ons moeder alles, waarbij vooral ons An haar steun en toeverlaat was. Deze steun had ze wel nodig in verband met de doofheid van onze pa. Onze pa is zijn hele leven sigarenmaker geweest. Lage tijd heeft hij bij de Aida gewerkt en later bij d'n Agio. Hij was in Reusel medeoprichter van het Centraal Ziekenfonds en de sigarenmakersbond. Dikwijls was hij te vinden in zijn grote hof (tuin) waar hij genoeg groente, aardappelen en fruit kweekte zodat de groenteboer bijna helemaal buiten de deur kon blijven. Ook had hij kiepen (kippen) en varkens, waardoor we altijd voorzien waren van eieren en we ook wel eens een varken konden laten slachten. Hij kon ondanks zijn doofheid erg genieten als wij tijdens feestjes en verjaardagen stukskes voordroegen en plezier maakten. Onze pa en ons moe waren hil goei minsen, verteld Nel. Kindertijd De Straot was een buurt met hil veul kènder (met heel veel kinderen). Meestal trok ik op met mijn zus Bertha en ook wel met Dien Schoor (Schoormans). In de vakantie gingen we dikwijls naat het Zusterméésje (bosgebied) dat achter de villa van Baxen (veearts Bax) aan de Lage Mierdsedijk lag. Hier wandelden de zusters (nonnen) wel eens naar toe met de meisjes van hun pensionaat. In dit bos hadden ze van boomstammen enkele banken laten maken. Hier maakten wij van takken, máástespellen (dennenaalden) en spullen die we op de vuilnisbelt, daar in de buurt, gevonden hadden een eigen stekje en deden ons daar tegoed aan brood en thee die we van huis meegenomen hadden. Verder vermaakten ons met allerlei spelletjes zoals hinkelen en bomen klimmen. Wel hadden we schrik van de kènder (kinderen) van Buuten (Lavrijsen), die kwamen daar ook wel eens en braken dan alles af wat wij gemaakt hadden. Vanaf mijn derde jaar ben ik naar de bewaarschool (later kleuterschool, weer later groep 1 en 2 van basisschool) gegaan waar ik meestal graag naar toe ging. Vooral zuster Rosalia was een lieve non, dat gold niet voor zuster Pacifica. Hoewel ik lang niet altijd een lievertje was kon ik bij haar nooit maar dan ook nooit iets goeds doen. Op een keer toen het gesneeuwd had dacht ik dat mijn klompen sneeuwvrij waren. Maar na een tijdje kwam er toch water onder mijn voeten vandaan doordat de achtergebleven sneeuw smolt. Toen de 'non' (zr. Pacifica) dat zag zei ze dat ik in mijn broek had geplast. Ik zei dat dat niet waar was maar ze geloofde het niet, waarop ik riep: "vuul (voel) dan". Hiervoor moest ik voor straf voor de klas komen te staan met m'n gezicht tegen de muur. Het ergste was nog dat Sinterklaas in de klas kwam en iedereen twee schuimpjes kreeg waarbij ik werd overgeslagen omdat ik straf had. Ook moesten we van haarregelmatig, met een potlood, figuren overtrekken waarbij ze mij altijd een kat gaf. Op een = blad 18 =
Genealogie van Franciscus Wilborts. keer was de 'non' afgeleid door een moeder die op bezoek kwam en kreeg ik een paard om na te tekenen, ik was er heel blij mee. Toen ze de figuren op kwam halen kon ze niet nalaten te zeggen dat ik eigenlijk een kat had moeten krijgen. Ook naar de lager school ging ik graag. Hoewel er strenge regels waren kon ik goed opschieten met zuster Celcia, Prisca en Fortunata. Dat gold echter niet voor het hoofd van de school, zuster Mariana. Op school was het de gewoonte dat de leerlingen met het beste maandelijkse rapport een prijsje kregen. Daar was ik nooit bij omdat ik geen uitblinker was. Op een keer echter, bij de uitreiking van het kerstrapport, was ik wel bij de drie beste. Daarvoor kreeg ik een papieren kerststalletje waar ik heel blij mee was omdat we thuis nog geen kerststal hadden. Toen zuster Mariana het voor mij klaarstaande kerststalletje zag staan, nam ze het weg waar bij ze zei dat ik eerst nog maar eens een tijdje m'n best moest doen. Nog heel erg goed weet ik dat ik dat heel oneerlijk vond en er heel veel moeite mee had. Na de lagere school was ik graag naar de huishoudschool gegaan, maar omdat het bedrag van een gulden vijftig per week bij ons thuis niet gemist kon worden, ging dat niet door. Omstreeks 1940 kwam bij ons Simon Jansen, in Reusel beter bekend als Jurrie, in de kost. Jurrie was al eerder bij Schore Gust (Schoormans), Wôtje Blok (vd Sande) en Jan Pas in de kost geweest. We waren wel eens jaloers op hem omdat we vonden dat hij verwend werd. Als hij van ons moeder twee stukken spek kreeg en wij maar een zeiden we plagend: "Hij krègt twee stukken en hij is nog nie inne van ons". Jurrie was unne doodgoeie mins. Ons Jeanne, die bij ons het kakkenisje (jongste) was, was zijne lieveling. Zij kwam meestal wat later uit haar bed en hij riep dan: "Laotslaoper komde nou pas ut oew bed" (langslaper kom je nou pas uit uw bed). Als ons Jeanne haar handjes door zijn altijd kortgeknipte haren aaiden, vond hij dat prachtig. Jurrie had als hobby's jagen en bijen houden. Hij hield zich ook aan zijn woord. Aan onze Peer had hij zijn jachtgeweer beloofd als hij het later niet meer kon gebruiken. Toen bekend werd dat hij niet lang meer zou leven heeft het Auw (oude) Aortske (Bert Aarts) nog geprobeert zijn geweer te kopen. Jurrie maakte hem duidelijk dat hij dit niet kon doen omdat hij het al aan onze Péér toegezegd had. Ik weet nog dat hij schroowde (huilde) toen ik hem naar het ziekenhuis bracht omdat hij ernstig ziek was en hij voelde aankomen dat hij nooit meer zou terugkeren. In 1951 is hij overleden. Van zijn begrafenis weet ik nog dat men bij de kerk zijn broer Juriën Joan vroeg of hij hem nog wilde zien. Hij zei toen: "Ikke nie ik heb um hil zun lééve al genoeg gezien". Gaan werken Toen ik 14 jaar was ben ik huishoudelijk werk gaan doen bij de nonnen in Reusel, waar gelukkig zuster Mariana inmiddels vertrokken was. Daar woonde en werkte ik de hele week voor zegge en schrijve 30 gulden per jaar. Alleen op zondagavond mocht ik van 6 tot 10 uur naar huis. Ons An werkte in die tijd in het St. Jozefziekenhuis in Eindhoven. Van haar wist ik dat er in het ziekenhuis meisjes gevraagd werden. Samen met ons moeder was ik op een keer op bedevaart naar de Heilige Nicolaas van Tolentijn, de patroonheilige van de Eindhovense Paterskerk. We hebben toen van de gelegenheid gebruik gemaakt en zijn naar het ziekenhuis gegaan om te vragen of ik daar aan de slag kon. Ik werd direct aangenomen en kon gaan werken in de naaikamer waar verstelwerk gedaan werd. Voor het werk op de ziekenzaal was ik nog te jong. Omdat ik zelf niet durfde heeft ons moeder mijn werk bij de nonnen opgezegd. Ze kreeg, voor de negen maanden dat ik daar gewerkt had, mijn hele jaarloon, omdat ze vonden dat ik goed mijn best had gedaan. In het St Jozefziekenhuis werkten in die tijd veel Reuselse meiden, waaronder Jo Kas (Verhagen), Door en Nellie Panjoel, Door Mien en To van de Gelderse (Jansen), Riet, To en Antonette Babbel (v Limpt), Wies Hendrikx van Pieternellekes en ons An en ons Miet. Hoewel we maar ens in de zes weken naar huis mochten en er van 's maandags tot 's zaterdags gewerkt moest worden en bovendien s'zondags nog moesten afwassen had ik er 'ne hil goeien aord (een heel goede aard). Ook mochten we wel eens onder begeleiding de stad in en keken daarbij onze ogen uit naar de spullen die daar allemaal in de winkel lagen. Oorlog In de oorlog beleefden we angstige momenten toen de Engelse bommenwerpers met veel geraas laag over de stad vlogen en we de harde dreunende inslagen van de bommen hoorden. Later hoorden we dat de Philipsfabrieken gebombardeerd waren. Als gevolg hiervan werden al snel veel burgerslachtoffers naar het ziekenhuis gebracht. Na de invasie in Normandië, eind juni 1944, kwam ons moeder ons in Eindhoven halen in verband met de dreiging van oorlogsgeweld. Ze had hiervoor Bert Panjoel uit de Lensheuvel ingeschakeld die wel meer met zijn vrachtwagen in Eindhoven kwam. In september zijn we met ons gezin naar Gielis Wil (v Limpt) in de Kattenbos gegaan omdat onze pa en ons moeder dachten dat het er veiliger was. Eerst hebben we een paar nachten in de stal van de boerderij geslapen. Al snel daarna zijn er bij de boerderij verscheidene schuilkelders gegraven. Tijdens de beschietingen en gevechten hebben hierin ook de gezinnen van Gielis Wil, Bert-oom, Toon Schaf (Hendrikx), Marte Toort (Heesters) en Jan Prut (v Limpt) gebivakeerd. = blad 19 =
Genealogie van Franciscus Wilborts. We hebben behoorlijk in onze rats gezeten toen, daags voor de bevrijding, een Duitser een meid zocht om aan zijn gerief te komen. Gelukkig is dat goed afgelopen en was er niets gebeurd. Wel wil ik zeggen dat we daar ook goede Duitsers hebben meegemaakt. Vier Duitsers die in de buurt al langer ingekwartierd waren hebben ons zelfs op een keer een varken gebracht, dat ter plaatse door Piet van Trienekes (Lavrijsen) geslacht werd. Toen het weer rustig was ben ik met onze pa gaan kijken hoe het met het gezin van tante Trien Jansen - Van Limpt ging dat bij Prinsen Driekske (Lauwers) in de schuilkelder zat. Op de terugweg vielen er vlakbij enkele granaten. Onze pa moest ik snel de sloot intrekken omdat hij de ontploffingen niet hoorde. Hij vertelde ons later dat hij in heel de oorlog maar twee keer een inslaande bom of granaat gehoord heeft. Zo zien je maar dat ook doofheid zijn voordelen heeft, lacht Nel. Weer aan de slag Na de oorlog ben ik gaan werken bij de voormalige Reuselse pastoor Bijnen die een parochie had aan de Noord-Hoek, een stadsdeel in Tilburg. Deze parochie werd in Tilburg de Moordhoek genoemd omdat op de zolder van de kerk ooit Marietje Kessels vermoord is, waarbij een voormalige pastoor en de koster van verdacht werden. Samen met zijn pastoorsmeid Riek van Bree, die de pastoor in Reusel ook al gediend had, deed ik het huishoudelijke werk en ontving het bezoek dat aanbelde. Riek van Bree was een lief mens en in de pastorie was er altijd een goede sfeer. Daarom ging ik met grote tegenzin weg toen ons moeder het nodig vond dat ik weer naar Reusel moest komen. Ze vond dat ik op de confectiefabriek van Otten moest gaan werken, omdat daar meer verdiend werd. Regelmatig uitgaan was er in de jaren, zo vlak na de oorlog, niet bij voor de Reuselse jeugd. Alleen de kermissen van Reusel, Hooge Mierde en Hulsel mochten we bezoeken. Toen ik wat ouder was mocht ik ook op de dinsdag naar Hooge Mierd kermis, de voorwaarde was wel dat ik op zondag op tijd thuis was. In een jaar, ik was te laat thuis van de kermis, zou ik de daarop volgende dinsdag niet naar de kermis mogen. Gelukkig vroeg onze pa mij s'maandags om met hem mee naar Jan Heine (Lauwers) te gaan om er biggen te kopen. Hij had mij, in verband met zijn doofheid, nodig om te tolken en over de prijs te onderhandelen. En omdat ik dat zo goed had gedaan mocht ik dinsdags toch kermis gaan vieren. Verkeringstijd Harrie Heesters, van Sinte, en onze Wim waren toendertijd leiders van het Reuselse Jongensgilde. Onze Wim voelde aan dat Harrie Heesters een oogske op mij had en wist ook dat ik op een middag alleen thuis was. Samen bedachten ze een smoesje. Harrie kwam naar toe om een enveloppe op te halen, die er natuurlijk niet lag. Toen hij geen enveloppe zag, zei hij: "Als die enveloppe er niet is blijf ik ook maar hier". Die avond, het was op 18 april 1948, kreeg ik van hem het eerste kusje, het was het begin van onze verkering, die altijd gehouwe hi (gehouden heeft), verteld Nel. Met heel veel plezier denk ik aan die tijd in de Straot terug met al die vrijers en vrienden over de vloer. Op zondagavond werd er gekaart en de winst werd gespaard voor de nieuwjaarspot. Ook werden er spelletjes gedaan zoals pand verbeuren. Jan Koolen moest op een keer zijn horloge afgeven als pand. Hij kon dat afkopen door zijn sokken uit te trekken. Jan, die de hele dag gedorst had en daarna alleen zijn gezicht en handen even had gewassen, trok zijn schoenen en sokken uit. Zijn blote voeten zagen eruit of hij nog een paar sokken aan had, lacht Nel. Dur doen op Aowjaorsavond (Oudejaarsavond) was elk jaar weer een groot feest. Hierbij waren behalve onze pa en ons moeder, de vrijers en andere vrienden zoals Piet Sint (Heesters), Jan Koolen en Jo en Wim van Triene (Jansen) aanwezig. Jurrie zorgde voor een paar konijntjes van de jacht, die we later op de avond met smaak opaten. Van de nieuwjaarspot was drank en ander eten gekocht, zodat er niets in de weg stond om er met z'n allen een heel gezellige avond van te maken. Uitgaan was in onze verkeringstijd een zeldzaamheid. Wel werden door enkele mannen van de sigarenfabriek Velasques (d'n Das), waar Harrie werkte, busreisjes georganiseerd naar onder andere de watervallen van Co en naar Valkenburg. Ook ben ik wel eens naar een kranskoffie geweest. De kranskoffie (1) van Piet Lauwers en Miet Dirkx en van Gerrit Soontiens uit Bladel kan ik me nog goed herinneren. Eigen gezin Op 8 januari 1952 zijn we getrouwd. De koffie, die in Reusel nog steeds op de bon was, ben ik in Arendonk in de Hokken gaan kopen en heb ik zelf de grens over gesmokkeld. Het feest is bij ons thuis gevierd zoals dat in die tijd gebruikelijk was. Hoewel ze veel hulp heeft gehad, heeft ons An het leeuwendeel van de organisatie op zich genomen en het diner verzorgd. Na ons trouwen zijn we bij opa en oma Sint (Heesters) aan de Hulselsedijk gaan inwonen. Vrijwel direct is Jan Blek (vd Borne) en Wil Schaop (Dirks) ingeschakeld om het huis voor ons te verbouwen zodat we een eigen slaapkamer, keukentje, huiskamer en nog een klein kamertje kregen. We waren er zo blij mee dat we er al introkken voordat we stroom (electriciteit) hadden. De vloeren waren van beton met een = blad 20 =
Genealogie van Franciscus Wilborts. glad rood bovenlaagje. De huiskamertafel had Harrie gekocht bij Sjokske Hollebekkers uit Bladel. In deze tafel heeft heeft onze Harrie zelf een schuif gemaakt. Van Toon Pap (Lavrijsen) heeft hij een kast gekocht waarvan hij het glas heeft vervangen. Verder heeft hij nog een leunstoel gemaakt. Het geheel hebben we aangevuld met acht nieuwe keukenstoelen en een slaapkamerameubelement en we waren gesteld. Vergeleken met de luxe van tegenwoordig stelde het allemaal niet veel voor, maar we waren er op onze manier best fréét (tevreden - gelukkig) op, verteld Nel. Omstreeks 1972 hebben we veel overlast gehad van de grote open vuilnisbelt, die tegenover ons huis aan de overkant van de straat lag, waar het Reuselse afval gestort werd. Na veel klagen bij de gemeente en bellen naar de brandweer omdat er nogal eens brand was, is de vuilnisbelt ongeveer 500 meter richting Hulsel verplaatst. Hierbij hebben we veel steun gehad van Prinsen Tuntje (v Limpt) en Jaon van Triene (Jansen). We hebben altijd aan de Hulselsedijk gewoond, waar ook onze kinderen Jos, Bella, Jan en Nellie geboren zijn. Toendertijd kwamen er in de zomervakantie en later ook in de kerst- paas- en herfstvakantie in Reusel kinderen op vakantie. Marga van d'n Oppasser (Antonisse) was hiervan de grote initiatiefneemster. De kinderen kwamen van het kindertehuis Amstelstad in Amsterdam. Vanaf haar vijfde jaar is Christa, een van deze kinderen, bij ons op vakantie gekomen. Het klikte heel goed met Christa. Zowel zij als wij keken uit naar de volgende vakantie en er vloeide wel eens traantjes als zij weer terug moest naar Amsterdam. Na een aantal jaren kwam juffrouw Bloem van de kinderbescherming van Utrecht vragen of we Christa als pleegkind in ons gezin wilde opnemen. In het begin wilde ik dat niet omdat wij vonden dat ons gezin al compleet was. Toen juffrouw Bloem vertelde dat ze dan voor Christa naar een ander gezin uit zou kijken gaf dat bij mij de doorslag om het toch te doen. Christa is vanaf haar elfde bij ons gekomen en er tot aan haar trouwen gebleven. We hebben haar altijd behandeld als een eigen kind en er nooit spijt van gehad dat we haar in ons gezin hebben opgenomen , verteld Nel. Hard aangekomen bij ons is het overlijden van Guus van Luffelen uit Hapert, een kameraad van onze Jos, het overlijden van Annemieke Lavrijsen en Marga Vosters de vriendinnen van ons Christa en het verongelukken van Marcel Dierckx uit Lage Mierde, een kameraad van onze Jan. Onze kinderen zijn inmiddels allemaal getrouwd en we hebben 13 kleinkinderen waar we heel blij mee zijn. Met heel veel plezier kijken we terug op ons gouden huwelijksfeest. De kinderen hebben alles georganiseerd. Het was een prachtig feest waar de kinderen, kleinkinderen, petekinderen en de buurt prachtige stukskes hebben opgevoerd. De videofilm van het feest hebben we wel drie keer gekeken, verteld Nel nagenietend. Slot Al meer dan 25 jaar zet Nel zich belangeloos in voor de Lotusgroep, een grimeergroep van ongeveer 40 mannen en vrouwen die zich ten doel stellen EHBO oefeningen realistischer te maken. Samen met haar dochter Bella heeft ze de Lotusgroep opgericht en heeft ze zich in het grimeren geschoold. Haar kennis heeft ze overgedragen tijdens de cursussen die ze gegeven heeft en nog geeft. Dikwijls heeft ze deelgenomen aan oefeningen, ook bij bedrijven en militaire instanties. Regelmatig siert ze samen met anderen de kerk van Reusel op met bloemen e.d. voor de kerkelijke diensten en gebeurtenissen. Nel is iemand die graag verteld over haar ouderlijk huis waar haar pa en moeder, welliswaar door omstandigheden, zuinig waren maar daarvoor in de plaats zorgden voor veel nestwarmte. Het is ongetwijfeld zo dat hun pleegkind Christa bij Nel en Harrie deze nestwarmte ervaren heeft, waardoor ze zo graag bij hen wilde blijven en nog steeds een nauwe band onderhoudt. Daarom stellen we met recht vast dat Nel van d'n dove Jan van Limpt een echte Reuselse genoemd mag worden. (1) Een andere spaarzame manier van vertier was de kranskoffie die volgens traditie gegeven moest worden door bewoners die in de buurt kwamen wonen. De meiden uit de buurt maakten dan een krans, versierd met bloemen en slingers van gekleurd kreppapier. Deze krans werd aan de nieuwe bewoners aangeboden waarbij de maakster uitgenodigd op de kranskoffie op de zondag daaropvolgend. Meestal bleef het niet bij koffiedrinken alleen. Ook de jongens uit de buurt kwamen op bezoek waarbij er in de keuken of in de stal meestal gedanst werd.
= blad 21 =
Genealogie van Franciscus Wilborts.
i
Reusel, H.W.R, de Schééper 7 blz. 18 - 21, 7.12.1990, Een Reusels bedrijf - Firma Maas bouwmaterialen (oud eigenaar bouwmaterialenhandel). Zie bijlage 1. Reusel, H.W.R., De Schééper, 24.5.1993, De straat en zijn bewoners (genoemde). Zie bijlage 2. Reusel, H.W.R., De Schééper 20 blz. 17 - 21, v1995, De straat en zijn bewoners tussen 1935 - 1955 (genoemde). Zie bijlage 3. Reusel, H.W.R., De Schééper 35 blz. 16 - 20, 12.1997, bewoners Mierdseweg (aanwonende). Zie bijlage 4. Reusel, H.W.R., De Schééper 47 blz. 1 - 8, 12.2000, In gesprek met Jan Vermeulen door Thijs vd Zanden (oom). Zie bijlage 5. Reusel, H.W.R., de Schééper 53 blz. 23 - 29, 6.2002, de straat en haar bewoners (eigenaar woningen). Zie bijlage 6. Reusel, H.W.R., Schééper 55 pag. 1 - 11, 12.2002, In gesprek met Nel Heesters van Limpt (bouwer van het huis). Zie bijlage 7.
ii
Reusel, H.W.R., De Schééper 47 blz. 1 - 8, 12.2000, In gesprek met Jan Vermeulen door Thijs vd Zanden (tante). Zie bijlage 5.
= blad 22 =