Provincie West-Vlaanderen
Arrondissement Kortrijk GEMEENTE LENDELEDE BEKENDMAKING ====================
De gemeenteraad van de gemeente Lendelede, provincie West-Vlaanderen heeft in zitting van 24 april 2014 - punt 1 volgend reglement goedgekeurd met als onderwerp: Hervaststellen van het grondreglement van de Vrijwillige Brandweer. Het beslissend gedeelte van dit besluit luidt als volgt : HOOFDSTUK I Organisatie, Taak en Samenstelling van de Brandweerdienst. Artikel 1 : De brandweerdienst is autonoom. Hij is een vrijwilligersdienst. Artikel 2 : Onverminderd de bevoegdheid van de Burgemeester, wordt de dienst geleid door de officier-dienstchef. Deze draagt in het kader van dit organiek reglement, reglement van inwendige orde en van de onderrichtingen die hem door de Burgemeester worden verstrekt, de verantwoordelijkheid van de organisatie, de goede werking en de tucht van de dienst. Bij afwezigheid van de officier-dienstchef, worden diens bevoegdheden door de aanwezige officier, of bij diens ontstentenis, door de aanwezige onderofficier met de hoogste graad uitgeoefend. Bij gelijkheid in graad wordt het bevel gevoerd door de officier, of bij diens ontstentenis door de onderofficier met de meeste graadanciënniteit. Artikel 3 : De brandweerdienst is belast met de taken die hem opgedragen zijn krachtens de wetten en reglementen inzake brandbestrijding. De leden van de brandweerdienst mogen als dusdanig niet ingezet worden voor andere taken dan die welke vastgesteld zijn. Artikel 4 : De dienst wordt derwijze georganiseerd dat voldoende manschappen (personeel en kaders), ten allen tijde klaar staan om binnen de kortst mogelijke tijd op te treden. De leden van de dienst dienen een voldoende beschikbaarheid voor de dienst te hebben, deze beschikbaarheid wordt jaarlijks geëvalueerd. Artikel 5 : De leden-vrijwilligers van de dienst kunnen door de officier-dienstchef of diens plaatsvervanger opgeroepen worden in de volgende gevallen: 1) voor hun theoretische en praktische opleiding, voor de oefeningen, waarvan het minimum aantal op 12 per jaar wordt vastgesteld, en voor de inspecties. 2) voor elke interventie of taak die tot de opdrachten van de brandweerdienst behoort. Zij kunnen eveneens voor dienstnoodwendigheden door de burgemeester worden opgeroepen. Artikel 6 : De brandweerdienst omvat het volgende personeel (M/V): Categorieën
Graden
Aantal betrekkingen
I. Operatief personeel 1) Officier-dienstchef * Luitenant-dienstchef ->indien deze betrekking niet kan begeven worden, kan het aantal onderluitenanten of luitenanten verhoogd worden met 1.
1
2) Officieren
1
* Onderluitenant of luitenant
3) Onderofficieren * Adjudant ->indien het officierenkader niet volledig kan ingevuld worden, kan het aantal adjudanten met 1 verhoogd worden. * Sergeant-Majoor * Eerste-Sergeant * Sergeanten
1
4) Korporaals
8
5) Brandweermannen/ambulanciers
20
1 1 5
II. Personeel belast met bijzondere taken : Officier-geneesheer
* O/Luitenant of Luitenant
Ambulanciers
1 18
Notie : De officier-dienstchef wordt voor het vervullen van de administratieve taken bijgestaan door 1 korpssecretaris, behorend tot de leden van de brandweerdienst. HOOFDSTUK II.- Personeel. Artikel 7 : Het vrijwilligerspersoneel heeft niet de hoedanigheid van gemeentepersoneel. Tijdens de duur van de prestaties bij de brandweerdienst valt het onder het stelsel bepaald door dit reglement en door de dienstnemingsakte. Artikel 8 : Opgeheven KB 14.10.1991 I. Andere personeelsleden dan de officieren. Sectie 1 – Aanwerving Artikel 9 : Handelt over beroepspersoneel is hier NIET van toepassing. Bepalingen voor het vrijwilligerspersoneel. Artikel 10 : Elke effectieve indienstneming wordt voorafgegaan door een stage, die georganiseerd wordt overeenkomstig de artikels 12 tot 15. Behoudens anders luidende bepalingen betreffende uitsluitend bijzondere ambten, geschiedt de aanwerving in de graad van brandweerman onder de volgende voorwaarden: 1.Onderdaan zijn van een EU-lidstaat, drie jaar in België woonachtig zijn en de Nederlandse taal machtig zijn. 2. woonachtig zijn in een gebied op maximum 15 min van de Brandweerkazerne. 3. ten minste 18 jaar oud zijn bij een eerste indienstneming. 4. ten minste 1,60 meter groot zijn voor het mannelijk geslacht en 1,55 meter voor het vrouwelijk geslacht. 5. van goed zedelijk gedrag zijn. 6. in orde zijn met de dienstplichtwetten (voor de mannelijke kandidaten). 7. geschikt bevonden zijn bij een geneeskundig onderzoek dat altijd vooraf gaat aan de proeven inzake lichamelijke geschiktheid en selectie, waaraan immers alleen de door de dienst geschikt bevonden kandidaten kunnen deelnemen. Het geneeskundig onderzoek wordt verricht door de officier-geneesheer, of bij ontstentenis, door een door de gemeenteraad aangewezen geneesheer, onverminderd de bepalingen welke gelden inzake arbeidsgeneeskunde. De kandidaten zouden: - een sterke lichaamsgesteldheid moeten hebben, die hun toelaat vermoeiende en ononderbroken fysische inspanningen te leveren, de weersgesteldheden te trotseren, op elk soort van terrein te gaan en te lopen, te kruipen, te klimmen, te springen, te zwemmen, zware lasten te dragen (gewicht van een persoon, zegge ± 70 kg); - niet onderhevig zijn aan duizeligheid;
- een gezichtsscherpte moeten hebben zo nodig met brilglazen van 13/10 voor beide ogen samen, met een minimum van 3/10 voor het minst goed oog. De gezichtsscherpte zonder bril mag echter niet minder bedragen dan 5/10 voor beide ogen samen. - voor elk oor een gehoorscherpte moeten hebben die hun toelaat, zonder het dragen van een hoorapparaat, de normale conversatiestem te horen op 2,5 meter afstand, de rug naar de onderzoekende geneesheer gekeerd; - geen gebrek mogen hebben waardoor hun prestige ernstig in het gedrang kan komen bij het uitoefenen van hun functie. Het eigenlijke onderzoek dient te omvatten: - een algemeen somatisch onderzoek (algemeen uitzicht, littekens, verminkingen, vervormingen); - een onderzoek van het voortbewegingsstelsel (skelet, gewrichten, spieren); - een onderzoek van de hartvaten (hart, pols, bloeddruk, aderspat); - een onderzoek van het ademhalingsstelsel (neus, keel, luchtpijp, longen); - een onderzoek op de abdomen (buik, organen, breuken); - een neurologisch onderzoek (Romberg, pupilreflexen, peesreflexen, cremaster reflexen, tremor); - een onderzoek van het psychisme (algemeen gedrag, emotiviteit); - een onderzoek van de endocrine organen (schildklier); - een urineonderzoek (eiwit, suiker); - een onderzoek van de gezichtsscherpte (met en zonder bril) (zie bovenvermelde maatstaven); - een onderzoek van het gehoor (zie bovenvermelde maatstaven). 8. slagen voor de proeven inzake lichamelijke geschiktheid. Op die proeven staan geen punten. De kandidaten moeten slagen voor 6 van de 9 proeven. De proeven inzake lichamelijke geschiktheid zijn: A. Voorligsteun het lichaam, dat op de handen en op de voeten steunt, vormt een rechte lijn van de schouders tot de hielen terwijl de armen loodrecht op de grond staan. Tijdens de oefening moet de borst de grond lichtjes raken. Armen buigen/strekken: 8 maal. B. Buiging van de armen in hang aan de boom of de brug, de handen in pronatie, d.w.z. de palm naar binnen. Het toestel wordt op dusdanige hoogte geplaatst dat de voeten de grond niet raken. Voor de goede uitvoering is vereist dat de kin boven de brug uitkomt: 3 maal. C. Evenwicht twee pogingen worden aan de kandidaten toegestaan. Op een boom van 7 tot 10 cm breed, 3,5 m lang, geplaatst op een hoogte van 1,2m. Vrije manier van op en afstijgen; de proef wordt gechronometreerd bij het geven van het signaal wanneer de kandidaat zich in evenwicht op de boom gesteld heeft. De chronometer wordt stilgelegd bij het einde van het parcours, vóór de kandidaat van het toestel afstijgt, de voet voorwaarts gestrekt op het uiteinde van de boom: in 10" D. 4 m touwklimmen twee pogingen met een tussenpoos van 15', worden de kandidaat toegestaan. Het startsein wordt aan de kandidaat gegeven wanneer deze bij het touw staat, de armen langs het lichaam: in 20" E. Beklimmen van een luchtladder (10 m) twee pogingen met een tussenpoos van 15', worden aan de kandidaat toegestaan. De start gebeurt vanaf de voet van de ladder. De kandidaat houdt de armen langs het lichaam en raakt de ladder niet aan. De ladder staat nergens tegen en heeft een helling van 70°: in 40".
F. Dragen over 30 meter twee pogingen, met een tussenpoos van 30', worden aan de kandidaat toegestaan. De proef bestaat in het dragen van een persoon met hetzelfde gewicht op ± 5 kg na, als de drager. Hulpgreep bij een arm en een been. Het startsein wordt aan de kandidaat gegeven wanneer hij de last heeft opgenomen: in 25". G. Lengteprong, zonder aanloop twee pogingen, met een tussenpoos van 5', worden aan de kandidaat toegestaan. Start: voeten gesloten achter de lijn. De afstand wordt bepaald door het dichtst bij de startlijn achtergelaten spoor, ongeacht met welk lichaamsdeel de grond wordt geraakt: 1,8 m. H. Dieptesprong de kandidaat start vanuit de strekstand en mag geen tussensteun hebben. Het neerkomen gebeurt op een tapijt: 1,8 m. I. 600 meter lopen: in 2'45" Het geneeskundig onderzoek en de proeven inzake lichamelijke geschiktheid zijn eliminerend. Voor de proeven inzake lichamelijke geschiktheid wijst de burgemeester de examencommissie aan. Het voorzitterschap wordt aangewezen aan een lid van het college van burgemeester en schepenen. De andere leden zijn de officieren, de officier-geneesheer en de sportfunctionaris van de gemeente. De leden-vrijwilligers ondertekenen, voor hun indienstneming als stagiair, een dienstnemingscontract voor de duur van de stage. Het model van dat contract wordt door de Minister van Binnenlandse Zaken vastgelegd. Zij kunnen hun dienstneming ten allen tijde verbreken met een maand opzegging. Artikel 11 : De ledenvrijwilligers ondertekenen, voor hun indiensttreding als stagiair, een dienstnemingscontract voor de duur van de stage. Zij kunnen hun dienstneming te allen tijde verbreken met een maand opzegging. Het dienstnemingscontract dat de leden vrijwilligers als stagiair tegentekenen, vermeldt: 1. Naam, voorna(a)m(en), geboorteplaats en geboortedatum, evenals de woonplaats; 2. De dag met ingang waaraan de vrijwilliger in dienst is genomen; 3. De graad en vergoeding welke de vrijwilliger wordt toegekend; 4. De ontvangstmelding van een uittreksel uit de polis arbeidsongevallen; 5. De ontvangstmelding van een uittreksel uit de polis overlijdensverzekering; 6. De verklaring van kennisname van en onderwerping aan het organiek reglement en het reglement van orde. Sectie 2 - Stage en Opleiding. Artikel 12 : Niemand wordt tot de stage toegelaten tenzij hij aan de aanwervingsvereisten voldoet. De duur van de stage bedraagt één jaar. De stagiairs dienen de opleiding te volgen die ter hun behoeve gegeven wordt in de provinciale centra voor de opleiding van de brandweerdiensten, waar hun het brevet van kandidaat-brandweerman wordt uitgereikt. Artikel 13 : De dienstchef en de leider van de operaties waken erover dat de stagiairs slechts aan de operaties deelnemen in de mate dat hun theoretische en praktische vorming zulks toelaat. Artikel 14 : De stagecommissie, samengesteld uit de dienstchef, officieren en onderofficieren, maakt, aan het einde van de stage, ten behoeve van de indienstnemende overheid, een verslag op over ieder stagiair. Zij stelt voor: - hetzij de effectieve indienstneming voor een stagiair-vrijwilliger.
- hetzij de verlenging van de stagetermijn voor een duur van ten hoogste tweemaal zes maanden. - hetzij de afdanking. Dit kan eveneens tijdens de stage, en eventueel tijdens de verlengde stage, volgens dezelfde procedure worden voorgesteld wanneer de wijze van dienen van de stagiair te wensen overlaat. Artikel 15 : Het in artikel 14 bedoelde verslag wordt aan de belanghebbende schriftelijk medegedeeld en door hem mede ondertekend. Deze beschikt over een termijn van veertien dagen, te rekenen vanaf de kennisgeving, om bezwaar in te dienen bij de indienstnemende overheid. Sectie 3 - Benoeming, indienstneming en loopbaan. Artikel 16 : Op grond van het einde-stageverslag kan de stagiair-vrijwilliger effectief in dienst worden genomen. De vrijwilliger gaat bij zijn effectieve indienstneming een nieuw dienstnemingscontract aan voor de duur van vijf jaar. Het modelcontract wordt vastgesteld door de Minister van Binnenlandse Zaken. Dit dienstnemingscontract is hernieuwbaar. Artikel 17 : Wanneer een bij bevordering te begeven betrekking openvalt, wordt het personeel van de dienst daarvan door middel van een dienstnota in kennis gesteld. In deze nota worden opgegeven o.a. de te begeven betrekking, de te vervullen voorwaarden, de eventueel opgelegde proeven en de stof ervan, alsmede de uiterste datum voor het indienen van de kandidaturen. Artikel 18 : Elke kandidatuur moet rechtstreeks en schriftelijk aan de burgemeester worden gericht. Artikel 19 : De vereisten voor de toegang tot de bevorderingsgraden zijn de volgende: * wordt bevorderd tot korporaal : a) de brandweerman in het bezit van het brevet van onderluitenant of gelijkgesteld, b) de brandweerman met minstens 2 jaar goede dienst, houder van een brevet van adjudant of gelijkgesteld, c) de brandweerman met minstens 2 jaar goede dienst, houder van een brevet van sergeant, d) de brandweerman met minstens 2 jaar goede dienst, houder van een brevet van korporaal, voor zover hij/zij hiervoor gunstig advies bekomt van de dienstchef. Let wel, de voorrang wordt bepaald confer de volgorde van opsomming van de bevorderingsvoorwaarden, en bij gelijkheid aan degene met het meest graadanciënniteit binnen het korps, en bij gelijkheid aan degene met het meest dienstjaren binnen het korps en bij gelijkheid aan de oudste in leeftijd. * wordt bevorderd tot sergeant : a) de korporaal in het bezit van het brevet onderluitenant of gelijkgesteld, b) de brandweerman in het bezit van het brevet onderluitenant of gelijkgesteld, c) de korporaal met minstens 3 jaar goede dienst, houder van het brevet adjudant of gelijkgesteld, d) de brandweerman met minstens 3 jaar goede dienst, houder van het brevet adjudant of gelijkgesteld, e) de korporaal met minstens 5 jaar goede dienst, houder van het brevet sergeant, f) de brandweerman met minstens 5 jaar goede dienst, houder van het brevet sergeant, voor zover hij/zij hiervoor gunstig advies bekomt van de dienstchef.
Let wel, de voorrang wordt bepaald confer de volgorde van opsomming van de bevorderingsvoorwaarden, en bij gelijkheid aan degene met het meest graadanciënniteit binnen het korps, en bij gelijkheid aan degene met het meest dienstjaren binnen het korps en bij gelijkheid aan de oudste in leeftijd. * wordt bevorderd tot eerste sergeant : a) de sergeant in het bezit van het brevet onderluitenant of gelijkgesteld, b) de korporaal in het bezit van het brevet onderluitenant of gelijkgesteld, c) de brandweerman in het bezit van het brevet onderluitenant of gelijkgesteld, d) de sergeant, houder van het brevet adjudant of gelijkgesteld, e) de sergeant, houder van het brevet sergeant en minstens 2 jaar graad-anciënniteit als sergeant, f) de sergeant, met minstens 15 jaar goede dienst, voor zover hij/zij hiervoor gunstig advies bekomt van de dienstchef. Let wel, de voorrang wordt bepaald confer de volgorde van opsomming van de bevorderingsvoorwaarden, en bij gelijkheid aan degene met het meest graadanciënniteit binnen het korps, en bij gelijkheid aan degene met het meest dienstjaren binnen het korps en bij gelijkheid aan de oudste in leeftijd. * wordt bevorderd tot sergeant-majoor : a) de eerste sergeant, houder van het brevet onderluitenant of gelijkgesteld, b) de sergeant, houder van het brevet onderluitenant of gelijkgesteld, c) de korporaal, houder van het brevet onderluitenant of gelijkgesteld, d) de brandweerman, houder van het brevet onderluitenant of gelijkgesteld, e) de eerste sergeant, houder van het brevet adjudant of gelijkgesteld, f) de sergeant, houder van het brevet adjudant of gelijkgesteld, g) de eerste sergeant, houder van het brevet sergeant en minstens 2 jaar graadanciënniteit als eerste sergeant. voor zover hij/zij hiervoor gunstig advies bekomt van de dienstchef. Let wel, de voorrang wordt bepaald confer de volgorde van opsomming van de bevorderingsvoorwaarden, en bij gelijkheid aan degene met het meest graadanciënniteit binnen het korps, en bij gelijkheid aan degene met het meest dienstjaren binnen het korps en bij gelijkheid aan de oudste in leeftijd. * wordt bevorderd tot adjudant : a) de sergeant-majoor, houder van het brevet onderluitenant of gelijkgesteld, b) de eerste sergeant, houder van het brevet onderluitenant of gelijkgesteld, c) de sergeant, houder van het brevet onderluitenant of gelijkgesteld, d) de korporaal, houder van het brevet onderluitenant of gelijkgesteld, e) de brandweerman, houder van het onderluitenant of gelijkgesteld, f) de sergeant-majoor, houder van het brevet adjudant of gelijkgesteld, g) de eerste sergeant, houder van het brevet adjudant of gelijkgesteld, h) de sergeant, houder van het brevet adjudant of gelijkgesteld, voor zover hij/zij hiervoor gunstig advies bekomt van de dienstchef. Let wel, de voorrang wordt bepaald confer de volgorde van opsomming van de bevorderingsvoorwaarden, en bij gelijkheid aan degene met het meest graadanciënniteit binnen het korps, en bij gelijkheid aan degene met het meest dienstjaren binnen het korps en bij gelijkheid aan de oudste in leeftijd. Het door de dienstchef uitgebrachte advies dient steeds gemotiveerd te zijn. In geval van ongunstig advies wordt dit aan de betrokkene betekend. Deze beschikt over een termijn van acht dagen om bezwaar in te dienen bij het gemeentebestuur.
Er kan voor alle bovenstaande bevorderingen een vergelijkend examen van de gegadigden worden afgenomen. De examencommissie ad hoc wordt aangesteld door het College van Burgemeester en Schepenen. Het voorzitterschap wordt waargenomen door de burgemeester of een schepen die hem vervangt. De commissie zal verder samengesteld zijn uit de officieren van het korps, aangevuld met officieren van andere korpsen of leden van de brandweerinspectie. Het examen zal een theoretische en een praktische proef inzake brandweer bevatten. De kandidaten moeten in ieder van deze proeven 50% van de punten behalen en minstens 60% in het totaal. Artikel 20 : De indienstneming of de bevordering wordt door de Burgemeester of zijn gemachtigde, rechtstreeks aan de belanghebbende medegedeeld en ter kennis van de andere leden van de dienst gebracht. II. Alle personeelsleden. Sectie 1 - Beëindiging van het ambt. Artikel 21 : Niet van toepassing – handelt over beroepspersoneel. Bepalingen voor het vrijwilligerspersoneel. Artikel 22 : Aan ieder lid vrijwilliger van de dienst, dat eervol uit zijn ambt wordt ontslagen, onder de voorwaarden gesteld in de artikels 23 en 24 kan de eretitel van zijn graad worden verleend. Artikel 23 : Het ambt van de leden-vrijwilligers van de dienst eindigt: 1. bij het verstrijken van de duur van de dienstneming of van de wederdienstneming. 2. bij het bereiken van de leeftijdsgrens: eervol ontslag wordt verleend aan de betrokkene bij het verstrijken van de maand waarin hij de leeftijd van zestig jaar bereikt. 3. door vrijwillig ontslag: ontslag kan door de betrokkene ten allen tijde worden gegeven mits een opzegging van drie maanden. 4. door ontslag van ambtswege: dit ontslag vindt plaats op initiatief van de indienstnemende overheid, wanneer de betrokkene de in artikel 9 gestelde voorwaarden niet meer vervult. 5. door afdanking: wordt door de gemeenteraad uitgesproken ten aanzien van ieder lid. a) wegens kennelijk wangedrag. b) wegens miskenning van de tucht. c) in geval bedoeld in artikel 30. Artikel 24 : Eervol ontslag kan worden verleend aan ieder lid-vrijwilliger van de dienst. - die ten minste 30 jaar dienst telt. - die na ten minste tien jaar dienst van ambtswege wordt ontslagen ingevolge een hem in de dienst of naar aanleiding ervan overkomen ongeval. Sectie 2 - Plichten. A. Plichten die gelden voor alle leden. Artikel 25 : De gemeenteraad bepaalt bij een reglement van orde, de dienstbetrekkingen, de plichten van de leden, en op algemene wijze de maatregelen betreffende de werking van de dienst en de uitvoering van de bepalingen van dit reglement. Artikel 26 : Het is de leden van de dienst verboden naar aanleiding van de uitoefening voor hun ambt, onder eender welk voorwendsel, individueel en voor zich persoonlijk gratificatiën of beloningen te vragen of te ontvangen.
Artikel 27 : De leden van de dienst zijn er toe gehouden, ongeacht hun kwalificatie, deel te nemen aan de hulp-operaties waarvoor hun tussenkomst gevorderd wordt. B. Bijzondere plichten van sommige leden. Artikel 28 : Niet van toepassing – handelt over beroepspersoneel Artikel 29 : De officier-geneesheer moet: 1. De kandidaten voor een betrekking in de dienst geneeskundig onderzoeken. 2. Instaan voor de opleiding van de leden van de brandweerdienst inzake eerste zorgen en reanimatie en periodiek herscholingscursussen organiseren. 3. De gegrondheid van de afwezigheden wegens ziekte nagaan. 4. De personeelsleden, die in de dienst gekwetst worden, te verplegen, zelfs op de plaats van het ongeval. 5. De personeelsleden informeren omtrent de mogelijkheid zich lastens de indienstnemende overheid preventief te laten inenten tegen het hepatitis B virus. 6. Het aanwezig zijnde geneeskundig materieel periodisch nazien, en de uitrusting aanvullen of verbeteren. C. Plichten ingeval van interventies. Artikel 30 : Bij ernstige branden kunnen de niet van dienst zijnde personeelsleden op bevel van de dienstchef die er onmiddellijk de Burgemeester van verwittigt, ertoe gehouden zijn zich onverwijld naar de kazerne te begeven. Artikel 31 : De dienstchef treft alle nodige voorzieningen in overeenstemming met het reglement van orde, opdat alle voertuigen en toestellen die voor een belangrijke interventie vereist zijn, gelijktijdig zouden kunnen ingezet worden. Artikel 32 : Wanneer, tijdens een brand in de gemeente, voor het blussen of beschermen van mensenlevens, de gedeeltelijke sloping van het bouwwerk vereist is, moet de leider van de operaties de bevelen van de Burgemeester niet afwachten. Sectie 3 - Onverenigbaarheden. Artikel 33 : Onverminderd de gevallen van onverenigbaarheid genoemd in de nieuwe gemeentewet of in gemeentelijke reglementen, is er onverenigbaarheid tussen: - het ambt van beroepslid van een brandweerdienst en het ambt van lid-vrijwilliger van dezelfde brandweerdienst. - het ambt van een lid van een brandweerdienst en het ambt van lid van een politiedienst die deel uitmaakt van de openbare macht, zoals bepaald in artikel 2 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt. De overheid bekleed met de bevoegdheid tot benoeming of aanstelling, kan een lid van een brandweerdienst, dat terzelfder tijd lid is van de gemeentepolitie, toestaan de functie van brandweerman te blijven uitoefenen. Deze afwijking wordt verleend aan het lid van een brandweerdienst in dienst vóór 1 april 1999 en voor zover dit nodig is om de continuïteit van de betrokken brandweerdienst te verzekeren. Bovendien is het ieder lid van de dienst verboden werkzaam te zijn of belangen te hebben zelfs door tussenpersonen: a) in ondernemingen die materieel vervaardigen, vervoeren of verkopen voor brandbescherming, -voorkoming of -bestrijding. b) in ondernemingen die brandvoorkomingsmaatregelen bestuderen, toepassen of controleren. Zodra de gemeenteraad de miskenning van een der bovenstaande onverenigbaarheden of verbodsbepalingen vaststelt, stelt hij de betrokkene in gebreke, ten einde daarin binnen de zes maanden een einde te maken. Ieder lid dat na afloop van die termijn geen gevolg heeft gegeven aan de aanmaning van de gemeenteraad, wordt afgezet.
Sectie 4 - Hiërarchie en tuchtregeling. Bepalingen die gelden voor alle personeelsleden. Artikel 34 : Zelfs buiten de prestatie-uren blijft ieder lid van de dienst, dat de reglementaire tenue draagt, onderworpen aan de hiërarchie, zoals deze is vastgesteld in artikel 6, en moet het lid de hem krachtens de reglementaire bepalingen ter zake opgelegde verplichtingen nakomen. Artikel 35 : De aard, de reden en de datum van elke opgelegde tuchtstraf worden vermeld in persoonlijk dossier van de betrokkene. Bepalingen die gelden voor het vrijwilligerspersoneel Artikel 36 : Ten aanzien van de leden van de dienst kunnen de volgende tuchtstraffen worden uitgesproken: 1. de terechtwijzing. 2. de berisping. 3. de schorsing voor de duur van maximum 1 maand. 4. de afdanking. Artikel 37 : Wat de officieren betreft: a) worden de terechtwijzing en de berisping uitgesproken door de Burgemeester. b) worden de schorsing en de afdanking door de gemeenteraad uitgesproken op voorstel van de Burgemeester. De desbetreffende raadsbeslissingen zijn onderworpen aan de goedkeuring van de Provinciegouverneur. Artikel 38 : Voor de andere leden dan de officieren: a) worden de terechtwijzing en de berisping uitgesproken door de officier- dienstchef. b) worden de schorsing en de afdanking door de gemeenteraad uitgesproken op voorstel van de Burgemeester. Artikel 39 : Geen enkele straf kan aan de bevoegde overheid worden voorgesteld zonder dat de betrokkene vooraf gehoord of ondervraagd werd. Artikel 40 : De schorsing heeft de inhouding van elke bezoldiging en beroving van de rechten op bevordering voor de duur van de straf tot gevolg. Sectie 5 - Vergoeding van het vrijwilligerspersoneel: Artikel 41 : De vergoedingen van de prestaties van de leden-vrijwilligers van de dienst, alsmede de reiskosten voor het vervullen van de door de dienstchef of zijn aangestelde vervanger, behoorlijk gelaste bijzondere opdrachten, zijn vastgesteld als volgt: 1. De leden-vrijwilligers van de brandweerdienst worden vergoed op basis van een uurbezoldiging vastgesteld op 1/1976-ste van de gemiddelde wedde bepaald bij hierna vermelde referteschalen (cf Art. 4 K.B. van 03.06.1999 (BS 13.06.1999)) tot wijziging van het KB van 6 mei 1971 tot vaststelling van de modellen van gemeentelijke reglementen betreffende de organisatie van de gemeentelijke brandweerdienst – inwerkingtreding 23 juni 1999) Graden Referteschaal Basisjaarbedrag * Stagiair * brandweerman/ambulancier * korporaal * sergeant * Eerste-sergeant * sergeant-majoor * adjudant * onderluitenant houder diploma 2 * onderluitenant houder diploma 1 * luitenant houder diploma 2
PB1 PB2 PB2bis PB3 PB4 PB5
17750 18525 19850 20350 21100 22550 PB5 speciaal
PBA1 A6 PBA2
23125 29675 32175 31250
* luitenant bevelhebber diploma 2 * luitenant houder diploma 1 * luitenant bevelhebber diploma 1 * officier-geneesheer
PBA2-spec. A7 A7-spec. A6
33325 34850 36512,5 32175
2. De vergoedingen zijn gekoppeld aan de schommelingen van de gezondheidsindex. De toepassingen van een verhoging ingevolge een stijging van het indexcijfer geschiedt onder dezelfde voorwaarden als voor de bezoldiging van het gemeentepersoneel. 3. De hierboven vermelde vergoedingen worden per kwartaal uitbetaald na vervallen termijn. 4. Bij de interventies wordt elke begonnen uur volledig vergoed. De vergoeding voor één interventie is ten minste gelijk aan de vergoeding van één prestatie-uur. 5. Voor ieder uur opleiding, oefening, theorieles en/of wacht in de brandweerkazerne wordt een vergoeding toegekend van 100% van deze in sub 1 bepaald. Wie zich te laat op de oefening aanmeldt wordt slechts vergoed van het daarop volgende uur. 6. Opleidingen aan een brandweerschool of iedere ander erkende opleiding worden beschouwd als diensturen en als dusdanig vergoed aan 100%. (vormingsreglement vrijwillige brandweer – basis KB 8.4.2003 – GR nov.2004) 7. Voor iedere interventie bij nacht tussen 22 uur en 6 uur wordt de vergoeding verhoogd met 50%. Voor de interventies 's zondags of op een wettelijke feestdag, zowel bij dag als bij nacht, bedraagt de verhoging 100%. 8. De kleine niet-dringende interventies of opdrachten worden vergoed volgens de effectief gepresteerde tijd; oa wespenverdelging, waterlevering, onderhoud materieel, onderhoud voertuigen, nazicht hydranten,… 9. In verband met de vergoeding voor sommige prestaties zoals o.a. vergaderingen, besprekingen, de verantwoordelijkheid, en niet kosten eigen aan de functie waarvoor in onderhavig reglement geen vergoeding is voorzien, wordt een fictief maximumcontingent bepaald van de wekelijkse prestatie-uren. Deze uren worden door de Burgemeester op voorstel van de officier-dienstchef verdeeld, tussen de officieren en de korpssecretaris, die de prestaties werkelijk verrichten. Dit wekelijkse fictief maximumcontingent bedraagt 16 uur, volgens de graad van betrokkene vergoed. HOOFDSTUK III - Gebouwen Artikel 42 : De voor de goede werking van de dienst nodige gebouwen en lokalen worden door de gemeente ter zijne beschikking gesteld. Hij heeft het uitsluitend gebruik ervan. Artikel 43 : De kazerne van de brandweerdienst moet gemakkelijk herkenbaar zijn. Daartoe moet bij de ingangen op een bord en muren het woord "brandweerdienst", met een nachtverlichting worden aangebracht. Artikel 44 : Het gemeentebestuur dient de nodige initiatieven te nemen om het uitrijden van de hulpvoertuigen te vergemakkelijken en te beschermen. Artikel 45 : De brandweerdienst moet aangesloten zijn op het R.T.T-net en over ten minste één oproepnummer beschikken, uitsluitend voorbehouden voor de hulpoproepen. Dit oproepnummer moet in de telefoongids vermeld zijn onder de rubriek "brandweerhulp". Een speciale schakelaar moet het mogelijk maken de hulpoproepen door te geven, enerzijds naar de kazerne, en anderzijds naar de woning van de leden van de dienst die met de oproeping of de wederoproeping van het personeel belast zijn.
HOOFDSTUK IV - Materiaal en bevoorrading in Bluswater. Artikel 46 : Het materieel wordt ondergebracht in de lokalen die door de gemeenteraad uit sluitend daarvoor bestemd worden. Het wordt onderhouden en met de nodige zorg behandeld, onder toezicht van de dienstchef of zijn gemachtigde. Het moet bestendig in goede staat en gebruiksklaar worden gehouden, opdat het steeds voor interventies en oefeningen beschikbaar zou zijn. Het materieel mag niet, zelfs tijdelijk, voor andere doeleinden worden gebruikt, dan voor de dienst. Artikel 47 : De brandweerdienst zal ten minste uitgerust zijn met het materieel voorzien in bijlage 2 van het Koninklijke Besluit van 08.11.1967, gewijzigd bij K.B. van 26.03.1970 (B.S.23.04.70), gewijzigd bij KB van 12.09.1977. Tabel houdende het materieel waarover de gemeentelijke brandweerdienst beschikt, met uitzondering van de persoonlijke uitrustingen en kledingen. Benaming van het materieel │ Gemeentelijk korps van Lendelede ───────────────────────────────────────────────────── a)Autopomp │ 1 Gereedschapswagen │ 1 Personeelswagen │ 1 Draagbare motorpomp │ 2 Draagbare motorpomp op aanhangwagen │ 1 Ledigingsmotorpomp │ 1 Automatische auto-elevator/-ladder │ 1 Tankwagen │ 1 Snelle Hulpwagen │ 1 Schuifladder │ 4 Haakladder │ 2 Stroomaggregaat │ 3 Schijnwerper + statieven │ 6 Emmerpomp │ 2 CO2 snelblusser │ 6 Poedersnelblusser │ 10 Persluchttoestel │ 16 Luchtcompressor │ 1 Persslangen en koppelingen │ 2.500 m Radiotelefonische uitrusting: │ vaste post │ 2 mobiele post │ 8 draagbare post │ 20 individuele alarmontvangers │ 40 Rookventilator (schuimgenerator) │ 2 Toestel voor levensopwekking │ 1 b) Al het ander materieel dat nodig is voor de gemeentelijke brandweerdienst doelmatig te laten werken, dit voor het vervullen van de taken die hen opgelegd worden door de ter zake vigerende wetten en besluiten. Artikel 48 : De op- of onder de openbare weg geplaatste hydranten, staan ter beschikking van de dienstchef of van zijn gemachtigde, die er ten allen tijde gebruik mag van maken voor interventies en oefeningen. Artikel 49 : De officier-dienstchef laat in de gemeente alle plaatsen waar water voorhanden is opnemen. Hij stelt het gemeentebestuur voor de nodige maatregelen en werken voor om het vinden, de toegang en het gebruik ervan te vergemakkelijken. Eventueel stelt hij het aanleggen van bijkomende waterwinplaatsen voor. Bij de aanleg of de uitbreiding van het waterbedelingsnet, gaat de vooraf geraadpleegde officier-dienstchef na, of de ontworpen installaties in de behoeften van het bluswater kunnen voorzien.
Eerst dan doet hij verslag aan de inspectie van de brandweerdiensten. HOOFDSTUK V - Kledij en Uitrusting. Artikel 50 : Alle leden van de brandweerdienst krijgen ten laste van de gemeente een diensttenue, een branduitrusting (volledige interventiekledij) en een uitgaanstenue, dit volgens de voorschriften van het Ministerieel Besluit ter zake. Zij hebben de plicht ze te onderhouden en in goede staat te bewaren. Artikel 51 : De kledings- en uitrustingsvoorwerpen, alsmede de strikt onontbeerlijke persoonlijke voorwerpen van het lid van de dienst, die tijdens en ter oorzake van de uitoefening van de dienst beschadigd of abnormaal bevuild zijn, worden hersteld, vervangen of schoongemaakt op kosten van de gemeente. Artikel 52 : De kledings- en uitrustingsstukken en de uitgaanstenue mogen slechts bij uitoefening van de dienst, of ter gelegenheid van vergaderingen voor beroepsbelangen of officiële plechtigheden gedragen worden. Artikel 53 : De diensttenue, de branduitrusting (interventiekledij) en de uitgaanstenue vormen elk een geheel, waarvan de samenstellende stukken niet afzonderlijk mogen gedragen worden. Artikel 54 : Alleen het dragen van eretekens verleend door de Belgische regering is toegelaten. Door buitenlandse regeringen uitgereikte eretekens mogen slechts worden gedragen, wanneer bij Koninklijk Besluit daartoe toelating is gegeven. HOOFDSTUK VI - Verzekering van het vrijwilligerspersoneel. Artikel 55 : In verband met de schadevergoeding voor ongevallen, die aan de leden- vrijwilligers van de brandweerdienst kunnen overkomen tijdens en ter oorzake van de uitoefening van hun functie in bevolen dienst, met of zonder materiaal, daarin begrepen de ongevallen die zich kunnen voordoen op weg naar de kazerne of bij hun terugkeer naar hun woning, of naar de plaats waar zij werken, sluit het gemeentebestuur een polis van gemeen recht af bij een voor de verzekering inzake arbeidsongevallen erkende verzekeringsmaatschappij. Die polis dekt eveneens de ongevallen die zich kunnen voordoen tijdens de bijeenkomsten van professionele aard en openbare demonstraties, zelfs buiten de normale activiteitszone, alsmede op het traject van en naar die plaatsen. Zij waarborgt de vrijwillige leden van de dienst van schadeloosstelling van ten minste gelijke waarde als zou verschuldigd zijn indien op hen toepasselijk waren de bepalingen van de wet van 3 juli 1967, houdende de schadeloosstelling voor arbeidsongevallen in de overheidssector, en van het ter uitvoering daarvan vastgestelde K.B. van 13 juli 1970. Zij wordt, wat betreft de gelijkstelling met de regeling inzake schadevergoeding, berekend naar een hypotetische jaarbezoldiging. De minimum hypothetische jaarbezoldiging bedraagt voor alle manschappen vrijwilligers 24.332,08 euro aan basisindex 138,01 (spilindex van 1.01.1990) Zo betrokkene op grond van zijn belastingsaangifte tijdens de het jongste jaar kan bewijzen dat zijn netto-inkomen hoger ligt dan genoemde hypotetische bezoldiging, dan kan bedoeld netto-inkomen dienen voor de verzekering. Daartoe dient de betrokkene jaarlijks zijn netto-belastbaar inkomen mede te delen aan de gemeentesecretaris of de officier-dienstchef. De polis dekt het overlijden, de blijvende invaliditeit en de tijdelijke werkongeschiktheid van het lid van de vrijwillige brandweer en dit voor een bedrag van 21.047,40 euro (basis 138,01 spilindex 1990). De polis (voor de arbeidsongevallen) dekt de burgerlijke aansprakelijkheid van de gemeente waar het ongeval plaats heeft gehad en wordt gesloten voor een bedrag van 1.487.361,15 euro per betrokkene. Bedoelde bedragen inzake hypothetisch jaarloon en deze der burgerlijke aansprakelijkheid kunnen telkens indien nodig door de gemeenteraad worden aangepast.
Artikel 55bis : De in artikel 55 bedoelde verzekering wordt aangevuld met een overlijdensverzekering, ten gunste van de leden-vrijwilligers van de dienst, aangegaan bij een daarvoor erkende maatschappij. Die verzekering wordt afgesloten om, in geval van overlijden in dienst, of ten gevolge van in dienst opgelopen verwondingen of ziekten, aan de rechtverkrijgenden de uitbetaling van een som van 12.394,68 euro (basis 138,01 spilindex van 01.01.1990). Bovendien zal aan ieder lid-vrijwilliger een kapitaal van 2.385 euro uitgekeerd worden op het ogenblik dat hij, op reglementaire leeftijdsgrens, eervol ontslag bekomt voor zover hij dertig dienstgerechtigde jaren kan laten gelden. Voor ieder jaar in min, wordt het kapitaal met 1/30° verminderd. De genoemde bedragen zijn gekoppeld aan de schommelingen van de spilindex op basis van het cijfer 138,01 van 1 januari 1990. Indien een lid voor de reglementaire leeftijdsgrens de dienst verlaat ingevolge een afdanking heeft hij geen recht meer op de bijkomende vergoeding of verzekering. Uitzondering echter wordt hierop gemaakt voor de leden-vrijwilligers van de dienst, die met minstens 20 jaar dienst door de geneesheer van het korps om lichamelijke redenen, bvb ziekte worden afgekeurd. Deze ongeschiktheid moet blijken door een geneeskundig attest. In dit geval ontvangt het lid-vrijwilliger ter zake het vastgestelde verzekerd jaarbedrag X het gerechtigd aantal dienstjaren. Het gemeentebestuur kan zelf ten laste van de kas, dezelfde bedragen waarborgen als hierboven vermeld, zonder daartoe een verzekering af te sluiten. Bedoelde bedragen dienen in casu telkenmale in de begroting ingeschreven te worden, van het jaar waarop de uitbetaling betrekking heeft. Daartoe dient de officierdienstchef of zijn gelastigde op het einde van elk jaar de naam (namen) door te geven aan het gemeentebestuur, van het lid-, of de leden-vrijwilligers, die het volgend jaar de reglementaire leeftijdsgrens bereiken, alsmede het aantal geldende dienstjaren. Elk lid dat zonder wettige redenen, minder dan 40% van de hem in de loop van het jaar opgelegde prestaties mocht hebben vervuld, moet 60% van de premie van het betrokken jaar betalen. Zo hij weigert te betalen wordt hij van het voordeel der aanvullende verzekering uitgesloten. Indien het gemeentebestuur zelf de betaling van de aanvullende verzekering waarborgt, zal voor elk jaar dat het lid-vrijwilliger minder dan 40% van de hem opgelegde prestaties heeft geleverd het jaarlijks bedrag verminderd worden met 60%. HOOFDSTUK VII - Administratieve bescheiden. Artikel 56 : De officier-dienstchef waakt erover dat in zijn eenheid de navolgende bescheiden worden bijgehouden, overeenkomstig de desbetreffende ministeriële onderrichtingen. 1. Het immatriculatieregister of -kaartsysteem: het bevat per lid van de dienst, één of meer bladen of kaarten, waarop vermeld staan de inlichtingen van professionele aard en inzonderheid: - identiteit (o.a. burgerlijke staat, ...). - gezinstoestand (o.a. bij ongeval te verwittigen personen.). - bloedgroep. - immatriculatienummer. - aanduiding om dringende oproeping naar de dienst mogelijk te maken. - benoemingen, bevorderingen en/of vereremerkingen. - eventuele tuchtstraffen. 2. Het register van de hulpoproepen: in dat register worden chronologisch en doorlopende aangetekend: - het uur en herkomst van de oproep. - de aard en de lokalisering van de ramp of brand. - het uur van het vertrek van de hulpgroepen en de samenstelling van elk dezer. - het uur van aankomst ter plaatse.
- het uur waarop de eventuele versterkingen werden gevraagd en de herkomst van die versterkingen. - het uur van de terugkeer in de kazerne. 3. Het register of het kaartensysteem der inventarissen: dit moet onderverdeeld worden volgens de noodwendigheden. Het dient inzonderheid precieze aanduidingen te bevatten omtrent de volgende rubrieken: - materieel. - uitrusting. - kleding. - meubilair. - bureelmachines. 4. Het gebruiks- en onderhoudsboekje: bij elk voertuig en toestel moet een boekje gaan. Daarin worden vermeld, data en uren van gebruik, afgelegde afstanden, bestemming, bevoorrading in brandstof en smeermiddelen, alsmede de onderhoudsen herstellingswerken. Voor de toestellen als pompen en aggregaten wordt de rubriek "afgelegde afstanden" vervangen door "duur van het gebruik". 5. Het aanwezigheids- en prestatieregister : in dat register wordt de samenstelling van de verschillende ploegen en de prestatie-uren van elk van hen opgetekend. Voorts wordt dagelijks daarin de afwezigheden en de redenen ervan vermeld. 6. Het repertorium en de dossiers van de bebouwen, gebouwencomplexen of installaties waar zeer grote gevaren bestaan en welke van die aard zijn, dat zij moeten onderworpen worden aan het art. 15 van het K.B. van 08.11.1967 zoals dit laatste werd gewijzigd bij K.B. van 02.10.1978 en waarvoor in geval van brand de gealarmeerde dienst de dichtstbijgelegen brandweerdienst van de categorie X of Y alsmede de territoriaal bevoegde interventiedienst van de civiele bescherming ter versterking moet oproepen. Het behoort aan de burgemeester van de gemeente, na ruggespraak met de territoriaal bevoegde brandweerdienst, te bepalen welke gebouwen of installaties in zijn gemeente onder deze toepassing vallen: op verzoek van de bescherming tegen brand voor voormelde inrichtingen een voorafgaand interventieplan opgemaakt door de territoriaal bevoegde brandweerdienst: voor elk van deze wordt door de burgemeester het definitieve interventieplan vastgesteld. Het repertorium kan in een register of op steekkaarten worden gehouden. Het betreft een rangschikking in alfabetische orde van de in de gemeente bestaande gebouwen of installaties als bedoeld in het hierboven vermeld nieuw artikel 15 van het K.B. van 08 september 1967. Met elke inschrijving stemt een dossier overeen waarin, benevens het voor de instelling definitief vastgesteld interventieplan, kaarten, plannen en alle dienstige aanwijzingen voorkomen omtrent de aard en de omvang van de risico's alsmede de ligging van de in de onmiddellijke omgeving bestaande waterwinplaatsen. Bij het uitrukken voor een interventie wordt het dossier van de betrokken inrichting overhandigd aan het eerste interventievoertuig, die het onverwijld afgeeft aan de leider van de operaties. Voorts zorgt de dienstchef ervoor dat een lijst van die inrichtingen in de kazerne worden opgehangen, opdat alle leden van de dienst ervan kennis zouden hebben. De burgemeester van het gewestelijk groepscentrum wordt in het bezit gesteld van een exemplaar van de interventieplannen en van het repertorium, alsmede van de dossiers, waarvan sprake in onderhavig artikel. 7. De opgaven van de plaatsen waar bluswater voorhanden is : het hoofd van de brandweerdienst waakt erover dat kaarten worden opgemaakt, waarop klaar zijn aangeduid de wegen, de bebouwde zones en de juiste ligging van de waterwinplaatsen. Op die kaarten brengt hij alle dienstige vermeldingen aan omtrent de aard van de waterwinplaatsen (hydranten, waterlopen, putten en reservoirs, het debiet en de druk, de watermaatschappij en de gebruikte koppelingstypes met hun afmetingen.
8. Een persoonlijke steekkaart waarop alle tussenkomsten worden opgetekend waaraan het lid van de brandweer heeft deelgenomen, met vermelding van de gevaarlijke stoffen en van het besmettingsrisico waaraan het in voorkomend geval was blootgesteld. Het lid van de brandweer kan te allen tijde zijn persoonlijke steekkaart inzien en zijn opmerkingen erop noteren. Artikel 57 : De officier-dienstchef waakt erover dat volgende verslagen worden opgemaakt, naar het model vastgesteld door de Minister van Binnenlandse Zaken, 1. Het interventieverslag : wordt opgemaakt in ten minste vier exemplaren. De eerste drie exemplaren worden, binnen de acht dagen gezonden aan de Burgemeester van de gemeente waar de interventie plaats vond en aan de bevoegde inspecteur van de brandweerdiensten. Het vierde exemplaar wordt in het archief van de dienst bewaard. 2. Het bijzonder interventieverslag : wordt gemaakt in ten minste zes exemplaren. De eerste vijf worden binnen de vier dagen gezonden aan de Burgemeester, eventueel aan de Burgemeester van de gemeente alwaar de interventie plaatsgreep, aan de bevoegde Inspecteur van de brandweerdiensten, aan de Provinciegouverneur en aan de Minister van Binnenlandse Zaken. Het zesde exemplaar wordt in het archief van de dienst bewaard. Dit bijzonder verslag dient te worden opgemaakt voor elke brand die de dood van ten minste één persoon tot gevolg had of dat het gezamelijk optreden van twee of meer hulpdiensten vereiste. Het vervangt het interventieverslag. 3. Het semestrieel activiteitenprogramma : is een overzicht van de voor het komende halfjaar te organiseren opleidingslessen en oefeningen. Het moet voor de 10de januari en de 10de juli van elk jaar aan de Burgemeester en aan de bevoegde inspecteur van de brandweerdiensten worden toegezonden. 4. Het jaarlijks activiteitenverslag : is de synthese van de activiteiten van de dienst gedurende het afgelopen kalenderjaar. Het wordt voor 31 januari in één exemplaar toegezonden aan de Burgemeester van elke gemeente van de gewestelijke groep, aan de Provinciegouverneur, aan de Minister van Binnenlandse Zaken en in tweevoud aan de bevoegde inspecteur van de brandweerdiensten. HOOFDSTUK VIII - Inspecties en bezichtigingen. Artikel 58 : De dienst is aan de door de Koning georganiseerde inspectie onderworpen, in toepassing van artikel 9 van de wet van 31.12.1963 betreffende de civiele bescherming. Artikel 59 : Afgezien van de inspectie bedoeld in artikel 54, inspecteert de Burgemeester of de gedelegeerde schepen, tenminste éénmaal per jaar de brandweerdienst. Zo ook inspecteert de officier-dienstchef geregeld de installaties, het materiaal en het meubilair van de brandweerdienst. Daartoe ziet hij de inventarissen na die worden bijgehouden. Hij treft de maatregelen om vastgestelde vergissingen en verzuimen recht te zetten en te verhelpen. HOOFDSTUK IX - Overgangsbepalingen. Artikel 61 : De bepalingen van dit reglement mogen in geen geval tot gevolg hebben, enig nadeel te berokkenen aan de personeelsleden die op het ogenblik van het van kracht worden van het vorig organiek reglement in dienst waren. HOOFDSTUK X - Slotbepalingen. Artikel 62 : Dit reglement wordt in drievoud voor goedkeuring voorgelegd aan de Provinciegouverneur. Een behoorlijk gewaarmerkt afschrift ervan wordt bezorgd aan : - de Minister van Binnenlandse Zaken - de bevoegde inspecteur van de brandweerdienst - ieder lid van de brandweer - de burgemeester van de gemeente.
Artikel 63 : Dit reglement wordt van kracht op de dag van de betekening van de goedkeuring door de Provinciegouverneur aan het Gemeentebestuur. Artikel 64 : De bepalingen van het thans van toepassing zijnde organiek reglement worden opgegeven de dag waarop de bepalingen van dit reglement van kracht worden. Artikel 65 : Dit reglement wordt bekendgemaakt zoals voorgeschreven in art. 186 en 187 van het gemeentedecreet. Deze beslissing wordt bekendgemaakt via publicatie op de gemeentelijke website op dinsdag 29 april 2014. De Secretaris,
De Burgemeester,
Vandecasteele C.
Dewaele C.