Bijlage
Gelderse Investeringsagenda voor de volgende bestuursperiodes – long list Inventarisatie en beschrijving van investeringsmogelijkheden op hoofdlijnen Thema
Uitwerking
I. Stedelijke kerngebieden
• • • •
Versterken stedelijk woonklimaat en revitalisering verouderde gebieden Kwaliteit van bodem, lucht en drinkwater Leefbaarheidspakket: krimp en ontwikkeling Versterken profiel en centrumfunctie Gelderse steden
II. Landelijk gebied
• • • •
Gelderse natuur, biodiversiteit, bodem en drinkwater Landschap van Gelderland: groenblauwe diensten Grootschalige landbouw in een kleinschalig landschap Agroproductieparken en – clusters
III. Mobiliteit
• • • •
Versterken internationale en nationale corridors Verbeteren bereikbaarheid stedelijke netwerken Regionaal openbaar vervoer Fiets
IV. Economische motor
• • • •
Economie en innovatie (incl. De Gezonde Mens) Een toekomstbestendig glasvezelnetwerk Bedrijventerreinen voor de toekomst Recreatie en toerisme: investeren in de Gelderse vrijetijdseconomie Gelderland Sportland Cultuurhistorie: investeren in het verleden is werken aan de toekomst
• • V. Klimaat, energie en water
VI. Gebiedsontwikkeling
•
Hoog- en laagwaterveiligheid Gelderland en duurzame energie Gelderland bespaart: energiebesparing in de gebouwde omgeving Duurzame mobiliteit
• • • • • •
Nieuwe Hollandse Waterlinie Park Lingezegen IJsselsprong Waalweelde Food Valley Veessen-Wapenveld
• • •
Algemene opmerking/leeswijzer: De “long list” van de Gelderse Investeringsagenda bevat een inventarisatie van investeringsmogelijkheden voor de volgende bestuursperiodes. De inventarisatie is gebaseerd op de thema’s uit ”Oost Nederland Maakt Het” (ONMH), aanvaarde moties en door ons college
en uw Staten aangegeven accenten. Een selectie/nadere afweging op basis van het Gelders profiel is thans nog niet gemaakt. De investeringsmogelijkheden zijn beschreven op hoofdlijnen die na het debat met uw Staten op 30 juni a.s. verder zullen worden uitgewerkt richting de “short list”, zoals beschreven in de statennotitie Gelderse Investeringsagenda voor de volgende bestuursperiodes; een inventarisatie van mogelijkheden.
I
STEDELIJKE KERNGEBIEDEN
In ONMH is stedelijke kerngebieden een thema waarin aantrekkelijke woon- en werkmilieus centraal staan. Dit thema is hieronder verder uitgewerkt in het verlengde van motie 57 waar door de Staten een accent is gelegd op GSO en KSB. In de beschrijving op hoofdlijnen van de investeringsmogelijkheden zijn daarnaast ook de accenten uit onze brief van 1 september 2009 betrokken in de inventarisatie, zijnde herstructurering en transformatie, revitalisering en sociale samenhang. Omwille van het completeren van het beeld merken wij nog op dat in de Meerjarige Investeringsreserve Gelderland (MIG) op basis van het huidige coalitieakkoord een bedrag is gereserveerd t/m het planjaar 2017 voor de acht sleutelprojecten van in totaal nog € 63 miljoen (zie actualisering MIG gevoegd bij de Voorjaarsnota 2010; onderdeel V-3). Voor het thema Stedelijke kerngebieden kan aan de volgende investeringsmogelijkheden worden gedacht: Versterken stedelijk woonklimaat en revitalisering verouderde gebieden Er is een groeiende discrepantie tussen vraag en aanbod op de woningmarkt en bijbehorende basisvoorzieningen. De startersproblematiek, de gezinsverdunning en de vergrijzing zorgen voor een nieuwe vraag. Daarnaast is er sprake van gebieden waar de kwaliteit te wensen over laat. Dit wordt versterkt door verouderde stedenbouwkundige structuren (naoorlogse bouw) en verrommeling van binnenstedelijke locaties. Het gaat om het aanpakken van verrommelde gebieden, het bouwen van nieuwe woningen én basisvoorzieningen; kortom: herstructurering en transformatie. Hierbij kan de provincie anderen mede in staat stellen deze daadwerkelijk te realiseren en nieuwe uitleg te voorkomen. Eventuele middelen worden gekoppeld aan de sociale investeringen die partners van de provincie plegen. Hiermee wordt de integrale benadering van stedelijke problemen, voorkomend uit het GSO en KSB, maar ook het ISV, niet losgelaten. Kwaliteit van bodem, lucht en drinkwater De belangrijkste doelstelling voor bodem en lucht is dat in 2015 de knelpunten zijn opgelost. De problematiek doet zich met name voor bij woon- en werkgebieden, langs infra, bij scholen en kinderdagverblijven, bij stortplaatsen en grondwaterbeschermingsgebieden. De provincie kan gemeenten via de inzet van middelen helpen om ruimtelijke ontwikkelingen vlot te trekken en belemmeringen weg te nemen ten gevolge van bodemverontreiniging (bijvoorbeeld asbest) en luchtkwaliteit (bijvoorbeeld specifieke groenvoorzieningen langs infra). Om de drinkwatervoorziening ook op de langere duur te garanderen is aanpak van bedreigende bodemverontreinigingen in de grondwaterbeschermingsgebieden nodig. Met drinkwaterbedrijf Vitens zijn afspraken gemaakt over de grondwaterbeschermingsgebieden in een convenant. Locaties en saneringskosten worden thans onderzocht. Leefbaarheidspakket: krimp en ontwikkeling Krimp leidt tot leegstand en sloop of herstructurering van die gebieden is kostbaar. Tegelijkertijd staan daar slechts beperkte inkomsten tegenover (verdiencapaciteit gemeentelijk grondbedrijf), hetgeen tot financiële krapte leidt met bijbehorende druk op het voorzieningenniveau. Het opvangen van de gevolgen van krimp is de primaire verantwoordelijkheid van gemeenten die het betreft, maar zij kunnen dit niet altijd op eigen kracht alleen. Door gemeenten in krimpgebieden te ondersteunen in de kosten voor sloop en herstructurering en bovenlokale afstemming te
2
bewerkstelligen kunnen desinvesteringen en verrommeling worden voorkomen. De aandacht gaat uit naar basisvoorzieningen op het terrein van zorg, onderwijs, cultuur en sport vooral in krimpgebieden, maar ook daarbuiten. Er zijn immers ook regio’s die groeien, maar toch de inkomsten zien teruglopen. Regionale samenwerking is nodig om deze opgave aan te pakken. Een leefbaarheidspakket ‘krimp én ontwikkeling’ kan de regionale samenwerking stimuleren via regiocontracten. Het college streeft hierbij naar integrale afspraken met haar partners waarbij de inzet van de provincie zich met name richt op de fysieke investeringen. Versterken profiel en centrumfunctie Gelderse steden De centrumfunctie van de grote Gelderse steden is vanwege de binding met het landelijk gebied van belang voor een adequaat voorzieningenniveau in de regio. Op (inter)nationale schaal is er voor enkele steden daarnaast een behoefte aan een sterkere profilering op cultureel gebied. Het concept van ‘culturele hoofdsteden’ biedt aanknopingspunten om dit verder uit te werken. Gemeenten hebben op lokaal niveau soms onvoldoende mogelijkheden en capaciteit om dit geheel op eigen kracht in te vullen. De provinciale fysieke investeringen kunnen zich richten op het regionale/(inter)nationale niveau. In afstemming met onze partners kunnen gerichte afspraken (contracten) worden gemaakt over een eventuele provinciale bijdrage.
II
LANDELIJK GEBIED
In ONMH is het landelijk gebied een thema waar de groene kwaliteiten centraal staan. Dit thema is hieronder verder uitgewerkt in het verlengde van motie 57 waar door uw Staten een accent is gelegd op leefbaarheid en groenblauwe diensten. Inzake leefbaarheid in het landelijk gebied wordt hier verwezen naar het ‘Leefbaarheidspakket’, dat is uitgewerkt onder het thema stedelijke kerngebieden. In de beschrijving op hoofdlijnen van de investeringsmogelijkheden zijn voorts ook de accenten uit onze brief van 1 september 2009 betrokken, zijnde herstructurering, transformatie en innovatie. Voor het thema Landelijk Gebied kan aan de volgende investeringsmogelijkheden worden gedacht: Gelderse natuur, biodiversiteit, bodem en drinkwater Voor de natuur in Gelderland is een samenhangende aanpak nodig om de afname van biodiversiteit en de effecten van klimaatverandering in belangrijke mate te kunnen opvangen. De realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en Natura 2000 gebieden in Gelderland staat dan voorop, inclusief de robuuste verbindingen binnen Gelderland én grensoverschrijdend naar Duitsland. De inzet is gericht op de verwerving en inrichting van gronden voor behoud en ontwikkeling van natuur en biodiversiteit. Soms leiden ruimtelijke ontwikkelingen tot ingrepen in de natuur, welke ook moeten worden gecompenseerd waarvoor mogelijk een compensatiebank kan worden ingericht. Verder is de natuur niet alleen een kwantitatieve, maar ook een kwalitatieve opgave gericht op herstel. De kwaliteit van de bodem in en rond de EHS en N2000 is veelal niet optimaal om de natuurdoelen te realiseren. Het gaat hierbij ondermeer om grootschalig plaggen, fosfaatuitmijning, aanpassing peilbeheer, bekalking en het wegnemen van ecologische risico’s door bodemverontreiniging. Omdat er een sterke samenhang bestaat tussen kwantiteit en kwaliteit zet de uitvoering in op integraal en gebiedsgericht werken waarbij afspraken worden gemaakt met onze partners, zowel op rijks- als regionaal niveau. Landschap van Gelderland: groenblauwe diensten Landschap is een ‘unique selling point’ van Gelderland. Zeven van de twintig Nationale Landschappen liggen in Gelderland. De Gelderse waardevolle landschappen bieden hoogwaardige ruimte voor wonen, werken en recreëren. Verrommeling en gebrek aan beheer zetten de kwaliteit echter onder druk. In 2010 is daarom gestart met het vergoeden van groenblauwe diensten op marktconforme basis, waarbij private en publieke partijen uit de streek
3
zorgen voor co-financiering, meerjarige landschapsfondsen worden ingesteld en gemeenten de uitvoering behartigen. Hiermee worden particulieren en ondernemers beter in staat gesteld om het landschap te beheren, waarmee tevens wordt ingespeeld op wijzigingen in het Europees landbouwbeleid na 2013. Grootschalige landbouw in een kleinschalig landschap De voortgaande schaalvergroting in de landbouw vraagt om goede productieomstandigheden om de kostprijs zo laag mogelijk te houden. Dit vraagt om grotere en beter bewerkbare percelen, maar de wens is er ook om het kleinschalige landschap te behouden. De verschillende belangen zijn te combineren onder de titel: grootschalige landbouw in een kleinschalig landschap. Vernieuwend in deze planmatige kavelruil is zowel de kaveloppervlakte en -vorm te verbeteren, alsmede bepaalde landschapselementen te verplaatsen. Het inrichtingsplan bevat ook wensen van de burgers die in het plangebied wonen en een versterking van de landschapsstructuur. Door meer landschapselementen aan te leggen -op plekken waar dat landbouwkundig het best past- deze robuuster te maken en het beheer te regelen wordt de kleinschalige structuur hersteld. Er loopt thans een pilot in Lochem en na een succesvolle uitvoering daarvan kunnen eventueel meerdere gebieden volgen met deze nieuwe integrale gebiedsinrichting. Agroproductieparken en – clusters De land- en tuinbouwclusters zijn belangrijke economische dragers. De primaire teelt fungeert daarbij als motor voor de regionale economie. Voor het versterken van de ketens en het begeleiden van schaalvergroting / verduurzaming / herstructurering in de land- en tuinbouw is het gewenst om te investeren in de realisatie van agroproductieparken en versterking van de samenwerking binnen de agroclusters. Parken onderscheiden zich door bundeling van verschillende producten en diensten uit de gehele keten worden geleverd en clusters omvatten het totale agribusinesscomplex rond sectoren. Beiden zijn belangrijk voor innovaties in de agrosector. De provincie kan een bijdrage leveren aan de fysiek ruimtelijke opgave in de ontwikkeling (bijvoorbeeld: aansluiting op infrastructuur/ontsluiting, herstructurering) van deze locaties, alsmede het verplaatsen van bedrijven om kwetsbare gebieden te ontlasten dan wel de ontwikkeling van de agroparken en clusters te versterken. In Gelderland liggen de volgende clusters: pluimveecluster (Barneveld), varkenshouderijcluster (Lochem), tuinbouw (Betuwse Bloem Rivierengebied: glastuinbouw Bergerden/Huissen, glastuinbouw Bommelerwaard, fruitteelt, laanboomteelt en champignonteelt).
III
MOBILITEIT
Onder het thema mobiliteit staan in ONMH de knelpunten rond weg, spoor en water centraal. Dit thema is hieronder verder uitgewerkt in het verlengde van motie 57 waar door uw Staten een accent is gelegd op infrastructuur, openbaar vervoer en fiets. Specifiek wordt in de beschrijving op hoofdlijnen van de investeringsmogelijkheden ingegaan op de aanvaarde moties en het amendement bij de begroting 2010 inzake N786, N316, Goederenvervoer en Veilige fietspaden (respectievelijk motie 65/amendement41 en moties 66, 67 en 72). Omwille van het completeren van het beeld merken wij nog op dat in de MIG op basis van het huidige coalitieakkoord een bedrag is gereserveerd t/m het planjaar 2017 van in totaal € 70 miljoen (zie actualisering MIG gevoegd bij de Voorjaarsnota 2010; onderdeel V-2). Deze middelen zullen worden ingezet voor het oplossen van een aantal infrastructurele knelpunten die specifiek benoemd zijn in hoofdstuk 11 van het coalitieakkoord en inmiddels zijn uitgewerkt in het Voorstel PS2009-464 behandeld in uw vergadering van 8 juli 2009.
4
Voor het thema Mobiliteit kan aan de volgende investeringsmogelijkheden worden gedacht: Versterken internationale en nationale corridors Voor de robuustheid van het wegennet rond Nijmegen-Arnhem en voor de verdere economische ontwikkeling van de regio is de doortrekking van de A15 van groot belang. De omvang en impact van een dergelijk project vraagt om een aanzienlijke hoeveelheid middelen. Gelderland treft hierin voorbereidingen in samenwerking met andere partners. Daarnaast wordt in Gelderland samen met Overijssel gekeken naar het knelpunt op de A1 in combinatie met de ruimtelijkeconomische ambities in de Stedendriehoek. Het versterken van corridors vraagt de komende jaren om investeringen in zowel het hoofdwegennet van het rijk als in onderliggende verbindingen als regionaal OV, provinciale en wellicht gemeentelijke wegen. De provinciale bijdrage richt zich primair op investeringen in de eigen infrastructuur en regionaal OV. Verbeteren bereikbaarheid stedelijke netwerken Naast de corridors is continue aandacht nodig voor de bereikbaarheid binnen en tussen de stedelijke netwerken. In de volgende voorstellen is een combinatie gemaakt tussen weginfrastructuur en investeringen in regionaal OV. Per regio leidt dit tot verschillende mogelijke accenten in de komende jaren, waarbij een mogelijke provinciale bijdrage tot uiting komt in investeringen in OV-infrastructuur (stations, P+R-voorzieningen) en optimalisaties van de provinciale wegen gericht op doorstroming, verbetering van de luchtkwaliteit en klimaatbestendigheid: - In de stadsregio Arnhem - Nijmegen betreft het de interne bereikbaarheid in relatie tot de ontwikkeling van het middengebied met aandacht voor investeringen in de stadsregiorail, stationslocaties, railopstappunt en het onderliggend wegennet. - In de regio Vallei worden investeringen beoogd voor het realiseren van de ambities rond Food Valley (WERV) met verbeterde zuidelijke ontsluiting, verbeterde ontsluiting naar de Randstad via knooppunt Hoevelaken (Verder Via Veluwe), verdere opwaardering en doortrekking van de Valleilijn als dé OV-ruggengraat verbinding in deze regio en een verbeterde ontsluiting van bijvoorbeeld bedrijventerrein Harsselaar. Een intergemeentelijke structuurvisie kan dit verder onderbouwen. Onder Food Valley is een verdere uitwerking opgenomen. - In de regio Rivierenland zijn investeringen gewenst voor het verbeteren van de bereikbaarheid in de A2 zone met een samenhangend mobiliteitspakket waarin zowel verbeteringen in OV als in infrastructuur worden opgenomen, bereikbaarheid van P+Rvoorzieningen op stations en aanpassingen van onderliggende wegen bijvoorbeeld tussen de kernen van Tiel en Geldermalsen en de snelwegen. - In de Achterhoek gaat het om de ontsluiting van bedrijventerrein Doetinchem op de A12 en de Oostelijke Randweg Doetinchem, alsmede rondom de eventuele aanleg van de N316 (‘ontbrekende schakel’ en in het verlengde van motie 66). Na de evaluatie van fase 1 van de N18 zal bezien moeten worden in hoeverre een tweede fase nodig is, mede in het licht van toekomstige ruimtelijk-economische en demografische ontwikkelingen. - In de Stedendriehoek speelt naast de al genoemde A1-zone vooral de vraag of er nog meer inzet nodig is op het onderliggend wegennet (bijvoorbeeld de ontsluiting Apeldoorn, verdere maatregelen rond de N348 bij Zutphen en de aanpassingen aan de N786 Apeldoorn Dieren en in het verlengde van motie 65 en amendement 41). - In de Noord Veluwe moet vooral worden gedacht aan doortrekking Randstadspoor tot aan Harderwijk als OV-ruggengraat in het gebied en verbetering van de oeververbindingen met Flevoland in relatie tot de groei van Almere en de groei van het vliegveld te Lelystad. Voor de bereikbaarheid van de stedelijke netwerken is ook specifieke aandacht voor goederenvervoer van belang, ook in het verlengde van motie 67 inzake het goederenvervoer. Het goederenvervoer groeit in de komende decennia aanzienlijk, waarbij het wegvervoer het grootste aandeel van deze groei voor rekening neemt. De aandacht is ook gericht op vervoer over water om zo de nadelige effecten op de bereikbaarheid, economie en leefmilieu van
5
Gelderland te beperken. Bij het plegen van onderhoud aan onze eigen provinciale wegen is het tegelijkertijd van belang te investeren in het terugbrengen van de meest ernstige geluidsknelpunten door het aanleggen van stil asfalt, het aanpassen van de snelheid en het aanbrengen van woningisolerende maatregelen. Het MIG voorziet voor een deel in deze doelstelling uit het Gelders Milieuplan. Regionaal openbaar vervoer Ter stimulering van het regionaal openbaar vervoer in Gelderland is het volgende in beeld: • Knooppuntontwikkeling stationsomgevingen. De kwaliteit van knooppunten werkt op een positieve manier door op de uitwisselbaarheid tussen OV en andere vervoerswijzen en daarmee op het totale aantal reizigers. Binnen dit thema draait het om de fysieke kwaliteit van wachtruimtes, toegankelijkheid, restauratieve voorzieningen, fietsenstallingen etc., maar ook om informatievoorziening op deze locaties en sociale veiligheid. Op dit moment speelt dit op ongeveer tien locaties in Gelderland (vooral de regionale kernen als Doetinchem, Winterswijk, Culemborg, Nijkerk etc.). De provincie is hier niet de enige speler en deze insteek vraagt een gebundelde (financiële) inzet samen met gemeenten, Prorail, NS-Spoor en andere belanghebbenden. • Investeringsprogramma spoorwegveiligheid rond regionale spoorlijnen. Momenteel is een verkenning aan de gang van knelpunten en mogelijke oplossingen. Ook hier draait het om een gezamenlijke financiële inzet samen met gemeenten en Prorail. • Investeringen in regionaal spoor ter versterking van de ruggengraat-verbindingen in de verschillende gebieden. Het gaat dan bijvoorbeeld om het overwegen van cofinanciering bij het vergroten van de capaciteit op de trajecten Apeldoorn-Zutphen, ZutphenWinterswijk en de Valleilijn. Fiets De fiets als duurzame en gezonde mobiliteitswijze krijgt steeds meer aandacht. Daarbij gaat het niet alleen om de rol in recreatie, maar ook in het vergroten van het aandeel fiets in het woonwerkverkeer en veilige fietsroutes voor scholieren. Voor extra investeringen in infrastructuur en verkeersveiligheid voor deze specifieke groepen kan voor de komende coalitieperiode gedacht worden aan een ‘investeringsprogramma fiets’. De regionale fietsinfrastructuur is zowel langs en op provinciale en gemeentelijke wegen gelegen. Daarom is het van belang voor een compleet investeringsprogramma samen te werken met de gemeenten en mogelijkheden te bieden om gemeentelijke fietspaden die onderdeel zijn van het regionale fietsnetwerk eventueel financieel te ondersteunen.
IV
ECONOMISCHE MOTOR
In ONMH gaat onder het thema economische motor de aandacht uit naar de kenniseconomie en de spin-off daarvan naar het MKB. Dit thema is hieronder verder uitgewerkt in het verlengde van motie 57 waar door uw Staten bij dit thema een accent is gelegd op het MKB en mogelijke recessiemaatregelen. Daarnaast is in motie 57 een accent gelegd op recreatie en toerisme en sportinfrastructuur. Dit is ook onder het thema economische motor meegenomen in de beschrijving op hoofdlijnen van de investeringsmogelijkheden, evenals innovatie, genoemd als accent in onze brief van 1 september 2009. Voor het thema Economische motor kan aan de volgende investeringsmogelijkheden worden gedacht: Economie en innovatie (inclusief ‘De Gezonde Mens’) Gelderland heeft op basis van haar samenwerkingsverband met Overijssel als landsdeel Oost Nederland voor de komende jaren een goede uitgangspositie verworven op het gebied van innovatie. Binnen het samenwerkingsverband ‘Triangle’ hebben de clusters Food Valley
6
(Wageningen), Technology (Twente/Enschede) en Health Valley (Nijmegen) goede reputaties opgebouwd die in Den Haag, Europa en in het geval van Food Valley zelfs tot in Azië en de Verenigde Staten herkend en erkend worden. Deze samenwerkingsverbanden vertalen zich in een groeiend aantal aangesloten bedrijven en toenemende werkgelegenheid. De Food Valley Ambitie 2020 is geformuleerd met een investeringsagenda voor een integrale gebiedsontwikkeling van ruim €4 miljard. Health Valley ontwikkelt een samenwerkings- en focusstrategie rond technische geneeskunde en medische technologie wat moet leiden tot een sterke verbinding met (medische) kennisclusters in Groningen, Leuven, Aken en Münster. Beide vinden erkenning in het ontwerp voor het nieuwe Pieken in de Delta programma voor 2011-2015 van het Rijk. Zo is de zorgsector voor Oost Nederland een economische motor met groeimogelijkheden. Kennis en kunde in en rond de zorg kunnen de komende periode uitgebouwd worden tot een economische succesfactor voor Oost Nederland. Het concept van ‘De Gezonde Mens’ biedt hiervoor aanknopingspunten. Bedrijven als Philips Medical en Siemens Medical zijn nu actief betrokken. Versterking van Triangle in concurrentie met andere regio’s in Europa vraagt om aandacht voor acquisitiemiddelen en aansluiting van provinciale financiële instrumenten op die van Den Haag en de Europese Unie. Naast Triangle werken ook de opkomende clusters Energie en MilieuTechnologie (EMT, rond stichting Kiemt) en Mode Arnhem hard aan hun meerjaren focus, respectievelijk een meerjarig werkplan. Dit gebeurt in samenwerking met hun stakeholders (inclusief de gemeenten Arnhem en Nijmegen) en met betrokkenheid van de provincie. Daarnaast heeft het innovatiebeleid gericht op het MKB via de Regionale Centra voor Technologie haar eerste vruchten afgeworpen. Instrumenten als innovatievouchers blijken in een grote behoefte te voorzien. Een toekomstbestendig glasvezelnetwerk Een toekomstbestendige communicatie-infrastructuur op nationale en regionale schaal is dé voorwaarde om de genoemde doelstellingen op gebied van economie en innovatie en een sterke concurrentiepositie versus andere lidstaten en regio’s in de EU te bewerkstelligen. Dit werd in 2009 en 2010 bevestigd in diverse studies in opdracht van het Rijk, de Europese Commissie en de OESO. Versnelde verglazing van Oost Nederland is de basis voor de ontwikkeling van nieuwe diensten in onderwijs, zorg, zakelijke dienstverlening en open innovatie in de industrie. Het is inmiddels een vestigingsvoorwaarde voor veel multinationale bedrijven. Bovendien blijkt een glasvezelinfrastructuur duurzamer dan de bestaande, gebaseerd op koper. De provincie Overijssel heeft sinds de zomer van 2009 al onderzoek verricht naar dit thema en de mogelijke rol van de regionale overheid. Door hierbij aan te sluiten bereiken beide provincies een schaalgrootte die tot hogere efficiency en lagere kosten zullen leiden. Bedrijventerreinen voor de toekomst De provincie heeft een belangrijke regierol ten aanzien van bedrijventerreinen: overaanbod van (monofunctionele) terreinen tegengaan en voorkomen dat elders bestaande terreinen verloederen. Aantrekkelijke bedrijventerreinen zorgen voor een goed vestigingsklimaat voor ‘start-ups’ en bestaande bedrijven. Het bindt ondernemers en werkgelegenheid aan de regio. De provincie kiest voor een regionale programmering met een gecombineerde aanpak van verouderde terreinen en ontwikkeling van nieuwe terreinen voor de toekomst, zowel in hectaren als geld (voorbeeld West- Achterhoek). Volgens opgave van de regio’s in het Provinciaal HerstructureringsProgramma (PHP 2009-2013) hebben gemeenten tot en met 2013 plannen om 1162 ha bruto verouderde bedrijventerreinen op te knappen (exclusief een viertal majeure projecten). Van de 1162 ha is voor 672 ha de financiering geregeld. Hierdoor resteert tot eind 2013 een opgave van 490 ha. Na 2013 komt daar nog een herstructureringsopgave bij van ca. 600 ha. Recreatie en toerisme: investeren in de Gelderse vrijetijdseconomie De Gelderse regio’s hebben samen een zeer gevarieerd vrijetijdsaanbod. Ter versterking van de concurrentiepositie is inzet op de vrijetijdseconomie gewenst, onder meer vanwege de grote
7
bijdrage aan de werkgelegenheid. In het uitvoeringsprogramma vrijetijdseconomie ‘Groeten uit Gelderland’ zijn projecten geformuleerd die de provincie samen met gemeenten, Regionale Bureaus voor Toerisme en het bedrijfsleven wil gaan uitvoeren. Middelen kunnen worden ingezet in projecten die de marketing en promotie stimuleren. Investeren in de basisinfrastructuur voor routenetwerken leidt ertoe dat Gelderland een attractieve fiets- en wandelprovincie kan zijn en blijven, inclusief andersoortige routestructuren. Zowel voor dagrecreatie als verblijfsrecreatie is het van belang de toeristische regio’s en het toeristische MKB-bedrijfsleven te versterken. Voor dagrecreatie wordt vraag en aanbod met de recreatieschappen in beeld gebracht om te bepalen of, en op welke dagrecreatieterreinen een extra impuls nodig is om het toeristisch voorzieningenniveau op peil te houden. Voor de gestelde ambitie voor de vernieuwing van de verblijfsrecreatie op de Veluwe in combinatie met het realiseren van natuurwinst is blijvende provinciale aandacht gewenst om groei van de natuur en krimp (en kwaliteitsverbetering) van verblijfsrecreatie mogelijk te maken. In het kader van de regionale beeldverhalen wordt gewerkt aan innovatieve productontwikkeling die aansluit bij de toeristische identiteit van de regio. Het toeristisch bedrijfsleven wordt ondersteund bij innovaties die aansluiten bij de regionale beeldverhalen. Gelderland Sportland Met de vaststelling van de notitie ‘Gelderland Sportland, een wereld te winnen!’ hebben de Staten de ambities geformuleerd van een provinciaal sportbeleid dat aansluit bij de landelijke ambitie van Nederland Sportland en Olympische Spelen 2028. Belangrijk concreet element binnen de provinciale ambitie vormt de realisatie van enkele hoogwaardige topaccommodaties voor de sport in Gelderland. In enkele gemeenten zijn vergevorderde plannen in voorbereiding om hierin te investeren. Plannen die in de periode 2011 – 2016 tot realisatie kunnen komen vergen co-financiering. Het betreft integrale investeringen in enkele hoogwaardige topsportaccommodaties met een provinciale en (inter)nationale uitstraling die bijdragen aan de versterking van economische, ruimtelijke en sportieve kwaliteiten van Gelderland. Uitvoering van Gelderland Sportland draagt bij aan een grotere sportdeelname (gezondheid, sociaal contact), het versterken van de sportinfrastructuur (topsportaccommodaties, verenigingen) en is een impuls voor de economie (evenementen, toerisme, recreatie). Het programma Gelderland Sportland geeft concrete invulling aan het accent ‘sportinfrastructuur’ in motie 57 over de Gelderse Investeringsagenda. Cultuurhistorie 2011 – 2016: Investeren in het verleden is werken aan de toekomst Cultuurhistorie speelt een belangrijke rol in de ruimtelijke kwaliteit en aantrekkingskracht van Gelderland en beperkt zich niet tot de provinciale hoofdstructuur. Zo heeft ieder Belvoirgebied zijn eigen specifieke identiteit. Deze identiteit wortelt in de eigen geschiedenis en kent zijn uitdrukking in landschappen, dorpen en steden. Investeren in het proces van “behoud door ontwikkeling” is een belangrijke taak voor de provincie op het gebied van de ruimtelijke ordening en cultuur. Belangrijke pijlers zijn: restauratie en passend hergebruik van grote monumentale gebouwen, functieverandering van karakteristieke (agrarische) gebouwen op het platteland, versterking van het cultuurlandschap en het beleefbaar maken van archeologie bij ruimtelijke ontwikkeling. Investeren in de cultuurhistorie van Gelderland is ook investeren in de economie en de provinciale aantrekkingskracht. Dit bevordert de kwaliteit van de woonomgeving, recreatie en toerisme en de werkgelegenheid voor bedrijven die gespecialiseerd zijn in restauratiebouw en beheer van gebouw en omgeving (natuur en landschap).
V
KLIMAAT, ENERGIE EN WATER
In ONMH is klimaat, energie en water een thema waarin klimaatbestendigheid centraal staat. Dit thema is verder uitgewerkt in het verlengde van motie 57 waar door uw Staten een accent is gelegd op energiemaatregelen. In de beschrijving op hoofdlijnen van de
8
investeringsmogelijkheden zijn daarnaast ook de accenten uit onze brief van 1 september 2009 betrokken in de inventarisatie, zijnde innovatie en veiligheid. Omwille van het completeren van het beeld merken wij nog op dat in de MIG voor klimaatinvesteringen 5% van het rendement uit belegging van het zgn. stamkapitaal en het (preferent) dividend van Nuon Energy en Alliander is opgenomen. Tot en met het jaar 2017 betekent dit een investeringsruimte van circa € 50 miljoen (zie actualisering MIG gevoegd bij de Voorjaarsnota 2010; onderdeel V-1 en VI-3 en 4). Voor het thema Klimaat, energie en water kan aan de volgende investeringsmogelijkheden worden gedacht: Hoog- en laagwaterveiligheid Bij waterveiligheid gaat het om de bescherming tegen overstromingen en het veiligstellen van de zoetwatervoorziening. Het zekerstellen van waterveiligheid bevordert het veiligheidsgevoel en voorkomt maatschappelijke ontwrichting, het voorkomt schade aan economie, landschap, natuur, cultuur en reputatie. Waterveiligheid vraagt om een integrale en internationale aanpak van droogte, stedelijke ontwikkeling, recreatie, landbouw, economie en migratie van natuur bij de hoogwateraanpak in het stroomgebied van de Rijn. Binnen de gebiedsontwikkelingsprojecten Waalweelde en Klimaatbestendige IJssel werkt de provincie deze aanpak uit. Voor het stroomgebied van de IJssel is een stroomgebiedsaanpak bepalend voor zowel hoogwaterveiligheid, als voor het naar verwachting toenemende verschijnsel van droogte en laag water. In dit gebied komen, anders dan bij de Waal, de beken uit op de rivier. De regionale watersystemen kunnen daardoor een belangrijke bijdrage leveren aan het opvangen van pieken en dalen in de rivierafvoer. Bovendien is een grotere waterbuffercapaciteit gunstig voor landbouw en natuur (beperken wateroverlast en nalevering van water bij droogte). Beken in het grensgebied tussen Nederland en Duitsland maken onderdeel uit van de samenhangende aanpak: Schipbeek, Berkel, Groenlose Slinge, Bocholter Aa, Oude IJssel en het grenskanaal. De provinciale aandacht richt zich op het versterken van de buffercapaciteit van de genoemde beeksystemen en het verbeteren van migratiemogelijkheden van flora en fauna in het stroomgebied van de IJssel. Gelderland en duurzame energie Om de doelstelling te realiseren van meer duurzame energie in Gelderland (15% in 2020 en 40% in 2050) is van belang in te zetten op allerlei vormen van duurzame energie. Het gaat hierbij om investeringen op gebied van biomassa/energie, benutten rest- en aardwarmte en zonnecellen. Biomassa is een kansrijke energiebron voor de toekomst. Grootschalige inzet van bio-energie vraagt investeren in nieuwe energie-infrastructuur, zowel op bedrijventerreinen/-parken als in het landelijk gebied. De provincie kan vanwege het regionale schaalniveau een rol vervullen voor de vergisting van biomassa en de centrale opwerking van ruw biogas naar aardgaskwaliteit. Kleinschalige initiatieven kunnen op het erf van de boer een plek vinden, maar kennen vanwege afstand of infrastructuur enkele afzetproblemen. Verwacht wordt dat met het ontwikkelen van infrastructuur om biogas (Biogas Infrastructuur Oost-Nederland (BION)) te verzamelen bij verschillende ‘kleinschalige’ aanbieders, de marktimplementatie significant te versnellen in de komende bestuursperiode. Een andere potentiële bron van duurzame energie is (rest)warmte. Warmte is relatief goedkoop, maar er is wel een infrastructuur nodig om deze warmte te transporteren. In de Stadsregio is de gemeente Nijmegen bezig met de ontwikkeling van een innovatief laag temperatuur warmtenet voor woningen in de Waalsprong waarbij nagenoeg volledig gebruik gemaakt wordt van restwarmte. Dit warmtenet heeft in potentie de mogelijkheden in zich om verder door te takken in de regio, en dus om woningbouwprojecten maar ook andere warmteleveranciers (de glastuinbouw in Bergerden) in de Stadsregio aan te laten sluiten. Ook elders in de provincie doen zich kansen voor duurzame warmte voor. Met name de kosten van de infrastructuur
9
voorkomt dat dit soort projecten van de grond komen. Een bijzondere vorm van warmte is geothermie in de glastuinbouw, maar dit vraagt een risicovolle startinvestering (proefboring). Zonne-energie biedt grote kansen voor de toekomst. Het voordeel is de toepasbaarheid ervan in de gebouwde omgeving. Investeringen in slimme netwerken en opslagsystemen zijn nodig om de energie te kunnen gebruiken waar het wordt opgewekt. Op het platteland is een groot potentieel aan agrarische gebouwen voor opwekking van zonne-energie beschikbaar (motie 68 onderzoek naar vervanging van asbestdaken door zonnedaken). Grootschalige inpassing van zonne-energie in het landschap is mogelijk bij functiecombinaties zoals op stortplaatsen of langs grootschalige infrastructuur (snelwegen, spoorlijnen). Deze projecten zijn ook geschikt voor participatie door burgers en bedrijven. Gelderland bespaart: energiebesparing in de gebouwde omgeving In de gebouwde omgeving is nog een slag te slaan met het treffen van energiebesparende maatregelen en de overstap naar duurzame(re) energie. Daarbij zijn de ambities van de provincie hoog: in 2020 15% duurzame energieproductie en 30% emissiereductie broeikasgassen en een efficiëntieverbetering van 2% per jaar. Om dit te bereiken zullen in Gelderland jaarlijks 30.000 gebouwen (woningen maar ook utiliteitsbouw) 20 tot 30% energiezuiniger gemaakt moeten worden. Rijksmaatregelen zoals een aanscherping van het Bouwbesluit, de verplichting van energielabels en een gefragmenteerd subsidiestelsel zijn alleen onvoldoende. Betrokken partijen moeten in beweging komen. Financiele prikkels in combinatie met een intensief communicatietraject zetten eigenaren-bewoners het best aan tot het treffen van bouwkundige energiebesparende maatregelen. De provincie kan inzetten op een subsidieregeling die via gemeenten wordt weggezet. Gemeenten op hun beurt zorgen voor communicatie omtrent de uitvoering, waarbij ook de landelijke subsidiemogelijkheden zo goed mogelijk worden benut. Conform ‘Oost Nederland Maakt het’ kan de provincie pilots en projecten opzetten voor het klimaatneutraal maken van twee of drie bestaande Gelderse wijken en/of dorpen in 2020. Daarnaast zijn mogelijk tien herontwikkelingslocaties in beeld voor de realisatie van warmte koude netten en vijf projecten waarbij warmte-uitwisseling tussen (industriële) warmte-aanbieders en warmtevragers plaatsvindt. In 2020 is het streven om meerdere duurzame en energieneutrale bedrijventerreinen te hebben gerealiseerd. Investeren in de gebouwde omgeving heeft bovendien een positieve spin-off (emissiereductie, minder gebruik van fossiele brandstoffen, toename werkgelegenheid, verbetering binnenklimaat én daling van de woonlasten). Duurzame mobiliteit De automobiliteit is verantwoordelijk voor een kwart van de wereldwijde CO2 uitstoot die mede verantwoordelijk wordt geacht voor de opwarming van de aarde. Daarnaast zorgt deze voor uitstoot van fijnstof (PM10) en NO2. Transitie naar duurzame brandstoffen is essentieel voor het halen van de klimaatdoelstellingen en de doelstellingen ten aanzien van de luchtkwaliteit. Conform de EU wet Duurzame Energie moet in 2020 10% van de brandstoffen in voertuigen van niet fossiele oorsprong zijn of uit groene stroom bestaan. Uit het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit volgt dat in 2011 moet zijn voldaan aan de normen voor fijnstof en in 2015 aan de normen voor NO2. Onze provincie sluit zich aan bij deze doelstelling en zet in op biogas, vloeibare biobrandstoffen, elektrisch rijden en waterstof. Deze sporen zijn aanvullend op elkaar en bedienen verschillende doelgroepen en lichte en zware voertuigen. Gelderland werkt hieraan met ondermeer de campagne FUELswitch en de introductie van schone en duurzame brandstoffen. Via samenwerking met de andere provincies en partners wordt gewerkt aan een landelijk dekkend netwerk van tankstations voor biobrandstoffen, biogas en elektrische oplaadpunten. Eventuele extra middelen zorgen voor een dichter netwerk van groene tankstations, elektrische laadsystemen, innovatieve voertuigsystemen en nieuwe innovatieve distributiesystemen bij bedrijventerreinen.
10
VI
GEBIEDSONTWIKKELING
Gebiedsontwikkeling is een accent uit onze brief van 1 september 2009, maar niet een apart thema in ONMH. Er is voor gekozen om gebiedsontwikkelingsprojecten apart te inventariseren, omdat zij vanwege hun integrale karakter niet zonder meer zijn te plaatsen onder één van de thema’s. Oftewel: de gebiedsontwikkelingsprojecten raken aan meerdere thema’s. Deze projecten zijn hierna verder uitgewerkt in de beschrijving op hoofdlijnen van de investeringsmogelijkheden. Voor Gebiedsontwikkeling kan aan de volgende investeringsmogelijkheden worden gedacht: Nieuwe Hollandse Waterlinie De uitvoering van het herstel van cultuurhistorische bouwwerken en het bijzondere landschap van de Nieuwe Hollandse Waterlinie komt al goed van de grond. Om echter een uitgebalanceerde gebiedsontwikkeling te kunnen realiseren zijn aanvullende investeringen gewenst in infrastructuur, recreatie&toerisme en cultuur. Ook de vastgestelde natuuropgave in de Robuuste verbinding en EHS moet nog verder worden opgepakt. De regionale samenwerking tussen publiek-publieke en publiek-private partijen is positief. Park Lingezegen Voor Park Lingezegen geldt dat er middelen bij elkaar zijn gebracht om de zogenaamde basisuitrusting te realiseren in 2013. Het gaat dan om het verwerven en inrichten van 370 ha grond. Conform het Masterplan is dit een eerste stap op weg naar het streefbeeld park Lingezegen. In het streefbeeld wordt voorzien in het verwerven en inrichten van ongeveer 500 ha. IJsselsprong De IJsselsprong is een unieke combinatie van rivierverruiming (blauw), verkeer en vervoer (grijs), ecologie (groen) en wonen (rood) in één integrale gebiedsontwikkeling. In de volgende coalitieperiode zal de regierol van de provincie verschuiven van meer initiërend regie naar meer coördinerende en uitvoeringsgerichte regie. Kansen liggen er op gebied van ruimtelijke kwaliteit, veilige woon- en leefomgeving, adequate verkeers- en vervoersvoorzieningen en ecologie. WaalWeelde In het Ruimtelijk Investeringsprogramma WaalWeelde (RIW) zijn ca. 80 projecten opgenomen die na uitvoering zorgen dat de Waal klimaatbestendig veilig is in een duurzame omgeving met een hoge ruimtelijke kwaliteit. Het gaat om natuurontwikkeling, watergebonden bedrijvigheid en goederenvervoer. In totaliteit gaan de komende tientallen jaren miljarden geïnvesteerd worden langs de Waal. In het kader van het MIRT worden met het rijk afspraken gemaakt over de financiering van het RIW als onderdeel van het Deltaprogramma. Voor de langere termijn (tot ca. 2020) wordt gezocht naar aanvullende middelen om vooral ervoor te zorgen dat rivierverruiming gepaard gaat met een duurzame ruimtelijke impuls. Food Valley De opgave is om het gebied tot de wereld top 5 te laten behoren van meest innovatieve regio’s op het gebied van gezonde en duurzame voeding. Naast investeringen in economie en innovatie (zie uitwerking economische motor en mobiliteit) vraagt dit ook om investeringen in de fysiek ruimtelijke randvoorwaarden. Ten eerste vraagt dit het verder uitbouwen van goede faciliteiten voor kennisontwikkeling en het tot maatschappelijke waarde brengen van die kennis (ook wel ‘valorisatie’). Hiervoor moet op korte termijn een kennislandschap worden gecreëerd in aansluiting op de campus van Wageningen UR, waar de kennis van de onderzoeksinstituten, het bedrijfsleven en Wageningen UR samenkomt. Belangrijk voor het aantrekken van kenniswerkers en kennisintensieve bedrijven is een hoogwaardig woon- en leefmilieu. Behoud en versterking van het landschap horen daarbij. Daarbij kan voortgebouwd worden op bestaande plannen zoals
11
voor de robuuste verbindingszone Veluwe-Utrechtse Heuvelrug. Tevens brengt de ontwikkeling van Food Valley een extra, sterk kwalitatieve woningbouwopgave met zich mee. Goede verbindingen binnen de regio en naar buiten de regio zijn van belang voor het welslagen van het kennis- en innovatiecluster Food Valley. Er ligt een opgave om het OV-netwerk in de regio verder uit te bouwen en ook de verbinding met de stadsregio te versterken. De plannen van het Rijk voor hoog frequent spoor betekenen een betere bereikbaarheid van de regio met overig Nederland, Schiphol en het HSL-net. Wat de weginfrastructuur betreft, vraagt met name de zuidelijke ontsluiting van het gebied aandacht ook vanwege de relatie met de Betuwse Bloem. Veessen-Wapenveld De realisering van een voor mens en landschap ingrijpende hoogwatergeul in de gemeente Heerde draagt in zeer sterke mate bij aan de hoogwaterveiligheid in het IJsselgebied. Deze door het rijk te financieren majeure opgave, wordt eveneens benut als hefboom voor gebiedsontwikkeling. Er is een gemeenschappelijke gebiedsagenda opgesteld door de verschillende partners die als basis dient voor reeds beschikbare korte termijn investeringen. Voor de langere termijn biedt de gebiedsagenda verdere investeringsmogelijkheden waarmee kansen voor het gebied kunnen worden benut.
code:FS10-108
12