S. M. de BruijnGeplaatst: 9-12-2006 | 12:00
Geen koren onder het kaf Mediagedrag jongeren markeert ontbindingsproces gereformeerde gezindte
"Wat is er eigenlijk mis met dvd-kijken?" Een eerlijke, maar tegelijkertijd onthutsende reactie van een jongere op de deze week in het RD gevoerde discussie over filmgebruik onder reformatorische jongeren. Er groeit een generatie op die haast kritiekloos kijkt naar speelfilms. Waar is het fout gegaan? Dertig jaar geleden. De ouders van nu, toen tieners, kijken stiekem tussen de bloempotten door naar de blauwwitte kijkkast van de buren. Tita Tovenaar, Zorro, de Film van Ome Willem of de Stratemaker-op-zeeshow. Maar - wee je gebeente als moeder er achter komt. De afkorting tv betekent immers: Tot Verdwazing, Tot Verstrooiing, ja zelfs Tot Verdoemenis, zegt de dominee. Tien jaar geleden. Pa krijgt een pc via een pc-privéproject van de baas. Tekstverwerken op de computer is reuzehandig. Aarzelend komt het gebruik van internet op gang. De Delftse hoogleraar prof. dr. J. Blaauwendraad trekt lijnen naar de toekomst. "De vraag is niet meer of we wel of geen televisie willen. Er zal geen verschil meer zijn tussen tv, video en computerscherm. De integratie zal volledig worden." Hij is zijn tijd ver vooruit. In datzelfde jaar, 1996, voorspelt een andere wetenschapper, dr. C. P. Polderman, dat de pc de drempel naar tv gaat verlagen. "De reformatorische afwijzing van televisie is aan erosie onderhevig. Dat wordt met name veroorzaakt door de mogelijkheden van de personal computer. Die is wel geaccepteerd. En die brengt tegenwoordig net zo goed de wereld in huis en de mogelijkheden worden alleen maar groter. De ene duivel houden we buiten de deur, maar er komen andere voor terug." December 2006. De tieners van toen zijn nu ouders. De oude pc is opgevolgd door een multimediacomputer, inclusief dvd-drive. Uit een RD-onderzoek naar speelfilms blijkt dat bijna twee derde van de 14- en 15-jarigen minstens wekelijks dvd kijkt. "Al dat gezeur dat dvd's slecht zijn, is zulk naïef gezwam", reageert een jongere op Yord, de jongerensite van het RD, schouderophalend. De meeste jongeren kijken klakkeloos, veel ouders leggen het hoofd in de schoot: "Met complete mijding red je het niet meer", is de algemene inschatting. Het aloude protest tegen de amusementsc ultuur is verslapt tot een poging om te begeleiden bij het kijken. Gezwel Is het wel zo erg? Wat is er mis mee om een avondje te genieten van een mooie dvd? "Ik geloof er niets van dat Brakel en Calvijn dat verkeerd zouden gevonden hebben", vertolkt een jongere het gevoelen van velen. Wie de cijfers van het jongste RD-onderzoek op zich in laat werken, moet toegeven dat ze een pijnlijk gezwel in de gereformeerde gezindte blootleggen. De beeldcultuur trekt diepe sporen, die niet zonder schade kunnen blijven. Agnes Amelink beschrijft in haar boek "De gereformeerden" hoe een zuil in minder dan twee decennia compleet verkruimelt. Het mediagedrag van reformatorische jongeren markeert op soortgelijke wijze het ontbindingsproces van de zich reformatorisch noemende gezindte. Dat jongeren zo'n bewering wegwuiven, geeft juist aan dat de bezwaren tegen films niet meer herkend worden. Films dóén wat met je. Een paar simpele getallen illustreren hoe de
beeldcultuur de leescultuur heeft verdrongen. Aan het begin van de drie genoemde decennia, in 1975, keek de gemiddelde Nederlandse jongere tussen 12 en 19 jaar zo'n 9 uur per week naar tv. In 2005 zit die gemiddeld 17 uur per week achter (tv) of voor (pc) een scherm: bijna twee keer zo veel. In dezelfde periode is het lezen van boeken en tijdschriften afgenomen van 4,6 naar 1,5 uur per week. Reformatorische jongeren lezen weliswaar meer, maar de vraag is hoe lang dat nog duurt. Ook wat betreft de inhoud van de bekeken films, is er weinig reden tot gerustheid. Uit het RD-onderzoek blijkt dat actie en humor hoog scoren, terwijl historische films of dvd's met een christelijke strekking niet erg in trek zijn. EO-presentator Andries Knevel beschreef al in de jaren negentig van de vorige eeuw hoe de tv het huis binnenkwam vanwege de mooie natuurfilms en de belangrijke praatprogramma's. Meer dan de helft van deze tvbezitters, 57 procent, gaf achteraf toe te veel en te onverantwoord te kijken. Dat strookt met de 55 procent van de reformatorische jongeren die nu zeggen dat een deel van de bekeken films eigenlijk niet door de beugel kon. De eerste dvd is misschien nog geen actiefilm, maar een 'onschuldige' "Kruimeltje". Het bekende hellende vlak is hier echter veel steiler dan bij de tv. "De eerste keer schrik je van een vloek", zegt een jongere, "maar de volgende keer, tja Maar is één vloek dan zo erg?" Ja, zegt de catechismus: Er is geen grotere zonde en geen zonde die God meer vertoornt dan de lastering van Zijn Naam. Daar is maar één straf voor: de doodstraf. Met de meetlat van de Tien Geboden valt onder het kaf geen koren te ontdekken. De kern van het probleem zit echter dieper, in de speelfilm zelf. In de huidige discussie wordt vaak de vergelijking gemaakt met het boek, maar speelfilms en boeken zijn als appels en peren. De film doodt de fantasie en creëert een schijnwerkelijkheid. Bij de verfilming van een boek, hoe meeslepend ook, vallen de gedachtewereld en de geestelijke strijd niet te verbeelden. Anders dan boeken zijn speelfilms per definitie ook exponent van de amusementscultuur. Boekhandels zijn het alleen al om die reden aan hun stand verplicht niet voor dit beeld te buigen. Belangrijkste bezwaar is dat de speelfilm bestaat bij de gratie van toneelspel. Acteurs zijn bedriegers en handelen in strijd met het negende gebod. De catechismus noemt dat een eigen werk van de duivel, die zelf al in het paradijs optrad als toneelspeler. Bezwaren Het frappante van de huidige discussie is dat alle hierboven genoemde argumenten de afgelopen decennia tientallen malen zijn genoemd in de discussie rond televisie. Natuurlijk zijn er verschillen tussen tv en dvd, want bij dvd's zou je als ouders zelf nog kunnen bepalen wat je in huis haalt. De kern van de bezwaren geldt echter beide. Desondanks blijkt nu dat veel ouders, terwijl ze de tv weren, de dvd wel in huis halen. Daar komt bij dat de verandering van het medialandschap nog lang niet ten einde is. De combinatie van tv en internet zal leiden tot een nieuwe vorm van televisie. Daar zal Google voor zorgen, in combinatie met videokanaal YouTube, waar nu al dagelijks 100 miljoen filmpjes bekeken worden. Zij zullen ook het mobieltje veroveren. Wie deze ontwikkelingen bekijkt vanuit het perspectief van de geestelijke strijd, ziet dat de satan behendig zijn valstrikken heeft gespannen bij de meest vatbare generatie, de jongeren. Kennelijk slagen ouders er niet in om hun kinderen weerbaar te maken en de argumenten tegen tv duidelijk over te brengen. Schort het niet juist aan radicaliteit bij de oudere generatie? Was de weerstand tegen tv doorleefd of slechts opgedrongen? Toch is het niet hopeloos. Volstrekte mijding van de amusementscultuur is nog altijd mogelijk. Daar hoeft niemand meewarig over te doen. De recente geschiedenis van internetfiltering is daar een goed voorbeeld van. Daar werd door velen aanvankelijk wat lacherig over gedaan, maar inmiddels pleit zelfs het CDA al voor overheidssteun aan
internetfiltering. Mediaopvoeding begint thuis, maar moet ingebed zijn in de totale opvoeding. Het begint ook niet op het moment dat zoonlief van 17 voor het eerst de deur komt binnenstappen met een dvd van een vriend. Leer den jongen de eerste beginselen naar den eis zijns wegs; als hij ook oud zal geworden zijn, zal hij daarvan niet afwijken, zegt Salomo. Laten gezin, kerk en school eenparig alles op alles zetten om de jongeren toe te rusten. Dat kinderen stiekem bij anderen kijken, is helaas niet te voorkomen. Toch zullen deze kinderen, die thuis in hun geweten zijn gevormd van wat goed en kwaad is, vanbinnen altijd de stem van hun geweten horen spreken. Deze gewetensvorming valt moeilijk te combineren met het thuis begeleid kijken naar speelfilms. Mediaopvoeding is ook niet in strijd met mijding. Zo redeneren ouders toch ook niet bij drugs? Wie de vergiftige angel van de dvd onderkent, kan niet anders dan radicaal zijn. Zelfs al zouden er maar drie mensen blijven staan die niet buigen voor het beeld in het dal van Dura.
„Internet is de bioscoop in huis” BREUKELEN - De beeldcultuur heeft voor hem twee kanten: een witte en een zwarte. „Waar de media in handen vallen van de amusementscultuur, krijgt de zwarte kant de overhand. Dat gevaar is tegenwoordig ontzettend groot,” zegt techniekfilosoof prof. dr. ir. E. Schuurman. Opvallend aan de RD-filmbijlage van afgelopen maandag is dat er vooral wordt teruggekeken, zegt prof. Schuurman, ChristenUnielid van de Eerste Kamer, in een reactie op de discussie over jongeren en films. „Er is weinig vooruitgeblikt. Ik denk dat je dan beter zicht krijgt op de problemen. Je moet films niet op zichzelf bekijken, maar plaatsen in het ict-tijdperk waarin we leven. Die ict-cultuur stempelt alles.” Waar je tegenwoordig ook binnenloopt, vrijwel overal tref je beeldschermen aan, ervaart prof. Schuurman. „Dat vraagt van de mensen een enorme inspanning, je ziet dat ze heel intensief en creatief met computers bezig zijn. En laat duidelijk zijn: voor mij is techniek een gave van Gods schepping die we verantwoord mogen gebruiken. Maar er is ook die zwarte kant, de kant van de amusementsindustrie. Men neemt porno-exploitanten in dienst die precies weten hoe ze de lusten van de mensen kunnen bevredigen. Het is allemaal erg leeg en goedkoop.” Prof. Schuurman wijst erop dat het aanbod van internet vele keren dat van de bioscoop overschrijdt. „Internet is de bioscoop in huis. Toen ik de special over jongeren en films las, leek het net of ik weer geconfronteerd werd met mijn persoonlijke situatie 55 jaar geleden. Op school werd een film over Maarten Luther vertoond, en mijn ouders zeiden: „Daar mag jij niet naartoe.” Ze verboden het met goede bedoelingen, maar het was overdreven. Ik vind zoiets wel acceptabel. Ik zou liever op de échte problemen willen letten. De werkelijkheid waarin we leven, de werkelijkheid van de ict-cultuur en van de alomtegenwoordigheid van beelden, is veel ernstiger dan in de special naar voren komt. Wij staan nog maar aan het begin van de virtual reality.” De in Breukelen woonachtige techniekdenker geeft een voorbeeld. „Ik zou wel eens uitgediept willen zien dat er een sterke vervreemding optreedt tussen de jongere en de oudere generatie. De jongere generatie neemt de touwtjes in handen, de oudere generatie wordt aan de kant gezet. Iedereen heeft hier mee te maken, in de kerk, in het gezin, in de politiek, op school. In Canada, waar ik kortgeleden was, zie je een groot verschil tussen de generaties immigranten. De eerste generatie voelt zich nog altijd vreemdeling in het immigratieland, die eerste generatie weet dat ze geïmmigreerd is. De kinderen en de kleinkinderen voelen zich daarentegen als een vis in het water, ze hebben daarmee een voorsprong op hun ouders en grootouders. Zoiets zie je ook in onze beeldcultuur: de jongeren voelen de ouderen niet meer aan, en andersom.” Schuurman hoedt zich ervoor uitsluitend de jongeren de zwartepiet toe te spelen. „De oudere generatie is ook wel een beetje weggevlucht voor haar verantwoordelijkheid, ze is wel eens wat lui om zich te verdiepen in wat er gaande is in de wereld. De jeugd van nu is niet slechter dan wij vroeger waren. Waar het om gaat is dat we leven in een cultuur die makkelijk jongeren en ouderen uiteendrijft. In de Bijbel lees je telkens: let op de ouderen, zij hebben wijsheid en ervaring. Zelfs in de Tweede Kamer zie je tegenwoordig een totaal gebrek aan ervaring, het zijn allemaal jonge mensen, en ze weten van toeten noch blazen. Ze denken dat politiek een mediaspektakel is, terwijl het een heel serieuze aangelegenheid is, een kwestie van hard werken. Onze mediacultuur heeft tot enorme vervlakking geleid.”
Slechts een getemde leeuw ZEIST - Alleen maar waarschuwen tegen speelfilms zet volgens ds. M. J. Kater geen zoden aan de dijk. De christelijke gereformeerde predikant uit Zeist wil zelf ook kritisch in de spiegel kijken. „Paulus kende zijn cultuur. Weten wij wel goed wat er aan de hand is?”
Wie de beeldcultuur in de kerk een plek wil geven, is bij ds. Kater aan het verkeerde adres. „Neem het Oude Testament. De Israëlieten woonden te midden van heidense volken die leefden in een beeldcultuur. Maar God zei tegen Zijn volk: „Voor jullie geen beelden.” Neem ook het Nieuwe Testament. De Grieken gingen graag naar het theater. Ik lees nergens dat Paulus om het Evangelie te brengen een toneelstukje ging uitvoeren. Hij beperkte zich tot de verkondiging van het Woord. God werkt in Zijn dienst via de oorpoort naar het hart. De levende verkondiging van het Woord gaat boven een powerpointpresentatie.” De Zeister predikant wordt niet in verwarring gebracht door het tegenargument dat de Heere Jezus door gelijkenissen sprak. „Allereerst vertélde de Heere die gelijkenissen. Hij sprak beeldend. Bovendien was het Zijn doel niet om daarmee alles voor iedereen duidelijk te maken, maar juist zaken te verbergen voor mensen die niet in Hem geloofden.” Maar hoe zit het dan met de zogenaamde christelijke speelfilms over het leven van Bijbelse personen als Mozes? Ds. Kater gruwt daarvan. „Het werk van de Heilige Geest naspelen is onmogelijk. Daar is het te heilig voor. Via computersimulatie is het mogelijk de Rode Zee uit te drogen. Mag je zo omgaan met wonderen van God? Om die reden vind ik het minstens zo verwerpelijk om geestelijke emoties na te spelen. Neem een film over het leven van Luther. Moet een acteur de toespraak van de hervormer voor de Rijksdag in Worms naspelen? Moet in zo’n film een biddende Luther ten tonele worden gevoerd? Dat is voor mij echt een paar stappen te ver.” Ds. Kater erkent dat grote delen van de gereformeerde gezindte vrij massaal naar speelfilms kijken. Een zorgelijke ontwikkeling, meent hij. „Beelden roepen emoties op. Er treedt een zekere verzadiging op, waardoor er steeds een schepje bovenop moet. Het moet schokkender en heftiger.” Ook het aspect van de tijdsbesteding weegt zwaar voor de Zeister predikant. „Afgezien van elementen in een film die duidelijk tegen Gods geboden ingaan, vraag ik me af waarom en waarvoor we de tijd van God hebben gekregen. Hier ligt een grote valkuil. We moeten de discussie over speelfilms niet los zien van de rest van het leven. We zijn er niet mee klaar om alle films buiten ons blikveld te plaatsen. Hoe besteden we dan de tijd? Of blijven we van binnen een leeuw die we alleen een beetje temmen? Dan verandert er niets aan onze innerlijke leegte.” Wat is het principiële verschil tussen met het hele gezin kijken naar een film over het leven van koningin Juliana of gezamenlijk gaan sjoelen, oppert ds. Kater. „Dan kunnen kinderen ook een verkeerde drang om te winnen krijgen of in het vuur van de strijd op zondige wijze tegen elkaar gaan schreeuwen. We moeten wel dingen eerlijk blijven benoemen. Uiteindelijk kom ik dan toch weer op de vraag uit hoe we in ons leven de geestelijke leegte opvullen.” De Zeister predikant roept in dit verband scholen op blijvend te investeren in het ontwikkelen van een luisterhouding door het vertellen van verhalen. „Kerk, school en gezin moeten een eenheid blijven vormen. Laten we geestelijk tegenwicht bieden. De wereld leeft in een amusementscultuur en heeft niet meer dan brood en spelen. Misschien moeten wij in deze discussie soms concrete antwoorden schuldig blijven. Maar als Gods Woord echt voor ons gaat leven, lossen veel vragen vanzelf op.”
„Ook met lezen accepteren we te veel” GOUDA - Verregaande acceptatie van moderne literatuur maakt het afwijzen van films lastiger. Al zijn er verschillen tussen boeken en dvd’s, het is moeilijk te verdedigen dat je wel over al het mogelijke kwaad zou mogen lezen en het niet zou mogen bekijken. Die conclusies trekt dr. J. van Wijk, in Gouda docent aan zowel hogeschool Driestar educatief als het ernaast gelegen Driestar College. Op zowel de pabo als de lerarenopleiding besteedt hij uitvoerig aandacht aan moderne literatuur en het verfilmen ervan. „Er wordt heel veel gelezen, en het kijken van dvd’s is ook ingeburgerd, dus we kunnen dat als school niet negeren. De Goudse videotheken worden bezocht door jongeren uit de volle breedte van de gereformeerde gezindte. In de lessen probeer je bezinning op gang te brengen. Technisch: wat doet een film met je? En vervolgens ethisch: welke grenzen moet een christen trekken? We kijken kritisch naar wat er aan filmsoorten is, hoe literatuur wordt verfilmd, of dat kan en mag, hoe regisseurs interpreteren, selecteren en manipuleren, en wat een film bij de kijkers teweegbrengt. Je probeert te laten zien hoe regisseurs de sfeertekening uit boeken veranderen, hoe ze door de kledingkeuze de film erotischer maken, hoe ze de boodschap soms weglaten of aan de moderne opvattingen aanpassen. Een voorbeeld: de bedoelingen van C. S. Lewis in de Narniaverhalen komen veel beter naar voren in de dialogen van de BBC-film uit 1988 dan in de Hollywoodversie van 2005. Van het boek ”Great Expectations” van Charles Dickens hebben we een hoorspel beluisterd en vervolgens bekeken we een heel kuise zwartwitfilm van vroeger, een BBCverfilming en de Hollywoordversie: vier interpretaties die heel sterk van elkaar verschillen. Nederlandse vertalingen van films gaan in grofheid vaak nog een stap verder.” Van Wijk bespreekt ook het verschil tussen lezen en kijken. „Als je een film over een boek bekijkt, is je verbeelding voorgoed ingevuld. als je een boek later nog eens leest, heb je de beelden uit de film voor ogen. Het kwaad wordt soms ook concreter. Je kunt lezen: „hij vloekte”, maar als dat verfilmd wordt, ga je een grote stap verder. Hetzelfde geldt voor de invulling door een regisseur van een liefdesscène. Maar zelden worden deze kuiser verbeeld dan in het boek bedoeld wordt. En bij de films van de ”Lord of the Rings” en over Harry Potter wordt het kwade soms griezelig en beklemmend realistisch verbeeld.” Vervolgens komt de vraag aan de orde of je niet beter helemaal geen films kunt kijken. „Het is gewoon ontspanning, zeggen studenten soms. Ze erkennen dat de grens steeds verder opschuift, maar zijn dan niet automatisch bereid de bezinning consequenties te laten hebben voor hun gedrag. We kennen allemaal de bezwaren, en toch wordt er in onze gezindte massaal gekeken. Als ik pabostudenten vraag: „Wie heeft er thuis geen tv en is van plan er zelf later wel een te nemen?” gaan er heel wat vingers omhoog.” De bezinning vraagt keuzes, zegt de Driestardocent. „Als er in een film een passage voorkomt die niet door de beugel kan, zet je het apparaat dan uit? Je doet jezelf en je ziel schade aan als je ernaar kijkt. Maar dat geldt net zo goed voor wat we lezen: leggen we een boek dan aan de kant? Een film is uitdagender, confronterender, maar een principieel verschil tussen het kwaad in een film en dat in een boek is er niet. Omdat we in ons leesgedrag te veel geaccepteerd hebben, is de stap naar de dvd zo klein geworden. Als scholen zouden we onze bibliotheken ook eens kritisch moeten bekijken.” Grenzen aangeven is „verschrikkelijk moeilijk”, zegt Van Wijk. „Ik heb een collega die alleen geestelijke lectuur leest. Al het andere vindt hij verspilling van zijn kostbare tijd. Dat zullen niet veel mensen hem nazeggen. Maar dat er zo massaal dingen gelezen en bekeken worden waarvan we weten dat ze principieel over de grens gaan, is wel een grote zorg.”
Selectief kijken naar films nodig” EDE - Over de invloed van films op de jeugd is weinig wetenschappelijk onderbouwd vast te stellen, stelt drs. Robert Doornenbal, docent cultuurfilosofie en kerkgeschiedenis aan de Christelijke Hogeschool Ede. „Eén punt is duidelijk: de psychologische ontwikkeling van het kind verloopt anders naarmate het meer opgaat in de huidige mediacultuur.” Tv-kijken heeft veel invloed op kinderen, aldus Doornenbal. „Ze gaan meer impulsief denken in plaats van reflectief, nadenkend. Kinderen gaan over minder creatieve verbeelding beschikken, én hun schoolprestaties verslechteren. Dit gaat alleen op als ze echt veel televisie kijken, zeg drie uur per dag.” Tegenwoordig maken computer en mobieltjes evengoed deel uit van de huidige mediacultuur. Hebben die ook een negatieve invloed? Doornenbal: „Ik geloof niet dat elektronisch kletsen of het spelen van games negatief uitwerkt op je creatieve verbeelding, zoals dat bij televisiekijken het geval is. Gebruik van de huidige media heeft echter wel invloed. Veel jongeren raken gewend aan een combinatie van (bewegend) beeld en geluid, en aan interactiviteit. Dat wil zeggen dat je zelf invloed kunt uitoefenen op wat er gebeurt. Dat is heel anders dan bijvoorbeeld een boek lezen waarin je bent overgeleverd aan de verhaallijn die de auteur heeft uitgedacht.” Een van de dingen die de Edese docent opvallen in hedendaagse films is dat het tempo erin hoog ligt. „Dat zorgt voor een kloof tussen kinderen die deze films zien en de generatie ouderen die hieraan niet gewend is. Voor de laatste groep zijn dergelijke films haast niet te volgen.” Kinderen tot een jaar of zes kennen niet of nauwelijks het verschil tussen feit en fictie, tussen werkelijkheid en verzinsel. Doornenbal onderzocht literatuur over de invloed van televisie en films op kinderen. „Daaruit blijkt dat bijna de helft van de kinderen tussen de 5 en de 12 jaar bang wordt van bepaalde programma’s, zoals het Journaal, of van enge films, zoals ”Jaws”, die draait om een agressieve haai. Het effect van de angst -onrust, slechte nachten, zelfs fobieën in sommige gevallen- duurt nog lang daarna voort.” Vanwege de invloed die het „heftige medium” film op jonge mensen heeft, pleit Doornenbal ervoor selectief te kijken. Zelf doet de CHE-docent dit ook. „Ouders zouden zelf op zoek moeten gaan naar informatie over welke films geschikt zijn voor hun kinderen. Zij zouden hun kinderen op dat moment kunnen leren de bewegende beelden te interpreteren. Daarbij hoort kritiek, maar ook waardering voor de goede, ware en mooie dingen in de film.” De aanpak in Doornenbals pleidooi is niet zo gangbaar in de reformatorische achterban, zo concludeert hij uit het gisteren gepubliceerde RD-onderzoek onder reformatorische jongeren. „Wat me daarin opvalt, is dat jongeren meer naar films kijken dan ik had gedacht, vanwege het standpunt om met de tv de wereld buiten te houden. Verder blijft me bij dat de meerderheid van de jongeren erkent dat bepaalde films niet kunnen. Maar het meest valt me nog wel op dat er thuis weinig over films wordt gepraat.” Ouders die tegen hun taak als mediaopvoeder opzien, zouden van hem hun verlegenheid aan christelijke onderwijsinstellingen mogen voorleggen. „Dan kunnen die wellicht een leidraad ontwikkelen over hoe films te analyseren en over welke films verantwoord zijn. Ik vind zelf de mediawijzer van de overheid te grofmazig en niet betrouwbaar.” Is de aanpak van Doornenbal, het vooraf kijken en beoordelen van films, niet een zeer idealistische? Hij zwijgt, zet zijn bril af en zegt dan: „Ik geef toe, ik heb mijn idealen.”
Liegen dat je iemand anders bent Christelijke denkers leveren tal van argumenten tegen toneelspel Wie vóór het kijken van speelfilms argumenten zoekt in de christelijke traditie, heeft het niet gemakkelijk. De weerzin tegen het spelen zit er diep in. Tertullianus, Augustinus, Pascal, Voetius en Kuyper hebben een waaier aan argumenten tegen het toneelspel ingebracht. Luther rekende het tot de "middelmatige dingen" waarover onder christenen vrijheid moet bestaan. Hoewel de film als medium pas een uitvinding van later tijd is, vormt toneelbestrijding vanouds een speciaal genre in de christelijke polemiek. Encyclopedieën en woordenboeken wijden er een apart lemma aan. Vanaf het vroegste christendom hebben voorgangers, apologeten en theologen zich heftig verzet tegen de "kijkspelen van de duivel", zoals Tertullianus ze noemt. Daarbij beroepen ze zich op de apostel Paulus en op de Antieken. Het verzet is dus geen typisch Nederlandse aangelegenheid, en zeker geen zaak van een paar oudvaders alleen. Ook staan de argumenten tegen toneelspel niet op zichzelf, maar zijn ze veelal ingebed in een bredere afwijzing van dansen, cafébezoek, kaartspelen en het lezen van zedenbedervende romans. (Dit alles samengevat als "de wereld.") Vijf veel voorkomende bezwaren op een rij, plus: hoe actueel zijn ze anno 2006? 1. Het kijken naar andermans zonden is zinnenprikkelend en verleidt tot zonde. Weinig christenen hebben zo de kracht van de zintuigen en de diepte van de hartstocht gepeild als de kerkvader Augustinus. In zijn "Confessiones" (boek 3, paragraaf 2) betreurt hij zijn eertijds van zinnelijk leven, waaronder het bijwonen van toneelspelen. Die spelen trokken hem van de goddelijke reinheid af en sleepten hem mee "in opbruisende golven van afschuwelijke driften." () "In de schouwburg leefde ik mee in de vreugde der minnenden, wanneer zij in schanddaad genot van elkaar hadden (...)." Ook Pascal kent de verzoeking van de spelen, de "comédies". Kijkers willen de genoegens die ze voor zich zien, zelf ook ervaren. Allemaal verstrooiin g, die de mensen ervan weerhoudt over zichzelf na te denken, aldus de Franse denker. "Wat is het innerlijk van de mens toch hol en tegelijk vol rotzooi!" Christelijke bestrijders halen Cicero nogal eens aan. Die noemt schandelijkheid een wezenlijk bestanddeel van de spelen. "Indien men het schandelijke uit de komedie bande, zou de komedie zelf uit ons midden gebannen zijn." Actueel is dit argument bij alle films waarin moord, bedrog, bedscènes en roddel voorkomen. 2. De spelers zijn onwaarachtig, want ze spelen iemand anders te zijn, en liegen dus. Een vaak aangehaalde tekst bij dit argument is 1 Timothéus 4:7: "Maar verwerp de ongoddelijke en oudwijfse fabelen; en oefen uzelf tot godzaligheid." De zeventiendeeeuwse gereformeerde predikant Petrus Wittewrongel noemt in zijn boek over de "Christelicke huys-houdinge" de schouwspelen daarom "rechte scholen der ydelheyt." Op de planken speel je dat je iemand anders bent, dus ben je onwaarachtig. Volgens Wittewrongel strijdt het rollenspel als zodanig met oprechtheid en met een eerlijke, christelijke levenshouding. Vooral Vondel, wiens "Lucifer" in Amsterdam een paar jaar eerder tot een stevige rel heeft geleid, moet het ontgelden. "Wat is hy beter, als een leeraer der leugenen", aldus Wittewrongel over Vondel. Die geeft de toneelbestrijder een koekje van eigen deeg en verandert hem zelf in een 'toneelspeler': Wittewrongel en de zijnen zijn volgens Vondel schijnheilige Farizeeërs en schriftgeleerden. In de twintigste eeuw heeft Abraham Kuyper het argument van het rollenspel verder
uitgewerkt. Toch is dit argument in zekere zin aanvechtbaar, waar het spelen als zodanig geen zondig, maar een natuurlijk gegeven is dat al bij de jongste kinderen in de genen zit. 3. Heilige dingen worden naar beneden gehaald, het toneelspel is godonterend. Voor Luther horen drama en theater tot de zogeheten "adiaphora", middelmatige dingen waarover christenen elkaar niet in de haren hoeven te vliegen. In een voorwoord op de apocriefe boeken beveelt hij Judith en Tobias aan voor dramatische bewerking. Daarmee geeft hij een aanzet voor het opbloeiende Bijbeldrama in de zestiende eeuw. Juist dat Bijbeldrama, onderdeel van het humanistisch leerprogramma, stuit bij velen op verzet. Heilige dingen, zeggen tegenstanders, zijn immers geen spelletje! De Spaanse humanistische pedagoog Vives, werkend in Leuven, Brugge en Oxford, veroordeelt in 1521 scherp de gebruikelijke toneelvoorstellingen van Jezus' lijden. Men lacht om Judas, als hij de grootste dwaasheden uitslaat en Christus verraadt, en onder gejuich hakt Petrus Malchus het oor af! Geestelijken die deze dingen toelaten, aldus Vives, laden een zware schuld op zich. De geschiedenis is te hoog en heilig voor nabootsende vertoning. Ook de opvoering van Vondels Lucifer wordt in de zeventiende eeuw door de Amsterdamse kerkenraad verboden omdat hij probeert "de hoge materie van de diepten Gods" uit te beelden. Actueel is dit argument bij alle speelfilms over Bijbelse onderwerpen, bijvoorbeeld bij "The Passion of The Christ" van Mel Gibson. Grensoverschrijdingen hangen nauw samen met iemands godsdienstig besef: wat de één blasfemisch vindt, noemt een ander indrukwekkend verbeeld. 4. Het kijken naar spelen is tijdverspilling. Het argument van de tijdverspilling stamt uit de piëtistisch-puriteinse traditie. Zijn er voor Luther nog middelmatige zaken, die elk christen naar vrijheid gebruiken of afwijzen kan, onder latere piëtisten en puriteinen gaat de gedachte postvatten dat tijd een kostbaar genadegoed is, dat niet vermorst mag worden. Alle tijdsbesteding dient daarom te staan in het teken van het eigen zielenheil, elke handeling dient geheiligd te zijn. In deze optiek is er weinig ruimte voor verstrooiing, die al gauw wordt gelijkgesteld met zonde. In het laatzeventiende-eeuwse Duitsland begint onder leiding van de bekende piëtist August Hermann Francke een heftige strijd tegen marktkomedianten, tegen school- en muziektheater. Theologen buigen zich over de vraag hoe ze met Luthers leer van de "middelmatige zaken" moeten omgaan. Opmerkelijk is dat een aantal theologen een nieuwe confessie ontwerpt waarin ze stelling nemen tegen Luthers 'onverschilligheid': dansen, kaartspel en theaterbezoek zijn geen neutrale handelingen, maar "zonde en gruwel voor God." Actueel: Het argument van tijdsverspilling heeft een relatieve waarde. Hij gaat uit van de vooronderstelling dat verstrooiing voor christenen per definitie uit den boze is. Die vooronderstelling moet eerst bewezen worden. Anderzijds mag de hoeveelheid tijd die verstrooiend wordt doorgebracht natuurlijk getoetst worden als genadetijd. 5. De context van het toneelspel is werelds en strijdt op allerlei punten met de geboden van God. De zeventiende-eeuwse predikant Guiljemus Saldenus schreef het traktaatje "De overtuigde Dina". Het is een samenspraak tussen ene ds. Apollos en de jongejuffrouw Dina. Met een reeks argumenten probeert de predikant Dina van het toneelbezoek af te houden, wat aan het eind van het boekje lukt. Dina verandert van een dwalende in een "te regt gebragte" juffrouw. Een van de dingen die ds. Apollos naar voren brengt is de goddeloze omgeving van het
toneelspel. Gods Naam en dag worden misbruikt, de godsdienst wordt bespottelijk gemaakt, er wordt gedanst. Lichtzinnige liedjes galmen over en weer, en overspel schijnt een normale zaak te zijn. Godvruchtige zielen, aldus de predikant, mijden dit werelds gezelschap. Het argument blijf actueel, gezien ook de context en uitvoering van toneel altijd onderwerp zal moeten blijven van christelijke toetsing.
Gezin spreekt weinig over kijkgedrag RD bevraagt refoscholieren over films APELDOORN - In de meeste reformatorische gezinnen spreken ouders volgens hun kinderen zelden over de manier waarop ze met dvd’s moeten omgaan. Dat is een van de opvallende conclusies uit een onder 14- en 15-jarige jongeren uitgevoerde enquête door deze krant. In totaal deden bijna 400 scholieren van zes reformatorische middelbare scholen -verspreid over een aantal nevenvestigingen- mee. De RD-bijlage Talent is maandag in zijn geheel aan het filmthema gewijd. Slechts een op de drie jongeren geeft aan dat er thuis controle is op het kijken naar films. Het kijken daarnaar is gemeengoed: een op de tien jongeren zegt dat niet te doen. Zes op de tien jongeren bekijken minstens wekelijks een film, blijkt uit het onderzoek. Drie jaar geleden, bij een grootschaliger RD-onderzoek naar het mediagebruik onder jongeren, zeiden nog vier op de tien jongeren een of meerdere keren per week een film te bekijken. Als reden om te kijken noemen de meeste scholieren ontspanning en gezelligheid. Humorfilms staan boven aan het verlanglijstje van veel reformatorische jongeren: voor twee derde van de kijkers is dat een gewild genre. Christelijk georiënteerde films doen het aanzienlijk minder goed: 36 procent zegt dat een belangrijk thema te vinden. Meer dan de helft van de jongeren erkent dat een deel van de films die ze hebben gezien, niet door de beugel kunnen. Over het algemeen zijn ze niet gediend van films waarin de draak wordt gestoken met het geloof of waarin occultisme een rol speelt. Films waarin vloeken, geweld of seksscènes voorkomen, worden minder kritisch bejegend. Veruit de meest films worden gekocht in de winkel (47 procent). Ook lenen veel leerlingen elkaars dvd’s (36 procent). Veel jongeren kijken vooral met hun vrienden naar een film. „Ik koop ze nooit zelf, maar kijk altijd alleen bij mijn vriendinnen”, zo luidt een van de reacties.
Jongeren en film Slechts een op de tien reformatorische jongeren kijkt zelden of nooit een film, de rest doet dat zeer regelmatig wél. De meerderheid erkent bovendien dat de inhoud van zo’n film niet altijd door de beugel kan. Vloeken, geweld en erotische scènes vormen voor hen meestal geen reden om met kijken te stoppen, de grens ligt pas bij occultisme en spot met het christelijk geloof. Er is thuis vaak weinig controle op het kijkgedrag, en er wordt ook weinig over gepraat. De bijlage Talent is maandag gewijd aan het kijkgedrag van reformatorische jongeren. Hoe kritisch zijn zij in hun omgaan met speelfilms, en hoe begeleiden ouders en docenten hen daarin? Geruisloos is er in de gereformeerde gezindte een wissel omgegaan, zo blijkt uit dit onderzoek. In de traditie van de Nadere Reformatie was het immers gebruikelijk om toneel -de lijn naar de speelfilm is gemakkelijk te trekken- principieel af te wijzen. Die gedachtegang wordt vandaag in reformatorisch Nederland helaas steeds meer vervangen door een pragmatische. Film of toneel zijn op zichzelf niet verkeerd, vinden velen. Alleen botst het overgrote deel van de films en toneelstukken zodanig met de christelijke moraal dat het onverantwoord is om ernaar te kijken. Dat is een fundamenteel ander uitgangspunt dan vroeger. Wie niet het medium op zichzelf afwijst, alleen de inhoud ervan, is gedwongen over zijn grenzen na te denken. Die discussie is in de gereformeerde gezindte nauwelijks gevoerd. Is het gesprek in het verleden niet te vaak beperkt gebleven tot een duidelijke, principiële afwijzing van speelfilms in het algemeen? De opinieleiders hadden het weer helder gezegd, de grenzen waren duidelijk - en intussen gingen jongeren -en ouderen- gewoon hun eigen gang. Zo groeiden theorie en praktijk steeds verder uit elkaar, tot de kloof tussen beide een gapend gat geworden was. Met het levensgrote risico van een dubbele moraal: we vinden in theorie dat we iets niet moeten doen, maar in de praktijk doen we het toch. Als één ding duidelijk wordt uit de reacties van jongeren, ouders en leraren, dan is het dit: hier moet over gepraat worden. Het gesprek in de gezinnen wordt te weinig gevoerd, zo blijkt ondubbelzinnig uit de enquête. Maar wie niet leert dat het christelijk geloof invloed heeft op het persoonlijk gedrag, op álle terreinen van het leven, blijft hoogstens uit angst of sociale wenselijkheid vasthouden aan de normen van vroeger. En daarmee is dan de innerlijke uitholling van het reformatorische christendom begonnen. Een systeem van gedragsregels is immers niet voldoende, het gaat om de persoonlijke verhouding tot God - en dat vertaalt zich dan als vanzelf naar praktische keuzes. Waarom doen we iets wel of niet? Het is te simpel om een medium op zichzelf af te wijzen, dat heeft de geschiedenis wel geleerd. Wat met de televisie buiten de deur gehouden werd, kwam via de computer toch het huis binnen. De discussie moet dus inhoudelijker gevoerd worden. Hoe brengen we als reformatorische christenen het ”in de wereld, niet van de wereld” in de praktijk? Hoe kunnen we, zonder het besef van vreemdelingschap te verliezen, ons bezighouden met de werkelijkheid van vandaag? Liggen de grenzen voor iedereen hetzelfde, of zijn ze voor een deel afhankelijk van opleiding, maatschappelijke positie, leeftijd? Wat valt er over toneel en film te zeggen in het kader van ontwikkelingspsychologie, tijdsbesteding en geloofsoverdracht? Hoe historisch beladen is de hele discussie? Maar vooral: zijn wij wel christenen in de ware betekenis van het woord? En welke invloed hebben Gods geboden dan op onze vrijetijdsbesteding? Wie met die vragen tot zichzelf inkeert, hoeft niet direct meer over anderen te oordelen. Die heeft genoeg aan zichzelf. Maar dat maakt de bezinning niet minder noodzakelijk.
Flirten met films Speelfilms moet je per definitie afwijzen, dat was vroeger de heersende opvatting binnen de gereformeerde gezindte. Maar geen enkele leerling uit atheneumklas 4Vm van de Pieter Zandt Scholengemeenschap in Kampen is het daarmee eens. Op zichzelf zijn films niet verkeerd, vinden ze, al is natuurlijk niet elke film even goed. Daarom moet je bij het kijken bepaalde grenzen in acht nemen. Of ze dat in de praktijk ook doen? "Niet altijd, je bent toch zo nieuwsgierig dat je 't wel wilt zien." Iedereen in de klas kijkt wel eens een film, sommigen doen het heel vaak. Via internet, dvd of video, thuis of in de bioscoop, met of zonder ouders erbij. Kan dat allemaal zomaar? vraagt docent J. A. Schouls. Een film geeft de werkelijkheid niet weer - dat heeft toch iets leugenachtigs? Onzin, vinden de jongeren. "Iedereen weet dat het een film is, dat het niet echt is. Als je weet dat iemand een geintje maakt, neem je dat toch ook niet serieus?" Ze durven dus zomaar afstand te nemen van een lange gereformeerde traditie, zegt Schouls. Vroeger werden toneel en film toch juist vanwege die leugenachtigheid afgekeurd? Dat kan wel zijn, vinden de leerlingen, maar volgens hen is met het spelen van een verzonnen verhaal op zichzelf niets mis. "Er staat nergens in de Bijbel dat het verboden is om een stukje te spelen. Maar wát er gespeeld wordt, moet niet strijdig zijn met Gods Woord." Bankovervallers Daarmee beginnen dan de problemen, want in de meeste films komen natuurlijk allerlei zaken voor die wel degelijk in strijd zijn met Gods geboden. Alle zonden zijn even erg, stelt een leerling, het maakt niet uit tegen welk gebod. Toch maken de meeste jongeren in de praktijk nogal onderscheid. "Of je mensen ziet liegen, of een moord ziet plegen - daar zit een groot verschil tussen!" "Overspel is erger dan stelen. Als iemand in een film met een vrouw naar bed gaat, dan gebeurt dat echt, die acteurs hebben dat in werkelijkheid moeten doen. Terwijl een diefstal alleen maar nagespeeld wordt." De strekking van een film is heel bepalend, vinden diverse leerlingen. "Geweld in een oorlogsfilm is heel anders dan in zomaar een schiet- en vechtfilm. In de oorlog is dat echt gebeurd, dat is toch de werkelijkheid geweest?" "Of neem een vent die vreemdgaat. Het maakt uit of hij dat geweldig vindt, of dat hij er spijt van krijgt. Je moet kijken hoe het verhaal afloopt." Die stelling brengt de gemoederen nogal in beweging. "Dus als een stelletje bankovervallers de politie te slim af is, dan is het een slechte film. En als de politie ze te pakken krijgt is het ineens een goede film." "Welnee, zoiets kan ook in het echt gebeuren, dan voel je je toch ook niet verantwoordelijk voor de afloop?" "Maar soms zit je helemaal in de geest van zo'n dief, dan hoop je dat hij het redt, en dus kies je eigenlijk partij voor het verkeerde." "Ja, da's nou juist de kick!" Invloed Waarop een discussie volgt over wat het nu precies betekent, dat je je inleeft in allerlei verkeerde dingen. "Ik kijk gewoon als buitenstaander, ik bén die misdadiger toch niet?" "Maar ik ken iemand die altijd naar horrorfilms keek, en die is toen bezeten geraakt. Dan heeft het juist heel veel invloed!" Een paar jongens zijn niet zo onder de indruk van dit soort argumenten: "Je maakt toch zelf uit wat je ziet, dan bepaal je toch ook zelf of het je beïnvloedt?" Anderen vinden dat weer al te simpel gedacht: "Soms besef je het niet. Er blijft altijd iets van hangen, ook al zeg je zelf dat je niet zo beïnvloedbaar bent." Er is wel verschil per persoon, vinden de meesten. "Sommige mensen kunnen beter tegen geweld dan andere. Ik denk dat de een daar veel gevoeliger voor is dan de ander." "Het is anders dan wanneer je een boek leest. Beelden zijn veel krachtiger dan woorden." "Nou,
ik zie geen verschil. Als je dingen vaker ziet, worden ze steeds gewoner. Dan hebben ze niet meer zo'n invloed op je." "Ik denk juist dat het je heel erg beïnvloedt. Je gaat 's avonds bidden, kan dat dan zonder dat je de hele tijd die beelden voor je ziet?" Dikwijls hangt het ervan af hoe duidelijk dingen uitgebeeld worden, vinden de jongeren. "Erotiek hoeft bijvoorbeeld helemaal niet in beeld gebracht te worden, dat kun je ook suggereren." Is dat laatste dan zo veel beter? vraagt Schouls. "Dat ligt aan je eigen geest", erkent een leerling, "suggestieve beelden kunnen ook verkeerde gedachten bij je oproepen." Het gaat dus niet alleen om de beelden op zich, benadrukt de docent, maar ook om de uitwerking ervan in jezelf. Grenzen De meeste jongeren in deze klas lijken behoorlijk nagedacht te hebben over de grenzen die je zou moeten trekken bij het bekijken van films. Maar hoe doen ze dat nu zelf, houden ze zich ook aan die grenzen? Een paar leerlingen kijken gewoon alles wat ze maar willen, anderen maken een bewustere keus. "Ik sta voor zo'n rek met films niet te bedenken wat kan en wat niet." "Je kiest gewoon wat je leuk lijkt, en of het dan verantwoord is - daar kom je natuurlijk pas achter als je het bekeken hebt." "Nou, aan de buitenkant kun je anders ook al heel veel zien. Als je daar een vent met een pistool ziet tegen een achtergrond van vlammen, of een halfnaakte vrouw, dan weet je toch al genoeg?" "Ik lees altijd de tekst op de achterkant, dan heb je best een goede indruk." "Je kunt ook naar de icoontjes kijken, of er grof taalgebruik of seks in voorkomt." En bekijken ze dan zo'n film ook niet? "Als ik verwacht dat het geen goede film is, dan doe ik het niet", zegt een jongen. "In elk geval kóóp ik hem dan niet", relativeert een klasgenoot. Maar er zijn ook andere geluiden: "Ik wil dan toch wel zien wat er in zo'n film gebeurt." Ook als het in de loop van een film uit de hand loopt, betekent dat nog niet dat de zaak stopgezet wordt: "Je bent zo nieuwsgierig dat je dan toch weten wilt hoe het afloopt." Een meisje vertelt dat ze duidelijke grenzen stelt: "Veel geweld en schieten schrikt me af." "Kijk je daar dan niet naar vanwege jezelf, of vanwege de Bijbel?" vraagt Schouls. Zijn leerlinge blijft eerlijk: "Vanwege mezelf." Ouders De meeste jongeren geven aan dat hun ouders een rol spelen bij hun kijkgedrag. "Natuurlijk, je opvoeding heeft altijd invloed." "Bij mijn ouders komt echt niet alles binnen." Ouders willen de zaak in de meeste gevallen wel graag begeleiden. "Dat proberen ze tenminste." "Maar ja, op internet staan ook heel veel films. En je kunt bij familie of vrienden gaan kijken..." "Ik kijk altijd eerst zelf, en als ik het dan een goede film vind, laat ik hem ook aan mijn ouders zien. Andere films stop ik gewoon weg." "Mijn ouders kijken zelf ook wel een dvd'tje..." "Ik mag alles kijken wat ik wil, alleen niet als m'n broertjes en zusjes meekijken." Wordt er thuis veel over dit soort dingen gepraat? vraagt Schouls. Op dat punt blijkt er nogal verschil te zijn tussen de leerlingen: bij de ene helft komt het onderwerp in het gezin wel aan de orde, bij de andere helft niet. "Mijn ouders zeggen het alleen als het niet mag, verder zeggen ze er niks van." "Mijn vader houdt zelf ook wel van een dvd'tje, die kijkt vaak mee. En dan stelt hij wel duidelijke grenzen." Zouden ze dat zelf ook doen, als opvoeders? Ja, dat wel. Eigenlijk zou bijna iedereen voor z'n kinderen strenger zijn dan voor zichzelf. Maar helemaal eerlijk is dat niet, vindt een jongen. "Mijn vader wil het niet toegeven, maar zelf vindt hij sommige films ook prachtig. En dan mogen we ze toch niet zien. Dat zou ik anders doen. Als ik nu zelf ook van alles kijk, kan ik het later anderen niet verbieden." (Kader)
Bewustwording op school Drs. J. A. Schouls, docent godsdienst en maatschappijleer, geeft les aan atheneumklas 4Vm van de Pieter Zandt Scholengemeenschap. Hij voerde het klassengesprek waarvan op deze pagina verslag wordt gedaan. Hoe probeert hij als docent zijn leerlingen op het punt van mediagebruik te begeleiden? "De bezinning daarop begint niet in het voortgezet onderwijs", zegt Schouls. "Het begint daar waar de gewetensvorming begint, bij het kleine kind in het gezin, gevoed door de liefde en bewogenheid van de ouders. De gevoeligheid voor het goede en het kwade wordt verder gevormd op de basisschool, juist ook binnen een hechte relatie tussen de onderwijzer(es) en het kind. In het voortgezet onderwijs kun je slechts voortborduren op wat al gevormd is. Sleutelwoorden daarbij zijn bewustwording en verheldering. De jongeren moeten nadenken over de keuzen die ze maken: waarom vind ik die film mooi, waarom die niet. Ik stel daarbij voortdurend vragen om door de redeneringen heen te prikken en de motieven bloot te leggen. Het is echter niet bepalend wat ik vind, maar wat God ervan vindt. En dat is helder verwoord in Gods tien onveranderlijke normen. De confrontatie daarmee kan ver gaan. Kun je genieten van zonden waarvan in de Bijbel gezegd wordt dat de bedrijvers ervan het Koninkrijk van God niet kunnen ingaan? Heeft het geen grote consequenties voor je eigen leven als je zonden ziet als een vorm van amusement? En wat te denken van een uitslijtend normbesef, als je jezelf er maar vaak genoeg aan blootstelt? Daarnaast is het van belang om mediaproducties ook te zien als uiting van de geseculariseerde cultuur. En dan staan christenen helemaal niet alleen in hun kritiek op de media. Juist voor onze leerlingen is een cultuurkritische benadering van betekenis. Die kan morele argumenten bevestigen. En dan kan wel degelijk gebruikgemaakt worden van de Frankfurter Schule, die vanuit een marxistische visie duidelijk maakt dat de massacultuur mensen manipuleert en heersende waarden overdraagt. En ook van Neil Postman met zijn analyse van de beeldcultuur, waarin het begrip waarheid een hele andere invulling krijgt. De basis voor verantwoord mediagebruik blijft echter thuis liggen, ook als de jongeren in het voortgezet onderwijs zitten. Verder doen ouders er goed aan ook met elkaar erover te spreken. Zowel de school als de kerk kan hierbij van betekenis zijn. Het spreken met elkaar scherpt je denken en motiveert je om er in ook je eigen gezin werk van te maken.