Een netwerk aanleggen # kabels en netwerkkaart aansluiten # Internet delen (thuisnetwerk) # en alles testen (bron; http://www.tekstenuitleg.net/artikelen/netwerken) Introductie Steeds meer mensen hebben meerdere computers in huis. De desktop computer die er sowieso al stond, de laptop van werk, de typemachien van moeders of de computer voor de kids. Er komt in het leven van elke computerhobbyist een moment dat-ie al zijn computers met elkaar wil laten kennis maken. Het wordt tijd voor het aanleggen van een netwerk. Een netwerk aanleggen biedt voordelen. Zeker als er een snelle internetverbinding in huis is is het gemakkelijk om deze de delen met meerdere computers. Daarnaast kun je bestanden delen tussen netwerkcomputers, online of op het thuisnetwerk spelletjes spelen en meer. In deze uitleg laat ik zien hoe je een eenvoudig netwerk kan aanleggen. Ik ga ervan uit dat je Windows gebruikt, maar ook bij dit artikel gelden de principes voor meerdere besturingssystemen.
Gebruikte techniek Een netwerk bestaat uit 2 of meer computers die met elkaar kunnen communiceren. Meestal zijn de computers fysiek met elkaar verbonden door een kabel en netwerkkaarten, maar draadloze verbindingen zijn op dit moment sterk in opkomst. De meest gebruikte netwerktechniek is ethernet. Voor thuisnetwerken is het zelfs dÉ standaard. In deze uitleg zullen we een ethernet netwerk aanleggen met netwerkkaarten en UTP bekabeling.
Protocol Om op een netwerk te kunnen communiceren gelden er altijd bepaalde regels. Als computers bij het verzenden van data niet bepaalde afspraken zouden maken zou data verkeerd aankomen, niet begrepen worden en mogelijk vergeten of teruggestuurd worden. De regels voor netwerkcommunicatie tussen twee of meer computers zijn vastgelegd in een protocol . De meeste thuisnetwerken gebruiken het TCP/IP protocol om computers met elkaar te laten communiceren. Webpagina's worden op internet ook verzonden via het TCP/IP protocol (meer specifiek: het HTTP protocol, een protocol dat gebruikt maakt van TCP/IP). Hiermee zijn de meest basale voorwaarden voor een netwerk geschapen: een verbinding (fysiek dan wel draadloos) en een protocol voor de netwerkcommunicatie. In de 'netwerk aanleggen' guide leggen we een fysiek netwerk aan, dus alleen nog maar de hardware. Met de andere guides op deze site kun je je netwerk echt gaan gebruiken door een internetverbinding te verdelen over de netwerkcomputers of door bestanden te delen tussen netwerkcomputers.
Netwerkkaart Voordat je het eigenlijke netwerk gaat aanleggen moet elke computer uitgerust zijn met een netwerkkaart. Vaak hebben computers een ingebouwde netwerkkaart op het moederbord. Zo niet, dan wordt er gebruik gemaakt van een PCI netwerkkaart die in een PCI slot op het moedebord gezet wordt (zie afbeelding). De gangbare snelheid voor netwerkaarten was 10/100 Mbits. Tegenwoordig is 1 Gigabit de gengbare snelheid. 1 Gigabit maakt een doorvoersnelheid van zo'n 100 Mb per seconde mogelijk, mits er aan de andere kant ook een 1 Gigabitskaart aanwezig is natuurlijk.
Een 10/100 mbits netwerkkaart
Hub / switch Een hub of switch is een netwerkkruispunt. Switches en hubs zijn voorzien van poorten om UTP kabels in te steken. Je kunt zo netwerkcomputers met elkaar verbinden. Een hub en een switch voeren dezelfde taak uit op een verschillende manier. Een switch stuurt data direct naar de juiste computer door, terwijl een hub data stuurt naar alle computers in een netwerk. De computers beslissen dan zelf of de data voor hen bestemd is of niet.
Het snelheidsverschil is voor thuisnetwerken echter niet merkbaar bij het surfen op internet, maar wel bij het versturen van bestanden tussen netwerkcomputers. Een switch is aan te raden, zeker gezien het geringe prijsverschil met een hub.
Opstellingen thuisnetwerken Het simpelste thuisnetwerk bestaat uit 2 computers die verbonden zijn met een crossover UTP kabel. Er is geen switch of hub nodig.
Wil je een netwerk aanleggen met meer dan 2 computers dan worden de netwerkcomputers verbonden met een hub of een switch.
Als je op je netwerk een internetverbinding gaat delen dan moet er tussen de twee netwerken, internet en het thuisnetwerk, een apparaat staan dat het verkeer regelt: een router. De router komt tussen de switch of hub en de modem. De belangrijkste taak van de router is zorgen dat verkeer vanaf het internet op de juiste netwerk pc terecht komt en andersom.
Gecombineerde modems, routers en switches Het overzicht van een thuisnetwerk met gedeelde internetverbinding hierboven is de meest gangbare opstelling voor een thuisnetwerk. De modem, router en hub of switch kunnen 3 verschillende apparaten zijn, maar er zijn ook geÏntegreerde oplossingen verkrijgbaar. Een hardware router heeft bijvoorbeeld bijna altijd een ingebouwde switch. Meestal kan je daarom op een hardware router direct 4 tot 8 computers aansluiten. Onder de naam modemrouter of multi-pc modem worden apparaten verkocht, die zowel een modem, een router als een switch ingebouwd hebben. Een echte totaaloplossing dus. Vaak hangt het van de internetprovider af welke oplossingen aangeboden en ondersteund worden.
Bij een netwerk met software routing zijn modem, router pc en hub of switch aparte apparaten. De router pc heeft twee netwerkverbdindingen, één verbinding met de modem en één verbinding met de hub of switch.
Netwerkkaart installeren Als je gebruikt maakt van een pc als router moet deze pc twee netwerkkaarten hebben. Eén voor de verbinding met de switch of hub en één voor de verbinding met de modem. Als je een USB modem hebt gebruik je natuurlijk de USB poort in plaats van een van de netwerkkaarten. Alle netwerkcomputers (de clients) moeten uitgerust zijn met één netwerkkaart. In de meeste gevallen herkent en installeert Windows XP direct de netwerkkaart bij het opstarten. Check bij Start > Settings > Control Panel > System > tabblad Hardware > Device Manager onder 'Network adapters' of de kaarten juist geïnstalleerd zijn.
Als de netwerkkaart voorzien is van lampjes dan moeten deze gaan branden zodra er een netwerkkabel ingeplugd is. Mits aan de andere kant van de kabel een werkend netwerkapparaat (pc, switch, router, etc) hangt wel te verstaan.
Kabels aansluiten Software routing In een thuisnetwerk met software routing ziet de bekabeling eruit als in onderstaand overzicht.
De UTP crossover kabel van de router pc naar de switch moet in de 'uplink' poort van de switch zitten. De uplink poort staat vaak een stukje verwijderd van de normale poorten. Je ziet dat er in de afbeelding hierboven 'vaak' staat bij de verbinding tussen de router computer en de hub of switch. Die verbinding kan ook met een normale straight UTP kabel gemaakt worden als je een normale (niet uplink) poort op de switch of hub gebruikt.
Hardware routing De bekabeling in een netwerk met een hardware router is iets eenvoudiger, getuige onderstaande afbeelding. Heb je in plaats van een gewone router een modemrouter (multi-pc modem) dan wordt het nog makkelijker. Je hoeft dan alleen de telefoonlijn in te pluggen aan de ene kant en de netwerkcomputers aan de andere kant. De UTP crossed kabel naar de router moet in de WAN (Wide Area Network) poort van de router zitten.
Conclusie en tests Als het goed is hebt je nu met succes een fysiek netwerk aangelegd. Dat wil echter nog niet zeggen dat je gelijk een gedeelde internetverbinding hebt. Hiervoor moet je soms nog de router configureren. Om te zien of de netwerkonderdelen goed verbonden zijn en met elkaar kunnen 'praten' kun je een aantal simpele tests doen.
Ipconfig Als je computer verbonden is met een router (hardware dan wel software) dan krijgt de computer vaak automatisch ip instellingen toegewezen door de router. Dat gaat via DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol). Ga naar de command prompt van Windows. In Windows XP open je deze door start > run (uitvoeren) te kiezen en 'cmd' in te typen. In de command prompt type je het commando 'ipconfig'.
Het voorbeeld hiervoven is van een draadloze verbinding, maar dat maakt verder niets uit. De computer moet een ip adres hebben, een subnet mask en een standaard gateway adres. Merk op dat het standaard gateway adres het adres van de router is, de 'standaard toegangsweg' naar het andere netwerk, namelijk het internet. Als ipconfig een ip adres oplevert dat met 169 begint, dan is er iets mis. Als Windows geen ip gegevens kan verkrijgen via het netwerk, dan wijst Windows zichzelf een 'nep' ip adres toe in de range 169.xxx.xxx.xxx. Controleer in dit geval of alles correct aangesloten is en of je kan pingen.
Pingen Pingen is een eenvoudig netwerkcommando dat gebruikt wordt om te zien of een computer of netwerkapparaat aan staat en verbindingen aan kan gaan. Simpel gezegd is pingen even 'hallo' tegen een andere computer of router en wachten of er antwoord komt. Om de verbinding van een netwerkcomputer met de router te testen ga je wederom naar de command prompt en type je 'ping xxx.xxx.xxx.xxx'. Op de xxx-jes komt het ip adres van de router, ofwel het 'default gateway'adres dat je kreeg toen je ipconfig intypte. Als het goed is krijg je antwoord, als het fout krijg je (bijvoorbeeld) een 'timeout'.
Router Als je met ipconfig de juiste ip gegevens krijgt en je kan de router pingen, dan is de kans aanzienlijk dat je meteen toegang tot internet hebt. Zo niet, dan moet je wellicht even de handleiding van de (hardware) router raadplegen om te zien of er nog wat geconfigureerd moet worden. Sowieso is het aan te raden om de handleiding te raadplegen, omdat een router vaak niet in een keer goed beveiligd is. Ik raad aan om sowieso een router wachtwoord in te stellen en controleer of de firewall in de router aan staat! Gebruik je een software router dan moet de routing software nog ingesteld worden. Hierover gaat het artikel internet delen met Windows. In dit artikel leg ik uit hoe je een internetverbinding deelt met Windows Internet Connection Sharing, de ingebouwde routing software van Windows.
Internet delen met Windows XP Introductie Internet delen met Windows Internet Connection Sharing (ICS) is een populaire oplossing voor het delen van een kabel of ADSL internetverbinding. Een computer met ICS kan zijn internetverbinding delen met een andere computer of met een netwerk. De computer die internet gaat delen beschikt daartoe over twee netwerkverbindingen: de internetverbinding en een verbinding met een andere computer of netwerk In dit artikel leer je internet delen op een netwerk met behulp van Windows ICS. De voorbeelden in dit artikel komen uit Windows XP professional. Ze zijn echter grotendeels ook van toepassing op andere Windows versies, omdat de principes en instellingen algemeen gelden. Het is handig als je al een werkend netwerk hebt liggen. Zie het artikel Een netwerk aanleggen als je nog geen netwerk hebt. Op deze en de volgende pagina vind je achtergrondinformatie over internet delen, IP adressen en het TCP/IP protocol. Als je haast hebt begin je op pagina 3; Netwerk clients instellen.
Waarom internet delen? Op internet heeft elke computer een uniek 'IP adres' dat hem in staat stelt met andere computers op internet te communiceren. Het IP adres dat je gebruikt om mee te internetten wordt toegewezen door de internet provider zodra de modem aan gezet wordt of op het moment dat er ingebeld wordt. Een IP adres moet altijd uniek zijn op een netwerk, anders ontstaan er conflicten bij het afleveren van informatie. De internet provider heeft een collectie unieke ip adressen die uitgedeeld worden aan gebruikers. Op het moment dat jouw modem contact maakt met de provider krijg je één van deze adressen toegewezen. Je krijgt een IP adres uit de zogeheten 'IP pool' van de provider. Bij een internetaansluiting krijg je meestal (particulieren altijd) maar één uniek IP adres tot je beschikking en niet eens altijd hetzelfde. Als je de internetverbinding wil delen met een netwerk van computers, dan zul je met meerdere computers tegelijk van het ene internet IP adres gebruik moeten maken. Je kunt dit 'probleem' verhelpen door een netwerk aan te leggen met speciale lokale netwerkadressen. Deze zijn alleen voor 'lokale' netwerken (LANs) en worden niet op internet gebruikt. Bovendien zijn ze niet zichtbaar op internet.
Een routingprogramma zoals ICS regelt het verkeer tussen de IP adressen in het lokale netwerk en IP adressen op het internet. De computer met ICS beschikt zoals eerder gezegd over twee netwerkverbindingen. De computer beschikt daarom ook over 2 ip adressen. Het eerste ip adres is het unieke ip adres van de provider dat op internet zichtbaar is, het tweede ip adres is het lokale netwerkadres. Het routingprogramma
ICS kan het verkeer regelen tussen deze twee ip adressen, waardoor communicatie tussen het lokale netwerk en internet mogelijk wordt.
TCP/IP in een thuisnetwerk Om internet te delen op een netwerk gebruik je een router. Routers heb je in vele verschillende soorten en maten. Het belangrijkste onderscheid is misschien wel dat tussen een hardware en een software router. Een hardware router is een speciaal apparaat om mee te routen. Een software router is een computer die uitgerust is met routing software. Windows XP heeft een ingebouwd routing programma dat toepasselijk 'Internet Connection Sharing' is genoemd. Je kunt met een Windows XP computer direct een internetverbinding delen met een netwerk. Voordat je ICS activeert is het handig om wat te weten van de TCP/IP instellingen.
TCP/IP Transmission Control Protocol/Internet Protocol is een verzameling van protocollen die het verzenden van data over het internet mogelijk maakt. Onder andere HTTP en FTP zijn gebasseerd op TCP/IP. TCP/IP is een mechanisme dat data leest, in pakketjes verdeelt en verstuurt. Daarnaast kijkt het ook nog of pakketjes goed op hun bestemming zijn aangekomen en het stuurt pakketjes opnieuw als dat niet het geval is. TCP/IP vormt de basis van het internet en is wereldwijd het meest gebruikte netwerkprotocol. Het TCP/IP protocol is 'routable'. Door informatie aan pakketjes toe te voegen kan een router nagaan van welke (netwerk)computer een datapakketje afkomstig is en voor welke hij bestemd is. Dit maakt TCP/IP geschikt voor het delen van een internetverbinding. Wil je internet delen op een netwerk, dan moet op alle pc's het TCP/IP protocol geïnstalleerd zijn. Bij Windows XP, Windows 2000 en Windows Me en Windows 98SE is TCP/IP standaard aanwezig.
TCP/IP en Windows ICS Zoals eerder gezegd worden op het lokale netwerk speciale ip adressen gebruikt. Welke ip adressen dat mogen zijn is vastgesteld door 'the Internet Assigned Numbers Autority' (IANA). The Internet Assigned Numbers Authority (IANA) has reserved the following three blocks of the IP address space for private internets: 10.0.0.0 - 10.255.255.255 (10/8 prefix) 172.16.0.0 - 172.31.255.255 (172.16/12 prefix) 192.168.0.0 - 192.168.255.255 (192.168/16 prefix) Bron: iana.org Windows ICS dwingt het gebruik van de range 192.168.0.x af. De verbinding met het lokale netwerk op de computer met ICS krijgt automatisch 192.168.0.1 toegewezen door Windows. Voor de netwerkcomputers moet je daarom adressen van 192.168.0.2 tot en met 192.168.0.254 gebruiken.
TCP/IP zelf instellen of DHCP DHCP staat voor Dynamic Host Configuration Protocol. Dat klinkt ingewikkeld, maar is eigenlijk erg simpel. Als een netwerkcomputer gebruik wil maken van een netwerkverbinding (om bijvoorbeeld internet te ontvangen) moet-ie een ip adres, een subnetmasker, een default gateway en DNS adressen weten. Kortom, de TCP/IP gegevens moeten bekend zijn. Je kunt deze zelf op elke netwerkcomputer invullen, maar je kunt ze ook automatisch door de router laten toekennen. Dat automatisch toekennen gaat met behulp van DHCP. ICS fungeert naast router ook als DHCP server. Je laat een netwerkcomputer gebruik maken van DHCP door simpelweg 'Obtain an IP address automatically' en 'Obtain DNS server address automatically' te selecteren bij de TCP/IP instellingen van een netwerkverbding. Op de volgende pagina gaan we in op de werkelijke instellingen.
Netwerk clients instellen Hieronder staan de (TCP/IP) instellingen voor de clients in het netwerk. Dit zijn alle computers, behalve de router computer met ICS. Elke netwerkcomputer moet de juiste TCP/IP gegevens hebben om deel te kunnen nemen in het netwerk. Ga naar start > settings > control panel en kies 'network connections'. Dubbelklik op de netwerkverbinding en kies 'properties'. In het properties scherm scroll je omlaag in de lijst en dubbelklik je onderaan op 'Internet Protocol (TCP/IP)'. Als je de vorige pagina gelezen hebt weet je dat je kunt kiezen of je zelf de TCP/IP instellingen invult of dat je die laat toewijzen door DHCP. Wil je dat een client alle TCP/IP informatie automatisch krijgt toegewezen door de router computer, kies dan 'Obtain an IP address automatically' en 'Obtain DNS server address automatically' bij de TCP/IP instellingen van de netwerkverbinding. Je kunt de rest van deze pagina dan overslaan. Wil je het handmatig doen, lees dan verder.
IP adres Elke client krijgt een uniek ip adres: 192.168.0.x, waarbij x 2 t/m 254 kan zijn. Je kunt zelf kiezen welke adressen je neemt. 192.168.0.2, 196.168.0.3, etc ligt voor de hand. Subnetmasker Het subnetmasker moet op alle netwerk clients op 255.255.255.0 staan. Standaard gateway Bij standaard gateway moet het ip adres van de 'internet gateway' ingevuld worden, ofwel het IP van de router computer. Windows XP zet bij het delen van een internetverbinding het lokale ip adres van de router automatisch op 192.168.0.1. Dit is dus het standaard gateway adres dat op de clients ingevuld moet worden.
DNS adressen Dit zijn de adressen van de DNS servers bij je provider. Deze staan waarschijnlijk op de site van je internetprovider of in een aanmeldbrief. Je kunt zelf echter ook op elk moment zien van welke DNS adressen jouw computer gebruik maakt. Open een command prompt (start > run/uitvoeren > type 'cmd') en type het commando 'ipconfig /all'. Onderaan in de lijst vind je de DNS server(s).
ICS host instellen Het feitelijke internet delen is een werkje van 10 seconden als het netwerk eenmaal werkt. Op de computer die de internetverbinding gaat verdelen neem je de volgende stappen.
Ga naar start > settings (instellingen) > control panel (configuratiescherm) Dubbelklik op 'network connections' en dubbelklik vervolgens op de internetverbinding Klik op de properties (eigenschappen) knop en kies het tabblad 'advanced' (geavanceerd). Vink "Allow other network users to connect through this internet connection........" aan
Als het goed is is de internetverbinding nu gedeeld over het netwerk. Je hoeft van te voren geen TCP/IP instellingen te doen op de computer met ICS. De internetverbinding werkt al (nemen we aan) en de TCP/IP instellingen voor de verbinding met het lokale netwerk worden gedaan door Windows. Je kunt als je ICS aan zet een melding krijgen dat de lokale netwerkverbinding ip adres 192.168.0.1 toegewezen krijgt.
Netwerk overzicht Hieronder staat een overzicht van het netwerk zoals het er uiteindelijk uit moet zien.
Van links naar rechts:
Internet Dit spreekt voor zichzelf. :) Modem Het kastje dat een computer met de internet provider verbindt. Computer met ICS De router computer. Deze pc heeft 2 netwerkverbindingen. (1) De internetverbding en (2) de verbinding met de switch of hub, ofwel met het lokale netwerk. Switch of hub Een netwerkkruispunt Netwerk computers De netwerkcomputers hebben maar één netwerkverbinding, namelijk die met de switch. Deze verbinding heeft een lokaal ip adres in de range 192.168.0.2 - 192.168.0.254. De default gateway is het ip adres van de computer die ICS draait. Dat is namelijk de 'gateway' naar het internet.
Is het je na het lezen van deze uitleg niet gelukt om internet te delen, bekijk dan het artikel Test je netwerk. Daar lees je hoe je de basale connectiviteit en de TCP/IP instellingen van je netwerk kunt testen.
Test je netwerk Introductie In dit artikel staat een aantal simpele tests waarmee je de connectiviteit en instellingen van je Windows (thuis)netwerk kunt nagaan. Ik ga uit van een bekabeld netwerk, maar de tests in dit artikel zijn ook van toepassing op een draadloos netwerk. Bij een draadloos netwerk kunnen echter nog wat meer instellingen testen dan bij een bekabeld netwerk. De tests in dit artikel volgen elkaar enigzins logisch op. De voorbeelden komen uit Windows XP Professional, maar zijn ook van toepassing op andere versies van Windows.
Firewall Een firewall beschermt je computer tegen inbrekers door communicatiepoorten op je computer dicht te zetten en door datastromen over open poorten te monitoren. Een firewall kan ervoor zorgen dat er geen verbinding gemaakt kan worden met een bepaalde service op een netwerk. Zeker firewalls voor Windows houden vaak rekening met de aanwezigheid van een (Windows) netwerk. Maar voor de zekerheid kun je de firewall uit zetten om te testen of deze misschien een bepaalde verbinding blokkeert. Als je je netwerk test is het aan te raden om dit te doen, omdat sommige firewalls 'ping requests' blokkeren. Op pingen kom ik later uitgebreid terug. Uiteraard moet de firewall na wel weer aan gezet worden als je klaar bent met het testen van je netwerk.
Netwerkkaarten Moderne netwerkkaarten zijn meestal voorzien van lampjes. Deze vormen een makkelijke test methode voor als je netwerk niet werkt. Als de kaart juist geïnstalleerd is en via de juiste UTP kabel verbonden is met een ander netwerkapparaat zoals een computer, een router of een switch, dan moeten de lampjes oplichten. Als er van een netwerkkaart de lampjes niet branden dan is de netwerkkaart is niet juist geïnstalleerd of de netwerkkaart is kapot of hij is niet verbonden met een (werkende) switch, hub, router of ander apparaat. Om te kijken of de netwerkkaart goed in geïnstalleerd ga je naar control panel (configuratiescherm)> system > tabblad hardware en je klikt vervolgens op 'device manager' (apparaatbeheer).
In de lijst moet onder 'network adapters' de netwerkkaart te zien zijn en er mogen geen foutmeldingen bij staan. Als er een uitroepeken of een kruisje bij de netwerkkaart staat dan kun je dubbelklikken op de kaart om te zien wat het probleem is. Waarschijnlijk is er geen of een verkeerde driver geïnstalleerd. Draadloze en gewone netwerkkaarten vind je beide onder 'network adapters'. Een netwerkkaart kan ook uitgeschakeld zijn. Je ziet dan een rood kruisje staan. Rechtermuisklik op de netwerkkaart en kies 'enable' om te proberen de netwerkkaart aan te zetten.
UTP kabels UTP kabels kunnen kapot en een daardoor verhinderd signaal kan er voor zorgen dat de lampjes op de netwerkkaart niet oplichten. Je kunt de kabel alleen testen door een vervangende kabel te gebruiken of hem 'door te meten'. Hier bestaat apparatuur voor, maar ik ga er vanuit dat je deze niet in huis hebt, waardoor vervangen de enige optie is om zeker te weten of de kabel werkt of niet. UTP kabels kunnen ook verkeerd gebruikt worden, aangezien er (grofweg) twee soorten UTP kabel bestaan, crossed UTP en straight UTP.
UTP netwerkkabel We gebruiken ook op kabelgebied de meest gangbare techniek, namelijk UTP kabel. UTP kabels komen in twee soorten, twisted en straight. Welke je waar nodig hebt komen we op terug. UTP staat voor Unshielded Twisted Pair en is de populairste kabelverbinding voor netwerken.
Hoe kan ik zien of een UTP kabel crossed of straight is? Het verschil tussen een straight en een crossed UTP kabel kan je zien door naar de stekkertjes te kijken. Bij een straight UTP kabel zijn van de pinnetjes van de twee stekkers 1 op 1 verbonden. Bij een crossover kabel worden 2 van de stekkerpinnetjes niet 1 op 1 verbonden.
Types UTP kabel Binnen het begrip UTP kabel is nog een aardig aantal subsoorten te vinden. Voor 10/100 mbits netwerken wordt in de regel cat5 UTP kabel gebruikt. Deze maakt snelheden tot 100 mbits/s mogelijk. Voor een gigabit verbinding (1000 mbits/s) moet minimaal cat5e gebruikt worden, of cat6 of cat7. Cat5 en cat5e zijn bij vrijwel elke computerwinkel verkrijgbaar.
Je kan andere kleuren gebruiken maar je moet wel de getwiste paren bij elkaar houden ! 1 op 1 maken is niet genoeg. Gebruik dus gewoon bovenste kleuren die standaard zijn. Verschillende "smaken bekabeling" :
CAT1 - Snelheden tot 1 Mbit/s - Wordt voornamelijk gebruikt voor analoge telefonie en eventueel ISDN. CAT2 - Snelheden tot 4 Mbit/s - Wordt Voornamelijk gebruikt in oude Token Ring netwerken. (4 Mbit/s) CAT3 - Snelheden tot 16 Mbit/s - Wordt gebruikt voor 10BaseT Ethernet en Token Ring. (Voor Token Ring 16/4 Mbit/s) CAT4 - Snelheden tot 20 Mbit/s - Wordt voornamelijk gebruikt voor 16 Mbit/s Token Ring. Komt voor de rest niet veel voor. CAT5 - Snelheden tot 100 Mbit/s - Tegenwoordig de meest voorkomende smaak kabel. Geschikt voor 100BaseTX Ethernet. CAT5E - Snelheden tot 1000 Mbit/s - In principe het "luxe" broertje van CAT5, ook geschikt voor Gigabit. Is dus minder gevoelig voor interferentie dan de normale CAT5. (niet over 100m) CAT6 - Snelheden tot 1000 Mbit/s - De standaard Gigabit kabel. (was er ook eerder dan CAT5E) CAT7 - Snelheden tot 1000 Mbit/s - Standaard staat nog niet helemaal vast. Is de bedoeling om gebruikt te worden voor Gigabit, maar dan voor langere afstanden dan CAT6.
De verschillen tussen de diverse CATegorieën bekabeling zit hem voornamelijk in afscherming voor interferentie, en dempingsfactor. Zo is bijvoorbeeld een CAT3 geschikt voor een 16 Mhz signaal, en CAT5 voor een 100Mhz signaal. (CAT5E=400 Mhz, CAT6=550 Mhz, CAT7=600Mhz.) Standaard kun je ervan uitgaan dat je UTP kabel 100 meter lang mag zijn tussen twee punten. (Hubs, PC's, enz.)
Hub / switch Een hub of switch is een netwerkkruispunt. Switches en hubs zijn voorzien van poorten om UTP kabels in te steken. Je kunt zo netwerkcomputers met elkaar verbinden. Een hub en een switch voeren dezelfde taak uit op een verschillende manier. Een switch stuurt data direct naar de juiste computer door, terwijl een hub data stuurt naar alle computers in een netwerk. De computers beslissen dan zelf of de data voor hen bestemd is of niet.
Het snelheidsverschil is voor thuisnetwerken echter niet merkbaar bij het surfen op internet, maar wel bij het versturen van bestanden tussen netwerkcomputers. Een switch is aan te raden, zeker gezien het geringe prijsverschil met een hub.
Opstellingen thuisnetwerken Het simpelste thuisnetwerk bestaat uit 2 computers die verbonden zijn met een crossover UTP kabel. Er is geen switch of hub nodig.
Wil je een netwerk aanleggen met meer dan 2 computers dan worden de netwerkcomputers verbonden met een hub of een switch.
Als je op je netwerk een internetverbinding gaat delen dan moet er tussen de twee netwerken, internet en het thuisnetwerk, een apparaat staan dat het verkeer regelt: een router. De router komt tussen de switch of hub en de modem. De belangrijkste taak van de router is zorgen dat verkeer vanaf het internet op de juiste netwerk pc terecht komt en andersom.
Gecombineerde modems, routers en switches Het overzicht van een thuisnetwerk met gedeelde internetverbinding hierboven is de meest gangbare opstelling voor een thuisnetwerk. De modem, router en hub of switch kunnen 3 verschillende apparaten zijn, maar er zijn ook geÏntegreerde oplossingen verkrijgbaar. Een hardware router heeft bijvoorbeeld bijna altijd een ingebouwde switch. Meestal kan je daarom op een hardware router direct 4 tot 8 computers aansluiten. Onder de naam modemrouter of multi-pc modem worden apparaten verkocht, die zowel een modem, een router als een switch ingebouwd hebben. Een echte totaaloplossing dus. Vaak hangt het van de internetprovider af welke oplossingen aangeboden en ondersteund worden.
Bij een netwerk met software routing zijn modem, router pc en hub of switch aparte apparaten. De router pc heeft twee netwerkverbdindingen, één verbinding met de modem en één verbinding met de hub of switch.
Netwerkkaart installeren Als je gebruikt maakt van een pc als router moet deze pc twee netwerkkaarten hebben. Eén voor de verbinding met de switch of hub en één voor de verbinding met de modem. Als je een USB modem hebt gebruik je natuurlijk de USB poort in plaats van een van de netwerkkaarten. Alle netwerkcomputers (de clients) moeten uitgerust zijn met één netwerkkaart. In de meeste gevallen herkent en installeert Windows XP direct de netwerkkaart bij het opstarten. Check bij Start > Settings > Control Panel > System > tabblad Hardware > Device Manager onder 'Network adapters' of de kaarten juist geïnstalleerd zijn.
Als de netwerkkaart voorzien is van lampjes dan moeten deze gaan branden zodra er een netwerkkabel ingeplugd is. Mits aan de andere kant van de kabel een werkend netwerkapparaat (pc, switch, router, etc) hangt wel te verstaan.
Kabels aansluiten Software routing In een thuisnetwerk met software routing ziet de bekabeling eruit als in onderstaand overzicht.
De UTP crossover kabel van de router pc naar de switch moet in de 'uplink' poort van de switch zitten. De uplink poort staat vaak een stukje verwijderd van de normale poorten. Je ziet dat er in de afbeelding hierboven 'vaak' staat bij de verbinding tussen de router computer en de hub of switch. Die verbinding kan ook met een normale straight UTP kabel gemaakt worden als je een normale (niet uplink) poort op de switch of hub gebruikt.
Hardware routing De bekabeling in een netwerk met een hardware router is iets eenvoudiger, getuige onderstaande afbeelding. Heb je in plaats van een gewone router een modemrouter (multi-pc modem) dan wordt het nog makkelijker.
Je hoeft dan alleen de telefoonlijn in te pluggen aan de ene kant en de netwerkcomputers aan de andere kant. De UTP crossed kabel naar de router moet in de WAN (Wide Area Network) poort van de router zitten.
Conclusie en tests Als het goed is hebt je nu met succes een fysiek netwerk aangelegd. Dat wil echter nog niet zeggen dat je gelijk een gedeelde internetverbinding hebt. Hiervoor moet je soms nog de router configureren. Om te zien of de netwerkonderdelen goed verbonden zijn en met elkaar kunnen 'praten' kun je een aantal simpele tests doen.
Ipconfig Als je computer verbonden is met een router (hardware dan wel software) dan krijgt de computer vaak automatisch ip instellingen toegewezen door de router. Dat gaat via DHCP (Dynamic Host Configuration Protocol). Ga naar de command prompt van Windows. In Windows XP open je deze door start > run (uitvoeren) te kiezen en 'cmd' in te typen. In de command prompt type je het commando 'ipconfig'.
Het voorbeeld hiervoven is van een draadloze verbinding, maar dat maakt verder niets uit. De computer moet een ip adres hebben, een subnet mask en een standaard gateway adres. Merk op dat het standaard gateway adres het adres van de router is, de 'standaard toegangsweg' naar het andere netwerk, namelijk het internet. Als ipconfig een ip adres oplevert dat met 169 begint, dan is er iets mis. Als Windows geen ip gegevens kan verkrijgen via het netwerk, dan wijst Windows zichzelf een 'nep' ip adres toe in de range 169.xxx.xxx.xxx. Controleer in dit geval of alles correct aangesloten is en of je kan pingen.
Pingen Pingen is een eenvoudig netwerkcommando dat gebruikt wordt om te zien of een computer of netwerkapparaat aan staat en verbindingen aan kan gaan. Simpel gezegd is pingen even 'hallo' tegen een
andere computer of router en wachten of er antwoord komt. Om de verbinding van een netwerkcomputer met de router te testen ga je wederom naar de command prompt en type je 'ping xxx.xxx.xxx.xxx'. Op de xxx-jes komt het ip adres van de router, ofwel het 'default gateway'adres dat je kreeg toen je ipconfig intypte. Als het goed is krijg je antwoord, als het fout krijg je (bijvoorbeeld) een 'timeout'.
Router Als je met ipconfig de juiste ip gegevens krijgt en je kan de router pingen, dan is de kans aanzienlijk dat je meteen toegang tot internet hebt. Zo niet, dan moet je wellicht even de handleiding van de (hardware) router raadplegen om te zien of er nog wat geconfigureerd moet worden. Sowieso is het aan te raden om de handleiding te raadplegen, omdat een router vaak niet in een keer goed beveiligd is. Ik raad aan om sowieso een router wachtwoord in te stellen en controleer of de firewall in de router aan staat!