Gebruiksaanwijzing
Papierhandleiding
Voor een veilig en correct gebruik, dient u de Veiligheidsinformatie in "Lees dit eerst" te lezen voordat u het apparaat gebruikt.
INHOUDSOPGAVE Inleiding...............................................................................................................................................................3
1. Eigenschappen en de toestand van papier Papiereigenschappen........................................................................................................................................ 5 Samenstelling van papier.............................................................................................................................. 5 Wrijvingseigenschappen............................................................................................................................... 5 Gladheid van het oppervlak......................................................................................................................... 5 Weerstand tegen hoge temperaturen.......................................................................................................... 6 Vochtigheidsgraad.........................................................................................................................................6 Flexibiliteit van papier (stijfheid)....................................................................................................................7 Soortelijke weerstand van het oppervlak..................................................................................................... 8 Toestand van papier...........................................................................................................................................9 Scheuren, rimpels en vouwen....................................................................................................................... 9 Krullen...........................................................................................................................................................10 Snijdrand...................................................................................................................................................... 11 Papierstructuur..............................................................................................................................................12
2. Omgaan met papier Papier plaatsen.................................................................................................................................................13 Hoe houd ik papier vast?............................................................................................................................ 15 Hoe plaats ik papier?.................................................................................................................................. 16 Papier opslaan................................................................................................................................................. 18 Voorzorgsmaatregelen tijdens transport........................................................................................................ 19 Het gebruik van speciale papiertypen........................................................................................................... 20 Gerecycled papier...................................................................................................................................... 20 Voorbedrukt papier..................................................................................................................................... 20 Gekleurd papier, zwart papier.................................................................................................................. 21 Voorgeperforeerd papier............................................................................................................................22 Overheadsheets...........................................................................................................................................22 Etiketten en drukgevoelig papier................................................................................................................ 23 Enveloppen...................................................................................................................................................23 Metallic papier, parelmoer papier.............................................................................................................23 Synthetisch papier........................................................................................................................................23 Magnetisch papier...................................................................................................................................... 23
1
3. Bijlage Omrekentabel voor papiergewichten............................................................................................................ 25 Voorgeperforeerd papier dat gebruikt kan worden..................................................................................... 27
INDEX............................................................................................................................................................. 29
2
Inleiding Deze handleiding geeft uitleg over papiereigenschappen en hoe er met papier moet worden omgegaan om de juiste afdrukkwaliteit en consistente prestaties van het apparaat te krijgen. Voor meer informatie over papiertypen, -gewichten en -formaten die door het apparaat worden ondersteund, raadpleegt u de handleidingen die met het apparaat zijn meegeleverd. Het apparaat ondersteunt normaal en gecoat papier, maar ook een aantal andere papiersoorten. De eigenschappen en voorwaarden van sommige papiersoorten kunnen echter leiden tot een lagere afdrukkwaliteit. Daarnaast kunnen de eigenschappen en condities van het papier wisselend zijn, zelfs als het om hetzelfde product gaat. Daarom raden wij u aan om papier eerst te testen voordat u het papier in het apparaat gebruikt. Raadpleeg uw verkoop- of onderhoudsvertegenwoordiger voor meer informatie.
3
4
1. Eigenschappen en de toestand van papier In dit hoofdstuk worden de eigenschappen en de verschillende condities waarin papier zich kan verkeren, uitgelegd.
Papiereigenschappen Dit onderdeel beschrijft hoe de eigenschappen van papier de afdrukkwaliteit en de doorvoer van papier in het apparaat kunnen beïnvloeden.
Samenstelling van papier
• Gebruik geen zuurhoudend papier aangezien dit de achteruitgang van de fotogeleidereenheid en omliggende onderdelen versnelt. Veel papiertypen gebruikt voor afdrukken bevatten calciumcarbonaat (CaCO3) en andere natuurlijke onzuiverheden. Papier met een hoge calciumcarbonaatwaarde kan de levensduur van de componenten van het apparaat zoals de OPC-drum en de fusereenheid verkorten.
Wrijvingseigenschappen De wrijvingseigenschappen van papier zijn van invloed op de manier waarop het papier vanuit de papierlade door het apparaat wordt getransporteerd. Als de kracht van de wrijving (coëfficiënt van wrijving) die op het opgestapelde papier wordt uitgeoefend te groot of te klein is, wordt het papier mogelijk niet goed door het apparaat gevoerd. Als coëfficiënten van de wrijving niet steeds dezelfde zijn, kunnen er twee of meer vellen tegelijk worden ingevoerd. Gebruik printpapier met dezelfde wrijvingseigenschappen als die van het apparaat.
Gladheid van het oppervlak De gladheid van het oppervlak van het papier is belangrijk om een hoge afdrukkwaliteit en stabiele papierinvoer mogelijk te maken. Als er op een gebied effen wordt afgedrukt, is het resultaat mogelijk niet hetzelfde als wanneer papier gebruikt wordt met een ruw oppervlak. Aan de andere kant is het mogelijk dat de toner niet juist kan fuseren op het papier als het oppervlak van het papier te glad is. Bovendien is het waarschijnlijker bij
5
1. Eigenschappen en de toestand van papier
papier met een glad oppervlak dat de vellen aan elkaar blijven plakken en dat daarom het papier niet juist door het apparaat worden ingevoerd. Afdrukken op reliëfpapier kan zorgen voor onregelmatigheden in de afdrukkwaliteit of voor achteruitgang in de tonerfuseerkwaliteit. Maar de afdrukinstellingen van het apparaat kunnen de afdrukkwaliteit verbeteren. Voor meer informatie over de afdrukinstellingen, zie de handleidingen die zijn meegeleverd met het apparaat.
Weerstand tegen hoge temperaturen Papier wordt aan hoge temperaturen blootgesteld in het apparaat als de toner op het papier wordt gefuseerd. Daarom is belangrijk dat het papier dezelfde kwaliteiten behoudt, zelfs als het wordt blootgesteld aan hoge temperaturen. Gebruik papier dat niet oplost, verdampt, van kleur verandert of afgeeft als het wordt blootgesteld aan hoge temperaturen tijdens het fuseerproces. Gebruik geen gecoat papier dat bestanddelen bevat die oplossen of verdampen wanneer zij aan een hoge temperatuur worden blootgesteld. Gebruik ook geen papier dat uit verschillende laagjes bestaat.
Vochtigheidsgraad De vochtigheidsgraad van papier heeft invloed op de toestand van het papier en de afdrukkwaliteit. Als de vochtigheidsgraad te hoog is, kan de rand van het papier gaan krullen of golven. Daarnaast kan papier tijdens het afdrukken gaan rimpelen en de afdrukkwaliteit doen afnemen, zoals een verminderde afdrukbelichting. Golvend papier Als de omgeving waarin het papier wordt opgeslagen, heel vochtig is, kan papier dat aan lucht wordt blootgesteld vocht opnemen en kunnen de randen gaan golven. Het papier wordt mogelijk niet doorgevoerd door het apparaat of wordt op een andere hoek ingevoerd, omdat de hoogte van de rand en het midden van golvend papier verschillen. Ook kan papier gaan rimpelen en krullen tijdens het afdrukken. Gebruik papier met een verschil van maximaal 2 mm (0,08 inch) tussen het hoogste en het laagste punt van het bovenste vel als het maximale aantal vellen papier in de papierlade is geplaatst.
6
Papiereigenschappen
1
CEL001
1. 2 mm (0,08 inch) of minder
Gekruld papier Als de omgeving waarin het papier wordt opgeslagen, heel droog is, kan papier dat aan lucht wordt blootgesteld vocht verliezen en dan kunnen de randen gaan krimpen. Papier met krullende randen wordt scheef ingevoerd en kan papierstoringen tot gevolg hebben. Gebruik papier met een verschil van maximaal 6 mm (0,24 inch) tussen het centrale gebied en de rand van de stapel als het maximale aantal vellen papier in de papierlade is geplaatst.
1
CEL002
1. 6 mm (0,24 inch) of minder
Flexibiliteit van papier (stijfheid) Als het papier heel flexibel is, buigt het makkelijk. Het is ook gevoelig voor de vochtigheidsgraad en warmte, waardoor papier dat heel flexibel is aan de randen kan krimpen of opkrullen tijdens het afdrukken. Bovendien kan zacht papier zich om de papierrollers of tranferriemen wikkelen, waardoor papier kan vastlopen. Als papier weinig flexibel is, buigt het moeilijker tussen de papierrollers en door de papierbanen in het apparaat en dan kan papier vastlopen. De flexibiliteit van papier hangt af van de richting van de papierkorrel. Daarom heeft papier een andere stijfheid in de liggende richting dan in de staande richting.
7
1. Eigenschappen en de toestand van papier
Soortelijke weerstand van het oppervlak Staat voor de elektrische weerstand op het oppervlak van het papier. Dit kan invloed hebben op de afdrukkwaliteit en de doorloop van papier in het apparaat.
8
Toestand van papier
Toestand van papier Naast de eigenschappen van papier is de toestand van het papier ook van grote invloed op de afdrukresultaten.
Scheuren, rimpels en vouwen Gebruik schoon papier in goede toestand zonder vouwen, scheuren of rimpels. Controleer de toestand van het papier voordat u het in de papierlade plaatst en verwijder vellen die niet in goede staat zijn. Scheuren, rimpels en gevouwen hoekjes Gebruik papier zonder scheuren, rimpels of gevouwen hoekjes. Als vellen papier scheuren, rimpels of iets dergelijks hebben, kan er papier in de papierrollers of omliggende mechanismen vastlopen of onder een hoek ingevoerd worden.
1
2
3 CEL003
1. Scheuren 2. Gevouwen hoek 3. Rimpels
Ronde randen Als papier wordt opgeslagen, kan het papier aan de bovenkant of de onderkant een ronde rand krijgen door het stapelen. Dit worden ronde randen genoemd. Als dit soort papier wordt gebruikt, kan het papier in het apparaat vastlopen of onder een hoek worden ingevoerd.
9
1. Eigenschappen en de toestand van papier
1
CEL004
1. Ronde randen
Krullen Gekruld papier heeft veel invloed op de afdrukkwaliteit en het eindresultaat. Gekruld papier kan papierstoringen en rimpels in het papier veroorzaken. Het kan gebeuren dat papier dat wordt uitgevoerd, niet recht op een stapel komt in de uitvoerlade. Als het papier tijdens het afdrukproces warm wordt, kan het hele vel papier krullen. Let extra op bij het gebruik van voorbedrukt papier, want dit krult sneller. Papier kan ook gedeeltelijk krullen na het afdrukken als de vochtigheidsgraad niet gelijkmatig is verdeeld. Als het apparaat dat u gebruikt een functie heeft om gekruld papier te corrigeren, kunt u de krulcorrectie opgeven in de apparaatinstellingen. Geef de instellingen voor krulcompensatie op als het papier gekruld is en daardoor niet recht kan worden opgestapeld in de uitvoerlade. Voor informatie over de configuratie van de instellingen voor krulcompensatie, zie de handleidingen die met het apparaat zijn meegeleverd. Ook de mate van krullen kan afwijken afhankelijk van het afdrukoppervlak van het papier. Als het papier na het printen krult, draai het papier in de papierlade dan om en probeer het nogmaals.
Hoe meet u gekruld papier? U dient de mate van de krul van uw papier te meten voordat u erop afdrukt. Gebruik papier met een krul van maximaal 10 mm (0,39 inch).
10
Toestand van papier
1
CEL006
1. 10 mm (0,39 inch) of minder
1. Druk af op papier onder de volgende afdrukvoorwaarden: • Enkelzijdig afdrukken • 10 vellen afdrukken • Voer het papier uit met de bedrukte zijde naar boven 2. Plaats het gekrulde papier op een tafel of een vlak oppervlak met de krul naar boven. 3. Meet de hoogte van de krul op elke hoek van de stapel papier. Verricht deze meting binnen één minuut na het afdrukken. • Als het papiergewicht 221 g/m2 of meer is, meet dan één vel papier.
Snijdrand De toestand van de snijdrand van het papier heeft invloed op de afdrukprestaties. Het papier wordt afgesneden door meerdere vellen op elkaar te stapelen en ze dan te snijden. De snijdrand van het papier dat gesneden is met een scherpe papiersnijder is recht, maar als de papiersnijder bot is, is de snijdrand ongelijk en heeft het papier uitstekende punten aan de rand. Dit worden uitsteeksels genoemd.
1
2 CEL007
11
1. Eigenschappen en de toestand van papier
1. Snijdrand met een botte papiersnijder (uitsteeksels) 2. Snijdrand met een scherpe papiersnijder
Door uitsteeksels kan het papier onder een hoek worden ingevoerd, kunnen er twee of meer vellen tegelijkertijd worden ingevoerd of wordt het papier verkeerd ingevoerd in het apparaat. Ze kunnen ook papierstoringen in het apparaat veroorzaken en de levensduur van de fuseereenheid verkorten. Als er een papierstoring optreedt, draai dan het papier in de papierlade om. Door de papierrichting te veranderen wordt de kans op uitsteeksels kleiner. Verwijder zoveel mogelijk van de stofdeeltjes van het papier dat veroorzaakt is door de uitsteeksels. Deze deeltjes kunnen de afdrukkwaliteit doen afnemen.
Papierstructuur Printpapier wordt geproduceerd met de structuur van het papier in één richting. De papierstructuur heeft invloed op hoe het papier krult of van vorm verandert en heeft tevens invloed op de doorvoer van het papier in het apparaat. Bij het plaatsen van papier in de papierlades hoeft niet te worden gelet op de papierstructuur. Als het papier krult, van vorm verandert of als er een papierstoring optreedt, verander dan de papierstructuur in relatie tot de papierinvoerrichting als u het papier opnieuw plaatst. Hiermee moet het probleem opgelost zijn. Scheur één vel papier om de papierstructuur te controleren. De scheur in het papier loopt recht als deze in dezelfde richting loopt als de papierstructuur van het papier. De scheur in het papier loopt niet recht als deze in een andere richting loopt als de papierstructuur van het papier. Papierstructuur
12
Scheur in papier
2. Omgaan met papier Dit hoofdstuk beschrijft de voorzorgsmaatregelen die genomen dienen te worden voor het plaatsen en bewaren van papier. Het bevat tevens belangrijke instructies over het gebruik van speciale papiertypen.
Papier plaatsen • Als u gecoat papier, etiketten, folie of normaal papier gebruikt, moet u de stapel papier uitwaaieren voordat u hem in de papierlade plaatst. Let op de volgende punten zodat problemen met papier voorkomen worden, zoals papier invoeren onder een hoek of papierstoringen. • Open de verpakking en pak het papier er direct voor gebruik uit. Bewaar het papier niet heel lang in een open verpakking. De verpakking is vochtbestendig, zodat het papier geen vocht opneemt. • Als u papier plaatst als er nog maar een paar vellen papier in de lade liggen, kan het voorkomen dat er meerdere vellen papier tegelijk worden ingevoerd. Verwijder al het papier, leg het op de stapel nieuwe vellen papier en waaier de hele papierstapel los voordat u het in de lade plaatst. • Bij het plaatsen van gekruld papier waarvan de randen aan de bovenkant en onderkant van het papier gekruld zijn, dan plaatst u dit papier met de krul naar beneden. Als de linker- en rechterrand van het papier gekruld zijn, plaats het dan met de krul omhoog. • De randen aan de bovenkant en de onderkant zijn gekruld.
DGB003
• De linker- en rechterrand van het papier zijn gekruld.
13
2. Omgaan met papier
DGB004
• Als afgedrukte gekruld zijn, draai het papier dat in de gebruikte papierlade ligt dan om. Hierdoor wordt de krul verminderd. • Het papier in de papierlade kan van vorm veranderen als de airconditioning voor langere periode is uitgeschakeld, bijvoorbeeld 's nachts of tijdens weekeindes. Controleer de toestand van het papier in de papierlade voordat u het apparaat gaat gebruiken. Als het papier is gaan krullen of gaan golven, plaats het dan op de juiste manier of verwijder het papier dat van vorm is veranderd. • Houd de temperatuur en vochtigheidsgraad van de ruimte waarin het apparaat staat zo constant mogelijk. • Als het apparaat dat u gebruikt een functie heeft om gekruld papier te corrigeren, kunt u de krulcorrectie opgeven in de apparaatinstellingen. Raadpleeg de handleidingen die zijn meegeleverd met het apparaat voor meer informatie over hoe u deze instelling kunt configureren. Als er geen functie is voor het compenseren van gekruld papier, moet u de gekrulde zijde met de bovenkant naar beneden plaatsen of de krul platstrijken, en het papier dan in de lade plaatsen. Hoe waaier ik een papierstapel los? Als coëfficiënten van wrijving niet gelijk zijn, kunnen er twee of meer vellen tegelijk worden ingevoerd. Waaier de stapel papier los om de coëfficiënten van de wrijving gelijk te maken en plaats de stapel vervolgens in de papierlade. Houd de papierstapel in beide handen en schudt de vellen papier los. U kunt de papierstapel ook op een vlakke ondergrond leggen, één hand op de zijkant van het papier plaatsen en de andere kant losschudden met uw andere hand.
14
Papier plaatsen
CEL011
CEL012
Kijk bij de methoden hierboven en selecteer de eenvoudigste methode voor het papiertype en formaat dat u plaatst. Pas bij het loswaaieren van dun papier op dat u het papier niet kreukt. • Raadpleeg de handleidingen die met het apparaat zijn meegeleverd voor de procedure van het plaatsen van papier in de papierlade.
Hoe houd ik papier vast? Als u veel papier vasthoudt, verdeel dit dan over stapels van elk 100 tot 200 vellen. De papierstapel kan ongelijkmatig worden of uitstekende vellen bevatten als u veel papier tegelijkertijd pakt. Vellen papier die uitsteken, worden dubbelgevouwen als het in de papierlade wordt geplaatst en kan papierstoringen veroorzaken.
15
2. Omgaan met papier
CEL013
Hoe plaats ik papier? Om papier in de lade te plaatsen, zorgt u ervoor dat papier met de afdrukzijde omlaag ligt en plaatst u het rustig in de papierlade. Doe geen papier in de lade door ineens veel papier te plaatsen en het tegen de zijkant van de lade aan te schuiven. Sommige vellen kunnen dubbelvouwen en een papierstoring veroorzaken.
DGB005
Als het papier in de papierlade is geplaatst, dient u ervoor te zorgen dat het juist geplaatst is. Verwijder papier dat is gescheurd of dubbelgevouwen. Zorg ervoor dat er geen vellen uit de stapel steken. Als er vellen uitsteken, verwijder deze vellen dan.
16
Papier plaatsen
1 2
4
3
DGB006
1. Scheuren 2. Gevouwen hoek 3. Dubbelgevouwen 4. Uitsteken
17
2. Omgaan met papier
Papier opslaan De temperatuur, de vochtigheid, andere omgevingsfactoren en de manier waarop papier bewaard wordt, hebben veel invloed op de toestand van het papier. De vochtigheidsgraad van papier verandert als de temperatuur verandert, waardoor het papier gaat krullen en golven. De veranderingen in de omgeving van het papier kan papierstoringen en rimpels veroorzaken tijdens het afdrukken. Let op de volgende punten wanneer bij het opslaan van papier: • De temperatuur van de opslagruimte moet tussen de 20 en 25°C (68 en 77°F) blijven en de vochtigheidsgraad tussen 30 en 65%. • Als het temperatuursverschil tussen de opslagruimte en de ruimte bij het apparaat groot is, zet dan een paar dagen voordat u het gaat gebruiken wat papier bij het apparaat, zodat het kan acclimatiseren aan de temperatuur bij het apparaat. • Zodra de verpakking van het papier open is, dient u deze volledig te verzegelen in een plastic zak of vochtbestendig papier zodat het papier geen luchtvochtigheid kan opnemen. • Stel het papier niet bloot aan direct zonlicht. • Als er stapelrichtingen op de papierdozen worden aangegeven, volg deze aanwijzingen dan. Stapel het papier niet heel hoog op elkaar, zelfs als het zich nog in de doos bevindt. • Plaats papier niet op de vloer. Zorg ervoor dat papier ergens op staat (zoals een pallet, tafel of kast) in een ruimte waarvan de temperatuur en vochtigheidsgraad gereguleerd worden.
18
Voorzorgsmaatregelen tijdens transport
Voorzorgsmaatregelen tijdens transport Let op de volgende punten bij het transporteren van papier: • Gebruik een pallet als u veel dozen transporteert. Gooi of schop niet tegen dozen aan tijdens het transporteren ervan. Als er veel dozen op elkaar worden gestapeld, kan dit de toestand van het papier verslechteren, omdat de vorm van de lagere dozen kan veranderen of omdat de bovenste dozen kunnen vallen en beschadigd raken. Stapel daarom dozen niet hoger dan noodzakelijk. • Als u het papier in papier verpakt, gebruik dan inpakpapier dat sterk is zodat het niet scheurt tijdens transport. We raden u aan inpakpapier te gebruiken dat vochtbestendig is.
19
2. Omgaan met papier
Het gebruik van speciale papiertypen Hoewel dit apparaat gecoat papier en speciale papiertypen ondersteunt, kunnen de eigenschappen en de toestand van bepaalde papiertypen een slechte afdrukkwaliteit tot gevolg hebben. We raden u aan speciale papiertypen eerst te testen voor u ze in het apparaat gebruikt. Hoe constant de invoer is en het effect op duurzame delen en onderdelen is alleen te bepalen na een lange testperiode, maar u kunt de basiseigenschappen, zoals de afdrukkwaliteit en tonerhechting, bepalen door ongeveer 500 vellen af te drukken. Voordat u op speciale papiertypes afdrukt, dient u te controleren wat de afdrukzijde van het papier is. Als u éénzijdig afdrukken uitvoert, controleer dan de afdrukrichting en de -zijde. Deze informatie vindt u in de handleidingen die met het apparaat zijn meegeleverd. Plaats vervolgens het papier op de juiste wijze in de papierlades. Als de automatische duplex-functie geactiveerd is, annuleer deze dan zodat niet op beide zijden van het papier wordt afgedrukt. Als u op papier afdrukt waarbij de voorzijde en achterzijde verschillende eigenschappen hebben, schakel dan de automatische duplex-functie uit zodat niet op beide zijdes van het papier wordt afgedrukt. Geef de afdrukinstellingen op die passen bij de eigenschappen van de voorzijde en druk vervolgens op de voorzijde van het papier af. Als de voorzijde is afgedrukt, geef dan de afdrukinstellingen voor de achterzijde van het papier op en druk vervolgens op de achterzijde af. Als u afdrukinstellingen opgeeft die niet passen bij het papier waarop wordt afgedrukt of als u niet op de afdrukzijde afdrukt, kan de afdrukkwaliteit afnemen. Daarnaast kan de binnenkant van het apparaat in dat geval vuil worden en voor defecten zorgen. • De speciale papiertypen die u kunt gebruiken bij het apparaat hangen van het apparaat af. Voor meer informatie raadpleegt u de handleidingen die zijn meegeleverd met het apparaat.
Gerecycled papier Gerecycled papier wordt gemaakt van een mengsel van nieuwe pulp en pulp gemaakt van oud papier, zoals kranten en tijdschriften. Hierdoor kunnen de eigenschappen van gerecycled papier tamelijk ver uiteenlopen afhankelijk van het merk en de fabrikant. We raden u aan gerecycled papier te testen voordat u het gaat gebruiken.
Voorbedrukt papier Als u wilt afdrukken op papier dat voorbedrukt is met een kader of bedrijfsnaam, neem dan contact op met uw verkoop- of servicevertegenwoordiger. Als u afdrukt op voorbedrukt papier, let dan op de volgende punten:
20
Het gebruik van speciale papiertypen
• Het kan voorkomen dat toner niet zo goed hecht aan voorbedrukte afbeeldingen als aan normaal wit papier. Controleer vooraf de afdrukkwaliteit. • Voordat u voorbedrukt papier gebruikt, dient u te controleren of de inkt droog is. Zorg er ook voor dat de inkt niet afgeeft op de rollers en de binnenkant van het apparaat vuil maakt. • Controleer voor het gebruik van voorbedrukt papier dat de binnenkant van het apparaat niet besmeurd is met poeder dat wordt gebruikt ter voorkoming van het loslaten of ophopen van inkt. • Het apparaat ondersteunt geen voorbedrukt papier waarop afbeeldingen en/of tekst zijn afgedrukt met toner. U kunt papier dat is voorbedrukt door een apparaat dat dezelfde toner gebruikt wel gebruiken. • Om op papier af te drukken met een voorbedrukt kader, dient u af te drukken in een gebied van minimaal 2,5 mm (0,1 inch) vanaf het kader. • Als de vellen aan elkaar blijven plakken, waaier de stapel vellen dan los en plaats de stapel vervolgens in de papierlade. Voor meer informatie over het loswaaieren van papier, zie Pag. 13 "Papier plaatsen". Belangrijke voorzorgsmaatregelen over inkt die gebruikt wordt voor voorbedrukt papier zijn: • Gebruik voor voorbedrukt papier inkt die gebaseerd is op niet-vluchtige olie en die hittebestendig is. Gebruik geen inkt die smelt, verdampt, oplost of uit elkaar valt wanneer deze inkt aan warmte wordt blootgesteld. Voor meer informatie, zie Pag. 6 "Weerstand tegen hoge temperaturen". • Gebruik zo weinig mogelijk inkt op voorbedrukt papier. Gebruik zeefdrukprinten om op grote gebieden af te drukken. • Gebruik geen poeders, zoals maïsmeel, hars of talk om de inkt op voorbedrukt papier te drogen. • Gebruik de volgende soorten inkt niet op voorbedrukt papier: • Snelbindende inkt • Vluchtig drogende inkt • Inkt die stolt bij een lage temperatuur • Sneldrogende inkt • Inkt die doordringt tijdens drogen • Soja-inkt
Gekleurd papier, zwart papier Gekleurd papier is papier dat door middel van een hoeveelheid kleurstof een effen kleur heeft gekregen. Als u afdrukt op gekleurd papier, let dan op de volgende punten: • Afhankelijk van het apparaat dat u gebruikt, dienen de afdrukinstellingen te worden aangepast. Voor meer informatie over de afdrukinstellingen, zie de handleidingen die zijn meegeleverd met het apparaat. 21
2. Omgaan met papier
• Door de koolstofcomponenten in zwart papier is het mogelijk dat de elektrische weerstand op het oppervlak van het zwarte papier laag is. Daarom is het mogelijk dat het apparaat niet juist afdrukt op zwart papier. We raden u aan zwart papier te testen voordat u het gaat gebruiken. • Sommige kleuren papier kunnen niet gebruikt worden. Raadpleeg uw verkoop- of onderhoudsvertegenwoordiger voor meer informatie.
Voorgeperforeerd papier Alleen voorgeperforeerd papier dat glad en vlak is, kan in het apparaat gebruikt worden. Voorgeperforeerd papier dat golvend of gescheurd is, kan niet worden gebruikt. Voordat u op voorgeperforeerd papier afdrukt, dient u stof of restjes papier die tijdens het perforeren zijn geproduceerd, te verwijderen. Om af te drukken op voorgeperforeerd papier, dient u in een gebied van minimaal 3 mm (0,12 inch) van de rand van het gat af te drukken. De gaten in het papier moeten aan de volgende voorwaarden voldoen: 1
4 2
3 CEL005
1. 5 mm (0,20 inch) of meer 2. 8 mm (0,31 inch) of minder 3. 3 mm (0,12 inch) of meer 4. Geaccepteerd afdrukgebied
De voorwaarden voor het gebruik van voorgeperforeerd papier zijn afhankelijk van het apparaat en zijn configuraties. Voor een aantal typische voorwaarden voor voorgeperforeerd papier, zie Pag. 27 "Voorgeperforeerd papier dat gebruikt kan worden".
Overheadsheets De vellen kunnen vanwege statische elektriciteit aan elkaar blijven plakken. Waaier de stapel vellen los voordat u deze in de papierlade plaatst. Voor meer informatie over het loswaaieren van papier, zie Pag. 13 "Papier plaatsen".
22
Het gebruik van speciale papiertypen
Afhankelijk van het apparaat dat u gebruikt, dienen de afdrukinstellingen te worden aangepast. Voor meer informatie over de afdrukinstellingen, raadpleegt u de handleidingen die zijn meegeleverd met het apparaat.
Etiketten en drukgevoelig papier Soms bestaat er voor etikettenpapier en drukgevoelig papier een vervaldatum. Koop een hoeveelheid papier waarvan u zeker weet dat u die op kunt gebruiken voor de vervaldatum. Raadpleeg uw papierverkoper voor vragen over vervaldata en opslagmethoden. Lijm op etikettenpapier of drukgevoelig papier kan oplossen in het apparaat en de afdrukkwaliteit beïnvloeden. We raden u aan etikettenpapier en drukgevoelig papier te testen voor u het gebruikt.
Enveloppen De richting van enveloppen in de papierlade hangt af van het apparaat dat u gebruikt en de enveloppen waarop u afdrukt. Voor meer informatie raadpleegt u de handleidingen die zijn meegeleverd met het apparaat. De afdrukkwaliteit kan afnemen als u afdrukt op de randen van de envelop waar de papieroverlap zit.
Metallic papier, parelmoer papier Het is mogelijk dat de toner niet juist kan fuseren met het papier als het oppervlak van het papier te glad is. Als de elektrische weerstand op het oppervlak van het papier te klein is, is het mogelijk dat het apparaat niet juist op het papier afdrukt. We raden u aan metallic papier en parelmoer papier te testen voor u het gebruikt.
Synthetisch papier Statische elektriciteit kan ertoe leiden dat synthetisch papier aan elkaar blijft plakken. Waaier de stapel vellen los voordat u deze in de papierlade plaatst. Voor meer informatie over het loswaaieren van papier, zie Pag. 13 "Papier plaatsen". Als synthetisch papier een kleine warmteweerstand heeft, kan het papier in het apparaat oplossen. We raden u aan synthetisch papier te testen voordat u het gebruikt.
Magnetisch papier Het kan zijn dat de laatste paar vellen van het magnetische papier in de papierlade niet juist ingevoerd worden, omdat het magnetische papier aan de metalen delen van de papierlade blijft plakken. Als dit 23
2. Omgaan met papier
gebeurt, plaats dan de magnetische vellen papier die u wilt bedrukken in de papierlade, en voeg er nog 10 extra vellen aan toe.
24
3. Bijlage Dit hoofdstuk beschrijft de specificaties voor voorgeperforeerd papier en het bevat een omrekentabel voor papiergewichten.
Omrekentabel voor papiergewichten Het gewicht van papier wordt gemeten als basisgewicht of riemgewicht. Het basisgewicht is het gewicht van één vierkante meter van een vel papier, gemeten in g/m2. Het riemgewicht is het gewicht in ponden van 500 vellen papier. Het basisformaat varieert afhankelijk van het soort (kwaliteit) papier. Het basisformaat voor elke kwaliteit is als volgt: • Bankpost, Ledger: 17" × 22" • Offset, tekst: 25" × 38" • Voorblad: 20" × 26" • Index: 251/2" × 301/2" Het riemgewicht kan aan de hand van de volgende vergelijking worden berekend: Riemgewicht (lb) = basisgewicht (g/m2) × afmetingen van het papier (m2/sheet) × 500 (vellen) De tabel hieronder laat het verband zien tussen basis- en riemgewicht: Riemgewicht Basisgewicht (g/m2)
Bankpost / Ledger (lb.)
Offset / Tekst
Voorblad
Index
(lb. tekst)
(lb. voorblad)
(lb. index)
52
14
36
20
29
60
16*
40*
22
33
75
20*
50*
28
42
90
24*
60*
33
50
105
28*
70*
39
58
108
29
73
40*
60
118
31
80*
44
65
120
32*
81
45
67
25
3. Bijlage
Riemgewicht Basisgewicht (g/m2)
Bankpost / Ledger (lb.)
Offset / Tekst
Voorblad
Index
(lb. tekst)
(lb. voorblad)
(lb. index)
135
36
90
50*
75
148
39
100*
55
82
162
43
110
60*
90*
176
47
120
65*
97
199
53
135
74
110*
216
58
146
80*
120
244
65
165
90*
135
253
67
171
94
140*
256
68
173
95
142
270
72
183
100*
150
297
79
201
110*
165
307
82
208
114
170*
325
87
220
120
180*
351
94
237
130*
194
398
106
269
147
220 *
405
108
274
150
224
Sterretjes (*) geven het meest voorkomende gewicht aan voor die categorie.
26
Voorgeperforeerd papier dat gebruikt kan worden
Voorgeperforeerd papier dat gebruikt kan worden De volgende voorwaarden zijn specifiek voor het gebruik van voorgeperforeerd papier in het apparaat. Neem contact op met uw onderhoudsvertegenwoordiger als u voorgeperforeerd papier wilt gebruiken dat niet in de lijst hieronder staat. Europa (2/4 gaten) en Noord-Europa (4 gaten) 1 2
5
3
4 6 CEL016
1. Europa: 240 mm (9,45 inch) / Noord-Europa: 112 mm (4,41 inch) 2. Europa: 80 mm (3,15 inch) / Noord-Europa: 70 mm (2,76 inch) 3. Europa: 6 mm (0,24 inch) / Noord-Europa: 6,5 mm (0,26 inch) 4. 12 mm (0,47 inch) 5. Perforeergaten 6. Papierrand
Noord-Amerika (2/3/7 gaten) 1 2 3 4
7
5
6 8 CEL019
1. 216 mm (8,50 inch) 2. 178 mm (7,01 inch)
27
3. Bijlage
3. 108 mm (4,25 inch) 4. 70 mm (2,76 inch) 5. 8 mm (0,31 inch) 6. 2 gaten: 12 mm (0,47 inch) / 3 en 7 gaten: 9,5 mm (0,37 inch) 7. Perforeergaten 8. Papierrand
28
INDEX C
Papier vasthouden................................................. 15 Papiereigenschappen............................................. 5 Papierstructuur....................................................... 12 Parelpapier............................................................ 23
Calciumcarbonaat................................................... 5
R
D
Riemgewicht........................................................... 25 Rimpels..................................................................... 9 Ronde randen.......................................................... 9
B Basisgewicht.......................................................... 25
Drukgevoelig papier............................................. 23 E Enveloppen............................................................ 23 Etiketten.................................................................. 23 F Flexibiliteit van papier............................................. 7 G Gekleurd papier.................................................... 21 Gekruld papier...................................................... 10 Gerecycled papier................................................ 20 Gladheid van het oppervlak...................................5 Golvend papier....................................................... 6
S Samenstelling van papier....................................... 5 Scheuren...................................................................9 Snijdrand................................................................ 11 Soortelijke weerstand van het oppervlak.............. 8 Speciaal papier..................................................... 20 Structuur................................................................. 12 Synthetisch papier................................................. 23 T Thermische weerstand............................................. 6 Toestand van papier............................................... 9
H
U
Hardheid.................................................................. 7
Uitsteeksels............................................................. 11
I
V
Inleiding.................................................................... 3 Kromgetrokken papier............................................ 6 Krullen.................................................................... 10
Vochtigheidsgraad.................................................. 6 Voorbedrukt papier............................................... 20 Voorgeperforeerd papier.............................. 22, 27 Voorzorgsmaatregelen tijdens transport............. 19 Vouwen.................................................................... 9
M
W
Magnetisch papier................................................ 23 Metallic papier...................................................... 23
Weerstand tegen hoge temperaturen.................... 6 Wrijvingseigenschappen........................................ 5
O
Z
Omrekentabel voor papiergewichten................. 25 Overheadsheets.................................................... 22
Zwart papier.......................................................... 21
K
P Papier loswaaieren............................................... 13 Papier opslaan...................................................... 18 Papier plaatsen............................................... 13, 16 Papier transporteren.............................................. 19 29
MEMO
30
MEMO
31
MEMO
32
NL NL
D195-7461A
NL
NL
D195-7461A
© 2014,2015