Gebruikershandleiding V4.0
FmX Gebruikershandleiding V4.0
2
Trimble AgGPS FmX
Gebruikershandleiding
Versie 4.0
Copyright © 2010 Agrometius bv Alphen aan den Rijn, Nederland Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze handleiding mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Agrometius bv.
FmX Gebruikershandleiding V4.0
3
FmX Gebruikershandleiding V4.0
4
Inhoudsopgave 1
Veiligheid .............................................................................................. 7 1.1
Inleiding ......................................................................................................................... 7
1.2
Gebruik op de openbare weg......................................................................................... 7
1.3
Waarschuwingen ........................................................................................................... 7
2
Kennismaken met het systeem .......................................................... 9 2.1
Benaming van de componenten..................................................................................... 9
2.2
Het systeem opstarten ................................................................................................... 9
2.3
Het display................................................................................................................... 10
2.4
Beginscherm................................................................................................................ 12
3
Hoe te beginnen….............................................................................. 13 3.1
Configuratie selectie .................................................................................................... 13
3.2
Perceel selectie ........................................................................................................... 14
3.3
Uitleg van het Werkscherm .......................................................................................... 15
3.4
3.3.1
Lichtbalk........................................................................................................... 16
3.3.2
Statusinformatie satellietontvangst. .................................................................. 16
3.3.3
Perceelsinformatie............................................................................................ 16
3.3.4
Plugin tabbladen............................................................................................... 16
3.3.5
AutoPilot knop .................................................................................................. 16
3.3.6
Logknop ........................................................................................................... 17
3.3.7
Plugin informatie tabbladen. ............................................................................. 17
3.3.8
Geleidingsscherm............................................................................................. 18
3.3.9
Nachtmodus ..................................................................................................... 18
Instellen van lijnen en rijpatronen................................................................................. 19 3.4.1
Instellen van een nieuwe rechte lijn.................................................................. 20
3.4.2
Instellen van een nieuwe A+ lijn ....................................................................... 20
3.4.3
Instellen van een nieuwe Gebogen-lijn ............................................................. 21
3.4.4
De Opnameknop .............................................................................................. 21
FmX Gebruikershandleiding V4.0
5
3.5
3.4.5
Instellen van een nieuwe kopakker................................................................... 22
3.4.6
Begeleiding met FreeForm ............................................................................... 24
3.4.7
Instellen van spuitpaden................................................................................... 26
3.4.8
Verschuiven van de AB-lijn............................................................................... 28
3.4.9
Permanent verplaatsen van de AB-lijn.............................................................. 28
3.4.10
Lijnen exporteren importeren............................................................................ 29
Features karteren ........................................................................................................ 29
4
Display, Voertuig en Werktuig configuraties .................................. 31
5
Variaties instellen............................................................................... 35
6
Autopilot instellingen ........................................................................ 36 6.1
Algemeen .................................................................................................................... 36
6.2
Agressiviteit ................................................................................................................. 36
6.3
Lijnverkrijgen................................................................................................................ 36
6.4
Voertuig configuratie opslaan en laden ........................................................................ 37
6.5
Netwerk ID wijzigen ..................................................................................................... 38
7
EZ-Remote .......................................................................................... 40
8
Data Management .............................................................................. 41
9
8.1
Databestanden kopiëren.............................................................................................. 44
8.2
Databestanden verwijderen ......................................................................................... 45
8.3
Gegevens beheren op de PC....................................................................................... 46
8.4
Perceelsrapporten openen........................................................................................... 47
Het systeem afsluiten ........................................................................ 48
FmX Gebruikershandleiding V4.0
6
1 Veiligheid 1.1 Inleiding Volg de aanwijzingen na de opmerking Voorzichtig altijd op. De hierin verstrekte informatie is bedoeld om de kans op persoonlijk letsel en/of schade aan eigendommen te minimaliseren. Wees ervan bewust dat u verantwoordelijk bent voor uw en andermans veiligheid. Houdt u in het bijzonder aan de veiligheidsvoorschriften die in dit hoofdstuk worden weergegeven NB – Een afwezigheid van specifieke alarmsignalen betekent niet dat er geen sprake is van veiligheidsrisico's. De leverancier kan niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele persoonlijke of materiële schade die veroorzaakt is tijdens het gebruik van het Autopilot systeem.
1.2 Gebruik op de openbare weg Het is niet toegestaan met de Autopilot ingeschakeld over de openbare weg te rijden. Indien u dit toch doet overtreed u de wet en bent u strafbaar. Voorkom schade en/of letsel bij uzelf of anderen door het systeem uit te schakelen zodra u zich op de openbare weg begeeft.
1.3 Waarschuwingen VOORZICHTIG – Deze handleiding heeft betrekking op het Autopilot systeem indien gebruikt samen met het FmX display. Het mag niet gebruikt worden voor Autopilot met het EZ−Guide Plus−systeem, Fieldmanager Display, EZ-Guide 500 of CFX-750 systeem. Als u een EZ-Guide Plus, Fieldmanager Display, EZ-Guide 500 of CFX-750 heeft aangesloten, raadpleeg dan de handleiding voor het betreffende systeem. VOORZICHTIG – Laat alleen mensen met het Autopilot systeem werken die de handleiding hebben gelezen, een uitleg hebben gekregen en die zowel fysiek als geestelijk in staat zijn om het systeem te bedienen. VOORZICHTIG – Het is ten alle tijden verboden om van een rijdende trekker af te stappen; met of zonder ingeschakelde Autopilot. Voordat u afstapt moet het Autopilot systeem worden uitgeschakeld en de versnelling in Neutraal worden gezet. VOORZICHTIG – Start altijd eerst de trekker alvorens het systeem aan te zetten, om piekspanningen te voorkomen. VOORZICHTIG – Het touchscreen van de FmX dient alleen met de vinger of een speciale touchscreenpen te worden bediend. Als het touchscreen wordt bediend met een scherp voorwerp, kan dit permante schade tengevolg hebben.
FmX Gebruikershandleiding V4.0
7
VOORZICHTIG – Voor het reinigen van het scherm mag u nooit alcohol of andere chemische stoffen of zeep gebruiken. Een licht vochtige tissue of een special LCD scherm reinigingsdoekje geeft een goed resultaat. VOORZICHTIG – Het Autopilot systeem kan geen obstakels identificeren. U moet dus altijd alert blijven voor eventuele obstakels en zelf actie ondernemen om deze te ontwijken. VOORZICHTIG – Voor voortdurende beveiliging tegen het risico van brand, elke zekering uitsluitend vervangen door een zekering van hetzelfde type en vermogen. VOORZICHTIG – Monteer de controller zo stevig mogelijk met behulp van de bijgeleverde montageplaat. Als de controller kan bewegen of als er voorwerpen tegenaan stoten kan de controller onjuiste terreincompensatiegegevens registreren die van invloed kunnen zijn op de prestatie en die kunnen leiden tot het offline zwenken van het voertuig. VOORZICHTIG – Het Autopilot systeem is niet ontworpen voor montage op machines met een open bestuurdersplaats (geen afgesloten bestuurderscabine). Als dat wel gebeurt vervalt de garantie op de onderdelen van het systeem. VOORZICHTIG – Zorg ervoor dat u de antenne zodanig monteert dat hij waterpas staat. Als de antenne niet waterpas staat wordt de GPS−prestatie verminderd. VOORZICHTIG – Breng veranderingen aan het systeem in oplopende stappen aan. Willekeurige veranderingen zullen waarschijnlijk leiden tot slechte prestatie. VOORZICHTIG – Ga nooit zonder overlegd te hebben met een technisch specialist van uw leverancier instellingen wijzigen. Het wijzigen van instellingen kan slechte prestaties ten gevolg hebben of het gehele systeem doen falen. VOORZICHTIG – Voorzie het Autopilot systeem niet van voltages hoger dan 16 VDC, anders loopt u het risico het systeem permanent te beschadigen.
FmX Gebruikershandleiding V4.0
8
2 Kennismaken met het systeem 2.1 Benaming van de componenten Zie de onderstaande figuur voor de benaming van de componenten van het systeem.
Ag3000 of RTK antenne (optioneel) GPS antenne
FmX Display
AgCam
Nav II controller
AutoSense Stuurhoeksensor
Proportioneel Stuurventiel
2.2 Het systeem opstarten •
Start altijd eerst de trekker om het systeem te behoeden van piekspanningen.
•
Zet vervolgens het systeem aan door de power knop rechts achter op het FmX display in te drukken.
•
Nu kunt u verder gaan en het systeem gebruiken.
FmX Gebruikershandleiding V4.0
9
2.3 Het display
Het FmX scherm is een zogenaamd touchscreen. Gebruik geen scherpe voorwerpen, maar gewoon uw vinger om het scherm te bedienen. Hierbij hoeft u niet hard te drukken maar wel lang genoeg en op de juiste plaats. Er zijn 3 touchscreen knoppen rechtsboven in het scherm. Druk deze knop…
Om… naar het beginscherm te gaan. zie blz. 10 naar het configuratiescherm te gaan. zie blz. 31 naar het werkscherm te gaan. zie blz. 13
FmX Gebruikershandleiding V4.0
10
Achteraanzicht van het scherm.
Item
Beschrijving
1
Aan / Reset knop
2
Knoppen voor schermhelderheid
3
USB-poort
4
Backup batterij
5
Voedingsconnector
6
Primaire GPS connector
7
Secundaire GPS connector
8
RTK antenne connector
9
CAN communicatie poorten (A / B)
10
Seriële communicatie poorten (C / D)
FmX Gebruikershandleiding V4.0
11
2.4 Beginscherm
Het beginscherm heeft 3 tabbladen: 1. Support: (informatie over de leverancier) 2. Systeeminformatie o
Scherm, software en hardware versie.
o
Navigatie Controller softwareversie en datum en serienummer.
o
GPS ontvanger softwareversie, serienummer en correctie type.
o
Het geselecteerde voertuigmodel.
3. Camera (indien aangesloten)
NB: Bij gebruik van meerdere Navigatie Controllers of aangesloten andere systemen worden deze ook weergegeven.
FmX Gebruikershandleiding V4.0
12
3 Hoe te beginnen… 3.1 Configuratie selectie
•
Druk op de “Trekker” knop
•
Hier controleert u of de configuratie van de Display, voertuig en werktuig goed zijn. Dit is dus de aangewezen plaats om het juiste werktuig te kiezen voordat u begint.
•
Met de “Keuze” knop kunt u wisselen tussen bestaande configuraties of een nieuwe configuratie aanmaken.
•
Met de “Wijzig” knop kunt u de huidige configuratie aanpassen.
•
Verdere uitleg over het wisselen en wijzigen van configuraties vindt u in hoofdstuk 4. Wanneer Display, Voertuig en Werktuig in orde zijn drukt u op OK en komt u in het Perceelselectie scherm.
FmX Gebruikershandleiding V4.0
, hierdoor komt u in het Huidige Configuratie scherm.
13
3.2 Perceel selectie •
Vul de velden: “klant“,“bedrijf“,“perceel“ en “bewerking“ in. à U kunt m.b.v. het dropdown-menu bestaande informatie laden. à Door op Nieuw te drukken kunt u nieuwe informatie invoeren.
•
Door op “Bewerkingsdetails” te drukken kunt u extra informatie invullen.
•
Controleer of het juiste werktuig geselecteerd is en druk op “OK”, vervolgens komt u in het Werkscherm.
FmX Gebruikershandleiding V4.0
14
3.3 Uitleg van het Werkscherm
De opbouw van uw Werkscherm is afhankelijk van de geactiveerde opties of te wel Plugin’s. Hier zijn bij het bijvoorbeeld karteren (standaard) en Autopilot. Het Werkscherm kent 7 hoofdvakken.
1. Virtuele lichtbalk
5. Log en inschakelknoppen.
2. Hoofdmenuknopen.
6. Plugin informatie tabbladen.
3. Statusinformatie satellietontvangst.
7. Geleidingsscherm.
4. Plugin instelling tabbladen.
FmX Gebruikershandleiding V4.0
15
3.3.1 Lichtbalk De lichtbalk voorziet de rijbegeleiding. Als het voertuig precies op de lijn zit dan branden de binnenste 3 groene LEDs.
Als het voertuig van de lijn afwijkt dan bewegen de 3 LEDs mee naar de zijkant
De lichtbalk kan ingesteld worden bij de systeem(scherm) configuratie.
3.3.2 Statusinformatie satellietontvangst. 1. Satelliet informatie knop. 2. Huidig aantal satellieten. 3. Type en leeftijd van het correctie signaal. Druk op de Satelliet informatie knop voor extra informatie zoals coördinaten, hdop, etc.
3.3.3 Perceelsinformatie Informatiescherm voor klant/bedrijf/perceel en bewerking.
3.3.4 Plugin tabbladen De meesten Plugin’s (opties) hebben een tabblad voor instellingen. Druk op de tab van het tabblad om hem te openen.
3.3.5 AutoPilot knop Zodra er een lijn is gemaakt of geselecteerd kan de AutoPilot worden gebruikt. De knop van de AutoPilot is rechts onderin het scherm te vinden en kan 3 verschillende kleuren hebben: Rood – de AutoPilot kan niet worden ingeschakeld Grijs – de AutoPilot kan worden ingeschakeld Groen – de AutoPilot is reeds ingeschakeld •
Om de AutoPilot in te schakelen drukt u op de AutoPilot knop.
•
Om de AutoPilot uit te schakelen drukt u op de knop of draait u aan het stuur.
•
Als u wilt weten waarom de knop rood is, druk erop en lees de melding die op het scherm verschijnt.
FmX Gebruikershandleiding V4.0
16
Let op!!: •
Zolang u aan het stuur draait blijft de AutoPilot knop rood.
•
Zorg altijd dat de trekker netjes op de lijn staat aan het begin van de werkgang.
•
Het beste is om eerst te gaan rijden en vervolgens de Autopilot in te schakelen.
Indien nodig kan de agressiviteit van het stuurgedrag worden aangepast. Onder het tabblad “Voertuig” in het Werkscherm kan dit met de + en – toets worden verhoogd of verlaagd.
3.3.6 Logknop Met de log knop wordt het bewerkte oppervlakte in het scherm weergegeven. Grijs – het Loggen is uitgeschakeld Groen – het Loggen is ingeschakeld De logknop kan worden gekoppeld aan de hef of een werktuig. Informeer hiervoor bij uw dealer.
3.3.7 Plugin informatie tabbladen. Afhankelijk van de geïnstalleerde plugins zijn hier 1 of meerdere tabbladen te zien. In de Karteer tab kunt u het bewerkte oppervlak op verschillende manieren weergeven:
1. Overlap
2. Hoogtekaart
3. GPS kwaliteit
4. Rassen variatie
5. Snelheid
6. XTE (offline afstand)
FmX Gebruikershandleiding V4.0
17
3.3.8 Geleidingsscherm bovenaanzicht kaart
3D aanzicht kaart
informatie kaart
weergave zoom
en schuif
weergave camera beeld
uitleg over diverse uitbreidingen van het FmX
wisselen tussen het voertuig omhoog of het noorden omhoog.
3.3.9 Nachtmodus In het configuratie kunnen de kleurschema’s in nachtmodus worden veranderd. Ga naar het configuratie menu
.
Druk op systeem en vervolgens instellingen. Kies hier kaart instellingen. Bij kleurschema kan er gekozen worden tussen nachtmodus of standaard.
FmX Gebruikershandleiding V4.0
18
3.4 Instellen van lijnen en rijpatronen Selecteer de karteer tab in het werkscherm. En druk op “Lijnen…” om het Lijn Managementscherm te openen.
Het Lijnmanagementscherm heeft vier hoofdvakken 1. Rijpatroon keuzevak. 2 Lijnmanagement knoppen. 3. Bestaande lijnen in huidige selectie. 4. Begeleidingstype tabbladen.
De volgende rij patronen kunnen gekozen worden.
FmX Gebruikershandleiding V4.0
19
3.4.1 Instellen van een nieuwe rechte lijn Selecteer in het Lijnmanagementscherm “Rechte lijn AB”
Kies onderaan “Nieuwe Rechte” Het systeem gaat automatisch terug naar het “Run” scherm Rijd naar de gewenste plaats en druk op “Zet A”
Rijd vervolgens minimaal 50 meter in de juiste richting en “Zet B” Het systeem trekt nu tussen A en B een rechte lijn Druk op “Klaar”
De lijnen wordt automatisch opgeslagen nadat deze aangemaakt is. Ga terug naar het Lijnmanagementscherm, druk op “Hernoemen” en geef de lijn een herkenbare naam.
3.4.2 Instellen van een nieuwe A+ lijn Selecteer in het Lijnmanagementscherm “Rechte lijn”
Voer de gewenste lijnrichting in het A+ richting scherm in of selecteer een bestaande lijn waarvan u de lijnrichting wilt gebruiken. Kies onderaan “Nieuwe Rechte” Het systeem gaat automatisch terug naar het Werkscherm
FmX Gebruikershandleiding V4.0
20
rijd naar de gewenste plaats en druk op “Zet A”
Druk op “Gebr A+” en de nieuwe lijn verschijnt.
Druk op “Klaar”
3.4.3 Instellen van een nieuwe Gebogen-lijn Selecteer in het Lijnmanagementscherm “Bocht”
Kies onderaan “Nieuwe Bocht” Het systeem gaat automatisch terug naar het “Run” scherm Rijd naar de gewenste plaats en druk op “Zet A” Met de “Opname” knop registreert u de kromme stukken. Voor de rechte stukken zet u de “Opname” uit. Zie verder op voor nadere uitleg. Rijd de lijn tot het eind punt en “Zet B” en de nieuwe lijn verschijnt.
3.4.4 De Opnameknop De opname knop is beschikbaar bij het maken van een kromme lijn of kopakker. Hiermee kan worden gekozen tussen het vastleggen van rechte stukken en kromme stukken. Waar mogelijk is het beter om rechte stukken vast te leggen. Met de “Opname” knop ingedrukt (actief) wordt de lijn die je rijdt direct vastgelegd. Op het scherm trekt het voertuig een rode volle lijn. Door de “Opname” knop uit te drukken (niet actief) stopt de opname. In plaats van de rode volle lijn verschijnt nu een rechte stippellijn tussen het voertuig en de plek waar de Opname gestopt is. Rijd nu naar de andere kant van het rechte stuk en druk de “Opname” knop weer in. De stippellijn wordt nu ook een volle rode lijn en het rechte stuk is vast gelegd. U kunt verschillende kromme en rechte stukken vastleggen in één lijn.
FmX Gebruikershandleiding V4.0
21
3.4.5 Instellen van een nieuwe kopakker Selecteer in het Lijnmanagementscherm “Kopakker” Een kopakker lijn bestaat uit een gesloten lijn langs de perceelsomtrek en een rechte AB-lijn of een A+ lijn voor het ingesloten oppervlak. Vul in het vak “# Kopakker” het aantal kopakkerrondes in dat u wilt rijden Kies onderaan “Nieuwe Rechte” Het systeem gaat automatisch terug naar het “Run” scherm Rijd naar het beginpunt en druk op “Opname”
Rijd nu langs de perceelsomtrek en registreer de kromme en rechte stukken van de preceelsrand met gebruik van de “Opname” knop zoals hierboven is uitgelegd. Om de invul lijn op te nemen drukt u op “Invullen”. Het scherm zal dan de invul lijn knoppen weergeven. Zet uw A punt op de gewenste plaats en druk op A+ voor een A+ lijn of rijd verder naar uw B punt voor een AB-lijn.
FmX Gebruikershandleiding V4.0
22
In het invul menu kunt u nog altijd beschikken over de opname knop voor het registreren van de kromme- en rechte stukken van de perceelsrand. Druk op “terug naar K.A.” als de invullijn gemaakt is. In het scherm verschijnen dan weer de gewone kopakker opname knoppen.
Eenmaal aangekomen op de kant van het perceel waar u bent begonnen, druk op “Sluit Kopakker”
Het systeem zal de kopakker lijn (perceelsgrens) sluiten door een rechte lijn te trekken vanaf het voertuig terug naar het begin punt van de kopakker opname.
De nieuwe kopakker lijn verschijnt. Het systeem kiest automatisch tussen de kopakker contour of invullijn afhankelijk van de positie van de trekker.
FmX Gebruikershandleiding V4.0
23
3.4.6 Begeleiding met FreeForm Met FreeForm kunt u meerdere rechte- en gebogen lijnen eenvoudig naast elkaar gebruiken om in grillige percelen op Auto-pilot te rijden. Bij FreeFrom is het belangrijk om te onthouden dat u elke lijn waar u over rijdt moet opnemen, zodat de volgende geleidingslijn kan worden geproduceerd. Selecteer in het Lijnmanagement Scherm “FreeForm”
Selecteer “FreeForm opnemen bij loggen” om het opnemen simultaan met de “Loggen” knop te doen. Met “Auto-detect Ubocht” geselecteerd, wordt de volgende lijn automatisch gemaakt als u aan het einde een Ubocht maakt. Kies onderaan “Nieuwe FreeFrom” Het Run-scherm verschijnt met de “Maak FF”, “Lijn keuze” en “Pauze” knoppen in de karteer tab… Druk op “Maak FF”… Nu verschijnen de “Terug”, “FreeFrom”, “Zet A”, en “Zet B” knoppen. Druk op “FreeForm” om een gebogen lijn op te nemen. Op het einde van de lijn drukt u nogmaals op “FreeForm” om de opname te stoppen. Of u maakt een U-bocht om automatisch met de volgende lijn verder te gaan. Druk op “Terug” om weer de FreeForm hoofdmenu knoppen te krijgen. NB: Indien u een inwaartse spiraal rijdt, laat dan de “FreeForm” knop actief zodat u uw volgende lijnen blijft aanmaken. Om een rechte stuk op te nemen: Druk op “Maak FF” en gebruik “Zet A” en “Zet B” als bij rechte AB-lijnen. Als u eenmaal rechte en/of gebogen FreeForm lijnen heeft opgenomen kunt u hier op rijden met de Autopilot. Wilt u overschakelen naar de volgende FreeForm lijn: - Voor gebogen lijnen moet het voertuig zich binnen 1,5 rijbreedte vanaf de opgenomen FreeForm bevinden. FmX Gebruikershandleiding V4.0
24
- U schakelt de Autopilot uit door aan het stuur te draaien of met een druk op de knop. - U drukt op “Lijn keuze” en de geleiding springt naar de volgende lijn. - Door herhaaldelijk op “Lijn keuze” te drukken scrollt u langs alle beschikbare lijnen. - U schakelt de Autopilot weer in met een druk op de knop.
1. Huidige rechte lijn 2. Volgende kromme lijn NB: Voor gebogen lijnen moet het voertuig zich binnen 1½ rijbreedte vanaf de opgenomen FreeForm bevinden.
U kunt ook een FreeForm lijn laden. Druk op “Lijnen …” om naar het Lijnmanagement Scherm te gaan: 1. Om een rechte FreeForm lijn te laden: Selecteer de gewenste rechte lijn uit de lijst links in scherm. 2. Om een kromme FreeForm lijn te laden: Selecteer een willekeurige kromme lijn uit de lijst links in scherm. Het systeem zal nu zelf de dichtstbijzijnde kromme lijn laden. Druk op “Laden” en het Run Scherm verschijnt met de geladen lijn.
FmX Gebruikershandleiding V4.0
25
3.4.7 Instellen van spuitpaden In het lijnen patroon van rechte en gebogen lijnen kunnen spuitpaden opgenomen worden. Bij het kopakkerpatroon is dit niet mogelijk. De plaats en breedte van de spuitpaden kunnen ingegevoerd worden via het Lijnmanagementscherm. Druk op “Spuitpaden” om het Spuitpaden instellingen scherm te openen.
Als voorbeeld nemen we een werkbreedte van 3m waarbij spuitpaden voor een 27m spuit moeten komen. •
“Werkgangen tussen spuitpaden” is 8. (8 x 3m = 24m, 24m + 3m spuitpad = 27m spuitbreedte).
•
De “Spuitpadbreedte” is 3m. U mag ook bijvoorbeeld 3.30m invullen indien u extra ruimte voor de spuit wilt
•
“Werkgangen in 1e groep” is 4 indien het eerste spuitpad op volle spuitbreedte moet liggen. Hier bepaalt u dus waar het 1e spuitpad ten opzichte van de kant moet liggen.
•
“AB-lijn plaats in 1e groep” geeft aan hoe de lijnen in de eerste groep liggen ten opzichte van de AB-lijn. LET OP! Altijd gezien van A naar B en geteld van links naar rechts
•
“Geef geleiding naar” geeft de keuze om op de Spuitpaden te rijden of op de tussen liggende lijnen.
FmX Gebruikershandleiding V4.0
26
Op het perceel ziet het er als volgt uit:
B
A
1
2
3
4 spuit 1
2
3
4
5
6
7
8 spuit 1
2
3
4
5
6
Kiest u bij “Geef geleiding naar” voor “lijnen” dan krijgt u het onderstaand werkscherm:
B
A
AB0 1
2
3
5
6
7
8
9
10 11
12
14 15 16 17 18 19
Kiest u bij “Geef geleiding naar” voor “Spuitpaden”dan krijgt u het onderstaand werkscherm:
B
A
AB0
4
FmX Gebruikershandleiding V4.0
13
27
3.4.8 Verschuiven van de AB-lijn In bepaalde gevallen kan het nodig zijn dat een bestaande AB-lijn tijdelijk moet worden verschoven. In het Run scherm drukt u op “Verschuif” (kan alleen als de AutoPilot uitgeschakeld is) Het systeem gaat nu naar het Verschuifscherm. Standaard is al de afstand tot de huidige lijn ingevuld. Als de trekker op de juiste plek staat hoeft u enkel op “OK” te drukken. U kunt ook zelf een afstand invullen waarmee de lijn verschoven moet worden. Kies voor links of rechts gezien vanuit de trekker en druk op “OK”.
NB: Verschuiven is tijdelijk en wordt ongedaan gemaakt zodra het perceel wordt afgesloten of de lijn opnieuw wordt geladen.
3.4.9 Permanent verplaatsen van de AB-lijn Het is ook mogelijk om een AB-lijn permanent te verplaatsen. In het Werkscherm drukt u op “Lijnen” (kan alleen als de AutoPilot uitgeschakeld is) Het systeem gaat naar het Lijnmanagement scherm
FmX Gebruikershandleiding V4.0
28
U controleert of de juiste lijn is geselecteerd (blauw) en drukt vervolgens op “Verplaatsen” Het systeem gaat nu naar het Verplaatsscherm Vul nu de afstand in waarmee de lijn moet worden verplaatst. Kies voor links of rechts gezien van A naar B en druk op “OK”. Het systeem gaat terug naar het Lijnmanagement scherm en heeft een nieuwe AB-lijn toegevoegd met in de naam de verplaatsings afstand (verplaatst…mL of mR) Hernoem eventueel de nieuwe lijn Selecteer de nieuwe lijn en druk op “Laden”.
3.4.10 Lijnen exporteren importeren Met deze functie kunnen lijnen vanuit het ene perceel naar een andere perceel worden gekopieerd. Ga naar het lijnmanagement scherm: Selecteer een lijn en druk vervolgens op exporteer. Geef de lijn een naam en druk op OK.
Open een ander perceel en druk in het lijnmanagement menu op importeren. Zoek de juiste lijn en druk op OK
3.5 Features karteren Met het FmX display kunt u features karteren. Features zijn unieke objecten die fysiek of denkbeeldig in het perceel aanwezig zijn. Er zijn 3 soorten features. Ieder type feature heeft een eigen symbool en bijzonderheid. Zie de tabel hieronder voor een overzicht Soort feature
Icoon
Voorbeelden
Bijzonderheid
Puntfeature
Paal, steen, bron, windmolen, nest
Aan puntfeatures kan een alarmradius worden gekoppeld, zodat het systeem waarschuwt zodra u iets naderd.
Lijnfeatures
Afrastering, sloot, perceelsscheiding, drainage, greppel
Op lijnfeatures kan Autopilot worden gereden. U kunt dus automatisch rijden over een eerder ingetekende lijnfeatures. Dit kan handig zijn als u gewassen die niet met GPS gepland of gezaaid zijn, meerdere malen moet schoffelen of spuiten of voor in boomkwekerijen.
Vlakfeatures
Natte plek, vijver, onkruidplek, aaltjes
Bij het binnen rijden of verlaten van een vlakfeatures kan de FmX een signaal uitsturen. Dit signaal kan worden gebruikt voor het in of uitschakelen van een machine.
FmX Gebruikershandleiding V4.0
29
Om features te karteren gaat u met de trekker op de juist plaats staan en drukt u op de betreffende featureknop. De featureknoppen bevinden zich op het tabblad van de AB-lijnen. Via het menu Systeem instellingen kunt u zelf features aanmaken en / of wijzigen. Let op: Features kunnen alleen met de PC worden verwijderd. Ga dus niet onnodig op de feature knoppen drukken.
FmX Gebruikershandleiding V4.0
30
4 Display, voertuig en werktuig configuraties Om het veranderen van werktuig en het wisselen van de AutoPilot tussen verschillende voertuigen te vereenvoudigen kunt u de verschillende instellingen wijzigen en apart bewaren voor zowel de display, het voertuig als het werktuig. •
Druk op de “Trekker” knop Configuratie selectie scherm.
•
Hier controleert u of de juiste configuratie van het display, voertuig en werktuig heeft gekozen.
•
Met de “Keuze” knop kunt u wisselen tussen bestaande configuraties of een nieuwe configuratie aanmaken.
•
Met de “Wijzig” knop kunt u de huidige configuratie aanpassen.
of op “Configuratie” knop
hierdoor komt u in het
Hierna staat beschreven hoe u een werktuigconfiguratie kunt wisselen en wijzigen. De werkwijze is voor display en voertuig configuraties hetzelfde. Druk op de “Keuze” knop achter werktuig om van werktuig configuratie te wisselen. Het systeem gaat nu naar het werktuig configuratiemenu. U selecteert het juiste werktuig uit de lijst of maakt een nieuw werktuig door op “Nieuw” te drukken. Wanneer u een nieuw werktuig aanmaakt wordt u automatisch door het werktuig instellingen menu begeleid. Na selectie van de juiste werktuig configuratie drukt u op “OK” om deze te laden. Druk op de “Wijzig” knop achter werktuig om de werktuig configuratie te wijzigen.
FmX Gebruikershandleiding V4.0
31
Het systeem gaat naar het algemene “Configuratie Menu”. Selecteer de werktuig in de lijst en druk op “Instellingen”. Verander de benodigde parameters en druk op “OK”. Druk op “Bewaar config” om de wijzigingen op te slaan. Overschrijf de bestaande configuratie of kies “Nieuw” om de configuratie onder een nieuwe naam op te slaan. Ook hier kunt u van configuratie wisselen met “Laad config”. Het menu van de werktuig instellingen kent 5 tabbladen: 1. Activiteiten 2. Geleiding 3. Geometrie 4. Overlap 5. Extra’s In het eerste tabblad drukt u op en kiest u de juiste activiteit voor het werktuig.
In het 2e tabblad Geleiding vult u de juiste waarden in voor: A. Lijnbreedte voor de auto Pilot B. Bewerking offset naar achteren of voren C. Links/rechts offset bewerking •
Aantal Rijen
•
Bewerkingsbreedte
Nadere uitleg vindt u onder de “Tips” knop.
FmX Gebruikershandleiding V4.0
32
In het 3e tabblad Geometrie vult u de juiste waarden in voor: •
Type Hef of Dissel
D. (afstand) Trekhaak tot grondcontactpunt E. Antenne voor/achter offset F. Antenne Links/rechts offset •
Antennehoogte
Nadere uitleg vindt u onder de “Tips” knop.
Het 4e tabblad Overlap vult u de juiste waarden in voor het gebruik van afgiftebesturing zoals EZ-Boom, Tru Apllication Control of Field IQ.:
In het 5e tabblad Extra’s selecteert u opties als: •
Variatie instellingen
•
Externe logschakelaar
Controleer tenslotte of alle instellingen correct zijn en druk op “OK” om te bevestigen. FmX Gebruikershandleiding V4.0
33
Het systeem gaat terug naar het algemene “Configuratiemenu”. Selecteer nu de juiste plugins voor het werktuig met de “Wijzig plugins” knop. Selecteer in de linker kolom de juiste plugins voor het werktuig en druk op “toevoegen >”. U kunt ook plugins verwijderen door ze in de rechter kolom te selecteren en op “< verwijder” te drukken. Druk op “OK” Het systeem gaat naar het algemene “Configuratie Menu”. Druk op “Bewaar Config” om de wijzigingen op te slaan.
FmX Gebruikershandleiding V4.0
34
5 Variaties instellen U kunt variaties loggen instellen bij “Werktuig instellingen” en bij “Perceel Selectie” met de knop “Variatie instellingen”. Het systeem gaat dan naar het Variatie instellingen Scherm. Druk op “Toevoegen” om een nieuwe variateit toe te kennen. Toets de naam in en druk op “OK”. De nieuwe variateit verschijnt in de lijst. Druk op “Wijzig” om de kenmerken van een variateit te veranderen. Het systeem gaat dan naar het Variatie soorten Scherm.
Druk op het gekleurde blokje om de bedekkingskleur van de variateit in het Werkscherm te veranderen. Verder kunt u hier allerlei relevante informatie bijhouden. Druk op “OK” om terug te keren naar het variatie instellingen Scherm.
Nu de variateiten gedefinieerd zijn kunt u ze toekennen aan de plantrijen van het werktuig. Druk op “Toewijzen” en voer de eerste en laatste rij in van de rijen waar u deze variateit toepast. Druk op “OK” …
FmX Gebruikershandleiding V4.0
35
6 Autopilot instellingen 6.1 Algemeen Het Auto Piloot systeem is gekalibreerd voor algemeen gebruik of juist heel specifiek gebruik. Bij verandering van de werkzaamheden of omstandigheden kan het zijn dat het systeem een andere afstelling van de Agressiviteit of het Lijnverkrijgen nodig heeft om goed te functioneren. U kunt verschillende calibratie instellingen bewaren en opnieuw inladen als u van werkzaamheden veranderd.
6.2 Agressiviteit De benodigde agressiviteit van de sturing varieert met de rijsnelheid van het voertuig en de belasting van het voertuig. Selecteer de Autopilot tabblad in het werkscherm. Met de plus “+” en min “-“ toetsen kunt u de agressiviteit aanpassen tussen de 50 (laag) en 150 (hoog). Hogere rijsnelheden vragen een lagere agressiviteit om oversturen te voorkomen. Zwaardere belasting zoals extra gewicht in de fronthef, grotere/bredere banden, werktuigen die dieper de grond in gaan vereisen vaak een hogere agressiviteit om op de lijn te blijven.
6.3 Lijnverkrijgen Het lijnverkrijgen is de mate waarin het voertuig naar de lijn toestuurt. Tijdens het spuiten heeft u liever dat de Autopilot geleidelijk naar de lijn gaat om het zwiepen van de spuitbomen te voorkomen. Terwijl bij ruggenfrezen de trekker direct naar de lijn moet. Druk op de “sleutel”
rechts van het scherm om naar het configuratiescherm te gaan.
In het configuratiescherm selecteert u links de “Autopilot” en vervolgens drukt u rechts op “Kalibreren”. Het “Voertuig controller kalibratie“ scherm verschijnt. Hier selecteert u het “lijnverkrijgen” (onderaan de lijst) en vervolgens drukt op “OK” rechts onder aan in het scherm.
FmX Gebruikershandleiding V4.0
36
In de bovenste kolom kunt u de agressiviteit voor het lijn verkrijgen instellen tussen 50% (laag) en 150% (hoog) door op de beoogde plek van de regelschuif te drukken. Hoe hoger deze waarde hoe agressiever het systeem de lijn vast zal houden. Let op! Een te hoge waarde kan bij hogere snelheden resulteren in slingerend stuur gedrag. In de onderste kolom kunt u de aangeven of de agressiviteit kort na het inschakelen beperkt of juist versterkt moet worden. Dit kunt u activeren of uitzetten rechts in de onderste kolom. De nieuwe instelling(en) bevestigen door op “OK” te drukken.
6.4 Voertuig configuratie opslaan en laden Om een bepaalde voertuig configuratie op te slaan of te laden moet u naar de AutoPilot instellingen. Druk op de “sleutel”
rechts van het scherm om naar het configuratiescherm te gaan.
In het configuratiescherm selecteert u links de “Autopilot” en vervolgens drukt u rechts op “instellingen”.
FmX Gebruikershandleiding V4.0
37
Het Voertuigcontroller Instellingen scherm verschijnt. In het middelste vak “Voertuigcontroller instellingen” drukt u op de knop “Wijzig…”. Het systeem gaat nu naar het Verander Voertuigprofiel Scherm
Druk op “Bewaar Voertuig als bestand” om uw huidige profiel te bewaren. Geef de file een herkenbare naam zoals bijvoorbeeld: “Steyr170 650R6538 frezen” Om vorige Voertuig profielen te herladen selecteert u eerst de locatie “Van Opgeslagen bestand”. Druk vervolgens op “Bladeren” en selecteer het gewenste profiel. Druk dan op “Verander Herlaad Voertuig”.
De navigatie controller zal nu opnieuw opstarten met het gekozen profiel. Voordat u de Autopilot kunt gebruiken moet u eerst weer enkele tientallen meters gereden om de giroscopen te richten.
6.5 Netwerk ID wijzigen Wanneer u een gespreid werkgebied heeft dan kan het zijn dat u van verschillende radio zendmasten RTK correctie moet gebruik maken. Deze masten zenden elk op een eigen frequentie welke eenvoudig in te stellen is. Druk op de “sleutel”
rechts van het scherm om naar het configuratie scherm te gaan.
In het configuratie scherm selecteert u links de “GPS ontvanger” en vervolgens drukt u rechts op “Instellingen”.
FmX Gebruikershandleiding V4.0
38
In het GPS ontvanger Instellingen scherm vindt u verschillende tapbladen. Op het eerste tabblad Instellingen kunt een het gewenste Netwerk ID selecteren. Bevestig de nieuwe instelling door op “OK” te drukken. Uw dealer kan u vertellen welke netwerk ID’s u kunt gebruiken. Uw dealer kan u ook helpen met het instellen van Frequenties en Secure RTK
FmX Gebruikershandleiding V4.0
39
7 EZ-Remote De Trimble EZ-Remote is een optionele waterdichte afstandbediening. Met de EZ-Remote kunt u instellingen wijzigen vanaf u armsteun of achter op de machine zonder op het FmX display te drukken. Wanneer de EZ-Remote is aangesloten verschijnt er een extra tabblad in het configuratie scherm. Via EZ-Remote instellingen kunnen de voorkeuze voor de knoppen worden toegewezen.
Wanneer er een knop op de EZ-Remote wordt ingedrukt verschijnt er een menu waar de functie voor deze knop kan worden toegewezen.
FmX Gebruikershandleiding V4.0
40
8 Plugins 8.1
Plugins wijzigen
Plugins zijn opties die kunnen worden geactiveerd op het FmX display. Sommige plugins zijn vergrendeld en kunnen worden vrijgegeven door middel van een betaalde code. Plugins kunnen worden gewijzigd in het configuratie scherm. Druk op de “sleutel”
rechts van het scherm om naar het configuratie scherm te gaan.
Ga naar wijzig plugins
In het Plugin menu staan 2 kolommen. In de linker kolom staan alle mogelijke opties en rechts diegene die momenteel actief zijn. Wanneer u een plugin van de linker naar de rechter kolom wilt verplaatsen drukt u toevoegen. Wanneer u een betaalde plugin wilt toevoegen dient deze eerst ontgrendeld te worden met een code.
Symbool: Beschrijving:
Handmatig sturen plugin.
Unlock d.m.v code: Nee
Met het FmX handmatig rijden zonder het gebruik van Navigatie Cotroller EZ-Steer plugin.
Nee
Automatisch sturen met EZ-Steer motor. AutoPilot plugin.
Nee
Automatisch hydraulisch sturen met Navigatie Controller II. Werktuig monitoring plugin.
Nee
Doormiddel van een tweede antenne het werktuig te monitoren. True Guide plugin.
Ja
Doormiddel van een tweede antenne op het werktuig de AutoPilot laten sturen. True Tracker plugin.
Ja
Het werktuig laten aansturen doormiddel van schijven, sideshift, wielbesturing etc.
FmX Gebruikershandleiding V4.0
41
FieldLevel II inmeten/ontwerpen plugin.
Nee
De hoogte van percelen inmeten en vooraf afschotten bepalen om te egaliseren. Fieldlevel II plugin.
Ja
Automatische hoogte aansturing voor bijvoorbeeld kilverbakken en drainage machines Fieldlevel II tandem/dual plugin.
Ja
Hoogte aansturing voor 2 GPS ontvangers. Field IQ plugin.
Ja/Nee
Sectie afsluiting en variabelen afgifte voor spuit-, plant-, zaai-, poot- en kunstmeststrooi machines. EZ-Boom plugin.
Nee
Sectie afsluiting voor spuitmachines. True Application Control plugin.
Ja
Sectie afsluiting en variabelen afgifte voor spuit-, plant-, zaai-, poot- en kunstmeststrooi machines. Serial Rate Conrol plugin.
Nee
Sectie en variabele afgifte control rechtstreeks aansluiten op een bestaande spuitcomputer. Ag3000 plugin.
Nee
AgroSPIN modem voor RTK signaal via UMTS/GPRS Greenseeker plugin.
Ja
Variaties binnen een perceel meten aan de hand van de biomassa. Yield monitoring plugin.
Ja
Opbrengstmeting voor combines. Remote Output plugin.
Nee
Signalen uitsturen aan de hand van tijd, afstand, ingeschakeld of features. Serial Data Input plugin.
Nee
Seriële data loggen van externe machines. Productivitie monitoring.
Ja
Opbrengstmeting voor suikerriet machines. CAN_VRC plugin.
Ja
Voor toekomstig gebruik.
FmX Gebruikershandleiding V4.0
42
Camera plugin.
Nee
Sluit tot 4 videocamera’s aan. Information Management plugin.
Nee
Stuur percelen draadloos van kantoor naar FmX of andersom. Speciaal modem vereist. Debug plugin.
Nee
Voor test doeleinden. EZ-Remote.
Nee
Afstandbediening aansluiten om het scherm op afstand te bedienen. Externe lightbar.
Nee
Extra geleidings lightbar aansluiten.
FmX Gebruikershandleiding V4.0
43
9 Data Management 9.1 Databestanden kopiëren De FmX slaat alle gegevens op in het interne geheugen. U kunt de gegevens zoals percelen, rassen variëteiten en afgiftekaarten zien in het Databestanden scherm. Druk op:
om naar het thuisscherm te gaan waar u via de Support tab het Databestanden scherm kunt bereiken.
Het Databestanden scherm geeft de mogelijkheid om gegevens te verwijderen of te kopiëren van en naar een USB-stick. U kunt de USB-stick in de USB connector aan de achterzijde van het scherm steken. Maak minstens 1 keer per jaar een back-up van uw interne geheugen. Selecteer de gegevens die u wilt kopiëren en druk op de Kopieerknop in het midden. Als de FmX klaar is met het kopiëren van de gegevens kunt u de USB-stick verwijderen.
FmX Gebruikershandleiding V4.0
44
9.2 Databestanden verwijderen Druk op de knop Data verwijderen als u ongebruikte klanten, bedrijven, percelen of bewerkingen wilt verwijderen. Boven in het data verwijder scherm selecteert u waar u gegevens wilt verwijderen; in het interne geheugen of in de USB-stick. Daarna selecteert u de betreffende bewerking, perceel, bedrijf of klant. Druk op de knop verwijderen op het juiste niveau want het is permanent en niet terug te draaien.
Selecteer de tab Uitgebreid voor het verwijderen van alle percelen of bewerkingen in een keer. Daar kunt u ook AB-lijnen of Afgifte kaarten verwijderen.
FmX Gebruikershandleiding V4.0
45
9.3 Gegevens beheren op de PC Stop de USB-stick in een USB-poort van de PC. Kopieer de AgGPS folder van de data kaart naar de PC m.b.v. Windows verkenner of een gelijkwaardig programma. Zorg ervoor dat de file-structuur van AgGPS folder behouden blijft. Indien uw meerdere Displays beheert, zorg ervoor dat de AgGPS folders van deze displays niet door elkaar raken of elkaar overschrijven. De AgGPS folder bevat de volgende sub-folders
Al uw bewerkingen zijn opgeslagen onder \AgGPS\Data in een klant-bedrijf-perceel folderstructuur die gelijk is aan de data-structuur in uw scherm. De lijnen en features van een perceel staan in zogenaamde shape files opgeslagen in de perceels folder. Een shape-file is eigenlijk een groepje van 3 files (*.dbf, *.shp en *.shx). Deze files dienen altijd bij elkaar te blijven. Verwijder nooit de perceelsfolders met de shape-files omdat u dan uw lijnen kwijt bent. De log-gegevens van een bewerking staan in een aparte folder in de perceelsfolder. Deze bewerkingsfolders kunt u verwijderen om kaart ruimte vrij te maken.
U kunt lijnen en perceelsranden (boundaries) importeren door de betreffende shape-files in de \AB Lines folder te plaatsen. U plaatst de USB-Stick terug in de FmX en u opent het lijn-management scherm vanuit het run scherm. In plaats van een bestaande lijn te laden of een nieuwe lijn te beginnen drukt u op “Importeren” . U komt in het Importeer lijnen Scherm en selecteert u de gewenste shape-file naam. U drukt op “OK” en u vindt alle lijnen uit die shape file terug in de lijst met lijnen. NB: Wijzig nooit namen van systeemmappen en bestanden. Hierdoor zal de FmX de gegevens niet meer herkennen en kunnen gebruiken FmX Gebruikershandleiding V4.0
46
9.4 Perceelsrapporten openen Als u een perceel afsluit dan bewaart het system automatisch een perceelsrapport in HTML codering. Om deze bestanden te openen heeft u een PC met Windows en Internet Explorer nodig. De perceelsrapporten worden opgeslagen in de \AgGPS\Summaries\ map. De perceelsrapporten zitten in de onderliggende \
\-mappen. Om een perceelsrapport te openen opent u het bestand index.html en navigeert u gemakkelijk naar de gewenste bewerking. Een perceelsrapport kan de volgende beelden van het perceel weergeven: - Bewerkt oppervlak - GPS kwaliteit - Hoogtekaart - Toegepaste hoeveelheid - Snelheid - Variatie
NB: Wanneer u de Microsoft® en Internet Explorer® gebruikt, moet u mogelijk ActiveX® technology toestaan om alles te kunnen zien van de samenvattingen.
FmX Gebruikershandleiding V4.0
47
10 Het systeem afsluiten •
Ga uit de bewerking door in het Werkscherm op het “Huisje” te drukken
•
Op de vraag of u klaar bent met het perceel drukt u op “Ja” à Het systeem keert terug naar het Beginscherm.
•
Druk op “Afsluiten” en wacht totdat het scherm heeft geknipperd (±15 sec.).
•
Zet altijd als laatste de trekker uit om piekspanningen te voorkomen.
FmX Gebruikershandleiding V4.0
48
FmX Gebruikershandleiding V4.0
49