Gebruikershandleiding Standaard Automotive Multimeter UT105 Inhoudsopgave 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.
12.
13. 14.
15.
Algemeen 2 Inhoudsinspectie 2 Veiligheidsinformatie 2 Regels voor veilig gebruik 2 Automotive veiligheidsregels 3 Internationale Elektrische Symbolen 4 De meter opbouw 4 Draaischakelaar 4 Drukknop functies 4 Display symbolen 5 Basis meetfuncties 5 A. Gelijk- en wisselspanningsmeting 5 B. Gelijkstroommeting 6 C. Weerstandsmeting 6 D. Diodetest 7 E. Doorbeltest 8 F. Contacthoekmeting 8 G. Motortoerentaltest (RPMx10) 8 H. Data Hold 9 Testfuncties voor automotive toepassing 9 A. Zekeringtest: controleren of er een zekering is doorgebrand 9 B. Schakelaartest: controleren van schakelaars op werking 9 C. Spoelen- en relaistest 9 D. Start- en laadsysteemtest 10 E. Accutest op vermogensafname bij uitgeschakelde motor 10 F. Accubelastingtest 10 G. Spanningsvaltest 11 H. Oplaadsysteem spanningstest 11 I. Ontstekingssysteemtest 12 1. Ontstekingsspoeltest 12 2. Ontstekingssysteem hoogspanning dempertest 12 3. Hall sensortest 13 4. Magnetische weerstandsensor 13 5. RPMx10 test 13 6. Brandstofsysteemtest 14 J. Motorsensortest 14 1. Zuurstofsensor 14 2. Temperatuursensor 15 3. Positiesensor 15 4. MAP- en druksensor 16 5. Luchtstroomsensor (MAF) 16 Algemene specificaties 17 Nauwkeurigheidsspecificaties 17 A. DC spanning 18 B. AC spanning 18 C. DC stroom 18 D. Weerstand 18 E. Diodetest 18 F. Doorbeltest 18 G. Contacthoektest 19 H. Toerentaltest 19 Onderhoud 19 A. Algemeen onderhoud 19 B. Vervangen van de zekering 19 C. Vervangen van de batterij 20
© Havé-Digitap BV
Versie 1.1
1
Gebruikershandleiding Standaard Automotive Multimeter UT105 1. Algemeen Deze handleiding bevat informatie over veiligheid en voorzorgsmaatregelen. Lees alle relevante informatie en houdt extra rekening met alle waarschuwingen en notities. Waarschuwing Om een elektrische schok of persoonlijk letsel te voorkomen lees de "Veiligheidsinformatie" en "Regels voor veilig gebruik" zorgvuldig voordat u de meter in gebruik neemt. Model UT105 is een handmatig instelbare multimeter voor automotive toepassingen. Met een maximale uitlezing van 1999 (3½ digits) zijn de metingen goed zichtbaar op het extra grote display. De meter is voorzien van zeer bruikbare mogelijkheden waaronder symboolindicatie, aansluitindicatie en overbelastingsbeveiliging. Een uitstekende en uitgebreide meter voor veelzijdig gebruik. Naast de contacthoek- en toerentalmeting is de meter te gebruiken voor DC spanning, AC spanning, DC stroom, weerstand, diodes en doorbeltesten. 2. Inhoudsinspectie Open de verpakking en haal de meter eruit. Controleer of, naast de meter, ook de volgende items aanwezig en in goede staat zijn: Onderdeel 1. 2. 3. 4.
Beschrijving Engelstalige handleiding Set meetsnoeren (rood/zwart) Set krokodillenbekklemmen (rood/zwart) 9V Batterij (NEDA 1604, 6F22 of 009P)
Aantal 1 stuk 1 paar 1 paar 1 stuk
Neem in het geval van ontbrekende of beschadigde onderdelen contact op met uw officiële UNI-T dealer. 3. Veiligheidsinformatie Deze meter voldoet aan de normen IEC61010, vervuilingsgraad 2, overspanning categorie CAT II 1000V, CAT III 600V en dubbele isolatie. CAT II: Draagbare apparaten, apparaten en gereedschappen met een eigen 1-fase aansluiting op lokaal niveau, draagbare apparatuur, met lagere transiënt spanningen dan CAT III. CAT III: Distributie niveau, vaste installatie, met lagere transiënt spanningen dan CAT IV. Gebruik de meter alleen als omschreven in deze handleiding, omdat anders de bescherming door de meter kan worden aangetast. Gebruik de meter zoals beschreven staat in deze handleiding. Afwijken hiervan kan negatieve gevolgen hebben voor de beveiliging. Internationale elektrische symbolen op de meter of in deze gebruiksaanwijzing worden uitgelegd op pagina 4. 4. Regels voor veilig gebruik Waarschuwing Om het risico te vermijden op elektrische schokken of persoonlijk letsel, en ter voorkoming van mogelijke schade aan de meter of aan de te testen apparatuur, dienen de volgende regels in acht genomen te worden: • • • • • • •
Inspecteer altijd de behuizing van de meter voor gebruik. Gebruik de meter niet als deze beschadigd is of wanneer (een deel van) de behuizing ontbreekt. Zoek naar scheuren of ontbrekend plastic. Let extra op aan de isolatie rond de meetbussen. Inspecteer de meetsnoeren op beschadigde isolatie of blootliggend metaal. Controleer de meetsnoeren op geleiding. Vervang beschadigde meetsnoeren voor modellen met minimaal dezelfde specificaties dan de originele meetsnoeren. Bij gebruik van de meetsnoeren dienen vingers achter de opstaande randen geplaatst te zijn. Breng niet meer dan de toegestane spanning aan, zoals aangegeven op de meter, tussen de meetbussen onderling of tussen een meetbus en de elektrische aarde. Wees extra alert bij het meten aan onderdelen met een hogere spanning dan 60VDC of 30VAC in verband met gevaar op een elektrische shock. Gebruik de juiste meetbussen, meetfunctie en meetbereik voor uw metingen. De draaischakelaar dient in de juiste stand geplaatst te worden en mag gedurende het verrichten van metingen niet omgeschakeld worden ter voorkoming van schade aan de meter.
© Havé-Digitap BV
Versie 1.1
2
Gebruikershandleiding Standaard Automotive Multimeter UT105 •
• • • • • • • •
Ontkoppel de voeding en ontlaad alle hoogspanningscondensatoren voordat een weerstandsmeting, stroommeting, doorbeltest, diodetest of capaciteitsmeting wordt gestart. Ontkoppel de voeding en controleer de interne zekeringen voordat de meter in een stroomcircuit wordt aangesloten. indicatie in het display. Doorgaan met meten Vervang de batterij direct bij het verschijnen van de ‘low battery’ kan leiden tot onjuiste metingen die kunnen leiden tot elektrische schokken en persoonlijk letsel. Schakel altijd de meter uit en verwijder meetsnoeren en test-clips en voordat de meter opengemaakt wordt. Gebruik bij vervanging van onderdelen van de meter alleen onderdelen met hetzelfde modelnummer of identieke elektrische specificaties. Het interne circuit van de meter mag niet worden gewijzigd ter voorkoming van schade of ongevallen. Reinig het oppervlak van de meter met een zachte doek en een mild afwasmiddel. Gebruik geen agressief schoonmaakmiddel of oplosmiddel, dit ter voorkoming van schade of ongevallen. Schakel de meter uit wanneer deze niet in gebruik is en verwijder de batterij wanneer deze lange tijd niet gebruikt wordt. Controleer de batterij voortdurend op lekken en vervang een lekkende batterij direct. Een lekkende batterij veroorzaakt schade aan de meter. Gebruik of bewaar de meter niet in een omgeving met een hoge temperatuur en/of hoge vochtigheid, niet in een explosieve of ontvlambare omgeving en ook niet in een omgeving met een sterk magnetisch veld. De prestaties van de meter kunnen sterk verslechteren. De meter is geschikt voor gebruik binnenshuis.
5. Automotive veiligheidsregels Waarschuwing Voertuigen kunnen voorzien zijn van air bags. Raadpleeg alle informatie in de bij het voertuig horende servicehandleiding. Tijdens werkzaamheden in de buurt van onderdelen van de air bag installatie en bedrading kan onzorgvuldigheid leiden tot schade en persoonlijk letsel. U dient er rekening mee te houden dat air bags ook kunnen ontsteken nadat het voertuig is uitgeschakeld en zelfs als de accu is ontkoppeld. Deze zijn voorzien van een speciale energie reservesysteem. • Draag altijd een veiligheidsbril die voldoet aan de veiligheidsvoorschriften. • Bedien het voertuig altijd in een voldoende geventileerde omgeving ter voorkoming van het inademen van giftige gassen. • Hou gereedschap en instrumenten op veilige afstand van warme onderdelen van een draaiende motor. • Controleer of het voertuig in de stop stand (automatische versnelling) of in de neutrale stand (handmatige versnelling) staat en verifieer dat de remmen en wielen geblokkeerd zijn. • Plaats geen onderdelen, gereedschappen of instrumenten op de accu van het voertuig. Dit kan leiden tot kortsluiting van de elektrodes met schade en/of persoonlijk letsel tot gevolg. • Roken of vuur ontsteken in de buurt van een voertuig is niet toegestaan vanwege het risico op brand of explosie. • Laat het voertuig nooit in test stand staan. • Verhoog uw waakzaamheid wanneer gewerkt wordt aan of rondom de ontsteking spoel, verdeler, bobinekabels of bougies omdat deze onderdelen onder hoge spanning kunnen staan. • Bij het monteren of demonteren van elektronische onderdelen dient het voertuig volledig afgeschakeld te zijn. • Houd u te allen tijde aan de voorschriften en veiligheidsregels die door de fabrikant worden vermeld in de gebruikers- en servicehandleidingen. Alle informatie, uitleg en beschrijvingen vloeien voort uit informatie vanuit de automotive industrie. Het is niet mogelijk om alle beschikbare informatie te toetsen op nauwkeurigheid en volledigheid, waarvoor dan ook elke vorm van aansprakelijkheid wordt afgewezen. Informatie in deze handleiding over automotive service is afkomstig van automotive servicevoorschriften. 1. Neem contact op met uw locale distributeur van automotive onderdelen. 2. Neem contact op met uw locale groothandel van automotive onderdelen. 3. Neem contact op met de importeur voor informatie over de allerlaatste versie die beschikbaar is over het te testen voertuig. Zorg eerst voor een volledige en grondige visuele inspectie van het voertuig en onder de motorkap voorafgaand aan testen of metingen. Veel van de voorkomende storingen kunnen op deze wijze gelokaliseerd en verholpen worden. 1. Is het voertuig onlangs nog gerepareerd geweest? Is hetzelfde probleem teruggekomen? 2. Probeer niet om controlestappen over te slaan. Controleer slangen, leidingen en bedrading. 3. Ga na of het luchtfilter- en leidingensysteem problemen heeft. 4. Controleer of er schade aan sensoren van het aandrijfsysteem is. 5. Controleer het ontstekingssysteem op mogelijke defecten van de bedrading, de aansluitingen, de bougies en bobine. 6. Controleer alle vacuümleidingen en -slangen op de aansluitingen; krimp, vervorming, scheuren, breuken of beschadiging
© Havé-Digitap BV
Versie 1.1
3
Gebruikershandleiding Standaard Automotive Multimeter UT105 7. Controleer alle bekabeling op aansluitingen en ligging bij scherpe randen en hete onderdelen zoals het uitlaatsysteem. Controleer op krimp of schroeiplekken, beschadiging van de isolatie en connecties. 8. Controleer alle elektrische circuits op corrosie, beschadiging, onjuiste aansluiting of beschadigde bekabeling. 6. Internationale Elektrische Symbolen AC (wisselstroom) Elektrische Aarde Dubbel geïsoleerd Batterij bijna leeg Zekering Waarschuwing. Raadpleeg de handleiding. Voldoet aan de normen van de Europese Unie.
7. De meter opbouw (zie figuur 1) 1. LCD Display 2. Data HOLD knop 3. Draaischakelaar 4. Meetbussen 5. Aan/uit knop
Figuur 1 8. Draaischakelaar In onderstaande tabel wordt informatie gegeven over de standen van de draaischakelaar. Positie
Functie DC spanning meting AC spanning meting DC stroommeting Diodetest Doorbeltest Weerstandsmeting
DWELL
Automotive ontstekingshoektest (in graden)
RPMx10
Automotive toerentaltest (in omwentelingen per minuut)
9. Drukknop functies Drukknop Functie • Druk de gele knop in om de meter in te schakelen (Gele knop) • Druk de gele knop uit om de meter uit te schakelen • Druk de HOLD knop in om de hold functie in te schakelen HOLD • Druk de HOLD knop uit om de hold functie uit te schakelen, (Blauwe knop) waarna de actuele meetwaarde weer zal worden weergegeven • Bij ingeschakelde HOLD functie zal het in het display zichtbaar zijn
© Havé-Digitap BV
Versie 1.1
4
Gebruikershandleiding Standaard Automotive Multimeter UT105 10. Display Symbolen (zie figuur 2)
Figuur 2 Nr. 1.
Symbool
2. 3. 4. 5. 6. 7.
AC
Ω, kΩ, MΩ mV, V mA, A 8. DWELL RPMx10 4CYL, 6CYL, 8CYL
Betekenis De batterijspanning is te laag. Waarschuwing: Om onjuiste meetresultaten te voorkomen dient de batterij vervangen te worden zodra het ‘battery-low’ icoon verschijnt. Icoon voor wisselspanning of wisselstroom. Getoonde waarde is de gemiddelde waarde. Geeft negatieve waarde aan. Diode test is actief. Doorbeltest is actief. Data hold functie is actief. Indicatie voor aansluiten van de meetsnoeren in de meetbussen. Ω: Ohm (eenheid voor weerstand) kΩ: KiloOhm 1000 Ohm MΩ: MegaOhm 1000000 Ohm V: Volt (eenheid voor spanning) mV: millivolt 0,001V mA: milliampères 0,001A A: Ampères (eenheid voor stroom) Test voor bepalen contacthoek. Toerental x 10 in omwentelingen per minuut (RPM). Aantal cilinders.
11. Basis meetfuncties A. Gelijk- en wisselspanningsmeting (zie figuur 3)
Figuur 3 Waarschuwing Om persoonlijk letsel of schade aan de meter te voorkomen dient vermeden te worden om spanningen hoger dan 1000Vp te meten ondanks dat er wel een waarde op het display verschijnt. De DC bereiken zijn: 200mV, 2V, 20V, 200V en 1000V. De AC bereiken zijn: 2V, 20V, 200V en 750V. Volg voor het meten van spanning de volgende aanwijzingen: 1. Steek het rode meetsnoer in de V meetbus en het zwarte meetsnoer in de COM meetbus. of bereik. 2. Zet de draaischakelaar in de juiste positie in het 3. Verbind de meetsnoeren met het te meten object. De gemeten waarde wordt getoond op het display.
© Havé-Digitap BV
Versie 1.1
5
Gebruikershandleiding Standaard Automotive Multimeter UT105 Notitie • Als de te meten waarde onbekend is, gebruik dan het hoogste bereik van de meetgrootheid en verlaag deze stap voor stap tot een bevredigende uitlezing wordt verkregen. Ontkoppel de meetsnoeren gedurende het omschakelen van het bereik. • Indien het display “1” aangeeft, dan is het gekozen bereik te laag. Om een bevredigende uitlezing te verkrijgen dient een hoger bereik gekozen te worden. • De ingangsimpedantie is circa 10MΩ. Deze waarde kan het meetresultaat beïnvloeden bij hoogohmige circuits. Bij circuits met een impedantie van minder dan 10kΩ is de beïnvloeding verwaarloosbaar. • Ontkoppel de meetsnoeren direct van het te meten object na het voltooien van de meting. B. Gelijkstroommeting (zie figuur 4)
Figuur 4 Waarschuwing Probeer nooit een in-circuit stroommeting te doen in een circuit waarin de spanning tussen de klemmen en de aarde hoger is dan 250V. Als de zekering doorbrandt tijdens de meting, dan kan deze schade aan de meter of persoonlijk letsel aan de gebruiker veroorzaken. Gebruik de juiste meetbussen en het juiste meetbereik voor de meting. Wanneer de meetsnoeren zijn aangesloten op het te meten circuit voorkom dan verdere parallel schakeling op andere circuits. De DC bereiken zijn: 200mA en 10A. Volg voor het meten van stroom de volgende aanwijzingen: 1. Schakel het te meten circuit uit en ontlaadt alle hoogspanningcondensatoren. 2. Steek het rode meetsnoer in de mA of 10A meetbus en het zwarte meetsnoer in de COM meetbus. bereik. 3. Zet de draaischakelaar in de juiste positie in het 4. Onderbreek het te testen stroomcircuit en sluit het rode meetsnoer aan de positieve kant en het zwarte meetsnoer aan de negatieve kant aan. 5. Schakel het te meten circuit in. De gemeten waarde wordt getoond op het display. Notitie • Als de te verwachten stroom niet bekend is, gebruik dan de hoogste meetstand en de A meetbus in het begin en schakel stap voor stap naar een lager bereik totdat het gewenste resultaat is bereikt. • Ontkoppel de meetsnoeren direct van het te meten object na het voltooien van de meting. • Uit veiligheidsoverwegingen mag het meten van een hoge stroom (>10A) niet langer duren dan 10 seconden. De intervaltijd tussen twee metingen dient minimaal 15 minuten te bedragen. C. Weerstandsmeting (zie figuur 5)
Figuur 5 Waarschuwing Om schade te voorkomen aan de meter of het te testen onderdeel schakel de voeding van het onderdeel uit en ontlaad alle hoogspanningcondensatoren voordat de weerstandsmeting gestart wordt.
© Havé-Digitap BV
Versie 1.1
6
Gebruikershandleiding Standaard Automotive Multimeter UT105 Doe nooit een in-circuit stroommeting bij een open-circuit spanning tussen de meetbussen en elektrische aarde van meer dan 60VDC of 30VAC in verband gevaar op een elektrische shock. De weerstand bereiken zijn: 200Ω, 2kΩ, 20kΩ, 200kΩ, 2MΩ en 20MΩ. Volg voor het meten van weerstand de volgende aanwijzingen: 1. Steek het rode meetsnoer in de Ω meetbus en het zwarte meetsnoer in de COM meetbus. 2. Zet de draaischakelaar in de juiste positie in het Ω bereik. 3. Verbind de meetsnoeren met het te meten object. De gemeten waarde wordt getoond op het display. Notitie • De meetsnoeren kunnen een 0,1Ω tot 0,2Ω meetwaarde veroorzaken. Voor het verkrijgen van een nauwkeurigere meetwaarde bij lage weerstandswaarden sluit voorafgaand aan een meting de meetsnoeren kort in het 200Ω bereik. In het display wordt de weerstand van de meetsnoeren getoond (waarde X). Vervolg de meting door de weerstand van het te testen onderdeel te meten (waarde Y). Gebruik daarna de vergelijking R(onderdeel) = (waarde Y) – (waarde X) voor het verkrijgen van een nauwkeurigere meetwaarde. • Als bij het bepalen van de weerstand van de meetsnoeren het langer dan circa 0,5 seconde duurt, controleer de aansluitingen en meetsnoeren grondig. • Voor hoge weerstand waarden (> 1MΩ) is het normaal dat het verkrijgen van een stabiele uitlezing enkele seconden duurt; gebruik korte meetsnoeren voor een stabiele en nauwkeurige uitlezing. • Wanneer de weerstand hoger is dan het maximale bereik of wanneer er geen onderdeel is aangesloten zal in de display een "1" getoond worden. • Wanneer weerstandsmeting is voltooid, verbreek dan de verbinding tussen de meetsnoeren en het te testen onderdeel. D. Diodetest (zie figuur 6)
Figuur 6 Waarschuwing Om schade te voorkomen aan de meter of het te testen onderdeel schakel de voeding van het onderdeel uit en ontlaad alle hoogspanningscondensatoren voordat de diodetest gestart wordt. Doe nooit een in-circuit stroommeting bij een open-circuit spanning tussen de meetbussen en elektrische aarde van meer dan 60VDC of 30VAC in verband gevaar op een elektrische shock. Gebruik de diodetest voor het testen van diodes, transistoren en andere halfgeleiders. De diodetest stuurt een stroom door de halfgeleider waarna de spanningsval gemeten wordt. Een goedsilicium halfgeleider heeft een spanningsval tussen 0,5V en 0,8V. Volg voor het uitvoeren van een diodetest de volgende aanwijzingen: meetbus en het zwarte meetsnoer in de COM meetbus. 1. Steek het rode meetsnoer in de 2. Zet de draaischakelaar in het bereik. 3. Voor het juist aflezen van de spanningsval bij een halfgeleider dient het rode meetsnoer met de Anode en het zwarte meetsnoer met de Kathode te worden aangesloten. De gemeten waarde wordt getoond op het display. Notitie • In een circuit zal van een goede diode de voorwaartse spanningsval tussen de 0,5V tot 0,8V bedragen. De omgekeerde spanningsval is afhankelijk van de weerstand en andere stroomkringen tussen de probe tips. • Sluit de meetsnoeren aan op de juiste meetbussen. • De open klemspanning in de diode teststand bedraagt circa 2,7V. • De LCD display zal een “1” tonen wat aangeeft dat er een open klemverbinding of onjuiste aansluiting is. • De grootheid bij een diodetest is Volt, waarbij de voorwaartse spanningsval wordt getoond. • Wanneer de diode test is voltooid, verbreek dan de verbinding tussen de meetsnoeren en het te testen onderdeel.
© Havé-Digitap BV
Versie 1.1
7
Gebruikershandleiding Standaard Automotive Multimeter UT105 E. Doorbeltest (zie figuur 6) Waarschuwing Om schade te voorkomen aan de meter of het te testen onderdeel schakel de voeding van het onderdeel uit en ontlaad alle hoogspanningcondensatoren voordat de diodetest gestart wordt. Doe nooit een in-circuit stroommeting bij een open-circuit spanning tussen de meetbussen en elektrische aarde van meer dan 60VDC of 30VAC in verband gevaar op een elektrische shock. Volg voor het uitvoeren van een doorbeltest de volgende aanwijzingen: meetbus en het zwarte meetsnoer in de COM meetbus. 1. Steek het rode meetsnoer in de 2. Zet de draaischakelaar in het bereik. 3. Sluit de meetsnoeren aan op het te testen onderdeel. Het geluidssignaal zal niet klinken indien de weestand van het aangesloten onderdeel hoger is dan circa 50Ω. Het circuit is onderbroken. Het geluidssignaal zal continue klinken indien de weerstandwaarde van het aangesloten onderdeel lager is dan 30Ω. Het circuit is niet onderbroken. Notitie • Het LCD display zal een “1” tonen wat aangeeft dat er een open klemverbinding of onjuiste aansluiting is. • De open klemspanning in de doorbeltest bedraagt circa 2,7V. • Wanneer de doorbeltest is voltooid, verbreek dan de verbinding tussen de meetsnoeren en het te testen onderdeel. • F. Contacthoekmeting (zie figuur 7)
Figuur 7 In voorgaande jaren was het erg van belang om de contacthoek van het ontstekingssysteem te testen. De contacthoek geeft de verhouding aan van de sluittijd van de contactpunten ten opzichte van een volledige rotatie (360 graden). Steeds vaker zijn auto’s voorzien van een elektronische ontsteking waarbij het afstellen van de contacthoek niet langer nodig is. In aanvulling kan deze teststand gebruik worden om elektromechanische ontstekingen te testen (zoals de GM feedback carburateur). 1. Zet de draaischakelaar op de DWELL stand. meetbus en het zwarte 2. Sluit de meetsnoeren aan zoals aangegeven in het display. Het rode meetsnoer in de meetsnoer in de COM meetbus. Sluit de meetsnoeren aan op de ontstekingsspoel zoals te zien is in figuur 7. • Bij het testen van contactpunten in een ontsteking dient het rode meetsnoer aan de primaire negatieve kant van de bobine aangesloten te worden (kijk in de officiële servicehandleiding van het voertuig voor de exacte positie). • Bij het testen van een GM feedback carburateur dient het rode meetsnoer te worden aangesloten op de aardaansluiting of het stuursignaal van de ontsteking (kijk in de officiële servicehandleiding van het voertuig voor de exacte positie). • Als de contacthoek van willekeurige aan/uit schakelaars getest wordt, sluit dan het rode meetsnoer aan op dat deel van de installatie waarop de aan/uit schakelaar is aangesloten. 3. Sluit het zwarte meetsnoer aan op de aardaansluiting van het voertuig. 4. De contacthoek van het te testen voertuig is af te lezen in het display. G. Motortoerentaltest (omwentelsnelheid) RPMx10 (zie figuur 8)
Figuur 8 Het toerental betekent de omwentelsnelheid van de hoofdas van de motor in omwentelingen per minuut.
© Havé-Digitap BV
Versie 1.1
8
Gebruikershandleiding Standaard Automotive Multimeter UT105 1. Zet de draaischakelaar op de stand RPMx10. 2. Sluit de meetsnoeren aan zoals aangegeven in het display. Het rode meetsnoer in de meetbus en het zwarte meetsnoer in de COM meetbus. Zet de draaischakelaar op het juiste aantal cilinders. Sluit de meetsnoeren aan op de ontstekingsspoel zoals te zien is in figuur 8. • Als het voertuig is voorzien van een DIS ontstekingssysteem , dan dient het rode meetsnoer aangesloten te worden op het TACH (tachometer) signaal vanuit de DIS module. (Kijk in de officiële servicehandleiding van het voertuig voor de exacte positie). • Als een standaard ontstekingssysteem wordt gebruikt, sluit dan het rode meetsnoer aan op de primaire negatieve kant van de ontstekingsspoel. (Kijk in de officiële servicehandleiding van het voertuig voor de exacte positie) 3. Sluit het zwarte meetsnoer aan op de aardaansluiting van het voertuig. 4. Na het starten van het voertuig of gedurende het draaien van de motor, test de toerental van de motor en lees de waarde af in het display. Het werkelijke toerental van de motor dient met factor 10 vermenigvuldigd te worden om de juiste waarde te verkrijgen. Voorbeeld: het werkelijke toerental van een 6-cilinder motor is 2000RPM (toeren per minuut) als op het display de waarde 200 af te lezen is en de draaischakelaar in de 6CYL stand staat. H. Data Hold Tijdens alle testen is het mogelijk om de waarde die in het display af te lezen is vast te zetten zodra de HOLD knop wordt ingedrukt. Als de HOLD knop daarna nogmaals wordt ingedrukt zal het display weer het actuele meetresultaat in het display laten zien. 12. Testfuncties voor automotive toepassing Deze digitale multimeter is een instrument dat zeer behulpzaam kan zijn bij het vaststellen van problemen in de elektrische installatie van voertuigen. Dit deel van de handleiding geeft een introductie hoe het instrument te gebruiken is bij het vaststellen van problemen met zekeringen, schakelaars, spoelen, relais, start- en laadsysteem, brandstofsysteem en sensoren. A. Zekeringtest: controleren of er een zekering is doorgebrand 1. Zet de draaischakelaar in het 200Ω bereik. 2. Sluit de meetsnoeren aan zoals aangegeven in het display. Het rode meetsnoer in de Ω meetbus en het zwarte meetsnoer in de COM meetbus. 3. Sluit het rode en zwarte meetsnoer kort. De uitlezing in het display zal tussen de 0,2Ω en 0,5Ω liggen. Bij een hogere waarde dan 0,5Ω dienen de meetsnoeren en de aansluitingen gecontroleerd te worden. 4. Sluit het rode en zwarte meetsnoer parallel aan beide zijden van de te testen zekering aan. Als de meetwaarde in het display lager dan 10Ω bedraagt, is dat een indicatie dat de zekering goed is. Als in het display de indicatie overload (“1”) te zien is, zal de te testen zekering doorgebrand zijn. Notitie Zorg ervoor dat defecte zekeringen vervangen worden door hetzelfde type met dezelfde afmetingen. B. Schakelaartest: controleren van schakelaars op werking 1. Zet de draaischakelaar in het 200Ω bereik. 2. Sluit de meetsnoeren aan zoals aangegeven in het display. Het rode meetsnoer in de Ω meetbus en het zwarte meetsnoer in de COM meetbus. 3. Sluit het rode en zwarte meetsnoer kort. De uitlezing in het display zal tussen de 0,2Ω en 0,5Ω liggen. B ij een hogere waarde dan 0,5Ω dienen de meetsnoeren en de aansluitingen gecontroleerd te worden. 4. Sluit het rode meetsnoer aan de ene kant van de schakelaar aan en het zwarte meetsnoer aan de andere kant. Als de schakelaar aanstaat, dan zal de meetwaarde in het display lager dan 10Ω zijn. Bij het uitschakelen van de schakelaar zal in het display overload (“1”) te zien zijn. C. Spoelen- en relaistest 1. Zet de draaischakelaar in het 200Ω bereik. 2. Sluit de meetsnoeren aan zoals aangegeven in het display. Het rode meetsnoer in de Ω meetbus en het zwarte meetsnoer in de COM meetbus. 3. Sluit het rode en zwarte meetsnoer kort. De uitlezing in het display zal tussen de 0,2Ω en 0,5Ω liggen. Bij een hogere waarde dan 0,5Ω dienen de meetsnoeren en de aansluitingen gecontroleerd te worden. 4. Sluit het rode en zwarte meetsnoer parallel aan beide zijden van de te testen spoel of relais aan. De impedantie van de meeste spoelen en relaisspoelen bedraagt minder dan 200Ω (raadpleeg de officiële service handleiding van het voertuig voor de exacte informatie). Waarschuwing Beide zijden van een spoel of relais zijn aangesloten op diodes.
© Havé-Digitap BV
Versie 1.1
9
Gebruikershandleiding Standaard Automotive Multimeter UT105 Controleer visueel op beschadiging. Zelfs zonder zichtbare beschadiging kan de spoel of het relais defect zijn. Een relais kan bijvoorbeeld vastgesmolten of versleten zijn door het veelvuldig vonken van de contacten. Een spoel kan beschadigd zijn door in de bekrachtigingstand te staan. Sommige potentiële problemen kunnen niet gevonden worden tijdens het testen. D. Start- en laadsysteemtest Het aan/uit systeem van een voertuig bestaat uit een accu, een aan/uit schakelaar, spoelen, relais, startschakelaar, bekabeling en aansluitingen. Bij een werkende motor zal het laadsysteem de accu opladen. Dit systeem bestaat uit een AC generator, spanningsstabilisator, bekabeling en aansluitingen. Deze multimeter is een effectief hulpmiddel bij het controleren van deze systemen. •
•
Belastingloze accutest Voordat het start- en laadsysteem getest wordt, controleer eerst of de accu volledig is opgeladen. 1. Zet de draaischakelaar in het 20VDC bereik. 2. Sluit de meetsnoeren aan zoals aangegeven in het display. Het rode meetsnoer in de V meetbus en het zwarte meetsnoer in de COM meetbus. 3. Schakel de ontsteking uit. 4. Zet de lichten van de auto gedurende circa 10 seconden aan om de lading van de accu te halen. 5. Sluit het zwarte meetsnoer aan op de negatieve (-) pool van de accu en het rode meetsnoer op de positieve (+) pool. De testresultaten staan hieronder aangegeven. Indien de accu minder dan 100% is, dient deze eerst te worden opgeladen. 12,60V 100% 12,45V 75% 12,30V 50% 12,15V 25%
E. Accutest op vermogensafname bij uitgeschakelde motor Deze test wordt uitgevoerd om het stroomafname uit de accu vast te stellen bij een volledig uitgeschakelde motor en voertuig. De test is behulpzaam bij het bepalen van de clandestiene verbruiker in het stroomcircuit, wat uiteindelijk kan leiden tot uitputting van de accu. 1. Schakel de ontsteking volledig uit en controleer of alle accessoires ook zijn uitgeschakeld. stand in het 10A bereik. Sluit de meetsnoeren aan zoals aangegeven in het 2. Zet de draaischakelaar op de display. Het rode meetsnoer in de A meetbus en het zwarte meetsnoer in de COM meetbus. 3. Ontkoppel de accukabel van de positieve (+) accuklem en sluit de meetsnoeren aan op het circuit. Sluit het rode meetsnoer aan op de positieve accuklem en sluit het zwarte meetsnoer aan op de ontkoppelde accukabel. Waarschuwing Start de motor niet tijdens deze meting, anders zal de meter beschadigd worden. De stroomafname van de te testen accu zal in het display zichtbaar zijn, waarbij een stroom van ongeveer 50mA als normaal kan worden gezien (raadpleeg de officiële service handleiding van het voertuig om te controleren of er speciale voedingscircuits actief zijn bij een volledig afgeschakeld voertuig). Bij het zichtbaar worden van additionele stroom zal service noodzakelijk zijn. Waarschuwing Een autoradio of elektronisch klokje zal circa 100mA stroom afnemen. F. Accubelastingtest Bij het starten van de motor controleren of de accu voldoende spanning heeft. 1. Zet de draaischakelaar in het 20VDC bereik. 2. Sluit de meetsnoeren aan zoals aangegeven in het display. Het rode meetsnoer in de V meetbus en het zwarte meetsnoer in de COM meetbus. 3. Schakel het ontstekingssysteem uit zodat de motor niet zal aangaan. Ontkoppel de ontstekingsspoel en startsensor om het ontstekingssysteem te onderbreken (raadpleeg de officiële service handleiding van het voertuig en volg de aanwijzingen op). 4. Sluit het zwarte meetsnoer aan op de negatieve (-) pool van de accu en het rode meetsnoer op de positieve (+) pool . 5. Schakel de startmotor gedurende circa 15 seconden en controleer het meetresultaat in de onderstaande tabel. Indien de meetwaarde voldoet aan de genoemde bereiken dan functioneert het startsysteem normaal. Indien dit niet het geval is, dan kan er iets mis zijn met de accubekabeling, startsysteembekabeling of de startmotor.
© Havé-Digitap BV
Versie 1.1
10
Gebruikershandleiding Standaard Automotive Multimeter UT105 Spanning 9,6V of meer 9,5V 9,4V 9,3V 9,1V 8,9V 8,7V 8,5V
Temperatuur 21,1°C (70°F) 15,6°C (60°F) 10,0°C (50°F) 4,4°C (40°F) -1,1°C (30°F) -6,7°C (20°F) -12,2°C (10°F) -17,8°C (0°F)
G. Spanningsvaltest Deze test is bedoeld om spanningsval veroorzaakt door schakelaars, kabels, spoelen of connectoren te controleren. Een abnormale spanningsval is meestal het resultaat van een additionele weerstand. De weerstand zal de stroom belemmeren bij het starten van de motor, het verlagen van de belaste spanning van de accu en het vertraagd starten van de motor. 1. Schakel het ontstekingssysteem uit zodat de motor niet zal aangaan. Ontkoppel de ontstekingsspoel en startsensor om het ontstekingssysteem te onderbreken (raadpleeg de officiële service handleiding van het voertuig en volg de aanwijzingen op). 2. Zet de draaischakelaar van de multimeter op het 200mVDC of 2VDC bereik. Sluit de meetsnoeren aan zoals aangegeven in het display. Het rode meetsnoer in de V meetbus en het zwarte meetsnoer in de COM meetbus. 3. Raadpleeg de onderstaande typische spanningsval tabel (zie figuur 9). Test achtereenvolgens de spanning van de volgende paren: 1&2, 2&3, 4&5, 5&6, 6&7, 7&8, 8&9, 8&10.
Figuur 9 Component Schakelaar Bedrading Aarding Accuklem Kabel
Spanningsval 300mV 200mV 100mV 50mV 0V
Vergelijk de metingen met de tabel. Is de gemeten spanningsval hoger dan in de tabel, controleer dan het onderdeel en de aansluitingen om achter het probleem te komen. Indien een probleem gevonden is, dan is reparatie noodzakelijk. H. Oplaadsysteem spanningstest Deze test wordt gebruikt om het oplaadsysteem te controleren op normaal functioneren waarbij alle elektrische systemen voldoende vermogen toegevoerd krijgen (lampen, ventilatoren, autoradio, etc.). 1. Zet de draaischakelaar in het 20VDC bereik. Sluit de meetsnoeren aan zoals aangegeven in het display. Het rode meetsnoer in de V meetbus en het zwarte meetsnoer in de COM meetbus. 2. Sluit het zwarte meetsnoer aan op de negatieve (-) pool van de accu en het rode meetsnoer op de positieve (+) pool . 3. Laat de motor draaien zonder belasting en schakel alle accessoires uit. Controleer of de gemeten spanning tussen de 13,2VDC en 15,2VDC bedraagt. 4. Verhoog het toerental van de motor naar een stabiele waarde tussen de 1800RPM en 2800RPM. Controleer of de spanning ten opzichte van het meetresultaat bij stap 3 minder dan 0,5VDC afwijkt. 5. Schakel meerdere accessoires zoals lampen, ventilator en bijvoorbeeld ruitenwissers in om het elektrische systeem te belasten. De gemeten spanning moet minimaal 13VDC bedragen. 6. Indien de meetresultaten bij stap 3, 4 en 5 voldoen aan de beschreven waarden zal het oplaadsysteem normaal functioneren. Indien de meetresultaten bij stap 3, 4 en/of 5 meer afwijken dan beschreven of meer afwijken dan beschreven in de officiële servicehandleiding dan dient het laadsysteem gecontroleerd te worden. Controleer de aandrijfriem, de spanningsregelaar, de dynamo, de connectoren en de bijbehorende onderdelen. Raadpleeg voor verdere diagnose de officiële servicehandleiding.
© Havé-Digitap BV
Versie 1.1
11
Gebruikershandleiding Standaard Automotive Multimeter UT105 I. Ontstekingssysteemtest 1. Ontstekingsspoeltest 1. Laat de motor eerst afkoelen en ontkoppel de ontstekingsspoel. 2. Zet de draaischakelaar in het 200Ω bereik. Sluit de meetsnoeren aan zoals aangegeven in het display. Het rode meetsnoer in de Ω meetbus en het zwarte meetsnoer in de COM meetbus. 3. Sluit het rode en zwarte meetsnoer kort. De uitlezing in het display moet minder dan 0,5Ω zijn. Bij een hogere waarde dan 0,5Ω dienen de meetsnoeren en de aansluitingen gecontroleerd te worden. Bij beschadiging van het meetsnoer dient deze direct vervangen te worden. 4. Sluit het rode meetsnoer aan op de primaire (+) pool van de ontstekingsspoel en sluit het zwarte meetsnoer aan op de primaire (-) pool van de ontstekingsspoel (zie figuur 10) (raadpleeg de officiële service handleiding van het voertuig voor de exacte informatie).
Figuur 10 Waarschuwing Van de gemeten waarde moet de weerstandswaarde van de meetsnoeren worden afgetrokken voor het verkrijgen van de juiste waarde. De weerstandswaarde aan de primaire zijde ligt normaal gesproken tussen de 0,3Ω en 2,0Ω. 5. Zet de draaischakelaar in het 200kΩ bereik en test de secundaire zijde van de ontstekingsspoel. 6. Sluit het rode meetsnoer aan op de secundaire uitgang en het zwarte meetsnoer op de primaire (-) pool van de ontstekingsspoel (raadpleeg de officiële servicehandleiding van het voertuig voor de exacte informatie). 7. De weerstandswaarde aan de secundaire zijde ligt normaal gesproken tussen de 6kΩ en 30kΩ (raadpleeg de officiële servicehandleiding van het voertuig voor de exacte informatie). 8. Bij een warme ontstekingsspoel kunnen de meetstappen worden herhaald. Notitie Bij een warmere ontstekingsspoel zal de weerstandswaarde hoger zijn; de waarde varieert afhankelijk van de temperatuur. 2. Ontstekingssysteem hoogspanning dempertest (zie figuur 11)
Figuur 11 1. Maak de connectoren van het ontstekingssysteem los (raadpleeg de officiële servicehandleiding van het voertuig voor de exacte informatie). Waarschuwing Sommige merken, waaronder Chrysler, gebruiken bougiekabels met ‘positive lock’ elektrodes, welke alleen uit het distributieboard kunnen worden verwijderd. Demontage op andere plaatsen kan schade veroorzaken (raadpleeg de officiële servicehandleiding van het voertuig voor de exacte informatie). 2. Zet de draaischakelaar in het 20kΩ bereik. Sluit de meetsnoeren aan zoals aangegeven in het display. Het rode meetsnoer in de Ω meetbus en het zwarte meetsnoer in de COM meetbus.
© Havé-Digitap BV
Versie 1.1
12
Gebruikershandleiding Standaard Automotive Multimeter UT105 3. Sluit het rode en zwarte meetsnoer aan op beide uiteinden van de bougiekabel en lees de gemeten waarde af in het display. Normaal gesproken ligt de waarde tussen de 3kΩ en 50kΩ. Het buigen van de kabel mag geen invloed hebben op de uitlezing. 3. Hall sensortest (zie figuur 12)
Figuur 12 Als het toerental en de contacthoek elektronisch wordt geregeld, dan wordt er meestal een Hall sensor gebruikt. De Hall sensor wordt normaal gesproken gebruikt in ontstekingssystemen om de nokkenaspositie te bepalen zodat de elektronische regeling het optimale tijdstip voor het ontstekingsysteem kan bepalen. 1. Haal de Hall sensor uit de motor op de wijze zoals beschreven in de officiële servicehandleiding. 2. Sluit de (+) pool van een 9V batterij aan de source kant van de sensor en de (-) pool van de 9V batterij aan de aardaansluiting van de sensor. 3. Zet de draaischakelaar in het 200Ω bereik. Sluit de meetsnoeren aan zoals aangegeven in het display. Het rode meetsnoer in de Ω meetbus en het zwarte meetsnoer in de COM meetbus. 4. Sluit het rode meetsnoer aan op de signaaluitgang van de sensor en het zwarte meetsnoer op de aardaansluiting. De meter zal in het display een lage waarde laten zien. 5. Als een stuk metaal in de inkeping van de sensor wordt gehouden zal de weerstandswaarde hoger worden of buiten bereik (“1”) aangeven. Bij het verwijderen van het metaal zal de uitlezing weer een lagere waarde aangeven. Dit toont aan dat de sensor reageert. 4. Magnetische weerstandsensor (zie figuur 13)
Figuur 13 De werking van een inductieve sensor is vergelijkbaar met die van een Hall sensor en daarom is de testmethode ook vergelijkbaar. Normaal gesproken ligt de weerstandswaarde tussen de 150Ω en 1kΩ (raadpleeg de officiële servicehandleiding van het voertuig voor de exacte informatie). 5. RPMx10 test (zie figuur 14)
Figuur 14 1. Zet de draaischakelaar in het RPMx10 bereik op het juiste aantal cilinders. meetbus en het zwarte 2. Sluit de meetsnoeren aan zoals aangegeven in het display. Het rode meetsnoer in de meetsnoer in de COM meetbus. 3. Sluit het zwarte meetsnoer aan op de aardaansluiting van het voertuig en het rode meetsnoer op de juiste aansluitklem van de elektronische ontsteking of op de negatieve pool van de ontstekingsspoel indien het voertuig
© Havé-Digitap BV
Versie 1.1
13
Gebruikershandleiding Standaard Automotive Multimeter UT105 is voorzien van een conventioneel ontstekingssysteem (raadpleeg de officiële servicehandleiding van het voertuig voor de exacte informatie). 4. Het normale toerental van een motor bij het starten ligt tussen de 50RMP en 275 RPM. Raadpleeg de officiële servicehandleiding van het voertuig voor de exacte informatie, omdat deze afhankelijk kan zijn van stroom, temperatuur, motorvermogen, accuvermogen etc. Waarschuwing De getoonde waarde in het display in de RPM meting moet vermenigvuldigd worden met 10 om het juiste toerental te verkrijgen. 6. Brandstofsysteemtest Het is nodig om een nauwkeurig brandstoftoevoersysteem te gebruiken bij injectiemotoren. Sinds 1980 gebruikt de autoindustrie voornamelijk elektronisch gestuurde carburateurs en brandstofinjectiesystemen. 1. GM (General Motor): Het testen van de contacthoek van het C3 systeem: plaats de spoel in een cilinder en controleer de verhouding tussen lucht en brandstof, welke normaal rond de 14,7 op 1 is. De test wordt gebruikt om de spoel te controleren op werking en positie waarvoor de DWELL stand op de multimeter indirect gebruikt kan worden. A. Start de motor en laat het toerental oplopen tot circa 3000RPM. In het voorbeeld van de GM moet de meter in de DWELL stand op 6CYL worden geplaatst. B. Afhankelijk van de instelling kort of lang zal de contacthoek tussen de 10° en 50° bedragen. 2. Brandstofinjectietest (zie figuur 15)
Figuur 15 De testmethode is vergelijkbaar met het meten van de weerstand van een ontstekingsspoel. A. Ontkoppel de brandstof injector (raadpleeg de officiële service handleiding van het voertuig voor de exacte informatie). B. Sluit het rode en zwarte meetsnoer aan op beide aansluitingen op de injector. Normaal gesproken is deze weerstandswaarde gelijk aan of minder dan 10Ω. J. Motorsensortest (zie figuur 16)
Figuur 16 Om te komen tot een lagere brandstofinspuiting en brandstofbesparing is de auto-industrie in het begin van de jaren 80 steeds meer elektronische ontstekingen gaan toepassen, waarbij meerdere sensoren de computer voorzien van de benodigde informatie. Deze multimeter is een goed hulpmiddel om deze sensoren te controleren. 1. Zuurstofsensor De lambdasonde wordt gebruikt om het zuurstofgehalte in het uitlaatsysteem te controleren door middel van een spannings- of weerstandsverandering. Een lage spanningswaarde (hoge weerstandswaarde) geeft aan dat er een hoog zuurstofgehalte in het uitlaatsysteem aanwezig is en een hoge spanningswaarde (lage weerstandswaarde) een laag zuurstofgehalte. De elektronische besturing regelt de verhouding tussen de zuurstof en brandstof afhankelijk van het spanningsniveau. Er zijn normaal gesproken twee typen zuurstofsensoren: de zirconia en de titania sensor (raadpleeg de officiële servicehandleiding van het voertuig voor de exacte informatie).
© Havé-Digitap BV
Versie 1.1
14
Gebruikershandleiding Standaard Automotive Multimeter UT105 Testprocedure: 1. Demonteer de lambdasonde uit het voertuig. 2. Zet de draaischakelaar in het 200Ω bereik. Sluit de meetsnoeren aan zoals aangegeven in het display. Het rode meetsnoer in de Ω meetbus en het zwarte meetsnoer in de COM meetbus. 3. Sluit het zwarte meetsnoer aan op de aardaansluiting van de sensor. Waarschuwing • Als de sensor een 1- of 3-draads aansluiting heeft, dan is de aardaansluiting de behuizing. • Als de sensor een 2- of 4-draads aansluiting heeft, dan is de aardaansluiting de speciale kabel. 4. Sluit het rode meetsnoer aan op de signaalaansluiting van de sensor. Indien de sensor meer dan 3 aansluitingen heeft, dan kan dit een verwarmde lambdasonde zijn die 1 signaaldraad heeft, de andere aansluiting is voor de verwarming (raadpleeg de officiële servicehandleiding van het voertuig voor de exacte informatie). In dit geval dienen de zwarte en rode meetsnoeren aangesloten te worden op de 2 signaalaansluitingen. Vergelijk de meetwaarden met de waarden zoals beschreven in de officiële servicehandleiding van het voertuig. Een zirconia sensor wordt getest in het 2VDC bereik. Sluit de meetsnoeren aan zoals aangegeven in het display. Het rode meetsnoer in de Ω meetbus en het zwarte meetsnoer in de COM meetbus. Een titania sensor wordt getest in het 200kΩ bereik. Sluit de meetsnoeren aan zoals aangegeven in het display. Het rode meetsnoer in de Ω meetbus en het zwarte meetsnoer in de COM meetbus. Zet de sensor vast in een bankschroef en verwarm de sensor met een gasbrander naar een temperatuur van circa 350°C. De zirconia sensor zal een spanning van circa 0,6V of hoger afgeven. De titania sensor zal een weerstand van circa 1kΩ hebben. Haal de gasbrander weg van de sensor. De zirconia sensor zal een spanning van circa 0,4V of hoger afgeven. De titania sensor zal een weerstand van circa 4kΩ hebben. Waarschuwing Gedurende de test kan de temperatuur de uitlezing van de waarden beïnvloeden. 2. Temperatuursensor (zie figuur 17) Een temperatuursensor verandert van weerstandswaarde bij veranderingen in de temperatuur. Hoe hoger de temperatuur, hoe lager de weerstandswaarde. Een temperatuursensor wordt normaal gesproken gebruikt bij motorremsysteem, verwarming, airco, brandstoftemperatuur en andere systemen.
Figuur 17 Test procedure: 1. Deze is hetzelfde als bij een weerstandsmeting. 2. Als de temperatuur van een temperatuursensor stijgt, dan zal de weerstandswaarde dalen. Normaal gesproken is de weerstandswaarde van een temperatuursensor in een voertuig lager dan 300Ω. 3. Positiesensor (zie figuur 18)
Figuur 18
© Havé-Digitap BV
Versie 1.1
15
Gebruikershandleiding Standaard Automotive Multimeter UT105 Een positiesensor is een elektronische of variabele weerstandssensor. Deze wordt gebruikt voor het doorgeven van de positie van mechanische onderdelen aan de elektronische besturing. Deze worden bijvoorbeeld toegepast voor versnellingspook, uitlaatgasrecirculatie, ventilatie en andere systemen. Testprocedure: 1. Deze is hetzelfde als bij een weerstandsmeting. 2. Sluit het rode en zwarte meetsnoer respectievelijk aan op de signaaluitgang van de sensor en de aardaansluiting. Vergelijk de meetwaarden met de waarden zoals beschreven in de officiële servicehandleiding van het voertuig. 4. MAP- en druksensor (zie figuur 19)
Figuur 19 Een MAP sensor wordt gebruikt om een druksignaal om te zetten naar een gelijkspanningssignaal of een frequentiesignaal. De meeste GM, Chrysler, Honda en Toyota voertuigen gebruiken een MAP sensor met spanningssignaaluitgang. De meeste Ford voertuigen gebruiken een MAP sensor met frequentiesignaaluitgang (raadpleeg de officiële servicehandleiding van het voertuig voor de exacte informatie). Testprocedure: 1. Sluit de MAP sensor met gelijkspanningssignaaluitgang aan op de mutimeter in het gelijkspanningsbereik en zet de draaischakelaar op het 20VDC bereik. 2. Sluit de MAP sensor met frequentiesignaaluitgang aan op de mutimeter in het toerentalbereik en zet de draaischakelaar op het juiste aantal cilinders. 3. Bij een 4 cilindermotor als voorbeeld, sluit het zwarte meetsnoer aan op de aardaansluiting en sluit het rode meetsnoer aan zoals in figuur 20 wordt weergegeven. 4. Zet de ontsteking aan, maar start de motor niet. Getoonde waarden: • Sensor met gelijkspanningssignaaluitgang: In een vacuüm zal de getoonde waarde in het display tussen de 3VDC en 5VDC liggen (raadpleeg de officiële servicehandleiding van het voertuig voor de exacte informatie). • Sensor met frequentiesignaaluitgang: In een vacuüm zal de getoonde waarde in het display rond de 4770 RPM ±5% liggen. Deze waarde geldt in dit voorbeeld voor de MAP sensor van Ford (raadpleeg de officiële servicehandleiding van het voertuig voor de exacte informatie). Waarschuwing • De uitlezing in het display in de RPMx10 stand dient met 10 te worden vermenigvuldigd om het juiste toerental uit te lezen. • Het toerental is de berekende waarde/30 in het voorbeeld van een 4 cilinder motor.
© Havé-Digitap BV
Versie 1.1
16
Gebruikershandleiding Standaard Automotive Multimeter UT105 5. Luchtstroomsensor (MAF) (zie figuur 20)
Figuur 20
Deze sensoren zetten de luchtstroom om in een gelijkspanningssignaal, een laagfrequentsignaal of een hoogfrequentsignaal. Deze multimeter kan alleen gebruikt worden voor het testen van sensoren met een gelijkspanningssignaal of een laagfrequentsignaal. Testprocedure: 1. Sluit de MAF sensor met gelijkspanningssignaaluitgang aan op de multimeter in het 20VDC bereik. Sluit de MAF sensor met laagfrequentsignaaluitgang aan op de mutimeter in het toerentalbereik en zet de draaischakelaar op het juiste aantal cilinders. In dit voorbeeld wordt uitgegaan van een 4 cilinder motor (4CYL). 2. Sluit het zwarte meetsnoer aan op de aardaansluiting en sluit het rode meetsnoer aan zoals in figuur 20 wordt weergegeven. 3. Zet de ontsteking aan, maar start de motor niet. Getoonde waarden: • Sensor met gelijkspanningssignaaluitgang: De waarde in het display zal minder dan of gelijk zijn aan 1VDC (raadpleeg de officiële servicehandleiding van het voertuig voor de exacte informatie). • Sensor met frequentiesignaaluitgang: In een vacuüm zal de getoonde waarde in het display rond de 330 RPM ±5% liggen. Deze waarde geldt in dit voorbeeld voor de MAF sensor van GM (raadpleeg de officiële servicehandleiding van het voertuig voor de exacte informatie). Waarschuwing • De uitlezing in het display in de RPMx10 stand dient met 10 te worden vermenigvuldigd om het juiste toerental uit te lezen. • Het toerental is de berekende waarde/30 in het voorbeeld van een 4 cilinder motor. 13. Algemene specificaties Maximale spanning tussen de meetbussen en aarde: Gezekerde beveiliging voor mA meetbereik: Gezekerde beveiliging voor A meetbereik: Bereik: Maximale display uitlezing: Update snelheid uitlezing: Polariteit display Display Temperatuur: Relatieve vochtigheid: Elektromagnetische compatibiliteit: ·
Hoogte: Batterijtype: Low battery indicatie:
© Havé-Digitap BV
Volgens de verschillende beschreven bescherming waarden. CE Versie: 315mA/250V snel, Φ 5x20mm CE Versie:10A/250V snel, Φ 5x20mm Handmatige bereikkeuze 1999 2 tot 3 keer/seconde Automatisch Uitgevoerd met icoon Gebruik: 0°C tot 40°C (32°F tot 104°F) Opslag: -10°C tot 50°C (14°F tot 122°F) <75% bij 0°C tot 30°C / <50% bij 31°C tot 40°C Bij een radiostraling van 1 V/m, totale nauwkeurigheid = gespecificeerde nauwkeurigheid + 5% van het volle bereik. Bij een radiostraling van > 1V/m niet gespecificeerd. Werking: tot 2000m / Opslag: tot 10000m 1x 9V (NEDA1604 of 6F22 of 006P) Display toont
Versie 1.1
17
Gebruikershandleiding Standaard Automotive Multimeter UT105 Negatieve waarde: Overbelasting: Afmetingen: Gewicht: Veiligheidsnormen: Certificaat: ·
Display toont Display toont “1” 179x88x39mm Circa 380g (inclusief batterij) IEC61010 CAT II 1000V, CATIII 600V, dubbel geïsoleerd CE
14. Nauwkeurigheidsspecificaties Nauwkeurigheid gegarandeerd voor 1 jaar, bij een werktemperatuur van 18°C tot 28°C en een relatieve vochtigheid van maximaal 75%. A. DC spanning Bereik Resolutie 200mV 0.1mV 2V 1mV 20V 10mV 200V 100mV 1000V 1V
Nauwkeurigheid
Overspanningsbeveiliging 230VAC
±(0.5%+5) 1000VDC of 750VAC ±(0.8%+5)
Opmerking: • Ingangsimpedantie circa 10M B. AC spanning Bereik Resolutie 2V 1mV 20V 10mV 200V 100mV 750V 1V
Nauwkeurigheid ±(0.8%+5)
Overspanningsbeveiliging 1000VDC of 750VAC
±(1.0%+4)
Opmerkingen: • Ingangsimpedantie circa 10MΩ. • Frequentie response: 40Hz tot 400Hz. • Getoonde meetwaarde is de effectieve waarde van een sinusvormige spanning. C. DC stroom Bereik Resolutie 200mA 0.1mA 10A
10mA
Nauwkeurigheid ±(0.8%+5) ±(1.2%+5)
Overspanningsbeveiliging CE type 315mA/250V snel Φ 5x20 mm CE type 10A/250V snel Φ 5x20 mm
Opmerking: • Bij het meten via de ongezekerde 10A meetbus is de maximale meettijd 10 seconde. De intervaltijd tot een volgende stroommeting dient minimaal 15 minuten te zijn. D. Weerstand Bereik Resolutie 200Ω 0.1Ω 2kΩ 1Ω 20kΩ 10Ω 200kΩ 100Ω 2MΩ 1kΩ 20MΩ 10kΩ E. Diodetest Bereik Resolutie 1mV
Nauwkeurigheid
Overspanningsbeveiliging
±(0.8%+5) 600Vp ±(1.5%+5)
Overspanningsbeveiliging 600Vp
Opmerkingen: • Open klemspanning is circa 2,7V. • Spanningsval bij een goed werkende diode overgang is circa 500m tot 800mV.
© Havé-Digitap BV
Versie 1.1
18
Gebruikershandleiding Standaard Automotive Multimeter UT105 F. Doorbeltest Bereik Resolutie 1Ω
Overspanningsbeveiliging 600Vp
Opmerkingen: • Open klemspanning is circa 2,7V. • De zoemer zal niet klinken bij een waarde van meer dan 50 Ohm. • De zoemer zal continue klinken bij een waarde van minder dan 30 Ohm. G. Contacthoektest Bereik Resolutie 4CYL 6CYL 0,1° 8CYL
Nauwkeurigheid
Overspanningsbeveiliging
±(3%+5 )
600Vp
Opmerking: • Ingangssignaal: meer dan of gelijk aan 10V, meer dan of gelijk aan 0,5msec in breedte. H. Toerentaltest Bereik Resolutie 4CYL 10RPM 6CYL 8CYL
Nauwkeurigheid
Overspanningsbeveiliging
±(3%+5 )
600Vp
Opmerking: • Ingangssignaal: meer dan of gelijk aan 10V, meer dan of gelijk aan 0,5msec in breedte. • Maximum toerental: 10000RPM, Toerental = uitlezing x 10. 15. Onderhoud Deze rubriek bevat elementaire onderhoudsinformatie inclusief instructies om de batterij of zekering te vervangen. Waarschuwing Probeer de meter niet te repareren indien u niet gekwalificeerd bent om dit te doen en de beschikking hebt over de relevante calibratie-, test- en servicegegevens. Ter voorkoming van een elektrische schok of schade aan de meter is het belangrijk dat er geen water of vocht in de meter terecht komt. A. Algemeen onderhoud • Maak regelmatig de behuizing schoon met een vochtige doek met een mild schoonmaakmiddel; gebruik geen agressief schoonmaakmiddel of oplosmiddel. • Voor het reinigen van de meetbussen kan een wattenstaafje met mild schoonmaakmiddel gebruikt worden. Vocht en vuil kunnen de metingen beïnvloeden. • Zet de meter uit wanneer deze niet in gebruik is en verwijder de batterij wanneer de meter lange tijd niet wordt gebruikt. • Voorkom opslag van de meter op locaties met hoge vochtigheid en/of temperatuur, explosieve of ontvlambare omgeving en omgevingen met een sterk magnetisch veld. B. Vervangen van de zekering (figuur 21)
Figuur 21 Waarschuwing Om het risico te vermijden op elektrische schokken, vonkoverslag of persoonlijk letsel en ter voorkoming van mogelijke schade aan de meter of aan de te testen apparatuur, dienen uitsluitend de gespecificeerde zekeringen gebruikt te worden volgens de beschreven procedure.
© Havé-Digitap BV
Versie 1.1
19
Gebruikershandleiding Standaard Automotive Multimeter UT105 Volg om een zekering te vervangen de volgende stappen: 1. Schakel de meter uit en verwijder alle verbindingen uit de meetbussen. 2. Verwijder het holster van de meter. 3. Verwijder de 3 schroeven uit de onderkant en haal de bovenkant en onderkant uit elkaar. 4. Verwijder de zekering door voorzichtig een kant los te maken en de zekering uit de houder te nemen. 5. Installeer uitsluitend vervangende zekeringen van een identiek type en zorg dat de zekering goed gemonteerd wordt in de zekeringhouder. Zekering 1: CE 315mA/250V, snel type, Φ5x20mm. Zekering 1: CE 10A/250V, snel type, Φ5x20mm. 6. Plaats de bovenkant en onderkant weer op elkaar. Monteer de 3 schroeven en plaats het holster weer om de meter. Waarschuwing Vervanging van de zekeringen is zelden nodig. Het doorbranden van een zekering is altijd het gevolg is van onjuist gebruik. C. Vervangen van de batterij (zie figuur 22)
Figuur 22 Waarschuwing Om onjuiste uitlezingen te voorkomen en het risico te vermijden op elektrische schokken of persoonlijk letsel dient de verschijnt. batterij vervangen te worden zodra het ‘low battery’ teken Volg om de batterij te vervangen de volgende stappen: 1. Schakel de meter uit en verwijder alle verbindingen uit de meetbussen. 2. Verwijder het holster van de meter. 3. Verwijder de 3 schroeven uit de onderkant en haal de bovenkant en onderkant uit elkaar. 4. Verwijder de batterij uit de batterijhouder. 5. Plaats een nieuwe 9V batterij (NEDA1604,6F22 of 006P). 6. Plaats de bovenkant en onderkant weer op elkaar. Monteer de 3 schroeven en plaats het holster weer om de meter. ** EINDE ** Deze handleiding is onderhevig aan wijzigingen zonder voorafgaande berichtgeving. Importeur:
Molenaarsgraaf
[email protected] www.have-digitap.nl Alle rechten voorbehouden. Fabrikant: Uni-Trend Technology (Dongguan) Limited Dong Fang Da Dao Bei Shan Dong Fang Industrial Development District Hu Men Town, Dongguan City Guang Dong Province China Postal Code: 523 925
© Havé-Digitap BV
Hoofdkantoor: Uni-Trend Group Limited Rm901, 9/F, Nanyang Plaza 57 Hung To Road Kwun Tong Kowloon, Hong Kong Tel: (852) 2950 9168 Fax: (852) 2950 9303
Versie 1.1
20