Gebruikershandleiding
Scheepsdieselmotor N4.85
13122011-C MU_N4.85_970315706_NL
Technische kenmerken
MOTORSPECIFICATIES Cyclus
4 Viertakt, diesel
Max. vermogen - kW (pk)*
62,5 (85)
Aantal cilinders / opstelling
4 op één lijn
Verplaatsing (cm3) Brandstof timing voor BDP (°) Compressieverhouding Zuiging Boring x slag (mm)
3 053 7,5 à 9,5 20:1 Turbo 94 x 110
Maximale tpm snelheid bij volgas (tpm)*
2800
Stationaire tpm snelheid (tpm)*
825
Onbelaste tpm snelheid (tpm)*
3020
Aanbevolen kruissnelheid (tpm)
2240 - 2520
Gewicht zonder versnellingsbak (kg) INJECTIESYSTEEM Injectie Injectievolgorde Injectiepomp Injectiedruk (bar) SMERING Olietype (gematigd klimaat)
328 N4.85 Indirect (E-TVCS) 1-3-4-2 Type Bosch PER4M mini 190 - 240 N4.85 API CF-SAE 15W40
Oliedruk bij stationaire snelheid (bar)
0.5
Oliedruk bij maximale snelheid (bar)
2-4
Motorolie-capaciteit (liter) KOELVLOEISTOF Koelvloeistof (liter) (50% water - 50% antivries) ELEKTRISCH Batterijcapaciteit mini (Ah) Dynamo AANSLUITINGEN
9 N4.85 9.5 N4.85 150-180 12V / 100A N4.85
Uitlaat (mm)
90
Brandstof (aanzuiging en retour) (mm)
8
Zeewater (mm)
32
* Bij vliegwielmotor, volgens ISO 8665-1. Bepaalde specificaties kunnen variëren overeenkomstig uw bestelling.
2
N4.85
Hoofdonderdelen van de motor
6 22 1 8
7
12 15
4
20
18 5
20
13
9
3 10
14 19 2
21
18
17 16
11
18 Niet gebonden foto’s. De gekoppelde apparatuur en accessoires kunnen variëren overeenkomstig het niveau van uw apparatuur. 1. Dynamo 2. Dynamoriem 3. Startmotor 4. Luchtfilter 5. Injectiepomp 6. Versnellingsregelaar 7. Brandstoffilter 8. Uitlaatkniestuk waterinjectie 9. Olievulopening 10. Olieafvoeropening 11. Oliemeter 3
12. Oliefilter 13. Warmtewisselaar 14. Koelvloeistofvulopening 15. Zeewaterpomp 16. Afvoerplug wisselaar 17. Koelvloeistofpomp 18. Flexibele ophanging 19. Versnellingskast 20. Hijsringen 21. Anode 22. Turbo
Inspectie en afstelling van de niveaus Oliepeil B
I Waarschuwing! De oliecontroles dienen altijd te worden uitgevoerd met stilgelegde en koude motor. Let op, deze vloeistoffen zijn ontvlambaar. Rook niet in de buurt van deze vloeistoffen en sta geen vonken of vlammen in de buurt toe. A. Oliemeter B. Olievulpoort Motorschachtolie: verwijder de meter, neem de meter af en installeer deze opnieuw in de meterbuis. Trek de meter opnieuw uit en controleer het oliepeil. Het peil zou zich tussen de min. en max. posities op de meter moeten bevinden. Vul zo nodig het olieniveau aan: open de luchtvulopening, giet de aanbevolen hoeveelheid olie (zie technische bijlagen) er in om het max. peil dat is aangegeven op de meter te bereiken zonder het max. peil te overschrijden. Sluit de olievulopening.
A
De motorolie aftappen
I Waarschuwing! Hete olie kan brandwonden veroorzaken. Vermijd elk contact met de huid. Volg de regels inzake milieubescherming. A. Olieafvoeropening De olie wordt verwijderd met een afvoerpomp, bij voorkeur: motor lichtelijk warm. • Pomp alle olie er volledig uit • Vul met nieuwe olie • Controleer het oliepeil met behulp van de meter • Overschrijd het maximale peil niet
A
Luchtfilter A. Luchtfilter B. Klemmen
I Waarschuwing! Zorg ervoor dat er geen onzuiverheden in de motor terecht komen. Verwijder de klem van de slang en verwijder het filter. Verwijder de veer uit het filter. Reinig indien nodig het filter door het met een zeepoplossing te wassen. Spoel daarna het filter af met zuiver water. Druk op het filter om al het water te verwijderen en het te drogen. NANNI DIESEL heeft een reinigingskit ontworpen dat geschikt is voor bepaalde modellen luchtfilters. Het gebruik van deze kit op onze motors is aanbevolen voor een effectieve reiniging en goede motorprestatie.
4
A B
Inspectie en afstelling van de niveaus
Het brandstofsysteem aftappen Het brandstofsysteem is zelfaanzuigend maar moet handmatig worden afgetapt wanneer het filter wordt vervangen, nadat de brandstof opgeraakt is of na werk aan het systeem als dit opgeraakt of geleegd is. • Open de brandstofklep. • Plaats een opvangbak onder de aflaatschroef A en draai deze los. • Activeer herhaaldelijk de voedingspomp door de hendel B in te drukken totdat de brandstof zonder luchtbellen door de aflaatschroef loopt. Als de brandstof na enkele minuten nog niet stroomt draait u de krukas een kwartslag. • Draai de aflaatschroef aan A
I Waarschuwing! Vermijd dat alle brandstof in het filter stroomt tijdens het afvoeren. Vervangen van het brandstoffilterpatroon Dit filter behandelt het water en de onzuiverheden in de brandstof voordat het in het injectiesysteem stroomt. • Stop de brandstofinlaat in de tank af. • Plaats een opvangbak onder het filter en gooi vervolgens het gebruikte filterpatroon C weg. • Monteer het nieuwe filter door het goed op de motor te bevestigen. Draai de slangen op het filter omhoog door de klemmen in te drukken. • Draai de aflaatschroef los om de lucht af te laten, open de brandstofklep opnieuw en laat het systeem af. • Start de motor en controleer of de eenheid goed is afgedicht
I Waarschuwing! Gebruikte filters dienen te worden weggegooid in de daarvoor bestemde containers. Zink anode
I Waarschuwing! Voer deze handeling uit nadat de motor is stilgelegd en koud is. Een zink-anode is een onderdeel van het uitlaatkniestuk. Het dient als een anticorrosie-anode. De anode dient te worden vervangen wanneer meer dan 50% ervan verbruikt is. Diameter: 10 mm Lengte: 16 mm
A
Inspectie en afstelling van de niveaus
Dynamoriem
I Waarschuwing! Voer deze handeling uit nadat de motor is stilgelegd. A. Dynamo B. Dynamoriem Controleer regelmatig de spanningen van de dynamoriem. Span de riem tussen de poelies met behulp van een DENSO-meter en overeenkomstig de spanning of deflectie zoals opgegeven in de technische kenmerken. Inspecteer de aandrijfriem: Controleer de riem optisch op overmatige slijtage, gerafelde snoeren, etc. Indien een defect wordt gevonden vervangt u de aandrijfriem. Indien er stukken ontbreken in de ribbels dient de riem te worden vervangen. Controleer of de riem goed in de geribbelde groeven past. Controleer met uw hand om er zeker van te zijn dat de riem niet uit de groef onderaan de poelie is geslipt.
A
B
Zeewaterpomp
I Waarschuwing! Sluit de zeewaterinlaatklep omdat het risico bestaat dat water in de motor doordringt. A. Zeewaterpomp B. Rotor C. Pakking • Sluit de zeewaterinlaatklep • Sluit het deksel van de zeewaterpomp • Gebruik een waterpomptang om de versleten rotor te verwijderen • Indien de rotor tekenen van barsten of defecten vertoont dient deze te worden vervangen • Reinig de behouden onderdelen • Plaats een nieuwe rotor door gebruik van een beweging met de klok mee • Installeer het deksel van de zeewaterpomp met behulp van een nieuwe afdichting • Open de zeewaterinlaatklep • Start de motor en controleer op lekken in het circuit
6
A B
C
Inspectie en afstelling van de niveaus
Koelvloeistofpeil
I Waarschuwing! Bij het vullen van het koelsysteem moet het koelvloeistofpeil na een gebruik van 10 minuten gecontroleerd worden aangezien het systeem zichzelf automatisch spoelt. Vul zo nodig bij. A. Koelvloeistofplug B. Expansietank Draai de vulplug omhoog naar de eerste stop om de druk in het systeem te laten ontsnappen voordat u de plug verwijdert. Inspecteer het vloeistofpeil. Het peil dient tussen de onderste rand van de vulnek en de stelpen (indien hiermee uitgerust) te zijn, die respectievelijk het minimale en maximale peil in de expansiekamer aangeven. Vul zo nodig bij met een vloeistof bestaande uit 50% water en 50% antivries.
A
Inspectie van installatie I Waarschuwing! Uw motor dient te worden geïnstalleerd door een bevoegde scheepsbouwwerf of een bevoegd vertegenwoordiger van Nanni Industries in overeenstemming met de aanwijzingen voor montage van eenheden aan boord. U kunt echter bepaalde belangrijke punten controleren inzake de installatie van de motor. Uw installatie kan echter verschillen van diegene die is aangegeven in dit hoofdstuk.
6
5
3
4
7
1 2
1. Motorframe Het motorframe dient stevig te zijn en in staat zijn alle dynamische stress alsook het gewicht van de motor op te nemen. Het dient verbonden te zijn met de scheepsromp door een zo groot mogelijk oppervlak. De motor dient zich niet in een hoek van meer dan 15° te bevinden wanneer de boot stil ligt. 2. Schroefas De keuze van het voortstuwingssysteem dient te worden gemaakt volgens de beperkingen voor de motor en boot. 3. Wateruitlaatkast (waterlock) Het waterlock dient zo dicht mogelijk bij de motor en zo laag mogelijk geplaatst te zijn. Het volume dient minimaal 20 liter te zijn. De maximaal toegelaten tegendruk is 15.3 kPa (2.219 PSI). 4. Scheepsrompuitlaat De scheepsrompuitlaat dient zich 15 cm boven de waterlijn te bevinden. mDe buis tussen de uitlaatkast en de scheepsrompuitlaat dient een zwanenhals te vormen om te vermijden dat water via de scheepsrompuitlaat in het uitlaatsysteem terechtkomt. 5. Antihevelklep Dit is verplicht op boten waarvan de motor zich onder de waterlijn bevindt. De antihevelklep dient te worden geïnstalleerd aan het uiteinde van het zeewatersysteem voor injectie in het uitlaatkniestuk, en dient tussen de 0,5 en 2 meter boven de waterlijn te worden geplaatst. 8
6. Zeewaterfilter Deze dient altijd minstens 15 cm boven de waterlijn te worden geplaatst. 7. Scheepsrompklep Op jachten en boten die niet boven de 12 knopen gaan dient de waterinlaat naar het uiteinde van de boot te worden gedraaid. Op motorboten die boven de 12 knopen gaan dient de waterinlaat naar voren te worden gedraaid. Machinekamer De temperatuur in de motorruimte dient niet hoger te zijn dan 50 °C, met een maximaal verschil van 20 °C met de buitentemperatuur. Op trage boten dient een ventilator geïnstalleerd te zijn. Frisse lucht gecirculeert van de voorzijde naar de achterzijde. De voorste luchtinlaat bevindt zich zeer laag aan de voorzijde van de motorruimte en de uitlaat hoog aan de achterzijde voor optimale luchtcirculatie (motorluchtverbruik: 680 m3/h). De kabels en verlengkabels dienen stevig te worden bevestigd op de motor en/of de wanden van de motorkamer (laat ze niet hangen in het scheepsruim en stel ze niet bloot aan water of vocht).
Inspectie van installatie
Brandstoftoevoersysteem De brandstoftank van de motor dient zo mogelijk op hetzelfde niveau of iets hoger dan de motor te worden geplaatst. De retourleiding dient onder het mini-peil van de brandstoftank te worden geplaatst. De maximale hoogte tussen de brandstofpomp en het mini-peil van de tank is rechts aangegeven. De standaard pomp kan de brandstof tot een hoogte van 0,5 m aanzuigen. Een elektrisch pomp dient boven deze waarde te worden geïnstalleerd. 1. Tank 2. Voorfilter 3. Brandstoftoevoerpijp diameter 8 mm 4. Elektrische pomp (optie) 5. Motorbrandstofpomp 6. Retourbrandstofpijp diameter 8 mm
Pomp
Max. hoogte (m)
Standaard pomp
0,5
Elektrische pomp
1,8
2
5
4
3
6
Elektrische installatie Een onjuiste of foutieve elektrische installatie kan lekstromen veroorzaken adie de galvanische bescherming van de motor kunnen beïnvloeden en de motor vervolgens kunnen beschadigen. De installateur dient alle nodige maatregelen te treffen om de motor te beschermen tegen corrosie.
Hulpuitgang 12V op instrumentenpaneel De panelen A4, B4 en C4 zijn uitgerust met een hulpuitgang van 12V / 3A. De interfaces die de panelen met de motor verbinden zijn uitgerust met een zekering.
9
1
Instrumentenpaneel Het instrumentenpaneel geeft u belangrijke informatie over de motor tijdens gebruik. Controleer deze informatie regelmatig terwijl de motor draait. Er zijn 2 soorten instrumentenpanelen beschikbaar. Alleen de positie en/of het uiterlijk van de instrumenten en/of de pictogrammen verschillen afhankelijk van het type paneel. Niet alle panelen bestaan uit al deze elementen. 1
15 10
20 RPM x 100
25 30
2
1 20
0
35
5 04
1. Toerentalteller 2. Urenmeter / Voltmeter 3. Motoroliedruk 4. Koelvloeistoftemperatuur
4
3
3
bar
0
5
40
0
60
180
40 105
80
psi
80
60
4
°C
100 220 250
120
°F
2
Accuspanning. Dit waarschuwingslampje gaat branden bij ontsteking. Indien dit waarschuwingslampje gaat branden terwijl de motor draait betekent dit dat er een laadfout is in de dynamo. Waarschuwingslampje koelvloeistoftemperatuur. Dit lampje gaat branden en een alarm gaat af bij oververhitting van het koelsysteem. Waarschuwingslampje motoroliedruk. Dit lampje gaat branden wanneer de druk in het smeersysteem te laag is. Voorverwarming. Dit lampje brandt wanneer de bougies de verbrandingskamers voorverwarmen (indien uw motor deze heeft). Waarschuwingslampje water in het dieselfilter (optioneel). Dit lampje gaat branden wanneer er teveel water in het dieselfilter aanwezig is. Ontsteking. Dit lampje geeft aan dat de ontsteking aan is.
Gebruik van een motor die uitgerust is met een Eco4, A4, B4 of C4 paneel: Om de motor te starten: 1. Zet de gasklep in de neutrale stand. 2. Steek de sleutel in de AAN/STOP ontsteking. 3. Draai de sleutel een kwartslag naar rechts. Alle waarschuwingslampjes gaan branden en u hoort een geluidsignaal. In deze fase kunt u controleren of deze elementen goed werken. Na enkele minuten blijven alleen de oliewaarschuwings- en acculadinglampjes branden. 4. Druk de START-knop halverwege in om voorverwarming te starten. Houd de knop afhankelijk van de omgevingstemperatuur 5 tot 15 secondeningedrukt om de motor voor te verwarmen. Druk volledig in om de motor te starten.
I Waarschuwing! Druk nooit op de START-knop wanneer de motor draait. De motor stoppen: Draai de sleutel tegen de klok in. De motor gaat uit en alle waarschuwingslampjes gaan uit. Het gebruik van de ECO3, A3, B3 en C3 panelen wordt uitgelegd in de gebruikershandleiding met referentie 970313180 die ook met de motor wordt geleverd. 10
Instrumentenpaneel
Eco3
Eco4
START
ON / STOP
! STOP
A3
A4
20
15
RPM x 100
25 30
10
35
5 0
40
START
ON / STOP
STOP
B3
B4
15
20
25
RPM x 100
30
10
35
5 0
40 80
60
180
40
100 220
105
ON / STOP
250
120
START °C
°F
STOP
C3
C4
15
20 RPM x 100
10
25 30 35
5 0 2
1 20
0 0
bar
3
80
60
4 5
40 60
180
40 105
80
ON / STOP
psi
START °C
STOP
11
40
°F
100 220 250
120
Nanni Industries S.A.S. 11, Avenue Mariotte - Zone Industrielle 33260 La Teste France Tel : + 33 (0)5 56 22 30 60 Fax : +33 (0)5 56 22 30 79 E-mail :
[email protected]
© 2009 - Nanni Industries SAS De afbeeldingen, tekst en informatie in dit document zijn gebaseerd op de kenmerken van het product op het moment van publicatie. Nanni Diesel behoudt zich het recht voor om dit document te wijzigen zonder voorafgaande kennisgeving.