nd Gulliver
nederlands dagblad vrijdag 11 november 2011
nieuws – interview – boeken – achtergrond – film/games – muziek – kunst
p.8
Nederlandse Amish Op bezoek bij de familie Fehr in Mexico
p.12
De foute evangelist van Arie Boomsma Een roman over de fratsen van welvaartsprediker Barnabas Holee
2 nd Gulliver nieuws – interview – boeken – achtergrond – film/games – muziek – kunst vrijdag 11 november 2011
cultuurkort Redactie Bijlagen beeld stichting 754
piano en orgel. Medewerkenden zijn André Heuvelman, Gertjan Loot en Bas Duister (trompet), Pierre Volders en Alexander Verbeek, (trombone), Brandt Attema (bastrombone), Martin Baai (pauken en slagwerk) en Berry van Berkum (orgel/piano). Op het programma staat muziek van Georg Friedrich Händel, Johann Sebastian Bach, Jan Pieterszoon Sweelinck, Biaggio Marini, Tomaso Albinoni, Franz Liszt, Bert Matter, François Couperin, Giuseppe Guami, Claudio Monteverdi, Eugène Gigout en een speciaal voor dit concert gearrangeerd lied op een melodie van Pete Seeger ‘Klassiek aan de Rijn’, waarbij ook een actieve rol voor het publiek is weggelegd. Klassiek aan de Rijn is een nieuwe concertserie bestaande uit tien klassieke concerten en zeven lunchconcerten. klassiekaanderijn.nl
Klassiek Geeft: 1267 instrumenten Les jonge musici aan ouderen ◉ Hilversum De actie Klassiek Geeft, waarbij oude muziekinstrumenten voor gebruik door kinderen konden worden gegeven, heeft in totaal 1267 instrumenten opgeleverd. Dat is deze week door Radio 4 bekend gemaakt. De actie vond plaats van 30 september tot en met 14 oktober. De volledige programmering van de klassieke zender stond toen in het teken van deze inzamelingsactie. ‘De opbrengst van de actie heeft onze ambities overtroffen’, zegt Marwil Straat, zendermanager van Radio 4. ‘Aan het einde van de finaledag van Klassiek Geeft stond de teller op 891 instrumenten en daarmee waren wij dik tevreden. Luisteraars bleven ook na de finaledag doneren en na een complete telling weten we dat 1267 muziekinstrumenten binnen zijn gekomen.’ Er zijn onder meer 268 violen, 171 dwarsfluiten, 95 klarinetten, 84 gitaren, 26 trompetten en 21 cello’s geschonken. klassiekgeeft.radio4.nl
◉ Groningen Afgestudeerde jonge musici in de instrumenten gitaar, basgitaar, saxofoon (jazz en klassiek), harp, klarinet, viool, euphonium, kerkorgel en zang (jazz) gaan in de maanden november, december en januari lesgeven aan ouderen. Zij worden hierin begeleid door muziekdocenten met veel ervaring in het lesgeven aan oudere leerlingen. De lessen maken deel uit van het onderzoeksproject ‘Learning an Instrument at an Advanced Age’ van het lectoraat Lifelong Learning in Music & the Arts. Healthy Ageing is een speerpunt van de Hanzehogeschool Groningen en in Noord-Nederland. De alumni van het Prins Claus Conservatorium die deelnemen aan het onderzoek, zijn allen maximaal drie jaar geleden afgestudeerd. In vier ‘focusteams’ krijgen de jonge muziekdocenten coaching van ervaren docenten. hanze.nl/ouderenenmuziek
Prijs voor Luc Rombouts
Bonifatius Musical in Dokkum Orgel Moerdijk krijgt Raboprijs ◉ Moerdijk De Stichting Behoud Marcussenorgel in Moerdijk heeft in het kader van de actie ‘Hart op de juiste plek’ een prijs van 7.500 euro toegekend gekregen. Elk jaar stelt de Rabobank West-Brabant Noord een bedrag beschikbaar voor maatschappelijke projecten in haar werkgebied. Dit jaar was er 75.000 euro beschikbaar voor verenigingen en stichtingen. De leden van de Rabobank kunnen vervolgens hun stem uitbrengen op de projecten in diverse categorieën. Het project met de meeste stemmen ontvangt het bedrag dat wordt vastgesteld door een beoordelingscommissie bestaande uit de directie en leden van de Rabobank. In de categorie Cultuur & Evenementen werd de prijs van 7.500 euro toegekend aan de Stichting Behoud Marcussenorgel Moerdijk als bijdrage in de kosten van de overplaatsing van het orgel naar de St. Joannis Baptistkerk te Klundert. De huidige locatie, de St. Stephanuskerk te Moerdijk, wordt medio 2013 aan de eredienst onttrokken. marcussenorgel-moerdijk.nl
◉ Dokkum ‘754 Bonifatius bij Dokkum vermoord’, leerde elke Nederlander vroeger op de basisschool. De moordaanslag van heidense Friezen op de beroemde missionaris en Europese kerkhervormer Bonifatius, geboekstaafd op 5 juni 754, is het eerste nieuwsfeit van de Nederlandse vaderlandse geschiedenis. In juni 2012 brengt een eigentijdse rockmusical het turbulente leven en werk van Bonifatius, en zijn dramatische confrontatie met niet-christelijke Friezen, voor een breed publiek op de planken. De serie musicalvoorstellingen wordt opgevoerd in de Bonifatiuskapel, de historische bedevaartsplek van Bonifatius in Dokkum. Het gaat om een bewerking van een Duitse Bonifatiusmusical, die intussen al 120 theatervoorstellingen heeft beleefd. Vandaag presenteert initiatiefnemer Stichting 754 aan de pers het artistieke team van de nieuwe musical: de schrijver/ dramaturg, de regisseur en de producer. Dan start ook het zoeken naar spelers. Mensen uit Noord-Nederland die goed kunnen zingen, dansen en
acteren kunnen zich voor audities aanmelden. bonifatiusmusical.nl
YouTube-orgeldag in Urk ◉ Urk In de Rehobothkerk in Urk wordt op zaterdag 19 november voor het eerst een YouTube-orgeldag en –concert gehouden. Het gaat hierbij om een initiatief van Minne Veldman, de organist van de Rehobothkerk, waarbij zo’n veertig organisten die opnamen op YouTube hebben gezet bij elkaar komen om elkaar te ontmoeten en eventueel zelf het orgel van de kerk te bespelen. De deelnemers komen overal vandaan: van Gouda tot Rijssen en van Katwijk tot Twist-Schöninghsdorf in Duitsland. De dag wordt afgesloten met een openbaar orgelconcert in de Rehobothkerk te Urk door twaalf verschillende organisten: Minne Veldman (Urk) bijt het spits af, gevolgd door Evert Stomphorst (Gouda), Marco
boekenTOP jeugd
1 (1) 2 (4) 3 4
(-) (-)
5 (2) 6 (9) advertentie
STEDELIJK MUSEUM
7 8
(-) (-)
9 (3) 10
HET VERHAAL VAN THOMAS A KEMPIS EN GEERT GROTE 15 OKT 2011 T/M 08 JAN 2012
(-)
10
Nijland (Houten), Gerard Botter (Noordscheschut), de 17-jarige Gert van Hoef (Barneveld), Leo Ravensbergen (Valkenburg), Taeke v/d Akker (Vroomshoop), Justin v/d Heuvel (Leerdam), Kees Verhoek (Zoetermeer), de 14-jarige Jos Maters (Bunschoten), Pieter de Hon (Krimpen a/d IJssel) en André Nieuwkoop (Duitsland). Het concert begint om 20.00 uur. minneveldman.nl
Première Klassiek aan de Rijn ◉ Rhenen In Rhenen gaat een nieuwe concertserie van start onder de naam Klassiek aan de Rijn. Als voorproefje wordt op zaterdag 12 november een gratis concert gegeven dat uit twee delen bestaat. Allereerst vanaf 13.00 uur een concert vanaf de Cuneratoren. Daarna vanaf 15.00 uur een concert in de Cunerakerk met muziek voor brass, onder leiding van de Veenendaalse trompettist André Heuvelman, pauken,
boekenTOP fictie
november 2011
Het grote heldenboek DIVERSE AUTEURS CALLENBACH
Chantage HANS MIJNDERS COLUMBUS
Brrrugklas! HANS MIJNDERS COLUMBUS
Bommen en branden in Nesselande BEN DE RAAF MES
Dolfi, Wolfi en het oude oorlogsschip J.F. VAN DER POEL DE GROOT GOUDRIAAN
Kampioen CORIEN ORANJE COLUMBUS
Juf in de pan CORIEN ORANJE COLUMBUS
Te gek! HANS MIJNDERS COLUMBUS
Niemand is zoals jij MAX LUCADO ARK MEDIA
Kleur bekennen HANS MIJNDERS COLUMBUS
1 2 3 4 5 6 7
(1) (2) (3) (4) (-) (-) (6)
10
(5)
Badwater GUURTJE LEGUIJT MOZAÏEK
Witter dan sneeuw MARIANNE GRANDIA VOORHOEVE
Sinds ik jou ken ELIZABETH MUSSER VOORHOEVE
Het meisje uit de trein IRMA JOUBERT MOZAÏEK
De laatste patiënt MIRJAM VAN DER VEGT MOZAÏEK
Noor LISETTE VAN DE HEG PLATEAU
Twee tinten blauw Mijn dochters droom FRANCINE RIVERS VOORHOEVE
9
(-)
Adam zaait radijzen RIKKERT ZUIDERVELD BRANDAAN
10
(-)
boekenTOP
non-fictie
november 2011
KAREN KINGSBURY VOORHOEVE
8
◉ Rijswijk De Vlaamse beiaardier Luc Rombouts krijgt van het Algemeen-Nederlands Verbond (ANV) de Visser-Neerlandiaprijs voor persoonlijke verdiensten. De prijs wordt hem toegekend voor het onderzoek naar de beiaard dat heeft geresulteerd in het boek Zingend Brons. 500 jaar beiaardmuziek in de Lage Landen en de Nieuwe Wereld dat door het Davidsfonds in Leuven is uitgegeven. De prijs, waaraan een bedrag is verbonden van 5.000 euro, wordt op donderdag 17 november uitgereikt in de gloednieuwe orangerie van het Nationaal Beiaard- en Natuurmuseum in Asten. Rondom de uitreiking is een programma samengesteld over de beiaardcultuur als immaterieel cultureel erfgoed. Vlaams minister van leefmilieu, natuur en cultuur Joke Schauvliege houdt een toespraak en Ineke Strouken, directeur van het Nederlands Centrum voor Volkscultuur en Immaterieel Erfgoed, geeft een lezing. De muzikale omlijsting wordt verzorgd door Frank Steijns, bekend beiaardier en violist in het orkest van André Rieu. Hij bespeelt zijn eigen mobiel carillon in samenspel met pianist Arno Kerkhof. anv.nl
In Wonderland LYNN AUSTIN VOORHOEVE
1
(-)
DINNEKE VAN DEN DIKKENBERG DE BANIER
Hier en daar
3 (4)
Gods zegen toegewenst
4
Ik lief jou
HENK BINNENDIJK VOORHOEVE
FRITS DEUBEL ARK MEDIA
WILMA VEEN MEDEMA
5 (3)
Jij maakt het leven mooier
6
De vrijgevige God
(-)
november 2011
Bewust koken zonder E-nummers
2 (1)
(-)
10
MAX LUCADO VOORHOEVE
TIM KELLER VAN WIJNEN
7 (5)
Marginaal en missionair
8 (9)
De gereedschapskist van de Heilige Geest
9
Met liefs
(-)
10 (8)
WIM DEKKER BOEKENCENTRUM
M.M. VAN CAMPEN GROEN
GERRY VELEMA BOEKENCENTRUM
Het goede leven REINIER SONNEVELD BUIJTEN & SCHIPPERHEIJN MOTIEF
Nederlands Dagblad
Nederlands Dagblad
Nederlands Dagblad
www.nd.nl - www.leesenluister.nl
www.nd.nl - www.leesenluister.nl
www.nd.nl - www.leesenluister.nl
De boekentoptien wordt samengesteld op basis van de verkoopgegevens van ca. 70 christelijke boekhandels, zoals die door GfK worden verzameld.
De boekentoptien wordt samengesteld op basis van de verkoopgegevens van ca. 70 christelijke boekhandels, zoals die door GfK worden verzameld.
De boekentoptien wordt samengesteld op basis van de verkoopgegevens van ca. 70 christelijke boekhandels, zoals die door GfK worden verzameld.
nd Gulliver
3 nieuws – interview – boeken – achtergrond – film/games – muziek – kunst vrijdag 11 november 2011
redactioneel
inhoud
Rien van den Berg
Een wekelijks feestje. Ik weet niet hoe het u vergaat, maar het is nu donderdagmiddag, de Gulliver is af, en dan leunen we achterover en bladeren digitaal zo eens door deze aflevering heen, en dan denken we: wat is het toch een gek ding, zo’n bijlage. Een bonte mix van stukken die niets met elkaar te maken lijken te hebben, en toch allemaal het gesprek met je aan willen gaan. En zo ontmoet je, op een doordeweekse vrijdag, ineens Arie Boomsma, die een roman voor je geschreven heeft. En je ontmoet de Amishfamilie Fehr, ooit Van der Veer, mennonieten uit Nederland, die in Mexico zijn neergestreken. En je ontmoet de wereldband Coldplay, die een nieuwe cd voor je gemaakt heeft. En de wetenschapper Carlo Beenakker, die vindt dat je geloof en wetenschap op de meest strikte manier van elkaar moet scheiden. Elke Gulliver is een blad vol uitnodigingen. En elke recensent, elke interviewer probeert je te helpen bij je afweging of je op die uitnodiging in wilt gaan, of je het boek wilt kopen, de cd wilt beluisteren, de tentoonstelling bezoeken, of een mening wilt delen. Dat laatste is open. Niet iedere wetenschapper die ook christen is, brengt zo’n radicale scheiding aan tussen beide levensterreinen als professor Beenakker. Sterker nog: als je hem goed leest, bekruipt je de vraag óf het hem wel lukt die werelden zo te scheiden als hij probeert. Het interview met hem, uit een boek waarin Martine van Veelen tien wetenschappers bevroeg op hun geloof of ongeloof, is een mooi stuk om jezelf aan op te scherpen. Het stuk over de Amish trouwens ook. Wij zijn nog wel eens geneigd wat dromerig te doen over Amish. Romans en films over die wereld zijn niet eens een rage of een hype, ze zijn blijvend populair in onze westerse cultuur. Kennelijk is er meer aan de hand. Willen wij vluchten uit onze harde, snelle wereld, al was het maar voor even, naar een wereld waarin alles nog mooi en goed was, niet aangetast door dieseldamp, milieuverslindende vliegvakanties en mensverslindende internetsnelheden, en vooral: dicht bij God? Lees dan het gesprek dat Neline Floor voerde met Arlette Kouwenhoven, de schrijfster van een boek over de Mexicaanse mennonietenfamilie Fehr. Haar conclusie is om van te huiveren. Achter de manier van leven heeft Kouwenhoven geen oprecht geloof kunnen ontdekken. De Fehrs doen wat ze doen, omdat ze het zo doen. Is alle romantiek, en juist de religieuze, misplaatst?
varia 2 Cultuurkort achtergrond 4 Geen brandweerman, maar wetenschapper,
in gesprek
met Carlo Beenakker
non-fictie 6 Wetenschappers weten lang niet alles,
zo blijkt uit het boek
‘13 x onverklaarbaar’
Boekenkort non-fictie 7 ‘Als je dood bent, groei je dan vanzelf weer op?’ Rouwverwerking met de symfonieën van Gustav Mahler
reportage 8 Op bezoek bij de familie Fehr Arlette Kouwenhoven logeerde bij een familie van ‘Nederlandse Amish’ in Mexico
De kantlijn Hoe God verdween uit Philippine geloof 10 Leven in hoop
Inspiratie uit de preken van Augustinus
Theologisch journaal geloof 11 Bijbellezen is hard werken,
maar John Stott helpt daarbij
literatuur 12 In de ban van de vossenblonde
Op zoek naar skeletten in de
nieuwste roman van Rascha Peper
Lettergrepen Een feestje in Van Raaltestad Ommen
literatuur 13 Antwoord op al uw vragen: Barnabas Holee!
Hoofdper-
soon in eerste roman van Arie Boomsma lijkt (niet in alles) op de schrijver
advertentie
Voor lezers door lezers Steun het ND Fonds en help lezers die in economisch zwaar weer zijn gekomen hun abonnement te behouden. De groep mensen die een beroep op het ND Fonds moet doen om hun krant te behouden wordt steeds groter. Het ND Fonds betaalt voor deze abonnees een deel van hun abonnementsgeld. Steun daarom uw medeabonnee en maak een gift over op banknummer 4079642 t.n.v. ND Fonds te Barneveld.
Website: www.ndfonds.nl - Telefoon: 0342 411 711 Postadres: Postbus 111, 3770 AC Barneveld
literatuur 15 Twee grote Joden
Twee grote tegenpolen, uit de Oostenrijkse literatuur
films 16 Klokkenluider tegen VN-onrecht Aangrijpende film van Kathryn Bolkovac
Games Digitaal voetballen met FIFA 12 muziek 17 Straatmuziek voor strijkers Luigi Boccherini liet zich inspireren door wat hij in Spanje op straat zag
Cd’s kunst 18 Duizenden foto’s op de grond jarige fotomuseum Foam
Reina Wiskerke op bezoek in het
4 nd Gulliver nieuws – interview – boeken – achtergrond – film/games – muziek – kunst vrijdag 11 november 2011
voorpublicatie interview Martine van Veelen beeld Nederlands Dagblad / Bert Hagenaars
Onze paus is een wetensch Nanowetenschapper Carlo Beenakker, gelovig katholiek, scheidt zijn geloof strikt van de wetenschap. Martine van Veelen had een prikkelend gesprek met hem voor haar boek Geloof in de wetenschap, dat gisteravond werd gepresenteerd. Hieronder een verkorte weergave van Beenakkers verhaal. ‘Toen ik zes jaar was wist ik al dat ik wetenschapper wilde worden. Mijn vader was wetenschapper en mijn moeder ook (tot haar huwelijk met mijn vader). Als mijn vader brandweerman was geweest dan had ik waarschijnlijk ook brandweerman willen worden, maar hij was wetenschapper. Later bleek dat ik in bepaalde takken van wetenschap heel goed was, zoals wiskunde, sterrenkunde en natuurkunde. Mijn vakgebied is de nanowetenschap. Nanowetenschap houdt zich bezig met alles wat extreem klein is en heeft heel veel toepassingen. De Nobelprijs voor natuurkunde van vorig jaar is gegaan naar de ontdekkers van grafeen, een monolaag koolstof. Ik was daar zelf ook nauw bij betrokken en had het voorrecht naar Stockholm te mogen gaan om de prijsuitreiking bij te wonen. Mijn vakgebied staat behoorlijk in de belangstelling vanwege de vele toepassingsmogelijkheden. Ik ben zelf theoretisch natuurkundige, dat wil zeggen dat ik over de toepassingen nadenk, maar ze niet zelf maak. Ik heb geen laboratorium, maar een kantoortje met een computer en een boekenkast. Ik heb jarenlang bij Philips gewerkt. Dat was in de tijd dat Philips ook veel onderzoek deed naar computers en elektronica. Mijn toepassingsgebied is het ontwikkelen van nieuwe computers. Computers die we misschien over honderd jaar gebruiken en die oneindig veel krachtiger zijn dan de computers van nu.
levensbeschouwing
Levensbeschouwing speelt geen rol binnen mijn wetenschapsgebied. Wetenschap is een manier om naar de wereld kijken en we zijn er pas een paar honderd jaar achter hoe je dat op de meest effectieve manier doet. Een paar honderd jaar geleden waren bijvoorbeeld natuurkunde en theologie vergelijkbare vakken. In Leiden werd dat op een zelfde manier door misschien wel dezelfde professor gedoceerd. In de loop van de zeventiende en achttiende eeuw hebben we geleerd dat de beste manier om vooruitgang te boeken in de wetenschap is door deze volledig los te koppelen van alles wat met cultuur, levensbeschouwing en maatschappijvisie te maken heeft. Er is geen feministische wetenschap, geen negrowetenschap, geen homowetenschap en er is ook geen godsdienstige wetenschap. Al die andere dingen die ons mens maken en die voor een persoon heel belangrijk kunnen zijn, moet je overboord gooien op het moment dat je wetenschap bedrijft. Daar zijn we door schade en schande achter gekomen. Levensbeschouwelijke gevoelens die een rol kunnen spelen bij de interpretatie van wetenschap moet je de kop in drukken. Ik sluit niet uit dat wat je hebt meegemaakt, je ervaringen, wel degelijk een rol spelen bij de interpretatie, maar uiteindelijk weet je dat je de natuur zelf moet laten spreken. De natuur spreekt met één stem en
dat is dezelfde stem hier in Nederland als in Afrika. Het is nu dezelfde stem als duizend jaar geleden. In de vorming van onze studenten speelt levensbeschouwing natuurlijk wel een rol. Er is meer in een mensenleven dan alleen maar de beoefening van wetenschap. Maar als ik college geef, dan speelt levensbeschouwing weer geen rol. Wij hebben in Nederland onder andere een katholieke universiteit, de Vrije Universiteit, de Universiteit van Amsterdam en de Universiteit van Leiden. De vakken natuurkunde, scheikunde, biologie of geologie zullen op al deze universiteiten helemaal identiek zijn. En als dat niet zo is dan is er iets mis. Op scholen hoor je gewoon wetenschappelijke kennis over te dragen zonder daar allerlei levensbeschouwelijke visies in te verwerken, zoals de islam of het christendom. In Nederland gaat dat doorgaans goed. We hebben een tijdje een debat over Intelligent Design gehad, maar dat is ook weer snel overgegaan. Als Nederlanders staan we hier vrij nuchter in en hebben we bijvoorbeeld geen debat over de positie van het onderwijs over de evolutie op scholen.
persoonlijk geloof
Het geloof is ontzettend belangrijk voor mij. Het is te vergelijken met de relatie met mijn vrouw, die vind ik ook ontzettend belangrijk en daar steek ik dus zo veel mogelijk tijd en energie in. Maar hoe belangrijk mijn geloof is, vind ik lastig uit te drukken. Mijn hersens zijn een geschenk van God en zo ben ik ook erg dankbaar wanneer ik een bepaald inzicht krijg. Inspiratie is iets wat je overkomt, iets wat je cadeau krijgt. Een gelovig mens zal God danken voor de cadeaus die hij ongevraagd krijgt in het leven. Zoals sommige gelovige mensen, als ze een hele fijne partner gevonden hebben, geneigd te zijn om God daarvoor te bedanken, ook al speelt toeval daarin een grote rol. Ongelovige mensen zullen eerder geneigd zijn om te zeggen dat ze ‘mazzel hebben gehad’, of dat ze ‘plots dat inzicht kregen’. Er is een bepaalde asymmetrie tussen gelovigen en ongelovigen. De ongelovige weet doorgaans niet goed wat het is om gelovig te zijn. Er zijn allerlei vooroordelen en stereotype beelden over gelovigen. De gelovigen, daarentegen, weten heel goed wat het is om ongelovig te zijn. Dat is elke dag weer een beproeving waar je mee te maken krijgt. Het hoort bij het vak van wetenschapper om elke dag over van alles na te denken en jezelf de vraag te stellen: is het wel zo? En zo vraag je je als gelovige wetenschapper ook af of je geloof in God niet iets is wat je jezelf hebt wijsgemaakt. God is een manier om betekenis te geven aan allerlei zaken die eigenlijk geen betekenis hebben. Vroeger gebeurde dat met de zon die opkomt en weer ondergaat. Daar gaven we ook een betekenis aan door te zeggen dat daar een God achter zit.
Inmiddels weten we dat dit niet zo is. Maar het mysterie van leven en dood is gebleven, en daar proberen we door middel van God betekenis aan te geven. Wanneer je logisch doordenkt dan kun je tot de conclusie komen dat het mysterie van dood en leven ook een verzinsel is. Dat is de beproeving waar ik als wetenschapper dagelijks mee te maken heb. Het is een soort gevecht om het geloof te zuiveren van alle gevoelens en overwegingen die er eigenlijk niets mee te maken hebben, en je dan af te vragen wat er over blijft. De reden waarom ik nog steeds gelovig ben, is omdat ik gemerkt heb dat er nog steeds iets overblijft als ik al die dingen die er eigenlijk niets mee te maken hebben weghaal. Het is een proces waar ik al tientallen jaren doorheen gegaan ben en nog steeds doorheen ga. Ik denk dat dat geldt voor al mijn collega-wetenschappers die gelovig zijn.
jeugd
Mijn vader en moeder gingen naar de kerk en namen ons mee. Het was het soort geloof van die generatie, een generatie die minder makkelijk over gevoelens sprak. Het geloof was aanwezig, maar er werd niet veel over gesproken. Sommige mensen zeggen dat het geloof een vorm van hersenspoeling is die je als kind ondergaat en waar je je niet meer los van kunt maken. Dat is niet waar. Ik heb op een bepaald moment heel bewust voor het geloof gekozen. Natuurlijk gebruikmakend van alles wat ik meegekregen heb, maar ik heb er wel persoonlijk voor gekozen. Mensen die kinderen hebben weten dat de overdracht van het geloof op de volgende generatie niet te vergelijken is met de overdracht van goede manieren of een zachte g. Dat zijn dingen die je inderdaad gewoon meekrijgt. Maar het geloof is iets waar elk kind opnieuw voor moet kiezen. Ik ben rooms-katholiek. Dat heb ik van huis uit meegekregen. Ik voel mij heel erg thuis in het geloof van de katholieke kerk en heb dus ook nooit de behoefte gehad om mij in andere religies te verdiepen. Wat hierbij een belangrijke rol heeft gespeeld is de charismatische vernieuwing, een stroming binnen de kerk die sterk de nadruk legt op het gevoel en op een persoonlijke relatie met God en met Jezus Christus. Dat is iets wat ik heel erg nodig had. Omdat ik verstandelijk heel erg ontwikkeld was, had ik geen behoefte aan Bijbelstudies of theologische vorming. Wat bij mij gevormd moet worden is juist het persoonlijke aspect van het geloof. Het feit dat je met God een relatie kunt hebben, dat Hij iemand is die antwoordt, heb ik ontdekt toen ik achttien was en
nd Gulliver
5 nieuws – interview – boeken – achtergrond – film/games – muziek – kunst vrijdag 11 november 2011
apper, net als ik dat is me mijn hele leven bijgebleven. Als je me vraagt: vind je het allemaal niet heel onwaarschijnlijk, al die wonderverhalen?, dan kan ik daar een heel eind in meekomen. Sommige wonderen zijn heel onwaarschijnlijk en zullen wel verzonnen zijn. Maar de reden waarom ik uiteindelijk aan het geloof heb vastgehouden is de ervaring dat ik antwoord krijg als ik uitroep naar God. Dat kan ik niet goed uitleggen. Als iemand hierover zegt dat het door de ingewikkelde constructie van mijn hersenen komt, dan begrijp ik dat. Ik snap dat je je soms dingen in kunt beelden en dat je emoties of extase op kunt wekken, maar ik weet ook dat dat weer weggaat. De ervaring van een God die antwoord geeft is iets wat bij mij blijft, onafhankelijk van hoe ik mij voel. Ik weet dat het iets is wat altijd bij me zal blijven. Ook in tegenslagen, bijvoorbeeld wanneer ik mijn beroep niet meer uit zou kunnen oefenen of wanneer ik dierbaren zou verliezen. Het is iets wat van buiten komt en wat mij antwoordt met liefde. Het is iets wat ik in de katholieke kerk vind, waar niet zozeer het verstandelijke, maar meer het emotionele benadrukt wordt en daar voel ik me erg in thuis.
ontstaan van het heelal
Als natuurkundigen hebben we heel mooie ideeën over hoe het heelal is ontstaan. Momenteel hebben we in Leiden een gasthoogleraar, Roger Penrose, die een nieuwe theorie heeft opgesteld. Hij stelt dat er voor de big bang, voor het ontstaan van het heelal dus, nog een heel ander heelal was. Het ene heelal volgt het andere heelal op. Hij noemt deze opeenvolgende tijdperken eons. Het ene heelal eindigt met een knal en vervolgens komt er met een oerknal weer een nieuw heelal, in een reeks van miljarden heelallen. Hij heeft het idee dat we door de big bang heen naar het vorige heelal kunnen kijken, omdat dat heelal een spoor heeft achtergelaten in ons huidige heelal. De Bijbel zal ons daar niets over vertellen. De Bijbel is niet het astronomische handboek dat we misschien ooit dachten dat het was. De Bijbel vertelt ons wie God is en hoe God ten opzichte van de mens staat. Of nu de oerknal het allereerste begin was, of dat er ook nog een heelal voor de oerknal was, maakt dat verschil om wel of niet in God te geloven? Een andere vraag is: zijn wij alleen in het heelal of zijn er nog andere intelligente levensvormen? Dat weet ik niet. Als ze gevonden worden, zegt dat dan iets over de vraag of God wel of niet bestaat? Het antwoord is nee. We ontdekken op dit moment heel veel andere planeten en over honderd jaar zullen we veel beter weten welke planeten er allemaal zijn. Vijfhonderd jaar geleden was het interessant om de oceaan over te steken naar een heel ander werelddeel met een heel andere bevolking. Dat was ook fascinerend. Het is dus een soort ontdekkingsreis waar we mee bezig zijn, waarin we als gelovigen en ongelovigen broederlijk naast elkaar staan. Het vertelt ons niets directs over God. Zoiets zal wel degelijk invloed hebben op onze theologie. In het Vaticaan worden conferenties gehouden over buitenaards leven. Je wilt als kerk immers een theologie ontwikkelen die zo robuust is dat die stand kan houden wanneer dergelijke ontdekkingen worden gedaan. Een theologie die op voorhand zegt dat buitenaards leven onmogelijk is, heeft een probleem als dat toch wordt ontdekt. Gelukkig wordt de theologie in mijn kerk op een hoog niveau bedreven. Onze huidige paus is een wetenschapper zoals ik. Ik voel mij enorm door hem aangesproken. Ik lees zijn boeken en hij
denkt er op eenzelfde manier over na als ik. Zijn vak is theologie. Hij is een theoloog die het allemaal heel goed doordacht heeft. Natuurlijk kan ook hij niet het bestaan van God bewijzen. Maar hij laat wel zien dat het geloof niet iets is voor domme mensen die niet nadenken. Er zijn gelovige wetenschappers die heel diep nadenken, op het allerhoogste niveau, en dat vind ik erg bevredigend.
ontstaan van de mens
Hoe de mens is ontstaan weten we erg goed. De mens heeft zich ontwikkeld uit lagere levensvormen. We weten ook dat het verschil tussen bijvoorbeeld een mens en een aap, die parallelle vormen van leven zijn, veel kleiner is dan dat we dachten. Ons bewustzijn is natuurlijk verder ontwikkeld dan dat van een aap, maar ook weer niet heel veel verder. Ook deze kennis vertelt ons niets over het al dan niet bestaan van God. Wat het wel vertelt is dat we het verhaal van Genesis niet letterlijk moeten nemen. Maar dat hoeft ook helemaal niet. Wanneer we Genesis lezen dan zien we dat God daar iets vertelt over de verhouding tussen God en de mens. Gods uitspraak ‘Laat ons mensen maken’ maakt duidelijk dat God de mens gewild heeft en de mens liefheeft. In de katholieke kerk is het een uitgemaakte zaak dat niets in het evolutieverhaal ons geloof in de weg staat. Dat merk ik ook bij veel van mijn protestante broeders. De ongerustheid dat de evolutie je van je geloof afbrengt is niet nodig.
ziel en eeuwigheid
Ik heb een eigen theorie over de ziel. (Omdat ik geen theoloog ben hoef je die helemaal niet serieus te nemen.) Ik denk over de ziel als over een kommetje dat gevuld kan worden met God. Een heel diepe kom voor de mens, een heel ondiep kommetje voor andere levende wezens. Ik weet dat het theologisch gezien niet erg doordacht is, maar het is een eenvoudige manier om geen grens te hoeven trekken die niet scherp te definiëren valt. Zo zou ik het probleem van wie wel of geen ziel heeft kunnen oplossen. Deze oplossing werkt ook voor buitenaardse wezens. Hebben zij een ziel? Ik hoef die vraag niet te beantwoorden, want elk leven zal God ervaren op de manier waarop het is ontwikkeld. Daar zit een bepaalde vorm van rechtvaardigheid in en dus ook een waarschuwing om er hier op aarde echt werk van te maken. Ik raad iedereen aan om op onderzoek uit te gaan. Denk niet: Ach, het geloof, ik heb er niets mee. Onderzoek het. Bekijk het. Proef het. Probeer erachter te komen wat het geloof voor jou betekent, en trek dan je conclusies. Dan weet je in ieder geval dat je er mee bezig bent geweest en er serieus over hebt nagedacht. Als je dan nog steeds zegt: ‘Het geloof is onzin. Het is allemaal verzonnen,’ dan is dat een eigen gefundeerde keuze. Het belangrijkste is, te kiezen en niet onverschillig te blijven. In dit verband voel ik mij meer verwant met de atheïst, die kiest, dan met de agnost, die niet kiest. Sommige mensen die goed en diep hebben nagedacht over de hemel zeggen dat je hier op aarde al kunt beginnen om die hemel te ervaren. Zij kunnen een intens geluk ervaren in de contemplatie van God. Dat is mogelijk. Ik ben daar zelf nog niet ver mee, maar ik weet wel dat het kan. Dat je een intense, goddelijke ervaring van geluk kunt hebben hier op aarde, waardoor je niets anders meer nodig hebt. Dat stelt mij gerust. ■
Geloof in de wetenschap. Bekende hoogleraren over God, wetenschap en hun levensbeschouwing Martine van Veelen (interviews). Uitg. Buijten & Schipperheijn/ForumC, Amsterdam 2011. 160 blz. € 16,-
6 nd Gulliver nieuws – interview – boeken – achtergrond – film/games – muziek – kunst vrijdag 11 november 2011
recensie non-fictie René Fransen
Raadsels voor de wetenschap In 1996 beweerde de Amerikaanse wetenschapsauteur John Horgan in zijn boek Het einde van de wetenschap dat we bijna alles al wisten. Grote doorbraken in de wetenschap zouden er niet meer zijn, er moesten alleen nog maar wat puntjes op de i gezet worden.
13 x onverklaarbaar. De meest intrigerende raadsels van dit moment Michael Brooks. Uitg. Veen Magazines, Diemen 2011. 298 blz. € 16,95
Zijn collega, natuurkundige Michael Brooks citeert hem aan het einde van een boek dat exact het omgekeerde beweert: de wetenschap zit vol met ongeopende deuren, onder het tapijt geveegde problemen en duistere steegjes die bijna iedereen maar liever voorbij loopt. Zijn boek 13 keer onverklaarbaar beschrijft dertien raadsels waar de huidige wetenschap mee worstelt – of die ze soms juist negeert. Zo weten sterrenkundigen heel veel van ons universum en kunnen ze terugrekenen hoe het vlak na de oerknal geweest moet zijn, maar ondertussen zijn ze 96 procent van alle materie kwijt. Wat we kunnen zien aan sterren, gas en elementaire deeltjes is samen bij lange na niet genoeg om te verklaren waarom het universum is zoals het is. De sommen kloppen alleen wanneer je aanneemt dat alles wat wij zien slechts vier procent is van alles wat bestaat. Daarnaast is er nog ‘donkere materie’, de rest is ‘donkere energie’. Allebei mooie namen, maar niemand weet hoe die mysterieuze materie en energie in elkaar steken. Een tweede probleem is dat sommige natuurkundige constanten, getallen die volgens wetenschappers onveranderlijk zijn, zoals de lichtsnelheid, misschien toch niet helemaal constant zijn. Andere onverklaarbare fenomenen zijn volgens Brooks onder meer koude kernfusie, het placeboeffect en seksuele voortplanting.
legt uit waar precies de pijn zit. Daarbij gaat zijn sympathie toch vooral uit naar de afwijkende meningen en observaties. Hij meldt bijvoorbeeld niet dat er momenteel een flink aantal experimenten loopt die meer licht moeten werpen op donkere materie en donkere energie. Het onderwerp wordt allesbehalve genegeerd door de wetenschap. Zo is Brooks wel vaker onvolledig in zijn weergave van feiten en ook gevolgen. De suggestie dat sommige natuurconstanten (zoals de lichtsnelheid) misschien niet helemaal constant zijn is intrigerend. Brooks lepelt een lijst met afwijkende meetresultaten op. Maar hier maakt hij niet duidelijk wat de betekenis is voor de natuurkunde en ons begrip van de wereld. Brooks noemt de afwijkingen steevast ‘anomaliën’, meetwaarden die niet passen binnen het traditionele paradigma waarin ze geïnterpreteerd worden. Volgens wetenschapsfilosoof Thomas Kuhn kunnen zulke afwijkende observaties uiteindelijk zorgen voor een paradigmaverschuiving. Wanneer donkere materie niet blijkt te bestaan – of natuurconstanten niet constant zijn – moeten wetenschappers terug naar de tekentafel. Wellicht is het dan tijd de oerknal-hypothese die de ontwikkeling van het universum beschrijft te vervangen.
afwijkingen
Maar niet alle ‘onverklaarbare’ observaties passen goed in dit schema van anomaliën en paradigma’s. Brooks heeft helemaal gelijk wanneer hij
Brooks beschrijft de problemen, meldt wat verschillende wetenschappers erover schrijven en
boekenkort non-fictie
Wat als…. Pim Fortuyn niet was vermoord Tom van der Meer. Uitg. Meulenhoff, Amsterdam 2011. 240 blz. € 17,95
Het is een speciale categorie geschiedschrijving: de ‘Wat als…?’-verhalen. Het is een typisch Angelsakische traditie, Duitse geschiedvorsers zijn er te serieus voor. Nu is er ook een Nederlandse bundel met speculaties: wat als België bij Nederland had gehoord? Wat als de Cubacrisis een week langer had geduurd? Wat als de Nederland de gulden had gehouden? Politicoloog en historicus Van der Meer (31), onderzoeker bij de UvA, brengt een mooi stel mensen samen. Kees M. Paling doet alsof hij generaal Von Rundstedt is, die in zijn memoires uitlegt waarom Market Garden in september 1944 slaagde en hij als Wehrmacht-generaal met pensioen moest. De Cubacrisis leidt tot miljoenen Duitse vluchtelingen in Nederland, het behoud van België dat in 1914 tot de bezetting van Nederland door de troepen van Wilhelm II leidt, enzovoorts. Leuk boek. (HV)
kruidengeneeskunde
schrijft dat biologen niet nauwkeurig kunnen definiëren wat ‘leven’ is. Alleen is dat onvoldoende om de begrippen ‘leven’ en ‘dood’ tot anomalie te verklaren. Hier lijkt Brooks een slachtoffer van de door hem gekozen vorm te zijn. Ook een mogelijk buitenaards radiosignaal dat in 1977 is opgevangen is geen ‘anomalie’ zoals Kuhn die beschrijft, net zomin als de metingen die de Marslander Viking I in 1976 heeft verricht op de Rode Planeet. Viking deed experimenten die de aanwezigheid van micro-organismen op Mars zouden moeten aantonen. Maar de resultaten bleken simpelweg niet eenduidig. Dat is wat anders dan een waarneming die ingaat tegen het heersende paradigma. In het hoofdstuk over ‘vrije wil’ neemt Brooks wel erg nadrukkelijk het standpunt in dat de vrije wil niet bestaat. Ronduit eenzijdig is het slothoofdstuk over homeopathie. Wat Brooks hier vooral doet is alle studies die laten zien dat homeopathie niet werkt, wegredeneren. Hij wijst erop dat de effecten misschien te subtiel zijn om in studies waar te nemen. Maar als dat zo is, hoe kan homeopathie dan werkzaam zijn? Het slot van dit hoofdstuk – en het einde van zijn boek – is uiterst merkwaardig. Misschien, zo schrijft Brooks op gezag van enkele wetenschappers, werkt homeopathie het best wanneer al die hoge verdunningen achterwege worden gelaten. Maar dan heb je toch gewoon kruidengeneeskunde? Dat kruidenextracten een medische werking kunnen hebben is allesbehalve controversieel. Het interessante aan dit boek is dat Brooks een heleboel afwijkende meningen heeft verzameld over een aantal wetenschappelijke fenomenen. Misschien dat enkele daarvan inderdaad tot een paradigmawisseling gaan leiden. Maar het boek zou gebaat zijn geweest met een meer nuchtere en evenwichtige toon. ■
Herman Veenhof, Reina Wiskerke en Roel Sikkema
Kijkvoer & Leesgenot
Asan
Michèl de Jong & Drs. P. Uitg. Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam 2011. 175 blz., € 15,-
Vladimir Makanin. Uitg. De Arbeiderspers, Amsterdam 2011. 492 blz. € 34,95 (geb.)
Sinds 1974 produceert Heinz Pölzer (1919) ollekebollekes, gedichten van twee coupletten van vier regels, met een zeslettergrepig woord als zesde. De Groninger archeoloog De Jong maakt ze samen met de gelouterde poëet. Zwijmelend dichterschap Overgevoelig doen Een en al taalbarok En sentiment Geef ons maar gewoon de Ondergevoeligheid Van een goed schrijvende Nuchtere vent. (HV)
Makanin (1937) is als Russisch auteur een erfgenaam van de grote Russische literatuur. In dit boek, met dezelfde titel – de naam van een oude God uit de Tsjetsjeense volksreligie – in 2008 in Rusland verschenen, is majoor Aleksandr Zjilin de hoofdpersoon. Hij is blijven hangen op de Kaukasus, midden jaren negentig en handelt in twee producten: brandstof en veilige konvooien. De bezetter wordt huurling en alle partijen worden er beter van. De Russische soldaten zijn liever corrupt dan als kanonnenvoer te dienen, de Tsjetsjeense rebellen dealen liever dan dat ze hun spullen bloedig veroveren. Het boek is fictie, maar ook weer niet. De Tsjetsjeense generaal Dzjochar Doedajev bestond immers echt en kwam op 21 april 1996 om door een bom, gericht via een peiling van zijn mobiele telefoon. Meeslepend, maar hard boek waarin loyaliteit en herkenbare partijen niet bestaan. (HV)
Seks, leugens en medicijnen. Hoe de farmaceutische industrie de volgende grote ziekte voor vrouwen creëert. Ray Moynihan. Uitg. Succesboeken, Den Dolder 2011. 235 blz. € 19,95
Seksuele problemen van vrouwen kunnen echt een handicap zijn, erkent onderzoeksjournalist Ray Moynihan. Maar er zijn volgens hem grote vraagtekens te plaatsen bij de (wijdverbreide) ziekte die de farmaceutische industrie ervan maakt, in samenwerking met de wetenschap. Er valt dan ook veel aan te verdienen. Op websites figureert vaak het percentage 43: dus bijna de helft van de vrouwen zou lijden aan female seksual dysfunction (FSD). Aan wat precies? Gewone seksuele problemen worden door het type vraagstelling gemedicaliseerd en eenzijdig als disfunctioneren van de vrouw uitgelegd, is de boodschap van dit boek. Daarbij zou vrouwen ook een ‘onrealistische norm’ opgedrongen worden: dat zij een constante behoefte aan seks moet hebben. (RW)
De Grebbelinie van onder tot boven Annet Werkhoven. Uitg. BDU, Barneveld 2011. 96 blz. geb. € 17,50
Eeuwenlang kon een deel van de Gelderse Vallei onder water gezet worden als onderdeel van de Hollandse Waterlinie. Naar een riviertje in het zuidelijk deel van de vallei werd dit de Grebbelinie genoemd. Die begon bij Rhenen en liep door tot aan de Zuiderzee. Overal in het landschap zijn nog resten van de linie te zien, zoals dijkjes tussen Renswoude en Veenendaal en van oude forten met cryptische namen als Werk aan de Daatselaar en Werk aan de Glashut. Dit boek vertelt de geschiedenis van de linie, laat de resten ervan zien en krijgt extra waarde door interviews met vijftien mensen die vertellen wat ze – vooral in hun jonge jaren – met de Grebbelinie te maken hebben gehad. Interessant is dat de belangstelling voor de linie groeiende is, de Grebbelinie werd dit jaar rijksmonument. Het boek is bedoeld als lesboek, bevat interessante teksten en mooi fotomateriaal, maar is wat druk opgemaakt. (RS)
nd Gulliver
7 nieuws – interview – boeken – achtergrond – film/games – muziek – kunst vrijdag 11 november 2011
recensie non-fictie Roel Sikkema beeld Wikipedia
Rouw verwerken met Mahler ‘Als je dood bent, groei je dan vanzelf weer op?’ Koen Vergeer stond met zijn zoontje Alex op een plek waar veel driejarige jongetjes graag staan: voor een spoorwegovergang. Geregeld kwam hij daar om zijn zoontje van alle ‘ting-tings’ te laten genieten, en toen opeens die vraag… Wat voor antwoord zou Vergeer geven? ‘Scheepte ik hem af met een mooi verhaal over een hemel, of zei ik gewoon hoe ik dacht dat het was, oog om oog, tand om tand? Voedde ik mijn kind op, zoals ik opgevoed was, met een God, een hiernamaals en de hele santenkraam waar ikzelf allang niet meer in geloofde en waarmee hij dan over een jaar of wat waar in het reine moest zien te komen?’ Dit zijn moeilijke vragen in een boek over een belangrijke componist. Maar wie verder leest, komt er al gauw achter dat het boek meer over Vergeer gaat dan over Mahler. Het is een mooi opgeschreven vorm van rouwverwerking, waarbij Vergeer het leven en de muziek van de door hem bewonderde componist goed kan gebruiken.
aards, sentimenteel
Vergeer kon zich met Mahler identificeren omdat hun levens veel op elkaar lijken. In 2000 overleed Vergeers zus en hij was daar zo bedroefd en kwaad over, dat hij jarenlang geen muziek van Mahler kon horen. Dat veranderde pas in 2008, toen maar liefst drie geliefden van hem stierven, eerst zijn moeder, later een zwager en ten slotte zijn vader.
ook niet accepteren dat de componist in zijn Zevende symfonie mierzoete loopjes schreef. Aardse, sentimentele muziek pasten volgens de filosoof niet bij Mahler.
verrijzen na een korte rust
En dan Mahler. Geboren in 1860 verloor hij in 1889 zowel zijn vader, zijn moeder als zijn zus. Maar al veel vroeger was hij geconfronteerd met veel verdriet. Hij was er eentje uit een gezin van veertien kinderen, van wie er maar liefst acht op jonge leeftijd overleden. Is het een wonder dat je dan een melancholieke aard ontwikkelt en je leven lang blijft worstelen met de dood? Dat is volgens Vergeer herkenbaar in de tien symfonieën die de grote componist schreef. In tien hoofdstukken vertelt Vergeer wat hij hoort in die meesterwerken. Overal bemerkt hij Mahlers fascinatie voor de dood. En passant vertelt hij wat de bekende filosoof Adorno over Mahler schreef en hoe hij daarbij volgens hem vaak de plank missloeg. Zo zag Adorno niet hoe ironisch Mahler kon zijn in zijn Vierde symfonie. En kon Adorno
boekenkort cultuur/non-fictie
Europese architectuur vanaf 1890 Hans Ibelings, Uitg. SUN, Amsterdam 2011. 237 blz. € 34,50
Veel boeken over moderne architectuur beperken zich hoofdzakelijk tot wat er in de Verenigde Staten en in West-Europa is gebouwd. Dat er achter het voormalige IJzeren Gordijn ook architecten van betekenis waren, onttrok zich aan de waarneming van westerse architectuurhistorici. Dit boek probeert in die leemte te voorzien. Of er nu in Londen is gebouwd, of in Helsinki, in Moskou of Budapest, Hans Ibelings nam het op in dit boek. Hij deed dat deels chronologisch, deels thematisch in hoofdstukken als ‘Stad en stedelijkheid’, ‘Staat en samenleving’ en ‘Verbanden en parallellen’. Het boek telt bijna 750 illustraties. Dat betekent naast de interessante tekst dat de meesten niet boven het formaat ‘postzegel’ uit kwamen. Ondanks de kleine illustraties toch een interessant boek dat voor velen een nieuwe wereld ontsluit. (RS)
Vergeer is geen christen, maar was Mahler dat wel? De meningen daarover lopen uiteen. Maar Vergeer modelleert zijn grote voorbeeld wel erg naar zijn eigen denken, het is de vraag of Mahler zich daarin zou herkennen. Dat blijkt uit zijn bespreking van het enige vocale onderdeel uit de symfonieën, de Todtenfeier uit de Finale van de Tweede symfonie. De tekst spreekt van ‘verrijzenis’, over een ‘wegzweven’ naar ‘een licht dat nooit eerder een oog aanschouwen kon’. Vergeer wringt zich in allerlei bochten om maar aan te tonen dat Mahler wel het Bijbelse laatste oordeel ‘wil voortoveren’, ‘maar dan zonder oordeel’. Het ‘Bereid je voor om te leven!’ ziet Vergeer als de tegenpool van ‘bereid je voor om te sterven’. Dat Mahler ook gedoeld zou kunnen hebben op een eeuwig leven na dit sterven (Mahler zong: ‘Verrijzen, ja verrijzen zul je mijn stof, na een korte rust. Onsterfelijk leven!’) wil er bij Vergeer niet in.
eigen verhaal inlezen
Vergeer schreef een goed leesbaar boek met zijn persoonlijke visie op Mahlers symfonieën. Over de ontstaansgeschiedenis en de muzikale betekenis daarvan komen we niet zoveel te weten. Hij noemt zijn boek een verzameling ‘hoorcolleges’. Daar lijken ze wel wat op, maar het zou nog mooier zijn geweest wanneer bij het boek een cd was gevoegd met fragmenten van de muziek waar hij zo enthousiast over is. Dan zou ook sneller duidelijk zijn of zijn visie ook voor anderen de moeite waard is en of hij niet te veel zijn eigen verhaal probeert in te lezen in het levensverhaal van Mahler. ■
Mahler. Wat de muziek mij vertelt Koen Vergeer. Uitg. Atlas, Amsterdam 2011. 181 blz. € 18,95
Roel Sikkema en Willem Bouwman
Hymnologie. Een geschiedenis van de strofische zang in de westerse christelijke kerk. Deel III-Liederen van de volgelingen van Luther en liederen van Zwingli. Deel IV-Calvijn en de kerkzang Dr. Arie Eikelboom. Uitg. Pumbo, Den Haag 2011. Resp. 217 en 198 blz. € 22,95 per deel, excl. verzendkosten. Te bestellen via pumbo.nl
Dit voorjaar verschenen de eerste twee delen van dit standaardwerk, waarbij in deel II aandacht werd gegeven aan liederen die door Maarten Luther zijn geschreven. In deel III wordt aandacht gegeven aan mensen uit Luthers omgeving die nieuwe liederen maakten. Ook wordt geschreven over de liederen van Zwingli, een opmerkelijke reformator die tegen muziek in de eredienst was. Toch schreef hij drie liederen waarvan eentje redelijk bekend is geworden. Deel IV gaat over het kerkmuzikale werk van Calvijn, die een heel andere kant opging dan Luther. Evenals in de eerste twee delen van deze serie heeft Eikelboom veel interessant materiaal bij elkaar gebracht.(RS)
Beemden en bouwlanden. Het verdwijnende boerenlandschap Wim Denslagen. Uitg. NAi Uitgevers, Rotterdam 2011. 170 blz. € 19,95
Oude steden moet je niet beschermen, maar ontwikkelen, werd rond 1900 gezegd. Nu wordt er anders over gedacht. Oude steden ontlenen hun aantrekkelijkheid juist aan oude, soms te ver doorgevoerde restauraties. Hoe is dat met het landschap? Volgens Wim Denslagen zou er een vergelijkbare houding tegenover het landschap moeten zijn. Maar in de praktijk is er vaak sprake van twee ontwikkelingen: grootschaligheid als gevolg van nieuwe landbouwtechnieken en de aanleg van stadswijken en anderzijds een streven naar een soort oernatuur. In beide gevallen is het oude boerencultuurland de dupe. Volgens Denslagen moet er juist veel meer aandacht komen voor bescherming – en eventueel restauratie – van het oude, kleinschalige boerenland met z’n houtwallen en coulissenlandschappen. (RS)
Het slavenschip Leusden. Slavenschepen en de West-Indische Compagnie, 1720-1738
Het orakel. De man die de geneeskunde opnieuw uitvond: Herman Boerhaave (1668-1738)
Leo Balai. Uitg. Walburg Pers, Zutphen 2011. 368 blz. € 34,50
Luuc Kooijmans. Uitg. Balans, Amsterdam 2011. 392 blz. € 24,95
Op 1 januari 1738 verging voor de kust van Suriname het Nederlandse slavenschip Leusden met 716 slaven aan boord. Zestien slaven overleefden de ramp, een van de grootste en onbekendste uit de Nederlandse geschiedenis. Leo Balai, nakomeling van Surinaamse slaven, werd er zo door gefascineerd, dat hij er een proefschrift over schreef. Het boek biedt veel meer dan de ramp alleen. Het beschrijft de Nederlandse slavenhandel, de bouw van en het leven aan boord van een slavenschip, de werving van de bemanning, de aankoop, het transport en de behandeling van de slaven, en ten slotte de bouw, de geschiedenis en de ondergang van het slavenschip Leusden. Het schip voer tien maal heen en weer tussen Afrika en het Caribisch gebied. Nog geen driekwart van de slaven overleefde de reis. (WB)
Herman Boerhaave was een briljante domineeszoon, die een vernieuwer van de geneeskunde werd door het toepassen van de modernste inzichten uit de schei- en natuurkunde. Hij meende dat de natuurwetten ook voor het menselijk lichaam golden: het lichaam was een perfect gebouwde machine die volkomen rationeel en mathematisch functioneerde. Een ziekte was niet meer en niet minder dan een defect aan de machine. Zorgvuldige observatie van het lichaam zou leiden tot het vaststellen van de kwaal. Boerhaave was een uitstekend docent, die volle collegezalen trok. Zijn nieuwe aanpak verspreidde zich snel. Historicus Luuc Kooijmans, kenner van de vroegmoderne wetenschap, schreef een biografie in de stijl van Boerhaave: klinisch, helder, samenhangend en daardoor leerzaam en inzichtgevend. (WB)
8 nd Gulliver nieuws – interview – boeken – achtergrond – film/games – muziek – kunst vrijdag 11 november 2011
interview non-fictie Neline Floor en Linda Stelma beeld Atlas
Alleen de trekker mag b Ze spreken een taaltje dat doet denken aan middeleeuws Nederlands. Elektriciteit gebruiken ze niet uit angst om te veel gelijkvormig te worden aan de wereld en rubberen trekkerbanden zijn uit den boze. In Sabinal, midden in het woestijnachtige noorden van Mexico, probeert een traditionele mennonietengemeenschap te overleven.
Gemakkelijk is dat niet zonder moderne irrigatiesystemen en goede scholing. Maar de Fehrs, nazaten van een Nederlandse wederdoperfamilie, houden angstvallig vast aan hun eeuwenoude tradities. Arlette Kouwenhoven zocht ze op, dook in hun geschiedenis en schreef een familiekroniek. Een interview. Het begon allemaal met Gijsbert de Veer, een Amsterdamse graanhandelaar die in 1612 naar Danzig (het huidige Gdansk in Polen) vertrok, om daar een nieuw bestaan op te bouwen. De Veer was een aanhanger van de leer van Menno Simons, de Friese priester die zich in 1535 tot het anabaptisme had bekeerd omdat hij de kinderdoop niet terug kon vinden in de Bijbel. Toen in datzelfde jaar 1535 de situatie met de wederdopers in Münster uit de hand liep, kwam Simons tot de overtuiging dat christenen geen geweld behoorden te gebruiken. Met zijn leer van geweldloosheid kreeg hij veel aanhang. Zijn volgelingen werden menisten of mennonieten genoemd.
pestuitbraak
De Fehrs. Kroniek van een Nederlandse mennonietenfamilie Arlette Kouwenhoven. Uitg. Atlas, Amsterdam 2011. 224 blz. € 24,95
De beslissing. Deel 1 van De geheimen van Lancaster County. Suzanne Woods Fisher (vert. Geraldine Damstra). Uitg. De Groot Goudriaan, Utrecht 2011. 333 blz. € 19,95
In de Nederlanden was vlak na de reformatie weinig ruimte voor de aanhangers van Simons, die een gemeente van ware christenen zonder vlek en rimpel als ideaal zagen. De vervolgingen van de wederdopers waren weliswaar ten einde, maar toch togen veel mennonieten net als Gijsbert de Veer naar het meer liberale Polen. Ze bouwden er dorpen naar Nederlands model en waren succesvol in de landbouw en de handel. In de eeuwen die volgden kregen de mennonieten echter te maken met diverse oorlogen, een pestuitbraak en inlijving van delen van Polen bij Pruisen. De verplichte dienstplicht in het Pruisische leger was voor velen de druppel die de emmer deed overlopen. Een groot deel van de mennonieten trok naar het zuiden van het toenmalige Russische rijk om op de kale steppes een nieuwe kolonie te stichten. Het land was onherbergzaam en het begin was moeilijk, maar de mennonieten wisten te overleven en lieten de steppe bloeien. Totdat ze opnieuw in hun vrijheid werden beknot en voor de derde keer op zoek moest naar een nieuw vaderland. Zo zou het elke keer gaan, ontdekte Arlette Kouwenhoven tijdens het schrijven van haar boek. ‘Mennonieten hebben een overheid nodig die hen hun gang laat gaan, die toelaat dat ze hun scholing zelf regelen en de taal van het land niet leren. Er zijn altijd wel weer landen die hen willen hebben. Mennonieten zijn harde werkers, goede landbouwers die dorre gebieden tot bloei kunnen brengen.’ Wereldwijd zijn er nog altijd 1,4 miljoen mennonieten. Een groot deel van hen is inmiddels volledig gemoderniseerd, maar er zijn her en der nog groepen die zich nog altijd afzijdig houden van de samenleving. Zo ook de kolonie Sabinal waar de Fehrs toe behoren, de laatste traditionele mennonietengemeenschap in Noord-Mexico.
Kouwenhoven. ‘Zeker in Polen heeft het landschap nog steeds iets Hollands, met sloten, dijken en knotwilgen. Het meeste wat over is uit die tijd is erg vervallen. Ik denk dat er over twintig jaar weinig meer van over is.’
communicatie Arlette Kouwenhoven
Kouwenhoven begon haar onderzoek naar de Fehrs met slechts een paar namen. Toen ze de archieven ging doorspitten kwam ze steeds meer over de familie te weten. ‘In talloze boeken en artikelen kwam ik hun namen tegen. Zo kreeg ik steeds meer een beeld van de omstandigheden waaronder ze leefden en kregen de namen langzaam een gezicht.’ Door de eeuwen heen veranderde het oorspronkelijke De Veer in De Fehr. Later kwamen er nog meer varianten: DeFehr, Defehr en Fehr. ‘Het was soms echt puzzelen’, vertelt Kouwenhoven. ‘Veel voornamen komen telkens terug doordat ze elkaar graag vernoemen. Bovendien was er in het verleden veel kindersterfte en hertrouwden mensen vaak wel een keer of twee. Zo kon het gebeuren dat een familie drie keer een zoon kreeg met de naam Isaac. Dat maakt het soms moeilijk om te weten over welke persoon het precies gaat in de archieven.’ De antropologe dook niet alleen de boeken in. Voor haar onderzoek ging ze ook naar de plaatsen waar de Fehrs door de eeuwen heen woonden. Dat voerde haar langs veel verschillende mensen, ruïnes en oude dorpen in de landen die de mennonieten in de afgelopen vierhonderd jaar hadden aangedaan. ‘In Polen en Oekraïne heb ik nog oude mennonietenboerderijen gezien’ vertelt
Vrijwilligers van de Mennonite Church Canada, die regelmatig bij de afgelegen koloniën langsgaan voor hulp en voorlichting, konden haar introduceren bij een familie Fehr. Het waren directe afstammelingen van Gijsbert de Veer. Kouwenhoven ging verschillende keren bij hen op bezoek. De eerste keer alleen voor een kennismaking, een paar maanden later voor het eerst een hele week. De communicatie viel haar niet gemakkelijk. ‘Het moest allemaal in het Hoogduits. Dat is de enige taal die ze enigszins spreken naast hun gewone omgangstaal, het Plautdietsch. Ze zijn heel vriendelijk en nemen je graag mee om hun land te laten zien. Dan vertellen ze van alles over hun bedrijf. Maar over persoonlijke dingen laten ze niets los.’ Kouwenhoven was blij toen die eerste week om was. ‘Ondanks hun gastvrijheid voelde ik me er niet prettig. Ze zeggen zo weinig. Je merkt dat ouderen nooit geleerd hebben om op een abstract niveau over dingen te praten en te filosoferen. Dat heeft alles te maken met het niveau van onderwijs. Kinderen krijgen niet meer dan lagere school en dan alleen de vakken taal, rekenen en Bijbelkunde. Ik ben er nog steeds niet achter of er echt zo weinig in hen omgaat, of dat het gewoon ligt aan mijn manier van vragen stellen. Misschien had ik er een paar maanden heen moeten gaan, of Plautdietsch moeten leren om echt tot hen door te kunnen dringen. De laatste keer dat ik er was, merkte ik wel dat ze wat vrijer waren geworden. De kinderen werden zelfs een beetje jolig.’
nd Gulliver
9 nieuws – interview – boeken – achtergrond – film/games – muziek – kunst vrijdag 11 november 2011
de kantlijn Gert van de Wege
andeloos zijn Vergane dorpsglorie Op een zachte dag in de herfstvakantie dronken we een kop koffie op een terras in Philippine, Zeeuws-Vlaanderen, tegen de Belgische grens. Het Philipsplein was uitgestorven. Terwijl onze bestelling werd opgenomen door een licht murks pratende jongeman voerde een Turkse tortel haar laat uitgevlogen jong. Een werknemer van drankenhandel Kolijn uit Terneuzen rolde fusten bier het restaurant in. We fietsten nog even langs de roomskatholieke kerk uit 1954. Bepaald een fraai gebouw, met een markante koepel. De oude kerk werd in de oorlog zwaar beschadigd. Met ongeschokt vertrouwen in de toekomst van het roomse leven gaf men de architecten Siebers en Van Dael – traditionalistische katholieken – de opdracht een nieuwe kerk te ontwerpen. Nu zit de deur op slot. Op de brievenbus is een papier geplakt dat meedeelt dat deze kerk gesloten wordt. Sic transit gloria mundi, dacht ik, toen we Philippine uitfietsten. Ook hier sterft de kerk.
de Amish-hype Het leven van de Amish spreekt tot de verbeelding. Al heel wat jaren verschijnen er allerhande boeken over het sobere, gelovige en soms harde leven van de gemeenschap. En het aantal boeken lijkt alleen maar toe te nemen. Afgelopen maand startte uitgeverij De Groot Goudriaan een nieuwe Amish-serie: De geheimen van Lancaster County, geschreven door Suzanne Woods Fisher. Het eerste deel, De beslissing, gaat over Carrie Weaver die opgroeit als Amish van de Oude Orde. Ze is echter verliefd op Solomon en hij wil de gemeenschap verlaten. Ze besluit met hem mee te gaan. Voor ze dat kan doen, overlijdt haar vader en moet ze haar plannen bijstellen. De beslissing is een verhaal over het omgaan met schuldgevoelens en laat je ook in je eigen hart kijken. Het is een bijzonder Amish-boek: het is eerlijk over het feit dat het leven in de gemeenschap van eenvoud ook niet alles is. Het boek werkt op een gegeven moment wel wat deprimerend: Er zijn zoveel sterfgevallen dat je je afvraagt of er nog wel iemand overblijft om het verhaal mee af te maken. Dat blijkt natuurlijk wel het geval en na het einde van deel 1 kun je niet anders dan uitkijken naar het vervolg. grote foto: Met hun denkbeelden heeft Kouwenhoven weinig op, maar met de mensen in Sabinal voelt ze zich verwant. ‘Hun uiterlijk heeft iets vertrouwds. Het zou je eigen familie kunnen zijn.’ hiernaast: In Sabinal rijden de trekkers nog altijd zonder rubberbanden. Wat trekt mag geen rubberen banden hebben, dat wat getrokken wordt wel. Met een eg of een katoenplukmachine kunnen jongeren immers niet naar de stad rijden om werelds vermaak te zoeken, met een tractor wel. Bovendien zorgen de oncomfortabele geschoepte wielen ervoor dat de landbouw kleinschalig en arbeidsintensief blijft. Zo wordt het verschil tussen rijk en arm ook niet te groot.
De antropologe maakte verschillende aspecten van het mennonietenleven van dichtbij mee. Zo bezocht ze een van de kerkdiensten. ‘Heel bijzonder om mee te maken. Van alle kanten kwamen de koetsjes aanrijden. De mannen gingen door de ene deur naar binnen, de vrouwen door de andere. En daar zit je dan, meer dan drie uur op houten bankjes zonder rugleuning. Het gezang is eentonig en de preek wordt zonder enige passie of welsprekendheid uitgesproken. Je ziet mensen letterlijk indutten. En als de dienst eindelijk voorbij is, gaat iedereen direct weer naar huis. Niemand blijft nog even napraten.’
drie kalenders
Er is veel veranderd sinds de tijd van Menno Simons, concludeert Kouwenboven in haar boek. ‘De traditionele mennonietengemeenschap in Sabinal leeft heel erg in zichzelf gekeerd. Het gaat vaak alleen nog om de vorm, om de zwarte rok, de hoofddoek, het leven volgens de regels. De vraag waarom iemand christen is, wordt niet meer gesteld. Ze zijn gewend om te doen wat van hogerhand wordt gezegd. Kinderen moeten op school vooral dingen uit hun hoofd leren, of ze het nu begrijpen of niet. Als je hen vraagt waarom ze bepaalde dingen doen, is het antwoord vaak: we denken dat Menno Simons dat ook zo gedaan heeft.’ Met die houding zijn de mennonieten volgens Kouwenhoven ver verwijderd van de idealen waarmee Menno Simons ooit zoveel volgelingen kreeg. ‘Mensen mochten destijds pas gedoopt worden na een persoonlijk geloofsgetuigenis, nadat zij zelf de Bijbel hadden bestudeerd en tot dat inzicht waren gekomen. Eigen inzichten zijn nu niet meer gewenst, zelfs verboden.’ Het huis van de mennonietenfamilies is zo sober mogelijk ingericht. ‘Alles is heel kaal’, vertelt
Kouwenhoven. ‘De enige uitzondering is een grote vitrinekast waarin het aardewerk staat uitgestald dat een vrouw in de loop van haar leven heeft verzameld. Maar verder moet alles in het interieur functioneel zijn.’ Soms wordt daar wel creatief mee omgegaan, merkte Kouwenhoven. ‘Zo hangen ze soms gewoon drie kalenders naast elkaar op. Op die manier heb je toch nog wat plaatjes aan de muur.’
gotische letters
Voor een kind is opgroeien in Sabinal niet gemakkelijk. ‘Ze hebben soms maar een paar blokjes lego en daar moeten ze het mee doen. Af en toe doen ze een spelletje, maar het mag niet te lang duren en het moet niet te spannend worden, want ze mogen er niet te veel in opgaan. Verder moeten ze helpen, de jongens op het land, de meisjes in de keuken. En als er niets meer te doen is, slenteren ze een beetje rond of lezen ze stukjes uit de Bijbel en andere boekjes in gotische letters. Dan zie je een jong meisje lezen in Kuisheid in het christelijke huis of in Een christelijke oplossing voor huiselijke problemen waarin staat wat ze allemaal wel en niet mogen doen.’ ‘Het ziet er allemaal leuk uit met die koetsjes en die rieten hoeden, maar het leven in Sabinal is echt niet romantisch’, benadrukt Kouwenhoven. ‘In dit deel van het land is het eigenlijk niet mogelijk om te overleven zonder een irrigatiesysteem op elektriciteit. Ze hebben hier bovendien veel last van drugscriminaliteit. Mexicanen proberen mennonieten in te schakelen bij de drugshandel of hun waren op straat aan hen te verkopen. De jongeren, die vaak weinig hoop hebben op een goede toekomst, zijn gemakkelijke slachtoffers.’ Momenteel is de leider van de kolonie, de oude David Fehr, bezig met de aankoop van een nieuw stuk land in een vruchtbaarder deel van Mexico.
Het is echter moeilijk om de vergunningen voor het kappen van het bos rond te krijgen. ‘Ik hoop maar dat het goed komt’, zegt Kouwenhoven. ‘Er moet echt snel iets gebeuren. Ze moeten of moderniseren, of verhuizen. Een andere keuze is er niet.’
navolging
Ondanks alle problemen die ze ondervinden, vindt Kouwenhoven dat je niet kunt zeggen dat de traditionele mennonieten in Sabinal een ongelukkig bestaan leiden. ‘Ze hebben een soort rust die je ergens anders niet vindt. Als ze op zondagmiddag bij elkaar op visite gaan, hebben ze het echt naar hun zin. Bovendien zien zij geluk anders dan wij. Als ze moeilijkheden hebben, dragen ze het gewillig, omdat ze dan in navolging van Jezus kunnen lijden. Het leven mag ook niet gemakkelijk zijn.’ Het is allemaal moeilijk te begrijpen als je hun geschiedenis niet kent, merkte Kouwenhoven. ‘Ik begrijp het nu een beetje, maar er zijn nog steeds dingen die ik niet kan plaatsen. Ik heb bijvoorbeeld in de slaapkamers kasten vol speelgoed gezien, nog nieuw in de verpakking. Terwijl de kinderen op straat nog niet eens met een bal mogen spelen. Daar begrijp je toch niets van?’ Sommige vragen blijven voor Kouwenhoven onbeantwoord. ‘Ik zou ook wel eens willen weten in hoeverre ze nu echt geloven dat je alleen in de hemel komt als je leeft volgens hun regels. Maar dat vraag ik me ook wel eens af bij bevindelijk gereformeerden in Nederland. Het is moeilijk om erachter te komen wat de mennonieten werkelijk geloven. Ze groeien op met hun tradities. Het is bijna onmogelijk om eruit te stappen en een nieuw bestaan op te bouwen als je zo laag geschoold bent en alleen maar een middeleeuws taaltje spreekt.’ ■
Hoewel Philippine schip noch haven meer heeft, zijn er wel zeven mosselrestaurants. Daar komen vooral Belgen op af. Ooit visten de Philippiense schepen op de Westerschelde. De haven was alleen met hoog water te bereiken, door een geul in een gebied van schorren en slikken. Nadat die was verzand werd in 1900 met vreugde een kanaal in gebruik genomen. Maar in de jaren ’50, toen zeearm de Braakman werd afgedamd, was het definitief voorbij. Philippine was vissersplaats-af. ‘Bale laaien!’ riepen de vissers als de volgeladen schepen het dorp binnenvoeren, en dan stroomden de huizen leeg. Voor het lossen van een mosselschip waren zeker twaalf personen nodig. Een visser spoelde de mossels tussen wal en schip in een korf. Voor de verwerking van mossels in balen zorgden vrouwen – zo ging mijn overgrootmoeder vanuit Terneuzen naar Philippine om ‘in de mossels’ te werken. Van heinde en ver kwamen boeren met hun karren om de mossels het land in te brengen. Naar België, naar Frankrijk zelfs: Valenciennes, Parijs. Vóór de tijd van de mosselvisserij was Philippine – gesticht in 1505 en genoemd naar Philips de Schone – een plaats van militairen. In de Tachtigjarige Oorlog lag het in de frontlinie. Ook de eeuwen daarna daarna waren er soldaten gelegerd. Het leven moet er zich altijd in alle openbaarheid hebben afgespeeld. Soldaten en vissers verstoppen zich niet. Nu was het stil geworden, daar op het plein. Philippine is een forenzenplaatsje. Waarschijnlijk gaat het hier net als in al die andere Nederlandse dorpjes. Mensen stappen ’s ochtends in de auto, rijden naar hun werk buiten het dorp en ’s avonds gaat het vice versa. Huizen staan er wel in Philippine: de vestingwerken zijn gesloopt om plaats te maken voor woonwijken. Wikipedia meldt dat er in 2009 eenentwintighonderdzevenentwintig inwoners waren. In Philippine wordt gewoond, of in elk geval geslapen. Verder is er dus niets meer. Geen soldaten, geen vissers, alleen wat mosseleters. En af en toe dus een paar verwaaide fietsers.
10 nd Gulliver nieuws – interview – boeken – achtergrond – film/games – muziek – kunst vrijdag 11 november 2011
recensie geloof Wim van der Aa beeld Wikimedia Commons
Augustinus: elke dag en actueel Preken moet je eigenlijk horen, niet lezen. Wie preken van Augustinus (354-430) leest wordt verrassend genoeg altijd als hoorder meegenomen in het verhaal. Uiteraard moeten we het hebben van geschreven preken van deze kerkvader uit de Vroege Kerk. Maar die preken zijn door toenmalige luisteraars opgeschreven, min of meer letterlijk en blijken dan vooral levendig te zijn.
Uitgeverij Damon verricht monnikenwerk door de preken over de Romeinenbrief en een paar uit de brief aan de gemeente te Korinte uit het Latijn te laten vertalen en uit te geven met commentaar. Deskundigen uit het veld van het patristisch onderzoek zorgen daarvoor, zowel kenners van de klassieke talen als van de klassieke theologie, van interkerkelijke achtergrond. Het is wel de vraag hoe je als lezer deze preken tot je neemt. Waar ligt je interesse? Ik onderscheid in deze recensie een viertal mogelijke aandachtsgebieden: historisch, bijbels-theologisch, dogmatisch en actueel (hermeneutisch).
historisch
De preken die in deze bundel zijn samengebracht komen uit de tijd dat Augustinus al langere tijd bisschop was van Hippo Regius dat in het uiterste noordoosten van het huidige Algerije lag. Vanaf Pasen 392 neemt hij het predikambt op zich en vanaf 396 is hij er bisschop, vooral een prekende bisschop. Elke dag wordt er gepreekt! Regelmatig lees je dan ook verwijzingen naar wat hij ‘gisteren’ heeft gezegd of ‘eerder in de week’ heeft behandeld. Zo behandelt hij ook aansluitende Bijbelgedeelten. In dit boek is zo’n aansluitend gedeelte aan de orde: Romeinen 7 en 8. Daarnaast staan er een aantal ‘losse’ preken in over 1 Kor. 1, 6 en 13. De preken zijn nader te traceren tot het jaar 417 vanwege de problematiek die toen speelde in de kerk.
bijbels-theologisch
Leven in hoop. Preken over teksten uit de brieven aan de christenen in Rome en Korinte Augustinus (vert. Joke Gehlen-Springorum, Vincent Hunink, Hans van Reisen, Annemarie Six-Wienen). Uitg. Damon, Budel 2011. 256 blz. geb. € 32,90
theologisch journaal toeristen
Bij het nadenken over de prediking van de kerk, wordt het postmoderne levensgevoel steeds meer als vanzelfsprekend verondersteld. Rond de eeuwwisseling was dat nog anders, signaleert Ciska Stark. Ze beschrijft in Handelingen, tijdschrift voor praktische theologie, recente ontwikkelingen in de homiletiek, de wetenschappelijke reflectie op de prediking. Homiletische studies, aldus Stark, richten zich minder op de problematisering van de ‘gefragmentariseerde werkelijkheid, waarin gelovigen zelf met veel voorlopigheid en vrijblijvendheid hun interpretatiekaders bij elkaar scharelen’. Het gaat meer over ‘de mogelijkheden die de communicatieve cultuur biedt om mensen enig heil en heelheid aan te reiken’, aldus de docent praktische theologie aan het Doopsgezind Seminarium. In de ‘homiletische bezinning op de huidige cultuur’ ziet Stark de aandacht afgelopen vijf jaar vooral uitgaan naar prediking bij persoonlijke gelegenheden als doop, huwelijk en begrafenis. ‘De gelegenheidsvieringen zijn immers het moment bij uitstek waarop de situationaliteit van mensen met hun
De inleiders en vertalers van de preken vinden deze preken de moeilijkste van Augustinus. Dat heeft te maken met de tekstkeus: Romeinen 7 en 8, de visie op de wet van God en op de mens die deze wet al dan niet kan en wil houden. De serie opent dan ook met een preek over ‘Ik doe niet het goede wat ik wil, maar het kwade dat ik niet wil’. Augustinus zelf vindt dit ook een moeilijke tekst: ‘Elke keer als dat wordt voorgelezen ben ik bang dat het verkeerd wordt begrepen, en dat mensen die hun kans schoon zien die kans ook grijpen. (…) Daarom moet u goed opletten, lieve mensen, als ik u vertel wat de Heer mij ingeeft. En wanneer u mij hier of daar ziet worstelen met een moeilijke en duistere passage, help mij dan met uw liefdevolle aandacht.’
Dat begon al in de tijd van de Bijbel zelf. Een van de eerste grote conflicten in de kerk ging over de toepassing van de joodse wetten. Dit conflict zal lange tijd de agenda van de kerk bepalen. In de tijd van Augustinus speelt het conflict met Pelagius en zijn vriend Caelestius. Beiden benadrukken dat de mens een vrije wil heeft en zonder zonde geboren wordt. Door een goed en deugdzaam leven maakt een mens zich Gods genade waardig. Hiermee komt de kinderdoop op het spel te staan – een mens, een kind wordt immers in zonde ontvangen en geboren – en wordt de idee van Gods uitverkiezing ontkend. Augustinus’ preken over Paulus die het goede niet wil zijn sterk betrokken op het conflict dat speelt in zijn tijd. Hoe terughoudend Augustinus ook doorgaans is om de theologische discussie op de kansel te voeren, hier gaat hij er vanuit de Bijbel zelf rechtstreeks op in. De kwestie is in die tijd voorgelegd aan de bisschop van Rome, Innocentius I, die uiteindelijk Pelagius veroordeelt. De preken blijken dogmatisch actueel en geven iets van de Bijbelse gronden weer van destijds. Preken blijken al vroeg te functioneren als dogmatische uitleg en lofprijzing op bijbels-theologische gronden. Zo zijn ze ook later van invloed gebleken toen opnieuw deze zaken in het geding waren tijdens de Reformatie en in de 19e eeuw.
actueel
Er ligt zo in de geschiedenis van de tekst van deze preken en zijn preker veel actualiteit. Eerlijk is eerlijk, zo moeilijk als de vertalers vond ik de preken niet. Dat komt vooral door de gave van Augustinus om levendig te preken. Hij is als het ware steeds in gesprek met zijn hoorders. Daarbij schuwt hij het dagelijkse leven niet, hij roept beelden op en gaat evenmin de humor voorbij, ook al doet hij dat in deze preken wat minder. Zomaar een voorbeeld uit een preek over 1 Kor. 12: ‘Het oog bevindt zich op de beste plek, op een hoge positie, het zit om zo te zeggen op de uitkijk, om advies te geven’. Dat is een voorbeeld voor de predikers van vandaag. Augustinus’ vertaalkunst van de tekst is groot, maar zijn werkelijke zorg is dat de hoorders hem begrijpen en dat zij de boodschap oppakken. Die boodschap is een boodschap van hoop. Terecht is de titel van het boek ontleend aan Romeinen 8 : 24. ■
Augustinus van Hippo, geschilderd door Simone Martini (1284-1344)
Reina Wiskerke • rubriek waarin belangrijke artikelen uit theologische tijdschriften worden besproken, verschijnt eens per maand.
eigen ervaringen én de geloofstraditie met elkaar in gesprek zijn. In de homiletiek leeft sterk het besef dat juist dan aansluiting gezocht kan worden bij kerkgangers die niet anders dan met de openheid, vervreemding én belangstelling van toeristen de kerk binnenkomen.’
mindfulness
In het Amerikaanse Journal of Psychology and Christianity schrijft Siang-Yang Tan over de opmars van mindfulness in reguliere psychotherapie. Volgens Tan, hoogleraar psychologie aan de School of Psychology van het Fuller Theological Seminary zijn sommige mindfulness-technieken bruikbaar in een christelijke setting, maar in aangepaste vorm. Cliënten kunnen (zoals mindfulness doet) aangemoedigd worden hun gedachten te laten komen en gaan, maar dan ‘vooral naar Jezus opdat elke gedachte als krijgsgevangene onderworpen wordt aan Christus (2 Kor. 10:5)’. Want de inhoud van gedachten doet ertoe voor christenen, aldus Tan: de Bijbelse waarheid is cruciaal voor ‘de goede manier van denken die nog steeds van invloed is op gevoelens en daden’. ‘Zo’n waarheid omvat hoop
voor de toekomst vanwege het eeuwige leven in Christus.’ Daarom mag het voor christenen niet alleen gaan ‘om het hier en nu’ (zoals bij mindfulness) maar ook ‘om een hoopvolle toekomst’, vindt Tan. De nadruk die mindfulness legt op zachtaardigheid, vriendelijkheid en compassie spoort volgens hem wel helemaal met een leven door de Geest zoals de Bijbel daarover spreekt.
verbijsterend
Het jongste nummer van Kerk en theologie onderzoekt het thema ‘christelijke levensstijl’. Tot slot probeert Theo Boer op basis van een rondetafelgesprek met andere auteurs, een eigentijdse christelijke levensstijl te schetsen. Achterliggende gedachte is
dat een onderscheidende levensstijl het handelsmerk was van de eerste christenen, en dat de jonge kerken daardoor groeiden. Liuwe H. Westra, kenner van die periode, nuanceert het beeld van het vroege christendom. Toch zorgde een eigen levensstijl wel voor werfkracht. Daarmee is niet gegarandeerd dat dit vandaag opnieuw zal gebeuren, stelt Westra. ‘Naast een duidelijke levensstijl van de christenen zal er ook in de wijdere wereld iets van een godsdienstige crisis moeten zijn om mensen anders te laten kiezen dan ze tot nu toe gedaan hebben. Zolang het in godsdienstige zin bevredigt geen christen te zijn, hoeft de kerk niet op een grote nieuwe toestroom te rekenen. Maar mochten zich ook in deze of de toekomende tijd gevoelens
breed maken van ontworteling en reddeloosheid, of mocht er opnieuw grote vraag komen naar een deugdelijke en werkende moraal, dan kan het voorbeeld van zorg voor de zwakken en onderlinge solidariteit in de Vroege Kerk zeker inspireren.’ Tot de afwijkende levensstijl van de Vroege Kerk behoorde het martelaarschap. Het meest pregnant deed zich dit voor als christenen weigerden mee te doen aan een (verplichte) cultus aan goden die verantwoordelijk werden gehouden voor het welzijn van het Romeinse Rijk. Men hoefde ‘alleen maar te offeren, een briefje te tekenen of ‘normaal te doen’ om het leven weer op de oude voet te kunnen voortzetten’, schetst Westra. Sommigen kozen daar dan ook voor, maar een flink aantal niet. De keuze van de martelaren moet voor toeschouwers verbijsterend zijn geweest en hen nieuwsgierig hebben gemaakt. Mocht de samenleving of de staat opnieuw de strijd willen aangaan, en mensen dwingen tot ‘loyaliteit aan een godsdienstige positie, uit angst dat anders de maatschappij zou instorten, dan zou het niet slecht zijn als er vanuit de kerk mensen opstonden die zich daar niet toe lieten dwingen’. ■
nd Gulliver
11 nieuws – interview – boeken – achtergrond – film/games – muziek – kunst vrijdag 11 november 2011
recensie geloof Alie de Vos beeld anp / Koen Suyk
De Bijbel lezen is hard werken Gisteren sprak ik een jonge man. Hij is boekhouder. Voor de christelijke gemeente, waar hij lid van is, houdt hij binnenkort een lezing over het brandofferaltaar; de symbolieken en voorafschaduwingen van Christus daarin, vertelde hij me. Dat is hard werken, dacht ik. En ik wist dat het niet anders kan. Wie de Bijbel wil lezen en begrijpen, moet hard werken. Het taaie, droge lezen, vergelijken van teksten, bidden en nadenken-over levert vaak langzaam en met enige traagheid vruchten op in je gedachten en wil en gevoel. In die volgorde ook. Heel anders dan de pop-ups op je computerscherm; de snelle flitsende beelden en teksten op een website; het snellle reageren en de enorme focus bij een computerspel of de gemakkelijke emotieoproepen voor de tv. Bijbelstudie en mediavermaak; twee contrasterende werelden. John Stott, heeft in 1972 een boek geschreven over de Bijbel. Novapres heeft De Bijbel (be)grijpen opnieuw uitgebracht. Als je dit leest begrijp je dat Bijbellezen hard werken is, maar dat dit nodig is om je geestelijk sterk te maken. De in juli overleden evangelische theoloog uit de Anglicaanse Kerk (verbonden aan All Souls Church in Londen) benadrukte in zijn werk vooral de praktische kant van geloven. De Bijbel is voor hem vooral een praktisch boek. Elk onderwerp wat hij hierover aanraakt, brengt hij dan ook heel dicht bij de lezer. Daarnaast is het een noodzakelijk boek. Wil je geestelijk volwassen worden dan moet je de Bijbel lezen, zegt Stott. De motivatie van Stott om een boek over het gebruiken van de Bijbel te schrijven ligt op het vlak van die geestelijke volwassenheid. Daar schort het nogal aan, vindt hij. Christenen zijn geestelijk arm door het gebrekkige en weinig overtuigende beeld dat ze van Jezus Christus hebben, is zijn overtuiging. Jezus Christus zou veel meer moeten zijn dan een ‘injectiespuit tegen depressieve gevoelens’. Het is belangrijk de grootheid van Jezus te zien. ‘In Hem woont de ganse volheid der godheid lichamelijk. In Hem is de volheid des levens te krijgen.’ Door het lezen van de Bijbel krijgen we een duidelijk beeld van Jezus en van zijn verhevenheid, aldus Scott. De Bijbel is als een schilderij, van Jezus. Het geeft het beeld van Jezus als door een prisma in gebroken kleuren weer. ‘We moeten met zo’n intens verlangen op Hem zien dat – door het genadige werk van de Heilige Geest – Hij voor ons een levende persoon wordt, die met ons een ontmoeting wil hebben en die ons met zichzelf wil vervullen.’ Het is allereerst nodig het doel van de Bijbel te snappen. De Bijbel is niet wetenschappelijk. Maar ze bezit wel kennis over de mens in z’n schoonheid, de mens in z’n vernedering en de mens in z’n zonde. De Bijbel heeft geen literair doel. De Bijbel heeft een boodschap. De Bijbel is niet filosofisch. Het gaat niet over de oorsprong en het doel van het kwaad. Het gaat wel over hoe we het lijden moeten dragen en het kwaad overwinnen. Maar de Bijbel is vooral een boek dat gaat over redding. Redding is meer dan alleen vergeving van zonden. Redding is de mens verlossen en herstellen; vrijheid en vernieuwing; heel de schepping. De Bijbel openbaart Gods complete plan daartoe.
openbaring en verlichting
In dit boek van John Stott komt de geografie uitgebreid aan bod. Daarna de inhoud van het Oude en Nieuwe Testament. Die worden levendig beschreven. Alsof je er met je neus bovenop staat. Vervolgens hoofdstukken over het gezag, de interpretatie en het gebruik van de Bijbel. Om een indruk te geven van de werkbare kwaliteit van de inhoud van dit boek volgt
hieronder een uitgebreider gedeelte uit het hoofdstuk over de interpretatie van de Bijbel. Voor het interpreteren van de Bijbel hebben we drie leraren gekregen van God. De Heilige Geest, ons verstand en de kerk. Tegelijk moeten we beseffen dat onfeilbaarheid eigenlijk niet bestaat bij het uitleggen van de Bijbel. Gods Woord is onfeilbaar, niet de uitlegger. Menselijke interpretaties blijven toch horen bij de sfeer van tradities. We hebben wel de plicht om de hulpmiddelen die God geeft te gebruiken. De Heilige Geest is de belangrijkste uitlegger want als de Bijbelse schrijvers niet uit hun eigen wil, maar door de Heilige Geest gedreven, van Godswege gesproken hebben (2 Petrus 1: 21) dan kan de Heilige Geest ook uitleggen wat hij hen liet zeggen. Hij heeft dus eerst duidelijk gemaakt wat er geschreven moest worden (openbaring). Dat was in de tijd van de Bijbelschrijvers. Nu, in de tijd na de vaststelling van de canon, maakt Hij duidelijk wat ermee bedoeld wordt (verlichting). Daarnaast heb je als mens je verstand gekregen als hulpmiddel bij het uitleggen. Je moet geen passieve houding aannemen want bij het lezen van de Bijbel is de Heilige Geest met haar verlichting geen vervanging voor menselijke inspanning. De Bijbel legt zelf nadruk op bestudering van de Schrift om te gaan begrijpen wat ze ons te zeggen heeft. Bidden en denken zet je niet tegenover elkaar maar combineer je. Dan is er de kerk. Stott zegt dat de kerk een plaats heeft in Gods plan om zijn kinderen tot een getrouw verstaan van zijn Woord te brengen. Want het zou nauwelijks nederig te noemen zijn om te negeren wat de Heilige Geest aan anderen geopenbaard heeft. Tegelijk noemt hij daarbij nog een reden voor Bijbelstudie. Want zegt hij: ‘De hervormers van de 16e eeuw drongen aan op het
recht van het persoonlijk inzicht. Dat is het geboorterecht van ieder kind van God de stem van God tot zich te horen spreken door de Schrift. Dit lieten zij gelden tegenover de pretentie van de kerk van Rome dat dat recht alleen aan een ‘magisterium’ of aan een onderwijzende autoriteit gegeven was. Alleen die onderwijzende autoriteit kon een juiste interpretatie van de Schrift geven.’ Stott verwerpt iedere poging van de kerk en ieder ander gezaghebbend onderwijzend lichaam om tussen God en zijn kinderen in te gaan staan. Het recht van het persoonlijk oordeel mag je niet weghalen. Deze drie leraren voor interpretatie staan echter niet op een gelijkwaardige lijn met elkaar. Alleen de Schrift is Gods geschreven Woord en de heilige Geest is uiteindelijk degene die dat moet verklaren. Het verstand en de traditie zijn er om de Bijbel te verhelderen, om te zien wat voor toepassing de Schrift heeft. Maar beiden zijn ondergeschikt aan God zelf, zoals Hij spreekt door zijn Woord. De kritiek op de Bijbel is dat je een Bijbeltekst iedere gewenste uitleg kunt geven. Inderdaad, ‘als je gewetenloos genoeg bent kun je aan Bijbelgedeelten iedere gewenste uitleg geven’, zegt John Stott. Zijn antwoord is dan altijd: ‘Maar als je in je benadering van de Bijbel en in het gebruik van degelijke interpretatieregels gewetensvol en eerlijk bent en je verre houdt van manipulatie, zul je ontdekken dat de Schrift jou beheerst en jou leidt’. De Bijbel (be)grijpen is een pittig geschreven boek waarin je veel informatie vindt over elk Bijbelboek afzonderlijk als over de geografie van het land van de Bijbel als over hoe je de Bijbel het beste kunt gebruiken. Je krijgt veel waar voor je geld. ■
Het Nederlands Bijbelgenootschap in Haarlem bezit 8000 verschillende bijbels van over de gehele wereld waaronder de zwaarste.
De Bijbel (be)grijpen John Stott. Uitg. Novapres, Hoenderloo 2010. 224 blz. € 16,90
12 nd Gulliver nieuws – interview – boeken – achtergrond – film/games – muziek – kunst vrijdag 11 november 2011
recensie literatuur Teunis Bunt
Gebreken waar je je niet aan ergert In de boeken van Rascha Peper ontmoet je mensen die je in de werkelijkheid nooit ontmoet zou hebben: een schelpenverzamelaar, iemand die een boek over vissen vertaalt, een preparateur die lichaamsdelen op sterk water zet. In Vossenblond stelt ze ons voor aan een archeozoöloog.
Walter Tervoort houdt zich bezig met het opgraven van skeletten. Zo is hij betrokken bij de opgravingen in de Grote Kerk in Alkmaar, waar tientallen graven geruimd moeten worden en als er een massagraf van paarden gevonden wordt, is hij degene wiens expertise wordt gevraagd. Peper heeft zich dusdanig in Tervoorts werkzaamheden verdiept, dat je als lezer bijna automatisch door dat werk geboeid raakt. Ze speelde zoiets ook al klaar in haar vorige boeken. Blijkbaar heeft ze zoveel kennis verzameld dat ze die terloops en met grote vanzelfsprekendheid kan tonen. Daarin is Peper op haar best. Ook lukt het haar om de lezer mee te laten leven met haar personages. Wij kruipen gemakkelijk in de huid van Tervoort, die af en toe een escortdame bestelt en helemaal in de ban komt van de rossige (vossenblonde) Vera. Zo kostte het bijvoorbeeld ook al geen moeite om mee te leven met de pedofiel in Rico’s vleugels. Als lezer zit je dicht op het personage en ben je bereid zijn gedachtegang te volgen.
Vossenblond (roman) Rascha Peper. Uitg. Querido, Amsterdam 2011. 256 blz. € 19,95
Walter Tervoort is zelf een beetje verbaasd dat hij valt voor deze ontwikkelde, jonge vrouw. Gewoonlijk bestelde hij van tijd tot tijd pronte, wat oudere vrouwen; heel andere types. Al gauw komt overigens de vraag op of Vera niet de dochter van Tervoort kan zijn. Redelijk snel komt hij achter haar werkelijke identiteit.
De vraag is of dat mogelijke dochterschap iets toevoegt aan het boek. Ik had het idee dat het verhaal dat lijntje helemaal niet nodig had. Het komt daarmee toch een beetje op het niveau van De passievrucht van Glastra van Loon en daar is Peper eigenlijk te goed voor. Verder ligt het nogal voor de hand om Walter de illusie te geven dat hij Vera zou kunnen redden uit het escortleven. Ach ja, weer iemand die een nobele gedachte nodig heeft om zichzelf te rechtvaardigen. Er is wel meer op het boek aan te merken. Zo wekt Peper de indruk dat ze allerlei losse eindjes laat hangen. Niet alleen de verhaallijn van Vera, maar ook die van een foto bij een reisbureau waarop Walter zich meent te herkennen. Hij gaat wel na wie de fotograaf is en doet ook wel moeite het raadsel op te lossen, maar uiteindelijk loopt het allemaal op niets uit. Ook bij een boek als Dooi is het slot nogal onbevredigend. In dat boek ging het overigens ook over een ongrijpbare, roodharige vrouw. Goed, Vossenblond heeft gebreken. En toch kun je het lezen zonder je daar al te veel aan te ergeren. Sterker nog: het boek sleept je mee en je wilt weten hoe het afloopt, Walter blijft een interessant personage en je voelt je als lezer zo betrokken dat je bereid bent wat mindere puntjes op de koop toe te nemen. Vossenblond heeft blijkbaar kwaliteiten die heel wat keurig gecomponeerde boeken moeten missen. ■
lettergrepen 587 Hans Werkman • schrijver en literatuurcriticus. elke veertien dagen staat op deze plek zijn column lettergrepen beeld hans werkman
Erwtensoep in Ommen De meisjes van Hotel De Zon kwamen langs met op hun dienblad gevulde reageerbuisjes van dik glas. Het was na het Van Raaltecongres in het landhuis Het Laer in Ommen. We namen zo’n buisje. Er zat iets groens in. Een likeur, veronderstelden we, maar het meisje zei: ‘Erwtensoep!’ We kregen ook een bijpassend lepeltje aangereikt, een theelepeltje. Toen stootte ik ergens tegen aan en opeens was mijn erwtensoep weg. Aan mijn arm droeg ik een linnen tas met de dingen die ik altijd met me meesleep. Het gevulde buisje was erin verdwenen. Snel zocht ik een hoekje waarin ik niet opviel en pakte mijn tas uit. Groene druppels op de tomtom, groene vegen op de cameratas, een weke groene hoek aan de conferentiemap, over de lijst van deelnemers een natte groene streep van Bos-Coumou tot Harinck toe. Ik veegde de binnenkant van de tas schoon met servetten van De Zon en vond toen helemaal onderin het lepeltje terug en ook het buisje. Ook mijn tomtom etcetera veegde ik schoon en ik borg alles terug in de tas. Het buisje was nog voor tweederde gevuld, en warm. Stevige kwaliteit soep dus. Voorzichtig lepelde ik het op. Lekker, eenvoudig, degelijk. Twee minieme spekjes onderin, op maat gesneden. Die portie erwtensoep deed me denken aan Van Raalte zelf, tweehonderd jaar geleden geboren, de leider van de afgescheidenen in de negentiende eeuw, de vader van de gereformeerde emigranten naar Michigan. Klein en degelijk was ook Van Raalte geweest.
(1928). Risseeuw kon in de Tweede Wereldoorlog niet publiceren omdat hij geen lid van de Kultuurkamer wilde worden. Hij besteedde zijn vrije tijd (overdag werkte hij bij de Twentsche Bank in Den Haag) aan bronnenstudie voor zijn emigratieromans. In 1946 al verschenen Vrijheid en brood en De huilende wildernis en in 1951 Ik worstel en ontkom. Onlangs kocht ik ze voor € 0,50 per stuk.
Folder 1946 voor P.J. Risseeuw, ‘Vrijheid en brood’ (collectie Hans Werkman) Van Raalte preekt in Michigan. Illustratie van Willem Dupont uit: P.J. Risseeuw, ‘De huilende wildernis’
Stevig van samenstelling, maar soms geneigd om te vallen, waarvan hij zich ook snel kon herstellen. Af en toe een pausje, smal in zijn dominantie, maar ook een warm en gelovig mens. De erwtensoep was het kleine begin van het A.C. van Raalte-congresdiner, aangeboden door de gemeente Ommen, die ook Het Laer beschikbaar had gesteld. Misschien was de burgemeester, die tussen de gasten door scharrelde, er zich nauwelijks van bewust, maar dit was een genoegdoening. In 1836 had een andere burgemeester dominee Van Raalte een dag en een nacht in Ommen in het gevang gezet, omdat hij gepreekt had voor de afgescheidenen. Van 1839 tot 1844 was hij daarna de jonge Ommer dominee van de afgescheidenen geweest. Hij woonde in een klein huis, waar hij ook theologische studenten opleidde. Als
bouwval staat het er nog, gesteund door een restauratiecomité. In zijn Ommer jaren moet Van Raalte door de bossen rond Het Laer hebben gewandeld, broedend op zijn preken en colleges. Hij moet dat imposante huis hebben gezien, waar in november 2011 gesproken werd over hem en zijn werk, dat klein begon en breed uitgroeide. Op dat congres viel ook, in een te kort moment, de naam van de romanschrijver P.J. Risseeuw. Piet Risseeuw heeft drie romans geschreven over de barre en succesvolle emigratie van afgescheidenen naar Amerika. Nella Kennedy, die in haar lezing in Ommen voor het eerst de vrouw van Van Raalte uit de schaduw haalde, noemde Risseeuws naam en vertelde dat hij zich bij de voorbereiding voor zijn romans vooral had laten inspireren door het standaardwerk van dr. J. van Hinte, Nederlanders in Amerika
Waarom was ik blij met de vermelding van Risseeuw en zijn romans? Omdat mijn vrouw mij, onderweg naar Ommen, een van de laatste hoofdstukken van deel drie had voorgelezen. Ze had alle drie delen herlezen. Ik ga er, na dertig jaar, binnenkort ook weer aan beginnen. De stijl is wat breed en ouderwets, maar Risseeuw is Risseeuw. Dat betekent: hij brengt mensen tot leven. Dat kon hij, hij hield van de stijl van Bordewijk, hij was goed in korte karakteristieken. Een teleurstelling van de oud geworden Van Raalte: ‘Zelfs de afgescheidenen in Nederland, voor wier Theologische school wij jaar op jaar hebben gecollecteerd, hebben ons de koude schouder gegeven.’ Arjaan Keppel bedenkt geamuseerd ‘hoeveel candidaten de stembuigingen en manier van preken van Van Raalte reeds hadden geïmiteerd.’ En: ‘Het gezin van Willem en Johanna bleef zoals het was geweest: stijfjes, maar solide. Johanna hield de teugels strak. Zij kon een halve cent doorbijten.’ Risseeuw boog een cliché om tot een origineel beeld: ‘Een golf van dankbaarheid ging over hem heen. Hij dook er in.’ ▶▶ Meer over de herstelplannen in Ommen: vanraaltehuis.com Wie meer over Risseeuw wil weten: vraag het even via hanswerkman.nl
nd Gulliver
13 nieuws – interview – boeken – achtergrond – film/games – muziek – kunst vrijdag 11 november 2011
recensie literatuur Rien van den Berg beeld Nederlands Dagblad
De foute evangelist van Arie Boomsma Hoofdpersoon Barnabas Holee in de roman Relishow lijkt op de auteur ervan: Arie Boomsma. Tot op zekere hoogte dan. Holee doet het goed in Gooi en Grachtengordel, maar raakt volstrekt verstrikt in... nou ja, van alles, maar vooral in zichzelf. Elk boek vraagt een bepaalde welwillendheid van de lezer. Je moet bereid zijn je over te geven aan de fantasiewereld van de schrijver. Arie Boomsma maakt het zijn seculiere lezers makkelijker dan zijn christelijke. Hij verzint een verhaal dat voor beide doelgroepen bizar en ongeloofwaardig is, met een hoofdpersoon die de kern van het christendom misbruikt en die nauwelijks een integere gelovige op zijn pad vindt. Barnabas Holee, de eerste evangelist met een artiestennaam, bereikt de landelijke sterrenstatus. Hij maakt geloven zo hip dat meisjes in de P.C. Hooftstraat om zijn handtekening vragen, en ontwikkelt de gewoonte de ‘liefde van Jezus’ ook fysiek te delen, met zo veel mogelijk vrouwen. Voor seculiere lezers zal dat een aanbeveling zijn: bizar verhaal, prikkelende verwikkelingen gegarandeerd. Veel christenen zullen ook nieuwsgierig zijn. Het christendom is zijn dominante positie kwijt, en christenen reageren daar verschillend op. Boomsma’s hoofdpersoon kiest: hij wil de wereld niet mijden, hij wil erin mee. Vol. Klinkt in christelijk Nederland de roep om een leider, een identificatiefiguur? Barnabas Holee! Klinkt de roep om iemand die het evangelie sexy en succesvol kan maken? Barnabas Holee! Klinkt de roep om iemand die een beetje overeind blijft in het antichristelijke geweld aan de diverse talkshowtafels? Barnabas Holee!
Holee & Boomsma
Maar Barnabas Holee is niet zomaar een leider, en een adoratiefiguur is nog geen identificatiefiguur. Holee is per saldo een monomane egotripper. Holee blijft niet zonder meer overeind aan talkshowtafels – hij doet dat door mee te praten. Barnabas Holee maakt het geloof niet ‘een beetje sexy’, hij maakt het seksueel. De grap is, dat Arie Boomsma in zijn roman deels zichzelf parodieert. Noem een christelijke identificatiefiguur... Arie Boomsma. Noem een christen in Nederland die mee kan aan talkshowtafels... Arie Boomsma. Noem een christen in Nederland die het geloof sexy maakt... Arie Boomsma. De toespelingen van de romanschrijver op zichzelf zijn onverholen: Holee is een domineeszoon, net als Boomsma. Holee heeft een lekker lijf en onderhoudt dat zorgvuldig, net als fotomodel Boomsma. Holee wordt ‘relihunk’ genoemd, net als Boomsma. Holee wordt in de roman verkozen tot ‘blijste ei’ oftewel ‘meest optimistische Nederlander’. Iets dat ook Boomsma afgelopen maand overkwam. En eigenlijk is dat jammer. Als deze evangelist iets minder Boomsma was geweest, waren er andere associaties denkbaar geweest. Die met Mattheus van der Steen bijvoorbeeld, die ook welbewust speelt met een mooi, succesvol uiterlijk, een hip en aansprekend succesevangelie, compleet met wonderclaims, en in wiens nieuwste boekje allemaal ‘getuigenissen’ staan – vooral over de evangelist zelf – die op één na allemaal uit de mond van vrouwen worden opgetekend.
zo nodig een boek
De eerste vraag die Arie Boomsma steevast gesteld wordt als hij over deze roman geïnterviewd wordt, is deze: hij is succesvol als acteur, fotomodel, presentator en ‘knuffelpersoonlijkheid’, waarom moest hij nou zo nodig ook nog een boek schrijven? Hij zou niet de eerste geslaagde mediapersoonlijkheid zijn voor wie het boek niet alleen een flop werd, maar ook een demasqué.
Die angst is onterecht, omdat Boomsma meer is dan een soapster en model. De Evangelische Omroep heeft dat als eerste onderkend, door Boomsma een journalistieke rol aan te bieden in het succesvolle programma Dit is de dag op radio 1. Het is alleen al daarom jammer dat Boomsma bij de EO weg is, want tussen hem en Tijs van den Brink ontstond een verhouding die veel spannender was dan die tussen Tijs van den Brink en Andries Knevel (die per saldo te veel op elkaar lijken). Het programma Boomsma & Van den Brink, dat hadden we graag gezien! Van den Brink voor de scherpte en de diepte, Boomsma voor de openheid en de onvoorspelbaarheid... maar ondertussen. Goed, die kans is verkeken (Boomsma zit nu bij de KRO, de spanning rond zijn persoon is daarmee deels verdwenen), maar dat Boomsma meer is dan een lekker lijf mag duidelijk zijn. Hij studeerde psychologie en communicatie in Amerika, en is gezegend met een bovengemiddeld taalgevoel. Een paar maanden geleden liet hij zich kennen als gedichtenliefhebber, met zijn bloemlezing Met dat hoofd gebeurt nog eens wat. Boomsma bewijst met Relishow dat hij schrijven kan. Op mooischrijverij zul je hem niet betrappen, en ook niet op prikkelende metaforen en poëtische zinnen, maar hij vertelt het verhaal van Barnabas Holee zoals het verteld moet worden: met vaart, humor, en met in elk geval twee momenten die niet minder dan briljant zijn. Het eerste wordt halverwege het boek in de week gezet: Barnabas bezoekt daar, tegen heug en meug, een oude kennis van school die op zijn sterfbed ligt. Holee werkt het bezoek plichtmatig af, een geroutineerde christen die precies weet wat hij moet zeggen – zonder dat zijn hart er ook maar een seconde bij betrokken is. Het bezoek is niet meer dan een incident in een uitermate succesvol leven, en je bent het als lezer dan ook allang weer vergeten, als Holee honderd bladzijden later in een talkshow ineens met gespeelde warmte en gespeeld verdriet terugkomt op deze ontmoeting – puur omdat het goed is voor zijn eigen imago. Daar deelt de schrijver Arie Boomsma een stoot uit in de onderbuik van zijn lezers, een harde linkse van taal. De lezer is ineens woedend op deze hoofdpersoon. Arie Boomsma is niet iemand die denkt dat hij schrijven kan. Hij kan het. Voeg daarbij dat Boomsma niet valt voor de verleiding erotiserend te schrijven over een seksueel nogal actieve hoofdpersoon. De gebeurtenissen die hij beschrijft zijn vaak over de rand, ranzig en zelfs blasfemisch, maar in zijn beschrijving ervan bewaart Boomsma distantie. Verlekkerd lezen is er niet bij, en waar Barnabas Holee over de rand van de blasfemie valt, is dat voor rekening van Barnabas Holee. Boomsma wekt geen sympathie voor zijn hoofdfiguur. Holee is een man, en wil niet meer zijn dan dat. Geen echtgenoot, geen vader, geen ambt. Op cruciale momenten in de roman weigert hij de vaderrol. Een gemeente wil hem graag als vaste predikant – Holee weigert het. Zijn promiscuïteit levert hem het te verwachten kind op – hij weigert het, zo bot als het maar kan. Daar zit trouwens een nadrukkelijk verschil tussen Holee en Boomsma. Boomsma durft in zijn publieke activiteiten wél een identificatiefiguur te zijn. In 40 dagen zonder seks (EO) was hij nadrukkelijk de man met een vaste vriendin. In programma’s als Uit de kast en Over de streep (KRO) stelt hij zich op als een soort vaderfiguur, onder wiens
leiding mensen voor hun homoseksualiteit durven uitkomen, en jongeren hun sociale problemen durven benoemen en aan te pakken.
amuseren
Maar Relishow is geen overtuigend debuut. We maken in deze roman kennis met een man die Christus volstrekt voor zijn eigen karretje spant. De niet-christelijke lezer zal zich kostelijk amuseren over zoveel maffe gelovigen – maar zich nergens in deze roman ongemakkelijk voelen. Je kunt zeggen dat Boomsma dus op een cruciaal punt het goede onderscheid maakt tussen zichzelf en zijn hoofdpersoon – een romanschrijver ís geen evangelist – maar dat is te makkelijk. Een romanschrijver hoort aan wereldbeelden te morrelen. Boomsma doet het nergens. Zelfs het mooie, symbolische slot van zijn roman grijpt Boomsma niet aan om een dwars punt te maken. De boodschap van elke roman hoort altijd te zijn: lezer, de zaken liggen ingewikkelder dan jij denkt. Relishow is nergens tegen het zere been, en dat is een gemiste kans.
Voor christenen is die spiegel wat onaangenamer, want een mooie, integere en aantrekkelijke gelovige komt er in de hele Relishow niet voor. Christenen zijn zonderlingen. Het meest wonderlijke aan het christendom is dat God mensen uitzoekt om zijn beeld te zijn. Maar dat wisten we al. Blijft over een onderhoudend geschreven roman over hoe menselijkheid kan sneuvelen in de mannetjesmakerij van de mediawereld. Maar dat wisten we al. Arie Boomsma kan schrijven. Dat wisten we nog niet. Nu een échte roman. ■
Relishow is voor niet-christenen een lekker weg geschreven roman waarin alle vooroordelen over christenen bevestigd worden. Een integere, geloofwaardige gelovige – die bestáán! – komt er in het hele boek niet voor. Boomsma’s Relishow is vooral een freakshow. Zo is het door de eerste recensenten ook opgevat: christenen zijn zonderlingen.
Relishow (roman)
Maar dat wisten ze al.
Arie Boomsma. Uitg. Prometheus, Amsterdam 2011. 240 blz. € 17,95
14 nd Gulliver nieuws – interview – boeken – achtergrond – film/games – muziek – kunst vrijdag 11 november 2011 advertentie
ndwinkel.nl Vijf indrukwekkende oorlogsdocumentaires
Graag bestel ik één of meer dvd-boxen De Nederlandse canon van de Tweede Wereldoorlog in vijf intieme portretten en betaal hiervoor het genoemde bedrag en eenmalig € 4,95 aan verzendkosten.
Gemaakt door Geert Jan Lassche
…ex. dvd-box De Nederlandse canon van de Tweede Wereldoorlog € 29,99 € 14,95
De Nederlandse canon van de Tweede Wereldoorlog in vijf intieme portretten bevat vijf indrukwekkende documentaires die eerder werden uitgezonden in EO Netwerk. Door in te zoomen op de levens en emoties van de ‘hoofdrolspelers’ in zijn documentaires en de artistiek vakkundige wijze waarop dit gebeurt, weet onderzoeksjournalist Geert Jan Lassche de kijker zeer dicht bij de beschreven gebeurtenissen te trekken.
naam:
m/v
straat:
50%
korting
De dvd-box bevat de volgende documentaires: ● De tas van Eva ● De vergeten Polen in de Slag om Arnhem ● Nooit meer laf ● Het was maar een mof ● Het geweten
postcode:
plaats:
telefoonnr:
e-mail:
Ik machtig het Nederlands Dagblad eenmalig de som van de bestelde artikelen en € 4,95 verzendkosten van mijn rekening af te schrijven. bankrekeningnummer:
€ 29,99 actieprijs
€ 14,95
Bestel deze dvd-box met 50% korting voor € 14,95 via www.ndwinkel.nl/lassche of met de bon hiernaast.
handtekening:
Stuur deze bon naar het Nederlands Dagblad t.a.v. ndwinkel, Postbus 111, 3770 AC Barneveld
ndwinkel
Bestel nu in ndwinkel.nl
nd lezersservice
Presentatie 13e deel Klassiek licht
Trappen van geestelijk leven
Koning David, Honthorst (1622)
Op zaterdag 26 november wordt het 13e deel in de serie Klassiek Licht; Trappen van geestelijk leven (1670) van Theodorus a Brakel gepresenteerd door Koert van Bekkum, adjunct hoofdredacteur van het Nederlands Dagblad. De presentatie begint om 13.30 uur en wordt gehouden in het kerkgebouw van de Gereformeerde Gemeente, Vijftien Morgen 15 in Veenendaal. Na de presentatie houdt prof.dr. W.J. op ’t Hof een lezing over deze nieuwe uitgave. U bent welkom vanaf 13.15 uur. Om 14.15 uur wordt het programma afgesloten met een hapje en een drankje. De toegang is gratis. U hoeft zich niet van tevoren aan te melden. De presentatie op 26 november is in aansluiting op de 2e cursusmorgen van de 17e Wintercursus van de Stichting Studie der Nadere Reformatie; En elkaar met lofzang stichten…’. Deze Stichting verzorgt tot eind februari zes cursussen over dichters en hun liederen rondom Nadere Reformatie en Gereformeerd Piëtisme. De eerste cursus is op 12 november. Voor meer informatie zie nd.nl/activiteiten.
Tijdens de presentatie op zaterdag 26 november is Trappen van geestelijk leven verkrijgbaar. De prijs is € 15,90. Als u geabonneerd bent op de hele serie Klassiek Licht ontvangt u 20% korting en betaalt u slechts € 12,70 (ISBN 9789072801319, 362 pagina’s). U kunt dit boek ook bestellen in onze webshop ndwinkel.nl. Zie voor meer informatie over dit boek de advertentie van ndwinkel elders in deze krant.
nd.nl/activiteiten
ndwinkel.nl Theodorus à Brakel – Trappen van geestelijk leven (1670) Nieuwe uitgave in de serie Klassiek licht Het dertiende deel in de serie Klassiek licht is verschenen. Deze reeks boeken die van grote invloed zijn geweest op het christendom in Nederland wordt uitgegeven door het Nederlands Dagblad en staat onder redactie van prof. dr. Herman Selderhuis van de Theologische Universiteit Apeldoorn en Koert van Bekkum, adjunct-hoofdredacteur van het Nederlands Dagblad. Theodorus à Brakel - Trappen van geestelijk leven (1670) Het ervaren van de gemeenschap met Christus is een kernthema in de gereformeerde vroomheidsgeschiedenis. Trappen van geestelijk leven van Theodorus à Brakel (1608-1669) vormt hierin een eenzaam hoogtepunt. Geïnspireerd door de laatmiddeleeuwse kloostertraditie hield de Makkumer predikant zich aan een strak dagritme van Schriftoverdenking, meditatie en gebed. In dit boek beschrijft Van Brakel hoe dit bij hem leidde tot vereniging met Christus. God zelf laat zich kennen als een bron van onuitputtelijke vreugde en vrolijkheid. Van Brakels ijzeren discipline kan afschrikken. Maar de nadruk die in deze gereformeerde mystiek ligt op de vreugde van Gods genade, kan ook vandaag mensen optrekken uit het moeras van christelijk activisme en moderne spiritualiteit. Het boek wordt ingeleid door W.J. op ’t Hof. Bestel dit boek en de twaalf reeds verschenen delen uit de serie Klassiek licht op ndwinkel.nl/klassiek of met de bestelbon hiernaast. U kunt zich ook abonneren op de hele serie Klassiek licht (met 20% korting) via de bestelbon of door een mail te sturen naar
[email protected]
Ja, ik wil één of meer boeken van de serie Klassiek licht bestellen en betaal hiervoor de aangegeven prijs en € 1,95 tot maximaal € 6,75 verzendkosten (afhankelijk van aantal en omvang).
… ex. Th. à Brakel – Trappen van geestelijk leven
€ 15,90
… ex. G. Groen van Prinsterer – Ongeloof en Revolutie
€ 15,90
2e herziene druk … ex. H. Bavinck – Gereformeerde Katholiciteit
€ 15,90
… ex. J.H. Gruning Jr. – Het kruis des verlossers / De prediking van de toekomst des Heeren
€ 13,90
… ex. Th. a Kempis – De navolging van Christus
€ 15,90
… ex. A. Kuyper – Het Calvinisme
€ 14,90
… ex. O. Noordmans – Herschepping
€ 14,90
… ex. A.A. van Ruler – Van schepping tot Koninkrijk
€ 15,90
… ex. K. Schilder – Wat is de hemel?
€ 15,90
… ex. W. Teellinck – Het geestelijk sieraad van Christus’ bruiloftskinderen € 14,90 … ex. J.G. Woelderink – De gevaren van de doperse geestesstroming
€ 14,90
… ex. I. da Costa - Bezwaren tegen de geest der eeuw / Hoogst belangrijke briefwisseling over de heiligmaking … ex. H.F. Kohlbrugge - Ellende en verlossing
€ 13,90 € 15,90
… ex. Abonnement op de hele serie Klassiek Licht met 20% korting
€ 15,90
naam:
m/v
straat: postcode:
plaats:
telefoonnr:
e-mail:
Ik machtig het Nederlands Dagblad eenmalig de som van de bestelde artikelen en bijbehorende verzendkosten (maximaal € 6,75) van mijn rekening af te schrijven. bankrekeningnummer: handtekening: Stuur deze bon naar het Nederlands Dagblad t.a.v. ndwinkel, Postbus 111, 3770 AC Barneveld
ndwinkel
Bestel nu in ndwinkel.nl
nd Gulliver
15 nieuws – interview – boeken – achtergrond – film/games – muziek – kunst vrijdag 11 november 2011
recensie literatuur Hans Ester beeld anp en Wikipedia
Een amen-klank door iedere bladzijde Joseph Roth (1894–1939) werd in het uiterste oosten van Oostenrijk-Hongarije geboren. Stefan Zweig (1881–1942) in de hoofdstad Wenen. Moeder Roth voedde haar zoon alleen en in armoede op. Zweig groeide op in een welvarende familie. Roth en Zweig werden schrijvers, ook van brieven aan elkaar.
Aan het begin van de jaren dertig van de vorige eeuw beleefde de Oostenrijkse literatuur een grote bloei. Maar het in één adem noemen van belangrijke schrijvers als Franz Werfel, Robert Musil, Max Brod, Joseph Roth en Stefan Zweig, betekent allerminst dat hun werk verwante trekken vertoont. Zelfs dat ze veelal van Joodse afkomst waren, zegt weinig. De tegenstelling tussen Joseph Roth en Stefan Zweig weerspiegelt het enorme verschil tussen het armoedige Oostenrijk aan de grens met Roemenië en de Oekraïne met een veelheid aan volkeren en talen aan de ene kant en het mondaine Wenen aan de andere kant met een veelal geassimileerde Joodse bevolking. In 1927 schreef Stefan Zweig een waarderende brief schreef aan zijn tegenpool Joseph Roth over diens boek Juden auf Wanderschaft (Joden op trektocht). Zo begon een zeer intensieve en heftige briefwisseling die tot eind 1938 duurde. De brieven vormen de echo van een dramatisch decennium in de Europese geschiedenis, en ze zijn onlangs integraal verschenen, in het Duits, met een informatief nawoord en voorzien van deskundig commentaar bij elke brief. De brieven van Zweig zijn interessant, die van Roth sleuren je mee. Wanneer Roth en Zweig op dezelfde manier over de politiek, het schrijven en hun collega’s hadden gedacht, zou het mogelijk een saaie affaire zijn geworden. Nu echter correspondeerden twee mensen met elkaar die totaal anders dachten over het leven, het geloof en de toekomst van Europa en die elkaar nochtans bitter nodig hadden om geestelijk overeind te blijven. Om met een triviaal en niettemin dominant gegeven te beginnen: Roth leefde van dag tot dag, zonder voorschotten op boeken die hij nog moest schrijven kon hij niet bestaan – en zeker zijn onuitputtelijke alcoholische behoefte niet bevredigen. Roth zag er slonzig uit. Huiskamers verfoeide hij. Hij hield het alleen in hotelkamers uit. Voor het gezinsleven was hij niet in de wieg gelegd. Schrijven deed hij bij voorkeur in koffiehuizen. Voor zijn Joodse vrouw Friederike moet het een onmogelijk bestaan zijn geweest. Zij werd geestesziek en moest in een gesticht worden opgenomen waardoor de uitgaven van haar echtgenoot tot nog grotere schulden leidden. Zweig was op en top een gesoigneerde heer die al vroeg het geluk had dat hij als schrijver veel waardering kreeg, zowel in Oostenrijk als daarbuiten, en die samen met zijn vrouw zeer royaal kon leven van zijn inkomsten. Stefan Zweigs verslaving was het roken van sigaren. Maar toen hij daar ziek van werd, hield hij er onmiddellijk mee op. Zweigs leven was ordelijk ingedeeld. Hij schreef gedisciplineerd volgens een vast schema en kon zeker zijn van applaus op alles wat hij publiceerde. Elegant en gepolijst zijn de brieven die Zweig aan Roth schreef. Die gladheid moest Roth wel op zijn zenuwen gaan werken. De eerste brieven over en weer tasten af, in het bijzonder gaat het over de toekomst van de Joden in Europa waarbij Zweig optimistisch is over de uiteindelijke assimilatie, en Europa een smeltkroes van volkeren en culturen ziet worden.
Roth staat aan de kant van de arme Joden die naar het westen trekken om het daar beter te hebben. Hij maakt al vroeg duidelijk dat hij een hekel heeft aan Joodse redacteuren van kranten en tijdschriften die zich om opportunistische redenen aanpassen aan de antisemitisch ingestelde omgeving. Die kritiek zal hij later nog feller uitspreken wanneer Joodse uitgevers als Szolnay in Wenen in 1937 het om commerciële redenen op een akkoordje willen gooien met het Derde Rijk. Aanvankelijk draait de briefwisseling om het commentaar dat de schrijvers op elkaars werk hebben. Maar al tegen het einde van 1930 maakt Roth duidelijk dat hij geen blad voor de mond zal nemen. Naar aanleiding van Zweigs boek Genezing door de geest. Mesmer, Mary Baker-Eddy, Freud tikt Roth hem lelijk op de vingers door al Zweigs stilistische zwakheden te fileren (zoals verkeerde zinsconstructies, de ‘tyrannie’ van associaties, het veelvuldige gebruik van werkwoorden waar een zelfstandig naamwoord beter is). Het is ongelofelijk wat Roth zich hier tegenover een gevestigde literaire grootheid als Zweig permitteert. Er blijft maar weinig van Zweig over. Deze kritiek op Zweigs stijl blijft een vast onderdeel van Roths brieven. Gezegd moet worden dat Roth lof heeft voor de boeken van Zweig over Maria Stuart, Erasmus en Calvijn. Maar zelfs onder het gras van de lofprijzing schuilt een kritisch addertje. Naarmate het Derde Rijk na 1933 vaster in het zadel komt te zitten, verschuift het schriftelijke gesprek van Zweig en Roth naar de beoordeling van de politieke situatie. Ze zitten oppervlakkig gezien in het zelfde schuitje en vrezen dat Oostenrijk ook naar het nationaalsocialisme zal omkieperen, maar hun levensomstandigheden en hun uitleg van de tekenen des tijds zijn zeer verschillend. Roth trekt van hotel naar hotel en van land naar land. Naast de zorg voor zijn geesteszieke vrouw moet hij ook het levensonderhoud bekostigen van zijn Afrikaanse minnares en haar twee kinderen. Gevoegd bij zijn vrijgevigheid en zijn onverzadigbare dorst naar alcohol verkeert hij voortdurend op de rand van de afgrond. Zweig heeft zich in het veilige Londen in een rustige en goed verzorgde omgeving genesteld waar hij ongestoord aan zijn romans en essays kan schrijven. Ongetwijfeld heeft de benarde situatie waarin Joseph Roth verkeerde hem extra gevoelig gemaakt voor het grote onheil dat van de kant van de Nazi’s naderde. Daarom schreef hij opstellen als Het Derde Tijk. Filiaal van de hel op aarde in 1934. De communisten vertrouwt Roth overigens evenmin. Wat Roth in Zweig mist, is een duidelijk standpunt. Hij mist bij Zweig een principiële en onvoorwaardelijke houding van verzet tegen iedere totalitaire ideologie. Zweig koketteert af en toe met het communisme, Roth nooit. Zijn geloof in God beschermt hem tegen deze politieke afdwalingen. Daarom is hij in 1936 zo blij met Zweigs boek Castellio tegen Calvijn. Hij schrijft daarover op 29 mei 1936: ‘Nog meer dan alle andere positieve kanten verheugt mij in uw boek de duidelijkheid van uw religieuze natuur, uw ondergrond. Geweten en humaniteit zijn zelfs bijna genade, ja werkelijk, dat doet mij zoveel
uiteenlopende volkeren in betrekkelijke vrede samenleefden, ook de arme, Jiddisch sprekende Joden uit Brody. Deze monarchie, geschraagd door de Rooms-Katholieke Kerk, had in Roth’s ogen nooit verloren mogen gaan. Hij wil haar terughebben, omdat ze in zijn ogen de beste waarden van Duitsland en Oostenrijk, de erfenis van de tolerante geesten Lessing en Goethe belichaamde. Zweig op zijn beurt is veel sterker op de verdediging van de humanistische waarden gericht, zonder de jubel over het huis Habsburg. Zweig wil een ander geluid laten horen, “anders zijn”. Waarop Roth hem op 8 oktober 1937 schrijft: ‘Wij moeten onverbiddelijk zijn, in iedere zin, in iedere komma, tegen het nationaal-socialisme. Onverbiddelijk net als Mozes toen hij de stenen tafelen door midden brak. Als Mozes door zijn “anderszijn” had willen overtuigen, dan hadden we nooit de tien geboden gehad. Mozes was onverbiddelijk toen hij die Egyptenaar met zijn vlakke hand een klap gaf.’ Een systeem zit er niet in de overtuigingen van Joseph Roth. De religieuze overtuiging is altijd aanwezig, maar hoe hij reageert, hangt van zijn stemming af en van zijn leefomstandigheden. Juist die onvervalste verbinding met het leven op een bepaald moment geeft aan Roth’s brieven het karakter van echtheid en kracht. Zijn scheldpartijen aan het adres van (in zijn ogen) Joodse opportunisten als Gottfried Bermann van uitgeverij Fischer of de halfslachtige Thomas Mann zijn staaltjes van grote virtuositeit. Zweig probeert op beschaafde wijze de woede te temperen, waardoor Roth nog woedender wordt. Jammer genoeg gaat er in de brieven enorm veel aandacht uit naar Roth’s eeuwige geldzorgen die alles met zijn drankzucht te maken hebben. Omdat Zweig hem geregeld uit de financiële penarie helpt en daarnaast probeert om Roth in een ontwenningskliniek te krijgen, is het evenwicht in hun relatie blijvend verstoord. Het lijdt geen twijfel dat Roth vrijwel iedere dag dronken was, maar het is ook duidelijk dat hij zelfs in een toestand van dronkenschap uiterst scherpzinnig en helder wist te formuleren.
Stefan Zweig (b) en Joseph Roth (o).
genoegen dat bijna voelbaar aan het begin en aan het slot van uw boek staat: God helpe ons, amen! Er ruist een amen-klank door iedere bladzijde.’
onverbiddellijk zijn
Joseph Roth was een Oostenrijker in hart en nieren. Zweig was meer cosmopolitisch ingesteld. Roth’s leven en werk stonden in het teken van het verlies van de Habsburgse Donau-Monarchie. Daarom schreef Roth romans als Radetzkymarsch en Die Kapuzinergruft over de laatste keizer Franz Joseph, naar wie hij vernoemd was. Dat oude Oostenrijk-Hongarije was ondanks al zijn krakkemikkigheid de plek geweest waar vele
Voor Roth was er uiteindelijk geen toekomst meer denkbaar. De Nederlandse uitgeverijen Allert de Lange, Querido en De Gemeenschap (in Bilthoven) hielpen hem die laatste jaren zoveel ze konden, overigens zonder veel dank te oogsten. Roth verbleef menig keer in hotel Eden in de Amsterdamse Warmoesstraat. Voor Nederland interesseerde hij zich echter nauwelijks. Roth stierf in Parijs voordat de Nazi’s hem te pakken konden krijgen. Zweig emigreerde naar Brazilië en pleegde in 1942 zelfmoord. ■
Jede Freundschaft mit mir ist verderblich. Briefwechsel 1927 – 1938. Joseph Roth, Stefan Zweig (red. Madeleine Rietra en Rainer Joachim Siegel, nawoord Heinz Lunzer). Uitg. Wallstein Verlag, Göttingen 2011. 624 bladzijden, gebonden, € 29,90. ISBN 978-38353-0842-8
16 nd Gulliver nieuws – interview – boeken – achtergrond – film/games – muziek – kunst vrijdag 11 november 2011
film Wim Houtman beeld Wild Bunch Entertainment
Net van school, misbruikt en kapot Na het zien van The Whistleblower kun je met allerlei emoties de bioscoop uit komen. Onder de indruk. Stil. Boos. Verdrietig. Je denkt: waarom hoor en lees ik hier zo weinig over? Kan ik iets doen? En je schaamt je dat je een man bent.
drama/thriller The Whistleblower Regie: Larysa Kondracki. Met Rachel Weisz, Roxanna Condurache, Vanessa Redgrave e.a. 112 minuten, leeftijdskeuring 16 jaar. In 11 bioscopen
thewhistleblower-movie.com boek: Klokkenluider in Bosnië Kathryn Bolkovac en Cari Lynn. Uitg. Kok, Utrecht 2011. 252 blz. € 18,50
Raya is een Oekraïns meisje, net van school. Het land is arm, maar haar oom weet werk voor haar, samen met haar nichtje, in een hotel in het buitenland. Ze aarzelt. Maar haar moeder stimuleert: ‘Willen jullie dan net zo’n leven als ik?’ U voelt ’em aankomen, maar zij niet. En zo wordt Raya een van de talloze meisjes – wie weet hoeveel? – die naar het Westen gelokt worden en daar in de prostitutie terechtkomen. Regisseuse Larysa Kondracki is zelf een Canadese met Oekraïnse wortels en zij wilde iets met dit soort verhalen. Toen ze hoorde over vrouwenhandel in Bosnië waar politiemensen van de VN bij betrokken waren, had ze het onderwerp voor haar eerste grote speelfilm. Het is dus een waargebeurd verhaal. Hooguit zijn gebeurtenissen uit verschillende ‘zaken’ bij elkaar gebracht in het personage van Raya – hartverscheurend gespeeld door een jonge actrice uit Roemenië, waar de film ook deels is opgenomen.
politiemacht … Na haar ontslag en vertrek uit Bosnië trouwde Kathryn Bolkovac met een Nederlander, die ze bij de VN-missie ontmoette. 'Jan' wordt in de film gespeeld door een Deense acteur. … Ze woont nu deels in Nederland.
The Whistleblower uit de titel – het Engelse woord voor wat wij ‘klokkenluider’ noemen – is Kathryn Bolkovac, een Amerikaanse politieagente. Zij werkte in 2001 bij de internationale politiemacht in Bosnië, na de verscheurende Balkanoorlog. De Amerikanen hadden hun aandeel in die missie uitbesteed aan een particulier bedrijf, DynCorp (in de film Democra).
Op een middag wordt een jonge vrouw binnengebracht, duidelijk een prostituee; ze lijkt mishandeld. Ze spreekt nauwelijks Engels, maar één woord verstaat Bolkovac wel: ‘Florida’. Zo heet een nachtclub in de buurt. Ze gaat erop af en vindt een kale kelder waar zeven jonge vrouwen opgesloten zitten. Als ze dat ziet, fluistert ze langzaam een vloek – of is het de naam van de Enige die je op zo’n moment kunt aanroepen? Bolkovac ontdekt dat een omvangrijke zwendel in vrouwen, waar de VN-mensen niet alleen niets tegen ondernemen; ze doen er actief aan mee. Naarmate Bolkovac in de zaak duikt, stuit ze op steeds meer tegenwerking van collega’s en superieuren, bedreigingen zelfs. En Raya en de andere vrouwen hebben natuurlijk geen enkel vertrouwen in VN-personeel. En dan de ramp: heeft ze Raya eindelijk zo ver dat ze voor de rechtbank wil getuigen, wordt het meisje op straat ontvoerd. Terug naar de kelder, waar de pooiers haar zwaar straffen omdat ze heeft ‘gepraat’ – iets met een loden pijp, je ziet niet wat er gebeurt, de camera
toont haar gezicht en de tranen van de andere vrouwen, die moeten toekijken. Een gruwelijke scène.
Bij de film verschijnt een boek met de herinneringen van Kathryn Bolkovac. Dat begint met haar ontslag bij DynCorp: ze moet weg uit Bosnië, ze heeft zich onmogelijk gemaakt. De film begint bij Raya en haar nichtje, nog thuis in Oekraïne, op een feestje waar ze dansen en dromen over de toekomst en nog van niks weten. Dat is een beter begin, want het ontslag van Bolkovac was vervelend, en de betrokkenheid van DynCorp en de VN bij vrouwenhandel was een schandaal. Maar het gaat om die meisjes, die net van school, worden misleid, misbruikt en kapotgemaakt, alleen maar omdat ze iets hebben waar mannen graag iets in steken – zo plat is het, om meer gaat het niet. En je vraagt je verbijsterd af hoe mannen plezier kunnen beleven met een vrouw die ze mishandelen. En dat gebeurt, nog steeds, overal waar
mannen de vrije hand krijgen. In Bosnië werden de politiemensen door niemand gecontroleerd en ze konden als VN-personeel niet worden vervolgd. Maar goed, met verontwaardiging daarover heb je op zichzelf nog geen goede film. The Whistleblower is dat wel, omdat Kondracki het verhaal goed vertelt (inclusief een thriller-achtige wending tegen het slot). En vooral omdat ze een kwetsbaar evenwicht houdt. Haar film is aangrijpend zonder dat ze op sensatie speelt, of het té gruwelijk maakt, zodat je ervoor zou afsluiten. En ze maakt van Bolkovac (Rachel Weisz) geen eenzame heldin, maar een gewone vrouw die ongewild steeds verder in de sores raakt; geconfronteerd met ellende wordt ze niet cynisch of gelaten, maar ze gaat doen wat ze kan. Uiteindelijk vecht ze haar ontslag aan en ze krijgt gelijk. Dat is nieuws op televisie; met een ernstig gezicht zien we een VN-chef aankondigen dat er een ‘taskforce’ op geweld tegen vrouwen is gezet. Uit de film zelf blijkt dat dat helaas nog niets wil zeggen. ■
impact engine die Electronic Arts aan FIFA 12 heeft toegevoegd. Dit betekent dat spelers elkaar echt in de weg lopen en dat het tijd kost om over een speler die na een tackle op de grond ligt, heen te stappen. Op internet circuleren filmpjes waarbij dat leidt tot rare valpartijen, maar veel komt dat niet voor. Ondanks het realisme van FIFA zijn mooie aanvallen en prachtige goals
gelukkig nog zeker mogelijk. Het spel ziet er grafisch – op de pc in ieder geval – mooi uit. Veel voetballers zijn te herkennen aan hun gezicht, al geldt dat vooral bij topteams en minder voor spelers uit de Nederlandse eredivisie. Winterse wedstrijden vinden plaats op een wit veld met een oranje bal, waarbij spelers wolkjes uitademen. Het commentaar van Evert ten Napel
en Youri Mulder valt tegen en zit er soms helemaal naast. Zo roept Ten Napel op enig moment: ‘Goede tackle van Carlos Puyol’, terwijl de verdediger van Barcelona de bal compleet mist. Of Mulder zegt te verwachten dat de doelman de nul houdt, terwijl het al 1-1 staat. Maar als je daar doorheen kijkt, kan je aan FIFA 12 veel plezier beleven. ■
geen heldin
games Eduard Sloot beeld Electronic Arts
Realistisch potje
FIFA 12 Electronic Arts, 3+, PC, PS3, en XBOX 360, ca. 45 euro waardering geweld
ea.com/nl/voetbal/fifa
De eerste wedstrijdjes voetbal in FIFA 12 zijn wennen. Maker Electronic Arts heeft het spel voorzien van een aantal nieuwe toevoegingen, die het niet altijd makkelijk, maar wel realistisch maken. Zo komt het verdedigen erg precies. Zeker op professioneel niveau moet je goed timen wanneer je een tackle inzet. Zit je ernaast, dan kan de aanvaller van de tegenpartij simpel doorlopen. Het aanvallen vereist geduld: je moet goed kijken waar een gaatje in de verdediging van de tegenstander zit, en dan een aanval opzetten. Als speler kun je daarbij de bal afschermen: je bent de bal dus niet direct kwijt als een tegenstander in de buurt komt. Wie zulke games niet dagelijks speelt kan beter beginnen op een wat lagere moeilijkheidsgraad. Het realisme wordt vergroot door de zogenaamde player
nd Gulliver
17 nieuws – interview – boeken – achtergrond – film/games – muziek – kunst vrijdag 11 november 2011
muziek Marcel S. Zwitser beeld wikimedia commons
Spaanse straatmuziek voor strijkers In de ontwikkeling van de 18e-eeuwse kamermuziek neemt de Italiaanse componist Luigi Boccherini (1743-1805) een vooraanstaande plaats in. De in Lucca geboren componist ontwikkelde zich tot een groot cellovirtuoos en maakte samen met de violist Manfredi concertreizen naar onder meer Wenen en Parijs. Na zijn succes bij de Concerts spirituel in 1768 verdrongen de Parijse muziekuitgevers zich om zijn composities te mogen uitgeven. Het jaar erop vertrok Boccherini echter naar Madrid, waar hij door bemiddeling van de Spaanse gezant in Parijs aan het Spaanse hof kon optreden. Daar kreeg hij een aanstelling kreeg als kamercomponist van Infant Don Luis en na de dood van de prins werd hij tot organist van de Spaanse koning. In 1787 volgde Boccherini Carl Philip Emanuel Bach op als hofcomponist van Frederik de Grote. Zijn laatste levensjaren bracht hij echter weer in Madrid door, waar hij in 1805 in armoede stierf en de wereld een rijk kamermuzikaal repertoire naliet.
charmant
Dat in de 18e eeuw de kamermuziek zo’n hoge vlucht nam, lag voor een groot deel aan de opkomst van een musicerende burgerij. Met name in Engeland, Frankrijk en de Duitstalige landen schoten muziekuitgeverijen als paddenstoelen uit de grond in de hoop rijk te worden van de vraag naar de nieuwste bladmuziek. In Oostenrijk voerde Joseph Haydn het strijkkwartet tot ongekende hoogten, terwijl Mozart misschien wel het meest in zijn element was in het strijkkwintet.
Een Weens strijkkwintet wordt bezet door twee violen, twee altviolen en een cello. Met deze bezetting kon de cellist Boccherini natuurlijk niet goed uit de voeten, omdat het hem veroordeelde tot het spelen van bastonen. Hij stelde daarom een alternatieve bezetting voor een strijkkwintet samen: twee violen, een altviool en twee celli, wat de mogelijkheid bood om de eerste cello een solerende rol te laten vervullen. Op de cd van het Cuarteto Casals zijn twee kwintetten in deze bezetting te horen. Het oudste werk op de cd is het strijkkwintet in E (op.11 nr.5; G 275) gecomponeerd in Madrid in 1771. Hieruit werd het zo charmante menuet wereldberoemd als ‘het menuet van Boccherini,’ waarin het lijkt alsof we een barok dansfeest van achter een sluier waarnemen. Het schijnt echter dat Boccherini met zijn opus 11 eigenlijk het strijkkwintet als genre heeft gecreëerd (Mozarts eerste kwintet is van 1773); als dit inderdaad zo is, hebben de Weense componisten dus Boccherini’s bezetting aangepast in plaats van andersom.
straatmuziek
Boccherini’s meest opzienbarende werk dateert van 1780. Als gevolg van een morganatisch huwelijk (een huwelijk met een partner van lagere stand) werd
Infant Don Luis uit Madrid verbannen. De prins streek neer in Arenas de San Pedro, niet ver van Avila. Boccherini’s (goed betaalde) aanstelling dwong hem zijn broodheer naar Arenas te volgen. Daar moeten zowel de prins als de componist hun weemoedige herinneringen aan de Spaanse hoofdstad hebben gehad en dit zal Boccherini hebben geïnspireerd tot zijn Musica notturna delle strade di Madrid (‘Nachtmuziek in de straten van Madrid;’ strijkkwintet in C, op.30 nr.6; G 324). Ter verklaring schreef Boccherini bij de partituur: ‘Dit kwintet beschrijft de muziek die men ’s nachts in de straten van Madrid hoort, te beginnen met het Ave Maria klokluiden en eindigend met de taptoe [= het militaire avondsignaal]. Alles dat niet met de regels van het contrapunt overeenstemt, moet men begrijpen vanuit de optiek van de zaak, die getracht wordt te worden voorgesteld.’ Boccherini streefde in dit werk naar een naturalistische imitatie van alledaagse geluiden en dat was voor 1780 hoogst curieus. Boccherini heeft zich dit zelf ook gerealiseerd; hij adviseerde zijn Parijse uitgever het stuk niet uit te geven. De uitgever zal echter juist hebben begrepen dat dit stuk garant stond voor een kassucces. Het kwintet bestaat uit zeven korte delen. Het begint met een deel waarin je klokken hoort die het Ave Maria luiden, gevolgd door ‘de trommel van het soldatenkwartier, weergegeven in een scherp ritmisch repeterende c, waarna het ‘menuet van de blinden’ inzet, waarbij de cellisten hun instrument als een gitaar op de knie moeten leggen. Het vierde deel, ‘de rozenkrans’, vormt het hart van het stuk en beeldt het
Luigi Boccherini op een anoniem schilderij uit ca. 1764-1767
avondgebed uit in een sobere tweestemmigheid, die voortdurend onderbroken wordt door een pizzicato gespeelde e”, wat waarschijnlijk een belletje voorstelt zoals die in katholieke liturgieën wel wordt gebruikt. Los Manolos refereert aan een type straatzanger, die zich eveneens van een gitaar bediende. De stem van de zanger wordt (natuurlijk!) verklankt in de eerste cello. En na een herhaling van de trommelroffel zet de afsluitende Ritarata in, waarbij Boccherini door crescendo en decrescendo het effect van een passerende optocht nastreeft.
castagnetten
Het kon niet uitblijven dat Boccherini in het land van de gitaar het instrument van de manolo’s in zijn eigen composities zou opnemen. Op de cd is het gitaarkwintet in D (G 448) te horen. Het
agendatip
cd’s
beeld Nederlands Tegelmuseum
Roel Sikkema, Gerard ter Horst en Herman Veenhof • luister naar fragmenten van deze cd’s op nd.nl/muziek
In het Tegelmuseum in Otterlo wordt van 13 november t/m 29 januari een tentoonstelling gehouden over ‘De tegels der Nederlanden’, tegels ontworpen door Ien van Laanen.
Aankondigingen van concerten, tentoonstellingen en evenementen zijn te vinden op nd.nl/cultuur Opgaven voor deze agenda
[email protected]
resterende werk op de cd van het Cuarteto Casals betreft het strijkkwartet in g (op.32 nr.5; G 205), een werk dat Boccherini in 1782 in Wenen liet uitgeven en waarin hij aansluiting bij de Weense traditie zoekt. De cd biedt zo een fraaie introductie tot het werk van de beminnelijke en bescheiden Italiaan, wiens werk een ferme plaats naast dat van de Weense klassieken verdient. Het Madrileense Cuarteto Casals voert er met vlekkeloos samenspel en aanstekelijk speelplezier in ieder geval een warm pleidooi voor. ■
klassiek Boccherini: La musica notturna delle strade di Madrid Cuarteto Casals met Eckart Runge (cello) en Charles Trepat (gitaar). Harmonia Mundi 902092.
orgel Joseph Rheinberger
pop Mylo Xyloto
pop Anywhere But Here
afrikaans Fatou
De 20 orgelsonates gespeeld op van Dam-orgels. Vol. 2 - nr. 3, 6 en 14. JVV-391. € 15,- (incl. verzendkosten) via
[email protected]
Coldplay. EMI Records
Kayak. Write On Productions
Fatoumata Diawara. World Circuit/ Munich
En weer lukt het de Britse rock/popformatie Coldplay zich opnieuw uit te vinden. Het vijfde studioalbum Mylo Xyloto wijkt af van zijn voorgangers - met singles als ‘Every Teardrop Is a Waterfall’ en het fraaie, verlangende ‘Paradise’ hebben miljoenen fans het afgelopen halfjaar vast kunnen wennen aan de andere sound. Die is ditmaal gedrenkt in bombastische keyboards en slimme samples, onmiskenbaar geproduceerd door ‘muziekdokter’ Brian Eno. De typische stem van Chris Martin en de fraaie solo’s van gitarist Jon Buckland waaieren daar doorheen. Dat maakt niet iedere fan mee: Coldplay beweegt zich ver van de sober-authentieke aanpak waarmee ze eind jaren negentig begon. Wie de vernieuwing waardeert, krijgt een energiek album dat muzikaal zeker boeit. Belangrijk minpunt is de inhoud, of het gebrek eraan. Zo mainstream als ze zijn, zo weinig hebben Martin en z’n mannen nog te melden. Dat maakt Mylo Xyloto ook tot een schelle cimbaal. (GtH)
Kayak bestaat sinds 1972, met een doorstart in 2000. Het laatste decennium waren er rockopera’s, theateroptredens en een mooie 35-jarige verjaardagsbox. Al die tijd was drummer Pim Koopman de ruggengraat van de groep, maar hij overleed aan een hartstilstand, op 23 november 2009. Een jaar later was er een ‘tribute’-concert in Paradiso en nu is er een nieuwe plaat, als opening van een najaarstournee. De plaat, met zang van Edward Reekers, Cindy Oudshoorn en Rob Vunderink, teksten en muziek van toetsenwonder Ton Scherpenzeel en met slagwerk van de gelouterde Hans Eijkenaar, staat als een huis. Het titelnummer is prachtig, de ballades en akkoordenschema’s van ‘Hunter and Prey’, ‘Passing Cloud’ en ‘Over You’ verrassen en ontroeren. Een venijnig stuk ironie is ‘Most Underrated Band in the World’, waarin Kayak haar lot met zelfspot onder woorden brengt: kwaliteit wordt niet beloond. Lees ook de fijne blogs op kayakonline.nl (HV)
De Van Dam-orgels in Nunspeet, Mantgum en Enschede (Grote Kerk) zijn op deze cd te horen in opnames van drie sonates van Rheinberger. Drie heel verschillende instrumenten, een (te) sterk gerestaureerd orgel in Nunspeet, een ruig, authentiek klinkend dorpsorgel in Mantgum en een royaal stadsorgel in Enschede, dat dankzij een restauratie in 1997 zijn oude klank terugkreeg. De organisten van de drie instrumenten zijn respectievelijk Balt de Vries, Gijs Boelen en Dick Sanderman. Van de drie orgels overtuigt dat in Enschede het meest, dank zij de grootte, wat interessante klankverschillen mogelijk maakt, ook dank zij de organist. Jammer dat de tongwerken niet wat beter gestemd waren. Het orgel in Nunspeet klinkt het beste in zachte registraties, waar nog iets van de oude Van Dam-klank is overgebleven. (RS)
Terecht is deze artieste, een 29-jarige Malinese die in Parijs woont en via films bekend werd, met deze plaat binnen korte tijd zeer toonaangevend geworden. De twaalf liedjes gaan in op ongeveer elk onderwerp dat in Afrika problematisch is: in ‘Makou Oumou’ vraagt Diawara de staatshoofden van haar continent te stoppen met oorlog als optie voor het beslechten van conflicten. In ‘Boloko’ vraagt ze aan moeders en oma’s hun meisjes niet te beroven van de mogelijkheid tot genot, door de besnijdenis van hun ‘vrucht’. In ‘Bakonoba’ en ‘Sowa’ vraagt ze om aandacht voor gedwongen huwelijken (zoals van een bang meisje met haar ‘Oom Dikke Buik’) en de rechten van kinderen, in de woestijn van afwezige vaders en moeders met aids. De muzikale manier waarop ze het doet, Afrikaans tot in de vingertoppen, maar met genoeg westerse instrumenten en ‘beat’ om begrijpelijk te blijven voor onze blanke oortjes, is geweldig. (HV)
18 nd Gulliver nieuws – interview – boeken – achtergrond – film/games – muziek – kunst vrijdag 11 november 2011
tentoonstelling foto’s Reina Wiskerke beeld Nederlands Dagblad en Karin Bareman
Foto’s in overvloed In fotomuseum Foam liggen duizenden foto’s op de grond. Je mag erin graaien en er overheen lopen.
Het idee komt van Erik Kessels. Als gastcurator van het tienjarige Foam wilde hij de overvloed aan foto’s ervaarbaar maken. Wat op een najaarsdag in 2011 op het wereldwijde web werd gezet, is verzameld. Er zijn computerprogramma’s die dat mogelijk maken. Het waren er in totaal 950.000, zegt Kessels. Die zijn afgedrukt en liggen nu opgehoopt in de museumruimte. Je oog wordt naar het geheel getrokken. De afzonderlijke foto’s krijgen in de veelheid maar moeilijk attentiewaarde. Een greep in de massa levert heel verschillende beelden op: rotsen in zee, kinderen op schoolplein, croissant met gesmolten kaas, bruidspaar in kerk, drie Aziaten op brommer. Een vreemde gewaarwording voor een verslaggever: het doet het er eigenlijk niet toe of deze opsomming waarheidsgetrouw is of uit de duim gezogen. Niemand die het kan controleren, daartoe een poging wenst te doen of er zelfs maar geïnteresseerd in is. Digitalisering heeft de beeldcultuur in korte tijd fundamenteel veranderd, memoreert Foam-directeur Marloes Krijnen. Zowel de beroepsfotograaf als de amateur kent de ervaring. In rap tempo kwamen er nieuwe mogelijkheden voor het maken, opslaan, presenteren en verspreiden van foto’s. Wat betekent dit voor de toekomst van de fotografie en van een fotografiemuseum als het Foam? Die vraag staat centraal in het jubileumjaar van het Amsterdamse fotomuseum. Tot besluit is een tentoonstelling aan deze vraagstelling gewijd. Vier gastcuratoren verzorgden een presentatie. Naast Kessels van reclamebureau KesselsKramer zijn dat: Alison Nordström, van fotomuseum Eastman House in Rochester (New York), Lauren Cornell, van het New Museum of Contemporary Art in New York en Jefferson Hack, van het Britse stijlmagazine Dazed & Confused.
tastbaar ding
Nordström koos voor klassieke foto’s veelal uit vervlogen tijden. Zij vestigt de aandacht op de foto als het tastbare ‘ding’, dat sporen oploopt . Het vergeelt, raakt beschadigd of wordt voorzien van een tekst op de achterkant. Daarmee draagt een foto meer informatie mee dan de digitale versies die vandaag over de wereld worden gestuurd. Juist over die digitale stroom van beelden gaat de presentatie van Jefferson Hack, die in zijn land tot de beau monde behoort. Zijn mediabedrijf richt zich op mode, film, popmuziek, kunst en design, met veel aandacht voor celebrity’s met A-status. Recent werk van fotografen die aan zijn bladen leveren, laat hij zien op ‘zwevende’ beeldschermen. Een andere installatie bestaat uit inzendingen die binnenkwamen via weblogs en sociale media. Hack heeft speciaal voor deze tentoonstelling oproepen op internet geplaatst. De 150 foto’s die hij uit de oogst selecteerde, zijn te zien op een ‘schreeuwerige’ berg van ‘televisies’. Gedurende de tentoonstelling zal Hack vanuit Londen de selectie van 150 uitbreiden tot 300, waarmee hij maar wil zeggen: zoiets kun je dus tegenwoordig op afstand regelen. Lauren Cornell koos voor werk van kunstenaars die zich niet zien als fotograaf, maar fotografie
hierboven: 24 hrs photos, installatie Erik Kessels daaronder: Is iedereen die een foto kan nemen een fotograaf? Op stickers kunnen bezoekers van Foam het debat aangaan.
wel gebruiken – op de een of andere manier. Zo hangen er wat kille stillevens die Takeshi Murata op de computer samenstelde uit digitaal bewerkte beelden. Vier sculpturen van Oliver Laric gaan terug op een (driedimensionaal) beeld uit de Domkerk in Utrecht, dat beschadigd uit de Reformatie in de zestiende eeuw is gekomen. Laric ‘reproduceert’ het vier keer in een kunststof mal. Een beeldenstorm, aldus Laric, vernietigt niet alleen beelden, maar brengt ook weer beelden voort. Door het vervaardigen van nieuwe versies, wat digitaal voortdurend gebeurt, lijkt bovendien het origineel zijn waarde te verliezen.
links van boven naar beneden: Een detail van een foto die eruit springt. Zwevend beeld dat een technicus op de valreep in orde maakt. In de zaal van Lauren Cornell: sculptuur van Oliver Laric dat verwijst naar de protestantse Reformatie. Schoenen van een man die over de foto’s loopt.
onmogelijke klus
Achterliggende gedachten als deze moet je kennen om de tentoonstelling te doorgronden. Het is de vraag of bezoekers er voldoende van meekrijgen. Bij de werken zelf wordt weinig uitgelegd. Het is altijd zoeken naar een balans, reageert Marcel Feil, curator van Foam. Hij denkt dat er genoeg toelichting beschikbaar is en wijst op de najaarseditie van het (Engelstalige) Foam magazine. Het boekwerk is gewijd aan de centrale vraagstelling: ‘What’s next? Het meest direct is de boodschap van Kessels met zijn ontelbare fotoafdrukken. Ze maken duidelijk dat de overvloed aan beelden om selectie schreeuwt, maar dat het selecteren bijna een onmogelijk klus is. Wat betekent dit voor de taakstelling van een fotomuseum? Een fotomuseum moet selecties maken en daarmee verhalen vertellen die je weten te verrassen, ook al heb je de hele dag beelden op internet bekeken, suggereert Kessels. Verveling ligt op de loer, waarschuwt hij. Er komen grote hoeveelheid fotografen van vakopleidingen af. Met de juiste techniek is het niet zo moeilijk een prachtig beeld te maken van bijvoorbeeld een landschap met een energiecentrale. Het mag dan rijp zijn voor een museum, maar Kessels noemt dergelijke fotografie ‘uiterst saai’. Internet zelf vervult ook al de functie van selecteren en verhalen vertellen met beelden. Blogs geven op deze manier toegang tot stijltrends, heet van de naald nog wel. Toch blijft het museum belangrijk, zegt Lauren Cornell uit New York, die zich realiseert dat zij haar eigen broodwinning verdedigt. ‘Fotomusea zijn in de snelheid van onze cultuur uitgelezen plekken voor onthaasting en overpeinzing.’ ■
Tentoonstelling: The future of the photography museum. Tot en met 7 december in het Foam aan de Keizersgracht 609 in Amsterdam. Dagelijks open van 10.00 - 18.00. Donderdag en vrijdag tot 21.00 uur.
Catalogus: Foam Magazine What’s Next? Uitg. Foam, Amsterdam 2011. 218 blz. € 17,50
foam.org