Friedrich Hayek’s Philosophy of Knowledge Manuel Dierickx Visschers
DISCUSSION PAPER DECEMBER 2014
Friedrich Hayek's Philosophy of Knowledge
New Direction discussion papers are designed to encourage debate on public policy in a European context. They do not reflect the views of New Direction or its members. New Direction receives funding from the European Parliament and is also required to raise a proportion of its funds from additional sources. The views expressed in this publication do not necessarily reflect those of the European Parliament.
December 2014 Printed in Belgium ISBN: 978-2-87555-061-3 Publisher and copyright holder: New Direction Foundation Rue d'Arlon 40, 1000 Brussels, Belgium Phone: +32 2 808 7847 Email:
[email protected] www.newdirectionfoundation.org
Introductie Inleiding: Friedrich Hayek - econoom, psycholoog, historicus, filosoof, socioloog en systeem denker - leefde van 1899 tot 1992. In deze bijdrage is het de bedoeling om een beter begrip te krijgen van de wijsgerige argumentatie van zijn bekende boek Constitution of Liberty (1960). De Constitution of Liberty is gepubliceerd op een hoogtepunt van Hayek zijn politieke denken, als reactie op de bekende kritiek van Keynes. Na het publiceren van de Road to Serfdom (1944) schreef Keynes aan zijn vriend Hayek dat hij diepgaand met Hayek’s redeneringen akkoord was, maar dat Hayek moest uitleggen waar de lijn was tussen vrijheid en overheidsinterventie. Het is die lijn die Hayek probeerde te schetsen doorhene de Constitution of Liberty. In het eerste deel, dat hier wordt besproken, bespreekt Hayek enerzijds zijn ideeën over hoe een samenleving werkt en anderzijds wat we daaruit moeten concluderen voor onze normatieve politieke filosofie. In het tweede deel van het boek bespreekt Hayek hoe zijn idee van een Rule of Law historisch is geëvolueerd en wat het belang daarvan is in een vrije samenleving. In het laatste, meest praktische gedeelte, bespreekt Hayek hoe zijn idee van vrijheid toepasbaar en relevant kan zijn in de welvaartsstaat. In het werk hieronder wordt er geprobeerd een toegankelijkere basis te scheppen tot de argumenten van Hayek. Dit is een eerste versie van een uitgebreider project dat uiteindelijk, hopelijk, zal culmineren in een study guide tot Hayek’s Constitution of Liberty, i.e. een boek dat kan gebruikt worden om samen met de Constitution of Liberty te lezen om zo beter en duidelijker te begrijpen wat Hayek trachtte te communiceren. Hayek is bekend als een auteur die niet altijd even toegankelijk is om te lezen. Het kan daarom geen kwaad dat er tijd en moeite gespendeerd wordt in het trachten toegankelijker te maken van Hayek. Hieronder probeer ik enkele belangrijkere inzichten aan te duiden om een inleidend beeld van Hayek te schetsen. Dit kan natuurlijk op geen enkel moment vervanging bieden voor het lezen van de tekst erna of de primaire bron van Hayek zelf, maar hopelijk kan het wel dienen als eerste introductie over waarom hij zo ongelooflijk interessant is. Kennis Tijdens het werken aan Hayek’s Constitution of Liberty is me, nog meer dan vroeger, opgevallen hoe belangrijk het hele idee van kennis creatie, kennis distributie en kennis gebruik is in Hayek’s redenering. Elk punt dat hij maakt heeft direct of indirect te maken met hoe we als samenleving meer kennis effectief (of effectiever) kunnen gebruiken om vrijwillige coöperatie tussen meerdere partijen te faciliteren en te garanderen. Zijn definitie van dwang bespreekt hoe we maar vrij zijn als er een sfeer van handelingen is in de samenleving waar we als autonome vrij wezens over kunnen beslissen. We zijn immers niet alwetend, dus hebben we allebei een deel van de instituties nodig die vrijwillige coöperatie faciliteren zonder dat we alle antwoorden kennen die mogelijks relevant zijn in de samenleving. Niet alleen is er een fysieke arbeidsdeling, maar er is ook een intellectuele arbeidsdeling: iedereen kent een deel van eht geheel en het is niet mogelijk deze informatie te aggregeren of te verzamelen. Hayek meent dat het verder ontstaan van mechanisme om gebruik te maken van meer kennis de bron is van een verdere ontwikkeling van de samenleving en de beschaving. Het mag geen geheim zijn dat, als Oostenrijks geschoolde econoom, een groot belang hier ligt voor het marktproces en het prijsmechanisme. Toch gaat Hayek zijn pleidooi verder dan enkel dit. Voor Hayek is het niet alleen ene proces van economische ontwikkeling maar werkelijk een beschavingsontwikkeling, die zich ook doorzet op cultureel, ethisch en politiek vlak. Hij heeft bijvoorbeeld ene pleidooi voor politieke vrijheid om dat zo’n politieke vrijheid en een
beperkte overheid het mogelijk maakt om cognitief overzicht te houden op de activiteiten van de overheid, wat ene noodzakelijk voorwaarde is om er op effectieve wijze controle op uit te oefenen. Kort gezegd: je kan niet controleren wat je niet begrijpt of overziet. Hayek’s pleidooi voor algemene abstracte regels voor de overheid om zich aan te houden was niet alleen als een strikt pleidooi voor vrijheid maar ook, evenzeer, een pleidooi voor de gevolgen van die algemene regels op het mogelijk maken tot democratische controle. Hayek meent dat wanneer een overheid te veel doet - lees: wanneer de activiteiten van een overheid te uitgebreid en te complex wordt - dat eht gewoon moeilijk wordt om op een heldere wijze democratische controle uit te oefenen op de overheid. Hayek’s Liberalisme Er zijn vormen van liberalisme met een duidelijke anti-democratische inslag. Het zogenaamde ‘anarcho-kapitalisme’, i.e. het idee dat je een samenleving zonder overheid kan hebben puur gebaseerd op eigendomsrechten, contractuele vrijheden en vrijwillige organisaties om deze af te dwingen is bijvoorbeeld zo een strekking. Hayek’s liberalisme is duidelijk niet van die aard. Hayek beschrijft uitvoerig - en misschien zelfs wat utopisch - de relatie tussen een functionerende democratische orde en zijn liberalisme. Ook hier komt de algemene teneur van kennisproblemen echter ook steeds terug. Hayek beschrijft een democratische orde die een controle uitoefent op een politieke autoriteit die slechts een beperkt aantal taken uitvoert, en deze taken uitvoert binnen een abstract kader van algemene regels. Er is wel een duidelijke rol voor denkers en politiek filosofen die nieuwe ideeën aanbrengen, om innovatie in het publiek debat en publieke opinie te brengen. Dit doet vermoeden dat Hayek meent dat er wel degelijk een discreationaire ruimte is voor beleid en beleidsimplementatie. Het is jammer dat Hayek hier nergens iets concreter ingaat over wat voor zaken hij legitieme onderwerpen vindt voor evolutie en welke hij vindt die buiten de rol van de overheid vallen, zoals hij die ziet. Maar het mag duidelijk zijn dat ook binnen de overheid er zoiets zijn als kennisproblemen, ook al benoemt hij het nooit zelf zo bij naam. Er zijn inherente limieten op de toegankelijkheid van kennis en we hebben manieren nodig om kennis toegankelijk te maken vooraleer op basis daarvan handelingen en beslissingen genomen kunnen worden. De rol van de democratie is om de overheid te controleren die binnen een kader van abstracte, algemene regels handelt. De reden waarom we deze abstracte, algemene regels nodig hebben, in plaats van gedetailleerde, specifieke regels is omdat mensen niet de cognitieve mogelijkheden hebben om zo’n uitgebreid netwerk van regels te overzien. Indien de regels gekend, algemeen en abstract zijn is de cognitieve vaardigheden om die regels te respecteren minder en kunnen we daardoor ook handiger hiermee omgaan. Het doel van deze algemene regels is om een bepaalde sfeer van private handelingen - vaak gelijkgesteld met ‘private eigendom’ - te garanderen waarbinnen individuen hun eigen leven kunnen inrichten. Hayek is geen utopist: hij begrijpt dat als je bepaalde keuzes maakt in je leven dat je dan andere richtingen moeilijker of onmogelijk maakt, maar dit is een onfortuinlijk gevolg van vrijheid en keuze in een wereld van schaarste. Deze inrichting van het eigen leven creëert volgens Hayek alle typische voordelen die economische en politieke vrijheid gangbaar worden toegeschreven. Waar Hayek echter op wijst zijn de politieke gevolgen van verschillende economische vrijheden. Democratische moeilijkheden Een belangrijk probleem waar Hayek op wijst is dat in een democratie de klasse van productieven in loonarbeid beduidend groter is dan de klasse van productieven die fundamenteel ondernemers
zijn, i.e. hun inkomen vergaren door middel van risico’s en onzekerheid in een competitieve marktomgeving. Werknemers en ondernemers hebben elkaar nodig door een symbiotische relatie: het is wederzijdsvoordelig om samen te werken. Waar Hayek echter voor vreest is dat de werknemers minder (of geen) toegang hebben tot het belang van bepaalde vrijheden die hun enkel maar indirect (via de ondernemers) dienen. Anders gezegd: werknemers begrijpen minder goed over het belang van de vrijheid tot ondernemen, tot failliet gaan, tot het anders proberen, tot het herorganiseren van de onderneming. Vermits deze vrijheden voor hen minder van belang zijn en vermits ze geen directe kennis hebben van het belang ervan ontstaat er een politieke druk (door de meerderheid van de werknemers) om deze vrijheden minder belangrijk te achten. Maar juist omdat ze daar indirect wél afhankelijk zijn, snijden ze indirect in hun eigen vel. Hayek’s pleidooi voor een Aristocratische bourgeoisie Een laatste opvallende tendens in Hayek is dat je hem zou kunnen omschrijven als een ‘bourgeois aristocraat’. Hayek maakt interessante argumenten voor waarom het nuttig en nodig is voor een samenleving om een klasse van rijken te hebben. Deze argumenten doen soms terugdenken aan de oude excuses voor waarom we een aristocratische klasse nodig hadden met dat belangrijke verschil dat de bourgeoisie (‘de rijken’) hun geld doorgaans in een competitieve omgeving hebben verdiend, i.e. door middel van het dienen van anderen. Een voorbeeld daarvan is dat Hayek de rijken een grotere waarschijnlijkheid toeschrijft dat zij in staat zijn tot culturele, intellectuele, ethische, religieuze of politieke vernieuwing omdat zij het zichzelf kunnen veroorloven om een zogenaamde leisure class te ontwikkelen. Uiteraard beschrijft Hayek ook hoe de rijken nuttig kunnen zijn als ze hun kapitaal investeren in meer productie, maar curieus genoeg is dat volgens Hayek zelfs niet hun belangrijkste rol. Hun belangrijkste rol speelt zich af in het ontwikkelen, promoten en verspreiden van nieuwe denkbeelden op alle mogelijke vlakken die de samenleving intellectuele verrijking geven. (Religie, cultuur, ethiek, filosofie, onderwijs, onderzoek, en zoveel meer.) Vooral hun rol in het ontwikkelen van nieuwe politieke denkbeelden is voor Hayek essentieel. Hayek merkt op hoe vele ideeën die vandaag populair en goed zijn (afschaffing slavernij, optreden tegen gruweldaden tegen dieren en kinderen, hervorming van gevangenissen en justitie, ...) ooit de ideeën waren van enkelen. Het is door de steun van ondernemende individuen die geld vergaarden dat deze ideeën verspreid hadden kunnen worden. Hayek merkt vooral op het belang dat we in een samenleving leven waar minderheidsposities de mogelijkheid mogen hebben om te groeien naar meerderheidsposities, wat alleen maar kan als ze niet politiek onderdrukt worden en als enkelen zich achter die ideeën scharen om die te proberen promoten. Conclusie In elke zin, in elk argument, in elke paragraaf die Hayek schrijft zit er een fleur in van het aloude kennisprobleem: hoe kunnen we weten wat we moeten doen? Hoe kunnen we de nodige kennis creëren en verkrijgen? Hoe kunnen we weten dat we op de correcte kennis handelen? Zijn uiteindelijke perspectief op politieke filosofie is pragmatisch, met een lichte vorm van consequentialisme en voorzichtig. Pragmatisch, vermits hij probeer te zoeken naar wat werkt en niet probeer te redeneren vanuit bepaalde principes. Consequentialistisch omdat hij geen uitgebreid moreel denkkader heeft. Zijn voornaamste inslag is een (redelijke) assumptie dat de meeste mensen meer welvaart en vooruitgang verkiezen en probeert van daaruit te redeneren hoe hij denkt dat we dit het beste kunnen bereiken. En voorzichtig omdat hij lijkt uit te gaan van het idee, net zoals bij de eed van Hippocrates, dat het belangrijk is om te proberen geen kwaad te doen. Hayek erkent
meerdere malen de mogelijkheden van overheden om zaken te bereiken, maar hij beschrijft ook vooral de mogelijke gevaren die te veel overheidsinterventie met zich kunnen teweegbrengen. Het is van die invalshoek dat hij pleit voor voorzichtigheid en een democratie gebonden aan politieke regels. Of dat Hayek succesvol is in al zijn redeneringen en argumenten is een zaak waar anderen over mogen oordelen. Hier heb ik geprobeerd om Hayek’s argumenten duidelijk weer te geven. Aan de lezer om die poging, als wel als de argumenten, te beoordelen.
Hoofdstuk 1: Liberty and Liberties • • • • • • •
Freedom as abscence of coercion Contrasted with political liberty Contrasted with “inner liberty” Contrasted with freedom as power These concepts are incommensurable Freedom and slavery Freedom, coercion and the law
Samenvatting Hayek beschrijft dat vrijheid een sociaal fenomeen is, i.e. de afwezigheid van onderworpen te zijn aan de arbitraire wil van anderen. Het is niet te verwarren met 'politieke' of 'innerlijke' vrijheid of 'mogelijkheden om zaken te doen'.
Overzicht van het hoofdstuk 1. Freedom as abscence of coercion In het eerste hoofdstuk tracht Hayek het begrip 'liberty' te definiëren en te verduidelijken. Zijn definitie van vrijheid is 'the state in which a man is not subject to coercion by the arbitrary will of another or others'. Voor Hayek is vrijheid vooral een mogelijkheid om te handelen op basis van je eigen overtuigen, kennis en wil en niet op basis van de wil van iemand anders. Hierbij benadrukt hij dus dat vrijheid – als het onderwerp van dit boek – vooral gaat over een verhouding tussen mensen, i.e. hoe mensen ten opzichte van elkaar staan en met elkaar om behoren te gaan. Vrijheid vooronderstelt een private sfeer waarbinnen mensen mogen handelen zonder dat anderen dit hen kunnen verbieden. Hij vervolgt met vrijheid te onderscheiden van politieke vrijheid, innerlijke vrijheid en mogelijkheden. Het belang hierbij is dat deze zaken ook wenselijke zaken zijn, maar wel degelijk andere zaken zijn en niet tot elkaar te herleiden zijn. 2. Contrasted with political liberty Politieke vrijheid is de vrijheid om deel te nemen aan het politieke beslissingsmakingsproces in een samenleving, zoals democratie of de vrijheid om mee te doen aan verkiezingen. Alhoewel dit belangrijk is in een samenleving, is dit categorisch anders dan de vrijheid waarover Hayek zijn boek gaat. (Maar natuurlijk zal de relatie tussen deze zaken uitgebreid onderzocht worden.) Hayek stelt bijvoorbeeld dat democratieën zichzelf in een totalitaire samenleving kunnen stemmen, zonder dat per se de politieke vrijheid vermindert. 3. Contrasted with “inner liberty” Innerlijke vrijheid slaat dan weer op het proces dat mensen niet door impulsen worden begeleid in hun handelingen, maar door weloverwogen beslissingen. Indien mensen voornamelijk reageren op impulsen zijn ze 'slave of the passions'. Maar de kwestie of mensen dit soort beslissingen kunnen nemen, is nog steeds categorisch anders dan de vraag of andere mensen hun wil aan de persoon in kwestie opleggen. 4. Contrasted with freedom as power
Het laatste verschil is het verschil tussen 'vrijheid' en 'mogelijkheden hebben om zaken te doen', een conceptuele verwarring met ernstige gevolgen. Maar men spreekt niet over 'onvrijheid' wanneer men niet in staat is om te kunnen vliegen zoals een vogel. 5. These concepts are incommensurable Het is maar een kleine stap om vrijheid op een dergelijke manier te definiëren naar 'welvaart' en herverdeling. Vrijheid en welvaart zijn misschien allebei wenselijke zaken in een samenleving, maar dat betekent niet dat ze de zelfde zaken zijn. Mensen kunnen rijk zijn, maar weinig vrijheid hebben en vice versa. Verder moeten we ook onthouden dat 'vrijheid' ook niet hetzelfde betekent als 'gelukkig zijn'. Vrijheid kan 'de vrijheid om te sterven' en 'de vrijheid om dure vergissingen te maken' betekenen, maar dit betekent dit dat vrijheid eigenlijk toch iets anders is dan het is. Misschien is vrijheid niet altijd te verkiezen boven iets anders, maar dat betekent niet dat het 2 verschillende zaken zijn. 6. Freedom and slavery Het feit dat deze definitie van vrijheid negatief is, is waar. Net zoals dat vrede de afwezigheid is van oorlog en stilte de afwezigheid van geluid. Hierbij is het ook belangrijk het verschil te maken tussen privileges en vrijheid. Waar 'vrijheden' zijn, spreekt men eerder over privileges – omdat vrijheid een algemene toestand betekent en niet welbepaalde particuliere vrijheden. Zelfs als een slaaf bepaalde privileges krijgt, is hij nog steeds niet vrij; tot dat hij onder dezelfde wet als al de andere burgers valt. 7. Freedom, coercion and the law Hayek herhaalt hier nog eens de essentiële punten over de relatie tussen vrijheid en geweld, dat hij zal vervolgen in het tweede deel. (In de rest van deel 1 beargumenteert hij de voordelen van vrijheid.) Zijn definiëring van vrijheid is de afwezigheid van coercion, waarbij hij dan coercion dan definieert als: 'By 'coercion' we mean such control of the environment of circumstances of a person by another that, in order to avoid greater evil, he is forced to act not according to a coherent plan of his own but to serve the ends of another'. Coercion is slecht omdat het een denkend en valuerend persoon herleidt tot simpelweg een middel in de handen van een ander individu. Vrij handelen is dus: 'action, in wich a person pursues his own aims by the means indivated by his own knowledge, must be based on data which cannot be shaped at will by another'. Het vooronderstelt 'the existence of a known sphere in which the circumstances cannot be so shaped by another person as to leave one only that choice prescribed by the other'. Vrijheid is dus het handelen in een bepaalde, private sfeer gebaseerd op uw eigen overtuigingen en wensen. Geweld kan echter niet vermeden worden, omdat het ontwijken daarvan altijd de dreiging van (meer) geweld vereist. Een vrije samenleving richt daarom een overheid op met het monopolie op geweld om geweld van private personen te voorkomen. Het geweld dat de overheid gebruikt, blijft tot een minimum beperkt door het uitvoeren van kenbare, abstracte en algemene regels. (Dit concept zal verder verduidelijkt worden in deel 2 van het boek.)
Hoofdstuk 2: The Creative Powers of a Free Civilization Civilization and the growth of knowledge The different uses of experience Transmission and communication of experience The case for freedom based on recognition of ignorance Freedom as opportunity for the unknown few Freedom of thought and freedom of action Freedom and changes in values Organization and competition Rationalism and the limitations of reason
Korte samenvatting Het argument van vrijheid steunt op de erkenning dat we niet alwetend zijn, maar altijd maar altijd slechts een klein deel van alle kennis kennen. Een vrije samenleving onderwerpt zich aan de geteste tradities en instituties om hiermee om te gaan. Alleen instituties die vrijheid aan iedereen schenken, kunnen ervoor zorgen dat we maximaal de voordelen kunnen genieten van deze verdeling van kennis.
Overzicht van het hoofdstuk 1. Civilization and the growth of knowledge Hayek begint dit hoofdstuk met het bespreken van de rol van kennis in een groeiende samenleving. Zijn essentiële punt is dat een uitgebreide samenleving zich laat kenmerken door een groeiende kennisverdeling. Niemand weet alles; iedereen weet een beetje. Het proces van een samenleving is zodanig dat mensen in staat worden om gebruik te maken van kennis die ze zelf niet bezitten om hun doelen te bereiken. Het proces van een samenleving is dus om deze kennis te coördineren via een bepaald systeem. De assumptie van perfecte kennis moet dus genegeerd worden; dit beschrijft absoluut de werkelijkheid niet. Utopische verhalen zijn vaak (impliciet) gebaseerd op perfecte kennis over de omstandigheden, maar dit is net het utopische eraan: niemand heeft perfecte kennis over alles. Menselijke samenlevingen zijn 'gemaakt' door de repeterende handelingen van mensen over generaties heen, maar het is onzinnig om te zeggen dat samenlevingen doelbewust gemaakt worden door een rationele geest die de gehele samenleving plant. Onze geest is zelf een product van evolutie dat zich constant aanpast aan zijn omgeving: de geest kan nooit zijn eigen vooruitgang kennen. Vermits de geest mee beïnvloed wordt door de samenleving waarin hij opgroeid, kan hij niet zomaar weten welke ervaringen er allemaal ten grondslag liggen aan de samenleving waarbinnen hij leeft. Kennis is altijd verspreid over de samenleving; het is onzinnig om te spreken over de kennis van een samenleving als geheel; de kennis van individuen bestaat nergens als een geïntegreerd en toegankelijk geheel. Het grote probleem is dus om een systeem van interactie te vinden dat ons toelaat allemaal van deze kennis te profiteren. Het is dus omdat de samenleving ons toelaat om te profiteren van kennis die we zelf niet bezitten en omgekeerd: dat wij anderen dienen door het gebruik maken van onze kennis die zij niet hebben, dat onze samenleving zo succesvol is als hij is. 2. The different uses of experience We mogen echter niet de groei van de samenleving gelijk stellen als de groei van kennis, indien 9
we met kennis enkel de gearticuleerde (wetenschappelijke) kennis bedoelen (die inderdaad ook gegroeid is). Maar wetenschappelijke kennis is niet alle kennis; de verspreide kennis over particuliere omstandigheden doorheen de samenleving is veel belangrijker. Het gaat vooral om de kennis waarbij we alle menselijke aanpassingen aan veranderende omstandigheden incorporeren. We hebben meer kennis in de samenleving als geheel, maar elk individu kent daardoor een kleiner deel van alle kennis. 3. Transmission and communication of experience Kennis moet echter op een of andere wijze doorheen een samenleving kunnen doordringen; zowel over generaties heen, als tussen mensen die op hetzelfde moment leven. Deze 2 soorten kunnen niet duidelijk gescheiden worden; want de manier waarop mensen die in dezelfde periode leven kennis communiceren, gebeurt op manieren die gebaseerd zijn op het culturele erfgoed. De methode die de wetenschappen gebruiken om kennis doorheen een samenleving te verspreiden, kennen we het beste; maar dit is niet de enige manier. Een andere manier is 'traditie', wat betekent dat we vaak problemen oplossen simpelweg omdat het de traditionele wijze is (die overleefd is) om problemen op te lossen. Samen met de groei van gearticuleerde kennis, is er ook een groei van kennis die gaat over het (impliciet) overnemen van tradities, instituties en normen van handelen. Veranderende omstandigheden zal noodzakelijk een verandering betekenen op het gebied van menselijke handelingen (de manier, het aantal middelen gebruikt, etc.) Dit is een probleem van de samenleving als geheel, maar de geleidelijke aanpassing van alle individuen zorgt dat dit probleem opgelost wordt. Iedereen is misschien onwetend in het waarom en het hoe, maar iedereen past zich aan en op deze manier wordt er met het probleem omgegaan. Hierdoor is het dan ook onmogelijk om te plannen wie welk onderdeel van deze verandering moet dragen. Het wordt dus niet opgelost door 'doelbewuste' planning van een grote groep, maar door iedereen die zich aanpast aan de veranderende omstandigheden zoals prijzen of nieuwe morele oordelen van anderen. Het aspect dat iedereen mag handelen op basis van zijn eigen particuliere kennis van de omstandigheden is hierbij van het grootste belang. 4. The case for freedom based on recognition of ignorance Het argument voor vrijheid van dit hoofdstuk rust dus op de erkenning van de onvermijdelijke onwetendheid over een groot aantal aspecten in de samenleving waarop het bereiken van onze doelen en welvaart op rusten. Indien er alwetendheid is, zou er inderdaad geen groot argument voor vrijheid zijn. Vrijheid is nodig om ruimte te laten voor datgene dat niet voorspelt kan worden: de vooruitgang (en de bewaring) van een beschaving hangt af van toevalligheden die niet voorzien kunnen worden. Om gaan met deze onzekerheid kan het beste door het volgen van algemene regels van handelen die zich bewezen hebben door middel van traditie (dus door te bewijzen dat ze in het algemeen goede resultaten voortbrengen). 5. Freedom as opportunity for the unknown few Vrijheid moet aan iedereen gegund worden, omdat het niet mogelijk is om alle mogelijke gevolgen van vrijheid te voorspellen. Iedereen kan binnen zijn vrijheid (al dan niet per ongeluk) zaken ontdekken of doen, die de grote meerderheid van de bevolking ten goede komt. 6. Freedom of thought and freedom of action Het proces van vernieuwing van ideeën, normen en tradities is een proces van geleidelijke adaptatie en coördinatie van succesvolle nieuwe pogingen. Je kan deze evolutie niet voorspellen en dit proces kan alleen maar gebeuren indien mensen de vrijheid krijgen om nieuwe zaken te proberen. Net zoals vrijheid van 1 0
denken belangrijk is om nieuwe gedachten te ontwikkelen die misschien beter zijn dan de oude, is vrijheid van handelen belangrijk om nieuwe handelingen te ontdekken die beter zijn dan de oude. Vaak wordt er uit het feit dat zaken niet zuiver rationeel gearticuleerd zijn, afgeleid dat ze daarom irrationeel zijn. Maar het zijn processen, tradities, instituties waarop we vertrouwen omdat ze in het verleden hun waarde al hebben bewezen, wat niet 'irrationeel' te noemen is. 7. Freedom and changes in values Mensen worden beïnvloed door de beschaving waarin ze leven, niet alleen in de middelen en kennis die men hanteert, maar ook in de waarden en doelen die men nastreeft. Evolutionaire krachten hebben deze waarden mee gecreëerd en het is niet mogelijk te zeggen wat deze in de toekomst zullen zijn. De mate waarin individuen en groepen overleven, hangt af van de waarden die ze hebben, de doelen die ze wensen te bereiken, etc. In elke samenleving zullen er groepen zijn die succesvoller zijn dan anderen, gebaseerd op deze verschillen. Maximaal kunnen we slechts ten dele begrijpen waarom de waarden die we aanbelangen of de ethische code die we hebben, bijdraagt tot het verder bestaan van onze samenleving. Alleen competitie tussen verschillende standaarden kan er voor zorgen dat we kunnen bevestigen dat bepaalde waarden bijdragen en anderen niet. 8. Organization and competition Deze competitie moet in de breedst mogelijke wijze begrepen worden. Het is niet dat iedereen alleen maar in competitie zit, integendeel. Er is niets mis met coöperatie en organisatie, zolang deze organisaties maar gebaseerd zijn op vrijwillige participatie. Organisaties zijn ook altijd gericht op het bereiken van 1 doel, daarom dat een samenleving als geheel niet begrepen mag worden als 1 organisatie, wegens de grote diversiteit van doelen die men tracht te bereiken.
9. Rationalism and the limitations of reason De rationalist heeft een dilemma: het gebruik van de rede is gericht op controle en voorspelbaarheid, maar het sociale proces van de vooruitgang van de rede is gebaseerd op vrijheid en onvoorspelbaarheid. We moeten oppassen dat de opzettelijk georganiseerde krachten in een samenleving, de spontane, onvoorspelbare krachten niet vernietigen.
1 1
Hoofdstuk 3: The Common Sense of Progress 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
The disillusionment about progress Progress and improvement Progress and inequality Experiments in living International aspects Redistribution and the speed of progress Material progress and other values Civilization depens on contined progress
Korte samenvatting Vooruitgang kan maar gebeuren indien men de ruimte laat om te experimenteren, te verbeteren, te kopiëren, etc.
Overzicht van het hoofdstuk 1. The disillusionment about progress Kritiek op het concept van onvermijdelijke en logische vooruitgang is terecht, maar daaruit volgt niet dat er niet zoiets is als vooruitgang die wenselijk kan zijn en is. Door de snelheid van de vooruitgang, is er een argument te maken dat ons biologisch materiaal nog niet aangepast is aan de moderne tijd (en dus dus vele moderne zaken ons overkomen als onnatuurlijk en artificieel). 2. Progress and improvement Vooruitgang op het vlak van een samenleving is niet dezelfde als die op het individueel vlak. Ik maak vooruitgang als ik een bepaald doel beter/efficiënter/eenvoudiger bereik. Een samenleving maakt vooruitgang indien er een proces aanwezig is dat formatie en modificatie van het menselijk intellect verandert en verbetert. Vooruitgang is het steeds ontdekken van het ongekende; het beste dat we kunnen doen is deze evolutionaire krachten begrijpen. Vooruitgang zelf kan niet gepland worden. Vooruitgang gedefinieerd als het leren kennen van het nieuwe, zegt ons niets of we hier ook gelukkiger van worden. Mogelijk is dit niet het geval, maar is ook onkenbaar. 3. Progress and inequality Een progressieve samenleving kenmerkt zich door ongelijke vooruitgang. Dit is normaal, vermits het gaat om kennis- en kapitaalaccumulatie dat niet gelijk voor iedereen kan gebeuren over de gehele samenleving tegelijk. Nieuwe zaken kunnen maar toegankelijk voor de grote massa worden omdat ze eerst maar toegankelijk zijn voor een kleine elite. Het is niet alleen dat we geleidelijk aan we leren zaken goedkoper te maken
voor de grote massa, maar ook dat vanuit een betere positie we kunnen inschatten wat de volgende evolutie moet zijn in materiële welvaart. 4. Experiments in living In een progressieve samenleving is het dus zo dat de rijken enkel maar leven in een fase van de evolutie dat de rest nog niet bereikt heeft. Armoede is in zo'n samenleving eerder een relatief dan een absoluut concept. Vooruitgang zorgt er voor dat niet iedereen even snel vooruitgaat, maar wel dat iedereen vooruitgaat. Ook in een planeconomie zullen sommigen eerder van bepaalde voordelen genieten dan anderen, al is het maar om deze zaken uit te testen in het alledaagse leven. De bezwaren tegen grote ongelijkheid volgt uit de misconceptie dat zij maar meer hebben doordat ze anderen zaken hebben ontnomen. Dit zou waar zijn indien we denken in termen van een statische samenleving en niet in termen van een continue (maar ongelijke) groei over de gehele samenleving heen. Op de lange termijn bekeken is het voordelig dat sommigen voor zijn op anderen (in tegenstelling dan het bekijken dat sommigen achter zijn). 5. International aspects Samenlevingen en groepen die geen of minder vrijheid kennen, profiteren van de gevolgen en ontdekkingen in groepen en samenlevingen die wel vrijheid hebben. Ook op het internationale aspect is deze ongelijkheid belangrijk. Hier is het ook eenvoudiger om duidelijk aan te tonen waarom ongelijkheid niet per se slecht is, en zelfs positief kan zijn. Een egalitaire samenleving zou vooruitgang kunnen hebben, zolang er maar een vrije samenleving is om van te kunnen afkijken, maar deze vooruitgang zou in essentie parasitair zijn. 6. Redistribution and the speed of progress Dezelfde krachten die eerder oorzaak geven tot grote ongelijkheid, geven daarna ook oorzaak aan een grotere gelijkheid. Op korte termijn is het altijd mogelijk om middelen te nemen van de rijken en het geven aan de armen: maar zo'n herverdeling zal noodzakelijkerwijze de vooruitgang beperken en op de lange termijn zij die het slechtste af zijn eerder beperken. De meeste observators zullen erkennen dat in een arme samenleving het belangrijk is dat er productie is (en dat sommigen sneller vooruitkomen dan anderen) om vooruitgang te hebben, wordt dit fenomeen simpelweg vergeten als het gaat over meer geavanceerdere landen. 7. Material progress and other values Soms wordt vooruitgang verweten te 'materialistisch' te zijn of 'te snel' te gaan. Maar groter belang hechten aan niet-materiële zaken komt maar door het feit dat er een grotere materiële welvaart is. Vooruitgang kan altijd bepaalde levensstijlen bedreigen, vermits het bepaalde opties minder toegankelijk maakt. Het proces van aanpassing kan kostelijk zijn en niet iedereen wilt dit zomaar. Iedereen maakt deel uit van een proces waar hij niet zelf opzettelijk voor gekozen heeft. Maar het stopzetten van vooruitgang, betekent het stopzetten van de vooruitgang voor iedereen, ook voor de arme regionen van de samenleving. 8.
Civilization depens on contined progress 1 1
Totalitaire en vrije samenlevingen propaganderen allebei vooruitgang en welvaart voor hun bevolking. Daar waar de totalitaire samenleving claimt dat hij weet hoe hij dit moet bereiken, kunnen vrije samenlevingen alleen de principes uit hun verleden tonen om vooruitgang te claimen. De grote massa van de wereldbevolking raakt verleid door het beeld dat simpele herverdeling genoeg is om welvaart te vergaren. Echter: alleen vooruitgang als niet gepland proces kan er voor zorgen dat aan de wensen van de grote massa van de wereld wordt voldaan.
2 2
Hoofdstuk 4: Freedom, Reason and Tradition 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10.
The two traditions of freedom The evolutionary conception The growth of order The conflicting assumptions of the two approaches Custom and tradition The rule of morals Superstitions about superstition The moral and the 'social' Freedom as a moral principle The role of reason
Korte samenvatting Hayek onderschrijft de Britse, empirische traditie van vrijheid waarbij het idee van vrijheid geëvolueerd is over de tijd heen, gezamenlijk met de instituties waarbinnen deze vrijheid mogelijk is.
Overzicht van het hoofdstuk 1. The two traditions of freedom Hayek beargumenteert dat de instituties van vrijheid niet doelmatig gepland zijn, maar dat ze over de tijd heen geëvolueerd zijn. Het theoretiseren over vrijheid kent echter twee verschillende tradities: de Franse, speculatieve en rationalistische traditie enerzijds en de Britse, empirische en onsystematische traditie. Deze tweede is gebaseerd op het begrijpen van de spontaan ontstane tradities en instituties, terwijl de andere de bedoeling had om een utopie te creëren. 2. The evolutionary conception Beide tradities worden beschouwd als de voorlopers van het moderne liberalisme, maar ze hebben duidelijke en belangrijke verschillen tussen hun respectievelijke ideeën over evolutie en de rol van vrijheid in het functioneren van een sociale orde. Het verschil is veroorzaakt door hun methoden: een empirische in Engeland en een rationele in Frankrijk, waarbij Hayek zijn voorkeur duidelijk naar de empirische school gaat. De Britse filosofen vonden de oorsprong van instituties niet in het zorgvuldig ontwikkelen door enkelen, maar in het langzaam ontwikkelen en het overleven van het succesvolle. Een politieke orde is veel minder het gevolg van het doelbewust ordenen door sommigen dan algemeen aangenomen: het is eerder een proces van cumulatieve groei over de tijd heen. Het argument van deze denkers - zoals Adam Smith, David Hume en Adam Ferguson - is gericht tegen het Franse, Cartesiaanse idee dat er een onafhankelijke en voorafgaande menselijke geest was die deze (succesvolle) instituties heeft uitgevonden. 3 3
3. The growth of order Uit deze Britse traditie is de theorie voortgekomen die kon aantonen hoe complexe en geordende instituties konden ontstaan uit de handelingen tussen vele mensen, zonder dat er een doelbewust plan van enkelen nodig was. Het verbazingwekkende hier was dat voor de eerste keer dat er een orde mogelijke was die niet veroorzaakt was door een hoger wezen of door enkelen, maar een orde veroorzaakt door adaptatieve evolutie. 4. The conflicting assumptions of the two approaches Er zijn enkele belangrijke verschillen tussen de Franse en de Engelse traditie. De rationele traditie vooronderstelt dat de mensheid zowel de intellectuele als de morele capaciteiten had om de samenleving doelbewust te creëren. De empiristen hun idee was dat de beschaving het gevolg was van een trial en error proces: het was de som van alle opgedane ervaring over generaties heen. Niet alleen in expliciete kennis die duidelijk gecommuniceerd kan worden, maar ook impliciete kennis die zich maar toont in instituties. Het belang van deze instituties kunnen we proberen te begrijpen, maar die ook mensen hun doelen kunnen dienen zonder dat mensen ze per se begrijpen. De Schotse theoretici waren ook op de hoogte hoe dat de artificiele structuur van de beschaving afhankelijk was van instituties die de primitieve en gewelddadige instincten kan controleren. Hun standpunt was daarom geen naïef laissez-faire positie tegen alle vormen van wetten, maar een pleidooi voor goede instituties, waar we individuele poingen konden kanaliseren naar sociaal nuttige doeleinden.
5. Custom and Tradition Het grootste verschil is hun visie op de rol van tradities en de waarde van de gevolgen van onbedoelde groei doorheen de tijd. Volgens Hayek is de rationalistische benadering tegenstander van al die zaken die het gevolg zijn van vrijheid en datgene vrijheid zijn waarde geeft. Zij die menen dat nuttige instituties alleen maar het gevolg kunnen zijn van doelbewuste overpeinzingen en die niet kunnen inbeelden dat iets nuttig kan zijn tenzij het doelbewust gecreëerd is zijn bijna noodzakelijkerwijze vijanden van vrijheid. Voor de empirische-evolutionaire traditie, de waarde van vrijheid bevindt zich in de mogelijkheden die het heeft voor het laten groeien van het ongeplande en de functioneren van een vrije samenleving rust grotendeels op deze gegroeide instituties. Paradoxaal is het volgens Hayek waarschijnlijk waar dat een succesvolle vrije samenleving waarschijnlijk, in grote mate, een samenleving is die hevig steunt op tradities. Het centrale idee van deze nadruk op gegroeide instituties is niet de claim dat de historische voorgangers wijzer maken, maar wel dat de resultaten van experimentering over vele generaties heen meer ervaring belichaamd dan elk individueel persoon.
6.
The Rule of Morals
4 4
Er zijn conventies, regels en gewoonten van handelingen die zijn gegroeid samen met de beschaving, die zowel een gevolg als een voorwaarde zijn van vrijheid. Van deze, zijn de morele regels de belangrijkste. Het is mogelijk om met elkaar overeen te komen omdat doorgaans mensen van de samenleving zichzelf onbewust conformeren aan gedragspatronen en een regelmaat in hun gedrag vertonen. Deze regelmaat is doorgaans niet het gevolg van bevelen of dwang (of zelfs maar een bewust volgen van bepaalde regels), maar van geïnternaliseerde gewoonten en tradities. Dwang kan onvermijdbaar zijn indien deze gedragingen niet voldoende uniform bereikt wordt op vrijwillige basis. Zij die geen onderdeel zijn van de rationalistische school beseffen, en benadrukken, dat vrijheid nooit gewerkt heeft zonder diepe morele overtuigingen en dat dwang geminimaliseerd kan worden alleen daar waar individuen in het algemeen verwacht kunnen worden om vrijwillige bepaalde principes te respecteren. Regels moeten niet altijd met dwang afgedwongen worden. Niet alleen omdat dwang slecht is, maar ook omdat het wenselijk is om mensen de mogelijkheid te laten om af te wijken van de algemene regels. Om gelijkaardige redenen is het ook belangrijk dat sociale druk variable kan zijn. Het is immers de flexibiliteit van vrijwillige regels die graduele evolutie en spontane groei mogelijk maken. Ook al wordt het respecteren van deze regels over het algemeen als goed beschouwd, toch moet het mogelijk zijn om er van af te wijken indien individuen menen dat ze voldoende reden hebben omdat te doen. Het bestaan van individuen en groepen die tegelijkertijd lichtjes verschillende regels respecteren creërt de mogelijkheid voor het selecteren van de meest effectieve regels. Het is deze nadruk op gegroeide regels dat de rationalistische traditie niet begrijpt. We groeien altijd op in bepaalde samenlevingen met bepaalde instituties en alhoewel we altijd moeten proberen ze te verbeteren, kunnen we ze nooit helemaal opnieuw ontwerpen. We zijn noodzakelijkerwijze gedwongen om te leven binnen een kader van (morele) waarden en instituties die we niet zelf hebben ontworpen.
7. Superstitutions about superstition De rationalistische benadering benadert het bovenstaande met de term ‘bijgeloof’. Maar er is een verschil tussen (terecht) verzet tegenover denkbeelden waarvan aangetoond is dat ze vals zijn, en een verwerping van alles waarvan niet op wetenschappelijke wijze kan bewezen worden dat het waar of nuttig is. We zouden de fundamenten van vele vormen van succesvolle handelingen vernietigen als we ons zouden weerhouden van handelingen die het trial-en-error proces hebben overleefd, simpelweg omdat de reden waarom we zaken op die manier zouden doen niet is meegegeven. Dit is vooral bij morele regels, net zoals bij taal, belangrijk. We weten niet wat het nut is of de gevolgen zijn van alle morele regels waaraan we ons houden voor onszelf als individu of voor de gehele groep.
8. The moral and the ‘social’ Een voorbeeld van de groeiende, negatieve invloed van de rationalistische traditie is het vervangen van woorden zoals ‘moreel’ of ‘goed’ door ‘sociaal’. Een sociaal geweten staat in contrast met een gewoon geweten, waarbij het woord ‘sociaal’ dan betekent dat men rekening houdt met de specifieke gevolgen van een handeling en niet zuiver met de vraag of deze handeling algemene morele normen respecteert. 5 5
Dit betekent dat we alleen die handelingen zouden mogen stellen waarvan we weten dat het een ‘sociaal goed’ (algemeen belang) verbetert. Dit is vooral een geloof in de superieure krachten van individuele menselijke mogelijkheden en een disrespect voor de algemene, geëvolueerde regels waarvan alle gevolgen niet of moeilijk te voorspellen zijn. Mensen zijn echter niet in staat om al deze gevolgen te voorspellen. De rationalist negeert dat we het vertrouwen op abstracte regels het mechanisme is dat we hebben ontwikkeld om te kunnen omgaan met onze beperkte mogelijkheid om de complexiteit van de samenleving te begrijpen. Om rationeel te handelen is het soms nodig om onze handelingen te laten leiden door gewoonte en niet altijd door kritische reflectie. Dit is niet alleen zo in ons persoonlijk leven, maar ook als we omgaan met anderen. Het is onwaarschijnlijk dat individuen in staat zijn om rationeel betere regels te ontwikkelen dan degene die gegroeid zijn.
9. Freedom as a moral principle Niets van dit betekent dat alle morele overtuigingen die we hebben ook positief zijn. Groepen zijn in staat tot goede alswel als slechte overtuigingen en het is maar het uiteindelijke resultaat dat dit duidelijk maakt. De negatieve effecten van slechte overtuigingen kunnen geminimaliseerd worden wanneer er een vrije samenleving is die toelaat dat mensen andere regels volgen. Indien zo’n geval zouden negatieve tendensen zelf-corrigerend zijn, daar alleen de groepen geleid door de ‘onpraktische’ idealen verminderen en andere groepen zouden hun plek kunnen nemen. Dit kan echter alleen in een samenleving waar niet iedereen dezelfde idealen verplicht moet volgen, en waar het onmogelijk wordt gemaakt om het anders te doen. De belangrijke vraag is of dat het feit dat een meerderheid over een morele regel akkoord is, dit voldoende grond is om dit ook op te leggen aan een minderheid. Of zou deze macht moeten beperkt worden door algemene regels, i.e. dat specifieke wetgeving beperkt moet worden door algemene principes, net zoals de morele regels van een individu bepaalde handelingen verbieden, hoe goed de bedoelingen erachter ook mogen zijn. Het succes van individuele handelingen en collectieve beslissingen zijn allebei afhankelijk van het respecteren van meer algemene principes. De algemene principes voor collectieve handelingen kunnen alleen maar moeizaam ontstaan, wat een indicatie is van hun belang. Het meest belangrijke principe is het principe van individuele vrijheid, dat het beste beschouwd kan worden als een moreel principe van politieke actie. Net zoals alle morele principes, moet het beschouwd worden als een waarde op zichzelf, een principe dat gerespecteerd moet worden los van de gevolgen in specifieke gevallen. Het argument voor vrijheid is, uiteindelijk, een argument voor principes en tegen uitzonderingen of politiek opportunisme, wat, aldus Hayek, betekent dat alleen een rechter en niet een bewindvoerder dwang mag bevelen. Vrijheid kan alleen overleven als het aanvaard wordt als een dwingend principe waaraan alle particuliere wetgeving moet voldoen. 6 6
Waar dit niet het geval is, zal vrijheid hoogstwaarschijnlijk vernietigd worden door geleidzame aanpassingen. Immers: het is altijd mogelijk om bepaalde praktische voordelen te bepleiten indien vrijheid wordt opgeofferd, terwijl de voordelen van vrijheid onbekend en onzeker zijn.
1.
The role of reason Wat is nu de rol van menselijke intelligentie indien een vrije samenleving betekent dat we zoveel moeten weerhouden van doelbewuste controle en ons zoveel moeten aanvaarden van ongestructureerde en spontane groei? Ten eerste kan menselijk intelligentie een belangrijk rol spelen in het zoeken naar de limieten van menselijke intelligentie. Menselijke intelligentie is immers belangrijk, maar het is belangrijk om te beseffen dat het niet omnipotent is. Het doel was om menselijke intelligentie te verdedigen tegen zij die het willen misbruiken voor doeleinden waar het niet voor geschikt is. Een eerste voorwaarde voor het intelligent gebruik ervan is leren te begrijpen welke rol het speelt in het functioneren van een samenleving gebaseerd op cooperatie tussen vele individuen. En zelfs als we denken dat we het begrijpen, moeten we onthouden dat we verkeerd kunnen zijn. We moeten begrijpen dat onze pogingen om de samenleving te verbeteren, altijd maar gebeuren in een context die we niet volledig kunnen controleren. Wat we kunnen doen om de samenleving te verbeteren is om rekening te houden met de krachten die we niet begrijpen, eerder dan ze proberen tegen te werken. Niets van wat er gezegd is, is een argument tegen het gebruik van de rede, maar enkel tegen het gebruik van de rede dat vooronderstelt dat we de exclusieve en dwangmatige krachten van de overheid gebruiken. Het is geen argument tegen experimenteren, maar tegen exclusieve monopolistische macht om in een bepaald aspect van de samenleving beslissingen te nemen, macht die geen alternatief toelaat en een claim maakt op het bezitten van superieuze wijsheid.
7 7
Hoofdstuk 5: Responsibilty and freedom 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
The inseperability of freedom and responsibility Both discredited by doubt about 'freedom of the will' The function of assigning responsibility The responsible person The pursuit of individual aims Responsibility for one's own welfare Education for freedom The range of responsibility
Korte samenvatting We schrijven verantwoordelijkheid toe aan individuen omdat we verwachten dat we daardoor wenselijkere handelingen van die persoon zullen krijgen. Om verantwoordelijk in een vrije samenleving te leven moet men opgroeien in de wetenschap dat men verantwoordelijk geacht zal worden voor de eigen handelingen.
Overzicht van het hoofdstuk 1. The inseperability of freedom and responsibility Vrijheid betekent dat individuen de mogelijkheid tot keuze hebben, maar dat ze ook de verantwoordelijkheid ervan moeten dragen. Vrijheid en verantwoordelijk zijn onscheidbaar. De uitkomsten binnen een vrije samenleving zijn deels het gevolg van geluk, maar het dwingt mensen om aandacht te geven aan die omstandigheden die hij zelf kan controleren. Er is een vooronderstelling dat vermits een individu het beste zijn eigen omstandigheden kent, de uitkomst van zijn keuzes ook deels door hem wordt bepaald. Het geloof in verantwoordelijkheid is samen met het geloof in vrijheid verminderd. Verantwoordelijkheid is een onpopulair concept geworden, vooral omdat mensen geleerd worden dat alleen de omstandigheden waar mensen geen controle over hebben van tel zijn. De mogelijkheid om je eigen leven op te bouwen is geen eenvoudige taak waardoor veel mensen bang zijn van vrijheid.
2. Both discredited by doubt about ‘freedom of the will’ Hayek vindt het verminderen in het respect voor individuele vrijheid en verantwoordelijkheid in het misbegrijpen van de wetenschappelijke inzichten. Vroeger geloofde men het (onduidelijke) ‘vrijheid van de wil’, maar nu is er een toenemend geloof in dat alle natuurlijke fenomenen uniek gedetermineerd zijn. Het idee dat de menselijke geest dezelfde uniforme wetten volgt, lijken de rol van individuele persoonlijkheid te elimineren. Recentelijk wordt het idee van universeel determinisme achter ons gelaten.
8 8
Het lijkt alsof de bewering dat de wil vrij is weinig betekenis heeft, vermits het ontkennen ervan weinig betekenis heeft. De verwarring is duidelijk wanneer we de conclusies van de beide posities bekijken. De deterministen menen dat vermits alles gedetermineerd is, er geen enkele rechtvaardiging is om mensen verantwoordelijk te houden. Zij die wel geloven in de vrije wil menen dat er in elke mens een handelende actor is die verantwoordelijkheid draagt. Deze laatste zijn voor praktische doeleinden meer correct, terwijl de deterministen gewoon verward zijn. Echter: voor beide gevallen volgen de implicaties niet uit de premissen. Het concept van verantwoordelijkheid steunt op op een deterministisch standpunt, terwijl het creëren van een metafysische ‘zelf’ die buiten de oorzaak-gevolg keten staat volledig uitgezonderd kan worden van verantwoordelijkheid.
3. The function of assigning responsibility Niemand ontkent dat er zoiets als een persoon dat we kunnen beïnvloeden door middel van educatie, overtuiging, goedkeuring of afkeuring. De relevante vraag is: wat is de waarschijnlijkheid dat bepaalde mensen in bepaalde omstandigheden beïnvloed kunnen worden in een wenselijke richting door de kennis dat een bepaalde handeling de mening van anderen over hen zal stijgen. Het belang van verantwoordelijkheid te geven aan mensen is om te zorgen dat hij iemand anders is wat hij in de afwezigheid van die verantwoordelijkheid zou zijn. Indien een persoon de mogelijkheid had om een andere handeling of keuze te maken, kunnen we hem verantwoordelijk stellen, om te zorgen dat hij handelingen stelt die hij niet gedaan zou hebben indien hij niet geloofde dat hij die verantwoordelijkheid had. De relevante vragen zijn: is de persoon, waarop we de verantwoordelijk plaatsen, in staat om met ‘normale redenen’ (redenen die een redelijk persoon kunnen overtuingen) te overtuigen en of in een gegeven situatie die persoon door dat soort overwegingen beinvloed kan worden? Indien mensen verantwoordelijk gesteld worden voor hun daden, is de kans groot dat ze daardoor eerder wenselijke zaken doen. We hebben in ieder geval doorgaans niet de kennis om tegen deze vooronderstelling te pleiten. Het probleem is: hoe kunnen we zorgen dat bepaalde overwegingen zo effectief mogelijk gemaakt worden bij het kiezen van een handeling. Dit impliceert dat we mensen moeten prijzen of veroordelen, onafhankelijk van of dit echt een verschil zou gemaakt hebben op hun handeling. Immers: in specifieke gevallen zullen we het nooit zeker weten, maar in het algemeen zal hierdoor handelingen in wenselijke richting gestuurd worden. Het grote belang van verantwoordelijkheid in de sociale orde is dat het de vrije handelingen van individuen leidt. Een vrije samenleving vraagt waarschijnlijk meer dan enig andere samenleving een zin van verantwoordelijkheid die verder dan de juridische verplichtingen gaat.
4. The responsible person De rechtvaardiging voor het toewijzen van verantwoordelijkheid is dus het vooronderstelde positieve effect op toekomstige handelingen. Het doel is om mensen te leren waarmee ze rekening moeten 9 9
houden in gelijkaardige omstandigheden. We laten mensen vrij omdat ze in het algemeen in de beste positie zijn om de omstandigheden van hun handelingen te kennen. Het vooronderstelt dat mensen een minimum aan rationaliteit hebben en daardoor dus rationelere en minder rationele keuzes kunnen maken. Het vooronderstelt dat mensen kunnen bijleren. De kritiek dat rationaliteit, beschouwd als coherentie en consistentie in de handelingen, maar weinig belang speelt in het bepalen wat mensen doen, is weinig van tel, omdat de bedoeling is om de rationaliteit die mensen hebben proberen te maximaliseren. Dit argument impliceert dat vrijheid er maar kan zijn voor zij die verantwoordelijk gesteld kunnen worden. Het is niet van toepassing voor kinderen, idioten en gekken. Het vooronderstelt dat een persoon uit ervaring kan leren en zijn handelingen kan aanpassen. Het is niet van toepassing op zij die nog niet genoeg geleerd hebben of niet capabel zijn om te leren.
5. The pursuit of individual aims De mogelijkheid om eigen doeleinden na te streven is belangrijk zowel voor altruïstische als meer egoïstische mensen. Het is onderdeel van de normale natuur van de mens om het lot van anderen aan te trekken, zoals vrienden en familie. Het is een essentieel onderdeel van vrijheid om te kiezen van welke mensen we wiens lot we aantrekken. Algemeen altruïsme is echter een leeg concept. Niemand kan zorgen voor mensen in het algemeen: de verantwoordelijkheden die we hebben en die we kunnen uitvoeren zijn altijd particulier en kan alleen maar effectief uitgevoerd worden ten opzichte van die mensen waar we concrete kennis over hebben. Het is een fundamenteel recht van een vrij individu om te kunnen kiezen wiens en welke behoeften hij belangrijk vindt. Geloven in vrijheid betekent dat we andere mensen hun waardeoordelen kunnen beoordelen, maar impliceet ook dat we niet het recht hebben om te voorkomen welke doelen er worden nagestreefd door anderen, zolang dat streven de beschermde sfeer van anderen niet schendt. Een samenleving die niet erkent dat elk individu zijn eigen waarden heeft waar hij recht op heeft om na te streven is een samenleving die geen respect kan hebben voor het individu. Morele waarde is waardeloos zonder keuze: we kunnen mensen maar moreel inschatten als ze vrijwillig kiezen om bepaalde keuzes wel of niet te maken. De vrijheid om te handelen impliceert de vrijheid om verkeerd te handelen in de ogen van anderen. De voornaamste reden dat we verantwoordelijk geacht moeten worden voor onze handelingen is omdat het onze aandacht zal leiden naar die zaken waar we invloed op kunnen uitoefenen. The belangrijkste functie van individuele verantwoordelijkheid is dat het zorgt dat we onze eigen kennis en capaciteiten gebruiken om onze doelen te bereiken.
6. Responsibility for one’s own welfare De last gepaard met keuze die vrijheid impliceert is een bron van onvrede. Veel meer dan vroeger is het succes van een man afhankelijk van de mate waarin hij bruikbare capaciteiten kan vertalen in correct gebruik. In een minder complexe samenleving is het eenvoudiger om manieren te vinden om je 10 1 0
mogelijkheden nuttig te gebruiken, maar hoe complexer alles wordt, hoe moeilijker dat het wordt om een plek te vinden waar je nuttig kan zijn. In een vrije samenleving kan niemand anderen dwingen om zijn capaciteiten nuttig te gebruiken, en dit is misschien wel een van de grootste kritieken gericht naar een vrije samenleving. Immers: het is mogelijk dat iemand zijn capaciteiten worden verprutst, terwijl ze anderen tot nut zouden kunnen zijn. De noozakelijkheid om iets te zoeken waar je nuttig kan zoeken is een van de moeilijkste verantwoordelijkheden die een vrije samenleving ons oplegt. Het is echter onlosmaakelijk verbonden met vrijheid omdat niemand kan garanderen dat je capaciteiten nuttig gebruikt kan worden, tenzij door dwang te gebruiken op anderen. Het is belangrijk dat in een vrije samenleving de beloning van een individu niet afhankelijk is van de capaciteiten die iemand abstract heeft, maar de mate waarin hij die capaciteiten vertaalt in nuttige diensten voor anderen die hem kunnen reciprociceren. Het belangrijkste doel van vrijheid is om zowel de mogelijkheid als de incentive te creëren om maximaal gebruik te maken van de kennis die een individu kan vergaren. Wat een individu uniek maakt is niet zijn generische, maar zijn concrete kennis, zijn kennis van particuler omstandigheden en voorwaarden.
7. Education for freedom Het is duidelijk dat de mogelijkheid om je eigen capaciteiten te vertalen in nuttig werk is een van de grootste contributies die een individu voor de samenleving kan doen. Het is door het maximaliseren van de mogelijkheden voor individuen om hun capaciteiten nuttig te gebruiken dat een vrije samenleving zoveel welvarender kan worden dan anderen. Het succesvol gebruiken van een individu zijn ondernemende capaciteiten (en, in het ontdekken van het beste gebruik van onze capaciteiten zijn we allemaal ondernemers) is een van de hoogst gewaardeerde activiteiten in een samenleving. Iedereen die het aan anderen overlaat om een nuttig gebruik voor zijn capaciteiten te vinden zal het doorgaans met een lagere beloning moeten doen. Het is belangrijk te onthouden dat we mensen niet opleiden voor een vrije samenleving wanneer we ze opleiden als technisch geschoolden die verwachten dat ze ‘gebruikt’ gaan worden, maar zelf geen mogelijkheid hebben om een eigen niche te vinden, en het beschouwen als iemand anders zijn verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat hun skills nuttig gebruikt worden. Hoe goed iemand ook is in een bepaalde taak, de waarde van zijn diensten is noodzakelijkerwijze laag tenzij hij ook de mogelijkheid heeft om zijn capaciteiten bekend te maken bij zij die er het grootste nut uit kunnen halen. In een vrije samenleving is het het gebruik van particuliere mogelijkheden dat bepaalt hoe nuttig iets is, en we moeten onze opleidingen en onze persoonlijke ethos daaraan aanpassen. We worden niet vergoed voor onze capaciteiten, maar voor het nuttig gebruik ervan. Het is waar dat het nooit mogelijk is om te bepalen welk deel van een succesvolle carriere is door superieure kennis, capaciteiten of inzet en welk deel door geluk, maar dit mag ons niet afleiden van het belang om het voor iedereen de moeite waard te maken om te proberen de juiste keuze te maken. In een vrije samenleving garandeert iemand zijn talenten nooit een bepaald uitkomst. Het enige dat een vrije samenleving kan aanbieden is de mogelijkheid om een gepaste positie te zoeken, met alle risico’s en onzekerheid die daarmee verbonden is.
11 1 1
Het heeft geen zin te ontkennen dat mensen in een vrije samenleving door deze verantwoordelijkheid onder druk worden gezet. Maar het is een illusie dat in een andere soort van samenleving we deze druk kunnen vermijden, vermits het alternatief van deze druk is de veel onrechtvaardigere druk van bevelen die men moet gehoorzamen. Het wordt vaak gezegd dat het geloof in eigen verantwoordelijkheid alleen iets is waar succesvolle mensen in geloven. De suggestie dat alleen succesvolle mensen dit denken omdat ze succesvol waren is daarbij onaanvaardbaar, maar het zou ook omgekeerd kunnen: mensen die succesvol zijn, zijn eerder mensen die geloven dat het hun eigen verantwoordelijkheid is om succes te maken. Het idee dat alles wat iemand bereikt uitsluitend is door eigen capaciteiten en intelligentie is waarschijnlijk grotendeels verkeerd, maar dit idee zou wel eens kunnen zorgen voor positieve effecten op iemand zijn energie en zijn neiging om risico’s te nemen. Zelfs als de verwaande trots van de succesvollen vaak irritant en beledigend is, het geloof dat succes volledig afhankelijk is van de eigen handelingen is waarschijnlijk een heel nuttig pragmatisch incentive om mensen te leiden naar succesvolle handelingen, daar waar iemand die zich eerder bezighoudt met anderen of bepaalde omstandigheden te verwijten eerder ontevreden en ineffectief zal worden.
8. The range of possibility In moderne tijden is het idee van verantwoordelijkheid op twee manieren onder druk te komen staan: enerzijds door te veel verantwoordelijkheid aan het individu te geven en anderzijds door te weinig verantwoordelijk aan het individu te geven. Het nut van verantwoordelijkheid toe schrijven aan het individu is om zijn handelingen te beinvloeden. Daarom kan verantwoordelijkheid alleen maar toegeschreven worden aan de effecten van zijn handelingen die hij redelijkerwijze kan voorzien en alleen maar in de mate dat we redelijkerwijze kunnen wensen dat hij in rekenschap neemt in normale omstandigheden. Verantwoordelijkheid kan maar effectief zijn als het duidelijk en afgebakend is en aangepast aan de emotionele en intellectuele limieten van menselijke mogelijkheden. Het is even destructief om mensen aan te leren dat ze voor niets verantwoordelijk zijn, als aan te leren dat ze voor alles verantwoordelijk zijn. Verantwoordelijkheid kan alleen maar individuele verantwoordelijkheid zijn. In een vrije samenleving kan geen collectieve verantwoordelijkheid zijn, tenzij als mensen door gezamelijke actie zichzelf allemaal samen verantwoordelijk voor iets gemaakt hebben. Als iedereen verantwoordelijk is voor iets, zonder duidelijk aangewezen verplichtingen, is het effect hetzelfde dan als niemand ervoor verantwoordelijk is. Moderne ontwikkelingen, zoals de stad, hebben veel van gevoelens voor verantwoordelijkheid voor lokale bezorgdheden, die vroeger leiden tot positieve en spontane gezamelijke actie, vernietigd. De essentiele voorwaarde voor verantwoordelijkheid is dat het gaat over omstandigheden waar een individu over kan oordelen, over problemen die een individu kan overzien en over oplossingen die een individue de zijne kan noemen. 12 1 2
Zulk een toestand kan nauwelijks toepasbaar geacht worden in de anonieme massa in een industriële stad. Niet langer is het individu een onderdeel van een kleine gemeenschap met wie hij nauw verwant is. Dit heeft een grotere mate van onafhankelijkheid tot gevolg, maar ook een vermindering van de zekerheid van persoonlijke banden. De grotere vraag voor bescherming en veiligheid van de staat van de onpersoonlijke macht van de staat is ongetwijfeld een gevolg van het verdwijnen van deze kleinere gemeenschappen en het gevoel van isolement dat een individu heeft nu hij niet langer kan rekenen op persoonlijke interesse en assistentie van andere leden in een lokale groep. Hoezeer we dit ook betreuren, we kunnen niet verwachten dat deze zin van verantwoordelijkheid voor het bekende kan vervangen door een vergelijkbaar gevoel voor het verre en het in theoretisch bekende. Alhoewel we doorgaans een oprechte bezorgdheid kunnen voelen voor onze buren en naasten, we kunnen niet op gelijkaardige wijze voelen voor de duizenden en miljoenen mensen die pech hebben waarvan we weten dat ze bestaan, maar waarvan de particuliere omstandigheden niet kennen. We kunnen geemotioneerd zijn door verhalen over het ongeluk dat mensen hebben, we kunnen abstracte kennis van het aantal mensen die lijden, niet onze alledaagse beslissingen laten bepalen. Als we nuttige en effective handelingen willen stellen, onze doeleinden moeten gelimiteerd zijn, aangepast aan onze capaciteiten. Om constant herinnerd te worden aan onze ‘sociale’ verantwoordelijkheden voor alle behoeftigen in de wereld, moet het effect hebben om ons op termijn indifferent te maken ten aanzien van het verschil van de verplichtingen die onze handelingen vereisen en zij waaraan we niets kunnen doen verdwijnen. Om effectief te zijn moet verantwoordelijkheid beperkt worden om het individu de mogelijkheid te geven om te vertrouwen op zijn eigen concrete kennis in het bepalen van het belang van verschillende taken, om zijn eigen morele principes toe te passen aan omstandigheden die hij kent en om kwaad op vrijwillige wijze te minimaliseren.
13 1 3
Hoofdstuk 6: Equality, Value, and Merit • • • • • • • • •
Equal treatment and making equal The importance of individual differences Nature and nurture The family and inheritance Equality of opportunity The conflict between merit and value The consequences of distribution according to merit Freedom and distributive justice Claims based on membership of particular community
Korte samenvatting In een samenleving waar ongelijke mensen gelijk behandeld worden (door de overheid) zullen er verschillende uitkomsten zijn. Dit is het enige te verdedigen overheidsbeleid wegens de epistemische moeilijkheid met het creëren van gelijkheid (zelfs gelijkheid van kansen) en het gevaar van de politieke macht van zo’n overheid die dat kan.
Overzicht van het hoofdstuk 1. Equal treatment and making equal Het doel van een vrije samenleving is gelijkheid voor het recht. Dit is de enige gelijkheid die bijdraagt aan vrijheid: alle andere vormen van gelijkheid vernietigen vrijheid. Deze gelijkheid voor het recht zal ongelijkheden veroorzaken op veel verschillende manieren. Dit is deel van het argument: als individuele vrijheid niet zou demonstreren dat sommige levensstijlen succesvoller zijn dan anderen dan zou een groot deel van het argument voor vrijheid verdwijnen. Het argument voor gelijkheid voor het recht en de eis van gelijke behandeling voor nationale of raciale minderheden is niét dat mensen gelijk zijn. Als dat het argument zou zijn, dan wordt impliciet toegegeven dat als mensen niet gelijk zijn ze ook ongelijk behandeld mogen worden. Ongelijkheid tussen mensen is geen voldoende rechtvaardiging voor ongelijke behandeling.
2. The importance of individual differences Een van de belangrijkste kenmerken van de menselijke soort zijn de enorme verschillen tussen individuele capaciteiten en mogelijkheden. Als we het ideaal van gelijkheid voor het recht willen begrijpen, moeten we het geloof in feitelijke gelijkheid achter ons laten. Vermits mensen verschillen, zal een gelijke behandeling ook verschillende uitkomsten hebben. Gelijkheid voor het recht en materiële gelijkheid zijn daarom in direct conflict met elkaar. De staat moet dwang gebruiken voor allerlei redenen, maar ze moet altijd alle mensen gelijk behandelen en de wens om mensen gelijk te maken in hun materiële conditie is geen rechtvaardiging voor discriminerende dwang. Het probleem is niet met gelijkheid op zich, maar dat het een vaak gebruikt motief is voor mensen die een bepaald voorafbepaalde verdeling van goederen op de maatschappij willen opleggen. Onze afkeur 14 1 4
gaat uit naar alle pogingen om een bepaald gekozen verdeling op te leggen, of het nu een gelijke of ongelijke verdeling is. Het afkeuren van het gebruik van dwang om dit doel te bereiken is geen directe verwerping van het doel op zich. Enkel: als we een vrije samenleving wensen te behouden, dan moeten we erkennen dat de wenselijkheid van een bepaald doel geen voldoende rechtvaardiging is voor het gebruik van dwang. Er is ook geen enkele reden waarom de wijdverspreide gevoelens voor meer sociale gelijkheid niet een beetje een rol mag spelen op beleidsvoorstellen. Waar er een legitieme reden is voor overheidsinterventie en waar we kunnen kiezen tussen verschillende manieren om het probleem op te lossen, dan kan de manier zijn die ongelijkheid vermindert wel degene zijn die de voorkeur krijgt.
3. Nature and nurture Dit pleidooi is gebaseerd op twee basis punten. De eerste is dat er een zekere gelijkaardigheid is in alle mensen: geen enkel individu of group heeft de capaciteit om met zekerheid te bepalen wat alle mogelijkheden zijn van alle mnensen en we zouden nooit iemand mogen betrouwen om zo’n capaciteit uit te oefenen. Het tweede punt is dat elke bijkomende vaardigheid die verworven wordt door een lid van een gemeenschap altijd moet beschouwd worden als winst voor de gehele gemeenschap. Uiteraard is het mogelijkheid dat bepaalde mensen slechter af zijn door een superieure concurrent, maar de bijkomende vaardigheden zijn waarschijnlijk een grote meerderheid tot nut. Dit impliceert dat de wenselijkheid van bijkomende vaardigheden niet afhankelijk is van of dat anderen hetzelfde kunnen. Egalitaristen menen dat mensen voor zowel de voordelen die mensen ‘van nature’ als ‘door hun omstandigheden’ hebben, ze geen moreel krediet kunnen krijgen. De belangrijke vraag is echter of er hieruit een argument te halen valt om de instituties van een samenleving te veranderen om deze voordelen ‘door de omstandigheden’ te elemineren? Het feit dat sommige voordelen voortkomen uit bepaalde menselijke keuzes betekent niet noodzakelijk dat we deze voordelen aan iedereen kunnen geven of dat anderen deze mogelijkheden niet hebben omdat sommigen ze wel hebben. Familie, educatie en erfenissen zijn hier een voorbeeld van en de ongelijkheid die ze veroorzaken is een bron van kritiek. Er is een vreemd contrast tussen het respect dat mensen hebben voor het gezin en hun afkeur van het feit dat geboren worden in bepaalde gezinnen een persoon bepaalde voordelen zouden (kunnen) geven. Indien mensen bepaalde voordelen halen uit de biologische lotterij, dan lijkt het voor velen ok, maar dezelfde kwaliteiten worden verdacht indien ze aangeleerd worden binnenin een gezin. Het is echter moeilijk om in te zien waarom dit verschil in oordeel er is. De waarde die mensen doorgaans aan het gezin hechten komt voort uit het feit dat ouders, in het algemeen, beter zijn om kinderen voor te bereiden op een leven dan anderen. Dit betekent niet alleen dat de voordelen enkel binnen een bepaald gezin naar voor zullen komen, maar ook geaccumuleerd kunnen worden over enkele generaties. Welke reden kan er zijn om te denken dat voordelen minder voordelig zijn als ze uit een familie achtergrond komen dan vanuit de natuur?
15 1 5
Er zijn goede redenen om te denken dat bepaalde voordelen over generaties heen geaccumuleerd worden. Dit betekent enkel dat er bepaalde delen zijn van het cultureel erfgoed van een samenleving die overgedragen worden door het gezin. Onderdeel zijn van een bepaald gezin is een onderdeel van de individuele verantwoordelijkheid, dat een samenleving bestaat uit zowel gezinnen als individuen en dat de transmissie van dit erfgoed van de samenleving binnenin het gezin een belangrijk middel is om betere zaken te bereiken.
4. The family and inheritance De overdracht van normen, voorkeuren en kennis binnenin een familie is waarschijnlijk deels gebaseerd op een overdracht van een bepaald welvaartsniveau. Het is waar dat ‘rijk geboren’ worden bepaalde voordelen oplevert, maar net zoals intelligentie of betere morele waarden voordelen oplevert, zijn deze voordelen waarschijnlijk ook goed voor de hele samenleving. De functie van het gezin om bepaalde standaarden en tradities over te dragen is nauw verbonden met het overdragen van een bepaalde materiele standaard. Een bijkomstig argument is dat als we optimaal gebruik willen maken van de natuurlijke voorkeur van ouders voor hun eigen kinderen dan is waarschijnlijk het overdragen van de eigendom het goedkoopste vanuit een sociaal perspectief. Een alternatieve methode zou zijn om die kinderen goedbetaalde posten te geven in bijvoorbeeld het familiebedrijf, maar indien het kind er niet gekwalificeerd voor is, zal dit alleen maar tot sociale verliezen leiden.
5. Equality of opportunity Het idee dat sommigen een beter onderwijs kunnen krijgen dan anderen door de rijkdom van hun ouders is een andere potentiele bron van ongelijkheid. Echter: gedwongen gelijkheid hier kan er nauwelijks voor zorgen dat sommigen geen beter onderwijs krijgen dan anderen, een voordeel dat maar sommigen kunnen hebben en waar er geen individuele merite aan vooraf gaat. Dit probleem kan niet voldoende opgelost worden door de exclusieve en dwangmatige macht van de staat. Historisch de klassiek liberale strijd was om alle obstakles ontworpen door mensen te verwijderen die ervoor zorgden dat mensen met talenten niet vooruit konden geraken in het leven. Het idee was niet dat iedereen dezelfde positie moest kunnen bereiken, maar dat er gelijke voorwaarden moesten zijn. Dat de resultaten gingen verschillen, deels omwille van natuurlijke verschillen tussen mensen en deels omdat de overheid maar slechts een heel klein aantal factoren kan bepalen werd als evident beschouwd. Het idee dat iedereen toegelaten moet worden om te proberen werd vervangen door het idee dat iedereen een gelijke start moest hebben en dezelfde potentiele uitkomsten. Dit impliceert dat de overheid, in plaats van dezelfde omstandigheden voor iedereen, moet zorgen dat alle relevante omstandigheden voor elk individu zo aangepast zijn dat iedereen dezelfde mogelijke uitkomsten heeft als al de rest. De rechtvaardiging hiervoor is vaak de ontevredenheid die succesvolle mensen veroorzaken in minder succesvolle mensen, maar deze jaloezie is, zoals Mill het zei, ‘het meest anti-sociale en kwaardaardige van alle passies’. Jaloezie is geen bron van ontevredenheid die een vrije samenleving kan weghalen zonder de voorwaarden van zo een vrije samenleving onderuit te halen.
16 1 6
6. The conflict between merit and value In een vrije samenleving zal de materiele welvaart niet naar zij gaan die het meest morele verdienste hebben, maar naar die mensen die de meest welvaart produceren. In een vrije samenleving is het noch wenselijk noch praktisch dat materiele beloningen in het algemeen zouden gaan naar wat we herkennen als morele verdienste. Het is een karaktertrek van een vrije samenleving dat een individu zijn positie niet afhankelijk is van het oordeel dat anderen hebben over zijn morele verdienste. Beloning volgens morele verdienste moet in de praktijk betekenen beloning volgens de verdienste waar we weet van hebben, verdienste die andere mensen kunnen herkennen en het eens over kunnen zijn dat het een verdienste is. Kenbare verdienste vooronderstelt dat we kunnen oordelen of dat wat een man heeft gedaan in overeenstemming is met algemene regels van handelingen. Indien een man hard gewerkt heeft, dan zijn we geneigd te vinden dat hij toch een beloning moet krijgen en indien een man geluk heeft gehad, zijn we geneigd te vinden dat hij weinig verdient. We zouden misschien willen dat we in staat zijn om dit verschil altijd te maken, maar we kunnen dat slechts heel weinig, met een lage graad van zekerheid. Het is alleen mogelijk waar we alle kennis hebben die de handelende persoon ook had, inclusief een kennis van zijn capaciteiten, vertrouwen, energie en doorzettingsvermogen. Een beoordeling op basis van morele verdienste vooronderstelt dat we kunnen oordelen of dat mensen hun mogelijkheden gebruikt hebben zoals ze zouden gebruikt moeten hebben en het vooronderstelt dat we kunnen oordelen hoeveel van hun prestatie is door geluk en hoeveel door eigen inbreng.
7. Principles of remuneration and freedom of choice De onverenigbaard van een distributie volgens verdienste en vrijheid is het meest duidelijk in die delen van de samenleving met een hoge onzekerheid over de uitkomst en inschattingen van verschillende bijdragen moeilijk. In speculatieve domeinen zoals ‘onderzoek’ en ‘ontdekkingen’ of in de economische activiteiten zoals ‘speculatie’, kunnen we niet verwachten dat we de beste mensen kunnen aantrekken tenzij als we de succesvolle alle krediet of winst geven, ook al hebben niet-succesvolle misschien even hard gewerkt. Toelaten dat iemand kan bepalen hoe de uiteindelijke verdeling van goederen zal lopen is ontnemen dat mensen geneigd zullen zijn om zich in te zetten voor datgene dat anderen waardevol zullen achten indien het bereikt wordt. We willen niet dat mensen een maximum aan verdienste hebben, maar dat ze een maximum aan ‘nuttigheid’ hebben voor een minium aan opoffering (en daardoor een minimum aan verdienste). Het is niet alleen onmogelijk om iedereen zijn verdienste correct te belonen, maar het is ook niet wenselijk dat mensen voornamelijk bezig zijn met verdienste te maximaliseren. De prijzen die een vrije samenleving te bieden heeft voor het succesvol dienen van anderen zorgt ervoor dat mensen geneigd zijn waarde voor anderen te creëren. Echter: dezelfde prijzen zullen gaan naar zij die hetzelfde product leveren, los van hoeveel verdienste er achter zit.
8.
The consequences of distribution according to merit 17 1 7
Het idee dat mensen niet meer beloond zouden moeten worden dan hun moeite en opoffering is gebaseerd op een enorme vooronderstelling. Het vooronderstelt dat we in staat zijn om te oordelen in elk individueel geval hoe goed mensen zijn omgegaan met hun mogelijkheden en talenten en hoe meritocratisch hun bijdragen zijn in het licht van alle omstandigheden waarin ze deze bijdragen hebben gedaan. Het vooronderstelt datgene wat een argument voor vrijheid expliciet verwerpt: dat we kunnen en zullen weten alles wat een persoon drijft in zijn handelingen. Een samenleving waarin de positie van een individu afhankelijk is van zijn morele verdienste is het omgekeerde van een vrije samenleving: het is een samenleving waar mensen hun plicht beloond wordt en niet hun succesvolle bijdrage, waar een individu zijn handelingen is geleid door wat anderen vinden hij behoort te doen en waar we dus geen verantwoordelijkheid of risico’s meer hebben. Maar als niemand zijn kennis voldoende is om alle menselijke handelingen te begeleiden, dan is er ook geen mens capable om iedereen te belonen volgens verdienste. Een vrij man impliceert dat hij niet afhankelijk is van wat anderen vinden over zijn verdienste, maar uitsluitend op wat hij hen te bieden heeft.
9. Freedom and distributive justice Het concept ‘rechtvaardigheid’ moet beperkt worden tot de doelbewuste handelingen van de ene persoon ten opzichte van de andere. Rechtvaardigheid gaat over de intentionele bepaling van de omstandigheden van andere mensen. In zoverre dat we willen dat mensen hun eigen kennis en inschattingen gebruiken om hun handelingen te stellen, zullen de uitkomsten van hun handelingen onvoorspelbaar zijn. Daarom is de vraag naar de rechtvaardigheid van de uiteindelijke verdeling van goederen betekenisloos. Rechtvaardigheid vereist dat de omstandigheden onder overheidscontrole gelijk zijn voor iedereen, maar gelijkheid van omstandigheden leidt tot ongelijkheid van resultaten. Noch de gelijke verdeling van particuliere publieke goederen, noch de gelijke behandeling van verschillende partners in vrijwillige interacties zal voor een beloning zorgen proportioneel aan morele verdienste. Beloningen voor verdienste is beloning voor het gehoorzamen van de wensen van anderen, geen compensatie voor de voordelen die we veroorzaakt hebben aan anderen. Indien we aanvaarden dat de overheid inkomensschalen mag herverdelen op basis van morele verdienste. Het trachten te analyseren welk onderdeel van iemand zijn inkomen ‘echt’ is verdiend en welk niet zal de staat dwingen een principe te proberen te handhaven dat het niet kan handhaven.
10. Claims based on membership of particular community Het laatste argument is dat lidmaatschap van een bepaalde gemeenschap of land een individu een recht geeft op een bepaalde materiele standaard dat is bepaald door de algemene welvaart van de groep waar hij een onderdeel van is. Deze eis is in scherp contrast met de eis dat de verdeling zou gebaseerd moeten zijn op morele verdienste. Er is immers geen verdienste om op een bepaalde plek of in een bepaalde gemeenschap
18 1 8
geboren te worden. Een relatief rijke gemeenschap geeft echter al regelmatig voordelen aan zij die daarin geboren zijn die niet toegankelijk zijn voor mensen die in arme gemeenschappen geboren zijn. Er is geen duidelijke reden waarom de gemeenschappelijke moeite van de leden van een groep om een orderlijke samenleving te bewaren en de organisatie van bepaalde zaken ook de leden van die gemeenschap een particuliere claim zou geven op de welvaart gecreëerd. Zulke claims zijn vooral heel moeilijk te rechtvaardigen indien ze niet ook toegekend worden aan mensen die niet uit deze gemeenschap zijn. De erkenning van zo een recht creëert een collective eigendomsrecht in de middelen van het land dat niet gerechtvaardigd kan worden op gelijkaardige basis als individuele eigendom. Weinig mensen zouden zo een claim erkennen op wereldschaal en simpelweg dat binnenin een land een meerderheid dit zou kunnen bereiken maakt het niet gerechtvaardigd. Er zijn goede redenen waarom we de politieke organisatie die we hebben zouden kunnen gebruiken voor een minimale provisie voor de zwakkeren. Het niveau van deze zorg zal afhankelijk zijn van de algemene welvaart in de samenleving. Het is echter volledig iets anders om te zeggen dat de armen een claim hebben op een deel van de welvaart van de rijken gewoon omdat ze onderdeel zijn van dezelfde groep. Het feit dat alle burgers belang hebben bij de algemene provisie van bepaalde diensten is geen rechtvaardiging dat iemand een claim heeft op een deel van de totale welvaart. Landen zullen meer en meer exclusief worden naarmate dat deze laatste visie meer en meer wordt aanvaard. In plaats van mensen toe te laten tot de voordelen die het land kan bieden, zal een land proberen om deze mensen buiten te houden want, indien toegelaten, zullen zij ook snel een claim maken op een deel van de totale welvaart.
19 1 9
Hoofdstuk 7: Majority Rule
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Liberalism and democracy Democracy a means, not an end Popular sovereignty The justification of democracy The process of the formation of opinion The need for principles and the danger of drift The rule of ideas The duties of the political philosopher The conditions of preserving democracy
Korte samenvatting Democratie heeft haar rol indien er bepaalde beslissingen gelijk moeten zijn voor de gehele bevolking, maar een ongelimiteerde democratie is uiterst gevaarlijk. De rol van democratie is het controleren van de overheid wat in dat laatste geval niet meer mogelijk is.
Overzicht van het hoofdstuk 1.
Liberalism and democracy Gelijkheid voor de wet impliceert dat iedereen ook een gelijke inbreng mag hebben in het creëren van de wet. Hier is waar de democratische en liberale beweging elkaar ontmoeten. Liberalisme is echter gericht op het limiteren van de dwangmatige macht van de overheid, terwijl de democratische beweging maar één beperking kent op de macht van de meerderheid: de huidige meerderheidsmening. Het tegenovergestelde van liberalisme is totalitarisme, van democratie is een autoritaire overheid. Beide sluiten elkaar niet uit: een autoritaire overheid kan liberaal zijn en een democratie zou totalitair kunnen zijn. Liberalisme is een doctrine over wat de wet moet zijn, democratie is een doctrine over hoe de wet gemaakt moet worden. Liberalisme stelt dat het wenselijk is dat wat de meerderheid wilt ook effectief wet is, maar dit is daarom niet per se een goede wet. Het doel van liberalisme is de meerderheid te overtuigen van bepaalde principes. 2. Democracy a means, not an end ‘Democratie’ wordt vaak beschouwd om alles wat goed is te omschrijven. Daardoor wordt de indruk gecreëerd dat meer democratie altijd goed is, maar dit is verre van duidelijk. Er zijn 2 manieren waarop democratie altijd bekritiseerd kan worden: (1) wie er mag stemmen en (2) waarover gestemd mag worden. In beide gevallen kan het niet beargumenteerd worden dat een steeds grotere uitbreiding sowieso een verbetering is. Echter: meestal wordt het simpelweg aangenomen dat elke uitbreiding van democratie altijd een verbetering is. 20 2 0
We hebben nu de typische beperkingen op het stemrecht (21-jaar, exclusie van criminelen, ...) die over het algemeen als redelijk worden aanvaard. Het kan niet gezegd worden dat gelijkheid voor de wet impliceert dat iedereen moet kunnen stemmen: deze eis zou even goed bereikt worden als dezelfde onpersoonlijke regel van toepassing is op iedereen. Indien alleen mensen ouder dan 40, alleen mensen met een inkomen of alleen de hoofden van een huishouden zouden stemmen dit zou niet meer een limitering van het principe zijn dan de huidige principes die aanvaard worden bij het stemrecht. Het is ook mogelijk dat redelijke mensen vinden dat mensen die afhankelijk van de overheid ook niet mogen stemmen. Het meerderheidsprincipe geldt ook altijd maar binnenin een land. We zouden het niet aanvaarden dat een groter land zou beslissen over een kleiner land, maar waarom aanvaarden we dit dan binnen een land? De huidige theorie van democratie is ontwikkeld voor een ideale, kleine, homogene gemeenschap en wordt nu toegepast op imperfecte, grote en arbitraire eenheden in een bepaald land. Hoe groot de case voor democratie ook is, het is geen ultieme of absolute waarde. Er is een goed argument voor democratie daar waar collectieve actie nodig is, maar de vraag of het wenselijk is om collectieve controle uit te breiden is iets dat moet beantwoord worden op andere gronden dan democrate op zich.
3. Popular sovereignty De demoratische en liberale traditie zijn het erover eens dat als statelijke actie vereist is en als er dwangmatige regels moeten zijn dan moet die beslissing door de meerderheid genomen worden. Ze verschillen echter in hoeveel van de staat door democratische beslissingen geleid moet worden. Democraten vinden dat zoveel mogelijk issues beslist moeten worden door democratie, terwijl de liberaal vindt dat de overheid beperkt moet worden door lange termijn principes. Het cruciale concept bij de democraat is volksoevereniteit, wat voor hem betekent dat de wil van de meerderheid ongelimiteerd (en onlimiteerbaar) moet zijn. Het ideaal van democratie, ooit bedoeld als een manier om arbitraire macht te beperken, wordt een rechtvaardiging voor een nieuwe arbitraire macht. De autoriteit van een democratische beslissing van de meerderheid komt voort doordat de samenleving wordt bij elkaar gehouden door gemeenschappelijke normen. Het is de aanvaarding van deze gemeenschappelijke normen die een samenleving maakt. En deze algemene aanvaarding is een noodzakelijke voorwaarde voor een vrije samenleving. Een groep mensen wordt geen samenleving door zichzelf wetten te geven, maar door het gehoorzamen van dezelfde regels van handelen. Dit betekent dat de macht van de meerderheid is beperkt door deze algemene normen en dat er geen legitime macht is boven deze normen. Als er geen voldoende akkoord is over de noodzaak op het gebruiken van dwangmatige macht van de overheid dat betektent dat niemand deze macht legitiem kan uitoefenen. Er is bijvoorbeeld geen morele rechtvaardiging dat de meerderheid regels creëert voor zichzelf die discrimineren in hun voordeel.
21 2 1
4. The justification of democracy Als democratie een middel is en geen doel dan moeten de limieten ervan bepaald worden in het licht van het doel dat we ermee willen bereiken. Er zijn drie rechtvaardigingen voor democratie. (1) Wanneer het noodzakelijk is dat 1 mening overheerst, dan is het minder kostelijk om te tellen welke mening gesteund wordt door de meerderheid dan te vechten. (2) Historisch de meest belangrijke rechtvaardiging is dat democratie een belangrijke bescherming is van individuele vrijheid. Maar de vraag is of dit vandaag de dag nog waar is. Democratie is weliswaar nog altijd niet vrijheid, maar het is waarschijnlijk beter dat politieke macht door velen wordt uitgeoefend dan door enkelen. Maar zelfs al zijn de kansen van vrijheid beter in een democratie, ze zijn zeker ook niet zeker. (3) Het derde argument is dat democratische instituties een positief effect hebben op het begripsniveau dat het publiek heeft aangaande publieke issues. Democratie is een manier om een mening te vormen. Het grote voordeel van democratie gaat niet over het kiezen van politieke leiders, maar over het feit dat vele meningen geuit worden waardoor er vele meningen zijn om uit te kiezen. Democratie legt de macht niet bij de wijste uit de samenlevingen, maar het dynamische proces van mening vorming binnenin een democratie is een van de belangrijkste waarden van democratie. Net zoals bij vrijheid tonen de voordelen van democratie zich alleen maar op de lange termijn.
5. The process of the formation of opinion Het idee dat de overheid geleid zou moeten worden door meerderheidsopinie is alleen maar zinnig als die opinie onafhankelijk van de overheid is. Het ideaal van democratie is gebaseerd op het idee dat de ideeën die de overheid zullen leiden ontstaan door een spontaan en onafhankelijk proces. Dit vereist het bestaan van een publieke ruimte onafhankelijk van controle door de meerderheid waar de meningen van individuen worden gevormd. Daarom is het argument voor democratie en het argument voor vrijheid van meningsuiting en discussie onlosmakelijk. Meerderheidskeuzes zeggen ons wat de meerderheid wilt op een bepaald moment maar niet wat ze zullen willen. Het argument voor democratie vooronderstelt dat elke minderheidspositie effectief een meerderheidspositie kan worden. Een meerderheidspositie moet misschien wel gevolgd worden zoverre het gaat over de collectieve actie, maar dat betekent niet dat je niet alle mogelijke moeite mag of kan doen om deze mening te veranderen. Het is maar doordat de meerderheidsmening wordt bekritiseerd dat we onze kennis en ons begrip evolueert. Het idee dat iedereen in de samenleving zich moet conformeren naar de mening van de meerderheid is tegensteld aan de principes op basis waarvan onze beschaving is gegroeid. Indien algemeen aanvaard zou het stagnatie impliceren. Er is geen enkele visie dat niet eerst de visie van enkelen was; en ze moeten ergens verschijnen voor ze meerderheidsvisies kunnen worden. Het proces van meerderheidsmeningvorming is niet exclusief het gevolg van discussie, dit is maar een klein deel ervan. Discussie is belangrijk maar het merendeel van al het leren gebeurt door mensen die handelen op basis van hun eigen ideeën; en ze halen voordeel uit wat anderen hebben geleerd uit hun
22 2 2
individuele ervaringen. Het is omdat we doorgaans niet weten wie het het beste weet dat we de beslissing overlaten aan een proces dat we niet kunnen controleren.
6. The need for principles and the danger of drift Er is geen enkele reden om meerderheidsbeslissingen te behandelen alsof het een hoge, superieuze wijsheid is. Waarschijnlijk zijn die beslissingen inferieur aan de beslissingen die de wijste onder ons zouden maken na het zorgvuldig luisteren naar alle meningen. De meerderheidsbeslissingen zijn waarschijnlijk niet het gevolg van de uitdrukking van een coherent idee maar van verschillende en conflicterende motieven en doelen. Dit proces mag niet verward worden met de spontane processen die vrije samenlevingen hebben. Indien we met ‘sociaal proces’ de geleidelijke evolutie bedoelen die betere resultaten boekt dan doelbewuste planning dan kan democratie door meerderheidsbeslissingen niet als dusdanig beschouwd worden. Dit laatste verschilt van de vrije en spontane groei van traditie en instituties door het dwangmatige, monopolistische en exclusieve karakter dat de zelf-corrigerende krachten in een samenleving vernietigt. Het verschilt ook van het cumulatieve proces waaruit de wet, door middel van precedent, groeit. Meerderheidsbeslissingen kunnen heel waarschijnlijk, indien niet onderhevig aan algemeen aanvaarde principes, gevolgen produceren die niemand wenst. Het idee dat collectieve actie geen nood heeft aan principes is een illusie, en het gebruikelijke effect van het negeren van principes zal zijn dat de collectieve actie zal leiden in een route door de onvoorspelde gevolgen van oudere beslissingen. Wanneer een beslissing in een bepaalde situatie is genomen, creëert het een verwachting dat die beslissing genomen zal blijven worden. Daardoor kan er een regel ontstaan die nooit bedoeld is, maar die onbedoeld wel een regel wordt.
7. The rule of ideas Indien een politicus geen keuze om een bepaald handeling te doen, dan is dit omdat de publieke opinie geen andere mogelijkheid toelaat, niet omdat de objectieve feiten niets anders toelaten. Voor politici zijn de meningen van de bevolking bijna onveranderlijke feiten. Het is bijna noodzakelijk dat hij onorigineel is, dat hij doet wat de meerderheid van de bevolking ongeveer wilt. Het zou bijna een contradictie zijn als een politicus een ‘leider’ zou zijn van nieuwe ideeën. De huidige mening die een beslissing beinvloed op politieke issues is altijd het resultaat van een traag proces. Nieuwe ideeën beginnen altijd maar bij enkelen en worden dan langzaam over de samenleving verspreid. Het idee dat op enerzijds de lange termijn het ideeën, en dus de mensen die een lichaam geven aan deze ideeën, zijn die de samenleving beïnvloeden en anderzijds dat deze ideeën gebaseerd moeten zijn op coherente principes is al lange tijd een fundamenteel punt van de liberale traditie. De verandering in de samenleving op de lange termijn is het trachten beïnvloeden van deze trend van ideeën, dat altijd maar een langzaam proces dat op verschillende niveaus tegelijkertijd gebeurd.
8.
The duties of the political philosopher 23 2 3
Indien er evolutie op het vlak van meningen behoort te zijn, kan de politiek filosoof zich niet gebonden voelen aan de meningen die de meerderheid vinden. De taak van de politiek filoosof is niet het bepalen wat mensen denken, maar het is zijn plicht om de mogelijkheden en de gevolgen van collectieve handelingen aan te tonen en om comprehensieve doelen van het beleid aan te tonen waar de meerderheid nog niet aan heeft gedacht. De taak van de politiek filosoof is om het ontdekken van conflicten tussen morele waarden en argumenten te creëren voor waarom we de ene over de andere zouden moeten verkiezen. Hij dient het beste de democratie indien hij dit doet door tegen de wil van de meerderheid in te gaan, om een alternatief te bieden op het huidige status quo. De taak van de politiek filosoof is te wijzen op overwegingen die de meerderheid (nog) niet in achting neemt. De liberaal meent dat hij een argument heeft voor zowel dat de democratie haar eigen macht inperkt, als wel dat hij de democratie kan overtuigen van bepaalde posities.
8. The conditions of preserving democracy De liberaal meent dat de limieten die hij de democratie wilt opleggen, de limieten waarin een democratie effectief kan werken en waarbinnen een meerderheid effectief controle kan uitoefenen over de overheid. Zolang dat een democratie een individu alleen beperkt door algemene regels, kan een individu invloed uitoefenen op deze macht. Indien een democratie meer probeert te doen, zal het al snel opleggen welke doelen bepaald moeten worden en op welke manier, zoals bepaald door experten. Hoe meer macht er wordt gegeven aan bureaucratische entiteiten binnen de overheid of aan de overheid in het algemeen, hoe moeilijker het is voor de (parlementaire) democratie om de beslissingen en machtsuitoefeningen te controleren. Democratie kan alleen maar functioneren binnen een kader van algemene regels die opgelegd worden. Democratie is waarschijnlijk de beste vorm van gelimiteerde overheid, maar het wordt een absurditeit als het een ongelimiteerde overheid wordt. Zij die menen dat democratie omnipotent is en dat de meerderheidswens altijd op alle vlakken gevolgd moet worden, werken toe naar de val van de democratie. De oude liberaal is een betere vriend van de democratie dan de dogmatische democraat.
24 2 4
Hoofdstuk 8: Employment and Independence 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
The increase in the employed part of the population The conditions of freedom of the employed The moral standards of the employed The effect of legislation determined by them Freedom impossible in a unified employed hierarchy The importance of the man of independent means The ethos of the wealthy Leadership in non-material values
Korte samenvatting Het gevaar van werknemers is dat ze onbegrip hebben voor de relevante economische vrijheden voor zelfstandigen maar wel meer politieke macht hebben waardoor de dreiging bestaat dat deze vrijheden door het politieke proces minder belangrijk geacht worden. Deze vrijheden zijn echter indirect ook belangrijk voor werknemers. De rijke klasse heeft een zekere onafhankelijkheid die hen toelaat belangrijke rollen te spelen in de ontwikkeling en verspreiding van ideeën in ethiek, cultuur, religie, filosofie, politiek, etc.
Overzicht van het hoofdstuk 1. The increase in the employed part of the population De principes uitgelegd in de voorbijgaande hoofdstukken zijn ontwikkeld in een samenleving anders dan de onze. Het was een samenleving waar mensen meningen ontwikkelden onafhankelijk van het werk dat ze deden. Hoe zijn deze principes dan nog van tel in een samenleving waar velen werken als werknemers vnan grote organisaties, middelen gebruiken die niet van ons zijn en grotendeels handelingen op basis van instructies van anderen? Het Marxistische idee dat alleen door onteigingen de proletarische klasse is kunnen ontstaan is onwaar. De realiteit is dat het kapitalisme de welvaart heeft gebracht dat deze klasse, in tegenstelling tot vroeger, kon overleven en vooruitgaan. Deze evolutie is samengegaan met het verkrijgen van het stemrecht voor deze massa, waardoor zij hun politieke macht hebben uitgespeeld. Het probleem is of het in de lange termijn belang van de samenleving is dat ze deze macht gebruiken om de samenleving te veranderen in een grote hierarchie van werk. Dit is een waarschijnlijk gevolg tenzij de werkenden overtuigd kunnen worden dat er grote voordelen verbonden zijn aan een groot aantal zelfstandigen.
2. The conditions of freedom of the employed Het probleem is dat belangrijke vormen van vrijheid niet direct relevant zijn voor werknemers. Het is moeilijk uit te leggen dat hun vrijheid afhankelijk afhankelijk is van beslissingen die geen directe invloed heeft op hun leven. Sinds werknemers kunnen leven zonder van deze bepaalde vrijheden gebruik te 25 2 5
maken, is het moeilijk om hen van het belang daarvan te doen inzien. Ze beschouwen vele vormen van vrijheid die belangrijk zijn voor de zelfstandige om zijn rol te vervullen als onbelangrijk. In het leven van de werknemer zijn veel vrijheden minder van belang maar dat betekent niet dat werknemer niet vrij is. Als je bepaalde keuzes (zoals in loonarbeid werken) maakt, zorg je ervoor dat andere wijzen van leven minder toegankelijk worden. Velen kiezen voor loonarbeid door de relatieve zekerheid en gebrek aan risico die het biedt. Het is zelfs niet dat zelfstandige voor hen onhaalbaar is, maar dat ze de voordelen van loonarbeid prefereren. Vrijheid betekent niet dat we alles kunnen hebben wat we willen: keuzes maken in het leven betekent dat we kiezen tussen een complex geheel van voor- en nadelen omdat we denken dat het netto gezien voordeel oplevert. Wie bijvoorbeeld de keuze maakt voor loonarbeid heeft de zekerheid van het loon maar in ruil voert hij taken uit die een ander hem beveelt. In een competitieve samenleving is de werknemer niet afhankelijk van de goedwil van de werkgever, tenzij in perioden van langdurige werkloosheid. Niemand kan verplicht worden om te blijven werken voor een bepaalde werkgever en in een normaal functionerende samenleving zijn er alternatieven beschikbaar, ook al zijn die waarschijnlijk doorgaans minder betalend. Het feit dat de vrijheid van de werknemer afhankelijk is van een groot aantal werkgevers wordt duidelijk als we de situatie beschouwen waar er maar 1 werkgever is: de staat. Onafhankelijk van hoe deze werkgever handelt: hij zou duidelijk een ongelimiteerde macht heeft over een individu.
3. The moral standards of the employed De vrijheid van de werknemers is afhankelijk van een groep van personen wiens positie anders als die van hun. Maar in een democratie hebben de werknemers als groep de meerderheid waardoor hun conceptie van het leven is dat bepaalt of zo een groep kan bestaan en hun functie vervullen. De dominante meningen zijn die van de meerderheid: een meerderheid die vooral komt uit hierarchische organisaties en die grotendeels geen kennis hebben over de relaties tussen de eenheden waarin ze werken. Het is onvermijdbaar dat de interesses en waarden van de werknemers een beetje anders zullen zijn dan mensen die risico’s en verantwoordelijkheid aangaan voor het gebruik van middelen. Een man die in loonarbeid werkt mag even intelligent en hardwerkend zijn als een zelfstandige, maar hij an nauwelijks beschouwd worden als even inventief of experimenterend omdat de reikwijdte van de mogelijke keuzes minder is. Werknemer zijn geeft weinig kennis over de verantwoordelijkheid die gepaard gaat met het beheren van middelen en over hoe je constant moet aanpassen aan nieuwe omstandigheden. Voor een zelfstandige is er geen scherp contrast tussen zijn privé leven en zijn werkleven, voor een werknemer gaat het hoofdzakelijk over zichzelf aanpassen binnen een bedrijfsstructuur. Een werknemer wordt beloond volgens hoe goed hij de regels volgt, een onafhankelijke volgens hoe goed hij meerwaarde creëert.
26 2 6
4. The effect of legislation determined by them Wanneer een werknemersmeerderheid wetgeving bepaalt, de situatie zal zich aanpassen aan de standaarden van deze groep en minder goed worden voor de onafhankelijke. De positie van de vorige zal daardoor meer aantrekkelijk worden en de positie van de latere minder. Indien deze klasse domineert, het idee van sociale rechtvaardigheid past zich aan die groep aan, zowel in wetgeving als instituties en bedrijfspraktijken. Belastingen worden geint op een conceptie van inkomen als dat van de werknemer. De paternalistische voorzieningen van de sociale diensten worden aangepast aan de voorkeuren van de werknemer. En alles in verband met het bezit en gebruik van kapitaal om een inkomen te genereren worden beschouwd als een privilege van een kleine groep waar gerechtmatig tegen gediscrimineerd kan worden.
5. Freedom impossible in a unified employed hierarchy Het bestaan van een groot aantal van verschillende mogelijkheden voor werknemers hangt uiteindelijk af van het bestaan van onafhankelijke individuen die initiatief kunnen nemen in het continue proces van het vormen en aanpassen van bedrijven. Het lijkt alsof dat ditzelfde effect ook bereikt kan worden door concurrentie tussen verschillende overheidsbedrijven. Alhoewel dit soort bedrijven mogelijk goed zijn voor bestaande industrieën, het is onwaarschijnlijk dat competitive omstandigheden behouden kunnen blijven als er geen nieuwe bedrijven kunnen bijkomen. In dat soort bedrijven zijn individuen met eigendommen die risico’s willen nemen essentieel.
6. The importance of the man of independent means Het belang van een private eigenaar met eigendom is niet alleen afhankelijk als noodzakelijke voorwaarde voor het behouden van een competitieve omgeving. De man met eigen middelen is zelfs belangrijker als hij niet bezig is met het gebruik van kapitaal voor meer geld maar als hij het gebruik voor doelen zonder zo een oogmerk. Alhoewel het marktmechanisme een effectieve methode is in het creëren van diensten die prijzen hebben, er zijn zaken van groot belang die de markt niet kan bijdragen omdat ze niet op goede manier verkocht kunnen worden aan individuele belangen. De markt heeft zijn limieten en dit kunnen aanvaardbare redenen zijn voor overheidsinterventie, maar dit is geen argument dat alleen de staat dit voorziet. Het zuivere feit dat er zaken zijn die de markt niet voorziet kan nooit leiden tot de conclusie dat alleen de overheid dit mag voorzien. Het leiderschap van individuen of groepen die hun overtuigingen - cultureel, onderwjs, onderzoek, het bewaren van natuurlijke schoonheden, historische schatten en het verspreiden van nieuwe ideeën in politiek, ethiek en religie - financieel ondersteunen is essentieel. Als de meningen van minderheden ooit een kans behoren te hebben om de visie van meerderheden te worden dan moet het toegestaan worden dat deze visies worden toegelaten om steun te krijgen. De selectie door erfenis heeft op zijn minst het voordeel dat zij die een speciale mogelijkheid krijgen daar meestal voor opgeleid zijn en opgegroeid zijn in een omgeving waar ze bekend zijn met de materiele voordelen van welvaart en dus dit niet meer beschouwen als een bron van geluk. 27 2 7
Het punt dat vaak wordt genegeerd is dat collectieve overeenkomsten gelimiteerd is tot zaken waarbij voorgaande pogingen waren om collectieve akkoorden te creëren. Op dat moment gaat het over verschillende mogelijkheden te kiezen tussen algemene aanvaarde manieren, niet om het ontdekken van nieuwe methoden. Publieke opinie kan echter niet dienen om te bepalen in welke richting publieke opinie moet gaan. En noch de overheid noch andere georganiseerde groepen zouden het exclusieve recht mogen hebben om dit te bepalen. Georganiseerde pogingen om publieke opinie te veranderen moeten opgezet worden door enkele overtuigde individuen: zonder zo’n individuen zou de minderheidsmeningen van nu nooit de meerderheidsopvattingen van morgen kunnen worden. We kunnen hier niet alle goede doelen noemen die maar herkend werden nadat enkele pioneers er zich achter hadden gezet zoals de afschaffing van de slavernij en het voorkomen van gruwelen tegen kinderen. Deze waren allen ooit de hoop van idealisten die moeite deden om de meningen van een meerderheid te veranderen.
7. The ethos of the wealthy Het succesvol uitvoeren van deze taak door de rijken is alleen maar mogelijk als de gemeenschap het niet hun taak vindt om alleen maar bezig te zijn met investeren. Er moet tolerantie zijn voor een klasse aan mensen die zich niet bezig houden met het uitbreiden van de materiele welvaart. Het belang van de rijke in de economische orde van een vrije samenleving, zijn belang is waarschijnlijk nog groter daar waar er aan opinievorming wordt gedaan. Er is iets mis met een samenleving waar de intellectuele, morele en artistieke leiders een deel zijn van de werkende klasse, zeker als de meesten daarvan in loonarbeid zijn bij de arbeid. Een rijke klasse die deels zich bezig houdt met ‘niet productieve’ zaken zal een klasse zijn met een groter dan gemiddeld aantal onderzoekers, staatsmannen, literaire figuren en artiesten.
8. Leadership in non-material values Zo een groep van mensen zal een grotere portie aan bons vivans creëren, die zaken zullen doen die de mensen zullen choqueren. Maar deze verspilling is overal de prijs van vrijheid. De massa meent dat ze hun welvaart te danken hebben aan het naar beneden halen van de rijke klasse, waardoor ze bang zijn als zo een klasse terug ontstaat dit ten koste van hen zal zijn. Het is echter zo dat het feit dat sommigen eerder van welvaart genieten, dit er voor zorgt dat later deze welvaart mogelijk ook toegankelijk wordt voor grotere delen van de bevolking.
28 2 8