Fotografie Factoren die dieptescherpte bepalen: Er zijn verschillende factoren die de dieptescherpte kunnen beïnvloeden, het één al meer dan het andere. • Het diafragma-getal of anders gezegd de diafragma-opening • De brandpuntafstand: dit is , om het simpel te houden, het lengtegetal van de lens (bv 50mm – 300mm – 500mm enz..) • De afstand van uw fototoestel tot het onderwerp (geeft een onscherper effect eigenlijk). • De gevoeligheid van uw ASA – of ISO-instelling. Het diafragmagetal: Dit is het beruchte f-getal. HOE GROTER DIT GETAL,HOE KLEINER DE OPENING IS HOE KLEINER HET GETAL,HOE GROTER DE OPENING IS. Dit zijn twee begrippen die we als een normaliteit moeten aanzien,en die in ons geheugen zouden moeten gegrift zijn. Het is duidelijk dat de opening die het beeld en tevens het licht doorlaat, de belichting van onze foto gaat bepalen.een grote opening geeft meer lichtinval dan een kleine opening. Daaraan gekoppeld zal een TE grote opening EEN OVERBELICHTE foto geven en een TE KLEINE opening EEN ONDERBELICHTE OF TE DONKERE foto achterlaten. Enkele voorbeelden met aangepast f-getal:
deze foto is zoals u kunt zien genomen met een f-getal van 6.3.Op de meetlat kun je zien dat de cijfers leesbaar en scherp zijn van 1 tot en met 6. Dus: bij deze f-instelling is voor deze lens het dieptescherpte –getal 6cm. De lens doet er momenteel niet toe, we zijn aan het nagaan wat het gevolg is van de f-getal verandering
Het f-getal of diafragmagetal hebben we aangepast van f 6.3 naar f 11. We zien dat de cijfers nu al scherp zijn van 1 tot en met 10 cm, wat een toename van de dieptescherpte van 4 cm is. Tevens is de belichtingstijd van 1/200ste naar 1/60ste verandert. Daar komen we later op terug en nemen dit nu maar gewoon aan.Ons fototoestel zal wel weten wat het doet op AUTOMATISCH zeker.
Weerom hebben we het diafragmagetal aangepast, wetensde dat een GROTER getal een KLEINERE opening vertegenwoordigt. We hebben nu de f-waarde aangepast naar f 22. Resultaat: de cijfers 1 tot en met 16 zijn nu duidelijk leesbaar en scherp.er is dus weer een toename van de dieptescherpte nl 6cm t.o.v f 11. Ook hier weer een afname van de belichtingstijd, nl 1/15de .
Als laatste aanpassing van het diafragma hebben we f 36 genomen. Resultaat: cijfers 1 tot en met 20 zijn duidelijk leesbaar en scherp. Een toename t.o.v. f22 met 4cm. Weeral heeft ons toestel de sluitertijd automatisch aangepast naar 1/6de seconde.
Conclusie: Bij VERHOGING van het diafragmagetal gaat onze dieptescherpte TOENEMEN Bij VERLAGING van het diafragmagetal gaat onze dieptescherpte AFNEMEN Even herhalen: een klein f-getal geeft een grote diafragma-opening Een groot f-getal geeft een kleine diafragma-opening
Fotografie2 De brandpuntafstand van de lens (lensgrootte) Eén gouden regel mogen we hier zeker niet vergeten: HOE GROTER DE BRANDPUNTAFSTAND , HOE KLEINER DE DIEPTESCHERPTE ZAL ZIJN. Enkele voorbeelden om dit te verduidelijken Even vermelden dat de volgende foto’s allen van op dezelfde plaats zijn genomen.Er is een statief gebruikt.Deze foto’s zijn louter didactisch materiaal en volgen niet de regels van de fotografie. Ik spreek hier duidelijk over brandpuntafstand omdat niet iedereen over verwisselbare lenzen beschikt, maar wel over een zoom factor. Deze foto is zoals u kunt zien met een brandpuntafstand van 50mm. Alles op de foto staat er scherp op.Dergelijke brandpuntafstand gaan we dus niet gebruiken om bv een vlinder uit zijn omgeving te trekken want dat gaat toch niet lukken. Deze brandpuntafstand is uitermate geschikt om aan panorama fotografie te doen. Uit de hand fotograferen geeft geen problemen quasi bewegingsonscherpte
Foto genomen met 105mm brandpuntafstand We zien duidelijk dat we een stuk van de foto moeten missen.de scherpte is duidelijk afgenomen van net voor de tafel tot aan de afgevallen bladeren achter de tafel.De struiken achteraan zijn nog te herkennen maar zijn niet meer scherp. Deze brandpuntafstand is uitermate geschikt voor portretfotografie. Uit de hand fotograferen kan nog redelijk goed.
Foto genomen met brandpuntafstand 200mm.De tuinstoelen in de zij staan er nog juist op, doch vooraan zijn we al een stuk kwijt. De dieptescherpte is weer verminderd tot juist achter de stoelen, waar de bloempjes in het gras nog net kunnen. Deze brandpuntafstand is geschikt voor licht telelenswerk zoals dierenfotografie waar we nog redelijk kort bij kunnen en rustige dieren. Uit de hand fotograferen kan nog maar vereist al wat handvastheid.
Het grotere werk begint bij 300mm brandpuntafstand . We zien dat nu enkel nog de tuintafel scherp is.We zijn ook een relatief groot gedeelte van de foto, genomen met brandpuntafstand 50mm , kwijt. Deze brandpuntafstand is uitermate geschikt voor telefotografie. In dierentuinen en kleinere dieren bv vogels in bomen kan met deze afstand nog redelijk goed. Uit de hand vereist een grote handvastheid en in de meeste gevallen dringt een statief zich op wil men scherpe foto’ s maken
400mm…..er blijft van ons beeld waar we van vertrokken zijn nagenoeg niets meer over. De dieptescherpte begraagt hier nog amper de halve tafel, verder is alles onscherp. Deze brandpuntafstand is voor echte telefotografie zoals sportfotografie en dierenfotografie op verdere afstand. Uit de hand fotograferen is een zeldzaamheid als men scherpe foto’s wil nemen.Het kan, maar eist enorm veel concentratie en energie van de fotograaf .
500mm…de dieptescherpte bedraagt hier amper enkele cm. Dit is echt closeup telefotografie. Je haalt als het ware “stukken “ uit het geheel die je afzondert en scherp kan weergeven. Uit de hand fotografie is voor deze afstand dezelfde als voor de 400mm. Een statief is onmisbaar en één énkele scherpe foto kan maar meestal zijn ze onscherp door beweging van de lens door het gewicht (ongeveer 2 kg voor de lens alleen). CONCLUSIE: Zoals uit voorgaande blijkt, speelt de brandpuntafstand een belangrijke rol in de bepaling van de dieptescherpte . Nogmaals: HOE KORTER DE BRANDPUNTAFSTAND DES TE GROTER DE DIEPTESCHERPTE HOE GROTER DE BRANDPUNTAFSTAND DES TE KLEINER DE DIEPTESCHERPTE
Fotografie 3 De afstand van het onderwerp en de achtergrond erachter: Waarom hebben sommige foto’s een scherpe achtergrond, terwijl andere een mooie onscherpe hebben? Dit heeft te maken met de afstand van het onderwerp tot die achtergrond.Tevens speelt de afstand van het onderwerp tot ons toestel ook een belangrijke rol. Hoe korter de afstand van het toestel tot het onderwerp is, terwijl de achtergrond VER achter ons onderwerp staat, des te onscherper is de achtergrond. Anders is het wanneer het onderwerp ver verwijdert is met juist daarachter een achtergrond, dan is de kans groot dat alles relatief scherp is. Voorbeelden:
Bijgaande foto is een tortel die betrekkelijk ver van mijn toestel is, terwijl de achtergrond relatief kort bij de tortel is…gevolg, de tortel is scherp,en de achtergrond niet volledig onscherp.De achtergrond valt binnen de grens van de dieptescherpte
Hier is de tortel nog verder van mij verwijderd, en toch is de achtergrond onscherper??? De rede hiervoor is, de achtergrond bevindt zich verder van het onderwerp( de tortel) , daardoor valt hij buiten het dieptescherpteveld.
Dit is wat we willen, een “afgezonderde tortel, die door een mooie achtergrond naar voren wordt geduwd en mooi contrasteert tegen diezelfde achtergrond. De tortel is vrij kort bij mij en de achtergrond is ver weg.
Voor de liefhebbers van bloemen, hier is om de bloem volledig scherp te krijgen een grote dieptescherpte nodig, dus een groot diafragmagetal of anders gezegd een klein opening. Aangezien de achtergrond niet zo ver af was, moest er geschipperd worden met dit diafragma zodat de achtergrond nog enigszins onscherp bleef. F 22 was hier een goede keuze.
De achtergrond bij deze roos was ver weg, hier moest ik dus geen rekening mee houden, alleen moest ik zorgen dat de roos er helemaal scherp opstond, wat met f 9 goed lukte.
Conclusie: Wil je foto’s met een onscherpe achtergrond, dan moet je zo kort mogelijk bij je onderwerp gaan staan om te fotograferen, terwijl je achtergrond zo ver mogelijk weg moet zijn. Werk met verschillend f-getallen voor dezelfde opname en doe zo ervaring op De kleur van je achtergrond speelt ook een belangrijke rol om een mooi effect te bekomen. Later hierover meer.
Fotografie 4 ASA of ISO-waarde aanpassen….en dan??? Stel, men wil een bepaald onderwerp fotograferen, maar door de wind is er enige lichte beweging….de belichting is maar pover zodat je gegevens de volgende zijn: F 4 en sluitertijd 1/40ste sec. Met deze waarden krijg je gegarandeerd een onscherpe foto (de wind weet je nog) De diafragmaopening f4 geeft te weinig dieptescherpte zodat we deze liever op bv. f 8 zouden zetten. Bij deze waarde gaat onze belichtingstijd nog verder naar beneden en zal bv. 1/4de sec zijn. Dit zal zeer zeker een zeer onscherpe foto geven. Wat nu??? Stel, we stonden met onze ASA-of ISO –waarde op 100, daardoor hebben we een minder gevoelige filmplaat omdat ze uit zeer kleine deeltjes bestaat. Bedenk je moet met zeer kleine gekleurde bolletjes(1mm groot) een schilderij maken.Dit vergt enorm veel tijd maar het resultaat zal wel mooi afgelijnd en scherp zijn. Als we nu dat zelfde schilderij moesten maken op dezelfde oppervlakte met gekleurde tennisballen, het zou vlug af zijn, maar niemand zou weten wat je gemaakt hebt door de grote onscherpte veroorzaakt door de te grote tennisballen. Net zoals hiervoor werkt ons systeem van filmgevoeligheid. HOE LAGER HET ASA(ISO)GETAL HOE ONGEVOELIGER DE FILMLAAG. HOE HOGER HET ASA GETAL HOE GEVOELIGER DE FILMLAAG. Ik hoor u al zeggen “da’s meegenomen, op naar de hoogste ASA waarde en ik heb altijd goed belichte foto’s” maar er is één probleem dat we niet uit het oog mogen verliezen, denk aan de te grote tennisballen, onze korrelgrootte zal gevoelig toenemen wat grove onscherp lijkende foto’s tot gevolg kan hebben. De kunst is, door ondervinding en ERVARING de juiste waarde in te stellen voor dat ogenblik waarop we fotograferen. Foto’s met een hoge ASA waarde (bv 800 ) gefotografeerd, zullen op een gewoon formaat van 600 X 400 scherp lijken, tot we gaan vergroten….lijkt dan wel grof schuurpapier. Voorbeelden:
Deze foto lijkt scherp….
Vorige foto is genomen met een instelling van 1600ASA, omdat daar ter plaatse NIET mocht geflitst worden en het relatief donker was. De belichtingstijd was maar 1/80ste op die waarde en in principe nog te laag om echt scherpe foto’s te krijgen (daarover later meer).Rechts is een uitsnede sterk vergroot, waar we de grove korrel kunnen zien bij eventuele vergroting.Nochtans de linkse foto lijkt redelijk scherp!!!!
Foto van de maan, overdag genomen met 800ASA instelling. Ook hier blijkbaar niets aan de hand, tot we gaan vergroten???
Hier is duidelijk de grove structuur te zien bij vergroting.
de foto van deze boomklever lijkt wel in orde tot….
We hem vergroten, omdat we hem mooi vinden… Helaas zie je hier dat het niet zo is. Jammer, want zo’n kans krijgen we misschien niet meer…
Enkele waarden: 50 mm lens 200 ASA
f4
1/20ste
400 ASA
f4
1/40ste
800ASA
f 4.5
1/50ste
1600ASA
f5
1/100ste
Op 1600ASA kan ik zonder statief fotograferen, terwijl hetzelfde onderwerp op hetzelfde moment op 200ASA MET statief te fotografen is omdat de belichtingstijd te lang is….Maar weet je nog er was lichte windinval..dus zullen wij op zijn minst 800ASA moeten nemen of hoger.
500mm lens 200ASA
F 6.3
1/2.5 ste
400ASA
F 6.3
1/6de
800ASA
F 6.3
1/15de
1600ASA
F 6.3
1/25ste
Uit voorgaande tabellen kan men afleiden: • Bij verhoging van de ASA waarde gaat de belichtingstijd omhoog, d.w.z. onze sluiter gaat MINDER lang open staan. • Het diafragmagetal gaat ook omhoog…wat betekent dat de opening KLEINER wordt.(groter dieptescherpte ) • Bij verdubbeling van de ASA waarde neemt onze belichtingstijd met de helft (ongeveer) af ( minder bewegingsonscherpte) • Naarmate we een grotere brandpuntafstand nemen, we veel meer lichtverlies hebben, dus langere sluitertijden
Besluit: door de ASA waarde te veranderen kunnen we de belichtingstijd en het diafragmagetal doen veranderen in het gebied dat wij verkiezen. Er is één grote maar, zoals voorgaande foto’s verduidelijken, ER ZIJN GRENZEN aan de ASA verhoging willen wij in het gebied van mooie scherpe vergrote foto’s blijven.
Fotografie 5 Kleuren mengen Onze kleurenfotografie zit knap in elkaar, maar hoe verkrijgen we die mooie kleurschakeringen op onze foto’s? Er zijn 3 basiskleuren van waaruit alles vertrekt om een kleur te vormen. Deze 3 kleuren zijn Geel, purper (magenta) en blauwgroen. Hierna zijn 2 paletten afgedrukt, die men goed moet bestuderen en bewaren, want men heeft deze gegevens nodig om geen vloekende en kleurdodende foto’s te maken.
Groen + Rood = geel Groen + cyaanblauw = blauwgroen Rood + cyaanblauw = magenta (purper) Groen + rood + blauw = WIT Wordt minder gebruikt
Basiskleuren: geel + blauwgroen + magenta Geel + blauwgroen = groen Geel + magenta (purper) = rood Magenta + blauwgroen = (cyaan)blauw Deze samenstelling is de basis van de huidige kleurenfotografie.
Fotografie 6 De aard der kleuren, hoe aanwenden? waarom spreekt een bepaalde foto ons meer aan dan een andere? De verklaring is meestal te zoeken in de kleurencombinatie die , zonder het meestal te weten, gebruikt is op een juiste manier en die door onze ogen als dusdanig aanvaard wordt. Wij spreken dan van “de juiste kleurcombinatie”. Er zijn in de natuur zoveel kleuren beschikbaar voor kleurenfotografie, dat het op den duur moeilijk wordt om te kiezen. Een waar voorbeeld zijn diegenen die met verbeteringsprogramma’s werken en die door zodanig lang de kleuren te wijzigen, niet meer weten welke kleur te nemen. Aangezien onze ogen een tijdje nodig hebben om te wennen aan een bepaalde verandering, zal in den beginne als wij een foto retoucheren, er geen probleem zijn qua kleurerkenning en toewijzing…tot een bepaald moment, dan gaat de verkeerde kleur gekozen worden zonder dat wij het zien…. Belangrijk: Er zijn wijkende en naar voor tredende kleuren, achtergrond- en voorgrondkleuren, koude en warme kleuren. Het is nu aan ons om deze kleuren in onze foto’s te rangschikken zodat een achtergrondkleur een achtergrondkleur blijft, een wijkende kleur een wijkende kleur blijft enz..hierdoor creëren we diepte in onze foto’s. Warme kleuren zijn: rood, geel, oranje Koude kleuren zijn: groen en blauw Warme kleuren hebben het effect naar voren te treden Koele kleuren wijken achteruit. Blauw is een duidelijke achtergrondkleur Groen is een middenpartijkleur Rood,geel en oranje zijn voorgrondkleuren. In de figuur hiernaast is duidelijk zichtbaar dat de rode en gele cirkel voorgrondkleuren zijn, omdat ze naar voor springen. Groen is een middenpartijkleur en blauw geeft door zijn achtergrondeigenschappen diepte aan deze prent.
Welk grijs blokje op de foto’s hiernaast is het koelste van kleur? Het grijs op het rood vlak…omdat de kleurtemperatuur verder uiteen ligt dan met het blauwe vlak. Onthouden we hieruit dat de combinatie van sommige kleuren een kleurverandering tot gevolg heeft en in het uiterste geval zelfs kleurdoding.
De kleurencirkel:
rood magenta
violet
blauwviolet
blauw cyaan en
Als wij een PPS of een fotoreeks maken, gaan we rekening moeten houden met de overgang van de ene naar de andere foto, willen we de oranje kijker geen oogpijn en schokeffect doen bekomen. We zullen de dominante kleurovergang van geel de kleurencirkel moeten volgen om een natuurlijk ervarend effect te bekomen.( linksom of rechtsom, speelt geen rol als we de volgorde maar respecteren) geelgroen BV: de eerste foto is violet getint, de volgende zal een dominante kleur als magenta of blauwviolet hebben, naargelang groen de draairichting die we hanteren. De volgende foto zal dan rood of blauw als dominante kleur hebben. Zo werkend zal de kijker een harmonische overgang zeer aangenaam ervaren zal zijn aandacht niet afgeleid worden.
Kleuren die elkaar vijandig gezind zijn en die niet bij elkaar horen: Kleuren die op de kleurcirkel naast elkaar liggen , die we in een foto ook naast elkaar gaan gebruiken, die “bijten “ naar elkaar en zijn zeer vijandig tegenover elkaar. Wij moeten dergelijke combinaties in onze foto’s zoveel mogelijk vermijden. Verwantschaptabel der kleuren:
Geelgroen Geel Oranje Rood Magenta
Groen Geel Geelgroen Oranje Geel Rood Oranje Magenta Rood Violet
- blauwgroen - oranje -blauwgroen -rood -Geelgroen magenta -geel -violet -oranje -indigo
-cyaanblauw - rood -cyaanblauw -magenta -groen -violet -geelgroen -indigo -geel -cyaanblauw
-indigo violet -magenta -indigo indigo -violet -cyaan cyaanblauw -indigo -groen Cyaan -cyaanblauw -geelgroen groen -cyaan
Tot wat deze tabel zal dienen, zullen we in de volgende les “Fotografie 7 “ bekijken
Fotografie 7 We gaan foto’s nemen: Een eerste regel, de prullenmand hoort bij ons in de buurt te staan.Alles wat niet beantwoordt aan ons doel, onvermijdelijk de prullenmand in. Dit klinkt hard, maar het is één van de manieren om tot goede foto’s te komen. Verder moeten wij alvorens er op uit te trekken onszelf eens de vraag stellen “Wat gaan we fotograferen? En hoe gaan we dit aan de man brengen of beter gezegd, hoe gaan we dit aan onze medemens tonen. Toevalstreffers kunnen altijd voorkomen, maar meestal geven ze niet weer wat we zien, dus kunnen we ook niet het hoe tonen . Als we een bepaalde opgave in ons doel zetten, kunnen we de ideale omstandigheden opzoeken en daaraan onze instellingen aanpassen…WE FOTOGRAFEREN DOELBEWUST en kunnen tonen HOE we dit bereikt hebben. Als we zo niet tewerk gaan, en maar in het wilde weg gaan fotograferen, blijven we meestal knoeien en blijven dat zo doen. Contrast: ontstaat als in een foto de ene partij sterker belicht is dan een andere. Lichtinval: Langs welke kant komt het licht op ons onderwerp en hoe fotograferen we dat ? • Frontaal: dit is als het licht vooraan op ons onderwerp valt en wij met dit licht in de rug fotograferen. Dit geeft een kleiner contrast • Zijdelings: het licht komt van opzij;en wij fotograferen frontaal.Iets meer contrast • Tegenlicht: de lichtbron staat achter ons onderwerp en wij fotograferen tegen dat licht in ; Het grootste contrast is hier het gevolg. Door een reflectiescherm of door tegen te flitsen (invulflitsen genaamd) kan dit contrast verminderd worden. • Lichtmeting: gebeurd steeds op de lichtste delen van de foto. Kleuren die elkaar vijandig gezind zijn en naar elkaar “bijten”: Op de eerder verschenen kleurcirkel zijn de kleuren die aan elkaar grenzen, dus een groot verwantschap hebben, elkaar niet gunstig gezind. Dergelijke kleuren gaan wij in onze foto’s niet in grote vlakken aan elkaar laten grenzen, omdat ze vloeken. De kleurcombinatie in de figuur hiernaast geeft naast elkaar liggende kleuren in de tabel. Geelgroen vecht met groen en geel, minder met oranje omdat dit één plaats verder ligt.
Oranje vecht met geel en rood, want dit zijn aangrenzende kleuren in de tabel.
Kleuren die verliefd zijn op elkaar: Dit zijn de complementaire kleuren. Deze bekomen we uit de kleurcirkels uit les 5
y
X2
X1
Z
BV2: kleur X1 (groen) gemengd met kleur X2 (Cyaan) geeft kleur Blauwgroen (Z) als resultaat.We moeten daar Rood (Y) bijvoegen om wit te krijgen. Dus: BLAUWGROEN (Z) EN ROOD (Y) ZIJN COMPLEMENTAIRE KLEUREN. Deze mag men gerust naast elkaar zetten in en foto, ze zullen elkaar aanvullen.
X1 Z
X2
Complementaire kleuren bekomen we door bij de mengeling van twee kleuren een derde bij te voegen zodat we wit krijgen. BV:Kleur X1 gemengd met kleur X2 geeft Magenta (Z) als kleur. Voegen, we daar groen (Y) bij dan bekomen we wit. Dus MAGENTA en GROEN zijn hier de complementaire kleuren
Y
Nu we weten hoe we de juiste kleuren moeten vinden die bij elkaar passen, is het alleen nog oefenen hierop.Het resultaat zal een streling voor het oog zijn voor de kijkers, want ze weten niet HOE je dat gedaan gekregen hebt.
De twee complementaire kleuren magenta en groen harmonisch naast elkaar.
Blauw en rood broederlijk naast elkaar, elkaar aanvullend.
Ondanks voorgaande moeten we toch opletten op de plaats waar we de kleuren plaatsen, willen we de kijker niet uit ons beeld jagen.
Warme kleuren of voorgrondkleuren, mogen we niet aan de rand zetten maar deze moeten het middengedeelte van de foto beheersen.zij leiden de aandacht naar buiten de foto, wat niet de bedoeling was.
Conclusie: werken met kleur is niet zo moeilijk, als men zich maar houdt aan bepaalde regels. Er zijn warme en koude kleuren, voorgrond en achtergrondkleuren, het is aan ons om deze in een juist context te plaatsen.
Fotografie 8 – TIP Kleurzweem, men slaat ermee rond onze oren…. Kleurzweem is het gevolg van een niet rechtstreekse inwerking van het zonlicht (meestal toch) Er zijn twee soorten kleurzweem , de totale , die zich over gans de foto verdeelt en de partiële die zich voordoet op sommige vlakken in het beeld en daardoor kleurverschuiving geeft. De meest gekende kleurzweem is “blauwzweem”. Blauwzweem ontstaat door het licht weerkaatst door een diepblauwe hemel. In feite is dit een soort natuurlijk reflectielicht. Als in onze foto de zon schijnt en er zijn schaduwen, dan zal de reflectie van de blauwe hemel in die schaduw “blauw “ afwerpen. Hetzelfde verkrijgt men als men onder bomen fotografeert. Het gebladerte gaat als een groenfilter fungeren en groenzweem veroorzaken. Elke kleur reflecteert een licht van eigen kleur als ze beschenen wordt. Zo geeft een gele muur geelzweem, een rode muur roodzweem enz.. Een rotsmassa geeft meestal veel blauwzweem als de zon erop schijnt. Dit komt omdat in de rotsmassa veel kleine schaduwtjes zijn die het blauwe licht van de hemel weerkaatsen en daardoor blauwzweem afgeven. Bladeren van bomen en gras kunnen ook blauwzweem afgeven doordat het oppervlak ervan glanst en daardoor ook weer het blauw licht van de hemel weerkaatst. Voorbeelden:
Deze persoon stond onder de bomen, de zon scheen . hierdoor ontstond er groenzweem door de filtering van het bladerdek. Het lijkt wel of deze man serieus ziek is, terwijl ik pertinent weet dat hij een gezonde sportman is.
Door het afschermend bladerdek, en de reflectie van de blauwe lucht treedt hier blauwzweem op.
Dezelfde foto maar bewerkt met een programma.ik heb de blauwzweem tegengehouden met kleurbalans. Blauwzweem of kleurzweem in het algemeen zie je niet met het blote oog omdat onze ogen snel aan een toestand gewennen.Fotografie is een fractie van een seconde vastleggen waardoor echte registratie plaatsvindt.
Mooie foto hoor ik al zeggen…ja als rood en geel geen vijanden van elkaar waren. Hier is duidelijk te zien dat de combinatie van rood en geel niet zo aan te bevelen is.
Bijgaande foto is genomen met skylight filter, die het blauwzweem goed tegenhoudt. We zien hier duidelijk dat blauw een uitstekende achtergrondkleur is en geel een zeer goede voorgrondkleur.Hier is wel op de felle lucht de lichtmeting gedaan.
Dit is een duidelijke opname waarin groenzweem zit. De kleine schaduwtjes op het blad reflecteren de groene kleur die door onze sensor wordt waargenomen en vastgelegd. Een polarisatiefilter kan hier goede diensten bewijzen, maar is niet zo simpel in gebruik en tamelijk duur in aankoop.
Een prachtige vlinder die volledig overheerst wordt door de bonte kleuren en stippen.Hoe meer op de foto staat hoe beter is zeker geen goed uitgangspunt
Wees eerlijk, hier kan je aandacht niet van weggaan….De purperblauwe stippen van de bloemen, die vervaagd zijn en de rode puntjes op de vlinder zorgen voor dieptewerking in deze foto.
Deze bloem, die wil je toch van het scherm plukken of niet?? De groenblauwe plek in de groene middenpartij en de rode zaadbol van de bloem geven diepte aan het geheel, tel daarbij de purperroze blaadjes die zorgen voor een mysterieuze kleur en je hebt een kanjer van een foto. dergelijke foto’s die doen het wel.
Fotografie 9 – TIP Wat is “Witbalans” en wat doe ik ermee? De kleur die een voorwerp weerkaatst, hangt grotendeels af van de kleur van de lichtbron. Het menselijk brein is in staat dergelijke kleurveranderingen te compenseren. Dit leidt ertoe dat een wit voorwerp er altijd wit zal uitzien, welke lichtbron we ook gebruiken. Normaal gezien, als wij niet in staat waren te compenseren, zag een wit voorwerp er in de zon heel anders uit dan onder een TL-lamp of een wit voorwerp in de schaduw. Digitale camera’s zijn in staat deze compensatie toe te passen. Vele toestellen hebben een automatische witbalans-instelling . Deze zorgt ervoor dat wit altijd wit zal zijn onder welke lichtbron het zich ook bevindt. Tevens worden ook de andere kleuren in dezelfde mate aangepast zodat we steeds kunnen sopreken over mooie kleuren onder welke omstandigheid dan ook. Van onze vriend Fotoke heb ik volgend voorbeeld gekregen, en ik zou het niet beter kunnen voorstellen…bedankt Willy. Voorbeeld:
Enkele kleurtemperaturen: Automatische instelling Gloeilamplicht TL – Licht Direct zonlicht flitslicht Bewolkt Schaduw Preset
3500 – 8000K 3000K 4200K 5200K 5400K 6000K 8000K -
Voorvermelde tabel betreft de kleurtemperaturen in °Kelvin. Indien mogelijk, is het aan te raden, om zelf de witbalans te bepalen onder de lichtomstandigheden waarmee je wilt fotograferen. Zo heb je een zekerheid dat de compensatie correct is. We doen dit (voor diegenen die deze mogelijkheid hebben)onder het te fotograferen licht met een wit of grijs voorwerp en stellen ons toestel in op preset.We zullen nu onder deze omstandigheden van ons toestel een proefopname moeten maken, die het niet opslaat op schijf maar waarmee hij inwendig de witbalans vastzet voor deze omstandigheden.we kunnen nu zeker zijn van goede kleurweergave. Het lijkt omslachtig, maar voor hen die deze mogelijkheid hebben is dit zeker niet zo. Veel toestellen hebben echter voorinstellingen die ruimschoots voldoen om mooie kleuren te krijgen. Verkeerde instelling witbalans: Als uw witbalans verkeerd staat ingesteld, dan gaat uw sensor ook misleid worden en een verkeerde sfeer weergeven. Hierna een door mij gemaakte foto waarbij de witbalans (zoals achteraf pas vastgesteld) op “bewolkt” stond terwijl de zon in volle glorie aan de hemel scheen…,
Men kan zien wat uiteindelijk het resultaat is en als deze opname juist een zeldzame ontmoeting was geweest, dan had ik de haren (die nog overblijven) uit mijn kop getrokken.
Daarom is het voor de meesten aan te raden om te starten op automatische witbalans,omdat die in de meeste gevallen wel voldoet.
Verder raad ik aan als de functies beschikbaar zijn, om die zeker eens uit te proberen en zo uw toestel beter te leren kennen.
Fotografie 10 Dieren fotograferen: Dieren fotograferen, een zeer prettig onderwerp, maar er is een maar…je hebt er een hemelsgroot geduld voor nodig. Ook is het zeer nuttig om te weten wat en wanneer een dier iets doet en waarom. Als je deze gegevens hebt, dan ben je al een stap in de goede richting. Een vlinder gedraagt zich helemaal anders dan bv een leeuw.deze info is zeer belangrijk, want ze kan je fotodag goed maken of verknoeien. Algemeen mag je stellen dat de meeste dieren net zoals de mens een bepaald patroon volgen.Het is de kunst om dat patroon te doorgronden. Veel dieren hebben de grootste activiteiten ‘s morgens heel vroeg en ’s avonds laat.Daartussen varieert het van diersoort naar diersoort.Vlinders bv zul je zeker actief zien ½ uur nadat de zon is gaan schijnen, omdat vlinders energie uit de zonnewarmte opdoen. Geef je ogen de kost als je de natuur intrekt en probeer de ritmes van de dieren te doorgronden.Noteer tijd, periode( lente,zomer..) en verschijning, want dit zijn steeds terugkerende fenomenen in het levenspatroon. Kledij: Een soldaat gaat niet in wit hemd en witte broek het slagveld op, de vijand zal hem direct elimineren door zijn verschijning, zo ook gaan wij de dieren niet afschrikken met opvallende kledij.Probeer de natuurkleuren te dragen zodat je één wordt met je omgeving. • We trekken er op uit o In het bos Zomer Afhankelijk van het seizoen hebben we verschillende attributen bij. Zo zullen de bomen in de zomer vol bladeren staan en zal de zon meer moeite moeten doen om hierdoor door te dringen.Het gevolg is dat we met langere belichtingstijden zullen moeten werken wat met een statief goed is op te lossen. Nochtans lukt dat met een statief ook niet altijd.Neem bv de vorige situatie en we moeten een kolibrie fotograferen ??? zal moeilijk gaan bij de lange sluitertijd. Gelukkig laat ieder bos zonlicht door op minder beboste plekken, we zullen daar ons oog moeten verscherpen, want daar kunnen we moeiteloos fotograferen op automatisch. Ook de rand van het bos is een ideale plaats, al ga je daar minder dieren aantreffen omdat ze daar minder beschutting hebben en bloot staan aan allerlei gevaren..
Herfst
•
•
Nog slechter zijn de omstandigheden in het begin van de herfst, nog tamelijk veel bladeren aan de bomen en een lage zonnestand die dan nog flauw is…en nu ???.In beide gevallen is de eerste stap een aanpassing van onze ASA instelling (soms ISO waarde, is hetzelfde begrip in andere grootheid); Als deze niet te hoge waarde moet aannemen om geen te grof korreleffect te verkrijgen, dan moet nog enkel de sluitertijd korter of gelijk aan 1/60ste seconde zijn om nog uit de hand te kunnen fotograferen.Is hieraan niet voldaan dan wordt een statief een noodzaak.Afhankelijk van het dier dat beweeglijk is of niet kunnen we onze ASA een beetje terugschroeven.Is het een beweeglijk dier, bv een boomklever, dan zal ,de ASA waarde moeten blijven of zelfs nog verhogen om geen onscherpe foto’s te hebben. Onder deze omstandigheden zal max. 800ASA en bij een snelbewegend dier een minimum sluitertijd van 1/125ste nodig zijn om degelijke beelden te maken, en bij een traag of stilzittend dier zal 200 à 400ASA wel voldoende zijn en werken met statief, de sluitertijd is dan ondergeschikt. Winter In de winter, hebben de dieren minder eten en moeten ze zich hierdoor meer bloot geven. Er zijn praktisch geen bladeren meer aan de bomen waardoor je ze van ver kunt zien, wat een voordeel is omdat je dan op een zeer kalme manier kunt naderen zonder ze op te schrikken. Toch moet je bedenken dat ook de dieren je van ver zien aankomen. Lente In de lente voelen alle levende wezens de lentekriebels, er is een activiteit van jewelste, het ideale seizoen om dierenfoto’s te maken. De meeste dieren zijn te druk bezig om voor de voortplanting te zorgen en zijn daarom gemakkelijker te benaderen. De lichtinval is beter en beter aan het worden, terwijl aan de bomen de eerste scheuten zichtbaar zijn en daardoor een lichte groene kleur weergeven wat een ideale achtergrond kan zijn. In de dierentuin o In een dierentuin zitten meestal dieren die mensen gewoon zijn en daarom dus kalmer zijn en met een lagere sluitertijd kunnen gefotografeerd worden. De belichting is soms ook wat moeilijker als ze in hun kooi zitten of in het paviljoen (apen bv.) Thuis o Indien men thuis huisdieren of in de tuin vogels en dergelijke wil fotograferen, is het ten zeerste aan te raden een natuurlijke en geschikte kleurachtergrond te kiezen.Een sof is geen ideale plaats om aan dierenfotografie te doen. Sommigen hebben een aquarium, dat
men wil fotograferen….Door de glaswand is flitsen uit den boze dus zijn we aangewezen op een verhoging van onze ASA waarde, tot we een resonabele sluitertijd bekomen (minstens 1/60ste) Een goede basisregel is : neem minstens een sluitertijd die gelijk is aan de brandpuntafstand. Dus1/50ste voor een lens van 50mm, 1/200ste voor een 200mm lens, 1/300ste voor een 300mm lens enz..
Enkele voorbeelden: Vlinders Vlinders laten zich niet zomaar fotograferen.We moeten vooral letten op de zonnestand en geenszins schaduw op hen werpen want dan zijn ze weg. De sluitertijd mag niet te lang zijn, omdat er steeds een weinig wind is en de minste beweging van de bloem onscherpte zal geven. Hier is 1/320ste een goede keuze.
Afhankelijk van de beschikbare hoeveelheid licht, zal de sluitertijd zo kort mogelijk genomen worden; er rekening mee hd dat de dieptescherpte ons onderwerp geheel omsluit. 1/640ste is hier een goed gekozen waarde, aangezien de vlinder helemaal scherp is tegen een wazige achtergrond die zowel blauw als groen vertegenwoordigt.
Een sluitertijd van 1/500ste was hier niet voldoende om de beweging van het icarusblauwtje te fixeren. Daarom” hoe korter je de sluitertijd kunt nemen des te beter zul je onscherpte voorkomen.
Met zijn 1/100ste belichtingstijd waren beide vlinders nog scherp. Bedenk wel, de opname was binnen en daar was zeer weinig lichtinval…Je moet dan een moment afwachten dat beide vlinders stilzitten.
In deze hoek van de vlindertruin, was max.1/80ste te bekomen.Het resultaat ziet u hiernaast.
1/125ste, een bewuste sluitertijd die ik gebruikte om een paringsdans uit te beelden. Bij dergelijke opnames speelt de factor “uitproberen” een grote rol. Het achetrlijf van het vrouwtje is scherp terwijl beide mannetjes onscherp weergegeven worden. Een iets hogere sluitertijd ware beter geweest…als de lichtsterkte dit toeliet tenminste.
Wordt vervolgd
fotografie 11 Vogels fotograferen: Vogels zijn niet bepaald “stilzitters”.We zullen dus een zeer korte sluitertijd moeten nastreven willen we scherpe ,foto’s bekomen. Deze boomklevers zijn ware zenuwpezen als het om stilzitten gaat.Met de 1/400ste was ik juist binnen het scherpe.
Deze struisvogel, is een meer rustiger verschijning zodat we hier een ruime speling van de sluitertijdkeuze hebben. Bij fotografie van deze dieren moet je wel bedacht zijn op een tegenaanval…dus een tele is hier zeker geen luxe. 1/100ste was ruim voldoende om dit resultaat te bekomen.
Deze langstaartmees is een koloniediertje, ze verplaatsen zich in groep.Zeer levendig en vereist een zéér korte sluitertijd. Je krijgt amper de tijd om scherp te stellen of ze zijn al op weg naar de volgende tak. 1/640ste was hier amper genoeg om scherpte te krijgen. Het bladerdek dat al uitgedund was hield hier veel licht tegen dus ASA verhogen wat een grover korrel laat zien. Opletten voor de achtergrond bij vogels, want deze is meestal de lucht en die kan grauwgrijs zijn, welke vele kleuren doodt en vervaagt.
Kippen zijn rustiger dieren en geven geen bruuske bewegingen.Met een langere sluitertijd zijn nog mooie scherpe beelden te verkrijgen. De 1/80ste belichtingstijd kon er nog voor zorgen dat de achtergrond onscherp was.
Bij deze opname, die genomen is onder bomen, kun je duidelijk zien dat de boomklever een energiek vogeltje is. Door te weinig lichtdoorlaat door het gebladerte, moest ik de sluitertijd enorm verlengen, zelfs met en ASA van 800 kwam ik amper op 1/40ste uit, met het gekende resultaat…jammer.
Meesjes, ook zeer beweeglijke vogeltjes.De 1/100ste gelichtingstijd was nog niet voldoende om hem scherp te krijgen, ondanks het bladerdek dit wel is. 1/500ste was véél beter geweest om deze foto perfect af te werken…maar ja meesjes zijn
geen modellen die op bevel poseren. Mooi weer, een supersnelle buizerd, hoe gaan we die er mooi opzetten? De felle zon en de groene , ver verwijderde achtergrond ging zéér korte sluitertijden toelaten om deze snelheidsduivel toch scherp op de foto te krijgen. 1/1000ste was geen overbodige luxe.Bij een zeer korte sluitertijd hoort een grote diafragmaopening die de onscherpe achtergrond weergaf.
Als je deze jumbojet ziet vliegen, dan hoeft het geen betoog dat je om die vast te leggen een supersnelle sluitertijd moet instellen. In dit geval was dit 1/1250ste met f 4,8 wat de onscherpe achtergrond gaf. Hoe korter de sluitertijd, hoe groter de diafragmaopening. Hoe groter de diafragmaopening, hoe kleiner de dieptescherpte. Dit nog even ter opfrissing.
Uitzonderingen bevestigen de regel.Normaal kan bij 1/10de sec. belichtingstijd deze foto niet scherp zijn. Nochtans wist dit roodborstje dat ik er ergens was, maar hij zag niet waar.Hierdoor was zijn aandacht zo gefixeerd, dat hij “muisstil” bleef zitten en ik een fractie van een
seconde nodig had om dit resultaat te bekomen.
Fotografie 12 Libellen en waterjuffers fotograferen: Libellen zijn kleine insecten, die, als ze op een blad of grasspriet zitten nogal snel door de wind, al is het maar een klein beetje, in beweging gebracht worden.zeer korte sluitertijden zijn ook hier aan de orde. Verder moet je met het benaderen zeer goed opletten dat je geen bruuske bewegingen maakt, want libellen zien enorm goed en zeker beweging.Ook de zonnestand nauwlettend in het oog houden, want schaduw werpen op een libel is als bij de vlinders, ze vliegen direct weg. Voorbeelden: Deze libel zat op de deken, er was nogal wat wind, tegen de avond aan met dus minder licht. De sluitertijd was , om het diafragmagetal niet te laag te laten komen met de daaraan gekoppelde dieptescherpte, 1/100ste. Dit is eigenlijk een twijfelachtig grensgeval wat scherpte betreft en hoort in de vuilbak thuis.
Bijna windstil en voldoende licht. Dus de 1/320ste zorgt voor een scherpe foto. Een parend stel, ideaal om te fotograferen, want ze hebben andere dingen te doen dan om zich heen te kijken. Deze regel geldt voor veel dieren die voor de voortplanting zorgen, ze zijn dan minder attent op hun omgeving
Deze libel zit op een stevige ondergrond.trillingen zijn miniem.Wel moet ik hier een grotere dieptescherpte zien te bekomen.dit kan met een kleinere diafragmaopening. De sluitertijd van 1/500ste gaf de libel nog volledig scherp weer en dit met een onscherpe achtergrond
Je kan ze niet te pas en te onpas fotograferen, als je al geluk hebt er één te zien landen om die te kunnen fotograferen, dan mag je al van geluk spreken. De sluitertijd van 1/650ste zorgt wel voor een scherpe foto, maar er is geen onscherpe achtergrond die de libel accentueert, en dat is jammer, want het maakt de foto waardeloos…enkel didactische waarde.
Een libel op een grashalm….gevaarlijk om onscherpe foto’s te krijgen. De 1/200ste is duidelijk een te lange sluitertijd. Het diafragma is wel goed quasi onscherpte voor de achtergrond. Beter had ik 1/500ste genomen, eventueel door verhoging van de ASA waarde.
Een mooi voorbeeld van hoe het kan, als alle factoren die we nodig hebben meezitten. 1/800ste met f 5,6 , een ideale combinatie, zeker als de achtergrond ver weg is.
Onthouden we dat fotograferen van libellen en waterjuffers een zeer hoge sluitertijd verlangt willen we niet voor teleurstellingen staan. Zeker bij wind en weinig licht doen we er beter aan misschien te wachten tot er zich een betere situatie voordoet.
Fotografie 13 Vissen fotograferen: Aangezien we hier te doen hebben met een aquarium waarin de vissen zijn gehuisvest, met meestal gebruikmaking van kunstlicht, is de nodige voorzichtigheid geboden. De belichting is meestal schaars en door de weerkaatsing van het glas, gaan we zo goed als zeker reflectievlekken krijgen. Daarbij komt dan nog, bij de zeer karige verlichting, zeer levendige vissen zodat we verplicht zijn om zeer korte sluitertijden te gebruiken. Haaks op het aquarium fotograferen kan, mits er geen verlichting vanachter ons komt, anders zijn we goed bezig ons eigen weerspiegeling te fotograferen. Voorbeelden: Zoals we hier zien, is de belichting zeer schaars.Flitsen mocht niet dus moest ik andere middelen aanwenden om toch foto’s te kunnen nemen.Ik moest mijn filmlaag gevoeliger maken d.m.v. verhoging van de ASA (ISO) waarde.Ik moest tot 1600ASA gaan om een resonabele tijd van 1/50ste te bekomen. F8 was goed voor een redelijke dieptescherpte te bekomen. Deze doktersvis is een zeer rustige vis en kon scherp weergegeven worden .
Hier weer hetzelfde, te weinig licht en met 1600ASA was amper 1/25ste te bekomen. Dit was tevens een supersnelle vis zodat het resultaat duidelijk ondermaats is. Recht de vuilbak in …jammer
Een iets betere verlichting geeft een totaal andere belichtingstijd nl.1/125ste. Tevens was dit een zeer rustige vis zodat een scherpe foto wel mogelijk was. Door de max.ASA instelling zullen de meeste foto’s een grover korrel geven, maar het was dat of niets.
deze bultkopcyclide is een ware stilhanger, mede door de te kleine behuizing. Dit was juist goed, want 1/15de was een veel te lange sluitertijd. De foto en ook de vorige zijn op statief genomen . Dit is een must gezien de belichtingstijden. Je zal misschien er wel één of meerder uit de hand kunnen nemen, maar de ontnuchtering achteraf van onscherpe, mislukte foto’s weegt niet op tegen het meesleuren van het statief.
Een mooi voorbeeld van een stilzitter is deze inktvis. 1/3de sec. en toch nog scherp. Bij fotograferen van vissen is het zeker van belang dat we goed de beweging van de te fotograferen vis inschatten. Door dat te doen, kunnen we de minimum sluitertijd ongeveer bepalen en indien daar niet kan aan voldaan worden, liever geen foto dan een onscherpe.
Redelijke belichting en een tamelijk rustige vis geven dat we met 1/50ste een scherp beeld bekomen. Het diafragma had hier iets kleiner mogen zijn zodat de sluitertijd omhoog ging.Waarom kleiner? We zitten zoals we zien op de grens van de dieptescherpte . de achterwand zou scherp gaan worden en dan is het diepte-effect weg.
Te weinig licht met torpedo’s van vissen…de verleiding was zo groot dat ik het toch geprobeerd heb. Denk niet dat ik dat van de eerste keer ineens goed kon, niets is minder waar, ik ben daar meerdere keren geweest, maar telkenmale was ik een stuk wijzer door van alles te proberen. Zo zie je maar….OEFENING BAART KUNST.
Genoeg licht en een niet te schichtige vis waren met de 1/50ste voldoende om dit effect te bekomen. De achtergrond is eigenlijk een ietsje te scherp. Een kleiner f-getal had een kortere sluitertijd gegeven met meer zekerheid op een scherpe foto.
1/60ste bij een diafragma van f 8, waren voldoende om deze rustige vis te fotograferen. De gele kleur, die een ideale voorgrondkleur is, doet hier wel degelijk haar werk. De vis zwemt bijna uit de foto.
Een goede belichting, een rustige vis en een rustige achtergrond waren allemaal aanwezig om deze scherpe foto te geven. 1/125ste bij f 4,8 waren ideale instellingen en zijn moeilijk te bekomen bij deze vorm van fotografie.
Conclusie: Fotografie van aquaria en eventueel terraria, gaat meestal moeten gebeuren bij héél zwak licht. De dieren die we fotograferen zijn van zeer rustig tot enorm actief, daartussenin zit een waaier van dieren die allemaal hun eigen karakter hebben. Dit alles vereist een zeer korte belichtingstijd met een tamelijk grote diafragmaopening. Frontaal fotograferen kan mits er geen verlichting is aan de buitenkant van het aquarium. Flitsen kan onder een hoek van minstens 45° anders heeft men een enorme reflectievlek op de foto. Hou wel rekening met fotograferen onder een hoek wegens de brekingseffecten die kunnen optreden (vervorming). Tot slot, moet om de dieren niet af te schrikken de omgeving rustig zijn en vooral zien dat er geen ruitentikkers in de geburen patrouilleren.
Fotografie 14 Bewegingsfotografie: Beweging fotograferen, als het goed gedaan wordt, is het een lust om naar te kijken. Doch eer je zover bent heb je waarschijnlijk al heel wat foto’s “de nek omgewrongen”.Eerst moet je uzelf de vraag stellen, wat wil ik fotograferen, en hoe snel verplaatst het onderwerp zich. Deze vragen eisen een duidelijk afgetekend antwoord, omdat die gegevens de instelling van ons fototoestel, en daarmee de slaagkans, gaan bepalen.Het is duidelijk da&t een voetganger een andere snelheid heeft dan een formule I wagen. Beide onderwerpen vragen andere instellingen en geven een ander resultaat. Atletiek foto’s maken:
Een duidelijk voorbeeld dat een loper een heel ander ritme heeft dan een fietser. Op het moment van afdrukken, ik was synchroon met de loper, passeert de fietser in het beeld. De synchronisatie was niet van toepassing op de fietser, dus die staat er in werkelijkheid wel enkele 100-den malen op, wat dat onscherp beeld geeft. ONSCHERPTE IS MEESTAL EEN WEERGAVE VAN ENKELE 100-DEN MALE VAN ONS ONDERWERP? AANEENGEKOPPELD TOT EEN BEELD WAT DAN ONSCHERP LIJKT. De instelling 1/40ste – f8 was voor de loper ideaal geweest. Conclusie: twee onderwerpen met verschillende snelheid krijg je nooit tegelijkertijd scherp op één foto…dit mag je niet vergeten.
1/40ste, is een goede sluitertijd voor de meeste bewegende onderwerpen. Beide lopers zijn totaal synchroon aan het bewegen, wat met het meevolgen van één van de lopers , de andere ook scherp weergeeft. Was dit niet zo, dan was één van beide lopers scherp en de andere niet. Instellingen: We kiezen het programma met sluitertijd voorkeur (meestal “S” stand). De autofocus staat op “CONTINU” instelling ( meestal AF-C)
Hier wou ik, door de sluitertijd te verlengen een onscherpere achtergrond verkrijgen. Dit is maar gedeeltelijk gelukt, omdat , hoe langer de sluitertijd, hoe onscherper de achtergrond, maar….hoe groter de kans op onscherpte van ons onderwerp. Immers zoals bij deze foto is de loper onscherp door niet synchroon meevolgen van zijn beweging. Ik heb dus zowel in horizontale als in verticale richting bewogen ten opzichte van de loper. HOE LANGER DE SLUITERTIJD, HOE GROTER DE KANS OP ONSCHERPTE VAN ONS ONDERWERP, TERWIJL DE ONSCHERPTE VAN DE ACHTERGROND OOK TOENEEMT.
Fietsers fotograferen
fotograferen meevolgen
meevolgen
meevolgen
meevolgen
Er zijn twee manieren van bewegingsfotografie: Statische fotografie: Hier gaan we ons onderwerp als het ware bevriezen door zeer korte sluitertijden in te stellen (1/400ste en lager, tot zelfs 1/1250ste) Deze vorm van fotografie geeft mooie maar minder spectaculaire beelden. Trekbebeweging: wij volgen met onze camera het onderwerp zeer nauwkeurig en drukken pas af op het moment dat hij zich HAAKS op onze voorkant bevindt. We stellen ons toestel op de “S” stand zodat we onze sluitertijd vastzetten op een door ons bepaalde waarde. Trekbeweging is wel moeilijker, maar geeft spectaculaire beelden. In voorgaande figuur zien we een schematische voorstelling van de trekbeweging. We volgen de fietser van op enige afstand, om zo zijn snelheid te meten en synchroon te komen tot op het moment dat hij zich pal en loodrecht voor ons bevindt, DAT is het moment van afdrukken. Onze trekbeweging is in feite nu gedaan, maar om gedurende het afdrukken synchroon te blijven, moeten we nog enkele seconden ons onderwerp volgen.
Voorgaande uiteenzetting is enkel door oefenen onder de knie te krijgen, en zal nauwgezet uitgevoerd moeten worden om mooie scherpe resultaten te bekomen. Een goed hulpmiddel is je ellebogen in je zij te drukken, zodat je lichaam als statief dienst doet.Gedurende het meevolgen is het raadzaam je adem in te houden Om geen overtollige bewegingen te maken, maar deze regel is ook bij gewone fotografie van toepassing. Voorbeelden: Een mooi voorbeeld van synchroon volgen van de fietser. De geel/zwarte linten zijn onscherp omdat ik niet die beweging heb gevolgd. Moest dit bv. Wel zo zijn, dan stonden de linten er scherp op maar de fietser zou eruitzien als de linten, nl. zeer onscherp. 1/40ste f32 om heel de fietser scherp te stellen.
De zon ging onder, zodat mijn toestel MEER licht moest toelaten bij eenzelfde sluitertijd. 1/40ste f16 De bovenste foto geeft een iets minder scherp beeld omdat deze fietser een “pompbeweging” maakt, die ook geregistreerd wordt, daar waar de andere een meer statische houding aanneemt.
Om te onthouden: Bij trekbeweging (meevolgen met ons toestel, draaiend rond onze eigen as) stellen we ons toestel in op “S” (vaste ingestelde sluitertijd) We passen onze sluitertijd aan de snelheid van ons onderwerp aan. We blijven, na het afdrukken, nog enige tijd ons onderwerp meevolgen om niet asynchroon te worden en onscherpte als gevolg te hebben.Het moet een gewoonte worden om tijdens het afdrukken NOG STEEDS DEZELFDE SNELHEID ALS ONS ONDERWERP AAN TE HOUDEN. Wordt vervolgd.
Fotografie 15 Vervolg fietsers fotograferen: Willen wij een effect bekomen , net zoals op nevenstaande foto, dan moeten wij wel enkele zaken in het oog houden. 1) onze sluitertijd mag niet te kort zijn 2) de achtergrond mag niet te ver weg zijn, anders staat die er redelijk scherp op. 3) Een tele of inzoom-eenheid van 105 à 300mm zijn ideaal. Met een te kleine brandpuntafstand is de dieptescherpte te groot zodat de achtergrond er te scherp opstaat. 4) Probeer zo kort mogelijk bij uw onderwerp te komen en werk beeldvullend. De foto van de Rabobankrenners is genomen op een piste, wat het standpunt van de fotograaf vergemakkelijkt.Ik stond op ongeveer 5m van de renners met een telelens 300mm die niet volledig uit was.Ik heb eerst enkele teams laten passeren om een ideale brandpuntafstand , en daarmee de ideale beeldvulling te bekomen. DE VOORBEREIDING IN DERGELIJKE SITUATIE IS ZEKER ZO BELANGRIJK DAN HET FOTOGRAFEREN ZELF. Een iets kortere sluitertijd, nl.1/50ste sec. maakt dat de achtergrond toch nog scherp is, maar de tekst is beter leesbaar dan op vorige foto. Geel en rood trekken de renners naar ons toe, gesterkt door de groene achtergrond.
Bijgaande twee foto’s geven duidelijk het verschil weer tussen “ bevroren” beeld en “trekbeweging”. De eerste foto is genomen met een sluitertijd van 1/40ste sec. terwijl de tweede een merkelijk KORTERE sluitertijd heeft, nl. 1/800ste of 20 x sneller.
Dit beeld is veel zuiverder, maar minder spectaculair. We zien de bevroren spaken in de wielen.Er gaat geen snelheid uit van deze foto.
De achtergrond is hier wat verder weg, hij geeft beweging aan, maar is geneigd om scherp te worden. Bestudeer hier de beeldvulling.deze is zodanig dat de renners toch goed zichtbaar zijn, terwijl ze toch NIET GEKNELD ZITTEN IN HET KADER. Ook letten op het diafragmagetal, in verband met de dieptescherpte om de renner helemaal scherp te krijgen.
De leiders van deze ronde van België voor visueel gehandicapten. Ze waren ontsnapt door een snedige demarrage. Hierdoor was hun snelheid serieus de hoogte in gegaan. Aangezien de sluitertijd op 1/40ste stond, was het serieus moeilijk om deze combinatie scherp te krijgen. Hier had 1/50ste goede diensten kunnen bewijzen…zo zie je maar, nooit ben je te oud om te leren…
Een prachtig voorbeeld als en uw onderwerp en de achtergrond te ver weg zijn….het resultaat van beweging is er wel, maar vergeleken met de rest is dit beginnelingenwerk.
Zeg nu zelf, als het onderwerp dichter bij de fotograaf staat, met net daarachter een groengele achtergrond, dit is beweging waar wij naar moeten streven. Het gras in de voorgrond geeft net dat tikkeltje dat de beweging nog meer accentueert. Conclusie:
De plaats van de fotograaf is mede bepalend voor de sterkte van de beweging die wij willen tonen. Tevens is het decor waarin zich alles afspeelt ook van groot belang, willen wij een zeker contrast voor de beweging naar voor brengen.VERKEN EERST HET PARCOURS WAAR JE BEWEGINGSFOTO’S WIL NEMEN EN BEPAAL DE IDEALE PLAATSEN. VAN SLAGEN.
DIT IS AL HET HALVE WERK EN 50% KANS
Fotografie 16 Vervolg fietsers fotograferen: Weer een typisch voorbeeld van wat je beter zou vermijden, gezien het uiteindelijk resultaat. De achtergrond is ook hier te ver weg om een overduidelijk bewegingseffect te krijgen. Als je dan zoals hier met onze Ierse renners, de sluitertijd verkort van 1/40ste naar 1/50ste dan versterk je dat scherptebeeld in de verte nog meer. Het bewegingseffect komt hier vooral van de graskant, die vlak achter de renners is
Met opzet heb ik deze prent zo groot gelaten, om het effect van twee verschillend bewegende onderwerpen aan te tonen. De rabobankrenners plaatsen een demarrage waardoor ze in snelheid zoveel verschillen van het peloton dat hier een beweging in een beweging is ontstaan. De sluitertijd die extra lang is, versterkt die inhaalbeweging nog meer….maar, voor dezelfde prijs was mijn foto onscherp door de lange sluitertijd, want weet je nog..HOE LANGER DE SLUITERTIJD HOE MEER KANS OP ONSCHERPTE, MAAR ALS HET LUKT, HEB JE EEN KNALLER VAN EEN FOTO.
Iets waar je zeer goed moet voor opletten als je aan trekbeweging wil gaan doen, is als je onderwerp op je afkomt hetzij schuin of hetzij loodrecht. Je hebt dan een supersnelle lens nodig, die elke fractie van een seconde kan scherpstellen. Indien dat niet mogelijk is, kun je er beter niet aan beginnen of een andere pose zoeken. Als dan je toestel niet op AUTOFOCUS CONTINU (AF-C) staat kun je het zeker vergeten.
Een extra snelheidstintje kan je toevoegen door ervoor te zorgen dat er ook een voorgrond is die onscherp is. De renners bewegen daar tussenin en geven een mooi effect zoals bijgaande foto. Echter niet overdrijven is hier de boodschap.
Als afsluiter van fotograferen van fietsers, hiernaast nog een bevroren beeld, dat een weergave is van de kracht van die sportlui. Zoals je ziet zijn niet alle bevroren beelden “zonder gevoelssfeer”, integendeel, deze opname is praktisch met trekbeweging niet te realiseren.
Onthouden we: • Instelling van autufocus op AF-C stand • Sluitertijd rond 1:40ste sec. • Een frontaal naderend onderwerp vereist een supersnelle lens en toestel. • Oefenen en nog eens oefenen om deze technieken onder de knie te krijgen.
Fotografie 17 Motorrijders fotograferen: Afhankelijk waar ze rijden, is de instelling van ons toestel verschillend. Wij richten ons voorlopig op een rustiger snelheid dan de F1 piloten op de racecircuits, want deze fotograferen komt overeen met snelle racewagens. De navolgende foto’s zijn genomen in dezelfde ronde als de renners met tandem. De snelheid was meestal dezelfde als die van de fietsers. Soms waren de motoren op weg van één groep naar een andere en dat moest snel gebeuren gezien de veiligheid van de renners. Voorbeelden:
Deze motorrijder was op weg van de ene naar de andere groep en had een snelheid van om en bij de 120 km/h. De sluitertijd stond op 1/40ste sec. ik heb alles uit mijn toestel moeten halen om dit resultaat neer te zetten..een zuivere toevalstreffer.Door zijn hoge snelheid en de snelheid waarmee ik moest volgen, heb ik hem niet zo correct kunnen kadreren, maar beter zo’n foto dan geen.
Motorrijders zijn moeilijker in te schatten qua snelheid dan fietsers, omdat ze maar aan een hendel te draaien hebben als ze harder willen rijden. Je hebt hem goed in beeld, en dan versneld hij…
Het weergeven van bewegingssnelheid is voor motorrijders net zo als bij fietsers. Zo kort mogelijk met toch een goede beeldvulling en een achtergrond die niet zo ver weg is, het resultaat zie je hiernaast. 1/40ste bij f18 om zeker heel de rijder scherp te hebben.
Diezelfde rijder, maar nu verder af en met ver achterliggende achtergrond.Gelukkig komt de boom en het gras in de voorgrond een handje helpen om toch dat effect te hebben. Duidelijk zien we hier dat rood en geel voorgrondkleuren zijn.Groen en blauw, midden- en achtergrondkleuren.
Af te raden, net zoals bij fietsers, is het onderwerp recht naar u te laten komen. De snelheid van die motor en de regelsnelheid van mijn lens kwamen niet goed overeen. Tevens is bij dergelijke opnames een ZEER GROTE DIEPTESCHERPTE NODIG OM HET GEHEEL SCHERP TE KRIJGEN. Een zeer grote dieptescherpte vraagt dan weer VEEL LICHT, wat niet altijd voorhanden is . Op de foto is ondanks de f32 duidelijk de te kleine dieptescherpte te zien. De motorrijder staat scherp en het voorste gedeelte van zijn motor niet, door de traagheid van mijn lens. Immers, als je goed kijkt, zie je dat de dieptescherpte tot ruim het einde van de baan achter de rijder gaat.
Fotografie 17bis de sluitertijd van 1/30ste geeft een mooie achtergrond die een weergave is van de snelheid van de motorrijder. Een ietsje meer beeldvulling door inzoomen had een nog beter beeld gegeven, maar dat zie je pas achteraf EN VAN DERGELIJKE OPNAMES MOET JE LEREN.
Weet je nog van vorige les, toen werd vooropgesteld dat je eerst het parcours moet verkennen op ideale opnameplaatsen, wel dit was zo een plaats voor mij. Als het hier niet lukte, zou het ergens anders ook niet lukken . een blauwe achtergrond met witte letters (voor het bewegingseffect) een geel vest met rode mauwen, kan het nog beter? Naarmate men verder in de foto gaat, zie je meer scherpte optreden. De paal en het gras maken hier wel veel goed. Het kadreren en de beeldvulling konden beter, maar op zo’n moment krijg je maar fracties van een seconde de tijd om alles volgens de normen te laten verlopen.
Een bevroren foto, genomen op “sportstand”, geeft totaal geen sfeer weer, de rijder wordt door het scherpe landschap achter hem gedeeltelijk opgeslorpt.
Eveneens een sportstandopname, die mijns inziens enkel voor reclamedoeleinden bruikbaar is, verder gaat van dergelijke foto’s niets uit quasi sfeer.
Conclusie: • Motoren, zijn te fotograferen zoals fietsers, als ze ongeveer dezelfde snelheid hebben. Bij hogere snelheden gaan we tewerk zoals bij racewagens ( zie later) • Eveneens moet schermvullend gewerkt worden • Een achtergrond die niet te ver af is, en liefst één in groene (struiken en bomen) of blauwe kleur die niet uniform is maar bv witte letters bevat (geeft een streep effect)eigenlijk alles met een structuur kan dienen, enkel de kleur die moet een beetje overeenkomen met de regels. • Frontale fotografie vereist ultrasnelle lenzen, toestellen en dieptescherpten . • Sportfotografie geeft een zeer beperkte sfeer en alleen te gebruiken als er actie is (bv motorcross)
•
Hoe langer de sluitertijd, hoe moeilijker het onderwerp scherp te krijgen is, maar hoe spectaculairder de achtergrond wordt.
Fotografie 18 Op het autocircuit fotograferen: Ikzelf had dit ook nog nooit gedaan. Ik moest dus met de kennis, opgedaan in de andere bewegingstakken, proefondervindelijk vaststellen wat de beste instellingen zouden zijn. Nog een bijkomend probleem was, het druilerig donker weer, dus van veel lichtinval was geen sprake. Op de voorselecties heb ik het ritme van meevolgen en de juiste instelgegevens proefondervindelijk vastgelegd. De autofocus op “AF-C” dus continu gezet. Het parcours verkend op de ideale plaatsen en dan maar wachten op de start. GOED OM WETEN: DE IDEALE PLAATSEN IN SPORTMANIFESTATIES ZIJN VLAK VOOR OF VLAK NA EEN SCHERPE BOCHT, OP HELLINGEN EN IN CHICANES. Waarom dit zo is, voor een bocht moet er meestal afgeremd worden waardoor de snelheid op dat moment redelijk is, en na een bocht moet van de lagere snelheid opgetrokken worden naar de hogere snelheid. Dus deze beide plaatsen zijn altijd goed voor bewegingsfotografie. Op lange rechte stukken is de snelheid zodanig hoog dat meevolgen praktisch uitgesloten is. Kan dit wel, dan is in dergelijke stukken actie te verwachten, bv. Door inhaalmanoeuvres. Voorbeelden: De keverkensrace ging het grote werk vooraf. Na een tiental pogingen had ik de juiste sluitertijd gevonden. Mijn instelling stond op “S”stand zodat de sluitertijd prioriteit had. 1/40ste gaf bij deze wagens een juist beeld van de beweging die ervan uit ging. De snelheid van deze wagentjes bedroeg om en bij de 130KM/H. Het gedeelte boven de witte muur ( de pitt) is nodig om het effect te bekomen. Een egale achtergrond is te vermijden, net zoals bij fietsers.
Zoals ik reeds vermeld heb, is een helling één van die goede plaatsen om te fotograferen. Dit is hier duidelijk te zien aan de sluitertijd, die tamelijk kort is om onscherpte te vermijden, terwijl het bewegingseffect er nog duidelijk is.Het rood aan die wagen geeft nog een extra dimensie aan het geheel.
Op diezelfde helling, maar dan vlak voor een bocht, zodat de snelheid erg laag ( in hun normen dan) was. 1/160ste was een luxe instelling voor deze opname.De diafragmaopening was heel groot en gevaarlijk dicht in de geburen van een te kleine dieptescherpte .
De tweede race was voor miniCoopers. De snelheid hier was te laag om nog op 1/125ste te fotograferen omdat we dan in het gebied van bevroren foto’s terecht kwamen . 1/50ste was een tamelijk goede instelling. De blauw/witte streepjes rechts onder geven de beweging nog een dimensie erbij. Dit zijn kleine details, maar ze helpen enorm om effecten te creëren.
Bevroren beeld, dat toch een artistieke waarde heeft. Dit is geen “dood” beeld, hier vindt een strijd plaats op het scherp van de snee. Dit beeld kon ik nemen omdat het op een goede plaats is vastgelegd, nl. in de chicane (S-bocht) na de tweede bocht. Ik had wel 1/800ste nodig om scherpte te verkrijgen. Minder was gewaagd, omdat de wagens door de strijd aan het zigzaggen waren. Wordt vervolgd….
FOTOGRAFIE 18 bis Vervolg voorbeelden: Een sluiterstand van 1/400ste en een wagen die moest afremmen op de motor om in de bocht te gaan, geven dergelijke beelden. Niet alle bevroren beelden zijn zomaar beelden, het is aan de fotograaf om steeds attent te zijn , zoniet gaan veel gebeurtenissen aan uw neus voorbij.
Bij 1/640ste sluitertijd kan het niet anders of we krijgen een “geparkeerde wagen” die enkel een goede reclamefoto is voor dit merk. Verder straalt zo’n foto niets uit.
Uit dezelfde renstal, maar met een uitstraling die kan tellen. Het personeel in knalrode fluorescerende jassen geeft zelfs nog een dimensie meer aan deze foto. Geen toeval, een bewuste keuze van mij om de beweging te versterken.
1/40ste kon omdat dit juist na de chicane was en de wagen nog geen volle snelheid had. Kan een kleurcombinatie nog beter zijn? Een gele wagen voor een groen bos met daartussen een stapel rode en witte balken, en
dit alles op een neutraal grijze grond? Foto genomen IN de laatste bocht van de chicane.Let ook op het diafragmagetal, dit moet voldoende hoog zijn om heel de wagen scherp te krijgen. Het best fotografeer je onderwerpen die zich EVENWIJDIG AAN JE LENS verplaatsen.de rede zie je hier , de wagen rijdt in schuine richting van mij weg dus niet evenwijdig aan de lens, nu zien we dat de voorkant wel scherp is en de achterkent niet. Dit heeft te maken met de dieptescherpte die hier niet zo groot is…daarom evenwijdig is het beste.
Dit beeld zorgt hier voor een onscherpe achterkant, te wijten aan het in de bocht zetten op hoge snelheid samen met de dieptescherpte die ontoereikend dreigt te worden. Dergelijke foto’s zijn spectaculair qua beweging, maar kunnen lelijk mislukken omdat teveel factoren hier een rol spelen.
Een goed voorbeeld van hoe het niet moet. De wagen zit letterlijk gekneld in de foto , waardoor hij zelfs voor reclame nutteloos is. Een close-up maken met dergelijke snelle wagens moet met een tele gebeuren en liefst op een zeer korte sluitertijd. 1/320ste
was te traag.
Deze opname, van dezelfde wagen, geeft weer wat ik wou, nl een showfoto van dit merk. De 1/400ste sluitertijd gaf iets meer ruimte om hem min of meer te kadreren. De schuine stand geeft mijns inziens het mooiste resultaat, maar smaak verschilt.
Gokarts fotograferen verschilt niet van racewagens. Dezelfde mogelijke problemen duiken ook hier op. Beide foto’s zijn genomen met een inzoom van 105MM en 1/40ste sec. Als je goed kijkt zie je de locatie waar ik stond op het circuit …juist, vlak voor en in de bocht, want deze kleine lawaaimakertjes hebben een serieuze snelheid. Om te onthouden: Autofocus op AF-C Sluitertijdvoorkeuze “S”- stand. Voor of na een bocht , op een helling of in de chicane Wagens evenwijdig met de lens zijn het best te fotograferen.
Fotografie 19: Dieren in beweging fotograferen Dieren maken de gekste bewegingen, daarom vereisen deze foto’s zeer korte sluitertijden. Fotografeer je hier met een lange sluitertijd, dan heb je zo goed als zeker een mislukte foto. Een dier maakt geen rechtlijnige bewegingen zoals bv sportlui. Voorbeelden:
Deze haflinger hengst kwam recht op mij af, met een snelheid die kon tellen, want hij zag een hele groep merries voorbijkomen. De autofocus stond uiteraard op AF-C om continu focus te verkrijgen. Mijn toestel stond op sportopname, wat de zeer korte sluitertijd al laat zien. Een te lange sluitertijd gaat hier storende onscherpte veroorzaken.
Nog steeds dezelfde instellingen, maar nu was hij al zeer kort genaderd. Het voordeel dat het onderwerp zo op u afkomt is, je kan vrij goed kadreren, wat ook belangrijk is. De witte manen zijn wel in het oog te houden quasi belichting om geen overbelichting te krijgen…dus daar op richten.
Ook in AF-C stand en sportstand om deze foto te maken. De eend is wat overbelicht, maar veel tijd om dit alles te stellen heb je in zo’n gevallen niet.Dit was een fragmentopname, die ineens zich voordeed, en die een enorme reflex van doen had.
De landing van een eend, een niet zo gemakkelijke opgave.Je moet de eend van zover mogelijk volgen en proberen ze scherp te krijgen tegen het moment dat ze het wateroppervlak raakt…en dan moet je snel zijn. Net voor ze het water gaat raken, en reeds al vanaf dat ze nog in de lucht hing, heb ik ze in de zoeker gevolgd. Het moment van afdrukken en het moment dat ze het water raakt, daar zit nog geen seconde tussen. Door het feit dat de eend niet loodrecht naar mij toekomt, maar eerder een beetje zijdelings, kon de sluitertijd wat lager zijn om toch nog scherpte te hebben. Was de lichtinval nog min der geweest, dan had ik een onscherpe foto gehad, want 1/250ste is voor dergelijke foto’s reeds een te lange sluitertijd.
Dit is qua sluitertijd werkelijk het minimum, te zien aan de onscherpte van de klapperende vleugels. Een uiterst nauwkeurig meevolgen was hier nodig om het lichaam van de van mij wegvliegende eend scherp te houden. Uiteraard stond hier ook de autofocus op AF-C stand.
Een eend in volle vlucht, mooi gekadreerd tegen een “vuile” lucht, een meevaller als je die zo op foto krijgt. Het geluk mag dan al eens meezitten. Opstijgende en neervallende eenden ga je ’s morgens vroeg en ’s avonds laat gemakkelijker aantreffen dan overdag. De sluitertijd zegt hier genoeg. Als uw toestel een continu opnamestand heeft, is het aan te raden van die te gebruiken en uit de opgenomen foto’s de beste uit te selecteren. Dieren en hun gedrag observeren is geen overbodige luxe om naderhand deze gegevens te gebruiken om degelijke sapshots te maken. We werken steeds op autofocusstand AF-C en met een zo kort mogelijke sluitertijd. Kijk ook naar de omgeving, want die gaat mede het gedrag en de daruitvloeiende gedragingen bepalen. Een wandelaar met een loslopende hond, zal gegarandeerd eenden doen opstijgen…als je dat al weet, heb je de tijd om je schrap te zetten. Wordt vervolgd
Fotografie 19 bis Vervolg voorbeelden:
Vogels in hun vlucht, probeer je zo vlug mogelijk in beeld te krijgen, zodat je toestel de tijd krijgt om scherp te stellen. Tevens geeft het u de gelegenheid om synchroon met de beweging te komen. Je hebt bij dergelijke opnames “alle” tijd(???) om scherp te stellen. Bij 1/640ste krijgen we een bevroren beeld dat toch iets uitstraalt.
Deze opname is gemaakt op sportstand, omdat de aanraking van de meeuw met het wateroppervlak een fractie van een seconde bedroeg. De originelen heb ik per ongeluk gewist, zodat de gegevens ook weg zijn. Hier telt vooral de reactie”snelheid van de fotograaf, want je krijgt maar weinig kans voor herhaling. Deze is ook, net zoals al de vorigen, gemaakt in AF-C stand.
De 1/1000ste was hier uitermate geschikt voor de scherpte, omdat ik naar een blauwe heldere lucht fotografeerde. Dit lijkt makkelijker dan het is, omdat de meeste vogels nogal aardige capriolen durven maken. Het bijkomend probleem is hier de kadrering, die om goed te zijn wat meer tijd nodig heeft, want je moet scherpstellen op de meeuw en met “half ingedrukte ontspannerknop “
het beeld kadreren om dan door te drukken om de foto te maken. de kans dat ik ooit nog eens dergelijke foto maak , is waarschijnlijk bijzonder klein. De zeer korte sluitertijd en de heldere hemel waren ideale omstandigheden om tot dergelijk resultaat te komen. De eekhoorn was ik reeds enige tijd in de zoeker aan het volgen, kwestie van de snelheid waarmee hij zich bewoog in te schatten. Een reflex bij deze tijgersprong zorgde ervoor dat ik afdrukte .
Ook weer één fractie van een seconde had ik de tijd om dit op sportstand vast te leggen. Op die korte tijdspanne slaagde de meeuw er toch in om tweemaal het wateroppervlak te raken, wat een mooi effect geeft.
Hier ook weer weinig tijd beschikbaar, en voor diegenen die het willen nadoen, het is een fantastische ervaring om zoiets life te mogen meemaken.
Deze waterballetshow is te zien als de paaitijd van de vissen voorbij is, dan komen de jonge visjes aan het wateroppervlak hangen om lucht te happen, en de meeuwen, die weten dat, en komen toehappen, de harde realiteit, maar ze is eerlijk, ieder strijdt met gelijke middelen.
De landing…..hier heb ik afgedrukt ( volgens mijn waarneming althans) op het moment dat de eend het wateroppervlak raakt, en zie wat een spoor ze op die zeer korte tijd weergeeft. Hiermee wil ik bedoelen dat je zeer snel en zeer attent moet zijn bij deze vorm van fotografie. Tot slot, voor deze tak , geduld en veel oefenen zijn de beste leerschool. De honderden foto’s die ik daaraan opgeofferd heb, en die ik nog zal opofferen, zullen er toe bijdragen dat ik in deze tak van de fotografie steeds hoger op de ladder zal klimmen. Aan het maken van dergelijke foto’s, daar kon ik één jaar geleden alleen maar van dromen, en zie, ze staan er toch op… Supertip: dieren fotografeer je het best met de kortst mogelijke sluitertijd…1/1000ste sec. is beter dan 1/500ste sec.de sportstand is daar uitermate geschikt voor. In de meeste gevallen zul je de AF-C stand nodig hebben omdat dieren geen stilzitters zijn. Geduld, geduld en nog eens geduld, dat heb je nodig om aan dierenfotografie te doen. Probeer je in te leven in het gewoontepatroon van het dier, probeer het waarom het dat juist doet te achterhalen en ga met deze gegevens op weg om denderende opnames te maken.
...
...
Fotografie 20 Macrofoto’s nemen: Macrofotografie is een uitermate boeiende tak van de fotografie. Om deze tak te beoefenen moet je wel over het nodige materiaal beschikken. Een fototoestel: • Dit kan een gewoon digitaal toestel zijn, waarop een macrofunctie is voorzien. De vergrotingsfactor ligt meestal lager dan bij een reflex met macrolens. EEN FACTOR 1:10 WIL ZEGGEN DAT HET BEELD OP DE FILM OF CCD 10 X KLEINER WORDT OPGESLAGEN DAN HET ONDERWERP EIGENLIJK IS; Wanneer een factor 1:1 beschikbaar is, zal op je film of CCD de ware grootte zijn opgeslagen. Bij 1:10 moeten we 10x vergroten om tot de werkelijke grootte te komen, waar bij 1:1 de ware grootte ineens wordt getoond, we moeten dus niet vergroten. • Een reflexcamera met vaste lens: hier zijn we gebonden aan de ingebouwde lens en haar mogelijkheden. Voorzetlenzen zijn hierop wel te plaatsen, evenals bij sommige gewone toestellen. De kwaliteit van de foto’s hangt af van de kwaliteit van de lenzen. De vergrotingsfactor is hier meestal hoger . • Een reflexcamera met verwisselbare lenzen: hier is een waaier van mogelijkheden beschikbaar. We kunnen volledige lenzen nemen gaande van 50mm brandpuntafstand tot 200mm . hoe groter de lens, hoe zwaarder ze weegt en daar we bij macrofotografie, door de vergroting, ons toestel uiterst stil moeten houden gedurende een bepaalde tijd , is een zware lens zeker geen voordeel. We kunnen hier ook kiezen voor tussenringen, die al of niet automatisch zijn of niet, of een balgtoestel. Bij deze laatsten is er wel lichtverlies waardoor we al met een zekere achterstand vertrekken. Nodige factoren: • Voldoende licht: o Door zonlicht of een hulpbron zoals flitser of gloeilamp.Zonder voldoende licht is macrofotografie van bepaalde onderwerpen zoals insecten e.d. NIET TE VERWEZENLIJKEN zonder onscherpe foto’s.Een wit reflectiescherm is een probaat hulpmiddel om schaduwen te verzwakken en of voldoende licht toe te voegen zodat met aannemelijke waarden te fotograferen valt. Veel lichtinval zal een zeer korte sluitertijd als gevolg hebben, en die hebben we nodig bij sommige onderwerpen. Het diafragmagetal zal redelijk hoog kunnen genomen worden, waardoor de dieptescherpte zal toenemen. • De nodige windstilte: o Door het feit dat we hier een zeer kleine dieptescherpte hebben, is een onbeweeglijk onderwerp een must. Wind is uit den boze. Zeer korte sluitertijden zijn onmisbaar om scherpe foto’s te krijgen . Laat u niet beetnemen door bv insecten te fotograferen bij 1/40ste want mislukken is het gevolg. Een degelijk statief: o Voor de meeste opnames is een statief onmisbaar. Aangezien de dieptescherpte soms minder dan één millimeter bedraagt; is de minste trilling van ons toestel op de foto te zien. Als enigszins kan, stel dan je
automatische sluiter in om af te drukken om zo minder trillingen te bekomen. Ik hoor sommigen al zeggen, ik kan dat nog allemaal uit de hand, maar met zekerheid kan ik zeggen dat hun prullenbak binnen de kortste keren uitpuilt van onscherpe foto’s. Voorbeelden:
Op bijgaande foto is de relatief kleine dieptescherpte te zien. Het f 3.5 getal is eigenlijk iets te groot waardoor onze dieptescherpte ruim afneemt. Beter had ik hier een groter f-getal ingesteld waardoor de sluitertijd iets zou verlengen, en dat mocht omdat deze nog ruim kort genoeg was.
F4 was juist de grens want deze vlieg staat er juist scherp op niet meer eerder iets minder. De sluitertijd is hier ruim kort zodat onscherpte niet ging optreden. Gouden regel: Bij fotograferen van insecten in macro, stel scherp op de ogen, dat geeft meestal een goed resultaat. Probeer steeds parallel aan het onderwerp te staan, zodat de lens evenwijdig is met het onderwerp. Hiermee benut je volledig de beschikbare dieptescherpte .
Een duidelijk beeld van de dieptescherpte . zelfs bij f22 is deze nog zeer beperkt. Een waterjuffer, bij windstilte is een rustige stizitter zoals hier blijkt, want 1/10 sec.sluitertijd is een gewaagde instelling.
Wind was de oorzaak van deze mislukte foto. De sluitertijd is nochtans korter dan bij de volgende foto en toch is deze onscherp en de volgende niet.
Deze foto is enkele seconden nadien genomen, het was een fractie van een seconde windstil. Zelfs de langere belichtingstijd gaf bij deze windstilte geen onscherpte.
Het diafragmagetal mocht zeker veel hoger zijn. Het insect staat er niet helemaal scherp op, evenals het blad waar het op zit. Dit fenomeen zorgt voor het zwevend effect, wat zeker niet de bedoeling was. En f-getal van 11 of 13 was zeker beter geweest. Dit insect is nogal een snelle jongen, dat was de rede waarom ik voor een kortere sluitertijd koos, wat achteraf bekeken een misrekening was. Wordt vervolgd.
Fotografie 20 bis1 Vervolg voorbeelden: Bij macrofotografie gelden ongeveer dezelfde regels voor het bepalen van de dieptescherpte . Een grotere brandpuntafstand zal MINDER dieptescherpte geven en omgekeerd zal een kleinere brandpuntafstand een GROTERE dieptescherpte tot gevolg hebben. Een tweede belangrijke regel is: Hoe groter de brandpuntafstand, hoe VERDER je van je onderwerp kunt staan en hoe kleiner de brandpuntafstand des te korter je bij je onderwerp moet staan om hetzelfde resultaat te bekomen. Een derde regel: Hoe verder je van je onderwerp gaat staan, des te groter is de dieptescherpte , maar des te kleiner wordt de vergrotingsfactor. De brandpuntafstand verkleint met verder weg te gaan van je onderwerp. Het doelmatig aanwenden van vorige regels zal een graadmeter zijn voor het welslagen van je macrofoto’s. Soms is het beter iets verder af te gaan staan met een redelijk goede dieptescherpte als gevolg, dan het onderwerp te groot te willen weergeven en dat dan maar half scherp is. Voorbeelden:
deze opname is een 1:1 opname, met volledige 105mm brandpuntafstand. De dieptescherpte is gezien de lichtsterkte toch binnen het aanvaardbare. Hier zit ik wel op de grens van verbranding, omdat door snel te moeten zijn het licht, want die bij zit daar maar 1 of 2 seconden, niet op de bloemen gemeten is.
De foto hierbij is genomen met een kleinere brandpuntafstand. Dit heeft als gevolg een grotere dieptescherpte . Soms is het beter zo te werken dan dat de libel gaat vliegen, dan heb je totaal geen foto.
Als beginnend macrofotograaf is het beter eerst met kortere lenzen te beginnen en zo ervaring en handvastheid op te doen, want veel van het macrogebeuren vindt tegen de grond plaats. Dit is dus een andere manier van fotograferen.
Deze mier zat onderaan tegen de muur en moest op de buik liggend gefotografeerd worden. Een klein f-getal ,mocht hier want de mier is geen “dikke” en de verdere achtergrond zou storend zijn in dit geval. Wel was de sluitertijd van 1/200ste een noodzaak, want de mier was “in turbostijl” de eieren aan het verplaatsen.
Weer een typisch onattent zijnd insectenstel. Een groter f-getal nl.f13 was hier geen overschot. Daaraan gekoppeld was de sluitertijd 1/13de aan de lage kant, want er was wind (zoals steeds hier in ons land) ,daardoor moest ik wachten op een gunstig moment.
Vlinders fotografeer je in macro best in evenwijdige stand aan de lens.
Doe je dit niet, dan heb je een zeer grote dieptescherpte nodig die dan een zeer lange sluitertijd tot gevolg heeft. Een andere mogelijkheid is om verder van de vlinder weg te gaan, zodat je een kleinere brandpuntafstand kan nemen met de daarbijhorende dieptescherpte . wat hiervoor vermeldt is, kan men bij deze foto zien. De foto is van verder genomen, wat aan de dieptescherpte te zien is, want die is groter dan normaal. Vlinders met opengesperde vleugels vereisen een grote dieptescherpte , zoniet is maar een deel van de vlinder scherp…maar welk deel?
Ook bloemen vereisen een grote dieptescherpte . Met voldoende licht en een beetje windstilte bekomt men samen met een groot diafragmagetal een tamelijk korte sluitertijd. Bloemen zou ik persoonlijk( en dat doe ikzelf ook) van op statief nemen, je hebt alle tijd om je instelling zo te bepalen dat ze een superfoto tot gevolg heeft.
Spinnen in macro, niet zo simpel als je weet dat hiervoor meestal een zeer grote dieptescherpte nodig is, tezamen met een zeer korte sluitertijd. Waarom een zeer korte sluitertijd? Het web van de spin, is zeer licht, maar vangt door zijn oppervlak veel wind en is daardoor zeer onderhevig aan trillingen.
Verder zit de spin meestal in het midden van het web en dit is niet zo simpel te benaderen.
Door de kleine bewegingsvrijheid die we maar hebben in macro, is oefenen hierin een noodzaak. Tevens de nodige hoeveelheid geduld , lichtsterkte en windstilte zullen zorgen voor schitterend opnames, die wij daarvoor niet van de eerste maal zullen hebben, maar na enige tijd , mits te leren van onze fouten, komen ze er wel. Wordt vervolgd…
Fotografie 20Bis 2 Naslagwerk: Tot slot van dit onderwerp laat ik nog wat foto’s op u los. Bekijk ze goed en leer daarvan. Waar de gegevens nog beschikbaar waren, heb ik ze bijgezet om toch een idee te hebben van de instellingen. BIJNA ALLE FOTOS ZIJN MET STATIEF GEMAAKT . Veel kijk-en leerplezier.
Fotografie 21 Over-of onderbelichting: We zien ze zo dikwijls, slecht belichte foto’s. Mijn algemene werkwijze, bij twijfel, ik stel 2 stoppen onderbelicht en ga zo naar normale belichting tot 1 stop overbelicht. Dit zijn meestal 3 of 4 foto’s. Daar kun je achteraf de best belichte opname uithalen. Een tweede voordeelis, je leert in alle situaties inschatten wat je instelling moet zijn om kwalitatief goede opnames te bekomen. Er is niets zo afstotend in de fotografie dan “verbranding” van een gedeelte van een foto. Eén troost, we zullen er allemaal mee te maken hebben, maar door ervaring en probatie gaat het toch tot een minimum herleid worden. Aan de hand van een hoop voorbeelden gaan we proberen te achterhalen waar we (ik ) fout zaten. Voorbeelden: Hoe kun je een goede opname quasi belichting erkennen? Als je de bijgaande foto bekijkt, is in alle delen ervan de structuur duidelijk te herkennen zonder dat het geheel donker toont. Als je dat kunt zeggen, heb je een goed belichte foto.Hier heb ik 1 stop onderbelicht.
De ooievaar hiernaast, zijn veren zijn niet te onderscheiden en tekenen niet meer af, er zit geen structuur meer in. Er is dus duidelijk sprake van inbranding door overbelichting. Ik had op de ooievaar de lichtmeeting moeten doen en de belichtingstijd moeten verkorten naar bv 1/320ste.
Wat een verschil met de vorige foto…duidelijk is hier het verenkleed van deze vogel te zien. De belichtingstijd is de hoogte ingeschoten omdat ik OP de ooievaar de lichtsterkte heb gemeten. Je kan de meting meestal vergrendelen door de ontspanknop half ingedrukt te houden, kadreren en dan doordrukken om de foto te maken.
Het paddestoeltje hiernaast zijn hoedje is verbrand. Waarschijnlijk niet op het witste gedeelte gemeten. Wat ook wel eens kan gebeuren, dat is een verkeerde instelling van je witbalans, of dat je witbalans op automatisch staat en toch voor die situatie geen juiste kleurweergave kan doen. Je kan in zo’n geval, als de functie op je toestel voorhanden is , een plaatselijke manuele witbalansmeting doen. Dit kan je met een wit of 17%grijs blad doen. De handelwijze hiervoor staat in de les van witbalans. Hier heb ik het zekere voor het onzekere genomen en nog een opname gemaakt
gelukkig maar hoor ik al zeggen… Inderdaad, hier is de structuur van het hoedje wel duidelijk zichtbaar zonder tegen een donkere foto te moeten aankijken. Eén moment later was de zon ondergegaan en dit moment was beter geschikt om zonder blauwzweem te zitten. Soms is het beter om niet te fotograferen en “het “ moment af te wachten, geloof me het loont meestal want je hebt niet altijd zon nodig voor mooie foto’s integendeel..
Soms kan de zon een bondgenoot zijn, zoals hier bij deze opname. Ze accentueert de nerven van het blad zonder daarvoor voor overbelichting te zorgen. Daarvoor had ik 1 stop onderbelicht. 1 stop wil zeggen bv Van F 8 naar f 11gezet, dus één diafragmaopening dichter. Oefenen en proberen, maak foto’s van éénzelfde object met verschillende belichtingsgraden en leer zo “het karakter” van je toestel kennen. Vervolgd…..