Foto´s: Sara Bosch
1
Inhoudsopgave
Hoofdstuk
Pagina
Inhoud Portfolio……………………………………………………………………………………..
3
De Opleiding ……………………………………………………………………………………………
4
Verwijzing PvB…………………………………………………………………………………………..
6
Wat is korfbal…………………………………………………………………………………………….
7
Een Veiliger Sportklimaat ……………………………………………………………………………
13
Gedragscode en EHSBO ………………………………………………………………………………
17
De praktijkbegeleiding bij PVB 2.1.……………………………………………………………….
18
De praktijkbegeleiding bij PVB 2.2 ………………………………………………………………. Assisteren bij het organiseren van een activiteit…………………………………………
2
20 22
Inhoud portfolio
Onderdeel Titelpagina + naam cursist Inhoudsopgave + paginanummering Inleiding
Bolletjesformulier didaktiek ingevuld door cursist 1e keer Bolletjesformulier didaktiek ingevuld door PB 1e keer Plan van Aanpak didaktiek n.a.v. bolletjesformulier 1e keer Bolletjesformulier didaktiek ingevuld door cursist 2e keer Bolletjesformulier didaktiek ingevuld door PB 2e keer Evaluatie verbeteringen didaktiek n.a.v. bolletjesformulier 2e keer
Bolletjesformulier coaching ingevuld door cursist 1e keer Bolletjesformulier coaching ingevuld door PB 1e keer Plan van Aanpak coaching n.a.v. bolletjesformulier 1e keer Bolletjesformulier coaching ingevuld door cursist 2e keer Bolletjesformulier coaching ingevuld door PB 2e keer Evaluatie verbeteringen coaching n.a.v. bolletjesformulier 2e keer
Kort verslag opdracht blessures. Zie opdracht in hoofdstuk 7 Kort verslag assisteren bij een activiteit Toevoegingen voor zover de cursist dit zelf wil over één van de behandelde onderwerpen.
3
Inlever moment uiterlijk
Verwerking in portfolio
De opleiding Als de cursist zich correct heeft aangemeld voor de opleiding en aan de bijbehorende financiële verplichtingen heeft voldaan, ontvangt hij het cursusmateriaal en de inlog gegevens voor toegang tot de ELO. De cursist wordt geacht te werken binnen deze omgeving. De cursisten map ontvangt de cursist digitaal. De boeken “Korfbal, samen scoren” en “Eenvoudige korfbalvormen en helden van nu” worden toegestuurd. Korfbaltrainer 2 is stap één in de reeks van trainersopleidingen. De cursus is de basis van het traject welke een ‘beginnend’ trainer moet brengen tot een volleerd oefenmeester. Kwam in het verleden in de eerste opleiding (de BOK) alle facetten van het trainersvak aan de orde, nu wordt er een beperking gelegd aan het aantal thema’s, zoals hierna te lezen is. In Korfbaltrainer 2 wordt de cursist voorbereid op het halen van drie Proeven van Bekwaamheid (PVB): 1. Het geven van een training, of een deel van een training (die hij niet zelf hoeft voor te bereiden), met de nadruk op de didactische vaardigheden; 2. Het begeleiden bij wedstrijden; 3. Assisteren bij het organiseren van een activiteit.
De Proeven van Bekwaamheid moet hij voldoende afleggen in zijn eigen praktijk. Middels een portfolio (een schriftelijke bewijsvoering van de gedane activiteiten) beoordeelt een docent of de cursist aan de voorwaarden heeft voldaan. Om een voldoende portfolio te maken, krijgt de cursist langs twee wegen ondersteuning. De eerste weg is de centrale bijeenkomst die door een KNKV-docent wordt gegeven. In de centrale bijeenkomsten komen alle punten aan de orde die van belang zijn voor de drie proeven van bekwaamheid. De docent zal alle punten behandelen die in de lesmap genoemd worden. Langs deze weg kan de cursist kennis en ervaring opdoen. De tweede weg is die van de praktijk. Een cursist traint en coacht (of assisteert bij) een ploeg. Daarbij krijgt hij ondersteuning van een zogeheten Praktijk Begeleider (PB). De PB observeert trainingen die de cursist geeft en de wedstrijden die hij begeleidt en evalueert die met de cursist. De cursist en PB’er rapporteren de docent middels de bolletjesformulieren. Daaruit komen de punten waarmee in de centrale bijeenkomsten gewerkt moet worden.
4
De opleiding duurt minimaal negen weken. Er zijn vier centrale bijeenkomsten (minimaal om de drie weken) en tussendoor wordt (bij de club) elke week (een deel van een) training gegeven. De cursisten worden verzocht vóór de eerste bijeenkomst de eerste twee hoofdstukken van het boek “Korfbal, samen scoren” te hebben bestudeerd. Het betreft dus de hoofdstukken: “Visie op korfbal” en “Thema’s voor beginnende korfballers”. Uit het boek “Eenvoudige korfbalvormen en sterren van nu” moet men de tekst van bladzijde 3 tot en met bladzijde 14 hebben bestudeerd. Bijeenkomsten
Tijdens de eerste centrale bijeenkomst wordt de opzet van de cursus uitgelegd en wordt er op het veld aandacht besteed aan ‘wat is korfbal?’. Ook de didactiek komt aan de orde in de eerste bijeenkomst. De tweede bijeenkomst gaat over didactiek en vindt vooral plaats op het veld. Iedereen komt op de bijeenkomst aan de beurt om les te geven. De input voor de bijeenkomst wordt grotendeels gevormd door de rapportage middels de ‘bolletjesformulieren’. De derde avond heeft als hoofdonderwerp het begeleiden van wedstrijden. De input wordt ook hier geleverd door de bolletjesformulieren van de PB en de deelnemers. Daarnaast is er mogelijk ruimte om op het veld opnieuw aandacht te besteden aan didactiek. Op de vierde avond wordt de opleiding geëvalueerd, is er ruimte voor het stellen van vragen en worden de certificaten uitgereikt aan de deelnemers die de pvb’s gehaald hebben.
Portfolio inleveren
Eén week voor de vierde bijeenkomst moet de cursist zijn portfolio inleveren. Noot: Tijdens de centrale bijeenkomsten wordt geen aandacht besteed aan de PVB ‘assisteren bij het organiseren van een activiteit’.
Toetsplan
5
Iedere cursist kan via de site van het KNKV zien hoe het Toetsplan van de opleiding er uit ziet. Daarin opgenomen staan de drie PVB - beschrijvingen met hun bijbehorende protocollen op de site. Kijk op de pagina: Opleidingen.
Toelichting bij de PVB’s Op de site van het KNKV en binnen de ELO staat het volledig Toetsplan dat hoort bij de opleiding KT 2. Het zijn alle formele afspraken en regelingen rondom de opleiding waaraan moet worden voldaan. Ook het toetsreglement staat op de site en binnen de ELO van het KNKV.
6
Wat is korfbal? Bij korfbal gaat het om spelen en tegenspelen, aanvallen en verdedigen. Winnaar is de partij die de meeste doelpunten maakt. De spelbedoelingen zijn dus simpel. De balbezittende partij probeert te scoren en moet daarvoor samenspelen, in de theorie ‘opbouwen om te komen tot scoren’ genoemd. De andere partij probeert het scoren te voorkomen, moeilijk te maken en de opbouw te verstoren, te vertragen. Door de bal te veroveren kan men zelf gaan samenspelen om uiteindelijk tot scoren te komen.
SOV structuur
Scoren Om te winnen moet je meer scoren dan de tegenstanders. Er zijn verschillende technieken om te scoren. Je kunt schieten uit stand of uit beweging (een doorloopbal, een uitwijkbal). De technieken zijn een middel om het doel, scoren, te bereiken. Opbouwen om te scoren Omdat er bij korfbal niet mag worden gelopen met de bal, worden de spelers gedwongen om samen te spelen. Zo kunnen ze van de ene naar de andere korf komen. Bovendien mag een speler niet ‘verdedigd’ schieten. Door samenspel kan een ploeg tijd en ruimte creëren om te komen tot scoren. Voorkomen van scoren en verstoren van samenspel Waar de ene partij probeert te scoren zal de andere partij dat trachten te voorkomen, dan wel zo moeilijk mogelijk te maken. De andere partij zal ook proberen het samenspel te verhinderen, te vertragen, te verstoren zodat de kans op een doelpoging voorkomen wordt. Tegelijkertijd is er de intentie om de bal te veroveren.
7
Ruimte en tijd
Verder zijn bij korfbal “ruimte” en “tijd” belangrijke elementen. Ruimte is: de grootte van het veld, het vak; de afstand van aanvaller tot korf (hoe dichter bij hoe meer kans op scoren); de afstand van aanvaller tot tegenstander; de afstand van aanvaller tot medespelers; de plaats in het vak. Tijd is te omschrijven als: de snelheid van handelen; het tempo van lopen (stilstaan is ook een snelheid); het tempo van de bal (een boogbal doet er langer over dan een ‘strakke’ bal); de timing - op het juiste moment passen, starten, stoppen, etc.
Voorbeelden
Een voorbeeld van ruimte en tijd: als balbezitter A dicht genoeg staat bij de korf (ruimte) en de afstand tot zijn directe tegenstander is 2 meter dan is er tijd en ruimte genoeg om uit stand te schieten op de korf.
Een tweede voorbeeld is: een aanvaller loopt naar de steun (ruimte bij de korf), hij moet dáár zijn op het moment dat de bal naar hem gespeeld kan worden (timing).
Alle acties in het korfbal (en sport in het algemeen) hebben een aspect van ruimte en tijd. Regels en materiaal.
Tot slot zijn er een aantal regels en is er materiaal dat kenmerkend is voor korfbal. Zo is de korf omspeelbaar, d.w.z. er kan van alle kanten op aangevallen worden. De hoogte van de korf wordt aangepast aan de leeftijd van de deelnemers. In de leeftijd van 7-11 jarigen wordt er gespeeld met een leren bal nr.4. Bij welpen (6-7 jarigen) kan er een grotere mand gebruikt worden. Korfbal kan op verschillende manieren gespeeld worden. Er kan in 1 vak tussen twee korven gespeeld worden (4-korfbal) of in twee vakken. Maar ook met 1 korf in één vak, met een mogelijkheid van scores uit de hoek van het vak die voor twee tellen, het zogeheten beachkorfbal. Kortom, er is korfbal voor iedereen.
8
Wat betekent het bovenstaande nu voor het training geven aan korfballers? 4 tegen 4 is ook 4 x “1 tegen 1”
Bij korfbal gaat het om een spel van 4 tegen 4 waarbinnen zich 1-1 situaties voordoen. Het is een continue interactie tussen twee partijen, waarbij de ene partij in balbezit is en de andere niet in balbezit. Wij zien korfbal dan ook als handelen. Alles wordt vanuit het spel bekeken. “Lopen” is niet het ene been voor het andere zetten, maar “lopen” in het korfbal bekijk je vanuit: waarheen lopen, hoe snel, met welke bedoeling. Het is ook bedoeld voor medespelers. “Ik loop nu in een vrije ruimte, gooi de bal naar mij”. De pass zal vervolgens ook moeten aansluiten bij het vrijlopen. Vrijlopen en gooien zijn aan elkaar verbonden.
Zo is schieten niet een optelsom van allerlei bewegingen maar is een beweging die scoren tot resultaat heeft. In de volgende hoofdstukken zal de korfbaltraining vanuit die visie beschreven worden. Training
Wat is korfbaltraining? In haar boek, “De Methode, de ontdekking van het kind”, over het onderwijs aan kinderen geeft Maria Montessori in haar uitgangspunten aan: “Help mij het zelf te doen” Dat is ook het uitgangspunt van de korfbaltraining aan jeugdigen. Een eenvoudig leerprincipe (cirkel van Kolb) kan hierbij als hulpmiddel dienen.
Voorbeeld
In een voorbeeld: een kind schiet mis. De trainer vraagt nu: was het schot te hard, te zacht, teveel naar links, rechts, etc. Het kind moet nu nadenken over zijn eigen handelen (reflectie). Hij geeft antwoord en geeft aan dat het bijv. te zacht heeft geschoten. De trainer vraagt nu: “wat moet je dan nu doen? Het kind: “harder schieten”. Vervolgens schiet het kind weer en probeert het resultaat van zijn schot te verbeteren. Lukt het weer niet om te scoren dan kan de trainer een aanwijzing geven (informatie), waarna het kind weer gaat oefenen. Op deze wijze leert het kind zelf naar zijn handelen te kijken. Het leert na te denken over oorzaak en gevolg. Het leert zichzelf te corrigeren, waarbij het hulp / informatie / aanwijzingen van de trainer kan krijgen.
9
In de training staan de spelbedoelingen altijd centraal. Het gaat om “Scoren, opbouwen om te scoren en het voorkomen van scoren, verstoren van samenspel”. van eenvoudig naar moeilijk
Belangrijk is wel dat de oefenstof wordt aangepast aan het niveau en de beleving van de groep. Bij een beginnende speler van 7 jaar begint men o.a. met het aanleren van het schot uit stand. Ze moeten wel voldoende tijd en ruimte krijgen om het uit te voeren. Bij het aanleren is de weerstand van de verdediger niet aanwezig. Door het spelen van partijtjes op de training en in de wedstrijd ervaart de speler echter ook dat de tijd en ruimte er niet altijd is. Hij zal dus zijn vaardigheid moeten vergroten door sneller te leren schieten en van verder te leren schieten. De ervaring van de wedstrijd is dus een belangrijke informatiebron voor de speler. Dáár wordt hij geconfronteerd met een probleem. Het is aan de trainer om het probleem samen met de speler op te lossen. Dus komt de trainer met oefenstof waarbij de druk van de verdediger bij het schot uit stand wordt ingebracht en op termijn vergroot. Waar moet een training aan voldoen?
Trainingseisen
In “Eenvoudige korfbalvormen” (B. Crum) wordt verwoord waaraan elke training moet voldoen volgens de visie van het KNKV. 1. Korfbal
eigen bedoelingen Scoren Samenspelen Voorkomen van … Vanuit spelen naar oefenen.
2. Veel herhalingen Veel beurten Geen lange wachttijden Gemakkelijke organisatie Voldoende materiaal (ballen, korven, lintjes) 3. Rekening houden met Leeftijd Vaardigheid Beleving (top of recreatie) 4. Juiste coaching / beïnvloeding Spelbedoelingen begrijpen Kunnen voordoen, meespelen, vertellen Regels kunnen veranderen Spelers bevragen, oplossingen laten aandragen
10
Veel schieten
De hiervoor genoemde punten spreken eigenlijk voor zich. Punt 2 moet hier zeker benadrukt worden. Kinderen die net op korfbal komen moeten zo veel mogelijk schieten. Zorg voor oefeningen waarbij maximaal 2 kinderen met een bal op een korf kunnen schieten (er kunnen makkelijk twee of drie 2-tallen bij een korf werken). Zorg er voor dat ze succes hebben. Pas de omstandigheden zodanig aan dat wat ze oefenen resultaat heeft (punt 3). Dus van die afstand schieten dat ze scoren, de hoogte van de korf aanpassen! Of een ‘grotere’ mand gebruiken. Technische aanwijzingen geven. Hebben ze succes dan kan de trainer de oefeningen moeilijker maken. Van verder schieten, de korf hoger zetten, sneller laten schieten. Het oefenen van een thema niet te lang laten duren voor kinderen in de leeftijd van 6-10 jaar. Afwisseling van thema’s is belangrijk. Vaak is 10 minuten voor een thema lang genoeg. Daarna is de concentratie weg. Het is voor de trainer belangrijk om te kijken of de betrokkenheid van de kinderen er nog steeds is (leeft het!)
Plezier !!!!!!
En niet onbelangrijk is dat kinderen plezier hebben in het oefenen. Zorg dat er een uitdaging is. Is een oefening te makkelijk dan is al snel het plezier weg. Tien minuten tegenover elkaar staan en overgooien is niet leuk. Maar als ze bijv. een pilon moeten omgooien op 5 meter dan is er al een uitdaging en dan is gooien ineens wel leuk. Oefenstof en variëren. Na de keuze van het thema en na het bepalen van de aandachtspunten bij dat thema, komt het maken van oefenstof. De oefenstof moet de spelers gelegenheid geven om het ‘thema’ te ervaren, te oefenen. Na verloop van tijd zal de basisvaardigheid ‘beheerst’ worden. Bijv. na een aantal weken zal een beginnende pupil de techniek van het schieten uit stand redelijk beheersen (d.w.z. hij is meer raak gaan schieten!), maar hij kan het nog niet snel uitvoeren. De verbinding tussen vangen en ‘snel’ schieten zal nog niet optimaal zijn. De oefenstof zal dan zodanig aangepast moeten worden, dat hij sneller leert schieten. Daar zal weer enige tijd voor nodig zijn. Er hoeft niet altijd een nieuwe oefening gemaakt te worden, omdat herhalen ook belangrijk is. En …….. herhalen is ook leuk! Werken in een bekende organisatie geeft spelers de kans zich te concentreren op de uitvoering en ze hoeven dan geen aandacht te geven aan de organisatie. Kijk naar de betrokkenheid van de spelers. Verdwijnt de uitdaging, varieer dan de oefening. En een tip: de uitdaging kan ook gevonden worden door eens iets heel anders te doen met de groep. Herhalen van oefenstof vinden kinderen niet erg, maar eindeloos herhalen is weer niet leuk. De oefenstof bij een thema kan gevarieerd worden zonder dat de aandachtspunten wijzigen.
11
Hieronder wordt een reeks van mogelijkheden gegeven hoe oefenstof gevarieerd kan worden. Een waarschuwing is wel op zijn plaats: kijk goed of de oefenstof op het juiste niveau zit!
het aantal spelers met een bal bij een paal veranderen; het aantal pogingen in een beurt wijzigen; het aantal te maken doelpunten aanpassen; de tijdsduur van een oefening verlengen/verkorten; in de oefening de loopweg veranderen; in de oefening de balweg veranderen; de posities t.o.v. de korf wijzigen; de lengte van bal- en loopweg aanpassen; de afstand tot de korf veranderen; de grootte van de ruimte veranderen; het tempo wisselen; met tegenstanders werken; het aantal tegenstanders aanpassen; het accent van de aanwijzingen veranderen; aan aanvallers en verdedigers beperkingen opleggen; de situatie complexer maken.
Of een combinatie van bovengenoemde punten!
12
Een veiliger sportklimaat Voor spelers is het belangrijk om in een ‘vertrouwde’ omgeving te kunnen trainen en spelen. De trainer heeft grote invloed hoe de sfeer is op een traing, de omgang met elkaar. In dit hoofdstuk worden op een korte en overzichtelijke tips gegeven voor de trainer. Op de bijeenkomsten kunnen de cursisten met praktijkvoorbeelden komen. Docent en cursisten bespreken samen oplossingen voor de genoemde voorbeelden. Omgaan met niet wenselijk gedrag. Wat is niet wenselijk gedrag? We spreken van niet wenselijk gedrag als het gedrag van een persoon of een groep van personen een activiteit verstoort en dit gedrag tevens moeilijk te veranderen is. Een paar voorbeelden: - voortdurend negatief aandacht trekken; - herhaald agressief gedrag; - teruggetrokken gedrag. Oplossen van niet wenselijk gedrag is vaak een lange weg, dus verwacht daar niet teveel van. Met name in de situatie waarin je een kind maar enkele uren per week ziet. Maar het laten lopen is ook niet goed.
Er zijn drie invalshoeken voor gedragsverandering: - verandering van verstandelijke inzichten van het kind; - verandering van gevoelens van het kind; - verandering van reacties uit de onmiddellijke omgeving.
Omgevingsbeïnvloeding
Omdat 'verstand' en 'gevoel' nogal ongrijpbare fenomenen zijn, wordt bij gedragsverandering vaak gegrepen naar de invalshoek van omgevingsbeïnvloeding. De trainer/coach hoort ook bij de omgeving. Oftewel de trainer kan, door zelf iets te doen in houding en gedrag, invloed uitoefenen op het gedrag van de speler. M.a.w. jouw gedrag bepaalt voor een groot deel het gedrag van jouw spelers.
13
14
Basisvaardigheden bij het omgaan met niet wenselijk gedrag 1. Complimentjes geven / belonen
Zoek positieve kanten bij het kind. Probeer het vooral met deze positieve kanten te laten werken. Prijs het kind voor gewenst gedrag. Deel complimentjes uit! Probeer het eens met humor. Neem er eens de tijd voor om goed te kijken naar het kind waar je mee werkt. Schrijf eens op wat je ziet, vooral ook de goede dingen. Elk kind doet een heleboel goede dingen waarvoor het een complimentje verdient! Dus: - Let elke keer op de goede, leuke dingen die het kind doet; - Prijs het kind zodra het iets goed doet; - Benoem het goede gedrag en zeg er iets aardigs over; - Doe het direct!; - Vertoont een kind niet wenselijk gedrag, benoem dan het wenselijke gedrag van de kinderen die het goed doen. Voorbeeld: “Fijn Rick dat je de bal meteen vasthoud als ik wat uit wil leggen” en “Prima Iris dat je mij aankijkt als ik wat uitleg”.
High 5
Wees beperkt in het belonen met snoep of spelletjes, want dat wordt al gauw een gewoonte die ook weer het gedrag negatief kan beïnvloeden.
2. Rust bieden
Biedt een rustpunt (bijv. even op een stoel/bank laten zitten), eventueel apart van de anderen. Haal het kind uit de situatie. Dit kan ook gebeuren door het kind even een andere opdracht te geven of even bij je te nemen. Dit is vooral belangrijk voor het kind dat uit zichzelf niet tot rust komt, die maar bezig blijft met dingen die storen. Vraag het kind of het er aan toe is om weer met de groep mee te doen.
3. Grenzen stellen
Stel duidelijke regels en grenzen. Maak duidelijk wat niet mag en stel daar eventueel een straf op, zo mogelijk in overleg met de kinderen. Als een kind vervolgens toch over deze grenzen gaat: Straf het dan direct, maar overdrijf de straf niet te lang en niet te vaak want dan wordt het effect steeds minder. Leg duidelijk uit waarom je straft en bespreek de straf na afloop. Geef een “Ik-boodschap” af. Er is een verschil tussen: “Luister nou toch eens een keer” en “Ik wil dat je nu naar me luistert”.
4. Veel herhalen
Herhaal regelmatig afspraken en bied uitleg in kleine stapjes aan.
5. Verduidelijken
Orden de situatie, verduidelijk de situatie. Leg uit wat er gebeurt en waarom (kort). Maak de situatie eventueel overzichtelijk, bijvoorbeeld door de groep kleiner te maken / in tweeën te splitsen, of door het aantal materialen te vermeerderen. Voor veel kinderen met gedragsproblemen, is het prettig als ze de situatie kunnen overzien. Ze voelen zich dan bijvoorbeeld beter betrokken bij een activiteit in een kleinere groep.
6. Afwisseling bieden
Biedt afwisselende activiteiten. Hierdoor voorkom je dat erg onrustige kinderen, die snel afgeleid zijn, zich gaan vervelen en dus andere dingen gaan doen zoals plagen of zeuren. Als je doelgroep nog goed bezig is en je wilt niet de hele activiteit voor één of een paar kinderen onderbreken, dan kun je er ook nog voor kiezen om die kinderen bijvoorbeeld even een opdracht voor jou te laten doen (en zich nog belangrijk te voelen ook!).
15
7. Verantwoordelijkheden geven
Maak de groep medeverantwoordelijk voor je training. Geef ze verantwoordelijkheden en taken op hun niveau. Maak een aantal 'klierende' kinderen bijvoorbeeld verantwoordelijk voor het goede verloop van een activiteit.
8. Negeren
Negeer negatief gedrag dat is bedoeld om aandacht te vragen. Wanneer je reageert op negatief en aandachtvragend gedrag zal dit het gedrag veelal doen verergeren, omdat je het vervelende gedrag als het ware 'beloond' met aandacht. Probeer dus stoer, schreeuwerig, clownesk en dergelijk gedrag te negeren. Vertel de speler wel eerst wat het niet mag doen en waarom niet. Dus: - Reageer niet op aandacht trekken. - Probeer het vol te houden door iets anders te gaan doen. - Reageer altijd op gevaarlijk gedrag.
9. Onverwacht belangstelling tonen
Geef aandacht aan de kinderen op een moment dat ze leuk bezig zijn en het niet verwachten. Luister naar wat kinderen echt zeggen, of wat ze bedoelen te zeggen. Een kind kan bijvoorbeeld heel dwars zijn, omdat het ergens juist bang voor is. Reageer dan niet op het dwarse gedrag, maar ga in op de angst en zoek daar een oplossing voor. Of zeg ook zomaar eens dat je het fijn vindt dat ze zo goed bezig zijn. Geef zoveel mogelijk aandacht aan de leuke dingen die het kind doet. Doe dit door een aai over de bol, een knipoog, of door belangstelling te tonen. Zeg wat het kind goed doet, het kind krijgt hierdoor meer zelfvertrouwen.
10 Consequent zijn
Wees voorspelbaar voor de kinderen. Ze kunnen je dan makkelijker vertrouwen, weten hoe je zal reageren en dat je ze serieus zult nemen. Probeer ook een voorspelbaarheid en vaste regelmaat in je trainingen te creëren. Wil je nog meer weten over dit onderwerp ga dan naar: http://members.home.nl/de-laak/begeleiden/probleemgedrag.htm Bron: Manifest Samen voor Sportiviteit & Respect, 29 september 2010
16
Gedragscode en EHBSO Gedragscode Een veilig sportklimaat is vooral over de wijze waarop trainer en spelers met elkaar omgaan. Voor trainers bestaat er een document waarin een algemene code is vastgelegd: “Beroepscode: houvast voor kwaliteit en sportmoraal”. In het document komen ook punten terug die in het hoofdstuk ‘een veilig sportklimaat’ worden genoemd. Het document is te vinden op de site van NLCoach – www.nlcoach.nl en bij zoeken “beroepscode” invoeren. EHBSO – Eerste Hulp Bij Sport Ongevallen Het is de taak van de trainer om ook letterlijk te zorgen voor een veilige sportomgeving. Dus geen ballen laten slingeren waar spelers over kunnen struikelen, het materiaal zo opstellen dat spelers elkaar niet hinderen bij de oefening, waardoor spelers niet tegen een paal aanlopen, etc. Toch kunnen zich altijd ongelukjes voor doen.
In de brochure “sport-blessure vrij”van de Vereniging voor Sportgeneeskunde en Consument en Veiligheid komen tal van punten aan de orde. In het kader van de opleiding KT 2 moet u de volgende opdracht doen en de uitwerking daarvan opnemen in het portfolio. Opdracht
De opdracht luidt als volgt: Noem twee blessures waarmee u wel eens te maken heeft gehad als trainer. Wat kan u doen m.b.t. een dergelijke blessure? Raadpleeg hiervoor de brochure “Sport-blessure vrij”. De brochure is als volgt te vinden: http://www.nocnsf.nl/publicaties (Op die pagina vindt u bij 2011 de brochure. U kunt die ‘downloaden’. U hoeft dat NIET in het winkelwagentje te doen). Voor meer informatie over sportblessures: www.sportzorg.nl www.veiligheid.nl/homepage/sportveiligheid
17
De Praktijkbegeleiding bij PVB 2.1 Het volgende stappenplan wordt gevolgd. 1. De cursist zoekt een PB = praktijkbegeleider voor de didactiek. 2. De cursist vult het ‘bolletjesformulier didactiek’ (zie volgende blz.) in. De begeleider vult een EIGEN formulier in (voorwaarde: de PB heeft de cursist aan het werk gezien). Het bolletjesformulier kunt u downloaden van de KNKV-site. Stappenplan PVB 2.1
3. De resultaten van de beide formulieren worden vergeleken en besproken. Het levert ‘aandachtspunten didactiek’ op, d.w.z. die punten die aan de linkerkant gescoord worden. 4. De begeleiding richt zich op de aandachtspunten. 5. De cursist probeert allereerst zelf een ‘oefenprogramma’ te maken voor de aandachtspunten. Hij kan daarbij assistentie krijgen van de PB en/of docent. 6. De PB komt over een bepaalde periode 3 of 4 keer ondersteuning verlenen. Bij de laatste bespreking wordt het ‘bolletjesformulier’ weer ingevuld en besproken. De ontwikkeling van de ‘aandachtspunten’ is de kern van het gesprek. 7. De cursist maakt een verslag van bovenstaand proces, waarbij ook een evaluatie van de PB wordt meegenomen. De cursist geeft daarin aan wat hij heeft geleerd.
Taken
De taken voor de cursist 1. Een PB zoeken. 2. Data afspreken van begeleiden 3. Digitaal toezenden van ‘bolletjesformulier’ 4. Geven van training 5. Bolletjesformulier invullen 6. Bolletjesformulier bespreken 7. Oefenprogramma opstellen ‘aandachtspunten’ 8. Overleg oefenprogramma met eigen PB 9. Toesturen oefenprogramma aan docent voor reactie 10. Drie maal laten bekijken training en voortgang 11. Evalueren 12. Bovenstaande verwerken in protfolio Taken van docent KT 2 1. Toelichting geven op werkwijze praktijkbegeleiding in 1e bijeenkomst e 2. Bolletjesformulier digitaal toezenden naar cursist (meteen na 1 bijeenkomst) 3. Reactie op oefenprogramma welke cursist heeft opgesteld. 4. Indien nodig / gewenst overleg met PB 5. Tijdens centrale bijeenkomsten die punten behandelen die het meest als aandachtspunt naar voren komen. 6. Portfolio beoordelen Taken van PB 1. Bekijken training en invullen bolletjesformulier 2. Bespreken vergelijking formulier cursist en eigen formulier 3. Meedenken, meehelpen bij opstellen oefenprogramma ‘aandachtspunten’ didactiek 4. Drie keer ontwikkeling bekijken, bijsturen, ondersteunen, etc. 5. Vastleggen ontwikkeling cursist in ‘bolletjesformulier’. 6. Korte evalautie voor portfolio 7. Eventueel tussentijds overleg met docent. 8.
18
Didactische aandachtspunten trainer Naam cursist: ……………………………………….. Datum: …………………………..
Ploeg: ……………………
Ingevuld door: ……………………………………………..
Aandachtspunten
Begeleiden sporters Motiveert, stimuleert en enthousiasmeert korfbalspelers
0 0 0 0 0 0
Luistert naar korfbalspelers
0 0 0 0 0 0
Stemt manier van omgang af op korfbalspelers (zorgt voor sociale veiligheid)
0 0 0 0 0 0
Gebruikt heldere en begrijpelijke taal naar korfbalspelers
0 0 0 0 0 0
Spreekt korfbalspelers aan op hun (sport)gedrag
0 0 0 0 0 0
Bewaakt (en ziet toe op) hygiëne en verzorging
0 0 0 0 0 0
Bewaakt (en ziet toe op) veiligheid ten aanzien van materiaal
0 0 0 0 0 0
Geven van trainingen/lessen Volgt aanwijzingen van de verantwoordelijke korfbaltrainer op
0 0 0 0 0 0
Voert de les/trainingsvoorbereiding uit
0 0 0 0 0 0
Zorgt dat materialen en hulpmiddelen beschikbaar zijn
0 0 0 0 0 0
Draagt bij aan het bereiken van het doel van de training Past indien nodig oefening aan op de kwaliteiten van de korfbalspelers en de omstandigheden Doet oefeningen op correcte wijze voor of maakt gebruik van goed voorbeeld van een korfbalspeler Geeft (niet te veel) aanwijzingen aan korfbalspelers en legt de nadruk op positief corrigeren Controleert of korfbalspelers de opdrachten goed uitvoeren
0 0 0 0 0 0
Maakt zichzelf verstaanbaar
0 0 0 0 0 0
Kiest positie afgestemd op de oefening
0 0 0 0 0 0
Legt de oefeningen uit en past relevante (spel)regels toe
0 0 0 0 0 0
Zorgt dat korfbalspelers zich aan de gemaakte afspraken en (spel)regels houden
0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
Burgerschapscompetentie Gaat correct om met alle betrokkenen
0 0 0 0 0 0
Bewaakt waarden en stelt normen
0 0 0 0 0 0
Houdt zich aan beroepscode
0 0 0 0 0 0
Leercompetentie Reflecteert op het eigen handelen
0 0 0 0 0 0
Vraagt feedback
0 0 0 0 0 0
Handtekening (PB of cursist) …………………………………….
19
9. De Praktijkbegeleiding bij PVB 2.2 Het volgende stappenplan wordt gevolgd. 1. De cursist zoekt een PB = praktijkbegeleider voor de begeleiding.
Stappenplan PVB 2.2
2. De cursist vult het ‘bolletjesformulier begeleiden van wedstrijden (zie volgende blz.) in. De begeleider vult een EIGEN formulier in (voorwaarde: PB heeft cursist aan het werk gezien). Het bolletjesformulier kunt u downloaden van de KNKV-site. 3. De resultaten van de beide formulieren worden vergeleken en besproken. 4. De begeleiding richt zich op die aandachtspunten die links op het formulier aangegeven worden. 5. De cursist probeert zelf een ‘oefenprogramma’ te maken is samenspraak met de PB en/of docent. 6. De PB komt nog een keer een wedstrijdsituatie bezoeken. Bij de laatste bespreking worden de ‘bolletjesformulieren’ weer besproken. De ontwikkeling van de aandachtspunten is de kern van het gesprek. 7. De cursist maakt een verslag van bovenstaand proces, waarbij ook wordt meegenomen een evaluatie van de PB. De cursist KT 2 geeft daarin aan wat hij heeft geleerd.
Taken
Taken cursist KT 2: 1. Een PB zoeken. 2. Data afspreken van begeleiden 3. Digitaal toezenden ‘bolletjesformulier’ 4. Coachen van een wedstrijd 5. Bolletjesformulier invullen 6. Bolletjesformulier bespreken 7. Oefenprogramma opstellen ‘aandachtspunten’. 8. Overleg oefenprogramma met eigen PB 9. Toesturen oefenprogramma aan docent voor reactie 10. Nogmaals coachen 11. Evalueren 12. Bovenstaande verwerken in portfolio Taken van docent KT 2 e 1. Toelichting geven op werkwijze praktijkbegeleiding in 1 bijeenkomst 2. Digitaal toesturen ‘bolletjesformulier’ aan cursist 3. Reactie op oefenprogramma welke cursist heeft opgesteld 4. Indien nodig / gewenst overleg met PB 5. Tijdens centrale bijeenkomsten die punten behandelen die het meest naar voren komen om aan te werken. 6. Verslag portfolio beoordelen Taken van PB 1. Bekijken coaching en invullen bolletjesformulier 2. Bespreken vergelijking formulier cursist en eigen formulier 3. Meedenken, meehelpen bij opstellen oefenprogramma ‘aandachtspunten’ coaching 4. Nogmaals bekijken coaching, bijsturen, ondersteunen, etc. 5. Vastleggen ontwikkeling in het ‘bolletjesformulier’ 6. Korte evaluatie voor portfolio 7. Eventueel tussentijds overleg met docent
20
Begeleiding van wedstrijden, aandachtspunten coach Naam trainer: ……………………………………….. Ploeg: ………… Datum: …………………………..
Ingevuld door: ……………………………………
Aandachtspunten
Begeleiden sporters Motiveert, stimuleert en enthousiasmeert korfbalspelers
0 0 0 0 0 0
Luistert naar korfbalspelers
0 0 0 0 0 0
Stemt manier van omgang af op korfbalspelers (zorgt voor sociale veiligheid)
0 0 0 0 0 0
Gebruikt heldere en begrijpelijke taal naar korfbalspelers (korte aanwijzingen)
0 0 0 0 0 0
Spreekt korfbalspelers aan op hun (sport)gedrag
0 0 0 0 0 0
Bewaakt (en ziet toe op) hygiëne en verzorging
0 0 0 0 0 0
Bewaakt (en ziet toe op) veiligheid ten aanzien van materiaal
0 0 0 0 0 0
Begeleiden bij wedstrijden Zorgt dat de korfbalspelers op tijd aanwezig zijn op de plaats van de wedstrijd: tijdstip, reistijd, vervoerschema ouders geregeld, routebeschrijving Zorgt dat materiaal in orde is (veld, (reserve)-shirtjes) Geeft korfbalspelers aanwijzingen met betrekking tot wedstrijd (voorbespreking, opstelling, positieve aanwijzingen, niet teveel aanwijzingen, individuele aanwijzingen en collectieve aanwijzingen) Verzorgt reglementaire zaken voor en na de wedstrijd (formulier, spelerskaarten, ondertekening formulier, inleveren formulier) Zorgt dat sporters zich aan gemaakte afspraken en (spel)regels houden
0 0 0 0 0 0
Vangt korfballers na afloop op
0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
Burgerschapscompetentie Gaat correct om met alle betrokkenen (positief naar scheidsrechter o.a.)
0 0 0 0 0 0
Bewaakt waarden en stelt normen
0 0 0 0 0 0
Houdt zich aan beroepscode
0 0 0 0 0 0
Leercompetentie Reflecteert op het eigen handelen
0 0 0 0 0 0
Vraagt feedback
0 0 0 0 0 0
Handtekening (PB of cursist)
…………………………………..
21
PVB 2.3 - Assisteren bij het organiseren van een activiteit Het portfolio-gedeelte voor deze PVB kent een veel vrijere vorm. De cursist moet hiertoe namelijk een zelfgeschreven verslag maken van zijn/haar bijdrage bij het organiseren van een activiteit (hoogstens 2 A-4tjes). Veel activiteiten kunnen in aanmerking komen voor deze PVB. Kies er 1 uit waarbij kan worden geassisteerd en vraag aan de docent om goedkeuring. De activiteit waarbij u assisteert is gericht op het werven en behouden van leden en is geen training en heeft betrekking op minimaal acht deelnemers en duurt minimaal één uur. Mogelijke activiteiten
De cursist kan denken aan een activiteit zoals: organiseren (jeugd-)kamp, een schoolkorfbaltoernooi, trainingskamp, mixtoernooi, super-starwedstrijden, intro-lessen voor ouders, vriendjes-mee-neem-training, bedrijfskorfballessen/toernooi, beachkorfbal, spel-zonder-grenzen-middag, stratentoernooi, open-dag-activiteiten, broertjes&zusjes-training, etc. Activiteiten die niet in aanmerking komen zijn bijvoorbeeld: bingo-avond, sinterklaasmiddag, pannekoeken-teamwedstrijd, disco, teamuitje naar pretpark/casino/Ahoy, etc. In het zelfgeschreven verslag moet blijken dat er gewerkt is volgens een draaiboek en dat de organisatie een bepaalde structuur kent met taken en verantwoordelijkheden, eventueel een eigen begroting, noodprogramma, calamiteitenplan. Er moet een voorbespreking hebben plaatsgevonden en een evaluatie. Het verslag moet ondertekend worden door een verantwoordelijke van de vereniging. Als de cursist in het afgelopen half jaar (gezien vanaf de startbijeenkomst van de opleiding) heeft geassisteerd bij een activiteit die voldoet aan de eisen, dan mag hij die activiteit gebruiken voor het portfolio-deel van de PVB 2.3.
22
23