Een verkenning naar de haalbaarheid van de uitbreiding van NatuurWijs naar Nationale Parken en de mogelijke rol van vrijwilligers in de uitvoering van NatuurWijs
Foto door: Bianca van den Broek
Onderzoeksgroep:
Bianca van den Broek Chris Buitenwerf Florentine van Noppen Joyce Penninkhof Sofie de Groot
0
Een verkenning naar de haalbaarheid van de uitbreiding van NatuurWijs naar Nationale Parken en de mogelijke rol van vrijwilligers in de uitvoering van NatuurWijs Opdrachtgevers:
Alterra en de Wageningen UR, Wetenschapswinkel in samenwerking met NatuurCollege
Onderzoeksgroep 795:
Bianca van den Broek Chris Buitenwerf Florentine van Noppen Joyce Penninkhof Sofie de Groot
Proces Coach:
Valentina Tassone
Expert:
Astrid Hendriksen
Vak:
Academic Consultancy Training
Datum:
21-04-2011
Bram ten Cate Fransje Langers Tineke de Boer
720420128090 850206144060 871214609070 850415647120 860306285020
YMC: 60809
Copyright: “ Copyright © 2011 All rights reserved. No part of this publication may be reproduced or distributed in any form of by any means, without the prior consent of the authors.“ Disclaimer: “Dit rapport is gemaakt door studenten van Wageningen Universiteit als onderdeel van hun MScopleiding. Het is géén officiële publicatie van Wageningen Universiteit of Wageningen UR. Wageningen Universiteit neemt middels dit rapport geen formele positie in, noch representeert het haar visie of mening in deze.“
1
Voorwoord Dit rapport is geschreven als onderdeel van het vak ‘Academic Consutancy Training’, wat onderdeel vormt van iedere masteropleiding aan de Wageningen Universiteit. In dit vak werken studenten vanuit verschillende studies acht weken samen aan een project voor een externe opdrachtgever. Ons team bestaat uit een student van bos- en natuurbeheer, vrijetijdsstudies, klimaatstudies, dierwetenschappen en biologie. We hebben met veel plezier aan dit project gewerkt. De sfeer in het team was van het begin tot het eind open, positief en constructief, zodat we veel van het project, onszelf en elkaar hebben kunnen leren. Voor ons onderzoek hebben we op relatief korte termijn veel interviews gedaan. We willen graag iedereen bedanken die voor ons tijd heeft vrijgemaakt en ons te woord heeft gestaan om dat mogelijk te maken. Deze interviews hebben geleid tot interessante inzichten, conclusies en aanbevelingen. We hebben ook de gelegenheid gehad twee buitendagen bij te wonen om een goed beeld van het programma te krijgen. Ook daarvoor willen we de betreffende scholen en gidsen hartelijk bedanken; dit was een waardevolle bijdrage aan ons onderzoek en een mooie ervaring. Ook willen we onze begeleiders vanuit Alterra bedanken voor deze mogelijkheid, de feedback en de ondersteuning. Vooral op het begin heeft onze proces coach ons bewust gemaakt van bepaalde aspecten die nog een beetje beter konden, zodat we tot dit resultaat konden komen. Verder heeft onze expert ons op een cruciale momenten kunnen helpen met een paar scherpe vragen en goede tips, zodat we ons goed konden focussen en er een helder stuk van konden maken. Bedankt. Tot slot zijn we uitgenodigd voor een toekomstdag waarin er over de voortzetting van NatuurWijs werd gebrainstormd. Het was erg leuk en interessant om hierbij te zijn. Bedankt dat we hierbij werden betrokken.
2
Samenvatting NatuurWijs is een natuur educatieprogramma geïnitieerd door NatuurCollege in samenwerking met Staatsbosbeheer en de Universiteit Utrecht. Het programma is gericht op kinderen van groep 4 tot en met 8 van de basisschool. NatuurWijs is gestart in 2006; eind 2011 loopt de subsidie af. Voor de voortzetting van NatuurWijs wil NatuurCollege de haalbaarheid en wenselijkheid onderzoeken van een eventuele opschaling naar Nationale Parken in Nederland. Dit onderzoeksrapport maakt deel uit van een groter onderzoek dat de Wetenschapswinkel van Wageningen UR uitvoert in opdracht van NatuurCollege. In dit deelonderzoek is een eerste verkenning uitgevoerd naar de haalbaarheid van de uitbreiding van NatuurWijs naar Nationale Parken en de rol van vrijwilligers in de voortzetting van NatuurWijs. Er zijn dan ook twee doelen van dit onderzoek. Ten eerste willen we in kaart te brengen in hoeverre de voorgestelde opschaling naar Nationale Parken haalbaar en wenselijk is. Hiervoor zijn de volgende betrokken partijen geïnterviewd: NatuurCollege, Staatsbosbeheer, IVN, de NME-coördinatoren van Nationale Parken, boswachters, basisscholen en vrijwilligers. Gevraagd is naar hun visie op NatuurWijs, hun visie op de uitbreiding van NatuurWijs naar Nationale Parken, hun belang hierin en de middelen die zij hiervoor beschikbaar kunnen stellen. Op basis hiervan hebben we een stakeholderanalyse uitgevoerd waaruit naar voren kwam dat NatuurWijs door een aantal partijen als niet zo onderscheidend werd gezien ten opzichten van andere NME programma’s. Verder bleek dat IVN en Nationale Parken op dit moment niet geïnteresseerd zijn NatuurWijs in te voeren. Ten tweede heeft dit onderzoek als doel te achterhalen in hoeverre de inzet van vrijwilligers haalbaar en wenselijk is bij de uitvoering van NatuurWijs. Tegen de inzet van vrijwilligers werd door verschillende stakeholders heel verschillend aangekeken. Door sommigen werd aangegeven dat vrijwilligers het programma net zo goed zouden kunnen draaien als een boswachter, als ze maar hart hebben voor de natuur. Anderen spraken zorgen uit over kwaliteit en continuïteit. Deze bevindingen zijn weergegeven in een SWOT-analyse. We stellen vast dat de opschaling van NatuurWijs naar Nationale Parken op dit moment niet haalbaar is, omdat er een ander NME-programma voor basisscholen (Woordvoerders van de Natuur) eind 2011 wordt ingevoerd in de twaalf Nationale Parken en overwogen in vier andere. Wat betreft de inzet van vrijwilligers bij de uitvoering van NatuurWijs wordt geconcludeerd dat dit een goede optie is voor de voortzetting van NatuurWijs, mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Als aanbeveling komt uit dit onderzoek naar voren dat het zeer belangrijk is dat de boswachters voldoende betrokken blijven en de mogelijkheid krijgen in de praktijk te blijven staan. Verder zijn aandachtspunten de variërende kwaliteiten onder vrijwilligers en hoe lang een vrijwilliger betrokken blijft bij het programma. Een belangrijke aanbeveling die uit ons onderzoek naar voren komt is dat uitbreiding “bottom up” gesteund wordt en dat er daar draagvlak voor is. Volgens ons zal uitbreiding het beste werken als er wordt gewerkt vanuit lokale initiatieven. Ook zou het goed zijn als er verder onderzoek wordt uitgevoerd naar de inzet van vrijwilligers. Tot slot lijkt het essentieel dat de onderscheidende kenmerken van NatuurWijs sterker gecommuniceerd worden, zodat ook buitenstaanders het onderscheid met andere NME-programma’s duidelijk kunnen zien.
3
Inhoudsopgave Voorwoord .............................................................................................................................................................. 1 Samenvatting .......................................................................................................................................................... 3 1 Introductie ..................................................................................................................................................... 6 1.1 Achtergrond .................................................................................................................................................. 6 1.2 Probleemstelling ........................................................................................................................................... 6 1.3 Onderzoeksvragen ........................................................................................................................................ 7 1.4 Structuur rapport .......................................................................................................................................... 7 2 Natuureducatie in het basisonderwijs in Nederland ..................................................................................... 8 2.1 Stand van zaken............................................................................................................................................ 8 2.2 Financiële ondersteuning.............................................................................................................................. 8 2.3 NME in Nationale Parken en daarbuiten ...................................................................................................... 9 3 NatuurWijs................................................................................................................................................... 11 3.1 Organisatie en middelen ............................................................................................................................ 11 3.2 Doel en doelgroep ...................................................................................................................................... 11 3.3 Concept en opzet van het programma ....................................................................................................... 12 3.5 NatuurWijs gidsen ...................................................................................................................................... 13 4 Het inzetten van vrijwilligers ....................................................................................................................... 14 4.1 Inleiding ...................................................................................................................................................... 14 4.2 Motivaties voor vrijwilligerswerk ............................................................................................................... 14 4.2.1 ‘Kosten/baten’-analyse ....................................................................................................................... 14 4.2.2 Duur engagement ............................................................................................................................... 15 4.3 De rol van vrijwilligers binnen organisaties ................................................................................................ 15 4.3.1 Afstemming tussen vrijwilliger en organisatie.................................................................................... 15 4.3.2 vrijwillig maar niet vrijblijvend ........................................................................................................... 16 4.4 Vrijwilligers in de NME-sector .................................................................................................................... 17 4.5 Conclusie ..................................................................................................................................................... 17 5 Methodologie .............................................................................................................................................. 19 5.1 Globale opzet .............................................................................................................................................. 19 5.2 Semigestructureerde interviews ................................................................................................................. 19 5.3 Stakeholders ............................................................................................................................................... 19 5.4 Procedure ................................................................................................................................................... 21 5.5 Stakeholder analyse ................................................................................................................................... 22 5.6 SWOT-analyse ............................................................................................................................................ 22 6 Resultaten uitbreiding NatuurWijs naar Nationale Parken ......................................................................... 23 6.1 Inleiding ...................................................................................................................................................... 23 6.2 Visie op het huidige programma NatuurWijs ............................................................................................. 23 6.2.1 NatuurCollege en Staatsbosbeheer............................................................................................... 23 6.2.2 Basisscholen .................................................................................................................................. 24 6.2.3 Boswachters .................................................................................................................................. 24 6.2.4 Vrijwilligers .................................................................................................................................... 25 6.2.5 SNP, IVN en NME-coördinatoren Nationale Parken ...................................................................... 25 6.3 Visie op uitbreiding van NatuurWijs naar Nationale Parken ...................................................................... 25 6.3.1 NatuurCollege en Staatsbosbeheer............................................................................................... 25 6.3.2 Basisscholen .................................................................................................................................. 26 6.3.3 Boswachters .................................................................................................................................. 26 6.3.4 Vrijwilligers .................................................................................................................................... 27 6.3.5 SNP, IVN en NME-coördinatoren Nationale Parken ...................................................................... 27 6.4 Organisatie en middelen .................................................................................................................... 28 6.4.1 Staatsbosbeheer en NatuurCollege............................................................................................... 28 6.4.2 Basisscholen .................................................................................................................................. 29 6.4.3 Boswachters .................................................................................................................................. 29 6.4.4 Vrijwilligers .................................................................................................................................... 30 6.4.5 SNP, IVN en NME-coördinatoren van Nationale Parken ............................................................... 30 7 Resultaten inzet van vrijwilligers ................................................................................................................. 32
4
7.1 Visie op inzet van vrijwilligers ..................................................................................................................... 32 7.1.1 NatuurCollege en Staatsbosbeheer .................................................................................................... 32 7.1.2 Basisscholen........................................................................................................................................ 32 7.1.3 Boswachters ....................................................................................................................................... 32 7.1.4 Trainer ................................................................................................................................................ 34 7.1.5 Vrijwilligers ......................................................................................................................................... 34 7.1.5 SNP, IVN, en NME-coördinatoren ....................................................................................................... 34 7.2 SWOT-analyse ............................................................................................................................................ 35 8 Discussie en conclusie ................................................................................................................................. 39 8.1 Uitbreiding naar Nationale Parken ............................................................................................................. 39 8.2 Inzet vrijwilligers ......................................................................................................................................... 40 8.3 Sterke en zwakke punten in het onderzoek ............................................................................................... 40 9 Aanbevelingen ............................................................................................................................................. 41 Referenties ............................................................................................................................................................ 42 Bijlagen .................................................................................................................................................................. 44 I. Overzicht van de gehouden interviews ................................................................................................... 44 II. Vragenlijsten interviews.......................................................................................................................... 45 III. Figuur visie Staatsbosbeheer NME ......................................................................................................... 52 IV. Overzicht NME in Nationale Parken ........................................................................................................ 53 V. Vergelijking NME programma’s .............................................................................................................. 55
5
1 Introductie 1.1 Achtergrond In 2006 is het onderwijsprogramma NatuurWijs van start gegaan op initiatief van de stichting NatuurCollege in samenwerking met Staatsbosbeheer en met de Universiteit Utrecht. De Universiteit Utrecht heeft het lesprogramma ontwikkeld, maar speelt op dit moment geen actieve rol meer in het programma. Door Wageningen Universiteit wordt op dit moment evaluatieonderzoek gedaan (NatuurWijs, 2011). Het doel van het programma NatuurWijs is het betrekken van kinderen bij de natuur door middel van educatie en beleving van de natuur. De gedachte hierachter is dat kinderen door deze ervaring op de langere termijn bewuster om zullen gaan met de natuur. In de huidige opzet krijgen kinderen voorbereidende lessen, gaan onder leiding van een boswachter de natuur in en sluiten het programma af met verwerkende lessen. De boswachter staat heel centraal in het programma; hij vormt de link tussen de kinderen en de natuur. Uit een evaluatie van de eerste twee jaar is gebleken dat het programma zijn doelen behaalt. De betrokkenen (kinderen, leerkrachten, boswachters en ouders) hebben het programma positief ervaren en van bijna alle kinderen zijn positieve effecten met betrekking tot kennis, houding en gedrag geconstateerd. (Kieviet en van Koppen 2008) Nu het programma goed loopt en de positieve effecten bewezen zijn worden de initiatiefnemers van NatuurWijs geconfronteerd met een aflopende subsidie en een grote financiële onzekerheid in de ‘groene sector’ als gevolg van het huidige regeringsbeleid. Er zal een nieuwe koers bepaald moeten worden. De haalbaarheid van opschaling van NatuurWijs naar Nationale Parken en de mogelijke rol van vrijwilligers in de uitvoering van NatuurWijs zullen de focus vormen van dit onderzoek.
1.2 Probleemstelling Op initiatief van het Nationale Park de Utrechtse Heuvelrug en de hier werkzame vrijwilligers gaat op deze locatie in april 2011 een pilot programma van NatuurWijs van start. De aanwezigheid van meerdere onderwijsprogramma’s en verschillende groepen vrijwilligers op de Utrechtse Heuvelrug veroorzaakte de behoefte aan eenduidigheid en de vraag naar één onderwijsprogramma. Door deze ontwikkeling is de vraag ontstaan of het eventueel mogelijk is om NatuurWijs, naast de 20 locaties waar het nu wordt gedraaid, ook in andere Nationale Parken in te voeren. NatuurCollege en Staatsbosbeheer hopen door deze eventuele opschaling naar Nationale Parken het programma NatuurWijs meer als één geheel te kunnen profileren, met name met het oog op het aantrekken van fondsen en sponsoren en de mogelijkheid tot het bereiken van meer basisscholen. Tot op heden vonden de buitendagen in het programma NatuurWijs vooral plaats in gebieden van Staatsbosbeheer. Met de uitbreiding naar Nationale Parken zal de interactie met andere gebiedsbeheerders (zoals Natuurmonumenten en particuliere eigenaren) belangrijk zijn. Niet alle Nationale Parken zullen wellicht dezelfde visie delen wat betreft de uitbreiding van NatuurWijs en hun belang hierin. Voor de uitbreiding van NatuurWijs is het van belang te weten welke middelen de betrokken partijen beschikbaar hebben en beschikbaar willen stellen. Naast de uitbreiding naar Nationale Parken is de inzet van vrijwilligers belangrijk. Met het oog op de huidige bezuinigingen op natuureducatie en natuurbeheer is één van de ideeën, die ook voortkomt uit het initiatief op de Utrechtse Heuvelrug, het inzetten van vrijwilligers als gidsen. De boswachters zullen in dat geval een rol als coach krijgen voor het ondersteunen van de vrijwilligers. Wat betreft de inzet van vrijwilligers zullen er verschillen zijn in de ‘vrijwilliger-infrastructuur’ en in de ervaringen met het inzetten van vrijwilligers. Er worden eisen gesteld aan de nieuw op te leiden natuurgidsen, maar zij vervullen vaak niet de specifieke rol van natuurbeheerder en kunnen daarin dus verschillen van boswachters die voorheen deze rol vervulden. Het natuurbeheer aspect is een wezenlijk onderdeel van het programma NatuurWijs en hoe dit aspect door vrijwilligers kan worden ingevuld is dan ook van belang voor de kwaliteit van het programma. Naast inhoudelijke aspecten moeten ook de onderwijsvaardigheden van kwaliteit zijn voor het uitvoeren van NatuurWijs. Bij het inzetten van vrijwilligers is de continuïteit een mogelijk beperkende factor. Vrijwilligers hebben geen economische motivatie en moeten bovendien veel tijd in het
6
programma investeren. Heb is belangrijk om hier meer inzicht te krijgen over de rol van vrijwilligers in het NatuurWijs programma in relatie tot het waarborgen van de kwaliteit en de continuïteit.
1.3 Onderzoeksvragen Dit onderzoek is een verkenning naar de haalbaarheid van de uitbreiding van NatuurWijs naar Nationale Parken en de mogelijke rol van vrijwilligers in de uitvoering van NatuurWijs. De twee hoofdvragen en de bijhorende deelvragen die hieruit volgen zijn: In hoeverre is het haalbaar NatuurWijs uit te breiden naar Nationale Parken? Wat zijn de visies van de verschillende betrokken partijen op NatuurWijs? Wat zijn de visies van de verschillende betrokken partijen op de uitbreiding van NatuurWijs naar Nationale Parken? Wat zijn de belangen van de betrokken partijen in NatuurWijs en de eventuele uitbreiding? Welke middelen zouden de betrokken partijen in de toekomst beschikbaar kunnen stellen voor NatuurWijs? In hoeverre is het wenselijk om vrijwilligers in te zetten bij de uitvoering van NatuurWijs? Hoe zien de betrokken partijen de inzet van vrijwilligers in het educatieprogramma in plaats van boswachters? Wat zijn sterke en zwakke punten bij de inzet van vrijwilligers ten opzichte van boswachters? De partijen die zijn geïnterviewd zijn: NatuurCollege, Staatsbosbeheer, de NME-coördinatoren van de Nationale Parken Zuid-Kennemerland en de Weerribben-Wieden, IVN en basisscholen. Om de rol van vrijwilligers verder te analyseren zijn boswachters en vrijwilligers geïnterviewd die ervaring hebben met de uitvoering van NatuurWijs. Op basis van de verkregen informatie zijn een stakeholderanalyse en een SWOT-analyse gedaan.
1.4 Structuur rapport De hierop volgende drie hoofdstukken bestaan uit literatuuronderzoek en deskresearch over de natuureducatie in Nederland, het programma NatuurWijs en de rol van vrijwilligers. In hoofdstuk 2 zal de huidige situatie van natuureducatie in het basisonderwijs in Nederland worden beschreven, om NatuurWijs in een perspectief te kunnen plaatsen. In hoofdstuk 3 specifiek worden ingegaan op NatuurWijs. Hierin zal worden geschetst wat het doel is, wat het programma inhoudt en hoe het georganiseerd is. Daarna volgt hoofdstuk 4 over het inzetten van vrijwilligers binnen organisaties. Principes en elementen die vaak terugkomen bij het inzetten van vrijwilligers kunnen ook meegenomen worden als aandachtspunten bij de inzet van vrijwilligers in de uitvoer van NatuurWijs. In hoofdstuk 5 worden de methodes van het onderzoek toegelicht. De resultaten van de interviews (stakeholderanalyse) met betrekking tot de uitbreiding naar Nationale Parken worden weergegeven in hoofdstuk 6. Vervolgens worden in hoofdstuk 7 eerst de resultaten van de interviews ten aanzien van vrijwilligers weergegeven. Daarna is op basis daarvan en het literatuuronderzoek een SWOT-analyse gedaan. Tot slot staan de discussie van de resultaten en de conclusies die we daaruit trekken in hoofdstuk 8 en in hoofdstuk 9 volgen aanbevelingen.
7
2 Natuureducatie in het basisonderwijs in Nederland Sinds de jaren ´80 is Natuur- en Milieueducatie (NME) in het basisonderwijs een centraal thema in het nationale NME-beleid. Kinderen worden in contact gebracht met natuur, beleven natuurervaringen en doen kennis op, op het gebied van natuur. Het doel is ze bewust te maken van natuur en op deze manier respect voor natuur en milieu te creëren en ook draagvlak voor beleid op deze gebieden (Sollart en Vreke, 2008; Kievit en Van Koppen, 2008). NME kan worden gedefinieerd als “Het ontwikkelen van waarden, (ervarings)kennis, inzichten en vaardigheden waarmee betrokkenen (individueel en collectief) weloverwogen handelingskeuzen kunnen en willen maken op het gebied van natuur, milieu en landschap en de gevolgen van deze keuze weten te concretiseren in de dagelijkse praktijk” (NMEpodium, 2011). Dit is een erg brede definitie en in dit onderzoek wordt gefocust op NME programma’s met buitenonderwijs, dus in dit hoofdstuk zal ook gefocust worden op beleid rondom NME en NME programma’s gericht op buiten in de natuur zijn.
2.1 Stand van zaken In 2006 is het ministerie van LNV het programma Jeugd, Natuur, Voedsel en Gezondheid (JNVG) gestart. Aanleiding waren Kamervragen voortkomend uit onderzoek van Alterra, het Milieu- en Natuurplanbureau (MNP) en Radboud Universiteit waaruit bleek dat veel kinderen en jongeren nauwelijks meer in contact komen met natuur. Doel van het programma JNVG is om kinderen en jongeren in contact te brengen met natuur en ze zo natuur te leren waarderen (Sollart et al,. 2009). Verder wordt NME vanuit de overheid gestimuleerd door de uitvoer van de nota ‘Kiezen, leren en meedoen’ door de organisatie Programma NME. Het doel is om NME in Nederland te versterken door aanbieders van NME en vragende partijen bij elkaar te brengen. Er zijn ongeveer 50 lokale en 50 regionale NME-centra in Nederland die ondersteuning, lesmateriaal en buitenactiviteiten aanbieden. Het precieze aanbod verschilt per centrum (van Deursen et al., 2003; Natuur & Mileu Educatie, 2011). De NME-centra werken samen met de IVN-consulentschappen; de eersten hebben het verzorgen van NME op basisscholen als hoofdtaak en de laatsten richten zich met name op de organisatie en ontwikkeling van het aanbod van NME. De contacten met de scholen verlopen eigenlijk altijd via de aanbieders van NME zoals de NME-centra en de Nationale Parken (Vreke et al., 2007; Sollart en Vreke, 2008). Officieel moet er op basisscholen tenminste 1 uur per week aan NME besteed worden, maar uit onderzoek is gebleken dat dit vaak slechts een half uur tot een uur is. Ook is er geen standaard of eindtoets voor NME en er wordt slechts gecontroleerd of er op scholen een uitvoeringsplan of een lesmethode aanwezig is, dus niet of er ook daadwerkelijk aandacht aan wordt besteed (Sollart en Vreke, 2008). De verschillen tussen basisscholen komen onder andere door verschillen in betrokkenheid en kennis van de leerkrachten alsmede de bekendheid bij leerkrachten van mogelijkheden voor ondersteuning door externe partijen bij NME. Daarnaast zijn er per regio ook verschillen ten aanzien van de beschikbaarheid van NME en de mate waarin deze mogelijkheden gebruikt kunnen worden. Dit hangt samen met de beschikbaarheid van onder andere tijd en geld en de bereikbaarheid van natuurgebieden (Sollart en Vreke, 2008).
2.2 Financiële ondersteuning Er waren twee financiële instrumenten om de uitvoering van NME in het onderwijs te stimuleren: Regeling Draagvlak Natuur en Regeling Innovatie Groen Onderwijs. Verschillende organisaties die zich bezig houden met NME konden aanspraak maken op deze subsidieregelingen (Sollart et al,. 2009). Het huidige kabinet vermindert echter de subsidies en de Regeling Draagvlak Natuur loopt aan het einde van dit kalenderjaar af (Bleker, 2011). De IVN-consulentschappen worden financieel ondersteund door de provincies. In de meeste gevallen is dit bedrag de helft van het totale budget . Daarnaast geven gemeenten en provincies subsidies op projectbasis. Echter, een knelpunt dat de IVN-consulentschappen identificeren, is dat het lastig is om een degelijke organisatie op te bouwen doordat subsidies kunnen wegvallen. In veel provincies is er al een verschuiving van basisondersteuning naar projectondersteuning. Veranderingen in prioriteiten en beleid van gemeenten en provincies kunnen een gevaar zijn voor de continuïteit van NME in het basisonderwijs (Sollart en Vreke, 2008).
8
Ongeveer de helft van alle basisscholen in Nederland krijgt NME ondersteuning; een aantal gemeenten en provincies willen basisscholen stimuleren door onder andere geld ter beschikking te stellen. Niet alle gemeenten doen dit, omdat het stimuleren NME in het basisonderwijs geen kerntaak voor ze is (Sollart en Vreke, 2008).
2.3 NME in Nationale Parken en daarbuiten Alle Nationale Parken hebben hun eigen aanbod van NME voor het basisonderwijs. IVN heeft een basispakket voor alle Nationale Parken ontwikkeld met een aantal criteria voor NME in het basisonderwijs (Sollart en Vreke, 2008). Hiervoor is in elk park een NME-coördinator van IVN aangesteld in opdracht van het ministerie van Economische zaken, Landbouw en Innovatie die zich met voorlichting en educatie bezig houdt. Deze coördinator is onder andere verantwoordelijk voor het aanbod en de evaluatie van de NME-programma’s (Vreke et al., 2007). Het basispakket bestaat uit: 1) een buitenprogramma voor lokale scholen waarmee elke basisschoolleerling in de aangrenzende gemeenten tenminste eenmaal in zijn schoolcarrière in het Nationale Park geweest moet zijn, 2) educatiemateriaal voor basisscholen voor tenminste twee niveaus, 3) een programma of activiteit voor 12-18 jarigen, 4) cursussen voor lokale bevolking en recreatieondernemers en 5) cursussen/bijscholing/contactbijeenkomsten voor vrijwillige gidsen (Vos, 2009). De IVN coördinator maakt deel uit van het besluitvormingsproces over de invoering van NME-programma’s in het park (zie voor de werking hiervan box 1). In sommige gevallen wordt NME vanuit de terrein beherende organisatie gegeven. Daarnaast stelt IVN meerjarenplannen op en evalueert deze ook (Pleijte et al., 2008). Veel scholen in de omgeving van een Nationaal Park maken gebruik van de programma’s daar. Het is echter niet bekend of scholen die verder van een Nationaal Park af liggen daar ook gebruik van maken (Sollart en Vreke, 2008).
Box 1: Besluitvorming in Nationale Parken met betrekking tot invoering van NME-programma’s Eén van de vier doelen waar een Nationale Park zich op richt is voorlichting en educatie. De NMEcoördinatoren voeren dit uit en zijn in dienst van de desbetreffende provincie. In de Nationale Parken is sprake van een gelaagde besluitvorming: De eerste laag is het strategieoverleg; hierbij worden voornamelijk ideeën getoetst door de beheerders van het park en IVN. De tweede laag bestaat uit een (interne) adviescommissie, waar de concrete voorstellen aan voorgelegd worden. De derde laag bestaat uit het overlegorgaan. Elk Nationaal Park heeft een eigen overlegorgaan bestaande uit vertegenwoordigers van publiekrechtelijke instanties (zoals gemeenten, waterschappen en provincies) en privaatrechtelijke instanties (zoals grondeigenaren en terreinbeheerders), ook het IVN is hierin vertegenwoordigd. Sommige parken betrekken nog andere belangengroepen in het overleg (SNP, 2011). Besluitvorming in de Nationale De NME-coördinatoren van de Nationale Parken Weerribben-Wieden en Zuid-Kennemerland geven aan dat zij vereistniet eengeïnteresseerd gedeelde visiezijn onder de betrokken partijen te nemen maatregelen (Pleijte opParken dit moment in NatuurWijs, omdat zij in op hetde najaar van 2011 gaan starten met et hetal., 2008). Uiteindelijk besluit het overlegorgaan of een voorstel uitgevoerd wordt of niet. Naast deze organisaties bieden ook terrein beherende organisaties hun eigen NME-programma’s aan. Staatsbosbeheer heeft de laatste jaren veel activiteiten voor kinderen ontwikkeld. Het doel was kinderen in contact te brengen met natuur. Veel kinderen hebben weinig groen of natuur in hun omgeving en door de georganiseerde activiteiten wil Staatsbosbeheer bereiken dat kinderen zich verbonden gaan voelen met de natuur. Op deze manier zal het makkelijker zijn om natuur veilig te stellen voor toekomstige generaties. Daarnaast draagt het verblijven in de natuur bij aan zelfvertrouwen en de cognitieve en sociale ontwikkeling van kinderen. Bij het ontwikkelen van de activiteiten was er echter geen algemene koers en daardoor was er weinig samenhang tussen de activiteiten en was het onduidelijk of de activiteiten aansloten bij de wensen van kinderen en de mogelijkheden van Staatsbosbeheer. Daarom zijn er vier grote landelijke projecten gestart in samenwerking met onder andere Natuurcollege, IVN en Veldwerk Nederland: NatuurWijs, Natuursprong, Woordvoerders van de Natuur en de groene maatschappelijke stages voor het voortgezet onderwijs (Staatsbosbeheer, 2009). Natuursprong is een programma gericht op spelen in de natuur en een bewegingsprogramma is hier onderdeel van. Het programma richt zich op kinderen tussen de 4 en 12 jaar (Natuursprong, 2011). Woordvoerders van de Natuur is een educatief programma waarbij kinderen in de huid van een onderzoeker, journalist of andere beroepsbeoefenaar kruipen. Na een voorbereiding in de klas en een dag buiten in de
9
natuur geven de kinderen een presentatie over hun bevindingen. Dit programma is gericht op kinderen in groep 7 en 8 (Woordvoerders van de Natuur, 2011). Totaal geeft Staatsbosbeheer 10 miljoen euro in het tijdvak 2008-2012 aan alle jeugdprojecten uit. NatuurWijs en Natuursprong kosten ieder voor die periode een half miljoen euro en beiden worden tevens deels betaald door het VSB-fonds. Daarnaast stelt Staatsbosbeheer gebieden beschikbaar aan andere programma’s, zoals Ark natuurontwikkeling op acht locaties in het midden en zuiden van Nederland (Staatsbosbeheer, 2009; Ark, 2011), Stichting Natuurbeleving op zes locaties in het midden en zuiden van Nederland (Staatsbosbeheer, 2009; Het Bewaarde Land, 2011) en de Natuurschool op zeven locaties in het noorden en westen van Nederland (Staatsbosbeheer, 2009; Natuurschool, 2011). In Bijlage V is een vergelijking tussen de vier grote NME buitenprogramma’s voor basisscholen en BSO opgenomen. Verder zijn er verschillende kleinere aanbieders van NME zoals Stichting Kleine Aarde met het programma Het Bewaarde Land, wat gericht is op de beleving van natuur. In dit programma gaan de kinderen in 3 achtereenvolgende weken een vaste dag naar buiten. Het programma wordt gegeven door vrijwilligers (Het Bewaarde Land, 2011). De Gemeente Den Haag heeft het programma School in Bos opgezet waarbij kinderen van Haagse scholen gedurende een week naar Wilhelminaoord (Drenthe) gaan. Naast natuureducatie met veldexcursies is geschiedenis (prehistorie) ook een onderdeel van het lesprogramma (School in Bos, 2011). Ook zijn er verschillende kleine (eenmans) bedrijfjes die NME aanbieden. Een voorbeeld is Paardebloem van Klaartje Timmerman die betrokken is bij een aantal educatieve projecten en ook educatief materiaal verbetert voor scholen en gemeentes in de regio Utrecht (Paardebloem, 2011). Een ander voorbeeld is Natuureducatie.com van Bart de Koning die begeleiding van activiteiten in de natuur aanbiedt, lesmateriaal verkoopt en pedagogische medewerkers ondersteunt om natuureducatie te geven in de regio Amsterdam (Natuureducatie.com, 2011). Vorig jaar hebben de NME-centra in samenwerking met het ministerie van LNV voor het eerst de Natuur Educatie Gids uitgegeven en een website gestart (www.natuureducatiegids.nl) met alle educatieve initiatieven op het gebied van Natuur- en Milieueducatie. Dit omdat er een groot aanbod is op het gebied van Natuur- en Milieueducatie voor basisscholen en door de toegenomen werkdruk in het basisonderwijs hebben de leerkrachten niet veel tijd om zich er in te verdiepen en een lesmethode of programma te kiezen uit het aanbod (Natuureducatiegids, 2011). De rijksoverheid probeert dus NME te stimuleren door het JNVG-programma en de ‘kiezen, leren en meedoen’-nota. Echter, wordt het minimum van één uur NME per week dus vaak niet gehaald. Een reden hiervoor kan het ontbreken van een standaard of eindtoets zijn, maar ook de kennis van leerkrachten over mogelijkheden voor ondersteuning bij NME en de beschikbaarheid hiervan zijn waarschijnlijk belangrijke factoren. Er zijn veel verschillende lesmethodes en programma’s wat het voor leerkrachten lastig maakt een keuze te maken. De grote diversiteit zou echter ook een voordeel kunnen zijn, omdat op deze manier iedere leerkracht iets zou moeten kunnen vinden wat bij zijn lessen past. Tussen de programma’s en lesmethodes zijn verschillen in doelgroep, opzet en nadruk, maar het kost de leerkrachten vooral veel tijd om uit te zoeken. Een probleem is dat ze deze tijd eigenlijk niet hebben. Tot slot veranderen subsidieregelingen voor NME constant, waardoor de continuïteit van NME in het basisonderwijs in het gedrang kan komen.
10
3 NatuurWijs In dit hoofdstuk wordt het NME-programma NatuurWijs besproken. Er wordt kort ingegaan op de organisatie, het doel en de doelgroep van het programma, de concepten die NatuurWijs aanbiedt en de opzet van het programma. Aan bod komen de begrippen hoofd, hart en handen en hoe dat geïntegreerd wordt in het programma gedurende de buitendag. Daarnaast wordt ook aandacht geschonken aan de kerndoelen van het basisonderwijs en hoe NatuurWijs hierbij kan aansluiten en de eisen die gesteld worden aan boswachters en vrijwilligers die het NatuurWijs programma draaien of gaan draaien.
3.1 Organisatie en middelen Het natuur-educatieprogramma van NatuurWijs is ontstaan na de constatering van een toenemende vervreemding van kinderen ten opzichte van de natuur. Het is opgezet door de Universiteit van Utrecht, NatuurCollege en Staatsbosbeheer en is erop gericht om leerlingen van het basisonderwijs te laten ervaren hoe de mens en de natuur met elkaar verbonden zijn. Deze ervaring kan op de langere termijn een belangrijke basis vormen voor een duurzame samenleving door middel van het ontwikkelen van een zorgzame, respectvolle en betrokken houding ten opzichte van de natuur. Daarnaast draagt het ook bij aan een veelzijdige ontwikkeling en identiteitsvorming van het kind (NatuurCollege et al., 2009). Op dit moment bestaat de organisatie van NatuurWijs uit een stuurgroep waarin de Wageningen Universiteit, IUCN en het Ministerie van Economie, Landbouw en Innovatie (EL&I) zijn vertegenwoordigd. Ook is er een projectgroep die bestaat uit vertegenwoordigers van NatuurCollege, Staatsbosbeheer en de Universiteit Utrecht. Op dit moment zijn er maar een paar mensen die direct werken voor NatuurWijs. NatuurWijs wordt mede mogelijk gemaakt door een subsidie van Regeling Draagvlak voor de Natuur van het ministerie van LNV (http://www.natuurwijs.nl/algemeen/organisatie). Tot nu toe is Staatsbosbeheer een belangrijke betrokken partij in NatuurWijs, vooral in de vorm van manuren (boswachters). Maar nu de subsidies voor Staatsbosbeheer erg zijn afgenomen kan dat gevolgen hebben voor de betrokkenheid bij NatuurWijs. Wel hoopt NatuurWijs op ondersteuning voor het maken van de volgende stap (na 2011). Staatsbosbeheer kan niet participeren in NatuurWijs als het een stichting wordt, maar zij kunnen misschien wel een andere belangrijke rol gaan vervullen. Aan naamsbekendheid wordt op dit moment niet gedaan aangezien niet voldoende mensen zijn opgeleid door NatuurWijs om aan de huidige vraag naar NatuurWijs door scholen te voldoen.
3.2 Doel en doelgroep Het programma van NatuurWijs richt zich op kinderen van groep 4 tot en met 8 van de basisschool en het biedt kinderen, op een manier die bij hen past, natuurervaringen en natuurkennis aan in een inspirerende omgeving: de natuur zelf. Het doel is dat elk schooljaar drie groepen meedoen, bijvoorbeeld groep 4, 6 en 8. Zo komen deze kinderen drie keer gedurende dat jaar in verschillende seizoenen en drie keer gedurende hun verblijf op de basisschool in aanraking met de natuur (NatuurCollege et al., 2009; www.natuur-wijs.nl). Dit doel blijkt vaak te hoog gegrepen. In de huidige vorm gaan kinderen in ieder geval in één schooljaar drie keer met de boswachter of groen-professionals mee naar buiten. NatuurWijs sluit hiermee aan bij de kerndoelen uit het basisonderwijs. In de kerndoelen worden de concrete doelen omschreven wat een kind op het eind van de basisschool periode moet weten en kunnen. Deze kerndoelen zijn opgesteld door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OC&W). Het doel van NatuurWijs is om een fundamentele bijdrage te leveren aan onderstaande kerndoelen uit het leergebied 'Oriëntatie op jezelf en de wereld': de leerling leert met zorg om te gaan met het milieu (NatuurCollege et al., 2009); de leerling leert in de eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren onderscheiden en benoemen en leren hoe ze functioneren in hun leefomgeving (NatuurCollege et al., 2009); de leerling leert over de bouw van planten, dieren en mensen en over de vorm en functie van hun onderdelen (NatuurCollege et al., 2009);
11
kinderen zelf kennis laten maken met de natuur en hen de verbondenheid met de natuur zelf laten ervaren (www.natuurwijs.nl); op lange termijn een basis leggen voor een duurzame samenleving (www.natuurwijs.nl); kinderen leren verantwoordelijkheid te nemen voor de natuur (www.natuurwijs.nl). Naast het leergebied ‘Oriëntatie op jezelf en de wereld’ biedt het programma NatuurWijs ook een bijdrage aan de leergebieden ‘Kunstzinnige Oriëntatie en ‘Bewegingsonderwijs’ (NatuurCollege et al., 2009).
3.3 Concept en opzet van het programma NatuurWijs richt zich op kennis, verwondering en beleving van de natuur: de natuur ervaren met je hoofd, hart en handen. Door persoonlijke ervaringen met de natuur bouwen kinderen een band op met de natuur om hen heen en dat vergroot de kans dat ze later verantwoord met de natuur omgaan. De kinderen die nu in de bossen rennen en spelen zijn de natuurbeschermers van de toekomst. Tijdens de afwisselende buitenactiviteiten wordt aandacht besteed aan de elementen hoofd, hart en handen. Kinderen krijgen: Informatie over de natuur en de relatie tussen de mens en de natuur (hoofd); de gelegenheid om de natuur te beleven, te voelen en zich te verwonderen (hart); vaardigheden en handelingspraktijken aangereikt die gericht zijn op het spelen in en zorg voor de natuur (handen). Deze drie elementen zijn geen losstaande elementen op zich maar zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Door ervaringen op te doen in de natuur vergaar je kennis. Deze kennis zorgt voor een betere beleving en zorg en dus betrokkenheid bij de natuur. Op zijn beurt zorgt de grotere betrokkenheid en zorg weer voor betere vaardigheden die op hun beurt weer de kennis vergroten (NatuurCollege et al., 2009). De componenten, ‘hoofd, hart en handen’ komen in elke activiteit van NatuurWijs terug. Eén van de unieke kenmerken van NatuurWijs is dat het is opgezet rond een nieuwe didactische aanpak: de concept-contextbenadering. Het is in het kort gezegd de nieuwe manier van ‘leren uit de praktijk’ (NatuurCollege et al., 2009). De verschillende concepten die NatuurWijs aanbiedt (zie tabel 4.1), ook wel ideeën of begrippen genoemd, worden gebruikt om losse kennis met elkaar in verband te brengen (NatuurCollege et al., 2009). De concepten vormen de basis voor de kennisopbouw. Deze concepten zijn uitgekozen door de Commissie voor Vernieuwing van het Biologieonderwijs en worden gezien als belangrijke concepten voor basisschoolleerlingen (Boersma et al., 2007). Contexten kunnen beschouwd worden als bruggen tussen de werkelijkheid en de concepten en vormen ook verbindingen tussen de concepten onderling. Een voorbeeld van de concept-context benadering is de boswachter die de kinderen meeneemt naar een bepaald natuurgebied en hen het nut vertelt van opslag verwijderen uit een heidegebied en vervolgens zelf de kinderen de boompjes laat trekken. Uitgangspunt in de concept-contextbenadering is dat een programma wordt aangeboden dat voor kinderen betekenis heeft. Drie punten zijn hierin belangrijk (Boersma, 2010): Het programma moet gebruikt kunnen worden in contexten waar kinderen aan deelnemen, zich op oriënteren en die daardoor voor hen betekenisvol zijn. Het programma moet gaan over dingen die kinderen willen weten of doen, bijvoorbeeld omdat het een antwoord is op een vraag die ze zelf hebben gesteld of als eigen hebben aanvaard. Het programma moet leerlingen activeren. De context roept vragen op die ze zelf kunnen onderzoeken. Tabel 4.1 Concepten per groep (NatuurCollege et al., 2009) Groep Concepten 3-4 Dier, plant, voeding, rivier, voortplanting, biodiversiteit (introductie), natuur* 5-6 Bodem, waterkringloop, levenscyclus, voedselketen, vorm-functie, weer/temperatuur, gezondheid, biodiversiteit, zintuig, gedrag, natuur* 7-8 Voedselweb, soort, biotoop, levensgemeenschap, fossiel, uitsterven, voortplanting, (a)biotische factoren, natuur* * natuur en betekenissen van natuur voor mensen
12
Het programma bestaat uit drie buitendagen in het jaar met daaromheen voorbereidende en verwerkende lessen. Op de eerste dag wordt op school een voorbereidende les gevolgd van één lesuur die aansluit op de buitendag. Voorbeelden voor activiteiten voor die dag kunnen zijn dat de kinderen informatie opzoeken over het werk van de boswachter of een stilteoefening doen buiten in de buurt van de school. Het definitieve lesprogramma wordt samen met de leerkracht samengesteld en er worden specifieke leerdoelen opgesteld zodat de buitendag aansluit op de natuuronderwijsmethodes van die betreffende school. Daarnaast kan het programma zo goed aansluiten op de belevingswereld en situatie van de leerlingen. Tijdens de buitendag gaan de kinderen onder begeleiding van een boswachter of een andere groen-professional de natuur in en worden er activiteiten aangeboden waarbij de kinderen de natuur ontdekken, beleven en er vertrouwd mee raken. De buitenactiviteiten bestaan uit spelen, werken en onderzoek. Gedacht kan worden aan beestjes zoeken, luisteren naar de verschillende geluiden in het bos, hutten bouwen, een sluipspel en bosbessen plukken. Zo kunnen de leerlingen zelf de natuur ontdekken en ervaren en kunnen ze ervaren hoe de mens en de natuur met elkaar verbonden zijn. Na de buitendag hebben de kinderen een verwerkingsles van één lesuur waarin zij de ervaring en kennis die ze gedurende de buitendag hebben opgedaan verwerken. Gedacht kan worden aan beestjes zoeken rondom de school, een gedichtje schrijven over de verschillende geluiden in het bos of natuurbeheer op het schoolplein (NatuurCollege, et al., 2009).
3.4 Financiële aspecten scholen Het programma NatuurWijs is tot nu toe gratis aangeboden aan de deelnemende basisscholen. Vanaf 2012 zou het kunnen dat deelnemende scholen een eigen bijdrage moeten gaan leveren. Hierover moet nog een beslissing genomen worden. Elke school heeft een eigen budget voor besteding aan natuurprojecten. Maar scholen zouden ook kunnen gaan zoeken naar sponsoren.
3.5 NatuurWijs gidsen Niet iedereen kan zomaar de rol van NatuurWijs gids op zich nemen. NatuurWijs stelt een aantal eisen aan hun uitvoerders (www.natuurwijs.nl): De cursus tot NatuurWijs gids gevolgd hebben; een groen beroep of opleiding hebben met voldoende natuurkennis; binding met het gebied hebben. De uitvoerders zijn op dit moment boswachters en groen-professionals en zij hebben ook de taak om contacten te leggen met scholen. Het programma zou in de toekomst ook uitgevoerd kunnen gaan worden door vrijwilligers. De eisen die op dit moment aan vrijwilligers gesteld worden zijn anders dan die gesteld worden aan de huidige uitvoerders. Een vrijwilliger moet minimaal de natuurgidsen cursus van het IVN gevolgd hebben en ook de training volgen bij NatuurWijs. Het hebben van een groene opleiding is niet noodzakelijk, maar het hebben van een groene achtergrond is wel een voordeel, net zoals het hebben van binding met het desbetreffende natuurgebied. De training van twaalf vrijwilligers, afkomstig van het IVN en andere NMEers, is van start gegaan in januari 2011 en vindt op dit moment plaats in de regio Breda. Deze training wordt gefinancierd door de Provincie Noord-Brabant. De training van een tweede groep van vijftien vrijwilligers van het Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug gaat van start in mei 2011. Deze training wordt gesubsidieerd door het nationaal park zelf, door NatuurWijs en de Rabobank. NatuurWijs investeert in deze pilot van het Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug, omdat zij op de lange termijn mogelijk NatuurWijs willen uitrollen naar meerdere Nationale Parken.
13
4 Het inzetten van vrijwilligers
4.1 Inleiding Vrijwilligerswerk is van oudsher een belangrijk onderdeel van de Nederlandse maatschappij. Een vergelijking van verschillende tijdsbesteding studies laat zien dat het aantal Nederlanders die deelnemen aan vrijwilligerswerk redelijk stabiel is sinds 2001 (Metz, 2008). Er zijn echter wel twijfels over deze ‘stabiliteit’, wat te maken heeft met onderzoeksresultaten die elkaar regelmatig tegen spreken en vreemde fluctuaties vertonen (Dekker, 2006). Onderzoek naar de vrijwillige inzet van burgers wordt dan ook bemoeilijkt doordat er niet één vaste definitie bestaat van vrijwilligerswerk en er vaak verschillende vraagstelling gebruikt wordt. Daarnaast is de vrijwilligerssector voor een groot gedeelte informeel; het helpen van een buurvrouw die slecht ter been is met de dagelijkse boodschappen valt bijvoorbeeld in het ene onderzoek wel onder vrijwilligerswerk, terwijl een ander onderzoek zich specifiek richt op vrijwilligerswerk in georganiseerd verband(Dekker, 2005). Ondanks de uiteenlopende onderzoekscijfers is wel duidelijk dat het percentage van de bevolking wat zich vrijwillig inzet relatief hoog is; van 20% tot 45% van de bevolking (zie voor een vergelijking: Dekker, 2005). In dit hoofdstuk wordt vrijwilligerswerk geanalyseerd aan de hand van literatuur. We zullen deze analyse beperken tot de vrijwillige inzet in georganiseerd verband aangezien de informele sector voor NatuurWijs niet relevant is. We zullen ons eerst richten op vrijwilligers zelf: Wat zijn motieven om zich vrijwillig in te zetten? Zijn hier trends in te ontdekken? Vervolgens zullen we de rol van vrijwilligers binnen organisaties onderzoeken: Wat zijn voordelen en nadelen van de inzet van vrijwilligers? En hoe kunnen bedrijven het beste omgaan met vrijwilligers? Vervolgens zal de inzet van vrijwilligers in de ‘groene’ sector besproken worden en zullen de bevindingen toegepast worden op de situatie van NatuurWijs.
4.2 Motivaties voor vrijwilligerswerk Onderzoek naar vrijwilligerswerk in Nederland is volop gedaan. Wat in bijna alle onderzoeken naar voren komt is dat er de laatste decennia veel veranderingen hebben plaatsgevonden in de vorm waarin vrijwilligerswerk tegenwoordig uitgevoerd wordt. Oorzaken die in dit verband genoemd worden hebben vaak te maken met de individualisering van de samenleving (Dekker, 1999; Hustinx, 1998; Bekkers, 2002; Hustinx et al., 2007). Waar vrijwilligers vroeger vooral geleid werden door een onbaatzuchtige wens en plichtbesef zich in te zetten voor de medemens (van oudsher: caritas), tegenwoordig, in hun streven naar zelfontplooiing, eisen vrijwilligers een grotere keuzevrijheid en duidelijk afgebakende taken met tastbare resultaten (Hustinx, 2007). Het is dus zaak voor vrijwilligersorganisaties om hier aandacht aan te besteden. Hustinx (1998) onderscheidt hierbij twee uitersten: ‘klassiek’ vrijwilligerswerk en ‘nieuw’ vrijwilligers werk (1998). Uit dit onderscheid komt onder andere naar voren dat vrijwilligers een organisatie uitkiezen waar ze een persoonlijke interesse in hebben, waar ze mee kunnen denken en ruimte krijgen om hun eigen invulling te geven aan hun inzet (Hustinx, 1998). Een paar uitkomsten van dit onderscheid zullen uitgebreider besproken worden. 4.2.1 ‘Kosten/baten’-analyse Ten opzichte van het klassieke vrijwilligerswerk is de vrijwilliger tegenwoordig meer op zoek naar een persoonlijke binding met het vrijwilligerswerk. Dit wordt ook wel de ‘biographical match’ genoemd; de hedendaagse vrijwilligersstijl moet voortaan bij de individuele biografie aansluiten en wordt als het ware ‘op maat’ van de eigen biografie geconstrueerd (Hustinx en Lammertyn, 2001). Het vrijwilligerswerk balanceert tussen de eigen voorkeuren en solidariteit (met hulpbehoevenden) (Hustinx en Lammertyn, 2001). Dit is herkenbaar in de afweging die vrijwilligers maken tussen voordelen en nadelen voordat zij zich inzetten. Een ‘kosten/baten’-analyse houdt in dat vrijwilligers meer rekening houden met de balans tussen wat het hen oplevert en kost, immers, voor deze vrijwilliger zijn persoonlijk voordelige factoren als zelfrealisering, het opdoen van sociale contacten en werkervaring, alsook eigen interesses van doorslaggevend belang (Hustinx, 1998). Dit betekent niet dat alleen het eigenbelang wordt gediend: Mensen verrichten vrijwilligerswerk uit betrokkenheid bij de lokale gemeenschap of bij de doelstellingen van de organisatie, maar ook vanwege de sociale contacten die men opdoet en om de eigen ervaringen en capaciteiten in te zetten voor
14
de organisatie in kwestie (Leijenaar en Niemeier, 1999). Daarnaast blijkt ook dat variatie, en plezier en ontspanning tijdens het vrijwilligerswerk belangrijk zijn (Hustinx en Lammertyn, 2001). Deze afwegingen komen ook tot uiting in de keuze van het terrein waarop de vrijwilliger actief wil worden. Vroeger werd vooral gekeken naar de eigen ‘zuil’ en op welke terreinen deze actief was, nu worden vaak onderwerpen gekozen op basis van de maatschappelijke agenda. Het gevolg van de voortdurend veranderende maatschappelijke agenda is dat de interesse van vrijwilligers ook weer afneemt als de maatschappelijke belangstelling voor het desbetreffende onderwerp afneemt (Hustinx, 1998). Hierbij valt te denken aan deelname aan eenmalig of terugkerende evenementen ten bate van een ‘goed doel’, zoals bijvoorbeeld jezelf inzetten als vrijwilliger voor een sponsorloop voor schoon drinkwater. 4.2.2 Duur engagement Bij het bovenstaande voorbeeld komt ook duidelijk een ander onderscheidend element naar voren; nieuw, ‘modern’ vrijwilligerswerk heeft vaak een beperkte en duidelijk afgebakende duur, terwijl ‘klassiek’ vrijwilligerswerk vaak de vorm aanneemt van een langdurig en frequent engagement (Hustinx, 1998). De nieuwe vrijwilliger wordt dan ook vaak in verband gebracht met ‘episodisch vrijwilligerswerk’ (Cnaan en Handy, 2005), waarbij vrijwilligers niet langer langdurige verplichtingen aan gaan, maar, zoals in het voorbeeld hierboven, kortlopende projecten uitzoeken waar ze zich voor in zetten en die ze vervolgens ook weer afsluiten. De verklaring voor deze verschuiving is volgens Cnaan en Handy (2005) te vinden in het feit dat steeds meer mensen de toenemende druk van tijd, werk en bijkomende verplichtingen voelen. Ze erkennen echter ook dat er vaak geen strikte verdeling gemaakt kan worden en kiezen daarom om vrijwilligers langs een kant de episodische variant van vrijwilligerswerk; de meeste vrijwilligers bevinden zich hier ergens tussenin.
4.3 De rol van vrijwilligers binnen organisaties Organisaties zijn het meest gebaat bij een gemotiveerde vrijwilliger die graag doet wat de organisatie van hem of haar verwacht en dan ook nog het liefst gedurende een lange periode. Er is echter vastgesteld dat vrijwilligers tegenwoordig meer eisen stellen aan het vrijwilligerswerk voordat zij zich hiervoor willen inzetten en dat er meer dan voorheen een ‘kosten/baten’-analyse aan voorafgaat; wat levert mijn vrijwillige inzet mijzelf op? Daarnaast heeft het nieuwe vrijwilligerswerk vaker een episodisch karakter. Dit zijn belangrijke observaties voor organisaties. In het navolgende wordt beschreven hoe zij hier het beste mee om kunnen gaan. 4.3.1 Afstemming tussen vrijwilliger en organisatie De ‘baten’ van vrijwilligerswerk kunnen echter voor iedereen andere vormen aannemen en vrijwilligers die zich ogenschijnlijk op dezelfde manier inzetten kunnen dit doen vanuit verschillende motivaties. Verschillende auteurs concluderen dan ook dat de beste manier om vrijwilligers aan te trekken, maar vooral ook om te behouden, neerkomt op het laten aansluiten van waardering en beloning op de motivatie van de betreffende vrijwilliger (Puffer en Meindl, 1992; Clary et al., 1998; van den Bosch en Boss, 2009). Clary et al. (1998) noemen dit de ‘person-situation fit’; hoe beter de persoonlijke motivaties terugkomen in het vrijwilligerswerk, hoe mee voldoening en plezier de vrijwilliger uit zijn of haar werkzaamheden zal halen en hij of zij zal hierdoor eerder geneigd zijn om langer betrokken te blijven (1998). Als organisatie is het dus zaak om te weten te komen waar een vrijwilliger behoefte aan heeft en daar dan zo goed mogelijk aan proberen te voldoen. Doormiddel van onderzoek hebben Clary et al. (1998) zes verschillende gebieden van motivaties gevonden die een belangrijke rol spelen waarom mensen beginnen met vrijwilligerswerk en vervolgens betrokken blijven. Bridges Karr en van den Bosch (2008) hebben deze voor hun onderzoek gebruikt en er één aan toegevoegd: plezier gerichte motieven. Wetenschappelijke onderbouwing voor deze toevoeging is te vinden in Hustinx en Lammertyn (2001) en van der Vaart (2010). De zeven functionele motieven zijn hieronder weergegeven: 1. pleziergerichte motieven: 2. carrièregerichte motieven:
Door vrijwilligerswerk kan men plezier en genot ervaren. De pleziergerichte motieven zijn van groot belang, vooral onder jongeren. Vrijwilligerswerk biedt een kans om ervaringen, vaardigheden en contacten op te doen die de (toekomstige) carrière op de arbeidsmarkt kunnen bevorderen.
15
3. normatieve motieven: 4. sociale motieven:
5. leermotieven: 6. kwaliteitsmotieven: 7. beschermingsmotieven:
Vrijwilligerswerk is een manier waarop mensen voor hen belangrijke normen en waarden uit kunnen dragen. Vrijwilligerswerk kan bestaande sociale contacten verdiepen of versterken en geeft een kans om in activiteiten mee te doen die belangrijk zijn voor significante anderen. Vrijwilligerswerk biedt een kans nieuwe (leer)ervaringen op te doen en bestaande kennis en vaardigheden te oefenen en te vergroten. Vrijwilligerswerk biedt kansen voor persoonlijke groei en een verhoogde levenskwaliteit. Vrijwilligerswerk kan een manier zijn om negatieve omstandigheden, ervaringen of gevoelens te ontlopen of deze te verminderen. (overgenomen uit Bridges Karr en Bosch, van den; 2008)
Deze motivaties kunnen als leidraad dienen voor organisaties om hun vrijwilligersbeleid op af te stemmen; door vrijwilligers expliciet naar hun motieven te vragen kan de organisatie hier op inspelen. Door goed te kijken naar wat een organisatie zelf zoekt in vrijwilligers kan de afstemming ook verbeterd worden (Devilee, 2005). Zo wordt ook voorkomen dat er vrijwilligers aangetrokken worden die motieven hebben die niet bij de werkzaamheden passen; wanneer het vrijwilligerswerk complexer wordt en er meer expertise vereist is, impliceert dit ook dat er meer verantwoordelijkheid op de schouders van de vrijwilligers komt te liggen (Hustinx en Lammertyn, 2001). Belangrijk is dan om te weten of zij bereid zijn deze verantwoordelijkheid ook daadwerkelijk te dragen. 4.3.2 vrijwillig maar niet vrijblijvend De kern van bovenstaande aanbevelingen is een flexibilisering ten opzichte van de werkzaamheden voor vrijwilligers. Dit neemt niet weg dat vrijwilligerswerk ook volledig vrijblijvend kan worden ingevuld; hoewel de vrijwilligheid van de vrijwilligers de basis vormt, kunnen er door de organisatie ook verplichtingen en eisen aan vrijwilligers gesteld worden. Als voorwaarde voor deelname wordt, bij gebrek aan een goede Nederlandstalige tegenstelling van vrijblijvendheid, commitment genoemd: de bereidheid om zichzelf te binden, zich te houden aan vrijwillig op zich genomen verplichtingen en verantwoordelijkheden (Dekker, 1999). Commitment is dus een voorwaarde voor een succesvolle toepassing van vrijwilligers; organisaties zijn gebaat bij continuïteit. Organisaties kunnen, door middel van een vrijwilligersbeleid waarin voorwaarden voor deelname zijn opgenomen, zorgen voor een langere betrokkenheid van vrijwilligers (van den Bosch en Boss, 2009; Devilee, 2005; Rehnborg et al.) Organisaties moeten proberen de vrijwilliger zoveel mogelijk tegemoet te komen en daarnaast zorgen voor een duidelijke communicatie ten opzichte van verplichtingen die gesteld worden om het functioneren van de organisatie te bevorderen. Het gaat om de balans tussen de vraag vanuit de organisatie en de vraag vanuit de vrijwilliger. Deze moeten zoveel mogelijk op elkaar aan sluiten. Normaliter zijn financiële beloningen niet van toepassing op vrijwilligerswerk, dus om vrijwilligers te behouden is het extra belangrijk dat ze voldoening vinden in de werkzaamheden, passend bij hun belangrijkste motieven (van der Vaart, 2010). Houten en Winsemius (2007) concluderen dat vormen van erkenning, waardering en beloning alleen een positief effect hebben als er een duidelijke relatie is met de intrinsieke motivatie van de vrijwilliger. Wanneer deze relatie ontbreekt kan er zelfs een averechts effect optreden. Een reden hiervoor zou kunnen zijn dat het fraaie beeld van intrinsieke en morele motivatie wordt aangetast doordat het lijkt alsof de vrijwilliger uit eigenbelang heeft gehandeld (de Vries, 2008). De vormen van erkenning, waardering en beloning voor vrijwilligers moeten aansluiten bij de vrijwilliger zelf. Als het verwerven van (vakspecifieke) kennis een belangrijk motief van vrijwilligers is kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het formaliseren van verworven kennis door middel van een EVC-systeem (Erkenning van Verworven Competenties) (van Houten en Winsemius, 2007). Bovengenoemde afwegingen gelden misschien nog wel sterker bij het motiveren van jonge vrijwilligers dan bij volwassenen (van den Bosch en Boss, 2009). Er kan gesteld worden dat jongeren, vaker dan volwassenen, de eigenschappen van ‘nieuwe’ vrijwilligers in zich hebben, en vrijwilligerswerk heeft bij hen vaker een ‘oubollig’ imago (Hustinx en Lammertyn, 2001). De brochure van MOVISIE: Motiveren is maatwerk; Beloning en motivatie voor jonge vrijwilligers (2009) adviseert: laat beloning en waardering aansluiten op de interesse van jongeren en stem dit ook af op geleverde inspanning. In dezelfde brochure wordt daarnaast beschreven dat het voor jongeren erg belangrijk is dat leerervaringen niet alleen mogelijk worden gemaakt, maar ook zichtbaar worden voor henzelf, bijvoorbeeld door coaching en het opstellen van leerdoelen. Waar
16
organisaties ook op moeten letten is het vermijden van onduidelijkheid over de verwachtingen en onzekerheid over deelname. Jongeren verliezen dan snel de motivatie.
4.4 Vrijwilligers in de NME-sector In 2005 waren er ruime 75.000 vrijwilligers actief in de ‘groene’ sector, terwijl dat in 1993 nog iets meer dan 50.000 was (Bakker et al., 2007). De bereidheid om zich vrijwillig in te zetten voor de natuur is dus groter geworden, zoals in tabel 4.1 te zien is. De grootste stijging is echter te wijden aan het succes van de Natuurwerkdag, die sinds 2001 jaarlijks wordt uitgevoerd (Bakker et al., 2007); het betreft hier dus een eenmalige deelname en geen continue inzet. Vrijwillige inzet op het gebied van natuur- en milieueducatie is relatief stabiel gebleven, en maakt slechts een klein deel uit van het totale aantal vrijwilligers. In het onderzoek van Bakker et al. gaf slechts 1% van de respondenten aan dat zij in de laatste 12 maanden activiteiten met betrekking tot natuureducatie hadden uitgevoerd (2007). Er is dus slechts een kleine groep vrijwilligers werkzaam in deze specifieke sector, een aantal eigenschappen komen naar voren. Ten eerste, zo wordt duidelijk is er niet een echte ‘NME-vrijwilliger’ te onderscheiden; er is geen significant verschil in leeftijd te ontdekken (Bakker et al., 2007). Hoewel de betrokkenheid bij natuur wel toeneemt naarmate mensen ouder worden, worden bij de betrokkenheid als vrijwilliger geen significante verschillen tussen leeftijdsgroepen waargenomen; voor alle leeftijdsgroepen ligt de betrokkenheid bij natuur door middel van vrijwilligerswerk rond de 12 procent (Vreke et al, 2007). Ditzelfde geld voor het opleidingsniveau; waar voorheen nog duidelijk waarneembaar was dat hoger opgeleiden vaker vrijwilligerswerk deden in de natuur, is deze categorie duidelijk verbreed (Bakker et al., 2007). Daarnaast blijken natuurvrijwilligers in het algemeen ook geen ander natuurbeeld te hebben dan gemiddeld, “dit zou bijvoorbeeld kunnen komen doordat de motivatie van vrijwilligers dikwijls samenhangt met de gezelligheid waarmee het vrijwilligerswerk samengaat en niet met de natuurbeelden die ze hebben” (Bakker et al., 2007).
Figuur 4.1 Aantal vrijwilligers actief als beschermer gedurende de periode 1993-2006, in totaal en onderscheiden naar natuur- en landschapsonderhoud (LBN, weidevogelbeheer FVBW en VV), inventarisatie (VOFF) en natuureducatie (IVN) (Uit: Bakker et al., 2007) Los van deze overwegingen over de vrijwilligers zelf, is bij Nationale Parken in Duitsland gebleken dat wanneer er vrijwilligers betrokken worden bij de organisatie, deze hier zelf ook een duidelijk voordeel bij heeft. Zo brengen vrijwilligers bijvoorbeeld ook elk hun eigen netwerk, , specifieke kennis en vaardigheden mee waar het park gebruik van kan maken (Schierenberg, 2008).
4.5 Conclusie Er loopt een duidelijke rode draad door de geanalyseerde literatuur; om succesvol van vrijwilligers gebruik te maken dienen organisaties vooral te luisteren naar de vrijwilligers en het vrijwilligersbeleid en communicatie zo af te stemmen dat er een balans wordt gevonden tussen de vraag vanuit de organisatie en de vraag vanuit de vrijwilliger. Voor Natuurwijs is het dus belangrijk om te erkennen dat vrijwilligers van nu zijn vaak anders gemotiveerd en moeten dus anders benaderd worden dan de ‘traditionele’ vrijwilliger. Om vrijwilligers aan te trekken zal er vooraf duidelijkheid gegeven moeten worden over de verwachtingen en de werkzaamheden. Door naar potentiële vrijwilligers toe het maatschappelijk belang van NatuurWijs te onderstrepen zullen zij
17
sneller gemotiveerd zijn om zich in te zetten. Daarnaast zullen vrijwilligers ook op zoek zijn naar een toegevoegde waarde voor zichzelf. Door als organisatie duidelijk te maken wat de vrijwilliger geboden kan worden, zal het makkelijker zijn om vrijwilligers aan te trekken. Er kan gedacht worden aan het bieden van trainingen, workshops voor persoonlijke ontwikkeling en groeimogelijkheden binnen de organisatie. Belangrijk is wel dat de beweegredenen per vrijwilliger kunnen verschillen en dat een betere ‘person-situation’-fit gevonden kan worden door hiernaar te informeren. De vraag van de vrijwilliger en de vraag van de organisatie moeten op elkaar aansluiten; Een flexibele opstelling van de organisatie ten opzichte van werktijden, verantwoordelijkheden en werkzaamheden komt de motivatie en prestatie van de vrijwilliger ten goede terwijl NatuurWijs duidelijkheid moet scheppen over wat zij verwacht van de vrijwilliger. Door dit vooraf duidelijk te maken kunnen misverstanden worden voorkomen. Het moet vrijwilligers duidelijk zijn dat hun inzet niet geheel vrijblijvend is. NatuurWijs moet ook zelf nadenken over wat voor soort mensen zij zoekt voor bepaalde werkzaamheden. Als een bepaalde kwaliteit bepalend is kunnen beter geen vrijwilligers worden aangetrokken die op zoek zijn naar een welkome afwisseling van hun dagelijkse werkzaamheden vanuit een beschermingsmotief, maar vrijwilligers die een kwaliteitsmotief of een leermotief hebben. Jongeren kunnen een waardevolle bijdrage leveren aan een organisatie. Jonge vrijwilligers zijn vaak wel gevoeliger voor onzekerheid en onduidelijkheid met betrekking tot de vrijwillige inzet. Ze moeten passend beloond en gewaardeerd worden om hun motivatie en inzet te behouden. Als laatste willen we hier noemen dat door vrijwilligers te betrekken er ook voordelen zijn te behalen die misschien niet gelijk zichtbaar zijn. Toch kunnen de persoonlijke netwerken, specifieke kennis en vaardigheden die door vrijwilligers worden meegenomen heel belangrijk zijn voor NatuurWijs.
18
5 Methodologie In dit hoofdstuk zal de methodologie van het onderzoek worden uitgelegd. Achtereenvolgens zullen de globale opzet, semigestructureerde interviews, een beschrijving van elk van de stakeholders, de procedure, de stakeholderanalyse en de SWOT-analyse worden besproken.
5.1 Globale opzet Voor het beantwoorden van onze onderzoeksvragen, hebben we verder informatie nodig van de verschillende stakeholders. Er zijn dus semigestructureerde interviews gehouden om te weten te komen hoe de verschillende betrokkenen zich verhouden tot het programma, de voorgestelde uitbreidingen en veranderingen. Vervolgens is met de verkregen data, door het literatuuronderzoek aangevuld en in perspectief geplaatst, een stakeholder analyse en een SWOT-analyse uitgevoerd. Op basis van de resultaten en analyses volgen de discussie, conclusie en aanbevelingen. Het onderzoek is een kwalitatief onderzoek. Dit past ook bij het doel en de fase waarin het project zich bevindt, omdat het vooral van belang is een indruk te geven van de organisatorische implicaties van de voorgestelde veranderingen met betrekking tot de verschillende betrokkenen en hun visie hierop.
5.2 Semigestructureerde interviews Als interviewmethode is gekozen voor semigestructureerde interviews. Door deze opzet kunnen antwoorden van verschillende partijen wel vergeleken worden, maar blijft er de mogelijkheid flexibel te zijn en vragen toe te voegen aan de vaste gespreksonderwerpen. Zodoende zullen onderwerpen die specifiek bij bepaalde betrokkenen interessant zijn ook aan bod kunnen komen. Respondenten kregen om die flexibiliteit te kunnen houden van te voren geen vragenlijst. Een ander voordeel van deze methode ten opzichte van een gesloten interview of enquête is dat er verder in kan worden gegaan op details en er makkelijk om verdere uitleg kan worden gevraagd. Met deze methode is het wel lastiger eenduidige informatie van de geïnterviewde te krijgen. Interpretatieverschillen en vooroordelen kunnen de resultaten beïnvloeden, waardoor het belangrijk is het gezegde samen te vatten en te verifiëren. Door genoeg door te vragen en een weldoordachte formulering kunnen deze problemen geminimaliseerd worden. (RAND 2003, www.sociology.org.uk/methfi.pdf) Voor de verkenning naar de haalbaarheid van uitbreiding naar Nationale Parken is dit een geschikte methode, omdat hiervoor in eerste instantie kwalitatief onderzoek nodig is en beweegredenen van partijen naar voren komen. Door de open structuur van de interviews kunnen ook andere aandachtspunten aan de orde komen dan degenen waar wij aan gedacht hebben. Met behulp van de verkregen informatie kunnen een stakeholder analyse en een SWOT-analyse uitgevoerd worden.
5.3 Stakeholders Aan alle geïnterviewde stakeholders zijn vragen gesteld met betrekking tot de visie, belangen, middelen, organisatie en vrijwilligers. Deze vragen zijn terug te vinden in bijlage II. NatuurCollege NatuurCollege is initiatiefnemer van NatuurWijs en levert menskracht en expertise voor het begeleiden van groepen. Zij werken hierin samen met Staatsbosbeheer. NatuurCollege heeft als doel om mensen in aanraking te laten komen met natuur om meer bewustwording en verbinding te creëren. Door middel van leeractiviteiten, projecten, publicaties, journalistieke producties en het vormen van een actief internationaal platform wil Natuurcollege dit doel bereiken (NatuurCollege 2011).
19
Staatsbosbeheer Staatsbosbeheer is beheerder van natuurgebieden in opdracht van de Rijksoverheid. Staatsbosbeheer kiest voor duurzaam beheer met het doel om de kwaliteit van een groene leefomgeving voor mens, plant en dier te waarborgen. Verder is er veel aandacht voor voorlichting en educatie. Staatsbosbeheer is betrokken bij NatuurWijs door het beschikbaar stellen van natuurlocaties en het leveren van menskracht en expertise (Staatsbosbeheer 2011). Boswachters Boswachters van de natuurlocaties zijn ingezet om de groepen kinderen te begeleiden en de natuur te laten ervaren met NatuurWijs. Binnen het nieuwe programma van NatuurWijs zullen vrijwilligers deze taak overnemen en worden boswachters coach (NatuurWijs 2011). Vrijwilligers Vrijwilligers zullen in de toekomst misschien de taak van boswachters binnen het programma van scholen overnemen. Hiervoor worden door IVN tot gids opgeleide mensen ingezet, die verder een cursus hebben gevolgd over NatuurWijs. Hierin zullen ze worden gecoacht door boswachters die voorheen het programma hebben geleid (NatuurWijs 2011). IVN IVN is een organisatie die mensen betrekt bij natuur, milieu en landschap door middel van NME. Ze geven extra aandacht aan de relatie tussen kind en natuur. IVN heeft ruim 18.000 vrijwilligers die zich inzetten voor NME. Op dit moment worden vrijwilligers van IVN na een training ingezet in de pilot van NatuurWijs in het Nationale Park Utrechtse Heuvelrug (IVN 2011). IVN is de grootste organisatie met veel afdelingen door heel Nederland. IVN houdt zich alleen met NME bezig. Andere organisaties zoals Staatsbosbeheer bieden ook NME aan, maar dit is niet hun primaire taak. IVN heeft totaal 20.000 vrijwilligers en 130 beroepskrachten. Er is een onderscheid tussen de Stichting IVN en de Vereniging IVN. Stichting IVN:
Bestaat uit beroepsmensen die onder andere werkzaam zijn voor de Nationale Parken. Hieronder vallen bijvoorbeeld de NME-coördinatoren, die vanuit IVN in dienst zijn bij de provincie. Ook buiten de Nationale Parken zijn er beroepskrachten actief.
Vereniging IVN:
Lokaal georganiseerd, eigen bestuur. Afdelingen zijn volledig onafhankelijk, zelfstandig en staat los van de Stichting IVN. De vereniging draait ook NMEprogramma’s, maar minder vaak voor schoolklassen en onafhankelijk van de Stichting die binnen het kader van de Nationale Parken NME uitvoert.
Nationale Parken Nederland heeft 20 Nationale Parken verspreid over het land, waarvan er twee zichzelf die naam hebben gegeven. Deze Nationale Parken zijn aangesteld in de jaren tachtig door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het ministerie, nu het ministerie van Economie, Landbouw en Innovatie, is verantwoordelijk voor het functioneren van het Nederlands Nationaal Parkenstelsel en het natuurbeleid (SNP, 2011). NatuurCollege en Staatsbosbeheer willen een aantal Nationale Parken betrekken bij NatuurWijs in de opschaling. Deze parken kunnen nieuwe locaties vormen om het programma uit te breiden. (Samenwerkingsverband Nationale Parken, 2011). De Weerribben-Wieden Het Nationaal Park De Weerribben ligt in de provincie Overijssel en bestaat officieel sinds 1992. In 2009 zijn natuurgebied De Wieden en Nationaal Park De Weerribben samengevoegd tot één groot nationaal park (SNP, 2011). Het park De Weerribben is in bezit en in beheer van Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten is de beheerder van De Wieden. Het NME aanbod van De Weerribben-Wieden is vooral gericht op primair onderwijs binnen en buiten de gemeente Steenwijkerland(Sollart en Vreke, 2008). Zuid-Kennemerland Het natuurgebied Zuid-Kennemerland ligt in de provincie Noord-Holland en is in 1995 officieel aangesteld als Nationaal Park (SNP, 2011). Zuid-Kennemerland is een samenwerkingsverband tussen verschillende
20
terreinbeheerders: Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland, particuliere eigenaren, het IVN, de omliggende gemeenten Zandvoort, Haarlem, Bloemendaal en Velsen en de provincie Noord-Holland. Zuid-Kennemerland heeft activiteiten op het gebied van NME die gericht zijn op primair onderwijs. De coördinatie hiervan is bij IVN Noord-Holland ondergebracht. Daarnaast zijn er diverse kleine initiatieven en groepen op het gebied van NME in de provincie Noord-Holland (Sollart en Vreke, 2008). Stichting Samenwerkingsverband Nationale Parken Na de aanstelling van de Nationale Parken ontstond er de behoefte aan een overleg structuur voor de parken. Hiervoor is 9 jaar geleden de Stichting Samenwerkingsverband Nationale Parken (SNP) opgericht. SNP is een samenwerkingsverband tussen de twintig Nationale Parken, de overheid, grondeigenaren, terreinbeheerders en natuurorganisaties. Het doel van het SNP is informatiedeling en -spreiding onder de betrokken organisaties. Daarnaast is SNP belangenbehartiger om het nationale stelsel van Nationale Parken op benen te houden. Op dit moment is het stelsel een Rijksverantwoordelijkheid, echter zijn er nu overleggen gaande (onder het nieuwe kabinet) om het stelsel te decentraliseren naar de provincies. Basisscholen De leerlingen van groep 4 tot en met 8 vormen de doelgroep van NatuurWijs. Basisscholen kunnen op eigen initiatief bepalen of zij willen deelnemen aan het programma van Natuurwijs. Leerkrachten worden actief betrokken; zij dienen ervoor te zorgen dat reguliere lesprogramma’s aansluiten bij het programma van NatuurWijs. Voor de uitbreiding van Natuurwijs naar Nationale Parken is het van belang om de ervaringen van basisscholen met betrekking tot het programma NatuurWijs te analyseren en hoe de verandering naar de inzet van vrijwilligers wordt gezien.
5.4 Procedure In onze analyse zullen de interviews met de projectleider van NatuurWijs vanuit NatuurCollege de standpunten van NatuurCollege representeren. Verder is er een trainer geïnterviewd die zich bezig houd met de opleiding voor mensen die NatuurWijs geven. Er is voor de positie van Staatsbosbeheer een interview afgenomen met de projectleider van NatuurWijs vanuit Staatsbosbeheer. In dit onderzoek zijn twee boswachters van Staatsbosbeheer geïnterviewd die beide veel ervaring hebben met NatuurWijs. Verder is er één medewerker van bezoekerscentrum Nunspeet geïnterviewd. Zij geef ook betaald NatuurWijs en duidt zichzelf aan als NatuurWijs-boswachter. In dit onderzoek wordt ze bij de groep ‘boswachters’ geplaatst. Verder zijn er zijn twee vrijwilligers geïnterviewd die beide de training voor NatuurWijs aan het volgen zijn. Er zijn drie scholen benaderd die hebben deelgenomen aan het programma NatuurWijs. De leerkracht van de klas die NatuurWijs heeft gevolgd, is daarvoor geïnterviewd. Het zijn drie verschillende basisscholen; een Jenaplanschool, een Daltonschool en een reguliere basisschool. Drie Nationale Parken zijn ons voor dit onderzoek in eerste instantie toegewezen, te weten: ZuidKennemerland, Veluwezoom en de Weerribben-Wieden. Deze parken zijn geselecteerd op bereikbaarheid en de ligging. Zo ligt Kennemerland vlakbij grote steden en ligt de Weerribben-Wieden juist in een meer landelijke omgeving. Ook verschillen zij in natuur en landschap en eigendomssituatie. Op deze manier kunnen we nagaan of deze verschillen invloed hebben op de invoering van NatuurWijs. Ook is de secretaris van Stichting Samenwerkingsverband Nationale Parken geïnterviewd. Hij en de beherende partijen van de Nationale Parken zelf verwezen ons door naar de betreffende NME-coördinator die het programma bij de parken verzorgt. Helaas wilde Nationaal Park Veluwezoom niet meewerken aan het onderzoek, omdat ze niet geïnteresseerd zijn en hun eigen NME-programma’s draaien. Na een interview bleken de andere twee ook niet geïnteresseerd, waardoor we besloten hebben met de NME-coördinatoren van alle Nationale Parken een kort telefonisch interview af te leggen, naast de diepte interviews met de NME-coördinatoren van Kennemerland en de Weerribben-Wieden. Om meer inzicht te krijgen in de mogelijke rol van IVN bij de uitvoering van NatuurWijs is eerst een interview afgelegd met de directeur van IVN, die tevens in de stuurgroep van NatuurWijs zit. De geïnterviewde personen zijn door de projectleidster vanuit NatuurCollege aangedragen. Aan hen is door haar vooraf gevraagd of ze bereid waren mee te werken aan dit onderzoek. De Nationale Parken en de NME-coördinatoren zijn door onszelf benaderd. Voor het afnemen van ieder interview is eerst telefonisch of per mail globaal het doel van ons onderzoek geschetst. Na de interviews werd aangegeven dat het verslag van het interview spoedig werd doorgemaild en werd er gevraagd of de respondent het eens was met het verslag. Na goedkeuring, eventueel na het aanbrengen van verbeteringen, is er gevraagd of de resultaten, al dan niet anoniem, gebruikt mochten worden in het verslag.
21
Voor dit onderzoek zijn eerst NatuurCollege en Staatsbosbeheer geïnterviewd. Vervolgens is een expert benaderd en zijn de secretaris van SNP en de directeur van IVN geïnterviewd. Daarna zijn de leerkrachten, de betrokken boswachters en de vrijwilligers in opleiding geïnterviewd. Tot slot zijn de twee NME-coördinatoren geïnterviewd. Een overzicht van de gehouden interviews in te vinden in bijlage I. en zijn de NME-coördinatoren van de andere Nationale Parken telefonisch benaderd. Verder zijn er twee buitendagen gevolgd. Daarvan werd er één geleid door vrijwilligers en één door een groen-professional (ZZPer). Met deze groen-professional is geen officieel interview gehouden, vanwege tijdgebrek. Voor deze volgorde is gekozen om eerst een beter beeld te krijgen van het idee achter en de organisatie van NatuurWijs en vervolgens, een stap dieper, meer naar de uitvoering en beleving (Varvasovsky & Brugha, 2000). Zodoende worden dus eerst organiserende en faciliterende partijen geïnterviewd, vervolgens uitvoerende en deelnemende partijen.
5.5 Stakeholder analyse Om een indruk te geven van de haalbaarheid van uitbreiding naar Nationale Parken en de overstap naar vrijwilligers is een stakeholder analyse uitgevoerd. Van iedere stakeholder zijn de visie op NatuurWijs, de visie op de uitbreiding naar Nationale Parken en hun eventuele belang hierin en organisatorische aspecten en middelen beschreven. De standpunten van de stakeholders op deze onderwerpen zijn in de stakeholder analyse tegenover elkaar gezet. Het begrip visie slaat in dit rapport op de visie van de stakeholders op NatuurWijs met betrekking tot uniciteit en kwaliteit. Met middelen worden middelen in bredere zin bedoeld; dus niet alleen financiële middelen, maar ook mankracht, tijd, materiaal en kennis worden meegenomen in de analyse. De stakeholder analyse is gebaseerd op de interviews die gehouden zijn met de huidig betrokken partijen en misschien toekomstig betrokken partijen. De huidige en mogelijke toekomstige rolverdelingen van iedere stakeholder worden bij organisatie en middelen besproken.
5.6 SWOT-analyse Op basis van de interviews en literatuur is een SWOT-analyse uitgevoerd op de inzet van vrijwilligers in plaats van boswachters voor de uitvoering van NatuurWijs. Hierin wordt de huidige situatie met de situatie waarin vrijwilligers worden ingezet vergeleken op basis van de sterke en zwakke punten, de mogelijkheden en de bedreigingen.
22
6 Resultaten uitbreiding NatuurWijs naar Nationale Parken
6.1 Inleiding In dit hoofdstuk en in het volgend hoofdstuk worden de resultaten weergeven van de semigestructureerde interviews die zijn gehouden met verschillende actoren. Deze actoren zijn op dit moment bij NatuurWijs betrokken of krijgen misschien in de toekomst met NatuurWijs te maken. Bij de volgende actoren zijn interviews afgenomen: twee medewerkers van NatuurCollege (projectleider en trainer), projectleider van NatuurWijs vanuit Staatsbosbeheer, drie leerkrachten van verschillende basisscholen, drie boswachters, twee vrijwilligers, de directeur van IVN, de secretaris van SNP en twee NME-coördinatoren van de WeerribbenWieden en Zuid-Kennemerland. De interviews zijn gebruikt voor de verkenning naar de haalbaarheid van de uitbreiding van NatuurWijs naar Nationale Parken en de rol van vrijwilligers in de uitvoering van NatuurWijs. Het doel van deze interviews was tweeledig. Het eerste doel was om een beeld te krijgen van de ervaringen van de actoren met NatuurWijs en een overzicht te krijgen van hun verschillende visies op NatuurWijs. Daarnaast werden deze interviews gebruikt om inzicht te krijgen in de belangen van deze actoren in NatuurWijs en hun belang in een eventuele uitbreiding van het programma naar Nationale Parken in Nederland. Het tweede doel van deze interviews was om meer inzicht te krijgen in de rol van vrijwilligers in natuureducatie in het algemeen en specifiek de ervaring met de inzet van vrijwilligers in NatuurWijs en de visie van de betrokken actoren hierop. De resultaten van de interviews zijn onderverdeeld in vier onderwerpen. Eerst wordt gefocust op ervaringen en visies met betrekking tot het programma NatuurWijs (par. 6.2.). Het tweede onderwerp betreft de uitbreiding van NatuurWijs naar Nationale Parken (par. 6.3). In paragraaf 6.4 wordt ingegaan op de inzet van middelen in de toekomst. In hoofdstuk 7 wordt in paragraaf 7.1 de resultaten weergegeven van de inzet van vrijwilligers in de uitvoering van NatuurWijs in plaats van de boswachter. Bij elk van deze vier onderwerpen wordt een onderverdeling gemaakt tussen de geïnterviewde partijen. Eerst worden resultaten van de huidige partners in NatuurWijs, namelijk NatuurCollege en Staatsbosbeheer, weergegeven. Vervolgens van de huidige betrokken partijen, te weten de Basisscholen, boswachters en vrijwilligers. En als laatste de partijen die eventueel in de toekomst bij NatuurWijs betrokken worden, namelijk IVN, de NME-coördinatoren van Nationale Parken en SNP. Bij het onderwerp vrijwilligers wordt naast de stakeholder analyse ook een SWOT-analyse (7.2) gebruikt om de sterke en zwakke punten van de inzet van vrijwilligers in het programma NatuurWijs in kaart te brengen.
6.2 Visie op het huidige programma NatuurWijs In dit deel wordt de visie op NatuurWijs in de huidige opzet besproken aan de hand van de interviewresultaten. Voor de uitbreiding van NatuurWijs in de toekomst is het belangrijk om een beeld te krijgen van de ervaringen met NatuurWijs en de visie op het programma van de verschillende betrokken partijen. Aspecten die in de huidige opzet als belangrijk, positief of negatief worden ervaren zullen meewegen in de haalbaarheid van de voorgestelde veranderingen. De deelvraag die centraal staat is: Wat zijn de visies van de verschillende betrokken partijen op NatuurWijs?
6.2.1
NatuurCollege en Staatsbosbeheer
NatuurCollege ziet NatuurWijs als een uniek programma. Volgens NatuurCollege zit het verschil tussen NatuurWijs en andere NME programma’s vooral in de programma samenstelling. Andere programma’s hebben vaak een vast programma en minder voorbereiding en afronding. Het unieke van NatuurWijs is dat het een ruimer kader schept en dat binnen dat kader geschoven kan worden door de uitvoerder. Zelfs ter plekke kan het programma omgegooid worden als de weersomstandigheden anders zijn. Een ander uniek punt is de grote betrokkenheid van de scholen. Zodra een school ja zegt tegen NatuurWijs is het de bedoeling dat de leerkracht, die meegaat met de klas, eerst met NatuurWijs begeleiders de uitvoer voorbereidt. Hierdoor ontstaat het programma van dat jaar, geïnspireerd door de natuur, door de mensen die meegaan en door de groep
23
kinderen die mee gaat. Voor de programma samenstelling wordt gekeken naar de informatie die de leerkracht kan gebruiken tijdens de voorbereidende les. Deze voorbereidende les kan in het teken staan van onderwerpen op het gebied van bijvoorbeeld geschiedenis, aardrijkskunde of biologie. Het gekozen onderwerp dient dan als rode draad voor de aankomende NatuurWijs dagen. Staatsbosbeheer is betrokken bij meerdere natuureducatie programma’s voor scholen (zie hoofdstuk 2). Volgens Staatsbosbeheer is NatuurWijs duidelijk anders dan Woordvoerders van de Natuur, omdat het zich veel meer richt op het ‘hoofd en ziel’ en Woordvoerders van de Natuur is meer gericht of ‘hoofd en hart’ (zie bijlage III). Doordat Staatsbosbeheer samenwerkt met beide programma’s zien zij deze programma’s dan ook niet als concurrerend. Voor NatuurWijs geldt de kracht van herhaling, het spirituele element en de conceptcontextbenadering (zie hoofdstuk 3). Hierdoor zit volgens hen het onderscheid voornamelijk in de nadruk van de programma’s; beleving versus onderzoekend, want beide programma’s hebben wel dezelfde leeftijd als doelgroep (groep 7 en 8). Ook de expert geeft aan dat de NME programma’s in eerste instantie niet concurrerend zijn. “De onderlinge verstandhouding tussen programma’s is goed, er is wel eens gesproken over een samenwerking”. Daarnaast is het aantal basisscholen waar weinig tot geen aandacht voor NME is nog zo groot dat programma’s erg goed naast elkaar kunnen bestaan.
6.2.2
Basisscholen
De direct betrokken partijen bij de uitvoering van NatuurWijs zijn basisscholen, boswachters en op dit moment een paar vrijwilligers. Deze partijen zijn enthousiast over het programma. Scholen geven aan dat het ‘ervaren’ van de natuur voor kinderen succesvol is. Volgens de leerkracht van de basisschool in Odijk is het een groot succes omdat kinderen zoveel onthouden. “Het is op een speelse wijze kennis maken met de natuur. Uit een boek onthouden kinderen minder”. Ook de leerkracht van de basisschool uit Venray merkt op dat de buitendag indruk maakt op kinderen. De drie basisscholen verschillen in de manier hoe zij NatuurWijs inpassen in het lesof schoolprogramma. Bij de basisschool in Odijk is één leerkracht betrokken bij het NatuurWijs programma. Deze leerkracht geeft les aan groep 7 en wordt elk jaar weer benaderd door de boswachter. NatuurWijs is hier geen officieel schoolprogramma; het programma is niet vanuit de schooldirectie ingevoerd, maar op eigen initiatief van de leerkracht. Bij de basisscholen uit Venray en Nunspeet wordt NatuurWijs ‘schoolbreed’ gehanteerd. De basisschool uit Venray heeft besloten om NatuurWijs voor meerdere groepen in te voeren nadat zij een klein onderzoekje hadden gehouden onder de leerlingen die aan NatuurWijs hadden deelgenomen. Hieruit bleek dat NatuurWijs veel indrukken achter heeft gelaten bij de kinderen en dat die kennis lang blijft hangen bij de kinderen. Nu wordt het programma aangeboden aan kinderen van groep 5, 7 en 8 maar in de toekomst zal NatuurWijs in het lesprogramma van groep 3, 5 en 7 worden ingevoerd. Ook de basisschool uit Nunspeet benadert NatuurWijs breder. Op deze Jenaplanschool staan ervaringsgebieden veel meer centraal, waarvan natuur er één is. Eén keer per jaar wordt er op deze basisschool een groot project aan NatuurWijs gekoppeld dat drie weken duurt en alle kinderen van de hele school nemen hieraan deel. Alle drie de basisscholen hebben weinig tot geen ervaring met andere natuureducatie programma’s. Hierdoor is het lastig om ervaringen te vergelijkingen. De basisscholen geven wel aan dat de opzet van NatuurWijs met voorbereidende lessen, buitendagen, en verwerkende lessen belangrijk is voor de kinderen. De leerkracht van Odijk geeft aan dat het belangrijk is om de kinderen vooraf te prikkelen en de voorkennis te activeren. Ook de continuïteit die het programma biedt is volgens de leerkracht van Nunspeet goed, doordat kinderen meerdere malen per jaar in verschillende seizoenen terugkeren naar dezelfde plekken.
6.2.3
Boswachters
Met betrekking tot de opzet van het programma geeft de boswachter uit Horst aan dat het programma spannend is en dat het geen routine is geworden. Dit heeft te maken met de flexibiliteit met betrekking tot de invulling van het programma. De buitendagen staan vaak in het teken van de boswachter en de rode draad voor de dag gaat in overleg met de leerkracht. De boswachter uit Nunspeet zegt hierover: “Het mooie van NatuurWijs is dat we met de school om de tafel gaan zitten en dat er gekeken wordt welke leerdoelen ze hebben en hoe NatuurWijs daaraan kan bijdragen. De boswachter sluit op deze manier aan bij het leerprogramma van de school. Flexibiliteit is een kracht van NatuurWijs. De kinderen kijken om zich heen en beleven de natuur, daar kun je op inspringen. Een centraal element in het programma is de stilte-oefening. Dit wordt door de boswachters gewaardeerd en als onderscheidend gezien. De boswachter uit Leersum geeft
24
bijvoorbeeld aan dat hij in eerste instantie dacht “moet dat nou”?, maar dat hij het nu in bijna al zijn andere rondleidingen toepast. De boswachters hebben ook ervaring met andere natuureducatie programma’s. De boswachter uit Horst heeft onder andere het programma Woordvoerders van de Natuur gedraaid. Hij vindt dit zelf een minder geschikt programma omdat kinderen direct een prestatie moeten leveren. In dat opzicht is er bij NatuurWijs geen druk. Wel geeft hij aan dat hij bij ‘ervaren’ groepen (groep 8) meer richting kennis en onderzoek gaat. Voor de boswachter uit Nunspeet is het ene programma niet beter dan de andere; alles met natuureducatie vind zij een goede zaak. Ze zegt wel dat in NatuurWijs duidelijk gemaakt wordt wat het werk van de boswachter is en vanuit die context laat ze de kinderen dingen doen. Volgens haar gebeurt dat in andere programma’s minder. “Bij NatuurWijs gaat het vooral om beleving en ervaring. Kennis is niet het belangrijkste punt”.
6.2.4
Vrijwilligers
De twee geïnterviewde vrijwilligers zijn betrokken geraakt bij NatuurWijs via mensen die ze hebben leren kennen bij het IVN. Eén van de vrijwilligers heeft een agrarische achtergrond, en de ander heeft ervaring met het werken met zieke kinderen. De vrijwilligers geven aan dat de visie van NatuurWijs aansluit met wat zij willen op het gebied van natuureducatie. Eén vrijwilliger zegt dat de ruimte voor het overbrengen van verwondering aan kinderen en om hen bewust te maken van hun eigen verantwoordelijkheid ten opzichte van natuur een reden was voor de keuze voor NatuurWijs. Ze vinden beiden de opzet van het programma belangrijk omdat de buitendagen worden opgehangen aan een thema. Op deze manier is er een rode draad die gevolgd wordt gedurende de drie dagen. Daarnaast vinden ze het fijn dat je werkt met één samenhangende groep en dat je één hele dag buiten bent met de kinderen.
6.2.5
SNP, IVN en NME-coördinatoren Nationale Parken
IVN, de NME-coördinatoren en SNP hebben geen ervaring met NatuurWijs, maar zijn wel bekend met het programma. Tussen de NME-coördinatoren van alle Nationale Parken is overleg geweest over NatuurWijs. De NME-coördinator van Zuid-Kennemerland is ingelicht over het programma door een boswachter van Staatsbosbeheer. Echter kan er weinig gezegd worden over hun visie op NatuurWijs. Wel geven de directeur van IVN en de NME-coördinatoren van de Nationale Parken aan dat zij Woordvoerders van de Natuur, dat eind 2011 landelijk wordt ingevoerd, zien als een vergelijkbaar programma gericht op dezelfde leeftijdscategorie. NatuurWijs wordt gezien als weinig onderscheidend van al bestaande programma’s in hun aanbod. De NMEcoördinator van de Weerribben-Wieden denkt dat het wel een goed programma is omdat het programma en de organisatie goed in elkaar zitten. Ze geeft aan dat het niet per se in een Nationaal Park uitgevoerd hoeft te worden, het kan ook in Nationale Landschappen. NatuurWijs, als omgevingsgericht onderwijs, is goed inzetbaar op verschillende locaties. SNP heeft wel een visie op de Communicatie en Educatie van Nationale Parken maar bemoeit zich niet met het programma aanbod van de Nationale Parken zelf.
6.3 Visie op uitbreiding van NatuurWijs naar Nationale Parken Het programma NatuurWijs wordt mogelijkerwijs in de toekomst uitgebreid naar Nationale Parken in Nederland. Om de eventuele uitbreiding naar Nationale Parken te onderzoeken is er bij de verschillende partijen gevraagd naar hun visie hierop en hun eventuele belang hierin (zie ook tabel 6.1). De deelvragen die centraal staan zijn: Wat zijn de visies van de verschillende betrokken partijen op de uitbreiding van NatuurWijs naar Nationale Parken? Wat zijn de belangen van de betrokken partijen in NatuurWijs en de eventuele uitbreiding naar Nationale Parken?
6.3.1
NatuurCollege en Staatsbosbeheer
NatuurCollege ziet meerdere voordelen in de uitbreiding naar Nationale Parken. NatuurWijs krijgt een groter verspreidingsgebied (breder draagvlak) en toegang tot een organisatie die de trainingen en de koppeling naar
25
scholen zou kunnen regelen (dit gebeurt nu ook in het pilotprogramma in de Utrechtse Heuvelrug). Daarnaast zijn Nationale Parken gebieden die kinderen en scholen aanspreken. Op deze manier kan er een win-win situatie ontstaan: meer kinderen naar de Nationale Parken en NatuurCollege heeft meer plekken waar NatuurWijs uitgevoerd kan worden. Maar volgens NatuurCollege kunnen er ook nadelen zitten aan de uitbreiding. Kan de identiteit van het programma worden behouden? Ook voor andere partijen ziet NatuurCollege een meerwaarde voor de uitbreiding naar Nationale Parken. Staatsbosbeheer krijgt een breder draagvlak zodat hun werkzaamheden en betrokkenheid in NatuurWijs meer verspreid wordt. Voor basisscholen wordt het aanbod in uitvoeringslocaties groter waardoor continuïteit gewaarborgd is. De meerwaarde voor Nationale Parken zelf is dat zij een educatieprogramma kunnen aanbieden wat herkenbaar is voor het hele stelsel van Nationale Parken. Voor IVN kan de uitbreiding betekenen dat zij betrokken raken bij een nieuw educatieprogramma. Bovendien wordt IVN hierdoor ook betrokken bij een bredere coalitie van NatuurCollege, Staatsbosbeheer en Wageningen Universiteit. Betreft de betrokkenheid van Nationale Parken in de organisatie van NatuurWijs zegt NatuurCollege dat het park het programma kan vormgeven door bestaande initiatieven te bundelen. Daarnaast kunnen de IVN afdelingen de rol vervullen als coördinator van trainingen. Deze werkwijze is gebaseerd op de ervaringen uit het pilotprogramma in de Utrechtse Heuvelrug. Hier zijn de vrijwilligers uit de omgeving van het park en de educatie initiatieven in het park bij elkaar gebracht en is de mogelijkheid besproken om één herkenbaar educatieprogramma voor het hele Nationale Park in te voeren. Ook kunnen de parken helpen bij het vinden van lokale fondsen voor het financieren van de trainingen. De parken zijn zelf lokaal veel beter op de hoogte wat de mogelijkheden op deze gebieden zijn. Staatsbosbeheer ziet Nationale Parken als het visitekaartje voor het programma. Volgens hen ligt in de buurt van Nationale Parken ook meer de doelgroep voor NatuurWijs. Deze basisscholen hebben interesse in natuuronderwijs, vaak meer geld om te besteden en goede mogelijkheden om dit relatief intensieve lesprogramma te volgen. NatuurWijs wordt ook aangeboden aan scholen in de grote steden maar de bereikbaarheid van de natuurparken kan een probleem vormen. In de steden biedt Staatsbosbeheer echter ook Natuursprong. Tijdens dit programma gaan de kinderen een middag naar een speciaal speelbos in de buurt van de grote stad. Hierbij hoeven geen lange afstanden afgelegd te worden. Nationale Parken hebben volgens Staatsbosbeheer een belang bij de uitbreiding omdat zij zich hierdoor kunnen profileren aan de hand van NatuurWijs. Zelf heeft Staatsbosbeheer ook veel grond in de Nationale Parken, dus voor hen is het ook belangrijk dat de Nationale Parken meer naamsbekendheid krijgen.
6.3.2
Basisscholen
De basisscholen die ervaring hebben met NatuurWijs op verschillende natuurlocaties zijn ook gevraagd naar hun visie op de uitbreiding van NatuurWijs naar Nationale Parken. Deze basisscholen zien voor hun zelf weinig belang in de uitbreiding en duiden aan dat het niet uitmaakt in welk bosgebied het programma gevolgd wordt “of het nu een Nationaal Park is of een gebied om de hoek”. Plaatsen zijn geschikt wanneer je gebruik kan maken van deskundigen die enthousiast zijn. Doel, plaats en activiteiten dienen op elkaar afgestemd te zijn. Van de basisschool in Venray gaat groep 8 wel eens naar Nationaal Park De Grote Peel. Een voordeel kan wel zijn dat juiste activiteiten en juiste materialen makkelijker voor handen zijn in een Nationaal Park en dat heeft wel een meerwaarde. De leerkracht in Odijk zegt dat het misschien een voordeel kan zijn dat het aansluit op het lesmateriaal. Het enige nadeel is het regelen van vervoer naar een Nationaal Park waaraan hogere kosten verbonden zullen zijn vanwege de afstand.
6.3.3
Boswachters
Voor deze boswachters heeft de uitbreiding van NatuurWijs naar Nationale Parken geen direct gevolg en zij hebben er dus ook geen belang in. De boswachters hebben een eigen natuurgebied waar zij het programma uitvoeren. Het kan een voordeel zijn dat er meer scholen bereikt kunnen worden, volgens de boswachter uit Horst. Daarnaast kunnen meer scholen aan het programma deelnemen, omdat er meer mensen beschikbaar zijn die het programma kunnen uitvoeren. Voor de pilot in de Utrechtse Heuvelrug worden vrijwilligers opgeleid om zo meer scholen te kunnen benaderen. Het enthousiasme zou kunnen afnemen als dezelfde mensen heel vaak het programma draaien. De boswachter uit Horst is dan ook bang dat de buitendagen van een hele dag terug gaat naar nog maar anderhalf uur met de kinderen in de natuur.
26
6.3.4
Vrijwilligers
Het is de bedoeling dat met de uitbreiding naar Nationale Parken vrijwilligers aangetrokken worden voor de uitvoering van NatuurWijs. Door het inzetten van vrijwilligers kunnen meer basisscholen het programma volgen. De vrijwilligers die zijn geïnterviewd hadden geen visie op de uitbreiding, omdat zij op een natuurlocatie actief zijn die niet in een Nationaal Park ligt. In principe hebben alleen vrijwilligers in de Nationale Parken zelf een belang in de uitbreiding omdat zij de groep zijn die dan hiervoor ingezet kunnen worden.
6.3.5
SNP, IVN en NME-coördinatoren Nationale Parken
Het samenwerkingsverband tussen Nationale Parken, wat nationaal georganiseerd is, gaat niet direct over de invoering van NME-programma’s in Nationale Parken. Het SNP waarborgt wel de minimumkwaliteit van NME van Nationale Parken, zodat eenduidigheid onderling wordt behouden. Zo heeft elk Nationaal Park de verplichting om een basispakket voorlichting en educatie (V&E) aan te bieden. De samenstelling en invulling van het pakket ligt bij de Nationale Parken zelf. De NME-coördinatoren van de Nationale Parken Weerribben-Wieden en Zuid-Kennemerland geven aan dat zij op dit moment niet geïnteresseerd zijn in NatuurWijs, omdat zij in het najaar van 2011 gaan starten met het programma Woordvoerders van de Natuur. Met deze twee parken zijn er nog 10 Nationale Parken waar dit programma eind 2011 of begin 2012 zal worden ingevoerd. De meerderheid van deze parken is telefonisch benaderd met de vraag wat hun NME aanbod is voor basisscholen, of zij Woordvoerders van de Natuur gaan invoeren en of dit ook betekent dat NatuurWijs niet ingevoerd zal worden. De uitkomsten hiervan zijn weergegeven in een tabel in bijlage IV. In het kort komt het erop neer dat de parken die benaderd zijn allemaal Woordvoerders van de Natuur gaan invoeren en door voornamelijk financiële redenen geen mogelijkheid op korte termijn zien om daarnaast ook NatuurWijs in te voeren. Naast deze redenen, gaven de NMEcoördinatoren verschillende motivaties voor de keus om NatuurWijs (voorlopig) niet in te voeren in hun Nationale Park. In Drenthe wordt het programma inhoudelijk als deels overlappend gezien en op Schiermonnikoog is er maar één school waardoor de markt te klein is om naast het ingevoerde Woordvoerders van de Natuur nog een programma op te starten. Voor scholen die vanaf het vasteland naar Schiermonnikoog komen is de meeste vraag naar korte programma’s en is NatuurWijs dus niet geschikt. Bij Nationaal Park de Oosterschelde is er wellicht op de lange termijn interesse en in Limburg zijn de drie Nationale Parken (De Grote Peel, De Meinweg, De Maasduinen) gezamenlijk bezig met een inventarisatie om een extra programma in te voeren. Voorwaarde is dat het programma aansluit bij de behoefte van scholen; als NatuurWijs beter bij aansluit op deze behoefte heeft dit de voorkeur boven Woordvoerders van de Natuur of een zelf te ontwikkelen programma. De NME-coördinator van Weerribben-Wieden geeft wel aan dat er tussen het huidige aanbod en NatuurWijs een groot verschil zit. Er zijn nu geen programma’s waarin drie dagen actief naar buiten wordt gegaan. Maar omdat ze in september starten met Woordvoerders van de Natuur wordt het verschil in aanbod teniet gedaan, omdat hier ook buitendagen in zitten. Er wordt geen aanvulling gezien ten aanzien van de doelgroep, dit wordt ook benadrukt door de NME-coördinator van Zuid-Kennemerland. Hier zijn al voldoende programma’s die naar tevredenheid lopen. Verder hangt het samen met het tekort aan beschikbare middelen zoals tijd, geld en mankracht. Door het intensieve karakter van NatuurWijs zijn er meer kosten en uren verbonden aan de uitvoering. NME-coördinator van de Weerribben-Wieden zegt hierover: “Als er een compleet programma is dat ons weinig inspanning en tijd kost zijn we bereid dat aan te bieden in ons gebied. Als we NatuurWijs zouden gaan aanbieden, zouden we met onszelf gaan concurreren”. Op dit moment is IVN alleen betrokken bij NatuurWijs via de pilot op de Utrechtse Heuvelrug en de directeur van IVN zit in de stuurgroep van NatuurWijs. Wanneer IVN betrokken wordt bij NatuurWijs kan concurrentie optreden met andere programma’s zoals Woordvoerders van de Natuur, waarin IVN al partner is. Het wordt lastig om subsidie te vinden voor een programma met dezelfde doelgroep als het grootschalig ingevoerde Woordvoerders voor de Natuur.
27
Figuur 6.2: Positie van verschillende stakeholders tegenover de uitbreiding van NatuurWijs naar Nationale Parken. Positie
NatuurCollege
Voor
Staatsbosbeheer Boswachters Vrijwilligers IVN NME-coördinatoren NPs* Scholen
Voor Neutraal Neutraal Tegen Tegen Neutraal
Argumentatie NP’s kunnen goede ‘paraplu’ zijn door coherentie vrijwilligersgroepen, uitbreiding naar veel NP’s is handiger om in 1x sponsors te vragen, meer scholen bereiken Visitekaartje, middelen, binding voor vrijwilligers, kwaliteitsgarantie NME pakket NP’s, IVN’s bij NP’s, dichter bij doelgroep Geen direct gevolg Geen direct gevolg Concurrerend en nu lastig voor aantrekken subsidies Starten met Woordvoerders van de Natuur/ geen middelen Loopt prima in “het bosje om de hoek”
*met uitzondering van de Utrechtse Heuvelrug
6.4
Organisatie en middelen
Om NatuurWijs te kunnen draaien, zetten de betrokken partijen verschillende middelen in. Dit loopt uiteen van tijd tot financiën, ruimte en materialen. In dit deel worden van alle betrokken partijen, zowel de aanbiedende als ontvangende, de middelen besproken die zij inzetten en in de toekomst kunnen inzetten voor NatuurWijs om antwoord te kunnen geven op de volgende deelvraag: Welke middelen zouden de betrokken partijen in de toekomst beschikbaar kunnen stellen voor NatuurWijs? Tabel 6.3, aan het eind van dit hoofdstuk, geeft de huidige en mogelijke toekomstige organisatie en taakverdeling weer vanuit de visie van NatuurCollege en Staatsbosbeheer.
6.4.1
Staatsbosbeheer en NatuurCollege
Na dit jaar is de rol van de projectleider vanuit Staatsbosbeheer voor NatuurWijs afgelopen. Maar vanuit Staatsbosbeheer zullen waarschijnlijk wel inhoudelijke deskundigen betrokken blijven bij het programma om de boswachters aan te sturen die waarschijnlijk een coachende rol krijgen. Dit om de continuïteit te waarborgen. Maar: “bij Staatsbosbeheer is veel in beweging en daarom kan pas in de loop van 2011 duidelijk worden welke bijdrage Staatsbosbeheer kan en wil leveren”. Natuurcollege ziet ook dat het afnemen van de subsidies voor Staatsbosbeheer gevolgen kan hebben voor hun betrokkenheid en dat de rol van Staatsbosbeheer kleiner kan worden op lange termijn. De veranderingen in financiën zijn afhankelijk van de politiek: “Er is veel in beweging voor Staatsbosbeheer”. Aan het einde van dit kalenderjaar valt de basissubsidie weg, dus er moet een andere werkvorm komen. NatuurCollege hoopt dat Staatsbosbeheer wel ondersteuning kan en wil bieden voor het maken van de volgende stap. NatuurCollege en Staatsbosbeheer zoeken naar een vorm waarbij ook het IVN en de Nationale Parken betrokken zijn. Daarmee raken dan ook andere terrein beherende organisaties dan Staatsbosbeheer betrokken bij NatuurWijs. Volgens Natuurcollege zijn samenwerkingsverbanden een goede mogelijkheid om dingen beter te regelen. Ze verwachten dat het dan makkelijker is om subsidie te krijgen voor het programma NatuurWijs. Maar ook andere financiële bronnen zijn nodig om het programma te bekostigen. Er zijn al bedrijven gevonden die willen sponsoren, van dat geld kan ook de stichting NatuurWijs opgericht worden, wat overwogen wordt. Op dit moment wordt er niet actief geworven onder basisscholen, omdat er niet genoeg mensen zijn opgeleid voor de uitvoering van NatuurWijs. Er zijn nu eigenlijk meer scholen dan dat ze aankunnen volgens Natuurcollege. Tot nu toe hoefden de deelnemende scholen niet te betalen om deel te nemen aan het programma, maar dit kan in de toekomst veranderen. Een boswachter van Staatsbosbeheer kost €50 per uur en het begeleiden van één klas kost een boswachter totaal ongeveer 20 uur per jaar. Daarnaast zijn er kosten voor het trainen van toekomstige uitvoerders, het (les-)materiaal, de trainers en de locatie. De kosten van
28
NatuurWijs per kind komt neer op €6 per dag, dus totaal €18 per kind per jaar. Scholen zullen die €18 per kind per jaar waarschijnlijk niet kunnen betalen. Er is op scholen wel budget voor dit soort activiteiten, maar ze mogen zelf bepalen waaraan ze dat uitgeven en dit is waarschijnlijk lager dan de kosten voor NatuurWijs. Volgens Staatsbosbeheer wordt een gratis programma niet op waarde geschat wat betreft de kwaliteit. Wanneer er voor een programma betaald moet worden verwachten scholen waarschijnlijk een meer kwalitatief goed programma.
6.4.2
Basisscholen
Twee van de drie geïnterviewde scholen zijn benaderd om deel te nemen aan NatuurWijs: de school uit Odijk is een paar jaar geleden benaderd in het kader van de pilotfase van NatuurWijs en de school uit Nunspeet is benaderd door de NatuurWijs-boswachter die bezig was met de training voor NatuurWijs. Zij waren direct enthousiast over het programma. De derde school is na een enquête onder leerlingen waaruit naar voren kwam dat het natuuronderwijs verbeterd moest worden zelf op zoek gegaan naar natuureducatieprogramma’s. Via het persoonlijke netwerk van één van de leerkrachten zijn ze in aanraking gekomen met NatuurWijs. Tijd is nu het belangrijkste middel dat leerkrachten inzetten. Het kost de leerkrachten ongeveer 4 uur aan voorbereiding en verwerking van de dag. Op de Jenaplanschool uit Nunspeet wordt één keer per jaar de NatuurWijsdag gekoppeld aan een groter schoolbreed project van drie weken. In dat geval kost de voorbereiding de leerkracht ongeveer 9 uur. Op de dag zelf gaan de leerkrachten ook mee de natuur in. De leerkrachten gaven aan dat het minder tijd kost naarmate ze het vaker hebben gedaan. De leerkrachten gaven ook aan dat de inpassing in het verdere lesprogramma eerst extra tijd vergde, maar dat dit steeds makkelijker gaat. Doordat ze een dag naar buiten gaan komt de rest van het programma een beetje in de knel en het is puzzelen wanneer de buitendag gepland kan worden, maar de leerkrachten vinden dat niet erg: “de leerkrachten zien wat zij en hun kinderen ervoor terug krijgen” aldus de leerkracht uit Venray. Tot nu toe is het voor scholen kosteloos om deel te nemen aan NatuurWijs. Twee van de drie leerkrachten die geïnterviewd zijn, regelen zelf vervoer door ouders. De school uit Venray maakt gebruik van een bus die beschikbaar wordt gesteld vanuit NatuurWijs. Deze school heeft zelf wel eens materialen aangeschaft voor in de klas, maar dat heeft ze weinig gekost. Ze zijn op deze school bezig met een pilot om natuureducatie schoolbreed te verbeteren, dus de aangeschafte materialen kunnen ook voor andere klassen gebruikt worden. Alle leerkrachten gaven aan graag door te willen gaan met NatuurWijs, ook als er kosten aan verbonden worden, mits deze niet te hoog zijn. Er zal bezuinigd moeten worden, onder andere op leerkrachten, dus de scholen hebben niet veel geld voor bijvoorbeeld natuureducatie. Als voorbeeldbedrag wat haalbaar is, wordt €1,00 per kind genoemd door de leerkracht uit Nunspeet. De geïnterviewde leerkracht uit Nunspeet zegt geen subsidie te krijgen vanuit de overheid voor natuureducatie, dus de kosten zullen door de ouders betaald moeten worden. Hoeveel geld er nu besteed wordt aan natuureducatie verschilt sterk per school: in Nunspeet wordt er €200 à €300 euro per jaar uitgegeven aan natuureducatie en in Venray wordt er €1500 per jaar uitgegeven aan lesboeken voor natuureducatie voor de hele school. De leerkracht uit Venray geeft ook aan dat als er betaald moet worden, dit een stok achter de deur is om tijd vrij te maken voor NatuurWijs en de lessen goed voor te bereiden.
6.4.3
Boswachters
De drie geïnterviewde boswachters zijn allemaal op een andere manier in contact gekomen met de scholen waaraan ze nu NatuurWijs geven. De boswachter uit Nunspeet heeft zelf tijdens haar training de school gebeld en na een gesprek een 3-jarig contract getekend dat nu verlengd wordt. De school uit Venray is op eigen initiatief op zoek gegaan naar een natuureducatieprogramma en bij de boswachter uit Horst terecht gekomen. De boswachter uit Leersum draait NatuurWijs met vier basisscholen die allemaal op een andere manier bij NatuurWijs betrokken zijn geraakt. Deze boswachter is betrokken bij NatuurWijs vanaf de pilot, er is toen een school voor hem geworven vanuit Natuurcollege, Staatsbosbeheer en de Universiteit Utrecht. Eén van de andere scholen is betrokken geraakt na een workshop over NatuurWijs op de Pabo en de twee laatste scholen hebben zich aangemeld via de website van NatuurWijs en zijn daarna doorverwezen naar Heuvelrug-Zuid. De boswachters zijn zelf verantwoordelijk voor het plannen van de buitendagen met de scholen, het voorbereiden van de buitendagen en de evaluatie daarvan. Samen met de leerkracht van de klas bepalen ze het thema van de buitendag. De boswachters uit Nunspeet en Horst mogen per jaar 100 uur besteden aan natuureducatie, maar beide komen wel over die 100 uur heen. Zij zouden graag meer uren in NatuurWijs willen steken om
29
meer scholen het programma aan te kunnen bieden omdat ze het een goed programma vinden en het leuk vinden om te geven, maar dat is op dit moment binnen hun functie niet mogelijk. De boswachter uit Leersum gaf aan dat zolang het kan hij vasthoudt aan het vaste programma. “Maar als er in uren moet worden gesneden, kunnen we overgaan naar twee dagen in plaats van drie buitendagen, als we op die manier wel die vier klassen kunnen aanhouden. Dat is dan belangrijker dan vasthouden aan het programma”. Ook de boswachter uit Horst gaf aan dat hij het een beperking van het programma vindt dat hij met het vaste programma één school drie dagen mee neemt naar buiten in plaats van drie scholen één dag. Voor de buitendagen gebruikt de boswachter uit Nunspeet materialen die ze moet aanschaffen. In het begin declareerde ze dat bij NatuurWijs, maar nu worden die materialen door het bezoekerscentrum waar ze werkt betaald. De materialen kunnen dan ook bij andere activiteiten ingezet worden. Ze is niet op de hoogte van een budget en de hoogte hiervan voor materialen vanuit NatuurWijs. Van de andere twee geïnterviewde boswachters is het niet bekend of ze materialen aanschaffen en waar ze dat declareren. Door de rol van coach van de vrijwilligers, wordt er in de uitvoeringsuren van boswachters gesneden. Deze mogelijke taak verandering wordt wel als positief gezien. De boswachter uit Leersum staat ook positief tegenover een eventuele rol als coach, maar daarnaast vindt hij het ook belangrijk dat hij zelf nog af en toe met een klas het bos in kan. Op deze manier blijf je op de hoogte en het is gewoon heel leuk om te doen. Het zou jammer zijn als dit niet meer zou kunnen. Dit wordt door de beide andere boswachters onderschreven; het zelf blijven uitvoeren van NatuurWijs vinden ze heel belangrijk. Ten eerste omdat het erg leuk is en daarnaast om feeling te blijven houden met de schoolklassen.
6.4.4
Vrijwilligers
Op dit moment volgen de vrijwilligers nog de training om NatuurWijs te kunnen uitvoeren. Ze hebben nu samen één school met twee parallelklassen die ze begeleiden tijdens de buitendagen samen met hun coaches. De school is geworven door één van deze vrijwilligers, haar petekind is leerkracht op deze school. De vrijwilligers zullen voornamelijk tijd als middel inzetten voor NatuurWijs, ze vinden het lastig om nu aan te geven hoeveel tijd ze in NatuurWijs kunnen steken. Het moet wel te combineren zijn met hun werk en andere natuureducatieprogramma’s die ze geven. Maar ze willen graag minimaal twee klassen begeleiden en denken dat dat haalbaar is: “Je moet het ook niet te weinig geven, dat is zonde want dan zakt het weg”. In de regio Breda waar zij NatuurWijs geven, zijn ook ZZPers die NatuurWijs aanbieden. De vrijwilligers gaven aan dat als NatuurWijs in de toekomst op vrijwillige basis gegeven zal worden, er mensen (ZZPers) weg kunnen vallen. “Eén à twee scholen kan je eventueel gratis doen, maar als je betaald wordt ben je eerder bereid om meer klassen te doen”. Een financiële bijdrage van scholen zagen zij als mogelijkheid.
6.4.5
SNP, IVN en NME-coördinatoren van Nationale Parken
De Nationale Parken hebben elk een budget van 2 tot 4,5 ton. Met dit geld moeten de doelen buiten het reguliere beheer van het park betaald worden. De overlegorganen beslissen uiteindelijk hoe het geld verdeeld wordt over de projecten (zie vorige paragraaf). In de parken Weerribben-Wieden en Zuid-Kennemerland worden er programma’s gedraaid voor basisscholen die daar zijn ontwikkeld en toegespitst zijn op dat Nationaal Park. Alle partijen kunnen hierin participeren, maar de coördinerende rol ligt bij IVN. De uitvoering wordt in beide parken gedaan door vrijwilligers alleen hebben de vrijwilligers in Zuid-Kennemerland een contract met het Nationaal Park zelf en in Weerribben-Wieden hebben de vrijwilligers een contract bij Staatsbosbeheer of Natuurmonumenten. In Zuid-Kennemerland worden NME-programma’s door de vrijwilliger zelf voorbereid en niet in samenwerking met docent. Dit is wel iets waar IVN nog naar gaat kijken om misschien meer aan te sluiten bij de vraag vanuit scholen in de toekomst. De aansluiting is nu misschien minder goed en dit kan een mogelijke oorzaak zijn voor een daling in het aantal rondgeleide scholen per jaar. Nu worden NME-programma’s nog apart van lesprogramma’s ontwikkeld. Daar moet wel bij vermeld worden dat bij NatuurWijs hier veel tijd lijkt in te zitten door overleg met de docent, dit wordt niet als voordeel ervaren. NatuurWijs is, zo schat ook de NME-coördinator Weerribben-Wieden, wel heel intensief, er wordt veel verwacht aan menskracht en begeleiding: dat kan ook prijziger zijn. In beide Nationale Parken wordt er geld beschikbaar gesteld voor natuureducatie, wat gebruikt wordt voor het ontwikkelen van programma’s en het vernieuwen daarvan, lesmateriaal en kopieerkosten. In Zuid-Kennemerland is dit €2000 tot €3000 per jaar en in Weerribben-Wieden bedraagt dit €5000. In beide parken betalen scholen €60 voor deelname aan een programma, maar in de gemeente Steenwijkerland waarin Nationaal Park Weerribben-Wieden ligt subsidieert de gemeente dit. Totaal geeft de gemeente €4000 per jaar uit aan het “kop van Overijssel scholenproject”. Een
30
deel van het geld gaat naar de onkostenvergoeding voor de vrijwilligers. Beide NME-coördinatoren gaven aan dat het onzeker is wat de middelen in de toekomst zullen zijn. Ook wordt het Nationaal Parkenbeleid gedecentraliseerd en wordt dat ondergebracht bij de provincies. Dit zal een effect hebben op de geldstromen. “Bovendien kunnen provincies verschillend beleid gaan voeren zal de ene provincie meer middelen beschikbaar stellen dan de andere”. De NME-coördinator van Weerribben-Wieden hoopt dat het onderdeel Educatie en Communicatie dan zal blijven bestaan en daarvoor zijn ze bezig met lobbytrajecten. Op dit moment gaan de meeste Nationale Parken een ander programma, Woordvoerders van de Natuur, invoeren. Er zijn daardoor geen middelen qua financiën en tijd (door vrijwilligers) om een ander intensief programma als NatuurWijs in te voeren. Tabel 6.3: Organisatie en middelen van de verschillende partijen. De zwarte plusjes (wel betrokken) en minnen (niet betrokken) geven de visie weer van de organiserende partijen (NatuurCollege en Staatsbosbeheer) in de huidige opzet en de mogelijk toekomstige opzet.
Nu
Toekomst
Natuur College
Staatsbosbeheer
Boswachters
Vrijwilligers*
IVN
Nationale Parken
Scholen
Uitvoerend
-
-
++
-
-
-
-
Organisatie en planning
+
-
++
-
-
-
+
Coaching en training
++
+
-
-
-
-
-
Beleid en strategie
++
++
-
-
-
-
-
Middelen
+
++
-
-
-
-
-
Uitvoerend Organisatie en planning
+
-
-
++ +
++
+
+
Coaching en training
+
-
++
-
-
-
-
Beleid en strategie
++
+
-
-
-
+
-
Middelen
++
+
-
-
+
+
?
*De vrijwilligers die nu ingezet worden bij de uitvoering van NatuurWijs zijn onderdeel van een pilot, in principe worden er nu nog geen vrijwilligers ingezet.
De boswachters zijn in de huidige opzet de uitvoerende partij en verantwoordelijk voor de organisatie en planning van NatuurWijs in samenwerking met de basisscholen. In de toekomstige opzet uitvoering worden mogelijk vrijwilligers meer betrokken in de uitvoering en krijgen de boswachters de rol als coach van de vrijwilligers. Dit is in de tabel aangegeven met de rode cirkels. Vanuit de visie van NatuurCollege en Staatsbosbeheer worden in de toekomst mogelijk ook IVN en de Nationale Parken betrokken in de organisatie en planning, onder andere voor de inzet van vrijwilligers. Deze partijen hebben ook middelen beschikbaar die voor NatuurWijs van belang zijn, zoals locaties voor uitvoering. Dit is aangegeven met de groene cirkels.
31
7 Resultaten inzet van vrijwilligers Dit hoofdstuk bespreekt de mogelijk inzet van vrijwilligers uitvoering van NatuurWijs. De deelvraag die centraal staat is: Hoe zien de betrokken partijen de inzet van vrijwilligers in het educatieprogramma in plaats van boswachters? Eerst worden de resultaten van de interviews worden weergegeven. Vervolgens is op basis daarvan en op basis van het literatuuronderzoek een SWOT-analyse uitgevoerd.
7.1 Visie op inzet van vrijwilligers In dit deel van het hoofdstuk worden de resultaten ten aanzien van de inzet van vrijwilligers uit de interviews met de verschillende stakeholders weergegeven. Het is opvallend dat de visies tussen de stakeholders sterk verschillen. 7.1.1 NatuurCollege en Staatsbosbeheer NatuurCollege en Staatsbosbeheer zien kansen voor de inzet van vrijwilligers want een belangrijk element van NatuurWijs is de passie voor natuurbeleving; dit wil NatuurWijs overbrengen op de kinderen. De verschillen in kennisniveau die kunnen bestaan tussen professionele boswachters en vrijwilligers zijn wel een aandachtspunt maar niet onoverkomelijk. NatuurWijs stelt op dit moment bijvoorbeeld de eis aan vrijwilligers dat zij minimaal een natuurgidsen cursus hebben gevolgd bij IVN en bovendien kan door de intensieve training dit verschil opgevangen worden. De belangrijkste reden waarom NatuurCollege en Staatsbosbeheer positief tegenover de inzet van vrijwilligers staan, is door de te behalen kostenbesparingen; vrijwilligers kosten veel minder dan de professionele uitvoerders. Hierdoor kan de financiële haalbaarheid, en daarmee de toekomst, van het programma gewaarborgd worden. Staatsbosbeheer observeert dat vrijwilligers vaak switchen tussen verschillende programma’s. Als er vrijwilligers zouden worden ingezet om NatuurWijs uit te voeren is het belangrijk dat vrijwilligers niet onder de noemer van NatuurWijs verschillende programma’s gaan mixen. Er is wel ruimte voor eigen inbreng maar binnen het gedachtegoed van NatuurWijs. 7.1.2 Basisscholen De leerkrachten gaven alle drie aan dat de inzet van boswachters een meerwaarde is. Een boswachter is voor veel kinderen al snel iemand waar ze tegenop kijken. Daarnaast zijn boswachters deskundig, heeft gebiedskennis en straalt autoriteit uit. De leerkrachten benadrukken dat als er door financiële kwesties vrijwilligers ingezet worden, het belangrijk is dat zij ook kennis moeten hebben van de onderwerpen die behandeld worden en van het gebied. Daarnaast worden enthousiasme en geïnteresseerd zijn in vragen, interactief bezig zijn en communicatief vaardig zijn naar kinderen als belangrijke vaardigheden genoemd. Twee leerkrachten vinden het belangrijk dat de boswachter nog wel betrokken blijft bij de buitendag. Voor hun eigen plezier en feeling maar ook spreekt een boswachter meer tot de verbeelding bij de kinderen. Over de outfit van een vrijwilliger zijn ze verdeeld: de leerkrachten uit Odijk en Nunspeet gaven aan dat een vrijwilliger in een uniform ook tot de verbeelding spreken, maar de leerkracht uit Venray is hier op tegen, hij wil geen nepboswachter voor de groep. Volgens hem moet een vrijwilliger op een andere manier compenseren voor het feit dat hij geen boswachter is. Dit kan door enthousiasme uit te stralen en goede verhalen te vertellen. Een boswachter zien ze niet als garantie voor succes, maar een vrijwilliger zal wel moeten compenseren. Samen met het omgaan met kinderen en enthousiasme zal dit het belangrijkst zijn voor de inzet van vrijwilligers.
7.1.3 Boswachters Boswachters staan verschillend tegenover de inzet van vrijwilligers, over het algemeen positief, maar er zijn een paar duidelijke voorwaarden en nadelen. De boswachter uit Leersum geeft aan dat wat een boswachter kan, een vrijwilliger in principe net zo goed kan, als er maar sprake is van passie en verbondenheid met de natuur. Hier zijn de boswachters het duidelijk over eens, enthousiasme en passie zijn heel belangrijk. Daarnaast moet een vrijwilliger een aantal eigenschappen hebben. Allereerst wordt door de boswachter uit Nunspeet
32
benadrukt dat een flexibele houding belangrijk is en goede communicatieve vaardigheden met zowel de kinderen als de leerkracht. Het belang van didactische vaardigheden wordt verschillend geïnterpreteerd. Zo geeft de boswachter uit Nunspeet aan dat deze niet per se noodzakelijk zijn omdat de leerkracht verantwoordelijk blijft voor de klas tijdens de buitendagen, maar ziet de boswachter uit Horst aan enige bagage op dit gebied wel als noodzakelijk voor een goede uitvoering van het programma. Hij geeft aan dat het ‘type’ persoon dat nodig is om NatuurWijs goed uit te voeren moeilijk te vinden is en is dan ook huiverig is ten opzichte van vrijwilligers; er wordt te gemakkelijk gezegd dat ze het wel kunnen. Uit ervaring merkt hij dat er maar een paar vrijwilligers echt geschikt zijn. Het is moeilijk om mensen te zeggen dat ze moeten stoppen, maar als coach moet je ook hard kunnen zijn en zeggen dat je iemand niet geschikt vindt. Hij bemerkt dat Staatsbosbeheer hierin nog te kort schiet. Hij is voor het houden van sollicitatiegesprekken en tussentijdse evaluaties om een betere selectie te kunnen maken. De boswachter in Horst ziet ook het liefst jonge enthousiaste vrijwilligers, maar die zijn vaak al druk bezet. De vrijwilligers waar hij nu vooral mee in aanraking komt zijn over het algemeen al grijs, hebben al gewerkt en zoeken iets om hun vrije tijd een beetje mee op te vullen. Volgens hem zitten daar niet zoveel mensen tussen die NatuurWijs zouden kunnen geven. Over een samenwerking met IVN zegt hij dat NatuurWijs een stuk zwaarder is dan een rondleiding met vaste punten en een vast verhaal; IVN-vrijwilligers zullen echt moeten worden opgeleid voor NatuurWijs. De boswachter uit Leersum heeft betere ervaringen met vrijwilligers tot nu toe. Voor een ander project is een groepje vrijwilligers werkzaam, en dit gaat goed, vooral de onderlinge vervangbaarheid is een voordeel. Daarnaast nemen de vrijwilligers taken van hem over, zoals bijvoorbeeld de planning en afspraken met scholen, hij krijgt de data van hen door en hoeft daar zelf geen tijd aan te besteden. Hij geeft ook aan dat over het algemeen mensen die met jeugd en kinderen bezig zijn een goed verantwoordelijkheidsgevoel hebben. De boswachter uit Horst vond het juist moeilijk om dingen over te dragen aan vrijwilligers. Het wordt vaak overschat hoe je moet omgaan met jongeren, educatie is moeilijker dan je denkt; een groot deel is ervaring, uitproberen en doen. Wat dat betreft hebben boswachters een voorsprong. Daarnaast kennen zij het gebied heel goed en weten wat er mag en ook wat wanneer mogelijk is (winter/zomer). Vrijwilligers moeten dan ook toestemming vragen en het programma moet van te voren doorgesproken worden. Zijn angst is dan ook dat daar te veel tijd in gaat zitten en dat je het zelf beter en sneller kan doen. In Nunspeet functioneren vrijwilligers wel heel goed als ondersteuning tijdens de rondleiding die de boswachter daar geeft. De trainingen worden gezien als belangrijk voor het succes van de vrijwilligers. De boswachter uit Nunspeet geeft aan dat vrijwilligers op dezelfde manier begeleid moeten worden dan zijzelf, dan is er ook geen verschil in niveau meer tussen boswachters en vrijwilligers. Het voorkomt ook dat er een tweedeling ontstaat tussen boswachters en vrijwilligers. De training was voor de boswachter uit Leersum ook erg belangrijk voor de manier waarop hij uiteindelijk NatuurWijs uitvoert. Een belemmering zijn echter de kosten. In Nunspeet staan in principe 10 vrijwilligers klaar die graag zouden beginnen met de training, mits deze voor hen betaald zou worden. Over het verschil tussen henzelf en vrijwilligers zijn de boswachters duidelijk: enerzijds hebben boswachters meer kennis van het gebied en de natuur, daarnaast wordt aangegeven dat dat voor de kinderen minder van belang is. De boswachters hebben ook duidelijke praktische overwegingen om vrijwilligers wel of niet in te zetten. De boswachter in Leersum realiseert zich bijvoorbeeld dat vrijwilligers waarschijnlijk wel nodig zijn, doordat er waarschijnlijk bezuinigd gaat worden op de tijd die hij krijgt voor NatuurWijs. Bovendien is het einddoel zoveel mogelijk kinderen het bos in te krijgen, als vrijwilligers daarbij kunnen helpen sluit hij zich daar graag bij aan. De boswachter uit Nunspeet heeft een soortgelijke overweging; zij ziet dat er genoeg vrijwilligers zijn die graag NatuurWijs zouden willen geven waardoor er meer scholen betrokken kunnen worden. Wat duidelijk naar voren komt in de interviews is dat er niet onderschat moet worden hoeveel je kan vragen van vrijwilligers. Als nadeel van vrijwilligers, of eerder een beperking, geeft de boswachter in Leersum aan dat je niet te veel van vrijwilligers moet vragen. Het programma kost veel tijd, het is belangrijk om vrijwilligers niet te overbelasten; als het op een gegeven moment op werk gaat lijken kunnen vrijwilligers afhaken. Voor de boswachter uit Horst is het een overweging om vrijwilligers geen hele buitendagen te laten uitvoeren omdat dit veel vraagt van ze. Naast dat het veel tijd kost vraagt het ook veel van de didactische vaardigheden van vrijwilligers, door de buitendagen in te korten speel je op safe. Een andere optie is om een gedeelte van het programma samen te draaien (boswachter en vrijwilligers samen) en de gedeelte zelfstandig te laten uitvoeren.
33
7.1.4 Trainer Een trainer bij NatuurWijs, die in de huidige organisatievorm de trainingen verzorgt voor boswachters, geeft aan dat bij de training vooral wordt meegegeven dat rondleiders hun verhaal moeten vertellen op hun eigen manier, dus niet volgens één vastgestelde methode. Volgens hem blijft ‘het kaarsje’ het langst branden als er uit wordt gegaan van de eigen kracht en motivatie en eigen methodes. Het zwaartepunt van een ‘goede’ rondleiding ligt dus niet per se bij het belang van het ‘beheerderaspect’ van natuur en hierover vertellen in de context van de eigen werkzaamheden zoals een boswachter doet (wel belangrijk), maar vooral bij de passie en het hart dat de rondleider heeft voor de natuur. Passie is volgens hem essentieel om het gevoel over te dragen op kinderen. Ook benadrukt hij dat de flexibiliteit heel belangrijk is. Als een bepaalde situatie zich voordoet, moet je daar op in kunnen spelen. Wat volgens hem ook een belangrijk punt is, is hoe een vrijwilliger zich profileert. Het wisselt per vrijwilliger wat de impact is van het programma op de kinderen; een aantal doet niet onder voor de boswachters, maar anderen halen dit niveau niet. Om deze reden ziet hij het liefst dat NatuurWijs bij professionals blijft (boswachters, ZZPers, bijenhouders, boomverzorgers) en wordt er gezorgd dat er hiervoor geld beschikbaar komt. Deze mensen hebben ervaring (kwaliteit) en op betaalde krachten kan je meer bouwen (continuïteit). 7.1.5 Vrijwilligers De geïnterviewde vrijwilligers hebben beide een IVN achtergrond waar ze bezig zijn met de opleiding tot natuurgids. Ze geven aan beide geïnteresseerd te zijn voor de natuur en ze hebben beide de wens om dit op kinderen over te brengen. Het werken met kinderen is ook een belangrijke reden geweest om deel te nemen aan NatuurWijs. Ze hebben daar ook beide ervaring in. De visie van NatuurWijs sluit aan bij hun eigen visie op natuurbeheer en beleving en dit wordt als belangrijk gezien; dit wordt als belangrijk ervaren. De opleiding van NatuurWijs bereidt ze goed voor op het geven van het programma en wordt als een voordeel gezien. Ook de mentorbegeleiding wordt gewaardeerd. Daarnaast noemen ze de terugkomdag als een positief onderdeel van NatuurWijs, dit bied de mogelijkheid om ervaringen en methoden uit te wisselen en geeft de mogelijkheid om ergens op terug te vallen als je vragen hebt. Zij gaven ook aan dat het gevaar bestaat dat ervaren gidsen ‘vastroesten’ in een bepaalde methode. Deze staan dan niet meer open voor evaluaties, verbreding en veranderingen in het algemeen. Door elkaar feedback te geven en ervaringen uit te wisselen kan dit voorkomen worden. Voor NatuurWijs is het namelijk belangrijk om flexibel voor een groep te staan zodat je goed kan inspelen op wat er gebeurt. De uitvoering van hun eerste buitendag gaven ze aan vermoeiend te vinden, maar daarnaast hebben ze erg genoten en waren de kinderen erg enthousiast. Als de boswachters in de toekomst vrijwilligers zouden gaan coachen staan zij hier wel positief tegenover, maar het belangrijkste is dat het door iemand gedaan wordt die hier feeling voor heeft. Het hoeft dus niet per se een boswachter te zijn. De te besteden tijd kunnen zij op dit moment nog niet goed inschatten omdat zij het programma nog maar één keer hebben uitgevoerd. Op dit moment is hun doel om twee schoolklassen per jaar te doen; meer wordt te veel en bij minder dan twee scholen in het jaar zakt alles misschien juist wat weg. Voor de vrijwilligers bestaat er dus een optimale tijdsbesteding per jaar. Ze geven aan de grens tussen op vrijwillige- of betaalde basis NatuurWijs uitvoeren ook zo’n beetje op twee schoolklassen per jaar ligt. In Breda zijn er ook ZZPers die NatuurWijs geven, deze zouden kunnen gaan wegvallen als het op vrijwillige basis moet: één à twee scholen kan je eventueel gratis doen, maar als je betaald wordt ben je eerder bereid om meer klassen te doen. In Breda wordt een groep vrijwilligers tegelijkertijd opgeleid. Dit heeft als voordeel dat bepaalde taken onderling verdeeld kunnen worden. Ze geven aan dat er gekeken moet worden hoe dat neergezet kan worden en wie het leuk vindt om bijvoorbeeld scholen te benaderen. Iedereen heeft zijn eigen kwaliteiten het is het beste om juist die persoon die goed is in het benaderen van scholen en goed de visie van NatuurWijs kan overbrengen hiervoor in te zetten. 7.1.5 SNP, IVN, en NME-coördinatoren IVN heeft ruim 18.000 IVN-leden die zich op vrijwillige basis inzetten voor NME programma’s van IVN, waaronder ook NME voor kinderen. Er is dus veel ervaring met vrijwilligers aanwezig. De nadelen van het inzetten van vrijwilligers volgens de directeur van IVN, is dat je ze geen opdrachten kunt geven, maar je moet ze verleiden. Soms is het dus lastig om eisen te stellen aan kwaliteit: het is minder zakelijk. Ook de continuïteit is lastig: als een programma tegenvalt kunnen ze zomaar stoppen. IVN waarborgt kwaliteit door de verenigingsstructuur met afdelingen en opleiding. Op deze manier blijven vrijwilligers voor langere tijd aan IVN
34
verbonden. Omdat deze training vrij uitgebreid is kan je proberen afspraken te maken met vrijwilligers over hoelang ze bij een programma blijven en hoe vaak ze het per jaar uitvoeren. NME-coördinator Weerribben-Wieden geeft aan dat de ervaringen met vrijwilligers goed zijn, ze zijn enthousiast. De ene vrijwilliger is er wel beter in dan de ander. Voor deelname aan NME-programma’s wordt op dit moment niet verwacht van vrijwilligers dat ze natuurgids (IVN) zijn of een biologieopleiding hebben. Ze moeten goed met kinderen om kunnen gaan. De inhoud komt vanuit het programma. Soms wordt de boswachter of leerkrachten ingezet: de programma’s zijn nu zo opgezet dat je niet veel inhoudelijke kennis nodig hebt. Didactische vaardigheden zijn belangrijker. De NME-coördinator Zuid-Kennemerland sluit zich hierbij aan: vrijwilligers moeten voor een groep kunnen staan, moeten kunnen improviseren als alles niet volgens plan gaat, en moeten in staat zijn onverwachte vragen te beantwoorden. In het park Zuid-Kennemerland is de rol van vrijwilligers groot. De vrijwilliger gaat met de klassen op pad en bereidt de programma’s voor. Een vrijwilliger draait ongeveer 12x per jaar een programma, wat neerkomst op ongeveer tweemaal per maand gedurende de 6 maanden (globaal) van het schooljaar wanneer er tijd voor is. Dit is ook een eis van Zuid-Kennemerland aan nieuwe vrijwilligers. Er zijn wel grote verschillen tussen de gidsen op te merken; sommige gidsen zijn dagelijks op pad, terwijl anderen een keer per maand al gauw genoeg vinden. Er zitten dan ook verschillen in de motivatie en de betrokkenheid van vrijwilligers (heel nauw betrokken bij het programma tot af en toe een rondleiding geven). Daarnaast zijn er verschillen in leeftijd, baan of pensioen. De redenen waarom men werkzaam is als vrijwilliger bij een Nationaal Park lopen ook erg uiteen. In de Weerribben-Wieden lopen ook meerdere groepen vrijwilligers en clubs door elkaar. Er is geen uitwisseling van vrijwilligers tussen de gebieden. Er zijn ook geen aparte Nationaal Park-vrijwilligers. In het park Weerribben-Wieden plaatsen zowel Staatsbosbeheer als Natuurmonumenten een advertentie in lokale kranten als ze nieuwe vrijwilligers zoeken. Laatst heeft Staatsbosbeheer dat gedaan en hebben 10 mensen zich gemeld. Van die 10 kwamen er 9 uit het onderwijs (gepensioneerde leerkrachten). Wel schiften ze, de een kan beter met kinderen omgaan dan de andere. De vrijwilligers krijgen ook een cursus. Dit geldt ook voor Zuid-Kennemerland; in de training die vrijwilligers krijgen wordt aandacht besteed aan manieren om om te gaan met verschillende kinderen, kennis van natuur en het gebied zelf, en oefenen in de praktijk (meelopen) . De cursus duurt vier dagdelen. Tijdens de training worden vrijwilligers actief gecoacht, als de cursus is afgelopen is alleen nog een contactpersoon beschikbaar voor eventuele vragen en problemen In de Weerribben-Wieden wordt de vrijwilligers scholing, vrijwilligersbijeenkomsten en contactbijeenkomsten aangeboden waarbij een aantal onderwerpen ter deskundigheidsbevordering aan de orde komen. Dit sluit aan bij het vrijwilligersbeleid van Zuid-Kennemerland. Dit is er op gericht om de binding van vrijwilligers met de programma’s en het Nationale Park te versterken. Er worden veel activiteiten naast het uitvoeren van de programma’s georganiseerd, een keer per jaar is er een uitje speciaal voor de vrijwilligers, er zijn schoolgidsen overleggen en er wordt jaarlijks een kerstpakket uitgedeeld. Wel is er een wijziging in de beloning vanaf 2012; de basisvergoeding komt dan te vervallen en er wordt een systeem ingevoerd waarbij onkosten vergoed worden per rondleiding. De reden hiervoor is dat het werken als vrijwilliger ging lijken op betaald werk, terwijl de vrijwilliger toch weinig verplichtingen had die dit verantwoordden. In de Weerribben-wieden wordt een vergelijkbaar systeem van onkostenvergoedingen gehanteerd. Door de eis van een basis IVN-cursus, die NatuurWijs nu hanteert, wordt het volgens de NMEcoördinator Weerribben-Wieden onmogelijk om voldoende vrijwilligers te krijgen. Kwaliteitsborging is wel belangrijk; wat houdt het programma in en wat kun je verwachten. Ze hanteren een screening vooraf van de vrijwilliger op houding en hij of zij moet wel wat basiskennis hebben. Verder vindt in zowel de WeerribbenWieden als in Zuid-Kennemerland geregeld een evaluatie plaats (1 a 2 keer per jaar), daar kan van alles boven tafel komen: feedback op het programma maar ook op elkaar. Op die manier krijg je betrokkenheid bij elkaar. Dit zorgt ervoor dat vrijwilligers langer betrokken blijven en zich gewaardeerd blijven voelen. Het uitvoeren van NatuurWijs kan goed zijn voor vrijwilligers, door de uitgebreide training waardoor ze veel kunnen leren.
7.2 SWOT-analyse Nu de verschillende visies van de partijen behandeld zijn ten opzichte van de inzet van vrijwilligers, kan er geanalyseerd worden wat dit voor de toekomst van NatuurWijs kan betekenen. De partijen die geïnterviewd zijn voor dit onderzoek kunnen in de context van de inzet van vrijwilligers voor de uitvoering van NatuurWijs in verschillende groepen ingedeeld worden. Allereerst zijn NatuurCollege en Staatsbosbeheer, de initiatiefnemers van NatuurWijs, hier de ‘vragende partijen’. Zij zien de inzet van vrijwilligers als een mogelijk scenario om de toekomst van NatuurWijs als succesvol NME-programma zeker te stellen. Vervolgens zijn verschillende partijen
35
gevraagd naar hun bevindingen tot nu toe; zij zijn ervaringsdeskundige op een bepaald gebied. De huidige uitvoerders van NatuurWijs, de boswachters, weten wat nodig is om NatuurWijs succesvol te draaien en hebben in deze context een visie op de inzet van vrijwilligers. Hetzelfde geldt voor de trainer van NatuurWijs. IVN, SNP en de NME-coördinatoren van Nationale Parken hebben veel ervaring met de inzet van vrijwilligers voor NME-programma’s. Zij hebben dus geen ervaring met NatuurWijs als specifiek programma, maar hebben wel waardevolle informatie met betrekking tot vrijwilligers en hoe hier als organisatie het beste mee om te gaan. Daarnaast geven twee vrijwilligers die sinds kort betrokken zijn bij de uitvoering van NatuurWijs hun visie op de huidige en toekomstige vormgeving van de inzet van vrijwilligers. Als laatste, de ontvangende partij, nemen we de visie van basisscholen mee. Deze scholen hebben ervaring met NatuurWijs en kunnen dus aangeven hoe zij de rol van de uitvoerder ervaren hebben en wat hierbij belangrijk is. We zullen deze verschillende visies aan elkaar spiegelen en op basis daarvan een aantal conclusies trekken. Dit wordt gedaan door middel van een SWOT-analyse. Deze vorm leent zich goed om aandachtspunten van voorgenomen veranderingen binnen (non-profit) organisaties weer te geven (Desmidt en Heene, 2005). Een SWOT-analyse bestaat uit twee delen: het eerste geeft de organisatie zelf weer doormiddel van een interne analyse, het tweede deel richt zich op de externe omgeving van de organisatie (Desmidt en Heene, 2005). De interne analyse bestaat uit een opsomming van achtereenvolgens de sterke en de zwakke eigenschappen (Strengths en Weaknesses) van de organisatie ten opzichte van de voorgenomen verandering. In dit geval betekent dit dat er wordt gekeken naar de sterktes en zwaktes van zowel de organisatie van NatuurWijs, als de eigenschappen van het programma zelf, met betrekking tot de inzet van vrijwilligers. Het tweede deel richt zich zoals gezegd op de externe omgeving en hier zullen de kansen (Opportunities) en bedreigingen (Threats) geanalyseerd worden, wederom met dezelfde focus op NatuurWijs als project en als programma. De sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen worden hieronder eerst besproken, rekening houdend met de aangegeven verschillende rollen van de verschillende stakeholders. Gedurende de analyse zullen we ook voortdurend naar de eerder uitgevoerde literatuurstudie verwijzen. Als laatste zullen we de analyse grafisch weergeven. Strengths: Het moge duidelijk zijn dat door de inzet van vrijwilligers in plaats van boswachter een enorme kostenbesparing mogelijk is. Dit wordt dan ook vanuit de vragende partijen als belangrijkste motivatie genoemd om hierop in te spelen. Een kanttekening moet hierbij wel geplaatst worden: doordat vrijwilligers minder zelfstandig zijn zal er toch veel begeleiding nodig zijn vanuit de coaches wat toch weer kosten met zich meebrengt. Toch zal de uitvoering door vrijwilligers naar onze mening goedkoper uitvallen. De boswachters zijn zeer tevreden met de training zoals die nu wordt gegeven voor NatuurWijs. Door de intensieve begeleiding en de één op één coaching worden boswachters nu goed voorbereid op het geven van NatuurWijs. Als deze training op dezelfde manier aan vrijwilligers wordt gegeven in de toekomst is dit zeker een sterk punt. De vrijwilligers hebben deze training dan ook hoog gewaardeerd. NatuurWijs is een flexibel programma. Dit kan een voordeel zijn omdat er hierdoor ruimte voor de vrijwilliger is om een eigen invulling te geven aan het programma zoals de IVN-coördinator vaststelde. Het kan de motivatie van de vrijwilligers bevorderen omdat ze dichter bij zichzelf kunnen blijven in de uitvoering. Natuur- en Milieueducatie spreekt veel mensen aan. Doordat het prominent aanwezig is op de maatschappelijke agenda kunnen veel mensen in theorie overwegen zich vrijwillig in te zetten. Dit komt ook duidelijk naar voren in de interviews, alle personen zijn zeer betrokken bij de missie van NatuurWijs. Daarnaast wordt vaak gerefereerd aan het belang van passie en hart voor de natuur, dit is dan ook een sterk punt omdat het (blijvende) betrokkenheid stimuleert. Weaknesses: Een belangrijke overweging voor NatuurCollege en Staatsbosbeheer bij de overstap naar vrijwilligers is kwaliteitsbehoud. Ervaringen uit de praktijk zijn wat dit betreft tegenstrijdig. De ene boswachter geeft bijvoorbeeld aan dat vrijwilligers goed in staat zijn om het programma goed uit te voeren, terwijl de ander toch zijn bedenking heeft en toch denkt dat hij het zelf beter en sneller kan doen. Daarnaast
36
blijkt uit de praktijk dat lang niet alle vrijwilligers geschikt zijn. Vaardigheden als voor een groep kunnen staan, didactisch en communicatief sterk zijn en kunnen improviseren zijn eigenschappen die nodig zijn om de kwaliteit hoog te houden, maar die niet alle vrijwilligers bezitten. IVN en NMEcoördinatoren wijzen ook op dit verschil in kwaliteit. Het lijkt er dan ook in sterke mate op dat de kwaliteit van NatuurWijs afhankelijk is van de persoonlijke kwaliteiten en vaardigheden van individuele vrijwilligers. We kunnen dit dus zien als een zwakte. Voortbordurend op bovengenoemde zwakte, is er ook een bepaalde deskundigheid vereist op het gebied van natuur. Deze wordt opgevangen door de vereiste van de natuurgidsencursus van het IVN. Een NME-coördinator geeft aan dat hierdoor het vinden van vrijwilligers wel moeilijker kan worden. Daarnaast is NatuurWijs een intensief programma waarbij veel tijd gevraagd wordt van de vrijwilligers. In combinatie met de observatie dat vrijwilligers een kleinere capaciteit hebben dan de huidige uitvoerders kan gesteld worden dat de eisen die aan vrijwilligers gesteld worden wellicht aan de hoge kant zijn. Het flexibel programma vraagt meer van de vrijwilliger dan een NME-programma met een vast verhaal en vaste punten, wat als zwaarder ervaren kan worden waardoor de motivatie minder kan worden.
Naast de eerder genoemde kwaliteit van vrijwilligers komt ook de verminderde zelfstandigheid naar voren. Een boswachter geeft aan dat vrijwilligers toestemming moeten vragen alvorens een bepaalde activiteit in het bos uit te voeren.
Threats: Waar Staatbosbeheer bang voor is dat doordat ze vrijwilligers vaak zien switchen tussen verschillende NME-programma’s er een soort vertroebeling optreedt van het gedachtegoed van NatuurWijs. Doordat vrijwilligers vaak verschillende programma’s uitvoeren kan er een mix ontstaan wanneer zij NatuurWijs uitvoeren. Er is wel ruimte voor persoonlijke inbreng, maar wel binnen het kader van NatuurWijs. De bedreiging komt voort uit verlies van de onderscheidenheid van NatuurWijs. Boswachters geven aan de zij erg graag betrokken willen blijven bij de uitvoering van NatuurWijs. Zij zien een rol als coach wel zitten maar de kans bestaat dat wanneer zij niet meer NatuurWijs zelf kunnen/mogen uitvoeren hun motivatie voor het programma zal dalen. Een belangrijke bedreiging kan ook zijn dat, doordat de maatschappelijke agenda verandert er minder vrijwilligers gevonden kunnen worden. Wat we ook belangrijk vinden is dat er meningsverschillen bestaan onder de betrokken partijen wat betreft de inzet van vrijwilligers. Mocht hier voor gekozen worden, zonder dat alle betrokkenen overtuigd zijn van juistheid van deze keuze, dan kan dat een negatief effect hebben op de betrokkenheid en de onderlinge samenwerking, vooral bij partijen die rechtstreeks met de vrijwilligers gaan werken (trainer, boswachters als coach). Opportunities: Uit de literatuur komt naar voren dat vrijwilligers vaak gemotiveerd worden vanuit een maatschappelijke betrokkenheid. De passie voor natuur komt op dit moment ook al sterk terug bij de betrokken personen. Door hier actief op in te spelen bij de werving van vrijwilligers kan een grote betrokkenheid bij NatuurWijs tot gevolg hebben. Ook is het belangrijk om vooraf goede afspraken te maken met betrekking tot de te besteden tijd, zodat duidelijkheid naar de vrijwilliger gegeven kan worden. De selectie van vrijwilligers is de eerste mogelijkheid om aan de kwaliteit te werken. Door ingangseisen kan de deskundigheid gewaarborgd worden en door bijvoorbeeld een sollicitatieprocedure kan gekeken worden of de vrijwilliger voldoet aan de eisen die gesteld worden.
37
De voorgestelde samenwerking met IVN door NatuurCollege en Staatsbosbeheer blijkt moeilijker dan gedacht, toch zijn hier voordelen te behalen voor beide partijen. Daarnaast zijn er talloze andere mogelijke partijen waarmee samengewerkt kan worden. De geïnterviewde vrijwilligers gaven aan dat doordat zij in een groep werden opgeleid ze onderling taken konden verdelen. Hierdoor kan iedere vrijwilliger een rol vinden waar hij of zij zich het beste bij voelt. Het is een opportunity om hier rekening mee te houden. Door vrijwilligers in een groep op te leiden voor een bepaalde regio wordt ook de onderlinge vervangbaarheid vergroot; bij ziekte kan dan bijvoorbeeld een schoolklas overgenomen worden door een andere vrijwilliger.
38
8 Discussie en conclusie In dit hoofdstuk worden de belangrijkste conclusies uit het onderzoek weergegeven. De twee hoofdvragen zullen worden beantwoord aan de hand van resultaten op de deelvragen. Tenslotte volgt een discussie over de uitvoering van het onderzoek. 8.1 Uitbreiding naar Nationale Parken De hoofdvraag en de betreffende deelvragen van dit deel van het onderzoek was: In hoeverre is het haalbaar NatuurWijs uit te breiden naar Nationale Parken? Wat zijn de visies van de verschillende betrokken partijen op NatuurWijs? Wat zijn de visies van de verschillende betrokken partijen op de uitbreiding van NatuurWijs naar Nationale Parken? Wat zijn de belangen van de betrokken partijen in NatuurWijs en de eventuele uitbreiding? Welke middelen zouden de betrokken partijen in de toekomst beschikbaar kunnen stellen voor NatuurWijs? In de visie van NatuurCollege en Staatsbosbeheer op NatuurWijs komen twee dingen naar voren; de flexibiliteit in het programma en het samenstellen van het programma in samenwerking met basisscholen. Zij zien dit als iets waardoor NatuurWijs zich onderscheidt van andere natuureducatie programma’s. Dit wordt ook zo door de boswachters en de leerkrachten ervaren. Basisscholen vinden de inpassing in het lesprogramma belangrijk en boswachters waarderen de flexibiliteit om het programma in te vullen. Hoewel de geïnterviewde basisscholen de inpassing in het lesprogramma belangrijk vinden, kan dit voor basisscholen die niet betrokken zijn bij NatuurWijs juist een reden zijn om niet deel te nemen vanwege de intensiviteit en de tijd die nodig is voor afstemming met hun lesprogramma. Dit kenmerk kan dus ook zwakte vormen voor uitbreiding naar andere basisscholen. Ook de flexibiliteit van het programma, wat de boswachters benadrukken, kan negatief worden ervaren, bijvoorbeeld door vrijwilligers, die wellicht meer gebaat zijn bij een duidelijke structuur. Ondanks dat de uitvoerende partijen en basisscholen duidelijke onderscheidende eigenschappen aan NatuurWijs verbinden, blijkt dat partijen die op dit moment nog niet betrokken zijn, zoals IVN en de NMEcoördinatoren, minder onderscheid zien tussen NatuurWijs en de al bestaande programma’s, zoals Woordvoerders van de Natuur. Ondanks dat NatuurWijs dus wel degelijk onderscheidend is ten opzichte van andere NME-programma’s wordt dit nog niet zo ervaren door IVN en NME-coördinatoren waardoor een opschaling naar Nationale Parken bemoeilijkt wordt. Het lijkt erop dat het onderscheid tussen Natuurwijs en andere programma’s ter discussie komt wanneer er onderlinge concurrentie is met andere NME-programma’s. Tot nu toe speelt concurrentie voor NatuurWijs geen grote rol. Door het hoge aantal basisscholen dat nog niet aan NME doet, zijn de verschillende NME-programma’s voor basisscholen, die in hoofdstuk 2 beschreven zijn, in principe niet concurrerend; er is nog een grote markt. Wel blijkt nu dat wanneer er specifiek op één locatie wordt gefocust, zoals in dit geval de Nationale Parken, NatuurWijs wel als concurrerend worden ervaren met Woordvoerders van de Natuur en daardoor het onderscheidend vermogen belangrijker wordt. Het is dus de vraag of NatuurWijs zich in relatie tot de Nationale Parken goed genoeg onderscheidt van het programma Woordvoerders van de Natuur. Het verschil tussen ‘hoofd en ziel’ van NatuurWijs en ‘hoofd en hart’ van Woordvoerders van de Natuur, zoals Staatsbosbeheer aangeeft, komt niet duidelijk genoeg naar voren. Door de formele structuur van de Nationale Parken is het niet makkelijk om van bovenaf (top-down) een nieuw programma in te voeren over alle Nationale Parken. Het NME-beleid van Nationale Parken is meer geformaliseerd en de parken hebben eigen verantwoordelijkheid voor het samenstellen van hun NME-aanbod. Daarnaast worden er al meerdere programma’s succesvol binnen Nationale Parken uitgevoerd. Ook al zou NatuurWijs zich duidelijk onderscheiden blijft het moeilijk om uit te breiden naar Nationale Parken. Aangezien IVN samenwerkt met Staatsbosbeheer in het programma Woordvoerders van de Natuur, heeft IVN op dit moment een groter belang in dit programma dan in NatuurWijs. Zij profileren zich nu met dit programma, waardoor er geen behoefte is, mede door gebrek aan tijd, mankracht en geld, voor een ander intensief NMEprogramma voor basisscholen. Ook is de toekomst van het rijksbeleid op Nationale Parken onzeker en daarmee het budget wat zij jaarlijks te besteden hebben aan onder andere educatie.
39
Voor de toekomst van NatuurWijs is er vanuit NatuurCollege financiering voor de komende periode gevonden en is er geen limiet voor de nabije toekomst geïdentificeerd. Staatsbosbeheer zal door afnemende subsidies minder betrokken zijn bij NatuurWijs. Op de langere termijn is het echter onzeker waar de financiële middelen vandaan moeten komen. Een optie is om de scholen een bijdrage te vragen, maar door bezuinigingen kan deze bijdrage niet te hoog worden. Doordat het programma veel tijd kost vanwege de voorbereiding en uitvoering zetten leerkrachten, boswachters en vrijwilligers voornamelijk tijd als middel in. Hoewel de geïnterviewde personen allen aangaven dat niet erg te vinden, kan de intensiviteit ook beperkend werken voor verdere uitbreiding van NatuurWijs, omdat het nieuwe uitvoerders en scholen kan afschrikken.
8.2 Inzet vrijwilligers In hoeverre is het wenselijk om vrijwilligers in te zetten bij de uitvoering van NatuurWijs? Hoe zien de betrokken partijen de inzet van vrijwilligers in het educatieprogramma in plaats van boswachters? Wat zijn sterke en zwakke punten bij de inzet van vrijwilligers ten op zichten van boswachters? NatuurCollege en Staatsbosbeheer zien beide mogelijkheden in de inzet van vrijwilligers voor de uitvoering van NatuurWijs. Vooral het besparen van kosten is een belangrijke overweging. Aandachtspunten zijn het kennisniveau van de vrijwilligers en de continuïteit van de betrokkenheid bij het programma. NatuurCollege ziet als kans dat vrijwilligers net als boswachters hun passie voor natuurbeleving kunnen overbrengen aan kinderen. Voor basisscholen is vooral het enthousiasme van de uitvoerder en het goed om kunnen gaan met kinderen belangrijk. Een vrijwilliger zou dit ook kunnen, maar de leerkrachten zien de boswachter met zijn gebiedskennis, deskundigheid en autoriteit wel als meerwaarde. Boswachters vinden passie en enthousiasme en het omgaan met kinderen, net als de leerkrachten, belangrijk. Echter over de inzet van vrijwilligers zijn ze verdeeld. Een voordeel is dat er meer scholen bereikt kunnen worden, maar als nadeel zien zij de intensiviteit van het programma dat veel vraagt van een vrijwilliger. Vrijwilligers zeggen over hun eigen inzet dat ze geschikt zijn voor de uitvoering, wanneer zij voldoende begeleid worden vanuit NatuurCollege of door boswachters. Maar ze geven aan dat ze beperkt zijn in het aantal scholen dat zij per jaar kunnen begeleiden naast hun gewone werkzaamheden. Volgens de IVN directeur zijn er beperkingen verbonden aan de inzet van vrijwilligers; het is lastig om eisen te stellen aan kwaliteit en continuïteit. Didactische vaardigheden worden als essentieel beschouwd door het IVN en de NME-coördinatoren van de Nationale Parken. Door een verenigingsstructuur is het mogelijk om kwaliteit en continuïteit te waarborgen, zoals bij het IVN het geval is. Ook het screenen van vrijwilligers, zoals het Nationaal Park de Weerribben-Wieden doet, draagt hieraan bij. Voor de toekomst van NatuurWijs moet duidelijk een afweging worden gemaakt tussen uitbreiding naar meer basisscholen op basis van vrijwilligers en het behoudt van kwaliteit door middel van de inzet van boswachters en groen-professionals. Waneer voor de inzet van vrijwilligers wordt gekozen, is er extra aandacht nodig voor de compensatie hiervan ten opzicht van professionle uitvoerders. De intensieve begeleiding van vrijwilligers in- en na de training is erg belangrijk, ook voor het betrokken houden van vrijwilligers bij NatuurWijs. Het stellen van kwaliteitseisen, zoals de natuurgidsencursus van IVN en ervaring met begeleiding van kinderen, zal bijdrage aan het kwaliteitsbehoud van het huidige programma dat nu goed wordt ervaren. Echter, zoals eerder genoemd onder 8.1, kan het intensieve programma en de flexibiliteit hiervan, alhoewel door boswachters goed ervaren, een zwak punt zijn voor de inzet van vrijwilligers.
8.3 Sterke en zwakke punten in het onderzoek Een sterk punt van het onderzoek is dat er veel verschillende partijen zijn geïnterviewd waardoor er een goed beeld is ontstaan van de heersende visies op NatuurWijs en de uitbreiding van het programma. In een tijd van twee weken zijn deze personen benaderd. Tegelijkertijd is dat ook een zwak punt van dit onderzoek. Door de korte tijdsperiode was weinig tijd voor reflectie tussendoor. In een aantal gevallen is een beperkt aantal geïnterviewde personen per groep meegenomen, zoals bij de vrijwilligers. Voor een betere kwaliteit van dit onderzoek zouden dat er meer moeten zijn. Ook is de rol van actieve groen-professionals (ZZPers en freelancers) in de uitvoering van NatuurWijs niet goed uitgediept. Een andere beperking was tijd. Als we meer tijd hadden gehad was het bijvoorbeeld interessant geweest de capaciteit verder te onderzoeken. We zouden een studie kunnen doen naar hoeveel vrijwilligers er per jaar kunnen worden opgeleid, hoe vaak deze het programma kunnen geven en hoe lang ze betrokken te blijven.
40
9 Aanbevelingen Op basis van dit onderzoek zijn een aantal aandachtspunten voor NatuurWijs naar voren gekomen. We zullen deze hieronder beschrijven. NatuurWijs is een duidelijk uitgekristalliseerd NME-programma. Wel is gebleken dat dit niet voor iedereen gelijk duidelijk is. NatuurWijs doet er goed aan het onderscheid met andere natuur-educatieprogramma’s meer te communiceren naar buiten toe. Dit vergroot de kans dat scholen kiezen voor NatuurWijs en kunnen de voordelen voor eventuele sponsors ook duidelijk gemaakt worden. Ook komt naar voren dat het programma NatuurWijs vooral gedragen wordt door de mensen die ermee werken, zowel uitvoerders (boswachters, vrijwilligers) als ontvangers (scholen). Dit hangt waarschijnlijk sterk samen met de persoonlijke aanpak. Er wordt binnen de organisatie veel gebruik gemaakt van persoonlijke netwerken, bijvoorbeeld om scholen te werven. Tot nu toe was NatuurWijs dan ook vooral afhankelijk van lokale initiatieven en een sociaal netwerk (bottom-up). De huidige betrokken personen zijn vaak via-via in aanraking gekomen met het programma en hierdoor heeft het programma zich verspreidt. Ondanks dat het programma hierdoor niet snel groeit, neemt het aantal locaties en opgeleide boswachters (en nu ook al vrijwilligers) gestaag toe. We voorzien dat wanneer NatuurWijs grootschalig wordt uitgerold, het gevaar bestaat dat dit karakter wegvalt. Door snelle groei wordt het ook moeilijker om de kwaliteit te garanderen. Bovendien kan door de beperkte capaciteit (voornamelijk tijd) van uitvoerders op dit moment al niet altijd aan de vraag vanuit basisscholen voldaan worden. NatuurWijs zou zich moeten richten op een stabiele groei; waarborgen van de kwaliteit is waarschijnlijk belangrijker dan proberen aan de vraag vanuit scholen te voldoen. De boswachters geven allen aan dat ze erg graag NatuurWijs willen blijven uitvoeren. Zij staan open voor een nieuwe rol als coach, maar de vraag is of zij hiervoor gemotiveerd zullen zijn als hun de mogelijkheid wordt ontzegd om NatuurWijs ook zelf uit voeren. Ze beleven veel plezier aan het uitvoeren en ze willen op deze manier in de praktijk blijven staan. Dat kan ook voor de rol van coach nuttig kan zijn. Dit geldt in zekere zin ook voor de ZZPers, de andere betaalde krachten die op dit moment ook NatuurWijs uitvoeren. Zij hebben de training doorlopen en het zou zonde zijn als er voor hen geen plaats meer is in het toekomstige NatuurWijsmodel. We raden dan ook aan om hier rekening mee houden. De NME-coördinatoren van de Nationale Parken geven aan dat invoering van NatuurWijs in de Nationale Parken op dit moment niet haalbaar is. Zij hebben als alternatief gegeven dat NatuurWijs wellicht wel in de 12 provinciale Landschappen kan worden ingevoerd. Dit zou een optie zijn die in overweging genomen kan worden door NatuurCollege en Staatsbosbeheer. Verder onderzoek zou zich hier ook op moeten richten. Ook is het van belang mogelijkheden te onderzoeken naar eventuele andere partijen waar een samenwerking mogelijk is. Daarnaast is het zinvol om meer onderzoek uit te voeren naar de inzet van vrijwilligers en de organisatie hiervan. Vooral onderzoek naar de capaciteit van vrijwilligers is belangrijk om te ondervinden in welke mate vrijwilligers ingezet kunnen worden in de uitvoering van NatuurWijs. In dit onderzoek is vooral gekeken naar de motivatie van vrijwilligers in het algemeen en hoe NatuurWijs hier het beste mee om kan gaan. Verder onderzoek zou zich kunnen richten op de specifieke situatie van NatuurWijs; Hoeveel vrijwilligers zijn er bereid om NatuurWijs uit te voeren? Hoeveel vrijwilligers kunnen er worden opgeleid (capaciteit van de training)? Hoe vaak zullen vrijwilligers het programma uitvoeren? Hoe lang blijven vrijwilligers betrokken? Hoe kan de kwaliteit van de uitvoering door vrijwilligers verder gewaarborgd worden? Verder onderzoek moet zich richten op het pilot programma van NatuurWijs in de Utrechtse Heuvelrug en de regio Breda. Ervaringen hieruit en de evaluatie van de inzet van vrijwilligers kunnen meegenomen worden in het toekomstige beleid van NatuurWijs.
41
Referenties Ark. http://www.ark.eu/ark/cgi/kaart.cgi?site=ark;conpag=p000447;w=500;h=500;z=;labels=buitenlessen,ov ergedragen%20buitenles Laatst geraadpleegd op 19 april 2011 Bekkers, R. (2002) Secularisering en veranderende motieven voor vrijwilligerswerk. In: Buijs, G.J. & Van der Ploeg, T.J. Pro Deo: Geïnspireerd blijven in vrijwilligerswerk. Zoetermeer; Boekencentrum. Bekkers, R. (2005) Geven van tijd: vrijwilligerswerk. In: Schuyt, Th.N.M. & Gouwenberg, B.M. (2005). Geven in Nederland 2005: Giften, Legaten, Sponsoring en Vrijwilligerswerk. ’s-Gravenhage; Elsevier Overheid: 80-92. Bleker, H. 2011, http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2011/03/22/briefover-regeling-draagvlak-natuur.html. Geraadpleegd op 10 april 2011. Bosch, van den, A. en Boss, E.M. (2009) Motiveren is maatwerk; beloning en motivatie voor jonge vrijwilligers, MOVISIE, Utrecht, http://www.movisie.nl/131565/def/home/maatschappelijke_stage/publicaties/publicaties/motiveren _is_maatwerk. Laatst geraadpleegd op 4 april 2011. Bridges Karr, L. en Bosch, van den, A. (2008) Ze zijn geweldig!? Maar waarom eigenlijk? MOVISIE, Utrecht. Cnaan, R.A. en Handy, F. (2005) Towards Understanding Episodic Volunteering ,Vrijwillige inzet onderzocht; vol. 2 (1): 28-35. Clary, E., Ridge,R., Stukas, A., Snyder, M., Copeland, J., Haugen., J. and Miene, P. (1998) Understanding and assessing the motivations of volunteers: A functional approach. Journal of Personality and Social Psychology; 74(6): 1516-1531. Dekker, P. (1999) Vrijwilligerswerk vergeleken : Nederland in internationaal en historisch perspectief. Sociaal en Cultureel Planbureau ; Den Haag : Elsevier bedrijfsinformatie; 154 (3). Dekker, P. (2005) De deelname aan vrijwilligerswerk in Nederland, wat meten we ervan? Vrijwillige inzet onderzocht; 2: 7-16. Deursen, C. van , G. Frederiks en W. Nagel. (2003) Staalkaart NME: verkennend onderzoek naar de stand van zaken in het NME-werkveld en de relatie met 'Leren voor duurzaamheid'. LNV Expertisecentrum. Den Haag, Ede. Devilee , J. (2005) Over het tekort aan vrijwilligers en de wijze van werving en ondersteuning, Vrijwilligersorganisaties onderzocht, Werkdocument 116, Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag, http://www.scp.nl/dsresource?objectid=20812&type=org. Laatst geraadpleegd op 5 april 2011. Harrell, M.C. en Bradley, M.A. (2003) Data Collection Methods: Semi-Structured Interviews and Focus Groups. RAND Corporation, published in 2009. Het Bewaarde Land. www.hetbewaardeland.nl/index.php?option=com_content&view=article&id=21&Itemid=55 Laatst geraadpleegd op 5 april 2011. Houten, van, M. en Winsemius, A. (2007) Het kind en het badwater. Vrijwillige inzet onderzocht; jaargang 4. Hustinx, L. & Lammertyn, F. (2001) Vrijwilligerswerk tussen vrijheid en onzekerheid; Uitdagingen voor een eigentijds vrijwilligersbeleid, Oikos, Politiek, milieu, cultuur; 17 (2): 1-16. Hustinx, L., Meijs, L.C.P.M en ten Hoorn, ten, E. (2007) Geleid vrijwilligerswerk, over het vrijwilligerspotentieel van de Nederlandse samenleving in 2015. (en nieuwe strategieën om het te bevorderen) A. Leuven: Centrum voor Sociologisch Onderzoek, IVN (2011) www.ivn.nl. Laatst geraadpleegd op: 17 maart 2011. Kieviet K.J., en Koppen, van, C.S.A. (2008). Summatieve evaluatie Natuur-Wijs eerste fase. Universiteit Utrecht. Leijenaar, M. en Niemöller, K. (1999) Motivatie tot maatschappelijke participatie: kwalitatief of kwantitatief? In Dekker, P. (2005) Vrijwilligerswerk vergeleken: Nederland in internationaal en historisch perspectief. Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag. Elsevier bedrijfsinformatie: 125-142. Metz, J. (2009). Over burgerparticipatie, welzijnswerk en de WMO: historiografie van de werksoort maatschappelijk activeringswerk. Journal of Social Intervention: Theory and Practice; 18(2): 22. Millette, V. and Gagné, M. (2008) Designing volunteers’ tasks to maximize motivation, satisfaction and performance: The impact of job characteristics on volunteer engagement. Motivation and Emotion; 32 (1): 11-22. Nationale Parken. www.nationaalpark.nl/documents/nationale-parken.xml?lang=en Laatst geraadpleegd op 18 maart 2011.
42
NatuurCollege. www.natuurcollege.nl. Laatst geraadpleegd op 8 april 2011. Natuureducatie. www.natuureducatie.com. Laatst geraadpleegd op 5 april 2011. Natuureducatiegids. www.natuureducatiegids.nl. Laatst geraadpleegd op 5 april 2011. Natuurschool. http://www.natuurschool.nl/excursies/ Laatst geraadpleegd op 19 april 2011 Natuursprong. www.natuursprong.nl. Laatst geraadpleegd op 15 april 2011. NatuurWijs. www.natuurwijs.nl. Laatst geraadpleegd op 5 april 2011. Natuur & Milieu Educatie. www.NME.nl. Laatst geraadpleegd 5 april. NMEpodium. http://www.nmepodium.nl/FAQ’s Laatst geraadpleegd op 19 april 2011 Pleijte, M., Gerritsen, A.L. en Wijk, van, M.N. (2008). Nationale Parken: parels van de Nederlandse natuur. Opmaat voor een kwaliteitsslag: Nulsituatie in 2006 per Nationaal Park en benchmarking tussen Nationale Parken. Wageningen, Alterra, Alterra-rapport; 1710. Plemper, E., Broenink, N., Wentink, N., Grinsven, S., Vervest, van, M. (2005) Vrijwillig beloond. Over het erkennen en waarderen van vrijwilligers in Nederland en daarbuiten. CIVIQ, Utrecht. http://www.verwey-jonker.nl/doc/vitaliteit/D8553371-def.pdf. Laatst geraadpleegd op 5 april 2011. Puffer, S. M. and Meindl , J. R. (1992) The Congruence of Motives and Incentives in a Voluntary Organization. Journal of Organizational Behavior; 13 ( 4): 425-434. Putnam, R. D. (1995) Bowling Alone: America's Declining Social Capital. Journal of Democracy: 65-78. Rehnborg, S. J., Bailey, W.L., Moore, M. and Sinatra, C. (2009) Maximizing Volunteer Engagement: A Snapshot For Executive Directors, RGK Center for Philanthropy & Community Service. Research Methods; Sociological Research Skills. www.sociology.org.uk/methfi.pdf. Laatst geraadpleegd op 14 april 2011. School in het bos. www.bungalowinhetbos.nl/website/85LG65/site.nsf/pages/school-in-het-bos.html. Laatst geraadpleegd op 5 april 2011. Sollart, K.M. en Vreke, J. (2008). Het faciliteren van natuur- en milieueducatie in het basisonderwijs. NMEondersteuning in de provincies. Wageningen, Wettelijke Onderzoekstaken Natuur & Milieu en Alterra. http://www.wotnatuurenmilieu.wur.nl/NR/rdonlyres/5052C56F-5347-49DD-9ADCFF218E1E14AF/60705/WOtwerkdocument102webversie1.pdf. Laatst geraadpleegd op 6 april 2011. Sollart, K.M., Vreke, J., Custers, M. (2009) Groene kaart voor NME, een handreiking voor het inzetten van succesvolle natuur- en milieueducatie. Alterra-rapport 1838, Alterra, Wageningen. Staatsbosbeheer (2009) Jeugd en natuur, de ambitie van Staatsbosbeheer. Staastbosbeheer, Driebergen. Staatsbosbeheer. www.staatsbosbeheer.nl/Natuurgebieden.aspx. Laatst geraadpleegd op 18 maart 2011. Stichting Paardenbloem. www.paardebloem.org. Laatst geraadpleegd op 5 april 2011. Vaart, van der, I. (2010) Motivaties voor vrijwilligerswerk; Wat maakt het verschil? Afstudeerscriptie: Vraagstukken van Beleid en Organisatie. Universiteit Utrecht Varvasovsky and Brugha (2000) How to do a stakeholder analysis. Health policy and planning; 15 (3): 338-345. Vos, A (2009) Basis- en pluspakket Communicatie en Educatie Nationale Parken 2011-2015, IVN, Heiloo Vreke, J., Donders, J.L.M., Elands, B.H.M., Goossen, C.M., Langers, F., Niet, de, R., Vries, de, S. (2007) Natuur en landschap voor mensen, Achtergronddocument bij Natuurbalans, Werkdocument 80, Wettelijke Onderzoekstaken Natuur & Milieu, Wageningen Universiteit Vries, de, E. (2008) Vrijwilligerswerk in economisch perspectief; Een onderzoek naar de motivatie van vrijwilligers. Afstudeerscriptie in de Managementwetenschappen, Open Universiteit Nederland. Woordvoerders van de Natuur. www.woordvoerdersvandenatuur.nl/downloads/. Laatst geraadpleegd op 15 april 2011.
43
Bijlagen
I.
Overzicht van de gehouden interviews (geanonimiseerd)
Naam in tekst Projectleider NatuurCollege Projectleider Staatsbosbeheer Expert Directeur IVN Secretaris SNP Vrijwilliger Lieshoutbos Vrijwilliger Lieshoutbos Boswachter Leersum ZZPer Driebergen Trainer Driebergen Gids Nunspeet Leerkracht Nunspeet Leerkracht Odijk NME-coördinator Zuid-Kennemerland Boswachter Horst Leerkracht Venray NME-coördinator Weerribben-Wieden
Datum 18-3 31-3 31-3 1-4 1-4 4-4 4-4 4-4 7-4 7-4 7-4 7-4 8-4 11-4 11-4 11-4 13-4
Locatie/tel. Wamel Wageningen Wageningen Telefonisch Steenwijk Lieshoutbos Lieshoutbos Leersum Driebergen Driebergen Nunspeet Nunspeet Odijk Telefonisch Horst Venray Telefonisch
44
II.
Vragenlijsten interviews
NatuurCollege Visie -Wat is de visie van NatuurCollege op Natuur- en Milieueducatie (NME)? -Wat is de visie van NatuurCollege op de toekomst van NatuurWijs? -Wat is de visie van NatuurCollege op de uitbreiding van NatuurWijs naar Nationale Parken? -Wat is jullie ambitie wat betreft NatuurWijs? Zijn jullie ambities tot nu toe waargemaakt? -Is er een doel met betrekking tot het aantal scholen? (onderscheid tussen continuïteit in contacten bestaande scholen versus aantal nieuwe scholen) -En actieve natuurgidsen (hoeveel zijn er nodig voor doel scholen)? -Wat zijn de belangrijkste elementen die het succes van het programma bepalen? Belang -Wat zien jullie als de voor- en nadelen van de uitbreiding? -Wat is de meerwaarde voor NatuurCollege in de uitbreiding van NatuurWijs naar Nationale Parken? -Wat zou volgens u de meerwaarde kunnen zijn voor de andere stakeholders in de uitbreiding? (Scholen, Nationale Parken, Staatsbosbeheer (boswachters), IVN) (--> doorvragen: waar baseren jullie dat op?) Organisatie -Hoe zijn nu de relaties tussen de verschillende instanties die betrokken zijn bij NatuurWijs? (Wie doe wat en hoe? Werving scholen, werving en opleiding natuurgidsen, bemiddeling scholen en natuurgidsen, administratieve afhandeling, pr en communicatie inclusief begeleiding natuurgidsen, evaluatie onder natuurgidsen en scholen, etcetera) -Welke veranderingen verwachten jullie in de organisatie door de uitbreiding naar Nationale Parken? -In hoeverre zullen de nieuwe Nationale Parken zelf worden betrokken bij de organisatie? Wat wordt hun rol en wat wordt er qua middelen van ze verwacht? -Welke partij krijgt bij een eventuele uitbreiding naar NPen welke verantwoordelijkheden? -Welke partij krijgt bij de inzet van vrijwilligers welke verantwoordelijkheden? -Hoe wordt dit aangestuurd? (wie heeft het overzicht?) Middelen -Welke middelen heeft NatuurCollege beschikbaar gesteld? (mensen, budget, tijd) -Welke middelen worden er op dit moment beschikbaar gesteld? -Welke middelen zullen/kunnen er in de toekomst beschikbaar worden gesteld? -Wat wordt er met betrekking tot middelen van andere partijen verwacht? -Hoe verandert het kostenplaatje (of organisatie) door de uitbreiding naar NatuurWijs naar Nationale Parken? Boswachters -Wat is de rol van boswachters en wat houdt dit precies in? -Hoe is het natuurbeheeraspect precies uitgewerkt in het NatuurWijs programma? Vrijwilligers -Wat is de reden van de inzet van meer vrijwilligers die de taak van boswachters zullen overnemen? -Wat verwachten jullie dat de grootste verandering door de inzet van vrijwilligers voor NatuurWijs zal zijn? Kritisch doorvragen: houden jullie rekening mee dat kwaliteit en continuïteit programma eventueel gevaar kan lopen. Waar denken jullie dan aan (voorbeelden). Hoe willen jullie daar op inspelen? Relevante vraag voor SWOT-analyse. -Stellen jullie eisen die jullie stellen aan vrijwilligers voordat ze aan een training beginnen? -Welke competenties vinden jullie belangrijk? - Hoelang moet een vrijwilliger betrokken blijven bij het programma? Willen jullie hier eisen aan stellen in de toekomst? Op welke manier houden jullie vrijwilligers betrokken?
45
-Hoeveel vrijwilligers moeten er worden opgeleid om het programma op de zelfde manier te continueren? En hoe vaak worden de vrijwilligers per jaar ingezet? -Hoe verandert het kostenplaatje door de inzet van vrijwilligers? -Wat wordt precies de rol van boswachters in Nationale Parken? Zullen zij ook als coach van de vrijwilligers optreden? Of hebben ze een sturende rol en worden ze door boswachters die het programma al gedaan hebben gecoacht? - Wat merkt u in de praktijk aan verschillen (in kennisniveau, pedagogische vaardigheden, …) tussen boswachters en vrijwilligers. In hoeverre moet organisatie op worden aangepast (denk aan inhoud trainingen)
Staatsbosbeheer Visie -Wat is de visie van Staatsbosbeheer op Natuur- en Milieueducatie (NME)? - In hoeverre vormen (school)kinderen doelgroep voor SBB. Hoe is dat in beleid SBB ingebed? -Wat is de visie van Staatsbosbeheer op NatuurWijs? -Zijn er in het verleden en heden vanuit Staatsbosbeheer vergelijkbare natuuronderwijsprogramma’s (voor basisscholen) ontwikkeld? En hoe verliep dat? -Vindt er afstemming plaatst tussen natuureducatie programma’s waarin SBB betrokken is? (mbt. Inhoud, coördinatie, werving parken, scholen en vrijwilligers) (vb Woordvoerders voor de natuur). -Wat is de visie van Staatsbosbeheer op de uitbreiding van NatuurWijs naar Nationale Parken? -Is er een doel met betrekking tot het aantal scholen? En actieve natuurgidsen (hoeveel zijn er nodig voor doel scholen)? -Wat zijn volgens jullie de belangrijkste elementen die het succes van het programma bepalen? Belang -Wat zien jullie als de voor en nadelen van de uitbreiding van NatuurWijs? -Welk belang heeft Staatsbosbeheer bij de uitbreiding naar Nationale Parken? -Wat is volgens jullie het belang voor de andere stakeholders in de uitbreiding? (Scholen, Nationale Parken, Staatsbosbeheer (boswachters), IVN) (--> doorvragen: waar baseren jullie dat op?) Organisatie -Hoe liggen nu de relaties tussen de verschillende instanties die betrokken zijn bij NatuurWijs? -Welke veranderingen verwachten jullie in de organisatie door de uitbreiding naar Nationale Parken? -In hoeverre zullen de nieuwe Nationale Parken zelf worden betrokken bij de organisatie? -Wat wordt hun rol en wat wordt er qua middelen van ze verwacht? (financieel, tijd) -Wat verwachten jullie met betrekking tot de verandering in verhoudingen binnen NatuurWijs? Wat wordt de rol van SBB? -Welke partij krijgt bij een eventuele uitbreiding naar NPen welke verantwoordelijkheden? -Welke partij krijgt bij de inzet van vrijwilligers welke verantwoordelijkheden? -Hoe wordt dit aangestuurd? (wie heeft het overzicht?) Middelen -Welke middelen stelt Staatsbosbeheer beschikbaar voor NatuurWijs? (mensen, budget, tijd) -Welke middelen zullen/kunnen er in de toekomst beschikbaar worden gesteld? -Hoe verandert het kostenplaatje door de uitbreiding naar NatuurWijs (subsidies?)? -Zet SBB ook middelen in voor soortgelijke natuureducatieprogramma’s en zo ja, hoe verhoudt zicht dat de inzet van middelen voor Natuurwijs nu en in de toekomst? Vrijwilligers -Wat is de reden van de inzet van meer vrijwilligers die de taak van boswachters zullen overnemen? -Wat verwachten jullie dat de grootste verandering door de inzet van vrijwilligers voor NatuurWijs zal zijn? Kritisch doorvragen: houden jullie rekening mee dat kwaliteit en continuïteit programma eventueel gevaar kan lopen. Waar denken jullie dan aan (voorbeelden). Hoe willen jullie daar op inspelen? Relevante vraag voor swot-analyse. -Welke competenties vinden jullie belangrijk?
46
-Hoeveel vrijwilligers moeten er worden opgeleid om het programma op de zelfde manier te continueren? En hoe vaak worden de vrijwilligers per jaar ingezet? -Hoe verandert het kostenplaatje door de inzet van vrijwilligers? -Wat wordt precies de rol van boswachters in Nationale Parken? Zullen zei ook als coach van de vrijwilligers optreden? Of hebben ze een sturende rol en worden ze door boswachters die het programma al gedaan hebben gecoacht?
Stichting Samenwerking Nationale Parken (SNP) -Wat is de rol/functie van Stichting Nationale Parken? -Wat is jullie visie op Natuur- en Milieueducatie (NME)? - Wat gebeurt er nu aan NME in Nationale Parken? -Wat is jullie betrokkenheid bij NatuurWijs -Wat is jullie visie van op NatuurWijs (eventueel korte uitleg)? -Staan jullie open voor een programma als NatuurWijs? -Wat is jullie visie op de uitbreiding van NatuurWijs naar Nationale Parken? -Denken jullie dat Nationale Parken specifieke voordelen en/of nadelen hebben voor NME ten opzichte van andere natuur gebieden in Nederland? Belang -Kunt u in een algemeen beeld schetsen van belang van doelgroep (school)kinderen voor Nationale Parken? -In hoeverre hebben Nationale Parken over het algemeen programma’s specifiek voor basisschoolgroepen? Wat zijn ervaringen hiermee? -In hoeverre wordt NME-aanbod gecoördineerd door SNP/ zijn Nationale Parken autonoom in keuzes van NME-aanbod? Vindt onderling afstemming plaats? -Is er behoefte aan uitbreiding van een natuur-educatieprogramma zoals NatuurWijs? -Wat zien jullie als de voor en nadelen van de uitbreiding van NatuurWijs naar de Nationale Parken? Organisatorisch Afhankelijk van ideeën van NatuurCollege in het betrekken van Nationale Parken. -Wanneer jullie geïnteresseerd zijn in de uitvoering van NatuurWijs in Nationale Parken, op welke manier zouden jullie dan betrokken willen worden in de organisatie? En welke middelen zouden jullie daarvoor beschikbaar hebben? (-Hoe is op dit moment jullie rol bij andere natuureducatie programma’s?) Middelen -Wat zijn de middelen voor NME in Nationale Parken? (budget, tijd, mensen) -Hoe wordt dit budget verdeeld over de Nationale Parken? -Hoe wordt dit budget besteed? (onderwijsprogramma’s, informatieborden ect. ) -Kunnen Nationale Parken zelf bepalen hoe zij dit besteden? Vrijwilligers -Wat is op dit moment de rol van vrijwilligers in natuur- en millieueducatie in de Nationale Parken? -Op welke manier worden vrijwilligers aangetrokken? - Hoe werken jullie samen met IVN? - Zijn er ook andere vrijwilligersorganisaties actief in Nationale Parken? -Wat zijn jullie ervaringen met de inzet van vrijwilligers in natuureducatie (t.o.v. groen professionals)? Wat zijn de positieve kanten? Wat zijn de minder positieve kanten? -Denkt u dat vrijwilligers in de toekomst belangrijker gaan worden voor Nationale Parken? (financiële reden?)
IVN Visie -In wat onderscheid IVN zich van andere vrijwilligersorgranisaties?
47
-Wat is jullie visie op natuur- en milieueducatie en hoe dragen jullie daar aan bij? - Wordt er vanuit IVN een richting bepaald of een keuze gemaakt met betrekking tot aan welke programma’s wordt meegewerkt? (of bepaald ieder consulentschap dat zelf?) - Hoe wordt er gekozen voor een bepaald programma? - Bent u bekend met NW? Wat is jullie visie op het programma NatuurWijs? -Wat zijn grote verschillen (als die er zijn) met andere programma’s waarin jullie actief zijn? Belang -Is er een belang voor IVN in de uitbreiding naar Nationale Parken van NatuurWijs? Zo ja, welke? -Wat zijn volgens jullie voor en nadelen van de inzet van vrijwilligers in natuureducatie programma’s? Organisatie
- Hoe werken jullie samen met andere verenigingen/organisaties/stichtingen qua organisatie? Wat werkt goed en wat werkt minder goed? Middelen -Welke middelen zullen/kunnen er in de toekomst beschikbaar worden gesteld? (opleidingen, coördinatie) Vrijwilligers - Als vrijwiliggers kiezen om deel te nemen aan een bepaald lesprogramma, lang blijven ze daarbij dan gemiddeld actief? -Op welke manier worden vrijwilligers aangetrokken? -Als Natuurwijs gedraaid zal worden door IVN vrijwilligers, wat verwachten jullie dan vanuit de organisatie van NatuurWijs t.a.v. het vrijwilligersbeleid en coördinatie? Hoe is dit bij andere lesprogramma’s (op het gebied van kwaliteit en continuïteit)? - Wat verwachten jullie vanuit de organisatie van NatuurWijs wat betreft de communicatie en stimulering? -Hoe gaat het in de toekomst met coaches, wie leidt wie op? Wat wordt er van de trainingen verwacht?
Telefonisch interview IVN coördinatoren in de Nationale Parken Zuid-Kennemerland en Weerribben-Wieden Organisatie/middelen 1. Wat is op dit moment jullie aanbod van programma’s voor basisscholen? (Kunt u een korte schets geven van de programma’s op basis van groepen, intensiviteit, samenwerking met andere partijen en waarin het elkaar onderscheid?) 2. Op welke manier worden er besluiten genomen over de invoering van NME programma’s in het Nationale Park? (Inkadering van NME programma’s in NP). 3. Wat zijn jullie ervaringen met de programma’s? Wat is cruciaal voor succes? 4. Wie zijn betrokken bij beleids-/besluitvorming over NME-programma’s? Heeft IVN de leidende/coördinerende rol betreft NME programma’s in het Nationale Park? Of zijn parkbeheerders ook initiatiefnemers? (Rol van SNP?) 5. Welke middelen (financiën, mankracht, tijd) worden er op dit moment door wie beschikbaar gesteld voor NME in het Nationale Park? Wat is het belang van het bezoekerscentrum? 6. Kunt u iets zeggen over de beschikbare middelen in de toekomst? Organisatie vrijwilligers 7. Wat is op dit moment de rol van vrijwilligers in de uitvoering van NME programma’s in het park? Worden deze ingezet in rondleidingen, begeleiding ect.? 8. Op welke manier worden vrijwilligers aangetrokken voor de uitvoering van NME programma’s?
48
9. Wat zijn jullie ervaringen met de inzet van vrijwilligers in natuureducatie (t.o.v. groen professionals)? Wat zijn de positieve kanten? Wat zijn de minder positieve kanten? 10. Op welke manier houdt IVN vrijwilligers betrokken bij programma’s? (voor het waarborgen van kwaliteit en continuïteit). 11. Welke competenties/vaardigheden acht u van belang met betrekking tot vrijwilligers die ingezet worden in NME programma’s? 12. Zijn er ook andere vrijwilligersorganisaties actief in het park? Zo ja, is er samenwerking/kennisuitwisseling tussen de organisaties? NatuurWijs (Wanneer er voldoende kennis is van NatuurWijs deze vraag stellen): 13. Kunt u aangeven wat de grote verschillen zijn tussen NatuurWijs en andere programma’s waarin jullie actief zijn? 14. Ziet u NatuurWijs als aanvullend op de al bestaande programma’s? In wat voor opzicht wel, waarin niet? 15. Ziet u mogelijkheden om Natuurwijs in de toekomst toe te voegen aan het educatieprogramma van het NP? Waarom wel, niet? 16. Hangt dit samen met de beschikbare middelen (financiën, mankracht, tijd)? 17. Ook al zal de komende paar jaren NatuurWijs niet ingevoerd worden in het park, ziet u eventueel een belang voor IVN in het park om NatuurWijs eventueel in de toekomst in te voeren? Zo ja, welke?
Boswachters - Hoe bent u betrokken geraakt bij NatuurWijs? -Waarom heeft u zich aangemeld om mee te doen met NatuurWijs? Ervaringen -Wat is uw ervaring met NatuurWijs? -Vindt u het programma succesvol? (komt de boodschap over?) -Wat zijn de belangrijkste factoren die NatuurWijs doen slagen in deze opzet? -Welke taken heeft u nu mbt Natuurwijs? -Hoe is het natuurbeheeraspect precies uitgewerkt in het NatuurWijs programma? -Zijn er ambities uitgesproken over aantal groepen begeleid op jaarbasis? Realiseert u dat ook? Waarom wel/niet? -Wat zijn ervaringen in contacten met scholen? Spreekt ook leerkrachten wel eens na afloop van programma? Wat krijgt u dan te horen? (Relevant irt SWOT). -Hoe heeft u het contact leggen met en werven van scholen voor NatuurWijs ervaren dat op uw initiatief gebeurde? (Hoe zien ze dat? Staan ze daar welwillend tegenover?) -In hoeverre is sprake van een duurzame relatie met scholen (nemen scholen veelal eenmalig deel aan programma of ieder jaar opnieuw? -Heeft u in overleg met de school wel eens van officiële programma afgeweken. Waarom? (Voorbeelden geven). -Heeft u ervaring andere natuureducatieprogramma’s? Wat is het verschil? - Wat waren uw verwachtingen van de training? -Wat is uw ervaring met de training voor NatuurWijs? Komt dit overeen met uw verwachtingen? -Vond u het een geschikte training ter voorbereiding voor NatuurWijs? Wat waren de belangrijkste leerpunten voor u? - Wat ziet u als waardevolle competenties voor natuurgids bij de uitvoering van dit programma? Middelen (tijd) -Hoeveel tijd kost de uitvoering van NatuurWijs voor u? En in welke activiteiten gaat deze tijd zitten?
49
-Hoeveel tijd bent u bereid (of verwacht je) in de toekomst in NatuurWijs te steken? (verschil?) Visie - Ziet u het als de taak van boswachters om bij te dragen aan natuur- en milieueducatie? -Hoe ziet u uw functie als boswachter in natuureducatie voor basisscholen? Is het een groot deel van taak/tijdsbesteding? -Wat vindt u van de vrijheid die u krijgt voor de invulling van het lesprogramma? -Wat is uw visie op de uitbreiding van NatuurWijs naar Nationale Parken? (Voordelen/nadelen?) Organisatie -Door wie werd u aangestuurd/gecoacht bij de uitvoering van NatuurWijs? -Ziet u een rol voor uzelf in de toekomst in NatuurWijs? (bijvoorbeeld als coach van de vrijwilligers) Vrijwilligers (inleiden) -Als dit zou gebeuren wat ziet u als de voor- en nadelen van jullie nieuwe rol als coach i.p.v. ‘rondleider’? -Verwacht u verschillen tussen de inzet van vrijwilligers vergeleken met die van boswachters? Zo ja, welke?
Vrijwilligers -Hoe bent u betrokken geraakt bij NatuurWijs? -Wat is uw achtergrond (relaties met natuur)? -Eerder deelgenomen aan cursussen op het gebied van natuureducatie? -Eerdere ervaringen met schoolkinderen? -Waarom heeft u ervoor gekozen deel te nemen aan NatuurWijs? Ervaringen -Wat is uw ervaring met NatuurWijs? Hoe is uw betrokkenheid tot nu toe (training gevolgd, al groepen begeleid?, etc). -Heeft u ervaring andere natuureducatieprogramma’s? Wat is het verschil? -Wat waren uw verwachtingen van de training? -Wat is uw ervaring met de training voor NatuurWijs? Komt dit overeen met uw verwachtingen? -Vond u het een geschikte training ter voorbereiding voor NatuurWijs? Wat waren de belangrijkste leerpunten voor u? -Training oorspronkelijk opgezet voor boswachters. Sluit het ook aan bij uw achtergrond? Welke vragen zijn blijven liggen/ Waar zou u meer aandacht voor willen hebben. - Wat ziet u als waardevolle/belangrijke vaardigheden bij de uitvoering van dit programma? Visie -Wat vindt u van het programma NatuurWijs? -Hoe kijkt u tegen het onderwijsprogramma van NatuurWijs aan? (Voor- nadelen?) -Wat vindt u de vrijheid die je krijgt voor de invulling? -Wat ziet u als de voor- en nadelen van het geven van NatuurWijs in Nationale Parken ten opzichte van andere gebieden? Middelen (tijd) -Hoeveel tijd verwacht u in dit programma te kunnen steken? -Wat verwacht u daarvan? Hoe vaak zou u ingezet willen worden (wellicht eisen die natuurwijs stelt nalopen: x volledige dagen, etc) (denkt vrijwilliger dat dit problemen voor hem kan opleveren?) Vrijwilligers -Wat verwacht u van het beleid om betrokkenheid te stimuleren? (waardering voor inzet) -Van wie verwacht u de ondersteuning? (NatuurCollege, IVN?) -Wat verwacht u van coaching naast de opleiding? -Hoe heeft u het contact leggen met en werven van scholen voor NatuurWijs ervaren dat op uw initiatief gebeurde? (Hoe zien ze dat? Staan ze daar welwillend tegenover?)
50
Basisscholen Ervaringen -Hoe is de school in aanraking gekomen bij NatuurWijs? -Hoe ervaren jullie NatuurWijs in het algemeen? Wat beschouwen jullie als kritische succesfactoren? - Hoe belangrijk was hierin de opzet met voorbereidende lessen, buitendagen en verwerkende lessen? (content context benadering) -Heeft de school ervaring met andere natuureducatieprogramma’s? -Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen NatuurWijs en andere vergelijkbare programma’s? -Zal de school in de toekomst kiezen voor NatuurWijs? Waarom? Visie -Wat is de rol van natuureducatie binnen natuuronderwijs? (Belangrijk?) -Om welke redenen heeft de school voor NatuurWijs gekozen? -Wat waren de verwachtingen van de school met betrekking tot de eventuele effecten van NatuurWijs? -Hoe past NatuurWijs binnen het school programma? (uitje of meer op educatie? Sociale/algemene ontwikkeling of inhoud?) Belang -Zien jullie voor- en nadelen van de uitbreiding van NatuurWijs naar Nationale Parken? Middelen - Hoeveel tijd is docent kwijt geweest aan programma? - Deden zich logistieke problemen voor (denk aan vervoer kinderen)? - Waren er bij de deelname van het programma overige kosten voor jullie (vervoer, eten/drinken)? -Indien er kosten zouden zijn voor de deelname aan het programma, zou dit dan een overweging zijn om niet deel te nemen? Welk bedrag is acceptabel? -Wat geeft de school gemiddeld per jaar uit aan natuuronderwijs? - Kon het programma makkelijk ingepast worden in het programma van klassen? (tijdsdruk) -Hoeveel tijd wordt er gemiddeld per week aan natuuronderwijs besteedt? -Wordt het ook in andere delen (dan biologie/natuur) van het lesprogramma ingepast? Begeleiding (intro vereist) -Welke vaardigheden vinden jullie belangrijk voor de begeleiding van kinderen in de natuur? -Wat waren sterke punten wat betreft het inzetten van de boswachters in het programma? -Heeft de school ervaring met de inzet van vrijwilligers in natuur-en milieueducatie? -Wat verwachten jullie een verandering door de inzet van vrijwilligers in plaats van boswachters in het programma NatuurWijs?
51
III. Figuur visie Staatsbosbeheer NME
Figuur: Visie Staatsbosbeheer op NME. Hoofd slaat op denken en kennis, hart is interpersoonlijk, handen gaat over doen en beleven, ziel is intrapersoonlijk ‘ertoe doen’.
52
IV. Overzicht NME in Nationale Parken
Nationaal Park
NME programma’s voor basischolen
Woordvoerders van de Natuur
Natuur Wijs
Zuid-Kennemerland (NH) De Weerribben-Wieden (OV) Utrechtse Heuvelrug (UT)
9 programma’s, voor alle klassen Kop van Overijsel scholenproject: 4 programma’s: (groep 1&2, groep 3&4, groep 5&6, groep 7&8) Opzetten van NatuurWijs i.s.m IVN vrijwilligers Lespakket Torenhoog Mijlenbreed bovenbouw (5-8) Totaal ong. 20 programma’s verdeeld over 2 locaties: Werkendam en Dordrecht 4 programma’s: (groep 1&2, groep 3&4, groep 5&6, groep 7&8)
Ja Ja
Nee Nee
Nee
Ja
Ja
Nee
In overweging Nee
Nee
Wel mee bekend, maar nog niet zeker over invoering.
Nog geen idee, zou mogelijk zijn wanneer het past in de vraag van scholen
Ja
Niet op korte termijn. Voornamelijk door tijdsgebrek Niet op korte termijn. Voornamelijk door tijdsgebrek Nee
De Biesbosch (BR) De Loonse en Drunense Duinen (BR) Grenspark de Zoom Kalmthoutse Heide (BR) De Grote Peel (LB)
Zie voor overzicht: http://www.lne.be/organisatie/centra/de-vroente/aanbod-perdoelgroep/scholen/bo/aanbod-bo-januari-2011.pdf 6 programma’s, vooral voor bovenbouw.
De Meinweg (LB)
7 programma’s, voor elke klas is er aanbod
De Maasduinen (LB)
14 programma’s, voor elke klas is er aanbod
De Sallandse Heuvelrug (OV)
Voor 3 NPs in Limburg: Modulen zijn soms gelijk, maar toegespitst op gebied zelf. Samen met 3 NPs wordt inventarisatie gemaakt om extra programma op te nemen op basis van behoefte van scholen. Dit kan een zelf ontwikkeld programma worden of al bestaand programma. 4 programma’s, onderverdeeld per doelgroep (groep 1&2, groep 3&4, groep 5&6, groep 7&8) Aanbod gecoördineerd door IVN afdeling. Extra: Natuurfotografie voor basisschool kinderen 7&8
?
Drents-Friese Wold (DR)
7 programma’s, aanbod voor alle leeftijden. Meer geïntegreerd bij SBB (bezoekerscentrum) Extra: Natuurfotografie voor basisschool kinderen 7&8
Ja
Dwingerderveld (DR)
5 programma’s, alle klassen vertegenwoordigd + Woordvoerders van de Natuur Twee standaardprogramma’s, Woordvoerders van de Natuur (78), Natuurspeurders tocht (5-8)
Ja Ja
Nee, deels overlappend
Ontdek de Oosterschelde: Leerlijn per groep: 7 programma’s voor groep 1 7 programma’s voor groep 2 6 programma’s voor groep 3 6 programma’s voor groep 4 9 programma’s voor groep 5 11 programma’s voor groep 6 13 programma’s voor groep 7 13 programma’s voor groep 8 12 april: gebeld, niet aanw. Tb morgen 13 april: in overleg, tb na 13.30 14 april: niet aanw. (Zie Alde Feanen)
Ja
Nee, voorlopig niet maar interesse is er wel. Link van NatuurWijs gemaild
Drentsche Aa (DR)
Oosterschelde (ZL)
De Alde Feanen (FR)
Lauwersmeer (FR)
Ja
Ja
53
Schiermonnikoog (FR)
2 verschillende programma’s: Lokaal --> scholieren gaan 4 dagendelen mee met boswachter het veld in Kinderen van vaste land --> soms i.s.m. Waddenzeeschool. Kinderen gaan 1 dagdeel tot 3 dagen programma volgen. Ook excursies tot 2 uur worden aangeboden. NW: nu niet maar mss wel in volgend stadium. Ze hebben de meeste behoefte aan korte programma’s die ze kunnen aanbieden want daar is de meeste vraag naar.
Ja
Nee, voorlopig niet. Eiland te klein: heeft maar 1 school.
Duinen van Texel (NH)
12 verschillende programma’s die verzorgd worden door Ecomare, waaronder ‘Avontuur in een meeuwenkolonie’, waarbij de kinderen op pad gaan met de boswachter Programma’s Natuurmonumenten IVN niet betrokken Niet benaderd
Ja
Nee, financieel niet mogelijk
Veluwezoom (GL) De Hoge Veluwe (GL)
Nee Nee
Vragen: 1. Wat is op dit moment jullie aanbod van programma’s voor basisscholen? (Kunt u een korte schets geven van de programma’s op basis van groepen, intensiviteit, samenwerking met andere partijen en waarin het elkaar onderscheid?) 2. Wordt het NME programma Woordvoerders van de Natuur ingevoerd? 3. Betekent dit dat er geen NatuurWijs ingevoerd zal worden?
54
V.
Vergelijking NME programma’s
De vier grote NME buitenprogramma’s voor basisscholen en BSO. Programma Doelgroep Doel Aantal Locaties scholen Kinderen zelf NatuurWijs 8-12 jaar, 56 20 basisschool kennis laten maken met de natuur en hen de verbondenheid met de natuur zelf laten ervaren.
Natuursprong
4 – 12 jaar, BSO
Woordvoerders van de Natuur
11 – 12 jaar, basisschool
Het Bewaarde Land
8 – 9 jaar, basisschool
Insteek
Betrokkenen
Uitvoerders
Beleven, ervaren
Natuurcollege, Staatsbosbeheer, UU / WUR
Boswachters en in twee pilot vrijwilligers
Kinderen weer naar buiten, de natuur in krijgen. Betrokkenheid jeugd met natuur vergroten
Ruim 1.000 kinderen ?
6
Spelen en bewegen in de natuur
Staatsbosbeheer, GDO, Jantje Beton, NISB
sporttrainers
20
Onderzoeken, educatie
Staatsbosbeheer, IVN
Afhankelijk van de lokale situatie: boswachter, het NMEcentrum en/of vrijwilligers.
Kinderen in contact brengen met de natuur
Jaarlijks 16 – 20 klassen
6
beleving
Stichting
vrijwilligers
55