Football wordt voetbal De vroegste geschiedenis van voetbalvocabulair in het Nederlands – lexicologie, fonologie, morfologie Wim Zonneveld*
Abstract
F ootball (soccer), the current number one sport practised in the Netherlands, was introduced into Dutch sports and educational culture in the final two decades of the 19th century, as one of the manifestations of a continental literary, cultural and political ‘anglomania’. This event implied new vocabulary, the introduction of which into Dutch is traced in this article. Investigating previous turn of the century football vocabulary in loanword research is motivated by the conveniently large size of the new lexicon. Moreover, differently from other sports, football quickly started to lose its elite character, implying a relatively wide range of speakers, of sociolinguistically diverse backgrounds. The new (2010) online ‘Royal Library’ newspaper website is used as a source of considerably extended and improved lexicological data of Dutch. Phonological and morphological patterns of foreign vocabulary introduction are outlined, showing that and where adopting loanwords may have been beneficial to Dutch phonotactics, and how creative morphology was applied in developing native variants.
•
1 Inleiding In september 1886 krijgen de leden van de Enschedesche Football Club er een beetje genoeg van. Niet voor het eerst is hun jonge sport in de media in een kwaad daglicht gesteld, nu door Het Nieuws van den Dag, dat op 16 september schrijft over “football” als een in Engeland populair maar “tamelijk gevaarlijk spel, dat geen aanbeveling verdient”. De Enschedeërs sturen een brief waarin zij uitleggen dat de sport die zij beoefenen sterk verschilt van wat wordt gesuggereerd in zulke berichten. Van de “Enschedesche Footballclub” ontvangen wij een schrijven, ten betooge dat dit spel geen aanleiding tot ongelukken geeft. De berichten dienaangaande in Engelsche bladen betroffen, volgens de schrijvers, niet hun spel, het Associationspel, maar het Rugby. Hun spel omsch[r]ijven zij als volgt. In luchtige kleeding * Onderzoeksinstituut voor Taal en Spraak UiL-OTS, Universiteit Utrecht. Dank aan de lezers voor Nederlandse Taalkunde voor hun commentaar op een eerdere versie van dit artikel. Een Engelstalige voorloper verscheen in Zonneveld, Quené and Heeren (eds., 2011), pp.197-208.
Nederlandse Taalkunde, jaargang 18, 2013-1
65
wim zonneveld
gestoken, scharen zich twee partijen elk aan een kant van het veld, waar een soort van poort is opgericht (twee palen 5 meter van elkaar met een dwarslat erover). Uitsluitend met de voeten moet elk[e] speler trachten den grooten, hollen, elastieken bal, die met leer is overtrokken, door des vijands poort of goal te schoppen, in welk geval het spel gewonnen is. [H]et is verboden: elkaar te laten struikelen, met opzet te schoppen, tegen een ander aan te springen, zijne handen te gebruiken om iemand vast te houden of te duwen, en iemand van achteren aan te vallen. (Nieuws van den Dag 28-09-1886) Het Association football (‘soccer’, voetbal) werd in september 1886 in Nederland pas kort beoefend, in nog niet meer dan oefenpartijtjes en demonstraties. De vroege geschiedenis van het Nederlandse voetbal, en met name de maatschappelijke context ervan, is beschreven in Miermans (1955) en Van Bottenburg (1992), die hem plaatsen in een contemporaine continentale ‘Anglomania’, op het gebied van politiek, literatuur en cultuur.1 Daarvan maakt ook de Engelse benadering van opvoeding en sport deel uit. Soms mag in de kranten over dit ‘football’ skepsis doorklinken, zoals net gebleken, maar evengoed worden vaak enthousiaste aanbevelingen gedaan:2 In Engeland vindt men overal allerlei vereenigingen voor het bevorderen van lichaamsoefeningen, zij nemen telken jare in aantal toe, en gaat men na welk een opvoeding op dat gebied de jongelieden daar krijgen, en vergelijkt men die met de opvoeding bij ons, dan is het hier allertreurigst gesteld. […] Hij, die zijn hart zet op het roeien, cricket of football zal in den regel niet laat in koffiehuizen of café chantants zitten blijven; hij weet zeer goed dat hij zijn krachten moet sparen om in het een of andere spel uit te munten. (NvdD 13-12-1878) Football en cricket zijn [in Engeland] de geliefdkoosde [sic] spelen van jong en oud. […] De behoefte aan spelen, welke zich in Engeland overal doet waarnemen, draagt vruchten gelijk een vluchtige blik op den in den regel zo krachtig ontwikkelde Engelsche jongens kan toonen. (Algemeen Handelsblad 03-12-1879) In dit artikel wordt een taalkundig gevolg van deze ‘anglomanie’ behandeld, namelijk het Engelstalig vocabulair dat hij meebracht. Aan de hand van beschikbare informatie, en met name recent ontsloten informatie, zal de introductie en vroege ontwikkeling worden nagegaan van dit vocabulair in het Nederlands op het gebied van de voetbalterminologie. Met deze bespreking worden twee doelstellingen beoogd. In de eerste plaats wordt uitvoerig gebruik gemaakt van de in mei 2010 online gekomen Historische Kranten website van de Koninklijke Bibliotheek, die “de belangrijkste Nederlandse kranten van 1618 tot 1995” moet gaan bevatten,3 en op weg daarnaartoe in het najaar van 2012 al heel veel te bieden heeft. De bovenstaande citaten zijn met het trefwoord football snel te vinden in deze bron. Dit artikel beoogt het nut te illustreren van deze site voor lexicologisch onderzoek, met een aanzienlijk 1 Meer diepgaande achtergrond hiervan in Buruma (1999). 2 Namen van kranten worden de eerste keer voluitgeschreven, daarna steeds op een voor de hand liggende manier afgekort. 3 kranten.kb.nl; vanaf dit punt zal voor deze site de afkorting KB worden gehanteerd.
66
Football wordt voetbal
aantal concrete gevallen van aanvullingen en verbeteringen op etymologische kennis die nu over (dit lexicologisch gebied van) het Nederlands beschikbaar is in de standaardwoordenboeken en online. In de tweede plaats worden op grond van het verzamelde materiaal lexicologische, fonologische en morfologische patronen beschreven in de behandeling van dit vocabulair - wat heeft het Nederlands gedaan met wat? De periode van onderzoek loopt van 1875 tot ongeveer 1910, een periode waarin ‘voetbal’ in Nederland werd geïntroduceerd, en zich ontwikkelde tot de voorloper van het huidige mediagekkenhuis. Dit artikel sluit met deze doelstellingen aan bij het idee van Van Vuuren (2010: 165) dat er met deze methodologie interessante resultaten bereikt kunnen worden: “Hoe sporttaal zich ontwikkelde, is in Nederland nog niet grondig onderzocht, maar door het toenemende aantal gedigitaliseerde krantenbestanden […] is er een eerste glimp van op te vangen”. Er is een aantal redenen waarom het voetbalvocabulair voor dit type onderzoek bijzonder geschikt is. Ten eerste is het van redelijk grote omvang, zodat men niet afhankelijk is van incidenteel voorkomende individuele items, en patronen inderdaad kunnen worden geïdentificeerd en onderzocht. Ten tweede kan deze woordenschat uiteindelijk bekeken worden voor een aaneengesloten periode van meer dan 130 jaar, zelfs al is de discussie hier toegespitst op de eerste paar decennia daarvan. Ten derde ging het bij de introductie ervan om een geheel nieuw fenomeen: een (vorm van) ‘sport’ die nieuw vocabulair vereiste. Tenslotte, terwijl de opkomende sportbeoefening in Nederland in de tweede helft van de 19de eeuw vooral een zaak was van de hogere sociale milieus, onttrok de voetbalsport zich aan dit patroon. Ook voetbal begon als een elitesport, maar begon dit karakter oak al snel te verliezen. In een vergelijking tussen de ontwikkelingen in het cricket en het voetbal, ziet Van Bottenberg (1992) hiervoor twee oorzaken. Voetbal was een met eenvoudige middelen te beoefenen jongerensport, waardoor bewustzijn van rangen en standen er minder invloed op had. En in contacten met de overzeese bakermat, bijvoorbeeld vanuit de havenstad Rotterdam, kwamen Nederlandse beoefenaars in aanraking met een cultuur waarin voetbal een populaire arbeiders-volkssport was, en voetballer zelfs een doorsnee beroep: voetbal werd al in 1885 in Engeland geprofessionaliseerd. Deze factoren betekenen dat de woordenschat ervan in Nederland, in tegenstelling tot die van bijvoorbeeld cricket, tennis en hockey, al relatief vroeg werd gebruikt door sprekers uit verschillende sociale lagen, in verschillende registers, met verschillende dialectachtergronden. Voetbalvocabulair is dus in het Nederlands al langer dan een eeuw in gebruik. Veel Nederlanders praten zo ongeveer elke dag van hun leven over voetbal. Het is niet gemakkelijk een Nederlander te vinden, van welke leeftijd, sociale klasse of sekse dan ook, die volkomen onbekend is met tenminste enige basisterminologie van de sport: goal, keeper, club. Maar hoe is het allemaal begonnen?
•
2 Lexicon en etymologie 2.1 Het begin: football naar voetbal Het treffen dat wordt beschouwd als de eerste Nederlandse voetbalwedstrijd vindt plaats op zondag 19 december 1886 in Amsterdam. Nederlandse kranten berichten er kort over, en dat kan worden teruggevonden op KB: 67
wim zonneveld
Stadsnieuws […] Jl. Zondag had een wedstrijd plaats tusschen de Amsterdamsche Football-Club “Sport” en de Haarlemsche Football-Club, welke wedstrijd door eerstgenoemde club met 3 goals tegen geene der tegenpartij werd gewonnen. De match, die vijf kwartier duurde, werd gespeeld op de terreinen der Amsterdamsche Cricket- en Football Club “Sport”, in het Vondelpark en tot het einde door een talrijk publiek bijgewoond. (NvdD 21-12-1886, De Tijd 22-12-1886) H.F.C. is de club van Pim Mulier, de laat-19de eeuwse sportpionier. Als middelbaar scholier richtte hij met een aantal vrienden de club in 1879 op, nadat hij door contacten met Engelse scholieren met ‘football’ in aanraking was gekomen.4 Na een start met de Rugby-variant, werd er in 1883 overgegaan op de Association-regels, die in Engeland de ‘dribbling’ (soccer) variant van de sport waren gaan onderscheiden van ‘handling’ (rugby). Vervolgens, “[t]oen de H.F.C.-ers zich het spel hadden meester gemaakt, namen ze contact op met kennissen in Amsterdam, Den Haag en Rotterdam” om hen te interesseren voor demonstraties en oefenpartijen (Miermans 1955: 88). H.F.C.’s tegenstander F.C. Sport bestond uit Engels kantoorpersoneel werkzaam in de hoofdstad.5 De Enschedesche F.C. van de briefschrijvers werd in 1885 opgericht door Jan Bernard van Heek, die met de sport kennis had gemaakt tijdens zijn studie in Lancashire.6 Rond dezelfde tijd gingen cricketclubs in het land ertoe over hun zomersport in het winterseizoen voor ‘football’ te verruilen. Zo kwam de sport op gang. Hoewel het voor de hand ligt ‘football’ bij uitoefening in Nederland ‘voetbal’ te gaan noemen, wordt in de tot nu toe gegeven citaten (1878-1886) de sport nog slechts aangeduid met het Engelse woord. Voor het allereerst verschijnt dit woord op KB in een reisverslag van een onbenoemde correspondent naar de Ierse westkust, waar in een groep van “boeren en handwerkslui […] een ‘football’ in de lucht [werd] geworpen, en schenen allen met het verwonderlijke plan te zijn samengekomen om zich in den starrenschijn aan dat vermakelijke spel over te geven” (AHb 26-09-1865). Daarna wordt, zoals al geïllustreerd, het woord vooral gebruikt in rijtjes sporten die aan het Nederlandse publiek ten voorbeeld worden gesteld als onderdeel van een aanbevolen anglofiele opvoedingswijze. Wanneer het in zulke rijtjes wordt vervangen door ‘voetbal’ ontstaat het eerste KBgebruik van die Nederlandse variant, met verrassend genoeg de vroegste vindplaatsen in Nederlands-Indische kranten: De Engelschen – zoo zeggen wij – hebben ook het beste stelsel om jongens op te voeden. Hun laatste en misschien hun grootste voorrecht, door ons opgenoemd, is hun rijkdom van spelen. Men versta ons wel, spelen in de open lucht, geen blindemannetje met de zusjes in een kamer, maar cricket en voetbal. (Java-bode, nieuws-, handels- en advertentieblad voor Nederlandsch-Indië 16-11-1882, eenzelfde soort tekst Java-bode 18-11-1882) 4 Zie Miermans (1955: 81-88) en nl.wikipedia.org/wiki/pim_mulier. Bij het 80-jarig bestaan in 1959 kreeg H.F.C. het predicaat ‘koninklijk’; sindsdien is er dus sprake van K.H.F.C. 5 Miermans (1955: 88), en www.onsamsterdam.nl. 6 www.efcpw.slclubsite.nl.
68
Football wordt voetbal
[Van huiswerk] wordt in enkele scholen te veel opgegeven. Engeland heeft trouwens een correctief gegeven, dat beter heeft geholpen dan een wijziging in het programma der lesuren ooit had kunnen doen. De spelen in de open lucht: cricket, tennis, voetbal en het wielrijden hebben den strijd met de boeken aangebonden en dat met goed gevolg. (AHb 30-11-1887) Voetbal slaat (nog) niet exclusief op ‘soccer’ in deze context. De online Etymologiebank is in 2010 opgezet door taalpubliciste Nicoline van der Sijs.7 Hij maakt informatie toegankelijk uit een reeks standaardbronnen. Etmb geeft een nog vroeger gebruik van het sportwoord voetbal, en doet dat met “voetbal ‘voetbalsport’ 1879” en “voetbal in 1879 geïntroduceerd onder de Engelse naam football”, en een verwijzing naar Van der Sijs (2001). Vermoedelijk wordt hier het oprichtingsjaar van H.F.C bedoeld, maar dat is, naar Engels voorbeeld, een footballclub, net als de clubs uit Enschede en Amsterdam. Maar in 1883 wordt in Den Haag niet een F.C. maar de Haagsche Voetbal Vereeniging opgericht, als reactie op Mulier’s initiatieven tot oefenpartijen.8 De oprichting van voetbalclubs is in deze vroege jaren nog te onbetekenend om de kranten te halen, maar niet veel later is zulke aandacht er wel voor andere beginnende clubs: Zondag hield de Rotterdamsche Cricket- en Voetbalclub “Concordia” haar wekelijkse oefening op het terrein achter het Stieltjes-monument te Feijenoord, die door fraai weder opgeluisterd werd. In twee partijen verdeeld […] werd er met veel opgewektheid gespeeld. Al dreef de sterke Oostenwind den bal wel eens uit de richting, toch werden er fraaie trappen gedaan. Wij kunnen den Zondag-wandelaars wel aanraden daar eens een kijkje te komen nemen, daar het voetbal-spel ook voor de niet-ingewijden zeer vermakelijk is om te zien. (Rotterdamsch Nieuwsblad, 27-10-1886) Dezer dagen is hier eene bijeenkomst gehouden met het doel eene Voetbal-Club op te richten. Het plan vond algemeenen bijval, zoodat tot de oprichting besloten werd, waarna een vijftiental aanwezigen toetraden tot de nieuw gevestigde vereeniging, welke den naam “Voetbal-Vereeniging Amsterdam” zal dragen. (AHb 14-09-1887, NvdD 15-09-1887). De oefeningen van Concordia dateren uit de periode van demonstraties en onderlinge partijtjes, dus van nog voor de eerste wedstrijd.9 De daarna opgerichte V.V. Amsterdam is vanaf het begin zeer actief, het lijkt erop alsof ze ook bewust media-aandacht zoeken. NvdD 02-12-1887 bericht opnieuw over een ongeluk in Engeland waarbij “een jonkman […] gestorven was aan verwondingen bij het football-spel bekomen”. De Amsterdammers reageren met een op 08-12-1887 geplaatste brief die grote overeenkomsten vertoont met de Enschedese reactie van een jaar eerder: er is een groot verschil tussen het in Engeland populaire Rugby en de Association-variant, die hier wordt beoefend, maar die “tot nog7 www.etymologiebank.nl; vanaf dit punt afgekort als Etmb. 8 Miersman (1959: 88), en nl.wikipedia.org/wiki/HVV_(Den_Haag). 9 Opvallend genoeg geeft de Wikipedia site van VV Concordia (“een voormalig Nederlands amateurvoetbalclub uit Rotterdam”) een zeer preciese oprichtingsdatum die bijna een jaar ligt na dit citaat: 11 augustus 1887.
69
wim zonneveld
toe weinig bekend” is. De brief bevat ook de woorden voetballer (“het overlijden van den voetballer toeschreef aan verwondingen bij het spel bekomen”) en het voetbal-spel (“dat het voetbal-spel niet meer gevaar oplevert dan eenig ander sportspel”). Zo ziet het begin er dus lexicologisch uit: football (eerste KB-vindplaats 1865) en voetbal (1882) eerst in heel algemene betekenissen, footballclub-s en voetbalvereeniging-en die ‘de Association-variant’ spelen vanaf 1883, voetbal-spel en voetballer vanaf 1886-87. Het valt op dat het samengestelde woord voetbal-spel in deze vroege periode daar verschijnt waar, als er toch vernederlandsing plaatsvindt, het kortere (het) voetbal verwacht zou worden. Nog wat voorbeelden daarvan: Deze match stelt een ieder in staat een oordeel te vellen over het alhier vrijwel onbekende voetbalspel. Men zal het spel om zijn eenvoud en kunst waardeeren en ongetwijfeld de twee-en-twintig spelers in hunne worsteling met belangstelling gadeslaan (AHb 25-12-1887) [dat het] voetbalspel een der vele goede zaken [is] welke wij van den Engelschen hebben overgenomen. [H]et voetbalspel is een der aardigste, opgewektste spellen, welke men zich denken kan. (AHb 27-12-1887) […] voetbalvereeniging Amsterdam en de Haarlemsche Football-club, de voornaamste op het gebied van het voetbalspel in Noord Holland. (NvdD 12-03-1889) Het Voetbalspel. (Football). Dit spel, dat slechts in de open lucht gespeeld wordt, is zeer goedkoop en heeft ook daarom veel kans een volksspel te worden. (De Locomotief: Semarangsch handels- en advertentieblad 20-11-1890) Niet alleen het voetbal, maar de hele groep anglo-teamsporten worden aanvankelijk met spel aangeduid (Miermans 1955: 76-77), zo ook cricket-spel (KB 1861) en hockey-spel (KB 1893). Het anglofiele begrip ‘sport’ was nog in volle ontwikkeling en het gebruik van dat woord nog lang niet ingeburgerd. Maar het gebruik van de kortere uitdrukking (het) voetbal voor ‘soccer’ laat niet lang op zich wachten. In het Kerstnummer van “de jonge onderneming Het Sportblad”, besproken in NvdD 24-12-1889, staan portretten van “schaatsenrijders, cricket-spelers, hardloopers, schermers” en beoefenaren van “voetbal, lawntennis”. In Amsterdam trekken de activiteiten van de Olympia-Vereeniging, opgericht ter bevordering van het “evenwicht tusschen de ontwikkeling van de geest en van het lichaam”, steeds meer deelnemers, “vooral door het Voetbal dat meer en meer gespeeld wordt” (NvdD 02-06-1890, AHb 24-06-1890). Het werkwoord voetballen verschijnt in 1894 (“verschillende ouders hun zoons het voetballen verbieden”, RN 21-05-1894), verbogen in 1897 (“de jeugd […] fietste, voetbalde, tenniste”, RN 25-10-1897). Anders dan het abstracte woord (het) voetbal was het concrete (de) voetbal in het Nederlands al heel lang in gebruik, met de betekenis: ‘bal om rond te spelen’. Op KB komt het voor in een bericht over winterspelen in Peking ter ere van de keizerlijke familie (AHb 07-01-1861): “[E]en groote stoet van burgerlijke ambtenaren en krijglieden komt even na den Keizer tevoorschijn, sommige in sleden, andere op schaatsen, en nog andere met den voetbal spelende, waarbij degeen die den bal al rijdende weet op te vangen, van den Kei70
Football wordt voetbal
zer eene belooning erlangt”. Op Etmb dateren de eerste vindplaatsen van voetbal in deze betekenis al van 1648 en 1730. De eerste bestaat uit niet meer dan het oninformatieve lemma ‘A Foot-ball, een voet-bal’ uit de Copious English and Nether-duytch Dictionarie van Henry Hexham. De tweede ziet er beter eruit: “Zyn wangen geleeken … na een paar met wind opgeblaazen voetballen”, uit De vrolyke tuchtheer van Jacob C. Weyerman, een 18de eeuwse satirist.10 Of het nieuwe abstracte woord bij zijn introductie heeft geprofiteerd van het bestaande concrete, is moeilijk te beoordelen. Engelse leenwoorden in het geciteerde korte verslag van de eerste Nederlandse ‘football’-wedstrijd van december 1886 zijn match, club and goal(s). In de volgende paragrafen wordt hun KB-geschiedenis bekeken. Het zal blijken dat daar zowel etymologisch als fonologisch en morfologisch iets van op te steken is. 2.2 Match en club Match en club hebben in het Nederlands al een geschiedenis voorafgaand aan hun voetbalgebruik. Match komt voor op KB vanaf 1841, in een context waarbij typisch ‘weddingschappen’ betrokken zijn: het nogal crue duivenschieten (pigeon-match onder Engelse emigré’s in Parijs, Surinaamsche Courant 1841) en match als vorm van paardenrace of ‘wedren’ (AHb 1848). Etmb geeft 1836 WNT voor nog eerder, maar het is onduidelijk welke vindplaats daar achter steekt. In het ‘eerste voetbalmatch’-bericht van 1886 figureert wedstrijd als variant, dat volgens Etmb al voorkomt sinds midden-17de eeuw, als leenwoord uit het Duits, in politiek-economische en cultureel-wetenschappelijke contexten. Het ‘sport’-gebruik van wedstrijd begint op KB vanaf 1825, voor roeien en paardenraces, de eerste sporten die in de eerste helft van de 19de eeuw uit Engeland overkwamen. Een match is een specifieke vorm van ‘wedstrijd’, in het Nederlands net zo goed als in het Engels, namelijk ‘head-to-head’, man-tegen-man, ploeg-tegen-ploeg, (man-tegen-duif). De in 1886 gebruikte variatie komt nog steeds gemakkelijk voor: “Hij won met PSV en het Nederlands elftal een aantal belangrijke voetbalwedstrijden, waaronder de match in 1988 tegen West-Duitsland.”11 Club verschijnt voor het eerst op KB in 1784, in een bericht over conflicten in de Engelse politiek waarin de conservatieve Londense “Club of Soci[ë]teit van White” een rol speelt. Het verschijnt aanvankelijk vooral in deze context. Vanaf 1790 refereren tientallen KB-berichten aan de Parijse “Club der Jacobijnen”, een radicale beweging binnen de Franse revolutie met Robespierre als prominent lid. Etmb geeft de eerste vindplaats voor ‘ca. 1783’, in de uitdrukking ‘de Paskwilmakers Club’ (d.w.z.: ‘de groep schotschriftschrijvers’), die voorkomt in “een der vele zouteloze pamfletten uit den patriottentijd” (Muller 1926). Het is niet onwaarschijnlijk dat het woord zijn vroege populariteit voor een groot deel te danken heeft aan het Frans. KB-vindplaatsen in een sportcontext beginnen bij de watersporten. De Koninklijke Yacht-club, opgericht en op KB genoemd in 1846 in Rotterdam, wilde niet alleen een watersportvereniging zijn, maar vooral ook “een Nederlandsche club”, waarschijnlijk dus zoiets als een sociëteit.12 Dat lukte maar matig, in 1882 gaat hij failliet. KB heeft vervolgens: in 1847 Roeiclubs De Eendragt en Amicitia in Rotterdam, 10 Zie de Wikipedia-sites van Henry Hexham en Jacob Campo Weyerman. 11 Internet-biografie van doelverdediger Hans van Breukelen op http://sport.infonu.nl. 12 Zie http://nl.wikipedia.org/wiki/Koninklijke_Nederlandsche_Yachtclub.
71
wim zonneveld
1848 Roeiclub De Hoop in Amsterdam, en dan IJsclub te Leeuwarden (1850), IJsclub te Zwolle (1855), Velocipède Club Amsterdam (1869), Amsterdamsche Zwemclub (1872), Amsterdamsche Cricketclub (1873), enzovoort. H.F.C. is de eerste Football Club in 1879. Het woord vere(e)niging is niet opgenomen op Etmb. Het heeft oorspronkelijk de betekenis ‘eenwording, overeenkomst, verdrag’ (Verdam 1932), en dat geldt ook voor de vindplaatsen op KB tussen 1692 en 1830. Daarna verschijnen, via de betekenis ‘bijeenkomst’, de eerste ‘Vereenigingen’, in de nu gebruikelijke betekenis. 2.3 Goal AHb 27-12-1887 geeft, naar aanleiding van een wedstrijd tussen V.V. Amsterdam en het Rotterdamse Concordia, een goede samenvatting van de essentie van het voetbalspel: “De club welke in zeker tijdsverloop het meest den bal onder de poort harer tegenpartij weet door te trappen, wint het natuurlijk.” Zo eenvoudig is het, nog steeds. Net als in het krantenbericht over de Enschedese brief van 1886 is hier sprake van een “poort” als vroege Nederlandse variant van goal, zelf een geheel nieuw leenwoord dat niet voor 1886 op KB voorkomt (Etmb: 1888). Poort is, precieser, de variant voor de concrete betekenis van goal, die slaat op de twee palen rechtop en daarbovenop een dwarslat, aan beide korte zijden van het veld. Daarnaast heeft goal een abstracte betekenis: het punt toegekend aan de aanvallende partij wanneer de bal het denkbeeldige vlak passeert dat wordt gevormd door palen en lat. Deze komt voor in het eerste wedstrijdbericht, ook 1886: “drie goals tegen geene”. Het Engels had de ontwikkeling van de nieuwe sportbetekenissen van goal al meegemaakt, het Nederlands kreeg er nu mee te maken. In modern taalgebruik worden ze uit elkaar gehouden als (het) doel (concreet) and (het) doelpunt (abstract), waarnaast goal zich heeft gehandhaafd. Variatie zoals de volgende doet niet vreemd aan. Abstract: “Wat een goal! Pier Tol heeft op magnifieke wijze het zesde AZ-doelpunt tegen NAC gescoord.” (Het Vrije Volk 19-02-1981); concreet: “We gaan niet voor de goal liggen, [d]an vallen er fouten, we moeten zoveel mogelijk van het doel afblijven” (trainer Verhagen van F.C. Groningen, Nieuwsblad van het Noorden, 25-04-1981). Poort heeft het niet gehaald, anders bijvoorbeeld dan het Duitse Tor. Doel, een veel directere vertaling van het leenwoord, verschijnt voor deze concrete betekenis al in 1890: […] Reiziger het genoegen had den bal door de “goal” te trappen. […] De Haagsche V.V. bestormde nu herhaaldelijk het vijandelijke doel. (AHb, NvdD 04-02-1890) […] in het midden der breedte aan beide zijden van het veld worden 2 palen gezet […] verbonden door een dwarslat […]. Men noemt dit het doel of goal. (NvdD 07-04-1891) […] het mocht [Concordia Rotterdam] niet gelukken, den bal bij Rap, van Amsterdam, door het doel te schoppen. (NvdD 07-04-1891) Het doel van elk der beide partijen is de bal te trappen door het doel (goal) van de tegenstanders. (RN, 21-05-1894) 72
Football wordt voetbal
[…] niet lang duurde het of ze wisten den bal fraai en snel op te brengen en in het doel van R.A.P. te jagen. (NvdD 12-04-1899) Deze citaten laten ook zien dat scoren aanvankelijk wordt geassocieerd met de bal door in plaats van in het doel te trappen. Vanaf 1899 verschijnt in, vermoedelijk omdat doelnetten tegen die tijd waren ingevoerd.13 In vergelijking met concreet doel verschijnt abstract doelpunt verrassend laat, pas in 1899. Waarom verschijnt deze essentiële term pas bijna tien jaar later? Omdat voor abstract goal de Nederlandse variant aanvankelijk punt is: Een zeer geanimeerd spel eindigde in een drawn-game (gelijk spel) van ieder een punt (goal). (RN 29-11-1887) […] eerst na twintig minuten behaalde Concordia het eerste punt. De Amsterdammers drongen hun tegenpartij evenwel dadelijk terug en hernamen evenzoo een “goal”. (AHb 30-11-1887) […] geen der partijen kon er in slagen een beslissend punt te behalen (AHb 13-031888) De bal wordt bij den aanvang van het spel en na het maken van een punt in het midden van het veld gelegd. (NvdD 07-04-1891) […] een strafschop (penalty kick) [die] veelal een punt tengevolge heeft. (RN 21-05-1894) Vanaf 1899 vinden we dan doelpunt, zelfs nog voorafgegaan door eenmaal goalpunt: Vóór de rust maakte R.A.P. een goalpunt en na de rust [etc.]. (NvdD 21-03-1899) Kort voor de pauze wist S.V.V. weer de overhand te verkrijgen door weder een goal te scoren […]. Respectievelijk werden nog twee doelpunten door S.V.V. behaald. (DeLoc 05-04-1899) In het geheel maakten zij 34 doelpunten en verloren er 14. (Nieuwe Tilburgsche Courant 09-04-1899, Nederlandse tournee van de ‘English Wanderers’) […] met het resultaat dat reeds na twee minuten R.A.P. het eerste doelpunt maakte. (NvdD 12-04-1899) 13 Etmb heeft een vroeg voorbeeld van in de goal voor 1888, met als bron Philippa e.a. (2003-2009). Maar het gaat hier om een meerdere misverstanden. De auteurs citeren het leder in de goal zetten ‘de bal in het doel schieten’ voor 1888, verwijzend naar Appel (1990). Deze geeft echter uit de oorspronkelijke bron zowel de onzorgvuldige parafrase het leder ‘in den vijandelijken goal’ te schieten als het correcte citaat het “leder” direct weder naar den vijandelijken “goal” terug te zetten - dat wil zeggen, ‘een voorzet geven’. Deze bron uit 1888 komt beneden nog terug.
73
wim zonneveld
[…] een doelpunt, door “Velocitas” gemaakt van een vrijen schop. (NvdD 12-121899) Vermoedelijk was dit gebruik van ‘punt’ afkomstig uit het cricket. Dat lag in georganiseerde beoefening in Nederland een aantal jaren voor, en in deze beginperiode deden veel clubs aan beide sporten. Punt is in vroege cricketberichten de Nederlandse variant van het Engelse run (“De Heer H. Gorter maakte van deze 66 punten 32 en behaalde daarmee dus den personeelen prijs”, NvdD 25-09-1883),14 hoewel niet het Nederlandse maar het Engelse woord daar uiteindelijk in omloop is gekomen. Doelpunt was een bestaand, abstract woord, zoals in “om eene Vredebreuk voor te komen, ‘t welk het voornaamste doelpunt van uwe attentie was” (Middelburgsche Courant 30-01-1762) en “Het eerste doelpunt, de onafhankelijkheid, heeft [Bismarck] wegens verzet der centrumpartij niet kunnen bereiken” (DeLoc 29-09-1892). Het heeft dan een betekenis die nu wordt uitgedrukt met doelstelling (zelf op KB vanaf 1901).15 De opkomst van doelpunt als voetbalwoord kan het gevolg zijn van een verwarrende ambiguïteit bij punt, dat bij het invoeren van, eerst vooralsnog lokale en regionale, competities ook de betekenis van ‘competitiepunt’ had gekregen: “wint [een vereeniging] den wedstrijd, dan krijgt zij twee punten, verliest zij dan krijgt zij nul punten. [..] De vereeniging, welke op het eind van het jaar de meeste punten heeft behaald, is kampioen” (AHb 25-10-1893). Het ‘scoren’ of ‘maken’ van een doelpunt zijn in hedendaags taalgebruik de populairste uitdrukkingen om over dit essentiële onderdeel te spreken. Ook daarvoor zijn aanvankelijk andere vormen in gebruik, en wel een hele reeks: alleen al in 1887 omschrijvingen als ‘een goal gewonnen werd’, ‘een “goal” te veroveren’, ‘een goal bemachtigen’, ‘één goal werd behaald’, ‘behaalde het eerste punt’ en ‘een punt te verzekeren’. Maar ook een goal (of: een punt) maken komt al vroeg voor: In het eerste [deel] gelukte het aan Amsterdam één maal den bal onder de lijn door te krijgen (“goal” maken). (AHb 27-12-1887) […] daar eveneens te Haarlem geen enkele goal noch door Amsterdam, noch door Haarlem is gemaakt. (AHb 04-04-1888) De gisteren hier gehouden voetbalwedstrijd tusschen Noord- en Zuid-Holland had tot uitslag dat eerstgenoemde provincie 4, de laatste 0 goals maakte. (AHb 01-041889) De bal wordt bij den aanvang van het spel en na het maken van een punt in het midden van het veld gelegd. (NvdD 07-04-1891) […] door “Sparta” de eerste goal gemaakt (goalmaker de heer Kamphuren). (RN 06-02-1894) 14 De dichter Herman Gorter (1864-1927) was een fervent cricketer, zie bijv. E.Endt (red., 1986). 15 Voor doel geeft Etmb als oorspronkelijke betekenis ‘greppel (als grens tussen twee landen)’, met als toevoeging dat “[d]aarvoor ook het woord doelpunt werd gebruikt.” Dit is een verschil met Verdam (1932), mogelijk veroorzaakt door ergens een verschrijving: daar wordt doelput als zodanig gegeven, en ontbreekt doelpunt.
74
Football wordt voetbal
Dat is opmerkelijk want in het Engels bestaat geen equivalent met maken, zoals ‘to make a goal’. Opnieuw komt dit Nederlandse idioom vermoedelijk uit het cricket, daar is in het Engels wel degelijk sprake van ‘to make a run’; het gegeven Gorter-citaat spreekt ook van ‘punten maken’. Het leen-zelfstandignaamwoord score verschijnt in cricketverslagen vanaf 1885 (zelfs meteen samen met topscorer), in het voetbal vanaf 1890. Het werkwoord scoren verschijnt vlak daarna, en beide worden al snel frequent: […] bleef de heer F. Suermondt topscorer, […] terwijl de heeren F. en G. de Cock eveneens een schoone score behaalden. (NvdD 22-04-1885, cricket) [D]och het mocht [H.V.V.] niet gelukken den “score” gelijk te maken (NvdD 04-021890) […] half time werd er geroepen, was de score nog blank 0-0. (NvdD 05-08-1891) In de tweede innings scoorde Achilles 16 (AHb 20-06-1893, cricket) [V]oor halftime had noch Rotterdam noch Amsterdam kunnen scooren, totdat vijf minuten vóor het einde van den wedstrijd R.A.P. het geluk had een goal te maken. (NvdD 15-12-1893) Een variant (de) scoor komt frequent voor tussen 1900 en 1930. Dit kan wijzen op een aanvankelijke Engelse uitspraak van het leenwoord, waarna later, moeilijk te controleren wanneer precies, de spellinguitspraak [skorə] in zwang raaktet. Een dergelijke ontwikkeling is ook doorgemaakt door het Engelse leenwoord folklore [folklórə] (zie Etmb). Of scoor is een Nederlandse ‘back formation’ van het werkwoord, enige tijd bestaand naast score. Vrijwel alle jaartallen in deze sectie gaan vooraf aan die vermeld op Etmb. Woorden en uitdrukkingen uit deze voorbeelden komen ook tegenwoordig nog gemakkelijk voor, inclusief de stilistische variatie: “Ik [had] nooit verwacht dat ik een goal zou kunnen maken. [..] Maar ja, toen de [sliding] uitbleef was het uiteraard niet moeilijk meer om te scoren.” (Johan Cruijff in De Telegraaf, 23-10-1972). Na deze vooral etymologisch-lexicologische opmerkingen, zullen een aantal fonologische en morfologische aspecten worden bekeken van deze vroegste voetballeenwoorden, eerst de fonologie. Drie vroege leenwoorden lenen zich daar goed voor: score en goal vanwege hun beginmedeklinkers, en penalty vanwege zijn klemtoonpatroon.
•
3 De fonologie van score, goal en penalty De woord-initiële [sk]-combinatie, zoals die van score, wordt in de literatuur soms beschouwd als een uitzonderlijk Nederlands medeklinkercluster (bijv. Brink 1970: 43, 112, Trommelen 1983: 105-112), met als oorzaak een laat-middeleeuwse tot vroeg-moderne taalverandering die, in de taalvariant die ten grondslag lag aan het Standaardnederlands, sk- veranderde in sch- [sx-]; vandaar schaal, schande, schandaal, schavot, schip, school, schorpi75
wim zonneveld
oen, schrift en beschuit. (Van Bree 1987:161; en recent Cotman et al., 2004: er zijn in de dialecten veel [sk]-relictgebieden.) Dat heeft gezorgd voor een disbalans in de fonotactische structuur van het Nederlands: naast de zeer frequente beginclusters [sp-] en [st-] is [sk-] de verwachte derde, in de configuratie ‘[s-] gevolgd door stemloze plosief’. Een aantal nu bestaande sk-woorden is relatief oud en is de taalverandering vermoedelijk ontlopen door het ‘geleerde’ register waarvan ze deel uitmaakten en/of door hun lage frequentie: Scandinavië, scabreus, scala, scandaleus, skelet, scribent, script(ie), scrotum, scrupule(s). In de 18de en 19de eeuw zijn er nieuwe gevallen ingevoerd uit verschillende talen, zoals scalpel, scanderen, scarabee en sculptuur uit het Frans, sceptisch uit het Duits, scalp en sketch uit het Engels (zie Etmb). Score maakt deel uit van een groep sporttermen die binnenkomt aan het eind van de 19de eeuw, met ook skating ‘rolschaatsen’, skiff en sculler ‘roeiboot’ uit het Engels, en ski uit het Noors, misschien via het Duits. Het voetbalwoord scrimmage verschijnt in 1898 (Etmb: 1901-1925) maar, hoewel nog steeds in gebruik, delft vanaf 1901 het onderspit tegen doelworsteling. Voor een aantal sk-woorden levert de KB-site jaartallen van introductie die soms veel eerder liggen dan die op Etmb: bijvoorbeeld squaw (Etmb 1912; KB 1843) en (multiple) sclerose (1976; KB 1884, in de titel van een Nederlandstalig Leids medisch proefschrift). Begin 20ste eeuw komen er woorden bij als scout (1912; KB 1910) en scooter (1920; KB 1917), en na 1945 squash (balspel), skai (kunstleer, uit het Duits), scampi (Etmb 1976; KB recept in de Friese Koerier van 1961), skiffle (muzieksoort), scoop, skelter, skinhead, ska, skateboard, scratchen, skeeleren, enzovoort. Sk-woorden zijn nu in gebruik bij jong en oud. Scrabble is sinds de jaren ’50 het familiespel bij uitstek. Skippy (de boskangoeroe) en Scooby-doo (een Deense dog) zijn beroemde figuren uit kindertelevisieseries vanaf de jaren ’70 en ‘80. De scootmobiel wordt op Etmb gegeven voor 1994, maar KB heeft vindplaatsen vanaf 1955 “voor de uit de scooter voortgekomen scootmobiel”, met modellen van Messerschmitt en Heinkel. Dit woord komt dus uit het Duits. Wie gebruikt er nu geen Skype. Er zijn waarschijnlijk meer sk-woorden in het Nederlands dan ooit, en er komen er voortdurend bij; er is geen reden meer het cluster te beschouwen als uitzonderlijk. Een opvallend fonologisch aspect van het leenwoord goal is dat het erin geslaagd is over een periode van meer dan een eeuw de Engelse uitspraak [g]oal te behouden, ondanks dat de stemhebbende velare plosief niet als Nederlands foneem geldt (Blancquaert 1969: 104, Brink 1970: 105, Cohen et al. 1971: 32, Trommelen en Zonneveld 1979: 50-51, Booij 1995: 7). Dit ‘gat’ in het foneemsysteem is opnieuw het resultaat van een taalverandering (of veranderingen), die, werkzaam over een lange periode, uiteindelijk tussen de 14de en 17de eeuw de laatste resten van het foneem /g/ uit het Nederlands elimineerden (Schönfeld/Van Loey 1970: 101). Het gat bestaat hierin dat de stemhebbende plosieven /b/ (labiaal) en /d/ (dentaal) geen /g/ (velaar) naast zich hebben, wat in het corresponderende stemloze trio /p, t, k/ de laatste klank “een eenzame figuur” maakt (Van den Berg 1958: 89). Veel leenwoorden met in de brontaal een velare plosief hebben in het Nederlands een fricatief, door het uitwijken van sprekers naar die klank. Enkele voorbeelden (jaartallen van Etmb): orega(no) (Spaans, 1608), gala (Spaans, 1670), gazelle (Arabisch, via het Frans, 1720), kangoeroe (uit een aboriginaltaal, via het Engels, 1774), gnoe (Xhosa, via het Duits, 1803), sigaar (Frans, 1808), griep (Frans, 1873; KB 1817), yoga (Hindi, via het Engels, 1861), bulldog (Engels, KB 1873), nougat (Frans, 1885), tango (Spaans, 1889), spaghetti (Italiaans, 1893), garage (Frans, Etmb 1907; KB 1900). Recenter: gamba’s (Portugees, 1984; KB 76
Football wordt voetbal
1973 in een Spaanse kookrubriek), logo (Engels, 1982), glasnost (Russisch, waarschijnlijk via het Engels, 1987; KB 1986). De [g]-uitspraak van [g]oal is vooral noord-Nederlands, terwijl het Vlaams een velare fricatief heeft. Voor noord-Nederlanders is het misschien wel het meest opvallende voorbeeld ervan, maar er zijn er meer en een aantal hebben net als goal al een redelijk lang bestaan achter de rug. Er is niet alleen tussen noord en zuid, maar ook tussen individuele sprekers, nogal wat variatie. In de spraak van schrijver dezes worden de volgende woorden met een [g] uitgesproken (jaartallen van eerste attestatie uit Etmb): pinguïn (Welsh?, via het Engels, 1595), backgammon (Engels, 1847), game (tennis; Engels, 1894), gaga (Frans, 1896), go (Japans, via het Engels?, 1917), en (niet op Etmb) grand prix (Frans, KB 1877), glühwein (Duits, KB 1904), einzelgänger (Duits, KB 1936). Voor een reeks woorden kunnen weer eerdere vindplaaten op KB gevonden worden dan op Etmb, zoals guerilla(s) (Spaans, via het Engels, 1824; KB 1811), jungle (Engels, 1847; KB 1838), slogan ((Schots-)Engels, 1863; KB 1844), single (tennis, Engels, 1919; KB 1890), goodwill (Engels, 1906; KB 1896), grapefruit (Engels, 1929; KB 1910), gangster (Engels, 1930; KB 1928), glamour (Engels, 1947; KB 1937), bodyguard (Engels, 1984; KB 1929). Onder de voetbalwoorden heeft de frequente clubnaam Go Ahead een [g], Go Ahead Wageningen werd al opgericht in 1886. Nog eerder verschijnt vanaf midden 19de eeuw in KB-berichten over Amerika regelmatig de uitdrukking “Go ahead!”, beschreven als “het beruchte Amerikaansche gezegde” (Javabode, 1853) en “het devies der Yankees” (De Tijd, 1857). Het gebruik in sportclubnamen ziet eruit als een voortzetting daarvan. De bekende Deventer voetbalclub heeft na naamsverandering in 1971 tot Go Ahead Eagles zelfs twee [g]’s. Het woord goalgetter verschijnt in 1910 op KB en wordt nog steeds gebruikt: “Peter Houtman, Feyenoord-goalgetter met achtentwintig treffers” (Limburgsch Dagblad, 14-05-1983). Meer recent zijn er [g]-woorden bij gekomen als: evergreen (Engels 1965; KB 1956), groupie (Engels, KB 1972), baguette (Frans, 1976; KB 1965), angstgegner (Duits 1991; KB 1966), reggae (Engels, 1973; KB 1969), gig (Engels, 1985; KB 1983), hooligan (Engels, 1985; KB 1983), gay (homosexueel), (computer) game (ook werkwoord gamen), target, feelgood, enz. Iedereen gebruikt nu Google. Het woord leggings had zijn eerste leven als leenwoord rond 1910-1920, voor bandages gedragen boven de schoenen om de broekspijpen te beschermen, zoals typisch te zien is op foto’s van soldaten in de Eerste Wereldoorlog. Het kwam recent terug, nu verkort tot legging ‘stretchbroek’ (Etmb 1989).16 Een leen-[g] op woordeinde wordt uitgesproken als [-k] door de fonologische regel van finale verscherping (Trommelen en Zonneveld 1979: 51-52; Booij 1995: 60). De bekendste voorbeelden daarvan zijn shag en drug(s). Etmb heeft shag vanaf 1871, met zelfs de spelling sjek in 1899. Van recenter datum zijn ondermeer underdog (Etmb 1951, KB 1921), gig, jetlag en airbag.17 De recente internetterm blog, daarentegen, heeft onmiddellijk een fricatief gekregen, waaraan een dreigende samenval met blok zal hebben bijgedragen. Omdat aan de spelling van deze [g]-woorden de uitspraak met plosief of fricatief niet is af te lezen, is het niet uitgesloten dat sommige ervan een stadium hebben gehad met een Nederlandse velare fricatief, om daarna onder voortdurende invloed van het Engels met een [g] te worden uitgesproken. Maar het Nederlands heeft dat laatste dan wel toegestaan. 16 Mogelijk verkort omdat het past in een rijtje met E. trousers/pants naast N. broek, glasses/spec(tacle)s naast bril, scissors naast schaar. 17 Kijk en vooral luister bijv. naar Kees van Kooten in de Keek op de Week YouTube-clip ‘Airbag’.
77
wim zonneveld
In elk geval bevat de gegeven lijst een aanzienlijke hoeveelheid hedendaagse [g]-woorden, meer dan het enkele voorbeeld dat gewoonlijk wordt genoemd in Nederlandse fonologische beschrijvingen. Het voetbalwoord goal behoort tot de alleroudste. Sommige woorden zijn frequent en populair, en de [g] komt erin voor in alle posities van het woord waar dat kan. Misschien begint het gat in het Nederlandse foneemsysteem gevuld te raken. Als dat zo is, dan is de taal op weg, de [sk]- en [g]-verschijnselen van deze paragraaf overziend, terug te keren van het gebruik van velare fricatieven daar waar de omliggende talen plosieven hebben. Dat zal menige anderstalige als muziek in de oren klinken. Nader onderzoek naar dit vocabulair kan bijzonder interessant zijn. Goal is niet alleen een [g]-woord, maar heeft daarnaast ook nog een bekende substandaard uitspraakvariant [ko:l] met een initiële stemloze plosief. Dat kunnen we nu zien aan de spelling: “kleine peuters […] schreeuwen om het hardst kool”, De Groene Amsterdammer 1903, op Etmb. Van de Vooren (2010: 166) citeert de befaamde voetbalverslaggever ir. Ad van Emmenes (1897-1989) voor dezelfde vorm uit diens jeugd. De uitspraak is nog springlevend, zoals ironisch geobserveerd in het online Taaldokter’s Voetballexicon (29-04-2011): “En toen kwam even later ook nog R. Koeman die het had over de ‘afgekeurde kool’”.18 In de Rotterdamse voetbaltaal van de auteur van de jaren ’60 bestond ook de uitspraakvorm [k]o ahead. De Boer (2009) herinnert zich uit 1945 een versie van het uit het Engels afkomstige Hokey Pokey lied waarin “y’r left hand go” had plaatsgemaakt voor “Jelef & Co”. Uit fonetische observaties kan worden opgemaakt dat de Engelse productie van stemhebbende plosieven en de Nederlandse van stemloze dicht bij elkaar liggen, wanneer als criterium Voice Onset Time, d.w.z. het begin van de stembandtrilling in relatie tot de klinker, wordt gehanteerd (Kager et al., 2007). Bij aanvankelijke akoestische kennismaking met een leenword via native speaker-productie kan de hier behandelde ‘fout’ ontstaan, zeker wanneer die brontaalklank in de eigen taal onbekend of infrequent is. Geen bespreking van fonologische aspecten van voetballeenwoorden in het Nederlands kan de pinántie onbesproken laten, met, ten opzichte van het origineel pénalty, een opvallende klemtoonverschuiving. Het woord verschijnt eerst, overgenomen uit het Engels, als penalty kick: “een strafschop (penalty kick) [die] veelal een punt tengevolge heeft” (RN 21-05-1894) en wat later in zijn verkorte vorm (“tal van schoten, waaronder een penalty, wist de Haarlemsche keeper buiten het doel te houden”, AHb 14-03-1899), wanneer die in het Engels vanaf 1897 (Etmb) voorkomt. Op KB verschijnt pinantie in een ingezonden brief RN 28-04-1913, die zich – in geheel substandaard stijl geschreven en gepubliceerd – beklaagt over de scheidsrechter in een recente wedstrijd: “voor hij pinantie laat nemen gaat hij eerst afmeten of het wel pinantie is”. In Schiedam wordt een scheidsrechter gemolesteerd door “een ernstige patiënt met voetbalpsychose [die het] niet eens is met het toekennen van bovengenoemde ‘pinantie’”, Nieuwe Rotterdamsche Courant 12-111920. Klemtoon op de voorlaatste lettergreep is een erkend voorkeurspatroon van Nederlandse woordklemtoon, maar hij wordt in dit geval zelfs afgedwongen. Bij een spellinguitspraak is de klemtoon van pénalty een uitzondering op het Nederlandse woordklemtoonsysteem: -al- vormt een gesloten lettergreep (eindigt op een medeklinker) waarop klemtoon móet vallen, vandaar de verschuiving. Penáltie komt voor, penántie en pinántie gaan nog 18 www.taaldokter.nl.
78
Football wordt voetbal
verder.19 Eenzelfde, door spellinguitspraak afgedwongen, verschuiving zien we ook optreden bij vernederlandste vormen als folklóre en (substandaard) detectíve: hier ontstaat een laatste lettergreep met een schwa-klinker, die klemtoon onmiddellijk vóór zich eist (Kager 1989, Trommelen and Zonneveld 1989). Pénalty [pénəlti] blijft niettemin de standaarduitspraak, vermoedelijk omdat hij steun krijgt van andere en nieuwe leenwoorden met een vergelijkbare opbouw, waarbij zoals gebruikelijk de schwa-klinker, midden in het woord, geen klemtoon kan vangen: ínterview, líberty (fauteuil), róyalty, róyalties, místletoe, hóttentot, jítterbug, únderdog, chárleston, fíerljeppen, mázzeltov, tálisman, en namen zoals Wímbledon, Kímberley, Válentijn, Ivanhoe en Tóepeljev.
•
4 Voetbalmorfologie 4.1 Patronen Een patroon in het tot nu toe bekeken leenwoordgedrag is dat het leenwoord zich handhaaft, met naast zich een Nederlandse variant, in min of meer vrije variatie. Die variant is vaak een al bestaand Nederlands woord (of woordcombinatie), waarvan de betekenis wordt uitgebreid. Het is opvallend vaak een woord met, onafhankelijk van het leenwoord, morfologische structuur, met een voorkeur voor samenstellingen (zie ook Appel 1990). Match wordt voorzien van wedstrijd, club van vereniging, scoren van een doelpunt maken, goal (abstract) via punt van doelpunt. Goal (concreet) wordt via poort gekoppeld aan de ‘directe vertaling’ (en morfologisch ongeleed) doel. Penalty (kick) krijgt de samenstelling strafschop naast zich, dat een vertaling moet zijn, want het komt niet eerder voor dan als voetbalwoord; hetzelfde geldt voor “hoekschop (corner kick)” en “vrijen schop (free kick)”, alle drie kick-en op KB in RN 1894. Het voor de hand liggende voetbal vervangt football.20 Uit voetbal ontstaat via ‘conversie’ het werkwoord voetballen, dat uniek Nederlands is, de omringende talen hebben ‘to play football’ (E.), ‘fussbal spielen’ (D.) en ‘jouer au football’ (Fr.). Deze observaties zijn gebaseerd op de allereerste krantenaandacht voor ‘(het) voetbal’. Maar, zoals zal blijken in de laatste twee paragrafen van dit artikel, ze blijven herkenbaar bij uitbreiding van het corpus. Daartoe wordt het leenwoordgebruik bekeken in de op gang komende voetbalverslaggeving in de jaren 1887-1888. Dan gaat het vooral om berichten over de eerste wedstrijden van V.V. Amsterdam, dat meteen vanaf de oprichting zijn activiteiten in de kranten beschreven weet te krijgen. 4.2 Morfologie: samenstellingen en gereduceerde vormen Een goede manier om aandacht te trekken voor sportevenementen, nu en destijds, is 19 Waarom in de betreffende lettergreep de –l is vervangen door een –n is een onopgelost raadsel; in elk geval zijn Nederlandse V’l-tV woorden (-alty) minder frequent dan V’n-tV woorden (-antie). 20 Football is in gebruik gebleven in namen van clubs (‘F.C.Twente’, opgericht in 1965), die overigens zelden volledig worden uitgesproken. Het is in de 20ste eeuw een nieuw leen-leven begonnen in de sportnaam American football. Die komt op KB voor het eerst voor in 1929: “De merkwaardigste sport is het z.g. “American Football”, dat noch met association, noch met rugbyvoetbal iets gemeen heeft”, Voorwaarts 19-08-1929. Er is in de jaren ’80 een poging gedaan deze sport in Nederland van de grond te krijgen, maar zonder blijvend succes.
79
wim zonneveld
om wedstrijden te organiseren tussen Amsterdam en Rotterdam. Op 27 november en 26 december 1887 vinden deze voorlopers van Ajax-Feyenoord plaats, als wedstrijden tussen Amsterdam en Concordia. RN 29-11 en AH 30-11-1887 hebben allebei een kort verslag van de eerste wedstrijd, waarin RN besluit met: “[e]en zeer geanimeerd spel eindigde in een drawn-game (gelijk spel) van ieder een punt (goal)”. Een maand later vindt de terugwedstrijd plaats: De “kickoff” werd te 2 uren door de Rotterdammers genomen. Vóor “half time” won Amsterdam éen “goal”. Na “half time” werd met meer enthousiasme gespeeld. Verscheidene malen bombardeerden den Amsterdammers den Rotterdamschen goalpost, maar zij mochten er niet in slagen nog een “goal” te winnen, zoodat, toen het tijd was het spel te eindigen, de Voetbal-Vereeniging “Amsterdam” met éen “goal” den wedstrijd had gewonnen. Als men nagaat dat een maand geleden te Rotterdam de wedstrijd onbeslist is gebleven, daar aan elke zijde éen “goal” werd behaald, en nu met de “returnmatch” Amsterdam met éen “goal” gewonnen heeft, is wel het bewijs geleverd dat beide Vereenigingen niet veel voor elkander behoeven onder te doen. (NvdD 28-12-1887) Dit verslag levert dus nieuwe leenwoorden op. Op 18 maart 1888 versloeg Amsterdam de Enschedesche F.C. met 4-0. Ook hiervan is een verslag beschikbaar, weliswaar niet op KB maar in Scheepmaker (1978), als een facsimile uit een ongespecificeerde bron met als toevoeging: “Het eerste verslag van een voetbalwedstrijd in een Nederlandsch dagblad (19 Maart 1888)”. Dit is een fraai artikel over twee kolommen, dat ook nu niet zou misstaan in een Nederlandse krant.21 Maar eerder dan “het eerste verslag” van een voetbalwedstrijd, is het het resultaat van vier maanden snel groeiende krantenaandacht voor de activiteiten van V.V. Amsterdam en het voetbalspel, die zich laat kwantificeren: de verslagjes van november 1887 tellen 80 resp. 160 woorden, dat van december 250, en dit laatste van maart 1888 ruim 700. De totale voetbal-specifieke woordenschat van deze drie stukken komt uit het Engels: goal, kickoff, drawn-game, half time, goalpost, returnmatch, dribbelen, centeren, umpire, referee, en de spelersposities goalkeeper, backs, half backs en forwards. Appel (1990) vermoedt dat destijdse verslaggevers zich voor grote problemen zagen geplaatst vanwege het vooralsnog ontbrekend Nederlands vocabulair. Dat is natuurlijk zo, maar het zal ook zo zijn, met Van de Vooren (2010), dat de Engelse termen met enig enthousiasme werden gebruikt, zeker in ‘anglofiele’ sportverslaggeving. Dribbelen kon zich met zijn nieuwe voetbalbetekenis ‘de bal aan de voet houden, al lopend’ gemakkelijk voegen bij het al bestaande Nederlandse (‘cognate’) woord voor ‘met kleine snelle passen lopen’. De fonotactisch afwijkende woorden referee en umpire worden daarentegen vervangen. Het eerste door scheidsrechter (vanaf 1890), dat al eeuwenlang bestaat (Etmb: 16de eeuw) in de betekenis van ‘politieke of sociale intermediair’, het tweede door grensrechter (vanaf 1895), een nieuwvorming op basis van het Engelse line judge
21 Dit artikel uit 1888 is de misgeciteerde bron genoemd in voetnoot 14. Een sterk ingekorte versie ervan is te vinden op KB: AHb 19-03-1888.
80
Football wordt voetbal
of linesman.22 Evenzo vervangen worden center(t) door inzet (1899) en door schot (op doel) (1903), goalpost door doelpaal (1899), kickoff door aftrap (1903). Opnieuw zijn Nederlandse varianten dus vaak samenstellingen, die niet per definitie letterlijke vertalingen zijn. De uitdrukking drawn-game wordt vervangen door de vertaling gelijkspel, vanaf 1896. Voor half time komen aanvankelijk een aantal verschillende varianten voor, zoals de vertaling half tijd (het Duits heeft nog steeds Halbzeit), maar het meest nog rusttijd (“Toen de rusttijd was aangebroken, was Noord-Holland 3 goals in het voordeel”, AHb 1891), en al snel daarna de rust (“Toen na een uur spelens het sein der rust gegeven werd”, NvdD 05-04-1893). Dit is natuurlijk het gebruikelijke hedendaagse woord. Returnmatch krijgt return-wedstrijd naast zich in 1893, return-ontmoeting in 1908, en terugwedstrijd in 1920. Samenstellingen mogen populair zijn, intrigerend genoeg doet zich ook het omgekeerde voor: ze kunnen worden gereduceerd. De moderne vorm van returnmatch is de kortere variant (de) return, deze verschijnt op KB vanaf de jaren ‘20 (Etmb: na 1950): ’t Was voor beide clubs een prettige, goede oefening, die spoedig gevolgd moge worden door een return te Naarden (Gooi- en Eemlander, 13-07-1925, voor een waterpolowedstrijd) Zondag a.s. zal de winner van dezen kamp op eigen terrein Wilskracht ontmoeten, terwijl een week daarna de return plaats vindt. (De Tijd, 23-06-1928) Slechts met 2-1 overwon P.S.V. het Tilburgsche LONGA en onder deze omstandigheden moet de return tegen de jongste Tilburgers als een lastige onderneming worden beschouwd. Die return-match nu wordt a.s. Zondag op het LONGA-terrein gespeeld. (NTilbC, 19-02-1930) (De) return is een fonotactisch aanvaardbare vorm, hij heeft familieleden naast zich zoals urn, kern, stern, turn-en, torn-en, karn-en, intern en extern, katern, modern, ahorn. Posthumus (1987: 100-101) beschouwt hem als verkort overgenomen uit het Engels, net als penalty en corner (kick). In het Engels zijn allerlei vormen van verkorting schering en inslag, onder namen als ‘truncation’, ‘clipping’, ‘hypocorism’, ‘ellipsis’, enz. (Posthumus 1987, Plag 2003: 116vv.). Maar in dit concrete geval is zo’n overname onwaarschijnlijk: return bestaat als sportterm in het Engels, maar niet met deze specifieke betekenis.23 Hoewel minder frequent dan in het Engels, bestaat verkorting in het Nederlands ook. Posthumus noemt een tweede type, dat beter op return(match) van toepassing is: Nederlandse reductie van een Engelse samensteling tot een vorm die in het Engels zelf niet bestaat, althans niet in de bedoelde betekenis. Het oudste voorbeeld van dit type is smoking uit smoking jacket, Etmb 1891, en andere zijn: camping (ground, site), pocket (book), permanent
22 I n 1911 kreeg het Nederlandse voetbal een ‘spelreglement’, dat grotendeels vertaald werd uit het Engels. Daarin is sprake van de lijnrechter, maar dit woord raakte niet ingeburgerd. Wel in het tennis, waar deze functionarissen veel directer met de bewaking van ‘de lijnen’ zijn belast. (NRC, 08-11-1921). 23 Return komt vanaf KB 1913 voor als verkorte vorm van ‘return stroke’ in tennisverslagen. Deze variant komt ook met deze betekenis voor in het Engels, dus overname is in dit geval waarschijnlijk.
81
wim zonneveld
(wave), gospel (song), panty (hose), charter (flight) en tonic (water).24 Niet veel minder oud dan smoking is het sportwoord sliding, een Nederlandse verkorting van zowel sliding seat in het roeien als sliding tackle in het voetbal. Etmb veronderstelt gebruik in het roeien vanaf 1950, maar KB heeft al “als de sliding niet gebroken was”, NvdD 04-07-1892; Etmb geeft 1946 voor het eerste voetbalgebruik, maar KB begint weer eerder: “verdedigers weten door handige slidings een goed schot onmogelijk te maken”, Het Vaderland, 24-10-1932. Soms vindt zo’n verkorting plaats op Nederlands of deels Nederlands materiaal. Een goed voorbeeld is motor(fiets), met motor als Engels leenwoord.25 De basis van (de) return kan dus ook returnwedstrijd zijn; dat kan des te beter omdat er nog een samengesteld woord is dat hetzelfde deel heeft verloren: interland(wedstrijd), op KB in de lange vorm vanaf 1913, en in de korte vanaf 1929. Hier is niets Engels bij. Het lijkt eerder een variatie op landenwedstrijd (KB 1910), het Nederlandse equivalent van het Duitse Länderspiel. De rust, als sportterm, kan een dergelijke verkorting zijn van de rusttijd, en de KB-gegevens uit sectie 3 suggereren dat het voetbal kan zijn ontstaan uit het voetbalspel. Merk op dat deze twee laatste gevallen met de gegevens van KB in de tijd gesitueerd kunnen worden vlakbij smoking en sliding, rond 1890. Soms worden nog langere eenheden verkort. De score gelijk maken (1890) verliest zijn zelfstandig naamwoord (1904), en een recent voorbeeld is de zestien, uit het zestienmetergebied (Appel 1990), zelf een variant van strafschopgebied. Het fraaie verslag uit 1888 in Scheepmaker (1978) gaat gepaard met gevisualiseerde klassieke 1-2-3-5 opstellingen van de elftallen, een weergave die kan worden gezien als een matrix met rijen (doelman tot en met voorhoede, de ‘linies) en kolommen (links, centraal en rechts). Daarin ligt een uitnodiging tot morfologische structuur in de naamgeving van de verschillende posities. Deze zal in de volgende paragraaf worden bekeken. 4.3 De morfologie van de spelers De termen voor spelersposities beginnen volledig Engels, goalkeeper, backs, half backs en forwards zijn de namen van de ‘linies’, maar al snel komt daarnaast voor elke linie een Nederlands alternatief in omloop. In 1888-1890 verschijnen doelverdediger, verdediging, verdedigers en aanvallers, in 1891 achterhoede, voorhoede, achterspelers, middenspelers en voorspelers, en wat later (1898-1899) middenlinie en middenvoor(waarts). Allemaal morfologisch geleed, met delen die op een plausibele manier de matrix volgen. Deze vernederlandsing vond plaats met een aantal opmerkelijke bijzonderheden. Deze betreffen vooral de centrale posities, ‘de as van het veld’, waar ook steeds voetbaltechnisch de interessantste ontwikkelingen plaatsvinden. 24 Het verschijnsel komt ook in andere talen voor, zie voorbeelden in Nishihara et al. (2001): Italiaans night voor nightclub, Japans snack voor snackbar. Er is discussie of dancing (van dancing hall) en taxi (van taximètre automobile) in het Nederlands zijn verkort, of verkort uit het Frans zijn overgenomen, zie Etmb. Het Vlaams heeft de bekende variant parking voor (onverkort) Engels parking lot. NbFr 21-01-1930 heeft een artikel over de populariteit van de woorden parking en dancing in het Frans. Etmb geeft 1975 als eerste Nederlandse vindjaar van parking. Fr K 11-04-1958 heeft een uitgebreid artikel over het dan nieuwe systeem van Parking A-F (“parkeerterreinen voor personenauto’s”) in Brussel. 25 Motor ‘machine die beweging levert’ zowel op Etmb als KB voor het eerst in 1878. Motorfiets Etmb 1902, KB 1896. De etymologie van fiets: wie het weet mag het zeggen, zie Sanders (1996). In het Engels is motor ‘voertuig’ niet de verkorting van motorbike maar van motorcar, wat onder Nederlandstaligen nogal eens verwarring veroorzaakt.
82
Football wordt voetbal
Goalkeeper raakt al vroeg in onbruik, maar blijft verkort voortleven in het aan het Engels ontleende keeper (KB 1893). Uniek voor het Nederlands daarentegen is het daarvan afgeleide ‘back formation’-werkwoord keep-en (of kiep-en). Het verschijnt al redelijk vroeg, zoals in “het keepen was uitstekend en belette het scoren”, RN 05-05-1896, maar komt niet in het Engels voor. Maar het kan nog mooier, zie het idioom vliegende keep (of kiep). Etmb veronderstelt het Engelse flying keeper als bron (‘na 1950’), maar dat is twijfelachtig, deze uitdrukking beschrijft veeleer een ‘zweefduikende keeper’. Van Dale N-E waagt zich niet aan een vertaling: “goal keeper who also plays in the outfield, in desperate last-minute situations or children’s football”. De Engelse uitdrukkingen voor de vliegende kiep zijn rush goalie en goalie-when.26 Wat is dan wel de etymologie ervan? De eerste KB-vindplaatsen leggen een verband met ijshockey. LimDb 23-08-1951 beschrijft een luchtige trainingsvorm van het Nederlands voetbalelftal: “Net als bij ijshockey mochten zij achter de doelen langs spelen. Heerlijk voetbal! [Keeper] Kraak zagen we in een nieuwe creatie: “vliegende kiep”.” In een sfeerverhaal ziet de Moskouse correspondent van De Waarheid (29-12-1958) op de Oelitsa Prawda “jongens een spelletje “vliegende kiep” [spelen] op schaatsen en met ijshockeysticks”. In het ijshockey is de keeper van nature ‘vliegend’, en mogelijk is dit een connectie die bij verder onderzoek hout snijdt. Onder de Nederlandse varianten van keeper is doel-verdediger (KB 1890); deze positie te verbinden met de linie ervoor is uniek in vergelijking met de omringende talen: het Duits bijvoorbeeld blijft dichter bij goalkeeper met Torwart en Torhüter. Maar in het Nederlands heeft doelwachter (KB 1905) het niet gered. Het lijkt erop alsof het neutrale, en opnieuw unieke, doelman (KB 1902) recent aan populariteit wint. Een linie naar voren heeft het gemakkelijk reproduceerbare back de moderne tijd gehaald: “dan werd de snelste en beste back op de beste man van de tegenpartij gezet” (De Telegraaf 04-12-2012). Als er in de oorspronkelijke teamformatie een belangrijkste positie is, dan is dat wel de centre-halfback (KB 1898). De verkorte Engelse vorm centre-half wordt even gebruikt (KB 1904), maar opnieuw is het Nederlands creatief. Het introduceert de term spil: “raakt de spil van R.A.P. bij een doelworsteling den bal met de hand aan”, NvdD 10-04-1901. Hoe toepasselijk dit gekozen woord was, blijkt uit een lyrische beschrijving van de functie en kwaliteiten van ‘Bok’ de Korver, voetbalgenie van Sparta Rotterdam en 31-voudig international tussen 1905 en 1913, in Het Vaderland 06-10-1923, bij zijn afscheid: “De halfback en de huisvrouw hebben dit gemeen, dat hun taak nooit geëindigd is. Vooral de spil moet overal tegelijk zijn. [De Korver] was de zesde voorwaarts en de derde back. Hij maakte uitstapjes naar alle hoeken van het veld en was toch steeds op z’n plaats als daar z’n aanwezigheid vereischt werd.” In de jaren ’30 ontstond in Engeland een meer behoudende tactiek, waarin dit type speler werd teruggetrokken naar de verdediging, als centre-back van de klassieke M-W formatie. Het Nederlands creëerde opnieuw zijn eigen woord daarvoor: stopper-spil (KB 1936), met daarin het Engelse woord voor ‘stug ingrijpende verdediger’. Het Engelse meervoud forwards wordt aanvankelijk rechtstreeks vervangen door de Nederlandse variant voorwaarts, wat merkwaardige constructies oplevert als “[d]oor de voorwaarts wordt ook goed aangevallen”, NvdD 16-04-1898 en “hare voorwaarts komen meer op streek”, AHb 20-11-1899. Een meervoud voorwaartsen komt even voor (1904), maar dan is het pleit al beslecht ten voordele van aanvaller(s) (1890) en voorhoedespeler(s) 26 http://en.wikipedia.org/wiki/Rush_goalie.
83
wim zonneveld
(1902). Centre-forward (1898) verliest het van de vernederlandste varianten midden-voor (1898), center-voor en mid-voor (1905). Deze drie houden het heel lang vol, totdat na WWII de (aanvals)spits ten tonele verschijnt. Dit woord komt in de laatste oorlogsjaren op KB uit het niets, en wordt vanaf dat moment gebruikt in tientallen beschrijvingen van legerbewegingen, zoals in “de Duitse aanvalsspits met afsnijden bereigd werd”, Vrije Stemmen 29-12-1944. Een verband met het Duitse Angriffsspitze ligt voor de hand. Het militaire gebruik gaat na de oorlog door. Tijdens de politionele acties in de Oost: “het Friese bataljon […] 1-9 R.I. vormde de aanvalsspits bij de tocht door Midden-Java”, De Heerenveensche Koerier 10-07-1948. Voetbalterminologie komt graag uit de militaire hoek (Appel 1990), en daarmee is dit woord dan ook zeer geschikt voor gebruik in de voetbalformatie - dat is dan ook wat gebeurt: “Met Lenstra als (uit zijn natuur: vooruitgeschoven) binnenspeler aanvaardt men het bestaan van een dubbele centrale aanvalsspits Lenstra-Van Roessel”, DeW 13-12-1952. Spitsspeler en de kortst mogelijke variant spits verschijnen eind jaren ’60: “De 26-jarige Albert is spitsspeler van Ferencvaros en het Hongaarse nationale team”, LimDb 24-11-1967, en “de aanval, waarin Hendriksen als spits optrad”, FrK 07-08-1967. Ze begonnen een bloeiend bestaan.
•
5 Samenvatting In deze bijdrage werd een corpus onderzocht van Engelse leenwoorden in Nederlands voetbalvocabulair. Als voornaamste bron diende de vroegste krantenaandacht voor voetbal, zoals te vinden op de in 2010 online gekomen KB-website. De daar gevonden leenwoorden werden gevolgd tussen 1875 en 1910, met uitstapjes naar later. Het doel was om patronen te ontdekken in de introductie en behandeling van de leenwoorden.27 De volgende observaties komen uit deze bijdrage naar voren, waarbij duidelijk is dat er niet één enkele vorm van introductie en behandeling is. Het gebruik van Engelse leenwoorden in het laatste kwart van de 19de eeuw dreef mee op een continentale ‘anglomania’ op het gebied van politiek en cultuur, als onderdeel waarvan lichaamsoefening en spelen werden gepropageerd in opvoeding in Engelse stijl van de Nederlandse jeugd. Football was zo’n spel. Voetbal was een voor de hand liggende vertaling van football, maar het woord heeft een complexe vroege geschiedenis, met verschillen tussen de concrete betekenis de voetbal en de abstracte het voetbal. Van de laatste vorm werd gesuggereerd dat hij ontstond uit de samenstelling voetbal-spel, die gebruikt werd in een periode waarin opkomende ‘sporten’ nog als ’spel’ werden omschreven. Door de bank genomen blijven leenwoorden met een relatief eenvoudige fonologische structuur voortbestaan, ook als ze Nederlandse varianten naast zich hebben: club, match, back, goal, score, keeper, dribbelen, stopper(-spil). Andersom zijn al te complexe verdwenen, en worden Nederlandse versies gebruikt: referee, umpire, scrimmage, centre-back en centre-half door scheidsrechter, grensrechter, doelworsteling en spil. Morfologische structuur, en met name 27 De journalist-schrijver-sportman Jan Feith (1874-1944) publiceerde in 1918 het jongensboek Uit Piet’s Vlegeljaren, met daarin een beschrijving van “den grooten voetbalwedstrijd” tussen twee teams van scholieren. Zijn broer Constant Willem Feith (1884-1958) voetbalde voor H.V.V. Den Haag en was tussen 1906 en 1912 8-voudig interlandspeler. In het fictieve, maar zeer realistische, wedstrijdverslag komen (alleen) de leenwoorden club en goal voor.
84
Football wordt voetbal
samenstellingsvorming, is een eigenschap van Nederlandse varianten. Die kunnen dan zelf weer vereenvoudigd worden, bijv. return en sliding, mogelijk (het) voetbal uit (het) voetbalspel, rust uit rusttijd, en recent spits uit aanvalsspits. De gekozen Nederlandse varianten zijn vaak bestaande woorden die een nieuwe betekenis krijgen; bijvoorbeeld goal via poort naar doel, en punt naar doelpunt. Uniek Nederlands taalgebruik werd gevonden bij het conversie-werkwoord voetballen, bij het woord spil voor centre-half, de woorden doelverdediger en doelman, en de back-formation keepen. Van het bekende paar pénalty en pinántie werd betoogd dat de tweede het resultaat is van aanpassing van het klemtoonpatroon in een spellingsuitspraak, en de eerste zich kan handhaven in een nieuwe groep leenwoorden. Er werd apart beargumenteerd dat in twee situaties het Nederlands fonotactische gaten heeft, die leenwoorden bezig (kunnen) zijn te vullen. Het aantal woorden met het begincluster [sk-], zoals in score, groeit met de dag. En er is een toenemend aantal voorbeelden met de medeklinker [g], waarvan de uitspraak van [g]oal een al oud en sprekend voorbeeld is. In een afgewogen bijdrage over puristische doemdenkerij dat het Nederlands bezig is ten onder te gaan door de onophoudelijke invoer van leenwoorden, concludeert Janssens (2004: 558-559) dat de taal niet “in gevaar” is zo lang “er geen belangrijke delen van de grammatica of van het foneemsysteem worden vervangen”. In deze voorbeelden brengt het opnemen van leenwoorden het Nederlands niet in gevaar, maar wordt het er beter van, gebalanceerder in het klanksysteem. Tenslotte liet deze bijdrage zien dat en hoe de nieuwe KB-Krantenwebsite kan worden aangewend voor lexicologisch onderzoek, met fonologische en morfologische implicaties.
•
Bibliografie Appel, R. (1990). Voetbaltaal. ’s-Gravenhage: Sdu. Berg, B. van den (1958). Foniek van het Nederlands. Den Haag: Van Goor en zonen. Blancquaert, E. (1969). Praktische Uitspraakleer van de Nederlandse Taal. Antwerpen: De Sikkel. Boer, M.G de (2009). Leenwoorden voor Italianisten. In: Woordstudies I. Italianistica Ultraiectina 4. Utrecht: Igitur, hoofdstuk 9. Booij, G.E. (1995). The Phonology of Dutch. Oxford: Clarendon Press. Bottenburg, M. van (1992). Het bruine monster en ‘de King of Sports’. De uiteenlopende populariteit van voetbal en cricket in Nederland, 1870-1930. Amsterdams Sociologisch Tijdschrift 9:2, 3-35. Bree, C. van (1987). Historische Grammatica van het Nederlands. Dordrecht: Foris Publ. Brink, D.T. (1970). Problems in Phonological Theory: a Generative Phonology of Dutch. Dissertatie, The University of Wisconsin, Madison, Wisconsin. Buruma, I. (1999). Voltaire’s Coconuts, or Anglomania in Europe. London: Weidenfeld. Cohen, A., C.L. Ebeling, K. Fokkema en A.G.F. van Holk (1971). Fonologie van het Nederlands en het Fries. ’s-Gravenhage: Martinus Nijhoff, tweede druk. Cotman, F., C. De Wulf en G. Verheyen (2004). Schoon schrijfselke over SK. De oude SK in Vlaamse dialecten. In: J. De Caluwe, G. De Schutter, M. Devos en J. Van Keymeulen (reds.), Taeldeman, Man van de Taal, Schatbewaarder van de Taal. Gent: Vakgroep Nederlandse Taalkunde en Academia Press, 189-212. 85
wim zonneveld
Endt, E. (red.) (1986). Herman Gorter Documentatie 1864-1897. Amsterdam: Van Oorschot, 2e druk. Feith, J. (1918). Uit Piet’s Vlegeljaren. Een Jongensboek. Amsterdam: Scheltens en Giltay. Janssens, G. (2004). Overleeft het Nederlands de 21ste eeuw? In: J. De Caluwe, G. De Schutter, M. Devos en J. Van Keymeulen (reds.), Taeldeman, Man van de Taal, Schatbewaarder van de Taal. Gent: Vakgroep Nederlandse Taalkunde en Academia Press, 557-566. Kager, R. (1989). A Metrical Theory of Stress and Destressing in English and Dutch. Dordrecht: Foris. Kager, R., S. van der Feest, P. Fikkert, A. Kerkhoff and T.S. Zamuner (2007). Representations of [Voice]: Evidence from Acquisition. In: J. van de Weijer and E.J. van der Torre (eds.), Voicing in Dutch. (De)voicing – Phonology, phonetics and psycholinguistics. Amsterdam: Benjamins, 41-80. Loey, A. van (1970). Schönfeld’s Historische Grammatica van het Nederlands. Zutphen: Thieme, achtste druk. Miermans, C. (1955). Voetbal in Nederland. Assen: Van Gorcum. Muller, J.W. (1926). Majombe. Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 45:52-59. Philippa, M. e.a. (red.) (2003-2009). Etymologisch Woordenboek van het Nederlands. Amsterdam University Press. Nishihara, T., J. van de Weijer and K. Nanjo (2001). Against Headedness in Compound Truncation: English Compounds in Japanese. In: J. van de Weijer and T. Nishihara (reds.), Issues in Japanese Phonology and Morphology. Berlin and New York: Mouton De Gruyter, pp. 299-326. Plag, I. (2003). Word-formation in English. Cambridge University Press. Posthumus, J. (1987). Short forms of English Loans in Dutch. In: G.H.V. Bunt et al. (eds.), One Hundred Years of English Studies in Dutch Universities. Seventeen papers read at the Centenary Conference, Groningen, 15-16 January 1986. Amsterdam: Rodopi, 93-108. Sanders, E. (1996). Fiets! De geschiedenis van een vulgair jongenswoord. Den Haag: Sdu. Scheepmaker, N. (1978). Het krankzinnige kwartiertje (vijftig jaar sportjournalistiek). Bussum: De Gooise Uitgeverij. Sijs, N. van der (2001). Chronologisch Woordenboek. Veen: Amsterdam. Tweede druk, 2002, online op http://dbnl.org. Trommelen, M. (1983). The Syllable in Dutch, with special reference to diminutive formation. Dissertatie, Universiteit Utrecht. Trommelen, M., and W. Zonneveld (1979). Inleiding in de Generatieve Fonologie. Muiderberg: Coutinho. Trommelen, M., and W. Zonneveld. (1989). Klemtoon en Metrische Fonologie. Muiderberg: Coutinho. Verdam, J. (1932). Middelnederlandsch Handwoordenboek. ‘s-Gravenhage: Martinus Nijhoff. Vooren, J. van de (2010). Hoe ‘football’ het veld ruimde voor ‘voetbal’. Onze Taal 2010:6, 165-166. Zonneveld, W., H. Quené and W. Heeren (reds.) (2011). Sound and Sounds, Studies presented to M.E.H. (Bert) Schouten on the occasion of his 65th birthday. Research Institute of Language and Speech (UiL-OTS), Utrecht University.
86