FOODBALL KID
VOEDINGSTOOLKIT VOOR DE JEUGDIGE VOETBALLER O NDERZOEK NAAR WAT EEN SPORTVOEDINGSTOOLKIT MOET BEVATTEN OM JONGE VOETBALLERS TE LATEN VOLDOEN AAN EEN VOEDINGSPATROON DAT DE KANS OP WINNEN VERGROOT ! Bacheloropleiding Voeding en Diëtetiek Hogeschool van Amsterdam 2014216, juni 2014 Sophie Beems | Jolijn Zwart
0
FOODBALL KID VOEDINGSTOOLKIT VOOR DE JEUGDIGE VOETBALLER Onderzoek naar wat een sportvoedingstoolkit moet bevatten om jonge voetballers te laten voldoen aan een voedingspatroon dat de kans op winnen vergroot! Auteurs: Afstudeeropdracht: Opdrachtgever: Docentbegeleider:
Sophie Beems
2014216
Mevrouw E.C.L. van Etten Sportdiëtiste Mevrouw A.M. Ambergen Docent opleiding Voeding, Hogeschool van Amsterdam
1
Jolijn Zwart
VOORWOORD Deze scriptie omvat de beschrijving van een literatuur-‐ en kwantitatief onderzoek naar de huidige voedingsinname van jeugdvoetballers. De scriptie is geschreven ter afronding van de Bachelor Voeding en Diëtetiek aan de Hogeschool van Amsterdam. Het afstudeerproject is uitgevoerd in opdracht van Esther van Etten, sportdiëtiste bij Fysiomed, gedurende de periode van februari 2014 tot en met juni 2014. Het onderzoek geeft meer inzicht in de huidige situatie wat heeft geleid tot het ontwikkelen van een sportvoedingstoolkit. De opdracht is opgesteld door Esther van Etten. Zij wil een toolkit ontwikkelen voor de jeugdopleidingen bij betaalde voetbalclubs en amateur voetbalclubs, om er zo voor te zorgen dat voeding een belangrijk onderdeel van de levensstijl van de talenten wordt. Volgens haar wordt nog niet genoeg aandacht besteed aan voeding bij sport onder jongeren. De ervaring van Esther van Etten is dat de jeugdsporters die zij ziet regelmatig niet voldoen aan de aanbevolen hoeveelheden van energie en voedingsstoffen. Wij hebben gekozen voor dit project omdat wij het als een uitdaging zien om de voeding bij jeugdvoetballers te verbeteren. Daarnaast zijn we niet alleen bezig met onderzoek maar kunnen we ook creatief te werk gaan bij het ontwikkelen van een praktische toolkit. In dit voorwoord willen wij enkele personen bedanken die hebben bijgedragen aan het tot stand komen van deze scriptie. Allereerst onze praktijkbegeleider Esther van Etten voor haar begeleiding, inbreng, kennis en enthousiasme. Verder willen we Anne-‐Marijke Ambergen bedanken voor haar inzet, kritische blik en betrokkenheid. Tevens bedanken we de voetbalclubs die mee wilden werken en de jeugdvoetballers voor het invullen van de eetdagboekjes. Wij vertrouwen erop dat u met veel plezier deze scriptie zult lezen. Sophie Beems en Jolijn Zwart Juni 2014
2
SAMENVATTING Achtergrond Uit praktijkervaring van de opdrachtgever komt naar voren dat onvoldoende aandacht wordt besteed aan voeding bij jeugdvoetballers. Het onderzoek heeft plaatsgevonden om dit probleem aan te pakken. Ervaring leert dat jeugdsporters regelmatig niet voldoen aan de aanbevolen hoeveelheden van energie en voedingsstoffen voor jeugdsporters, terwijl een uitgebalanceerde gezonde voeding van invloed kan zijn op de prestatie van jeugdsporters. Doel Inzicht verkrijgen in en onderzoek doen naar de huidige voedingsinname van jeugdvoetballers in de leeftijd 12 t/m 18 jaar in Nederland. De resultaten worden vergeleken met de richtlijn en aanbevelingen voor jeugdsporters. Ook wordt gekeken of er een relatie is tussen de voedingsinname van diverse voetbalclubs, werkzaam met en zonder voedingsdeskundige. Er wordt een toolkit ontwikkeld, die er toe bijdraagt dat jonge voetballers een gezond voedingspatroon krijgen. Methoden Allereerst is een literatuurstudie uitgevoerd. Er is op systematische wijze gekeken naar wetenschappelijke literatuur vanuit verschillende databases in de vorm van artikelen en boeken die betrekking hebben op (sport)voeding van (jeugd)sporters. Verder moet de literatuurstudie inzicht geven in informatie over de kennis en voedingskeuzes, huidige voedingsinname van (jeugd)sporters en de richtlijnen en adviezen over (sport)voeding onder jeugdsporters. Vervolgens heeft er een kwantitatief onderzoek plaatsgevonden, een cross-‐sectionele studie onder 92 jeugdvoetballers die de huidige voedingsinname weergeeft door middel van een 2-‐3daags eetdagboekje. Om de resultaten te analyseren zijn de gegevens in SPSS ingevoerd. Er is gebruikt gemaakt van de One Samples T-‐test en de Independent Samples T-‐test. Resultaten Uit de data is gebleken dat de huidige inname van de 92 jeugdvoetballers afwijkt van de richtlijnen en adviezen. De jeugdvoetballers krijgen significant te weinig energie binnen. Hetzelfde geldt voor de vochtinname van de jeugdvoetballers. Er is een significant verschil gevonden tussen de aanbeveling voor vitaminen en de huidige inname. De teams zonder deskundige liggen onder de aanbevolen hoeveelheid, terwijl de teams met begeleiding vaker de aanbeveling halen. De voedingsinname van de teams met voedingsdeskundige maken bewustere voedingskeuzes dan de teams zonder voedingsdeskundige. Conclusie Uit de resultaten kan geconcludeerd worden dat jeugdvoetballers zowel met als zonder begeleiding van een voedingsdeskundige een te lage voedingsinname hebben in vergelijking met hun behoefte. Wel maken de jeugdvoetballers onder begeleiding van een voedingsdeskundige bewustere keuzes dan teams zonder voedingsdeskundige. Om voetballers kennis en vaardigheden over gezonde voeding bij te brengen en ze te laten voldoen aan de aanbevolen hoeveelheden gericht op jeugdsporters is een voorlichtingspakket een mogelijke aanvulling voor de voetbalteams. Trefwoorden: jeugdvoetballers, sportvoeding, voedingsinname, toolkit, sportvoedingsadviezen 3
INHOUDSOPGAVE
___
VOORWOORD ......................................................................................................................................... 2 SAMENVATTING ...................................................................................................................................... 3 1. INLEIDING ............................................................................................................................................ 5 2. MATERIALEN EN METHODEN .............................................................................................................. 7 2.1 Onderzoeksopzet .......................................................................................................................... 7 2.2 Literatuuronderzoek ..................................................................................................................... 7 2.3 Kwantitatief onderzoek: eetdagboekjes ....................................................................................... 8 2.4 Statistische analyses ...................................................................................................................... 9 3. RESULTATEN ...................................................................................................................................... 10 3.1 Kennis en voedingskeuzes van sporters ...................................................................................... 10 3.2 Huidige inname van sporters ...................................................................................................... 11 3.3 De voedingsrichtlijnen voor jeugdsporters ................................................................................. 12 3.4 De eetgewoonten van jeugdvoetballers ..................................................................................... 17 3.5 De vergelijking van voedingsinname van de jeugdvoetballers met de richtlijn .......................... 18 3.6 Het effect van een voedingsdeskundige op de voedingsinname van jeugd voetballers ............. 29 4. DISCUSSIE .......................................................................................................................................... 31 4.1 Beantwoording probleemstelling ................................................................................................ 31 4.2 Uitkomsten resultaten ................................................................................................................ 31 5. CONCLUSIE ........................................................................................................................................ 34 6. ONTWIKKELING VAN DE TOOLKIT ..................................................................................................... 35 7. AANBEVELINGEN ............................................................................................................................... 36 8. LITERATUURLIJST ............................................................................................................................... 37 BIJLAGE ................................................................................................................................................. 40 Bijlage 1 – Review ............................................................................................................................. 40 Bijlage 2 – Vergelijken van de voedingsinname ................................................................................ 45 Bijlage 3 – Vergelijken van de voedingsinname ................................................................................ 46 Bijlage 4 – Vergelijken van de voedingsinname ................................................................................ 47 Bijlage 5 – Vergelijken van de voedingsinname ................................................................................ 48
4
1. INLEIDING Om de juiste hoeveelheid energie en voedingsstoffen binnen te krijgen is een gezond en gevarieerd eetpatroon van belang. Door het hogere energieverbruik van jeugdsporters, ligt de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid voor de inname van voedingsstoffen hoger. Het lichaam haalt energie uit koolhydraten, eiwitten en vetten. (1,2,3,4,5,6,7) De belangrijkste energieleveranciers voor jeugdsporters zijn koolhydraten. Uit koolhydraten kan het gemakkelijkst en het snelst energie worden vrijgemaakt. Voor de verbranding van koolhydraten is namelijk minder zuurstof nodig dan voor de verbranding van vetten. Bij inspanning worden ook vetten aangesproken. Vet wordt in het lichaam eerder gebruikt bij activiteiten met een lage intensiteit. De opslagcapaciteit van vet is groot. Het grootste deel wordt opgeslagen onder de huid en tussen de organen in de buikholte. Het overige kleine deel komt in de spieren terecht. Eiwitten zijn voor jeugdsporters onmisbaar in een gezond voedingspatroon, deze zijn namelijk de belangrijkste bouwstoffen voor de spieren. Ook voor de opbouw en het herstel van het weefsel zijn eiwitten van belang. (1,2,3,4,5,6,7) Het inspanningsvermogen van jeugdsporters is tijdens het sporten optimaal. Een goede hydratatie is daarom van essentieel belang. De prestaties kunnen sterk verminderen wanneer een sporter niet genoeg drinkt en uitdroogt. Kinderen produceren minder zweet waardoor hun zweetfunctie minder effectief is dan die van volwassenen en de lichaamswarmte niet snel kan worden afgevoerd. Daarom is het belangrijk dat de jeugdsporters voor, tijdens en na het sporten voldoende drinken. (1,2,3,4,5,6,7) Uit onderzoek komt naar voren dat de voedingsinname onder voetballers niet optimaal is. (8,9,10,11,12) Sportdiëtiste Esther van Etten komt in de praktijk tegen dat de jeugdsporters niet voldoen aan de aanbevolen dagelijkse hoeveelheden die zijn vastgelegd in de voedingsrichtlijn Jeugdsport. Het valt haar op dat weinig tot geen aandacht wordt besteed aan voeding bij (top)voetballers, terwijl goede voeding het prestatie vermogen van de voetballer positief beïnvloedt en het de kans op ziekten en blessures verlaagt. (1,5,6,13,14,15,16,17,18,19) Daarom is dit onderzoek opgezet met als uiteindelijk doel een toolkit te ontwikkelen voor de jeugdteams van voetbalclubs. De toolkit moet er voor zorgen dat voeding een belangrijk onderdeel wordt van de levensstijl van jeugdsporters. Hier is de volgende probleemstelling uit voort gekomen: In hoeverre wijkt het huidige voedingspatroon van voetbaltalenten (12 t/m 18 jaar) af van de richtlijn Jeugdsport? Wat moet een voorlichtingspakket bevatten om voetbaltalenten kennis en vaardigheden bij te brengen over gezonde voeding en ze te laten voldoen aan de aanbevolen hoeveelheden voor jeugdsporters? De verwachting is dat de voetballers van jeugdopleidingen en de selectieteams van amateur voetbalclubs, door middel van de ontwikkelde toolkit, gaan eten volgens de aanbevolen hoeveelheden die gericht zijn voor jeugdsporters. Om een oplossing te vinden voor het probleem moet er eerst antwoord worden gegeven op de volgende deelvragen:
5
• • • •
Wat zijn de huidige adviezen en aanbevelingen voor jeugdsporters? Wat is de huidige voedingsinname van de voetbaltalenten bij voetbalclubs zonder voedingsdeskundige en hoe verhoudt deze zich tot de adviezen en aanbevelingen? Wat is de huidige voedingsinname van de voetbaltalenten bij jeugdopleidingen met voedingsdeskundige en hoe verhoudt deze zich tot de adviezen en aanbevelingen? Hoe verhoudt de voedingsinname van de voetbaltalenten bij voetbalclubs zonder voedingsdeskundige zich met de voedingsinname van de voetbaltalenten bij voetbalclubs met voedingsdeskundige?
In het volgende hoofdstuk, materialen en methoden, wordt beschreven welke databases en selectiecriteria voor het onderzoek zijn gebruikt en hoe de eetdagboekjes zijn afgenomen. De resultaten van het literatuuronderzoek en de ingevulde eetdagboekjes worden besproken in hoofdstuk 3. In hoofdstuk 4 is de discussie te lezen waarin de belangrijkste resultaten en de sterktes en zwaktes van het onderzoek worden beschreven. De uiteindelijke conclusie is te lezen in hoofdstuk 5, waar antwoord wordt gegeven op de probleemstelling. Hoofdstuk 6 staat in het teken van de ontwikkelde Foodball Kid. Er zal besproken worden hoe de toolkit er uit ziet en hoe het in de praktijk kan worden toegepast. In hoofdstuk 7 worden aanbevelingen gedaan en tot slot staat de literatuurlijst in hoofdstuk 8.
6
2. MATERIALEN EN METHODEN
2.1 ONDERZOEKSOPZET Om antwoord te krijgen op de probleemstelling zijn de volgende methoden gebruikt: − Literatuuronderzoek − Kwantitatief onderzoek: 2-‐3daags eetdagboekje
2.2 LITERATUURONDERZOEK Gebruikte literatuurdatabases De belangrijkste database voor de gezochte literatuur is PubMed. Verder is gebruik gemaakt van de UvA databank die meer gratis artikelen aanbiedt. Via de docentbegeleider konden er artikelen worden ingezien van International Journal of Sport Nutrition and Exercise Metabolism. Voor verdere literatuur is gezocht in de HvA Bibliotheek, Cochrane, LexisNexis en Google Scholar. Gebruikte zoektermen en –methoden De volgende trefwoorden zijn gebruikt tijdens het zoeken naar literatuur: sport AND nutrition, sports nutrition AND performances, sportsnutrition AND soccer, sportsnutrition AND rugby, sportsnutrition AND football, sportsnutrition AND performances AND soccer, sportsnutrition AND performances AND youth, sportsnutrition AND injuries, sportsperformance AND protein AND soccer, sportsperformance AND nutrition AND soccer. Ook is geselecteerd op full text available. Verder is gebruik gemaakt van relevante artikelen die vermeld stonden in de literatuurlijst van gevonden artikelen, net als de doorverwijzingen die daarbij werden weergegeven. Selectiecriteria Het belangrijkste selectiecriterium was dat de artikelen min of meer gelijk was aan de onderzoekspopulatie. Het was van belang dat de onderzoekspopulatie bestond uit sporters die tussen de 12 en 18 jaar oud waren, het liefst voetballers. Rugby of football werd ook meegenomen, aangezien zij dezelfde intensiteit qua type training hebben. Er waren weinig studies op deze leeftijd gericht, waardoor de studies met een onderzoekspopulatie van maximaal 27 jaar oud ook werden meegenomen. Wel moest bij die uitkomsten rekening gehouden worden met de aanbevelingen, aangezien jonge sporters andere richtlijnen hebben dan volwassen sporters. Deze verschillen van elkaar doordat met groei en ontwikkeling rekening moet worden gehouden bij jonge sporters. (1) Een ander criterium was het publicatiejaar. In eerste instantie was er voor gekozen dat de literatuur niet ouder mocht zijn dan tien jaar, zodat de meest recente ontwikkelingen werden meegenomen. Voor het onderzoek was een aantal artikelen nodig dat ouder was dan tien jaar. Deze zijn evengoed meegenomen, aangezien ze een vergelijkbaar onderzoek hadden uitgevoerd dat relevante informatie bevatten die nodig was voor het onderzoek. Er is gebruik gemaakt van artikelen met een publicatiejaar van 1997 tot en met heden. Als laatste is naar de studie-‐opzet gekeken. Door middel van het level of evidence van het CBO is er een waarde gegeven per onderzoek. Het niveau van de gevonden literatuur werd hiermee 7
beoordeeld. Deze waarden zijn te lezen in tabel 10 bijlage 1, net als de soort studie, resultaten en conclusie en onderzoekspopulatie. Uiteindelijk kwamen 21 geschikte studies naar voren van evidence niveau A1, A2 en B. Tabel 1: Classificatie van medische publicaties (NL) (20)
A1 A2 B C D
Systematische reviews (meta-‐analyses) Gerandomiseerd vergelijkend onderzoek Gerandomiseerd vergelijkend onderzoek van matige kwaliteit of onvoldoende omvang Niet vergelijkend Mening van deskundigen
Tabel 2: Bewijsniveaus van conclusies volgens Nederlandse CBO/EBRO richtlijnen (20)
Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Niveau 4
Gebaseerd op een systematische review (A1) of ten minste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau A2 Gebaseerd op ten minste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau B Gebaseerd op een onderzoek van niveau A2 of B, of op onderzoek van niveau C Mening van deskundigen, bijvoorbeeld de werkgroep leden
2.3 KWANTITATIEF ONDERZOEK: EETDAGBOEKJES Selectie steekproef Het onderzoek was gericht op voetballers spelend bij de jeugdopleidingen van betaalde voetbal organisaties (BVO’s). De teams die in de leeftijdscategorie voor het onderzoek vallen, waren A-‐, B-‐, C-‐ en D-‐teams. In totaal stelden twee BVO’s zich beschikbaar voor het onderzoek, waarvan er één een voedingsdeskundige in het begeleidingsteam heeft. Bij de andere club is geen voedingsdeskundige aanwezig. Door te weinig respons van BVO’s is gekozen voor één amateurclub. De voetbalclub met een voedingsdeskundige was Ajax en de voetbalclubs zonder voedingsdeskundige waren Excelsior en ADO’20. In-‐ en exclusiecriteria De deelnemers werden gescreend op: -‐ Leeftijd: 12 t/m 18 jaar -‐ Geslacht: jongens -‐ Spelend bij de jeugdopleiding van BVO’s (bij uitzondering een selectieteam van amateurclub) Een deelnemer werd niet meegenomen in het onderzoek wanneer: -‐ Er minder dan twee dagen waren ingevuld in het eetdagboekje -‐ Ze niet in de leeftijdscategorie vielen -‐ Ze vrouw waren -‐ Ze niet bij een BVO of in een selectieteam van een amateurclub spelen Onderzoeksmethodologie Dit onderzoek is een cross-‐sectionele studie. Bij dit kwantitatieve onderzoek werd gekozen voor het afnemen van een 2-‐3daags eetdagboekje. Er werden data verzameld over de voedingsinname op een 8
rust-‐, trainings-‐ en/of wedstrijddag. De trainers en/of coaches waren het aanspreekpunt voor het voetbalteam. Zij lichtten de voetballers in over het onderzoek en hoe dit werd uitgevoerd. De eetdagboekjes konden op twee verschillende manieren ingevuld worden, namelijk via Dieetinzicht op de computer of schrijvend in een eetdagboekje op papier. Door een handleiding te schrijven voor het gebruik van Dieetinzicht en de handgeschreven eetdagboekjes is getracht te voorkomen dat de eetdagboekjes met verkeerde gegevens werden ingevuld. Indien een jeugdspeler vast liep bij het invullen van zijn data, konden zij terugvallen op de trainers en/of coaches. De trainers en/of coaches zijn via de e-‐mail en persoonlijk contact op de hoogte gebracht van de werkwijze van Dieetinzicht en de handgeschreven eetdagboekjes. Dataverzameling Aan de trainers en/of coaches die met hun jeugdteams mee wilden werken aan het onderzoek en die voldeden aan de inclusiecriteria, zijn inloggegevens voor Dieetinzicht en eetdagboekjes overhandigd. Aangezien de spelers twee á drie dagen moesten invullen met hun voedingsinname, werden de eetdagboekjes thuis ingevuld. De ingevulde eetdagboekjes via Dieetinzicht werden drie keer per week gecontroleerd om bij te houden of de dagboekjes (correct) werden ingevuld. Hierna werden de gegevens verwerkt in Dieetinzicht, zodat alle data overzichtelijk en op dezelfde manier was weergegeven. Door iedere voetballer werd bij persoonlijke gegevens de geboortedatum, lengte en het gewicht genoteerd.
2.4 STATISTISCHE ANALYSES De gegevens van de eetdagboekjes zijn ingevoerd in IBM-‐SPSS Statistics 22. Om de uitkomsten met elkaar te vergelijken, is gebruik gemaakt van toetsende statistiek: -‐ -‐
One Samples T-‐Test Independent Samples T-‐Test
De One Samples T-‐Test is gebruikt om de voedingsinname per team te vergelijken met de richtlijn. Om de teams onderling te vergelijken is gebruik gemaakt van de Independent Samples T-‐Test.
9
3. RESULTATEN Er is een literatuuronderzoek uitgevoerd om onderzoek te doen naar de kennis, voedingskeuzes en huidige inname van (jeugd)sporters. Voor het onderzoek naar het effect van een voedingsdeskundige bij voetbalclubs, is de inname van acht jeugdvoetbalteams onderzocht: een A t/m D team van Ajax met voedingsdeskundige en een A en B team van ADO’20 en C en D team van Excelsior, beide zonder voedingsdeskundige. De inname van de teams met en zonder voedingsdeskundige zijn onderling met elkaar vergeleken, maar ook vergeleken met de voedingsrichtlijn Jeugdsport.
3.1 KENNIS EN VOEDINGSKEUZES VAN SPORTERS Torres-‐McGehee et al. (2012) onderzochten de kennis van sporters en die van hun trainers, coaches en kracht-‐ en conditiespecialisten door middel van een enquête. De 597 deelnemers moesten vragen beantwoorden over voeding, supplementen en sportprestatie, gewichtsmanagement en hydratatie. Bij een score van 75% of hoger was de kennis voldoende, lager dan 75% betekende onvoldoende kennis. De kracht-‐ en conditie specialisten behaalden de hoogste score, 83,1% had een minimale score van 75%, gevolgd door de trainers, waarvan 71,4% de score van 75% haalde. 35,9% van de coaches had de enquêtetest voldoende gemaakt en slechts 9% van de sporters had 75% van de enquêtevragen goed beantwoord. Over het algemeen hadden alle deelnemers te weinig kennis over voeding, alleen de specialisten en trainers net genoeg om informatie hierover te verspreiden. Uit de beantwoorde vragen kwam naar voren dat de kennis over macro-‐ en micronutriënten minimaal was, maar dat de vragen over supplementen en sportprestatie beter werden beantwoord. De sporters hebben regelmatig contact met hun trainers en specialisten. Het is van belang dat de informatie met betrekking tot voeding door hen overgebracht wordt op de sporters. Uit dit onderzoek kwam ook naar voren dat de sporters het liefst voedingsadvies krijgen van hun kracht-‐ en conditie specialisten, trainers en ouders. Echter, de hulp van geregistreerde (sport)diëtisten is van belang aangezien een specifiek voedingsadvies geven buiten het bereik ligt van de kracht-‐ en conditie specialisten en trainers. (21) Hornstrom et al. (2011) lieten eveneens een vragenlijst afnemen, ditmaal onder 185 softbalspeelsters. De vragen werden onderverdeeld in verschillende onderwerpen: 20 basisvragen over sportvoeding, 7 vragen over de kwaliteit van verschillende voedingskeuzes, 5 over de huidige voedingsgewoonten ten opzichte van de voedingspiramide, 20 over de houding van de sporters tegenover voeding en 6 vragen over de intentie om goede voeding tot zich te nemen voor prestatieverbetering. Hieruit kwam naar voren dat hoe slechter de kennis was over voeding, hoe slechter de voedingsgewoonten waren. Wanneer de kennis over voeding groter was, zaten de sporters dichterbij de aanbevolen dagelijkse hoeveelheden volgens de voedingspiramide. De sporters staan sneller open voor een prestatie verbeterend dieet wanneer ze over meer voedingskennis beschikken. De sporters krijgen informatie over voeding het liefst overgebracht door artsen, gevolgd door trainers, een les over voeding en gezondheid en een diëtist. (22) 10
3.2 HUIDIGE INNAME VAN SPORTERS Ruiz et al. (2005) onderzochten de voedingsgewoonten van 81 voetballers in de leeftijd van 14 t/m 20,9 jaar, om die vervolgens te evalueren. De voetballers moesten hun voeding in een driedaags eetdagboekje bijhouden en een vragenlijst invullen. Uit de dagboekjes kwam naar voren dat de jongste spelers significant minder calorieën tot zich namen in vergelijking met de richtlijn dan de oudere voetballers. De koolhydraatinname was lager dan de aanbeveling. Er werden geen significante verschillen gevonden in eiwit-‐ of totale vetinname. Bij elke speler was de vezelinname te laag. Over het algemeen blijkt uit de resultaten dat de voedingsinname niet optimaal is, en meer bij de oudere dan de jongere spelers. Op basis van deze resultaten wordt een voedingsvoorlichting aanbevolen voor voetbalspelers op jonge leeftijd, die moet worden voortgezet tijdens de adolescentie. Deze voorlichting is niet alleen bedoeld voor prestatieverbetering, maar ook bedoeld om op lange termijn meer gezonde voedingsgewoonten te bevorderen. (8) Reeves et al. (2003) vergeleken de voedingsinname en antropometrische gegevens van 27 football spelers spelend bij het nationale team Gaelic met 21 voetbalspelers en 20 controlepersonen tussen de 20 en 25 jaar oud. De controlegroep bestond uit personen die weinig sporten. Alle deelnemers moesten een zevendaags eetdagboekje invullen. Uit deze gegevens kwam naar voren dat alle groepen ongeveer een even hoge energie inname hadden, de controlegroep het hoogst. De voetbalspelers consumeerden de meeste koolhydraten in vergelijking met hun totale energie inname. De football spelers hadden de hoogste vet inname vergeleken met de andere twee groepen. Er werden geen significante verschillen gevonden in de inname van micronutriënten, die boven de richtlijn uitkwamen. Uit de vergelijkingen kan geconcludeerd worden dat de Gaelic football spelers een lage energie en koolhydraten inname hebben in vergelijking met de richtlijn voor atleten. (10) Maughan (1997) vergeleek twee clubs van in totaal 51 spelers uit de Premier League met elkaar tijdens de competitie. De spelers waren tussen de 23 en 26 jaar oud. Alle deelnemers ontvingen een zevendaags eetdagboekje inclusief een weegschaal om hun voeding te wegen. De spelers moesten ook een verslag bijhouden van hun trainingen en wedstrijden gedurende de onderzoekweek. In de ochtend voor de training werden alle deelnemers gemeten en gewogen. De gemiddelde energie inname van de spelers was niet hoog in vergelijking met de atleten in duursporten. Het aandeel van de macronutriënten bij de totale energie inname was vergelijkbaar met de inname van de algemene bevolking. (11) Noda et al. (2009) verzamelden gegevens over de voedingsinname van 31 voetballers van 19 jaar oud in vergelijking met 15 controlepersonen van 19 jaar oud. Voor het verkrijgen van de gegevens werd gebruik gemaakt van de voedsel frequentie vragenlijst. Hieruit kwam naar voren dat de gemiddelde koolhydraat-‐ en eiwitinname van de voetballers onder de aanbevolen hoeveelheden zit. Ook de gemiddelde inname van calcium, magnesium, vitamine A, B1, B2 en C waren te laag. Tevens werd gekeken naar de productkeuze. Hieruit kwam naar voren dat de gemiddelde inname van (groene) groenten en fruit, melk-‐ en zuivelproducten en eieren ook te laag waren. Er werd aangegeven dat een voldoende koolhydraatinname van belang is, omdat na voetbalwedstrijden een depletie van glycogeen wordt opgemerkt. Ook worden de loopprestaties van de voetballers verbeterd wanneer zij koolhydraatrijke voeding tot zich nemen. (12) 11
Imamura et al. (2013) deden onderzoek naar de voedingsinname van 34 rugby spelers van gemiddeld 19,5 jaar oud. Door middel van een voedsel frequentie vragenlijst werd de voedingsinname vergeleken met de aanbevelingen. Hieruit kwam naar voren dat de gemiddelde koolhydraat-‐ en eiwitinname onder de aanbeveling lag. Ook de gemiddelde inname van calcium, magnesium, vitamine A, B1, B2 en C waren lager dan de aanbevelingen. De conclusie die uit dit onderzoek kon worden getrokken, was dat als sporters meer koolhydraten en eiwitten consumeren, hun prestatie en vetvrije massa toenemen. Om de inname van vitamines en mineralen te verhogen, moeten de rugby spelers meer (groene) groenten, fruit, melk-‐ en zuivelproducten tot zich nemen. (14)
3.3 DE VOEDINGSRICHTLIJNEN VOOR JEUGDSPORTERS Energiebehoefte Het is belangrijk dat jonge sporters de juiste hoeveelheid energie binnenkrijgen in vergelijking met hun energieverbruik. Het klinkt eenvoudig, maar het is voor jonge sporters vaak moeilijk om genoeg brandstof binnen te krijgen voor hun normale training en ook nog voor hun groeispurt en de gewenste toename van spiermassa en kracht (geldt vooral voor jonge mannen). Ook onderdrukt een intensieve training vaak de eetlust en/of het hongerpatroon verandert zodat sporters geen hongergevoel ervaren. Sommige sporters willen niet binnen een bepaalde tijd na het eten sporten omdat ze anders last hebben van een vol gevoel en/of gastro-‐intestinale klachten. Ook kunnen reis-‐ en trainingsschema’s ervoor zorgen dat het lastig is om te eten of is het andere voeding dan de sporter gewend is. Dit betekent dat de maaltijden met zorg ingepland moeten worden. Er wordt geadviseerd dat de sporters 4-‐6 maaltijden per dag eten. Het gebruik van producten met een hoge voedingsstoffendichtheid en bepaalde supplementen/repen met een hoge energiedichtheid zorgen ervoor dat sporters op een makkelijke manier hun energie binnen krijgen. Een te lage energie inname kan resulteren in verlies van spiermassa, menstruele stoornissen, verlies van botdichtheid, verhoogd risico op vermoeidheid, blessure of ziekte. (1,3,4,5,6,23) De totale energiebehoefte voor sportende kinderen wordt berekend door de energie die het kind nodig heeft voor het sporten, op te tellen bij de basisenergiebehoefte. De basisenergiebehoefte kan vastgesteld worden door de methode van de Gezondheidsraad. De Gezondheidsraad maakt gebruik van de Schofield-‐formules, die hieronder worden weergegeven: Tabel 4: Berekening van de basaalstofwisseling in MJ/d (Gezondheidsraad, 2001) Categorie Basaalstofwisseling = a + b x lichaamsgewicht a b Jongens 0 t/m 2 jaar -‐ 0,13 0,2490 3 t/m 9 jaar + 2,11 0,0950 10 t/m 17 jaar + 2,75 0,0740 Meisjes 0 t/m 2 jaar -‐ 0,13 0,2440 3 t/m 9 jaar + 2,03 0,0850 10 t/m 17 jaar + 2,90 0,0560 De PAL-‐waarde (Physical Activity Level) wordt gebruikt om aan te geven hoeveel de energiebehoefte het energieverbruik in rust overschrijdt. Dit wordt berekend door de basaalstofwisseling te 12
vermenigvuldigen met de PAL-‐waarde. Hierdoor kan per 24 uur de energiebehoefte berekend worden. Bij een zeer inactieve leefstijl is de PAL-‐waarde 1,2 en hoe actiever de leefstijl, hoe hoger de PAL-‐waarde wordt. De tabel hieronder laat een beschrijving zien. (24) Tabel 5: Lichamelijke activiteit uitgedrukt als PAL-‐waarde (Gezondheidsraad, 2001) Omschrijving PAL-‐waarde Mensen die de hele dag zitten en/of liggen 1,2 Zittend werk zonder onderbreking met weinig of 1,4-‐1,5 geen beweging in vrije tijd Zittend werk afgewisseld met rondlopen met 1,6-‐1,7 weinig of geen beweging in vrije tijd Staand werk 1,8-‐1,9 Veel inspanning in werk en vrije tijd 2,0-‐2,4 Hoogst gerapporteerde PAL-‐waarde (extreme +5,0 fysieke belasting) Een andere methode om de energiebehoefte te berekenen is door middel van de REE (Resting Energy Expenditure) en de PAL (Physical Activity Level). Om de REE te berekenen voor jongens van 10-‐18 jaar is er de volgende formule (25): (17.686 x weight in kg) + 658.2 De uitkomst vermenigvuldigd met een PAL-‐waarde geeft de energiebehoefte. Koolhydraten Koolhydraten zijn de belangrijkste energiebron voor het lichaam. Uit koolhydraten kan het gemakkelijkst energie worden vrijgemaakt aangezien het snel door het lichaam wordt opgenomen. Koolhydraten hebben effect op de sportprestaties, waardoor aan sporters geadviseerd wordt om voor de inspanning koolhydraatrijke producten te nemen. Het onderzoek van Alghannam et al. (2011) onder 26 jarige football spelers toont aan dat wanneer een koolhydraatrijke drank gecombineerd met eiwitten 15 minuten voor de inspanning ingenomen wordt, het punt van vermoeidheid later komt. Uit het onderzoek van Imammura et al. (2013) komt ook naar voren dat wanneer rugby spelers van 19,5 jaar oud meer koolhydraten en eiwitten consumeren dit de kans op prestatieverbetering verhoogt. De studie van Marjerrison et al. (2007) toont aan dat de inname van een koolhydraatrijke drank bij jeugdsporters tussen de 8 en 12 jaar oud voor inspanning zorgt voor een hogere glucose waarde in het bloed. Tevens wordt er ook geconcludeerd dat dit geen effect heeft op de prestatie bij een intervaltraining. (2,3,14,26,28) Koolhydraten zijn belangrijk om het bloedglucose niveau gelijk te houden tijdens het sporten en om het spierglycogeen aan te vullen. Ook na het sporten zijn koolhydraten van belang. Spiercellen nemen koolhydraten makkelijker op vlak na de inspanning, waardoor er voor een snelle koolhydraataanvulling gezorgd moet worden. De glycogeenvoorraad moet worden aangevuld zodat er weer voldoende energie is voor een volgende training of wedstrijd. Uit het onderzoek van Gunnarsson et al. (2011) onder 24 jarige voetballers wordt geconcludeerd dat de herstelfase van glycogeen 48 uur na een voetbalwedstrijd niet wordt versneld door middel van een koolhydraat-‐ en eiwitrijk dieet. Wel komt uit de review van Howatson (2008) naar voren dat een inname van koolhydraten gecombineerd met eiwitten bescherming kan verlenen bij spierschade. Dit is niet het geval bij een inname van alleen koolhydraten na een inspanning. (2,3,15,27) 13
De aanbeveling koolhydraten voor jeugdsporters ligt tussen de 50 en 65 en%. De koolhydraatinname kan hoger worden naarmate het kind ouder wordt. Het is belangrijk dat de koolhydraatinname voornamelijk bestaat uit meervoudige koolhydraten. Zo wordt door de American Dietetic Association (1996) en Ortega (1992) aanbevolen dat de inname uit 40 tot 45 en% meervoudige koolhydraten moeten bestaan. (24) Vetten De vetinname is door de Gezondheidsraad vastgesteld tussen 20 en 35 en%. Voor verzadigd vet is de aanvaardbare bovengrens vastgesteld op 10 en% en voor transvetzuren op 1 en%. De (sport)diëtist kan de keuze maken in de hoogte van de vetinname, afgeleid van de koolhydraatinname. Het is verstandig om voor de sporter meer richting de 20-‐25 en% vet te gaan dan 35 en%. Dit wordt ook geadviseerd in een review van het American College of Sports Medicine (2000). (3) Dat komt omdat er een extra behoefte is aan koolhydraten, waardoor het relatieve aandeel vetten lager wordt. Vet is belangrijk omdat het energie biedt, vetoplosbare vitamines en essentiële vetzuren. (2,21,24) Jeugdsporters moeten beseffen dat een vetrijk-‐dieet de prestatie en het herstel niet bevordert en dat het vaak gepaard gaat met een koolhydraatarm-‐dieet. Vergeleken met volwassenen hebben kinderen de voorkeur om vet als brandstof te gebruiken. Dat blijkt uit de hoge niveaus van vrije glycerol en verhoogde vetzuuropname tijdens lichamelijke activiteit. Toch is het niet nodig om de vetinname te verhogen. (1) Eiwitten Kinderen en adolescenten hebben meer eiwitten per kg/lichaamsgewicht nodig dan volwassenen aangezien zij nog in de groei zijn. (1) De aanbeveling voor sportende kinderen tot de puberteit is een eiwitinname van 1,2 tot 2 gram eiwit per kg/lg. Vanaf de puberteit is de aanbeveling voor eiwitinname 1,2 tot 1,5 gram eiwit per kg/lg. Voor kinderen van 4 jaar en ouder heeft de Gezondheidsraad de maximale eiwitinname vastgesteld op 25 en%. (24) Burke et al. (2010) adviseert voor kinderen van 9-‐13 jaar 95.2 g/dag en voor kinderen van 14-‐16 jaar 121.1 g/dag eiwit. (1) Kreider et al. (2010) geeft een aanbeveling van 1,5-‐2,0 g/kg/lg eiwitten en het American College of Sports Medicine (2000) 1,2-‐1,7 g/kg/lg eiwitten. (3,23) Wanneer een sporter te weinig eiwitten binnen krijgt, ontstaat een negatieve stikstofbalans, waardoor eiwit wordt afgebroken en een langzamer herstel optreedt. Dit kan uiteindelijk leiden tot spieratrofie en niet meer kunnen trainen. Daarom is het belangrijk om na het sporten eiwitten te gebruiken om het spierweefsel op te bouwen en te herstellen. Ook is het van belang dat het eiwit van hoge kwaliteit is. Rond trainingen is het belangrijk om op de juiste tijden eiwitten te eten. Hierdoor kan een sneller herstel plaatsvinden en is een grotere winst in de vetvrije massa te behalen. Eiwitten innemen met koolhydraten zorgt voor een betere opname van de eiwitten. (3,23,29) Vocht Bij een goede hydratatie is het inspanningsvermogen van de jeugdsporter optimaal. Tijdens inspanning kan groot vochtverlies optreden door transpireren. Maar de temperatuur, de luchtvochtigheid, de luchtstroming, het lichaamsgewicht, het vetpercentage, de inspanningsintensiteit en de kleding kunnen ook het vochtverlies beïnvloeden. De prestaties van de jeugdsporter worden sterk verminderd bij uitdroging. Het kan zelfs levensbedreigend worden wanneer de lichaamstemperatuur sterk wordt verhoogd. Kinderen produceren minder zweet, 14
aangezien de zweetfunctie minder effectief is dan bij volwassenen. De lichaamswarmte kan niet snel worden afgevoerd. Het is van belang dat jeugdsporters voor, tijdens en na het sporten voldoende drinken. Het voedingscentrum adviseert 1800 ml vocht voor jongens van 13-‐16 jaar en voor 16-‐19 jarige geldt 2000 ml als algemene dagelijkse hoeveelheid. (3,4,6,30) Vanwege het ontstaan van cariës bij het regelmatig consumeren van sport-‐ en frisdranken is het verstandiger om water te drinken. Zoals eerder is vermeld in het hoofdstuk koolhydraten is er uit het onderzoek van Alghannam et al. (2011) gebleken dat bij 26 jarige football spelers het punt van vermoeidheid later komt wanneer er een sportdrank wordt gedronken die bestaat uit koolhydraten gecombineerd met eiwitten. Dit geldt ook voor een sportdrank die bestaat uit alleen koolhydraten. Daarom lijkt het bij een langdurige inspanning van meer dan 60 minuten verstandiger om een sportdrank te drinken. Er kan ook gekozen worden voor Roosvicee of thee met suiker. De studie van Marjerrison et al. (2007) die is benoemd in het hoofdstuk koolhydraten, toont aan dat een koolhydraatrijk drankje bij jeugdsporters zorgt voor een hogere glucose waarde in het bloed, maar dat het geen effect heeft op de prestatie bij een intervaltraining. Bij een korte inspanningsduur is water een prima dorstlesser voor jeugdsporters. Er kunnen situaties optreden met warme temperaturen waar jeugdsporters veel transpireren en tegelijkertijd veel water drinken zonder het natriumtekort te compenseren. Het gevolg kan watervergiftiging zijn. Er is dan een verstoring in de mineralenbalans in het bloed, een tekort aan natrium. In deze omstandigheden is het verstandig om wat zout aan de drank toe te voegen. In de meeste sportdranken zit meestal al standaard zout toegevoegd. (2,24,26,28) Voor het sporten is het belangrijk dat er voldoende vocht is gedronken. Namelijk 400 tot 600 ml vocht 2 á 3 uur voor het sporten. Het vochtverlies tijdens inspanning kan gemeten worden door vlak voor en meteen na de inspanning het lichaamsgewicht te meten. Eén kilo lichaamsgewicht staat ongeveer gelijk aan één liter vochtverlies. Wanneer je de hoeveelheid vocht die tijdens de inspanning is gedronken optelt bij het gewichtsverlies, weet je het totale vochtverlies tijdens inspanning. Door deze methode een aantal keer te herhalen tijdens de trainingen, wordt er een beeld gecreëerd van het vochtverlies van het kind. Wanneer vanwege praktische redenen wegen niet haalbaar is, biedt de aanbeveling van Hebestreit & Bar-‐Or (2008) uitkomst. Hier wordt aanbevolen om elke 15 tot 20 minuten 250 ml vocht te drinken. In een review van American College of Sports Medicine (2000) wordt 150 tot 350 ml vocht iedere 15 tot 20 minuten aanbevolen. Bij een sportactiviteit van minder dan 60 minuten, is het drinken van water voldoende. Bij een inspanning van meer dan 60 minuten, wordt het drinken van een sportdrank aanbevolen. Een koolhydraatrijk tussendoortje kan ook een goede aanvulling zijn. (3,24) Vitaminen en mineralen Voor kinderen is het niet bekend of een extra opname van vitamines en mineralen de sportprestatie verbetert. Wel moet worden gelet op dat de jeugdsporters de basisbehoefte binnen krijgen. Er zal geen tekort optreden wanneer gezonde, gevarieerde en nutriëntrijke voeding met een voldoende hoge energie inname wordt gebruikt, want dit bevat voldoende vitamines en mineralen. Bij sportende kinderen wordt vaak gekeken naar de calcium-‐, vitamine D-‐ en ijzerinname. Voldoende calcium tijdens de groei en ontwikkelingsfase van een kind zorgt voor optimale botlengte en – dichtheid. Dit geldt ook voor vitamine D. Verder heeft vitamine D verschillende taken in het lichaam. Uit onderzoek komt naar voren dat er een samenhang is tussen voldoende vitamine D en een optimale spierwerking. Vitamine D verhoogt de kans op behoud van een goede gezondheid tijdens 15
het sporten, waardoor het risico op botbreuken wordt verminderd en het immuunsysteem en de ontstekingsreacties onder controle blijven. Er moet worden gelet op kinderen met een donkere huidskleur, omdat een donkere huid minder vitamine D uit zonlicht produceert dan een lichte huid. Een tekort aan ijzer kan leiden tot een verminderd zuurstoftransport. Mindere beschikbaarheid van zuurstof kan er voor zorgen dat de sportprestatie negatief wordt beïnvloed. (3,17,18,24) Supplementen Voor jeugdsporters wordt uitgegaan van een volwaardige basisvoeding gericht op sporters. De International Association of Athletics Federations (IAAF) adviseert om zonder klinische indicatie en begeleiding jongeren geen supplementen te laten gebruiken. De IAAF geeft toe dat supplementen een mogelijke meerwaarde hebben, maar waarschuwt voor verkeerd gebruik ervan. Wanneer sporters een laag energetisch dieet volgen, een vegetarische voeding gebruiken of een ijzerdepletie hebben, kan geadviseerd worden om onder begeleiding multivitaminen/mineralen preparaten ter aanvulling te gebruiken. Het is mogelijk dat in supplementen doping geduide stoffen zitten. Daarom is in 2003 het Nederlands Zekerheidssysteem Voedingssupplementen Topsport (NZVT) opgezet. Het is daardoor voor (top)sporters veiliger geworden om voedingssupplementen te gebruiken. Wanneer een voedingssupplementen op de NZVT lijst staat, kan de (sport)diëtist dat voedingssupplement adviseren aan de (top)sporter. Het onderzoek van Bloomer (2007) en het onderzoek van Howatson et al. (2008) tonen aan dat sommige voedingssupplementen spierpijn kunnen verminderen, maar dat er verder te weinig studies zijn uitgevoerd op het gebied van voedingssupplementen en het voorkomen van spierschade. Uit beide onderzoeken komt naar voren dat de antioxidanten C en E bij langer gebruik de symptomen kunnen verminderen. Uit het onderzoek van Bloomer (2007) komt naar voren dat bij spierschade als gevolg van zware krachttraining de voedingssupplementen vitamine C en E, flavonoïden en L-‐carnitine mogelijk een rol kunnen spelen bij het verzwakken van de symptomen. Ze kunnen de spierschade niet geheel elimineren, alleen verminderen. Er is weinig onderzoek naar gedaan, waardoor de dosering niet duidelijk is. Evenals, of de inname alleen of in combinatie moet zijn, wat de optimale duur van inname is voor de inspanning en of jeugd hierbij ook betrokken wordt. (15,16,24) Tijdstip van inname voedingsstoffen Voor de juiste prestaties is het belangrijk dat een sporter op bepaalde tijdstippen voedingstoffen binnen krijgt, zodat hij nog beter kan presteren. Het is van belang om een regelmatig eetpatroon te hebben, zodat er meer energie en voedingsstoffen opgenomen kunnen worden. Dit garandeert de sporter ervan dat er altijd voldoende energie aanwezig is. Ook verlaagt het de kans op een energie tekort, wat voor een verlies van de vetvrije massa zorgt en de toename van vetmassa stimuleert. Om genoeg energie voor het lichaam vrij te geven moet er 1-‐4 uur voor de inspanning een laatste maaltijd genuttigd worden. Hargreaves et al. (2003) tonen in een review aan dat een koolhydraatinname 3-‐4 uur voor de inspanning het glycogeen in de lever en de spieren verhoogt, waardoor het uithoudingsvermogen tijdens de oefening wordt verbeterd. Koolhydraten zijn de belangrijkste brandstof tijdens lichamelijke activiteiten. De glycogeen voorraad in de spieren kan een paar dagen voor de inspanning worden vergroot, waardoor de sportprestaties kunnen verbeteren in duursporten van 90 minuten of meer. Een regelmatige inname van koolhydraten kan getraind worden, waardoor het lichaam er aan kan wennen. Tijdens de inspanning moet de sporter dan elke 15-‐30 minuten koolhydraten innemen. (5,6,13,31,32) 16
3.4 DE EETGEWOONTEN VAN JEUGDVOETBALLERS De voedingsinname van de voetballers kon worden ingezien doordat zij het twee tot drie daags eetdagboekje bijhielden in Dieetinzicht. Per team zijn in tabel 6 t/m 9 de eetgewoonten bijgehouden van de voetballers om een overzicht te krijgen van de voedingskeuze. Tabel 6: Eetgewoonten van het A en B team van Ajax
Ontbijt Voedingskeuze Bruin/volkoren brood Halvarine Belegen kaas Havermout/brinta Fruit
Lunch Volkoren pasta Groenten Vlees/vis Salade bij maaltijd Bruin brood
Avondeten Volkoren pasta, zilvervliesrijst, aardappelen Groenten Vlees/vis Salade bij maaltijd
Tussendoor Fruit Yoghurt (met fruit) Noten
Dranken Water Thee Limonade
Tijdens een training of wedstrijd drinken de voetballers extra water of een isotone drank. Voor inspanning wordt regelmatig een banaan gegeten en na de inspanning een vruchtenyoghurt, notenreep en/of een bidon water. ’s Avonds is meestal de training, waardoor de maaltijd na de inspanning wordt geconsumeerd als herstel. Wanneer een krachttraining plaats vindt nemen de spelers een eiwitshake, die verkrijgbaar zijn in de kantine. Tabel 7: Eetgewoonten van het C en D team van Ajax
Ontbijt Lunch Voedingskeuze Bruin/volkoren Bruin/volkoren brood brood Halvarine Belegen kaas Havermout/brinta Fruit
Avondeten Volkoren pasta, zilvervliesrijst, aardappelen Groenten Vlees/vis Salade bij maaltijd
Tussendoor Bruin/volkoren brood Minimaal 2x fruit Rauwkost
Dranken Water Halfvolle melk Limonade Frisdrank
De voetballers kiezen als tussendoortje sneller voor een suiker-‐ en vetrijk tussendoortje dan bij het A en B team. Ook wordt meer voor een suikerrijk drankje gekozen, voornamelijk bij het D-‐team. Tabel 8: Eetgewoonten van het A en B team van ADO’20
Ontbijt Voedingskeuze Geen ontbijt Biscuitje, fruit of schoolkoek Kwark, wit bolletje of bruin brood
Lunch Bruin/volkoren brood Croissantje Wit bolletje Becel Hartig (kaas, kipfilet,
Avondeten Lasagne Pizza Broodje hamburger Pasta met roomsaus Aardappel,
17
Tussendoor Bruin/volkoren brood Snoep Chips Schoolkoek
Dranken Halfvolle melk Koffie Thee Frisdrank Vruchtendrank Bier, wijn
grillworst) Zoet (pindakaas, hagelslag)
vlees en wat groente
Er is weinig variatie in het eetpatroon van de voetballers. Er wordt geen tot weinig vis geconsumeerd. Hetzelfde geldt voor de hoeveelheid groente, er wordt regelmatig maar één opscheplepel opgeschept. Tussendoor wordt geen tot weinig fruit gegeten, een enkeling een handje noten. Er is een uitzonderlijke voetballer die meerdere keren per dag kwark met eiwitpoeder eet. De spelers consumeren tijdens de lunch en avondmaaltijd saus bij het eten, zoals mayonaise of honing mosterd saus. Ook wordt gekozen voor suikerrijke dranken, in plaats van water. Tabel 9: Eetgewoonten van het C en D team van Excelsior Ontbijt Lunch Avondeten Tussendoor Dranken Voedingskeuze Volkoren of wit Bruin of wit Pasta of rijst Komkommer Limonade brood brood met vlees Cherry Frisdrank Geen halvarine Geen (één tomaatjes Vruchtendrank Hartig (kaas of halvarine opscheplepel) Snoepjes Halfvolle melk kipfilet) Hartig groenten Koeken Zoet (hagelslag, beleg Chocolade chocolade Zoet beleg Chips pasta) Cornflakes De voetballers eten geen tot weinig vis. Ook wordt niet dagelijks fruit gegeten. Een enkeling haalt de aanbeveling van twee stuks fruit per dag. De aanbeveling voor groenten wordt ook niet gehaald. Verder wordt door de spelers meer voor suikerrijke dranken gekozen dan water.
3.5 DE VERGELIJKING VAN VOEDINGSINNAME VAN DE JEUGDVOETBALLERS MET DE RICHTLIJN De richtlijn voor jeugdsporters De richtlijn voor jeugdsporters is in Nederland vastgelegd in de Voedingsrichtlijn Jeugdsport. De richtlijn bevat aanbevelingen op het gebied van voedingsadvisering voor het begeleiden van jonge sporters. Ook wordt gekeken naar de richtlijnen voor kinderen van het Voedingscentrum en het Vitamine Informatie Bureau, omdat een aantal voedingswaarden voor sportende kinderen gelijk liggen aan een niet sportend kind. In bijlage 2 en 3, tabel 11 en 12, staan de aanbevelingen in combinatie met bovenstaande bronnen die worden vergeleken met de voedingsinname van de voetballers. (30,33) Deelnemers In totaal zijn er 92 voetballers tussen de 12 en 18 jaar oud opgenomen in de studie. De deelnemers spelen in de jeugd selectie teams bij de voetbalclubs Ajax, ADO’20 en Excelsior. Bij de voetbalclub Ajax zijn 43 eetdagboekjes vrijgegeven van een A-‐, B-‐, C-‐ en D-‐team door de voedingsdeskundige die de voetballers begeleidt. De dagboekjes bestaan uit twee volledig ingevulde dagen. Bij ADO’20 hebben een A en B team 21 eetdagboekjes ingevuld met drie dagen. 28 spelers uit een C en D team 18
van Excelsior hebben ook drie dagen bijgehouden in de eetdagboekjes. Bij ADO’20 en Excelsior is geen voedingsdeskundige aanwezig. De energie inname De energie behoefte is per team berekend via de Schofield formule. Van ieder team is het gemiddelde lichaamsgewicht gebruikt en ieder team kreeg een eigen PAL-‐waarde toegeschreven. Op een trainings-‐ en wedstrijddag lag de PAL-‐waarde voor het A en B team van Ajax op 2 en de PAL-‐ waarde voor het A en B team van ADO’20 op 1,5. Het C en D team van Ajax had een PAL-‐waarde van 1,9 en bij Excelsior lag het op 1,8 op eens trainings-‐ en wedstrijddag. De trainingsintensiteit van Ajax was het hoogst, namelijk 8 uur per week, gevolgd door Excelsior die 6 uur per week traint en ADO’20 traint 3 uur per week. Bij ieder team komt een significant verschil naar voren tussen de energie behoefte en de gemiddelde energie inname, behalve bij het A team van ADO’20. De energie behoefte voor het A team van ADO’20 ligt op 2922 kcal en zij krijgen gemiddeld 2576 kcal binnen. Het A team van Ajax krijgt significant te weinig energie binnen, namelijk 2341 kcal. Terwijl de behoefte 3967 kcal is. Ook de B teams van Ajax en ADO’20 krijgen significant minder kcal binnen dan de behoefte. Voor Ajax geldt een behoefte van 3704 kcal en de inname is 2609 kcal. Bij ADO’20 zouden ze 2669 kcal binnen moeten krijgen, maar de werkelijke hoeveelheid is 2032 kcal. De energie behoefte voor de spelers van de C van Ajax is 3299 kcal per dag, terwijl ze 2311 kcal binnen krijgen. Ook het C team neemt met 3042 kcal te weinig binnen voor een behoefte van 1912 kcal per dag. Tot slot moet het D team van Ajax 2812kcal binnen krijgen, maar het gemiddelde ligt op 2344 kcal. Het D team van Excelsior krijgt 1663 kcal binnen, maar heeft een behoefte van 2634 kcal. (Zie grafiek 1)
Grafiek 1 Gemiddelde energie inname in kcal per team
De koolhydraat inname Er wordt in de sportwereld gewerkt met gram per kilogram lichaamsgewicht. Dit komt ook uit de studies naar voren. De Voedingsrichtlijn Jeugdsport werkt met energie procenten. Daarom wordt in dit onderzoek ook gekeken naar de koolhydraat inname in energie procenten. De aanbeveling van koolhydraten ligt tussen de 50 en 65 en% (Zie grafiek 2). Het A team van ADO’20 en het B team van Ajax vallen beide onder de ondergrens van 50en% koolhydraten. Voor allebei is het geen significant verschil. De overige teams vallen alle zes tussen de aanbeveling van 50 en 65 en%.
19
Grafiek 2 Gemiddelde koolhydraat inname in en% per team
De vet inname De gemiddelde behoefte van vet is door de Gezondheidsraad vastgesteld tussen de 20 en 35 en%. Er wordt door de richtlijn Jeugdsport en studies aanbevolen om tussen de 20 en 25 en% te zitten (Zie grafiek 3). Zeven voetbalteams zitten met hun vetinname boven de maximale aanbevolen hoeveelheid 25 en%. Vier teams hiervan zijn significant. Het B team van Ajax krijgt 31,1 en% vet binnen. En het D team van Ajax krijgt ook te veel vet binnen, namelijk 28,2 en%. Beide teams van ADO’20 hebben ook een te hoge inname van vet. Het A team krijgt 30 en% en het B team krijgt 30,3 en% vet binnen.
Grafiek 3 Gemiddelde vet inname in en% per team
De aanvaardbare bovengrens voor verzadigd vet is vastgesteld op 10 en%. Het A team van Ajax valt significant onder de bovengrens met 8,5 en% verzadigd vet. De overige drie teams van Ajax, het B team van ADO’20 en het C team van Excelsior vallen iets boven de bovengrens, maar er wordt geen significantie gemeten. Tot slot ligt het D team van Excelsior onder de 10 en%, namelijk met 8,4 en%. (Zie grafiek 4) 20
Grafiek 4 Gemiddelde verzadigde vet inname in en% per team
De eiwit inname De aanbeveling voor de eiwit inname is vanaf de puberteit 1,2 tot 1,5 gram eiwit per kilogram lichaamsgewicht. In grafiek 5 wordt gekeken of de voetballers boven de ondergrens van 1,2 g/kg/lg vallen. De eiwit behoefte is per voetballer berekend en het gemiddelde van het team wordt meegenomen in de resultaten. Alle voetbalteams komen niet onder de ondergrens van 1,2 g/kg/lg. Er zijn drie teams die meer eiwit binnenkrijgen dan de aanbevolen hoeveelheid 1,5 g/kg/lg. De B, C en D teams van Ajax krijgen significant meer eiwit binnen. Bij het C team krijgen ze 1,7 g/kg/lg eiwit binnen en B en D hebben beide een inname van 1,9 g/kg/lg eiwit.
Grafiek 5 Gemiddelde eiwit inname in g/kg/lg per team
De vezel inname De aanbeveling voor vezels ligt voor kinderen in de leeftijdscategorie tot 14 jaar op een hoeveelheid van 30 gram. Vanaf 14 jaar en ouder wordt er 40 gram vezels geadviseerd. Uit de studie komt naar voren dat alleen het D team van Ajax voldoende vezels binnen krijgt, namelijk 31,2 gram. De overige teams van Ajax krijgen minder dan 40 gram binnen. Binnen het A team krijgen de spelers gemiddeld 27,8 gram vezels binnen. Ook krijgen de B spelers te weinig binnen met 27,7 gram gevolgd door de C met 23,3 gram. De spelers van ADO’20 krijgen een nog lagere hoeveelheid binnen met 23,9 gram voor de A en 19,4 gram vezels voor de B. Tot slot Excelsior waarbij het C team 16,9 gram en het D team 15,1 gram binnen krijgt. (Zie grafiek 6)
21
Grafiek 6 Gemiddelde vezel inname in g per team
De vocht inname In de inleiding van de studie wordt uitgelegd waarom voldoende vocht belangrijk is voor een sportend kind. Wanneer een kind sport moet extra gelet worden op genoeg vochtinname. De aanbevolen dagelijkse hoeveelheid vocht die een voetballer binnen moet krijgen is 1800 ml voor kinderen tussen 12 en 15 jaar en vanaf 16 jaar 2000 ml. Beide D teams nemen significant te weinig vocht tot zich. (Zie grafiek 7) Ajax krijgt gemiddeld 1331 ml vocht binnen en Excelsior gemiddeld 1218 ml. Ook het B team van ADO’20 drinkt gemiddeld te weinig vocht, namelijk 1588 ml. De overige teams liggen tegen de aanbevolen hoeveelheden aan.
Grafiek 7 Gemiddelde vocht inname in ml per team
De vitamine inname Vitamine A Kinderen tot 13 jaar zouden 600 mcg vitamine A op een dag moeten binnen krijgen. (30,33) Beide D teams krijgen minder vitamine A binnen dan de behoefte. (Zie grafiek 8) Bij Ajax is een significant verschil te zien bij de gemiddelde inname van 400,6 mcg. Excelsior krijgt 327,1 mcg binnen. Voor kinderen ouder dan 14 jaar geldt 900 mcg vitamine A per dag. Geen van de zes teams komt aan deze behoefte. Alle teams krijgen significant te weinig vitamine A binnen.
22
Grafiek 8 Gemiddelde vitamine A inname in mcg per team
Vitamine B1 De behoefte van vitamine B1 ligt voor kinderen tot 13 jaar op 0,8 mg per dag. (30,33) Beide D teams halen deze waarde. (Zie grafiek 9) Het D team van Ajax ligt significant boven de behoefte met 1 mg. Voor kinderen boven de 14 jaar geldt 1,1 mg vitamine B1 per dag. De inname van het B team van ADO’20 en het C team van Excelsior ligt onder de behoefte. Het B team van Ajax krijgt significant meer vitamine B1 binnen dan de aanbeveling.
Grafiek 9 Gemiddelde vitamine B1 inname in mg per team
Vitamine B2 Kinderen tot 13 jaar moeten dagelijks 1 mg vitamine B2 binnenkrijgen. (30,33) De D teams halen deze waarden. (Zie grafiek 10) Het team van Ajax krijgt significant meer vitamine B2 binnen dan wordt aanbevolen. Kinderen boven de 14 jaar krijgen een aanbeveling van 1,5 mg vitamine B2 per dag. Net als het D team van Ajax, krijgt ook het B team van Ajax significant meer vitamine B2 binnen dan de behoefte. Net als bij vitamine B1, krijgt het B team van ADO’20 en het C team van Excelsior weer minder binnen dan de aanbevolen hoeveelheid.
23
Grafiek 10 Gemiddelde vitamine B2 inname in mg per team
Vitamine B6 Voor vitamine B6 geldt dezelfde hoeveelheden als richtlijn. Voor kinderen van 14 jaar en ouder 1,5 mg vitamine B6 per dag. Voor kinderen tot 13 jaar dagelijks 1,1 mg vitamine B6. (30,33) Ajax krijgt over het algemeen meer vitamine B6 binnen dan wordt aanbevolen. Team A krijgt 2,4 mg binnen, team B krijgt 2,8 en team D krijgt 2,3 mg vitamine B6 binnen. Het B team van ADO’20 ligt met zijn inname lager dan de behoefte. (Zie grafiek 11)
Grafiek 11 Gemiddelde vitamine B6 inname in mg per team
Vitamine B12 Ook voor vitamine B12 geldt dat er een andere behoefte is voor kinderen tot 13 jaar, namelijk 2 mcg vitamine B12 per dag. (30,33) Beide teams liggen boven de aanbeveling. Het D team van Excelsior krijgt significant meer vitamine B12 binnen, hetzelfde geldt voor het D team van Ajax met 3,6 mcg. Kinderen ouder dan 14 jaar krijgen het advies om dagelijks 2,8 mcg vitamine B12 tot zich te nemen. Alle teams voldoen hier aan, op het B team van Excelsior na. Het A, B en C team van Ajax krijgen significant meer vitamine B12 binnen. Het A team met 4,7 mcg, het B team met 8,2 mcg en het C team met 5,5 mcg. (Zie grafiek 12)
24
Grafiek 12 Gemiddelde vitamine B12 inname in mg per team
Vitamine C De aanbeveling voor vitamine C voor kinderen tot 13 jaar ligt op 55 mg per dag. (30,33) De teams die onder deze leeftijd vallen komen beiden boven de behoefte uit. Ajax krijgt significant meer vitamine C binnen, net als Excelsior. De behoefte van vitamine C voor kinderen ouder dan 14 jaar is 70 mg. Het B team van ADO’20 ligt onder de aanbeveling. Het A team en B team van Ajax krijgen allebei significant meer vitamine C binnen dan het advies. (Zie grafiek 13)
Grafiek 13 Gemiddelde vitamine C inname in mg per team
Vitamine D De aanbevolen hoeveelheid ligt op 10 mcg vitamine D per dag. (30,33) Er moet gelet worden op kinderen met een donkere huidskleur, vanwege de aanmaak van vitamine D in de huid. Alle Ajax teams krijgen significant minder vitamine D binnen dan 10 mcg. (Zie grafiek 14) Het A en B team van ADO’20 krijgt ook significant minder vitamine D binnen dan de aanbeveling. Evenals de andere teams krijgt het C en D team van Excelsior significant te weinig vitamine D binnen.
25
Grafiek 14 Gemiddelde vitamine D inname in mcg per team
Vitamine E De aanbevolen hoeveelheid vitamine E voor kinderen tot 13 jaar is 8 mg per dag. (30,33) Het D team van Excelsior ligt onder deze hoeveelheid en het Ajax team ligt met het gemiddelde er boven. Kinderen ouder dan 14 jaar moeten dagelijks 10 mg vitamine E tot zich nemen. (30,33) De teams van Ajax en het A team van ADO’20 liggen met de gemiddelden hoger dan de aanbeveling. Het B team heeft een significant verschil. Het B team van ADO’20 en het C team van Excelsior krijgen minder vitamine E binnen dan het advies. (Zie grafiek 15)
Grafiek 15 Gemiddelde vitamine E inname in mg per team
Foliumzuur Voor het advies van foliumzuur wordt weer onderscheid gemaakt in leeftijden. Voor kinderen tot 13 jaar geldt 225 mcg foliumzuur per dag. Het D team van Ajax krijgt meer binnen en het D team van Excelsior krijgt significant minder foliumzuur binnen dan de aanbeveling. De aanbeveling voor kinderen ouder dan 14 jaar is dagelijks 300 mcg foliumzuur. (30,33) De zes teams halen allemaal niet de behoefte. De drie teams zonder voedingsdeskundige liggen significant lager. Ook het C team van Ajax neemt significant minder foliumzuur tot zich. (Zie grafiek 16)
26
Grafiek 16 Gemiddelde foliumzuur inname in mcg per team
De mineralen inname Natrium Natrium speelt een belangrijke rol bij de vochtbalans in het lichaam en bij het regelen van de bloeddruk. De maximale hoeveelheid die kinderen op een dag binnen mogen krijgen is 2400 mg. (30,33) De teams van Excelsior liggen beiden onder de bovengrens. (Zie grafiek 17) Het C team neemt significant minder natrium tot zich. De Ajax spelers krijgen allemaal significant te veel natrium binnen. Net als de spelers van ADO’20, daarbij is het gemiddelde 3126 mg en 3340 mg natrium.
Grafiek 17 Gemiddelde natrium inname in mg per team
Calcium Voor kinderen is voldoende calcium belangrijk voor hun groei-‐ en ontwikkelingsfase. De aanbeveling ligt op 1200 mg per dag. (30,33) Geen van de voetballers haalt dit advies. (Zie grafiek 18) Het A en D team van Ajax krijgt significant te weinig calcium binnen ten opzichte van de behoefte. Dit geldt ook voor de twee teams van ADO’20, de gemiddelde calcium inname ligt significant te laag. Tot slot de Excelsior teams. Met een inname van 819,9 mg calcium ligt het gemiddelde significant te laag voor het C team. Net als de gemiddelde inname van 559,5 mg calcium in het D team.
27
Grafiek 18 Gemiddelde calcium inname in mg per team
IJzer In de resultaten van het literatuur onderzoek is te lezen dat ijzer betrokken is bij de zuurstoftransport. Er moet daarom dagelijks voldoende ijzer worden genomen. De aanbeveling is 10 mg voor kinderen tot 13 jaar en 15 mg voor kinderen ouder dan 14 jaar. (30,33) De gemiddelde inname ijzer bij het D team van Ajax krijgt meer ijzer binnen dan het advies. En het D team van Excelsior neemt significant minder ijzer tot zich dan aanbevolen. De overige teams van Ajax halen niet de behoefte van de voetballers. Net als de twee teams van ADO’20. Het C team van Excelsior krijgt significant minder ijzer tot zich dan 15 mg. (Zie grafiek 19)
Grafiek 19 Gemiddelde ijzer inname in mg per team
Magnesium Magnesium is onder andere nodig bij de botopbouw en het functioneren van de spieren. De aanbeveling is 175 mg voor kinderen tot 13 jaar en 350 mg voor kinderen ouder dan 14 jaar. (30,33) De gemiddelde inname van magnesium van de teams van Ajax en het A team van ADO’20 liggen boven het advies. Het B team van Ajax krijgt met een gemiddelde inname van 451 mg significant meer binnen. Hetzelfde geldt voor het D team met een inname van 408,3 mg. Het B team van ADO’20 en het C team van Excelsior nemen significant minder magnesium tot zich. Het D team van Excelsior ligt met een gemiddelde inname van 242,2 mg magnesium hoger dan de behoefte. (Zie grafiek 20)
28
Grafiek 20 Gemiddelde magnesium inname in mg per team
3.6 HET EFFECT VAN EEN VOEDINGSDESKUNDIGE OP DE VOEDINGSINNAME VAN JEUGD VOETBALLERS In bijlage 4 en 5, tabel 13 en 14, wordt de voedingsinname van de jeugdvoetballers spelend bij Ajax vergeleken met de voedingsinname van de spelers van ADO’20 en Excelsior. De teams van Ajax worden begeleid door een voedingsdeskundige en hebben een hogere inname van macro-‐ en micronutriënten dan de voetbalteams zonder begeleiding. Dit heeft geen betrekking op de inname van de A teams. Zij liggen met de gemiddelde inname redelijk bij elkaar. Het grootste verschil qua nutriënten inname is tussen de B teams. De macronutriënten Het B en D team van Ajax krijgt significant meer energie binnen dan de teams zonder begeleiding. De gemiddelde eiwitinname van de A teams ligt bij elkaar in de buurt. Maar de B, C en D teams van Ajax krijgen significant meer eiwit binnen dan de teams van ADO’20 en Excelsior. Hetzelfde geldt voor de vezelinname. De B, C en D teams van Ajax hebben een significant hogere inname dan de andere leeftijdsgenootjes. Het B team van ADO’20 krijgt gemiddeld 1588,5 ml vocht binnen, dit is significant lager dan de inname van 2362,6 ml van het B team van Ajax. Alle teams liggen met de koolhydraat-‐ en (verzadigd) vetinname redelijk op één lijn. De micronutriënten: vitaminen De A teams van ADO’20 en Ajax krijgen beide te weinig vitamine A binnen. Maar er wordt gemeten dat Ajax significant minder vitamine A binnenkrijgt dan ADO’20. Het B team van Ajax krijgt 2,1 mg vitamine B2 binnen. Met een gemiddelde inname van 1,3 mg krijgt ADO’20 significant minder binnen. De B en D teams van Ajax krijgen beide significant meer vitamine B6 binnen dan de andere B en D teams. Het B team van Ajax heeft een gemiddelde inname van 10,1 mcg en het B team van ADO’20 krijgt 2,9 mcg binnen. Er zit een significant verschil tussen de hoeveelheden. De A, B en D teams van Ajax hebben een significant hogere inname van vitamine C. Alle teams krijgen significant te weinig vitamine D binnen. Wel krijgen alle teams van Ajax meer vitamine D binnen dan de teams zonder voedingsdeskundige. Dit geldt ook voor het gemiddelde van vitamine E onder het ADO’20 B team, met inname van 9,3 mg. Ook hierbij krijgt het B team van Ajax significant meer vitamine E
29
binnen met een gemiddelde inname van 14,3 mg. De B, C en D teams van Ajax krijgen significant meer foliumzuur binnen dan de teams zonder voedingsdeskundige. De micronutriënten: mineralen Uit de studie komt naar voren dat het B team van Ajax een significant hoger gemiddelde van 1189,6 mg calcium heeft dan het team van ADO’20 met 804,2 mg. Dit geldt ook voor de D teams. Ajax krijgt met 926, 8 mg calcium significant meer calcium binnen dan Excelsior met 559,5 mg. De B, C en D teams van Ajax hebben een hogere inname van ijzer en magnesium ten opzichte van de teams zonder begeleiding. Het B team van Ajax krijgt 13,6 mg ijzer binnen, wat significant hoger is dan de inname van 9 mg bij het ADO’20 team. Het C en D team van Ajax krijgen ook significant meer ijzer binnen dan de Excelsior teams. Het B team van ADO’20 krijgt gemiddeld 248 mg magnesium binnen, wat inhoudt dat ze significant minder binnen krijgen dan Ajax met een inname van 451 mg magnesium. De teams van Excelsior nemen met een inname van 238 mg voor de C en 242,2 mg voor de D significant minder magnesium tot zich dan de Ajax teams. Conclusie van de resultaten Uit het literatuuronderzoek kan geconcludeerd worden dat sporters, net als hun coaches en trainers, over weinig voedingskennis beschikken. Wanneer sporters over meer voedingskennis beschikken, staan ze sneller open voor een prestatie verbeterend dieet. Er zou dus eerst voedingskennis bijgebracht moeten worden, alvorens voedingsadviezen gegeven worden. De huidige inname van de sporters ligt onder de richtlijnen die zijn opgesteld voor sporters. Met name de energie-‐ en koolhydraatinname halen niet de aanbevelingen. Ook is de vitamine en mineralen inname te laag van de sporters. Het effect van een voedingsdeskundige bij een voetbalteam is onderzocht in een cross-‐sectionele studie. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de teams onder begeleiding van een voedingsdeskundige bewustere voedingskeuzes maken dan teams zonder begeleiding. De teams met begeleiding kiezen met regelmaat voor volkoren producten, eten meer groente bij het avondeten en fruit als tussendoortje en er wordt meer water en thee gedronken dan frisdrank. Elk team haalt de energie aanbeveling niet en zit aan de ondergrens van de koolhydraten aanbeveling. Bij zowel het totaal vet als het verzadigd vet zitten de voetballers aan de bovengrens en bij de eiwitten haalt ieder team de minimale aanbeveling. De vitaminen en mineralen worden door de jeugdvoetballers onder begeleiding van en zonder voedingsdeskundige regelmatig niet gehaald of liggen net aan de minimale aanbeveling. Geconcludeerd kan worden dat een voedingsdeskundige wel effect heeft op de productkeuze van de jonge voetballers, maar deze spelers halen evengoed niet de aanbevelingen van alle voedingsstoffen.
30
4. DISCUSSIE 4.1 BEANTWOORDING PROBLEEMSTELLING In hoeverre wijkt het huidige voedingspatroon van voetbaltalenten (12 t/m 18 jaar) af van de richtlijn Jeugdsport? Wat moet een voorlichtingspakket bevatten om voetbaltalenten kennis en vaardigheden bij te brengen over gezonde voeding en ze te laten voldoen aan de aanbevolen hoeveelheden voor jeugdsporters? De huidige inname van de voetballers ligt over het algemeen onder de aanbevelingen voor jeugdsporters. De jeugdvoetballers onder begeleiding van een voedingsdeskundige krijgen een hogere inname macro-‐ en micronutriënten binnen. Dit kan de invloed zijn van een voedingsdeskundige, die de jeugdvoetballers kennis en achtergrondinformatie bij brengt. Hierdoor maken zij bewustere voedingskeuzes. Dit houdt in dat een voorlichtingspakket zou kunnen helpen om voetballers kennis en vaardigheden over voeding bij te brengen.
4.2 UITKOMSTEN RESULTATEN Literatuuronderzoek De literatuurstudie is uitgevoerd om inzicht te krijgen in de huidige kennis, voedingskeuzes en inname van sporters. In dit literatuuronderzoek is niet alleen gebruik gemaakt van de voetbalspelers in de leeftijd van 12 t/m 18 jaar oud. Ook sporten zoals rugby, football en softbal zijn meegenomen omdat zij dezelfde intensiteit qua type trainingen hebben als voetballers. Ook lag de leeftijd van de deelnemers in sommige studies hoger dan 18 jaar oud. Dit kan invloed hebben gehad op de vergelijking met onze doelgroep. Echter, uit alle gebruikte studies kwam naar voren dat de sporters over weinig voedingskennis beschikken en hun huidige voedingsinname niet optimaal is vergeleken met de aanbevelingen. (8,10,11,12,14,21,22) Wanneer gekeken wordt naar de studie van Russell et al. (2011), die de voedingsinname onderzocht van 10 professionele voetballers van 17 jaar, blijkt dat ook deze spelers niet voldoen aan de richtlijnen voor sportende kinderen. (35) Kwantitatief onderzoek Voor het onderzoek naar het effect van een voedingsdeskundige bij voetbalteams, heeft een kwantitatief onderzoek plaatsgevonden. In eerste instantie was de vraag dat de acht voetbalteams drie dagen hun voeding zouden bijhouden in een 3-‐daags eetdagboekje. Vanwege onvoldoende respons en niet compleet ingevulde dagboekjes, is ook genoegen genomen met een 2-‐daags eetdagboekje. Hierdoor konden aanzienlijk meer personen geïncludeerd worden. Dit heeft wel geleid tot minder goed inzicht in de voedingsgewoontes. Echter blijkt uit de uitkomsten van dit onderzoek dat deze alsnog goed overeenkomen met vergelijkbare onderzoeken zoals die van Ruiz et al. (2005) en Noda et al. (2009). (8,12) Daarnaast was het tijdstip van de werving naar de voetbalclubs een lastig punt. Deze werving vond namelijk plaats aan het einde van het voetbalseizoen. Clubs waren voornamelijk bezig met de afrondingen en hadden geen tijd om mee te werken aan een onderzoek. Bij betaalde voetbalclubs waren het voor sommige spelers de laatste wedstrijden voor die club, 31
waardoor de clubs deze spelers niet wilden belasten met een onderzoek, terwijl de andere spelers zich moesten focussen op het einde van het seizoen. Russell et al. (2011) onderzocht in oktober, de eerste helft van het seizoen, de voedingsinname van de voetballers. De voetballers werden gevraagd om hun voeding zeven dagen bij te houden. De uitkomsten van deze studie verschillen echter niet veel van de bevindingen van het onderzoek naar het effect van een voedingsdeskundige bij voetbalteams. (35) Energie inname Uit de eetdagboekjes komt naar voren dat geen enkel team de aanbevelingen voor de energie inname haalt. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van zowel de gemiddelde inname als de gemiddelde behoefte per team, en niet per persoon. Er is ook voor één team één PAL-‐waarde gebruikt en kreeg niet ieder persoon een andere PAL-‐waarde. Dit heeft ertoe geleid dat de energieaanbeveling niet volledig betrouwbaar is. Echter, uit de uitkomsten blijkt dat deze overeenkomen met de studies van Russell et al. (2011) en Ruiz et al. (2005). Deze vergelijkbare onderzoeken tonen aan dat de jonge voetballers zich onder de aanbevolen energie inname bevinden. (8,35) Door het gebruik van een 2-‐3daags eetdagboekje is de kans op onderrapportage aanwezig, wat van invloed kan zijn op de uitkomsten. Livingstone et al. (1992) en Caccialanza et al. (2007) keken in hun onderzoeken naar de kans op onderrapportage bij jongeren. Hieruit kwam naar voren dat hoe ouder de kinderen werden, hoe groter de kans was op onderrapportage. Wanneer dit soort studies weer uitgevoerd zouden worden, zou goed gekeken moeten worden naar de motivatie van de jeugdsporters en de samenwerking met hun ouders. Dit zou de kans op onderrapportage verkleinen. (36,37) Koolhydraatinname Op twee teams na wordt de koolhydraat aanbeveling gehaald door de jeugdvoetballers. In dit onderzoek is niet gekeken naar de productkeuze. Hierdoor is het onduidelijk waar de koolhydraten voornamelijk uit worden gehaald. Kiezen de spelers voor producten met meervoudige koolhydraten, wat wordt aanbevolen door American Dietetic Association (1996) en Ortega (1992) of voor enkelvoudige koolhydraten? (3,24) Uit het onderzoek van Russell et al. (2011) komt ook naar voren dat de koolhydrateninname laag is vergeleken met de behoefte voor jeugdsporters. Hieruit blijkt dat spelers hun energie voornamelijk uit vetten halen in plaats van koolhydraten. In dit onderzoek werd ook niet gekeken naar de bron van de koolhydraten. (35) Vetinname Een opvallend punt bij de totale vetinname is dat ieder team, op het D team van Excelsior na, een te hoge hoeveelheid binnenkrijgt. De aanbeveling ligt tussen de 20 en 35 en%, maar voor jeugdsporters geldt een vetinname die tussen de 20 en 25 en% valt. De aanbeveling voor verzadigd vet is <10 en%. De productkeuzes van de jeugdsporters niet zijn meegenomen in het onderzoek. Dit kan invloed hebben gehad op dat er niet kan worden verklaard hoe het D team van Excelsior de aanbeveling haalt en de overige teams hoger uitvallen. Uit het onderzoek van Garrido et al. (2007) krijgen 62 vrouwelijke voetballers tussen de 13-‐19 jaar oud ook een te hoge inname van vet binnen. De totale vetinname ligt boven de bovengrens van 35 en%. Verder wordt de aanbeveling voor verzadigd vet overschreden. Hieruit komt naar voren dat er relatief vaak een onderconsumptie is aan koolhydraten en een overconsumptie aan vet onder jeugdvoetballers. Het onderzoek van Russell et al. (2011) toont een trend aan onder jonge voetballers om de energie uit vet te halen in plaats van koolhydraten. (35,38) 32
Eiwitinname De eiwit aanbeveling voor sportende kinderen is een minimale inname van 1,2 gram eiwit per kilogram lichaamsgewicht. De gemiddelde inname van alle teams uit het onderzoek halen de aanbeveling. De richtlijn moet per persoon worden berekend door middel van het lichaamsgewicht. Echter is in deze studie de gemiddelden per team gebruikt. Hier is uitgekomen dat de jeugdvoetballers de minimale grens binnen krijgen. Een lastig punt is, dat in de studie niet naar voren komt of de behoefte wordt gedekt. Wanneer naar het onderzoek van Noda et al. (2009) wordt gekeken, die de voedingsinname van 19 jarige voetbalspelers analyseerde, blijkt ook dat de sporters de algemene aanbeveling voor eiwitinname binnen krijgen, maar ze niet aan de aanbeveling voor sporters komen. (12) Vochtinname De vochtbehoefte wordt door het merendeel van de teams niet gehaald. In dit onderzoek wordt de vochtinname alleen vergeleken met de aanbeveling voor de algemene bevolking. Er is verder geen rekening gehouden met het feit dat jeugdsporters meer vocht moeten binnen krijgen bij inspanning. Dit zou betekenen dat de jeugdsporters flink onder hun eigen aanbeveling zitten. Uit de eetdagboekjes komt naar voren dat de spelers van Ajax voornamelijk water, thee, limonade en een isotone drank tijdens de inspanning consumeren, terwijl de spelers van ADO’20 en Excelsior sneller voor frisdrank kiezen en minder water drinken. Ook uit het onderzoek van Feferbaum et al. (2012) komt naar voren dat wanneer kinderen ouder worden, de inname van koolzuurhoudende dranken stijgt. Bij kinderen van drie tot zeventien jaar steeg de energie inname door middel van koolzuurhoudende dranken met 20%. De inname van deze dranken kwam overeen met 10% van de dagelijkse energie behoefte. (39) Vitaminen inname Uit het onderzoek komt naar voren dat de jeugdvoetballers niet voldoen aan de aanbevelingen voor vitamine A, B11 en D. De teams onder begeleiding van een voedingsdeskundige krijgen gemiddeld meer vitaminen binnen dan de teams zonder begeleiding. In de studie is niet gekeken naar de supplement inname van de jeugdvoetballers, terwijl bekend is dat alle spelers van Ajax vitamine D suppletie tot zich nemen en sommige spelers ook andere supplementen. Daardoor is de kans aanwezig dat de gegevens niet compleet zijn. Spelers zonder begeleiding van een voedingsdeskundige hadden geen voedingssupplementen genoteerd in hun eetdagboekje. Daarnaast is in het onderzoek geen rekening gehouden met de spelers met een donkere huid. Een donkere huid maakt minder vitamine D aan, waardoor hun aanbeveling hoger ligt. Uit verschillende studies waar onderzoek werd gedaan naar de voedingsinname van sporters, komt naar voren dat de aanbeveling voor vitamine A, B11 en D niet wordt gehaald. (9,12,38) Mineraleninname De jeugdvoetballers halen niet de aanbeveling voor ijzer en calcium. Een aantal teams halen ook niet de aanbevolen hoeveelheid voor magnesium. Evenals bij de vitaminen inname is tijdens het onderzoek niet gekeken naar het supplementen gebruik van de spelers. Uit de uitkomsten blijkt dat de voetballers van Ajax gemiddeld meer mineralen binnen krijgen dan de overige teams. Het onderzoek van Noda et al. (2009) en Garrido et a.l (2007) toonden aan dat voetballers ook de aanbeveling voor calcium en magnesium niet haalden. Daarnaast kwam uit het onderzoek van Gibson et al. (2011) en Reeves et al. (2003) ook naar voren dat de sporters een te lage calcium inname hadden. De lage ijzerinname kan niet worden verklaard vanuit de literatuur, maar uit de 33
voedingsdagboekjes van het onderzoek valt op dat de inname van vis, aardappelen, peulvruchten, bonen en andere groenten niet hoog is. (9,10,12,38)
5. CONCLUSIE Het doel van dit onderzoek is een toolkit te ontwikkelen voor voetbalclubs om voetballers kennis en vaardigheden over gezonde voeding bij te brengen en ze te laten voldoen aan de aanbevolen hoeveelheden gericht op jeugdsporters. Om een doelgericht voorlichtingspakket te kunnen ontwikkelen, is onderzoek gedaan naar de huidige inname van voetballers spelend bij Excelsior en ADO’20. Deze inname is vergeleken met voetballers spelend bij Ajax, die onder begeleiding zijn van een voedingsdeskundige. Zowel de inname van de teams zonder voedingsdeskundige als de teams met voedingsdeskundige zijn met de voedingsrichtlijn Jeugdsport vergeleken. Uit deze vergelijkingen komt naar voren dat alle teams een te lage voedingsinname hebben in vergelijking met hun behoefte. De energie inname van de jeugdvoetballers was in vergelijking met de berekende behoefte aan de lage kant. De minimale aanbevelingen voor koolhydraten en eiwitten worden door bijna alle teams gehaald. De maximale aanbeveling voor vet wordt door de meeste teams overschreden. De richtlijn voor vocht wordt, op enkele teams na, niet gehaald. Wat opvallend is, is dat er bewustere keuzes voor dranken worden genomen door de spelers van Ajax dan de spelers van ADO’20 en Excelsior. De meeste voetballers halen de aanbeveling voor vitaminen niet. De vitaminen en mineralen inname van de teams met voedingsdeskundige ligt grotendeels hoger dan de teams zonder voedingsdeskundige, ondanks dat de aanbevelingen niet altijd gehaald worden. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de teams onder begeleiding van een voedingsdeskundige een bewustere voedingskeuze maakt dan de teams zonder voedingsdeskundige. De resultaten van dit onderzoek geven inzicht op welke gebieden verbeteringen plaats kunnen vinden in de voedingsgewoonten van voetballers tussen de 12 en 18 jaar oud om te voldoen aan de voedingsrichtlijn Jeugdsport. 34
6. ONTWIKKELING VAN DE TOOLKIT Met de gevonden resultaten wordt een product gerealiseerd dat jeugdvoetballers kennis en vaardigheden bijbrengt over gezonde voeding en ze te laten voldoen aan de aanbevolen hoeveelheden gericht op jeugdsporters. Het product wordt uitgewerkt in een voorlichtingspakket, namelijk de Foodball Kid. De toolkit zal drie speerpunten onder de aandacht brengen die het meest opvallen uit de resultaten. De toolkit wordt voor één maand gratis aangeboden aan een voetbalclub met de bijbehorende drie speerpunten. Vervolgens kan de club kiezen voor een follow-‐up, die zal bestaan uit drie nieuwe onderwerpen, ditmaal gericht op informatie over sportvoeding of het dieper ingaan op de vorige speerpunten. Hier zullen wel kosten aan verbonden zijn. De drie speerpunten voor in de toolkit: •
•
•
De aanbeveling voor de energie behoefte o Richten op de hoeveelheid voeding die de jeugdvoetballers binnen zouden moeten krijgen. De spelers krijgen minder energie binnen dan hun behoefte. De energie halen ze uit verkeerde voedingskeuzes. De aanbeveling voor groente en fruit o Richten op de hoeveelheid groente en fruit die de jeugdvoetballers binnen zouden moeten krijgen. De spelers zonder begeleiding van voedingsdeskundige eten weinig tot geen groenten en fruit. Ze krijgen een lage inname binnen van de vitaminen en mineralen die voorkomen in (groene) groenten en fruit. De tussendoortjes bestaan uit verkeerde voedingskeuzes. Het is de bedoeling om de spelers kennis bij te brengen over groenten en fruit zodat dit een gewoonte wordt. o Een speerpunt voor in de follow-‐up is ingaan op de overige vitaminen en mineralen uit de productgroepen zuivel, volkoren producten, vis, etc. De aanbeveling voor vocht o Richten op de hoeveelheid vocht die de jeugdvoetballers binnen zouden moeten krijgen. De spelers drinken minder vocht dan de behoefte. Er wordt een verkeerde keuze gemaakt in de soorten dranken. Er wordt voornamelijk gekozen voor suikerrijke drankjes.
De toolkit zal de drie speerpunten uitwerken in workshops, zodat de jeugd op een actieve en speelse manier bezig zal zijn. Het pakket bevat verder verschillende materialen, zoals posters en receptenboekjes. Ook is een FoodBall Kid krant in ontwikkeling die bij de voetbalclub komt te liggen of die kan worden gedownload via de website. In de krant staan verschillende informatieve en leerzame stukjes tekst. Er zullen onder andere gezonde recepten worden weergegeven, er zal worden ingegaan op voeding om de kennis te vergroten bij de voetballers er komen interviews in te staan met bekende voetballers.
35
7. AANBEVELINGEN Het is aan te bevelen dat meer onderzoek wordt gedaan naar de vergelijking van de voedingsinname van jeugdvoetballers onder begeleiding van een voedingsdeskundige en zonder voedingsdeskundige. De voetballers die worden meegenomen in het onderzoek spelen bij betaalde voetbalclubs. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat de jeugd met de voedingsinname onder de aanbevelingen liggen. Er is gebruik gemaakt van een twee á drie daags eetdagboekje, maar het is van belang dat in een volgend onderzoek een zevendaags eetdagboekje wordt toegepast op de voetballers. Om precies te weten waar de jeugdsporters hun voedingsstoffen uit halen, is onderzoek naar de productkeuze een uitgebreide wijze om er achter te komen wat de voedingskeuzes zijn. Voor het vervolgonderzoek is aan te raden om de toolkit volledig uit te werken en gaan uitvoeren op voetbalclubs. Daarvoor moet wel eerst onderzocht worden in hoeverre een voetbalclub enthousiast is en wilt meewerken aan het implementeren van de toolkit. Het is belangrijk dat de voetbalclubs zich bewust zijn van de positieve effecten van gezonde voeding op de sportprestatie. Verder moeten de voetbalclubs ook open staan om de externe omgeving voor jeugdsporters te veranderen naar een omgeving die de voeding voor sporters positief beïnvloed. Verder is van belang onderzoek te doen naar buitenlandse gegevens. Er kan gekeken worden naar hoe Nederland zich verhoudt met de gevonden data. In het buitenland kan meer kennis en inzicht zijn in sportvoeding en jeugdsporters. Ook zijn sommige buitenlandse voetbalclubs al verder met de ontwikkelingen op het gebied van voeding dan Nederlandse voetbalclubs. Hier zou naar gekeken kunnen worden om mee te nemen in de aanbevelingen voor Nederland. Met name moet worden onderzocht of diverse richtlijnen kunnen worden uitgeschreven voor sportspecifieke groepen. Er moeten op dit moment namelijk verschillende aanbevelingen worden aangehaald die betrekking hebben op sport in het algemeen, terwijl iedere sport zich van elkaar onderscheidt.
36
8. LITERATUURLIJST 1. Burke L, Deakin V. Clinical sports nutrition. 4th ed. Australia: Mc Graw Hill Medical; 2010. p. 520-‐ 524. 2. Harms-‐Aris C, Geerets T. Sportvoedingsatlas: een wereld te winnen. Eerste druk. Eindhoven: PreVision; 2012. p. 36. 3. American college of sports medicine, American dietetic association and dietitians of Canada. Nutrition and Athletic Performance. 2000. 4. Maughan RJ, Burke LM. Sportvoeding. Eerste druk. Maarssen: Elsevier gezondheidszorg. 2004. p. 253, 254. 5.Skolnik H, Chernus A. Nutrient timing for peak performance: the right food, the right time, the right results. First ed. Champaign: Human Kinetics. 2010. p. 105. 6. Benardot D. Advanced sports nutrition. Second ed. Champaign: Human Kinetics. 2012. p. 222-‐227. 7. NOC*NSF. Over NOC*NSF. Sport en maatschappij. Wetenschap en onderzoek. Wetenschappelijke ondersteuning topsport. Factsheets. Algemene sportvoeding. http://www.nocnsf.nl/wot/voeding/factsheets 8. Ruiz F, Irazusta A, Gil S, et al. Nutritional intake in soccer players of different ages. Journal of sports sciences. 2005. 9. Gibson JC, Stuart-‐Hill L, Martin S, et al. Nutrition status of junior elite canadian female soccer athletes. International journal of sports nutrition and exercise metabolism. 2011. 10. Reeves S, Collins K. The nutritional and anthropometric status of gaelic football players. International journal of sports nutrition and exercise metabolism. 2003. 11. Maughan RJ. Energy and macronutrient intakes of professional football (soccer) players. Britisch journal of sports medicine. 1997. 12. Noda Y, Iide K, Masuda R, et al. Nutrient intake and blood iron status of male collegiate soccer players. Asia pacific journal of clinical nutrition. 2009. 13. Hargreaves M, Hawley JA, Jeukendrup A. Pre-‐exercise carbohydrate and fat ingestion: effects on metabolism and performance. Journal of sports sciences. 2004. 14. Imamura H, Iide K, Yoshimura Y, et al. Nutrient intake, serum lipids and iron status of colligiate rugby players. Journal of the international society of sports nutrition. 2013. 15. Howatson G, Someren KA. The prevention and treatment of exercise-‐induced muscle damage. The American journal of sports medicine. 2008. 16. Bloomer RJ. The role of nutritional supplements in the prevention and treatment of resistance exercise-‐induced skeletal muscle injury. The American journal of sports medicine. 2007. 37
17. Willis KS, Peterson NJ, Larson-‐Meyer DE. Should we be concerned about the vitamin D status of Athletes? International journal of sports nutrition and exercise metabolism. 2008. 18. Schuler FD, Wingate MK, Moore GH. Sports health benefits of vitamin D. 2012. 19. NOC*NSF. Over NOC*NSF. Sport en maatschappij. Wetenschap en onderzoek. Wetenschappelijke ondersteuning topsport. Factsheets. Voeding bij blessures. http://www.nocnsf.nl/wot/voeding/factsheets 20. Levels of evidence/ bewijsniveaus (evidence based medicine) http://www.huidziekten.nl/zakboek/dermatosen/ltxt/LevelsEvidence.htm 21. Torres-‐McGehee TM, Pritchett KL, Zippel D. Sports nutrition knowledge among collegiate athletes, coaches, athletic trainers, and strength and conditioning specialists. Journal of athletic training. 2012. 22. Hornstrom GR, Friesen CA, Ellery JE, et al. Nutrition knowledge, practices attitudes, and information sources of Mid-‐American conference college softball players. Journal of food and nutrition sciences. 2011. 23. Kreider RB, Wilborn CD, Taylor L, et al. Exercise & sport nutrition review: research & recommendations. ISSN. 2010. 24. Pieterson J, Siemensma M, Zee van der A. Voedingsrichtlijn jeugdsport. 2009. p. 26, 31, 34, 38, 42, 49, 59. 25. Coburn JW, Malek MH. NSCA's essentials of personal training. 2nd ed. United States: Human Kinetics; 2012. p. 113. 26. Alghannam AF. Carbohydrate-‐protein ingestion improves subsequent running capacity towards the end of a football-‐specific intermittent exercise. 2011. 27. Gunnarsson TP, Bendiksen M, Bischoff R, et al. Effect of whey protein-‐ and carbohydrate-‐enriched diet on glycogen resynthesis during the first 48h after a soccer game. 2011. 28. Marjerrison AD, Lee JD, Mahon AD. Preexercise carbohydrate consumption and repeated anaerobic performance in pre-‐ and early-‐pubertal boys. International journal of sports nutrition and exercise metabolism. 2007. 29. NOC*NSF. Over NOC*NSF. Sport en maatschappij. Wetenschap en onderzoek. Wetenschappelijke ondersteuning topsport. Factsheets. Eiwitten. http://www.nocnsf.nl/wot/voeding/factsheets 30. Voedingscentrum. http://www.voedingscentrum.nl/nl.aspx 31. NOC*NSF. Over NOC*NSF. Sport en maatschappij. Wetenschap en onderzoek. Wetenschappelijke ondersteuning topsport. Factsheets. Koolhydraten tijdens duursport. http://www.nocnsf.nl/wot/voeding/factsheets
38
32. Burke LM, Loucks AB, Broad N. Energy and carbohydrate for training and recovery. Journal of sports sciences. 2006. 33. Vitamine informatie bureau. Hoeveel heb ik nodig? http://www.vitamine-‐info.nl/hoeveel-‐heb-‐ik-‐nodig/ 34. Reñón CM, Collado PS. Nutritional study of a thiard division soccer team. Nutrición hospitalaria 2013. 35. Russell M, Pennock A. Dietary analysis of young professional socces players for 1 week during the competitive season. Journal of strength and conditioning research. 2011. 36. Livingstone BME, Prentice AM, Coward WA. et al. Validation of estimates of energy intake by weighed dietary record and diet history in children and adolescents. American society for clinical nutrition. 1992. 37. Caccialanza R, Cameletti B, Cavallaro G. Nutritional intake of young Italian high-‐level soccer players: under-‐reporting is the essential outcome. Journal of sports science and medicine. 2007. 38. Garrido G, Webster AL, Chamorro M. Nutritional adequancy of different menu settings in elite Spanish adolescent soccer players. International journal of sport nutrition and exercise metabolism. 2007. 39. Feferbaum R. Abreu de LC, Leone C. Fluid intake patterns: an epidemiological study among children and adolescents in Brazil. BMC publich health. 2012.
39
BIJLAGE BIJLAGE 1 – REVIEW Tabel 10: Review studies naar voedingsinname van sporters
Auteur, jaartal, land Ruiz et al 2005 Spanje
Studie (design)
Resultaten en conclusie Onderzoekspop ulatie/sport Vergelijkend Voedingsinname niet N= 57 football cross-‐sectioneel optimaal, met name KH spelers 3 daags , aanbeveling om 14-‐17 jaar eetdagboekje voedingsvoorlichting te en vragenlijst, geven 3-‐4 x trainen en 1 wedstrijd per week Alghannam Gerandomiseerd Voorkeur: drankje N = 6 amateur 2011 vergelijkend verrijkt met KH en eiwit: football spelers Engeland onderzoek langer rennen, 26 jaar 24uur recall vermoeidheid komt later, gevolgd door KH verrijkt drankje. Minst effect bij placebo drankje Reeves et al Vergelijkend 12.83 MJ, KH 237g N=21 2003 cross-‐sectioneel 57en%, eiwit 115g voetballers uit Engeland 7 daags 15en%, vet 94g 27en% het nationale voedingsdagboe team k 20 jaar 74 kg Gunnarsson et Gerandomiseerd Herstelfase van N=19 al vergelijkend glycogeen 48 uur na de voetballers uit 2011 onderzoek wedstrijd wordt niet eerste en Denemarken Vastgesteld versneld d.m.v. KH en tweede divisie dieet, eiwitrijk dieet 24 jaar gesimuleerde 80 kg en concurrerende wedstrijd Hargreaves et al Review Verhoogd gebruik van Duursport, 90 2003 Inname van KH KH voor min of meer Engeland en vet voor wedstrijd/training wedstrijd/traini verhoogd glycogeen ng voorraad in spieren waardoor prestatie bij duursport wordt 40
Niveau van bewijsvoering* B
B
B
B
A1
Marjerrison et al 2007 Canada
Heaney et al 2011 Australië
Dubbel blind gerandomiseerd onderzoek Wingate anaerobe test (WAnT) Review
Reeves et al 2003 Engeland
Vergelijkend cross-‐sectioneel 7 daags eetdagboekje
American College of Sports Medicine, American Dietetic Association en Dietitians of Canada 2000 VS Maughan 1997 Schotland
Review
Noda et al 2009 Japan
Vergelijkend cross-‐sectioneel Voedselfrequen tie vragenlijst
Imamura et al 2013 Japan
Vergelijkend cross-‐sectioneel Voedselfrequen tie vragenlijst Review
Kreider et al 2010
Vergelijkend cross-‐sectioneel 7 daags eetdagboekje
verbeterd Inname van KH-‐drankje voor een inspanning heeft geen invloed op het vermogen van de kinderen tijdens de inspanningen (WAnT) Kennis van sporters over voeding is hoger dan bij niet sporters, maar lager dan vergelijkingsgroepen zoals voedingsstudenten Voetbalspelers aten de meeste KH, Gaelic significant minder vet. Geen significantie verschillen in eiwitinname. Alle micronutriënten kwamen boven de richtlijn uit Aanbeveling: 6-‐10 g/kg/lg KH 1.2-‐1.7 g/kg/lg eiwit 20-‐25 en% vet 400-‐600 ml vocht 2-‐3 uur voor sport 150 tot 350 ml vocht iedere 15/20 min tijdens intensieve training De inname van macronutriënten was grotendeels vergelijkbaar met dat van de algemene bevolking Inname van KH en eiwit te laag vergeleken met de aanbevelingen, net als van aantal micronutriënten Bij hogere inname van KH en eiwit nemen prestatie en vetvrije massa toe Aanbeveling: KH: 55-‐65 en% 41
N=11 B 8-‐12 jaar, WAnT test
13 jarige sporters, zowel mannen als vrouwen
A1
N=48, 27 Gaelic football spelers, 21 Engelse voetbalspelers
B
Sporters
A1
N=51 Professionele voetballers
B
N=31 voetballers
B
N=34 rugby spelers
B
Aanbeveling voor sporters
A1
VS Torres-‐ McGehee 2012 VS
Vergelijkend cross-‐sectioneel Enquête
Hornstrom et al Vergelijkend 2011 cross-‐sectioneel VS Enquête
Howatson et al 2008 Engeland
Review
Bloomer 2007 VS
Review
Eiwit: 1,5-‐2,0 g/kg/lg Coaches en atleten hebben te weinig kennis, trainers en specialisten hebben voldoende kennis Uit deze studie komt naar voren dat sporters slechte voedingskeuzes maken, ze hebben bedenkelijke eetgewoonten en hebben niet genoeg kennis over hun voedingsbehoeften De antioxidanten vit C en E kunnen bij langer suppletiegebruik de symptomen van spierschade verzwakken door vermindering van ROS. KH hebben geen effect op vermindering van spierschade. Er is een klein bewijs dat de inname van eiwit en de gelijkmatige inname van kh en eiwit bescherming kunnen verlenen bij spierschade De voedingssupplementen vitamine C en E, flavonoïden en L-‐ carnitine kunnen mogelijk een rol spelen bij het verzwakken van de symptomen bij spierschade als gevolg van zware krachttraining. Ze kunnen de spierschade niet geheel elimineren, alleen verminderen. Dosering is niet duidelijk, evenals of de inname alleen of in combinatie moet zijn. De optimale duur van inname voor de inspanning is ook 42
N=579 atleten, coaches, trainers, specialisten N=185 vrouwelijke softbal spelers
A2/B
Spierschade bij inspanning
A1
Minimaliseren van schade als resultaat bij zware krachttraining
A1
A2/B
Willis et al 2008 VS
Schuler et al 2012 VS
Garrido et al 2007 Spanje
Russell et al. 2011
onduidelijk Er speelt een vit D deficiëntie bij verschillende sporten. Vit D vervult verschillende rollen in het lichaam. Een voldoende inname van vit D kan de gezondheid van de sporter tijdens training behouden door het risico van stressfracturen te verlagen en het immuunsysteem en ontstekingsreacties onder controle te houden Review Er is een correlatie tussen voldoende vit D inname en optimale spierfunctie. Een verhoging van vit D inname verlaagt inflammatie, pijn en myopathie terwijl de spiereiwitsynthese ATP concentratie en inspanningscapaciteit wordt verhoogd. Ook is het belangrijk voor botbreuk preventie Vergelijkend Om voeding te cross-‐sectioneel verbeteren moet er meer groente, fruit en volle granen gegeten worden en minder zuivel en dierlijke producten Vergelijkend Energie, koolhydraat, cross-‐sectioneel eiwit en vezel inname te laag. Vetinname boven de aanbeveling. Vitamine en mineralen voldoen aan aanbeveling.m Review
Verschillende sporten
A1
Sporters
A1
N=62 B voetbalsters van Real Madrid Football club 13-‐19 jaar N=10 professionele voetballers 17 jaar
* Bron: classificatie medische publicaties Nederlands en Engels (34)
43
B
44