Fonds Ondersteuning Opleiding en Training voor cliëntenraden in de sociale zekerheid
Inhoudsopgave Samenvatting Inleiding 1. Cliëntenparticipatie in de sociale zekerheid 1.1 Vormen van cliëntenparticipatie • Vier functies van cliëntenparticipatie • Vormgeving cliëntenparticipatie • Facilitering cliëntenraden 2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
Organisaties betrokken bij cliëntenparticipatie Belangenorganisaties Landelijke netwerkorganisaties Provinciale steunpunten Ondersteunings- en scholingsorganisaties Conclusie
3 3.1 3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.2.4 3.2.5 3.3 3.3.1 3.3.2 3.3.3 3.4 3.4.1 3.4.2 3.4.3 3.5 3.5.1 3.6
Over welke faciliteiten beschikken cliëntenraden in de sociale zekerheid Onderzoek naar de faciliteiten Faciliteiten WWB cliëntenraden Wijze van financiering faciliteiten gemeentelijke cliëntenraden Hoogte budget ten behoeve van gemeentelijke cliëntenraden Faciliteiten Deskundigheidsbevordering Conclusie Faciliteiten cliëntenraden UWV Raad van Bestuur UWV Cliëntenraden UWV Conclusie Faciliteiten cliëntenraden CWI Raad van Bestuur CWI Cliëntenraden CWI Conclusie Faciliteiten cliëntenraad SVB Conclusie Conclusies
4 4.1 4.2 4.3
Cliëntenparticipatie bij andere beleidsterreinen Zorg Huurdersparticipatie Conclusies
5 5.1 5.1.1 5.1.2
Noodzakelijke faciliteiten cliëntenparticipatie Overzicht faciliteiten Inhoudelijke ondersteuning Secretariële ondersteuning
2
5.1.3 5.1.4 5.1.5 5.1.6 5.1.7 5.1.8 5.1.9 5.1.10 5.1.11 5.1.12 5.1.13 5.1.14 5.1.15 5.2 5.2.1 5.2.2 5.2.3 5.2.3 5.3
Kantoor- en vergaderfaciliteiten Deskundigheidsbevordering (On)Kostenvergoeding Speciale faciliteiten voor mensen met een handicap Mogelijkheden voor achterbanraadpleging Representatie P.R. (over het bestaan van de cliëntenraad en zijn activiteiten) Netwerkdeelname Deelname congressen/regionale en landelijke bijeenkomsten (Zelf)Evaluatie, kwaliteitstoets Onderzoek Raadplegen interne deskundigen Inhuren externe expertise Basis- en extra faciliteiten Basis- en extra faciliteiten volgens cliëntenraden van CWI en SVB Basis- en extra faciliteiten volgens belangenorganisaties Basis- en extra faciliteiten volgens uitvoeringsorganisaties en VNG Conclusie Conclusies
6 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5
Fonds Ondersteuning Opleiding en Training cliëntenraden Welke activiteiten komen voor financiering van het FOOT in aanmerking Wie kunnen een beroep doen op het fonds Vulling van het fonds Vormgeving FOOT Neveneffecten van een Fonds
7 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6
Visie faciliteiten cliëntenparticipatie uit de praktijk UWV CWI SVB VNG DIVOSA Conclusies
3
Inleiding In de sociale zekerheid wordt belang gehecht aan cliëntenparticipatie. Dit belang is nauw verbonden aan de doelstellingen van toenemende cliëntgerichtheid van beleid en uitvoering in de sociale zekerheid. In de wet- en regelgeving rond sociale zekerheid van de afgelopen jaren is aandacht besteed aan cliëntenparticipatie in het algemeen en cliëntenraden in het bijzonder (SUWI, WWB). Voor de kwaliteit van de cliëntenparticipatie is het van wezenlijk belang de cliëntenraden te faciliteren. In de afgelopen jaren werd de LCR met een aantal knelpunten geconfronteerd met betrekking tot de facilitering van cliëntenparticipatie: • bij de invoering van de WWB moest apart subsidie worden aangevraagd om gemeentelijke cliëntenraden te kunnen scholen over deze nieuwe wet • de behoefte van cliëntenraden aan scholing, mede gelet op accentverschuiving in de sociale zekerheidswetgeving van louter inkomensvoorziening naar inkomensvoorziening en reïntegratie • politieke blokkade voor het uitvoeren van onderzoek naar de invulling van het begrip gezamenlijke huishouding in de diverse sociale zekerheidswetten, naar aanleiding van de discussie over de ‘lattende AOW-ers’ (het korten van ouderen op hun AOW-uitkering vanwege (vermeend) samenwonen • bij samenwerking in de keten (toonkamers) en samenwerking van gemeenten in het kader van WWB (intergemeentelijke sociale diensten) ontstonden gaten in cliëntenparticipatie • het ontbreken van budgetten om handreikingen voor cliëntenraden te verzorgen • het ontbreken van structurele faciliteiten voor achterbanraadpleging • wijzigingen van het subsidiesysteem van het ministerie van VWS waardoor gehandicapten-, ouderen- en ondersteuningsorganisaties, o.a. Sjakuus, geen financiering meer kunnen krijgen voor activiteiten op het terrein van werk en inkomen. Hierdoor viel een belangrijke vorm van ondersteuning van cliëntenraden weg. Deze knelpunten waren voor de LCR aanleiding te pleiten voor een fonds t.b.v. facilitering van cliëntenraden op het terrein van de sociale zekerheid. In maart 2005 heeft de Landelijke Cliëntenraad de discussienota “Contouren Fonds Ondersteuning, Opleiding en Training Cliëntenraden in de Sociale Zekerheid” uitgebracht. In het overleg over deze nota met de minister van SZW, heeft de minister de LCR verzocht het voorstel van een dergelijk fonds nader uit te werken. De voorliggende nota is de gevraagde uitwerking.
4
Samenvatting en conclusies Cliëntenraden vervullen een belangrijke rol bij de uitvoering van de sociale zekerheid. Door de in de Wet SUWI en WWB aan de cliëntenraden toegekende opdracht, kan de cliëntenraad er aan bijdragen dat beleid en dienstverlening in het kader van de sociale zekerheid cliëntgericht worden ingevuld. Om de cliëntenraad in staat te stellen goed te functioneren, wordt een aantal voorwaarden gesteld. De wetgever heeft bepaald dat de uitvoeringsorganisaties zorg dragen voor het beschikbaar stellen van materiële middelen aan de cliëntenraad om relevante werkzaamheden te kunnen uitvoeren. Welke middelen en hoeveel middelen zij aan de cliëntenraad ter beschikking moeten stellen, is niet wettelijk geregeld. Uit onderzoek naar de faciliteiten van cliëntenraden blijkt de praktijk een gevarieerd beeld te tonen: de facilitering is niet overal goed geregeld. Daardoor kan het functioneren van de cliëntenraad in de knel komen. Nadere richtlijnen over de facilitering van cliëntenraden zijn noodzakelijk om cliëntenparticipatie haar belangrijke rol te kunnen laten spelen. Bij de behandeling van de Wet SUWI in juni 2002 in de Tweede Kamer is bij de indiening van het amendement Harrewijn voor het instellen van de Landelijke Cliëntenraad gezegd 1 dat er financiering moet komen om belangenorganisaties te versterken voor hun deelname aan de Landelijke CliëntenRaad (LCR). Aan deze uitspraak is nooit invulling gegeven. Belangenorganisaties dienen niet alleen gefaciliteerd te worden voor hun deelname aan de LCR maar ook voor hun deelname aan cliëntenparticipatie bij de ZBO’s en gemeenten. De kwaliteit van de cliëntenparticipatie is erbij gebaat als de leden van deze raden adequaat worden ondersteund en gevoed door cliënten. De belangenorganisaties en netwerkorganisaties hebben hier een belangrijke taak, waarbij facilitering noodzakelijk is. Met de veranderingen in de financieringswijze van het fonds PGO én de bezuinigingen, zijn de mogelijkheden van de gehandicapten- en ouderenorganisaties om vertegenwoordigers in de raden te ondersteunen zwaar onderdruk komen te staan. De landelijke netwerkorganisaties hebben geen enkele vorm van structurele financiering. Voor projectsubsidies zijn zij afhankelijk van fondsen en van het ministerie van SZW, die een zeer terughoudend beleid in deze voert. Cliëntenraden worden gefaciliteerd, maar of dit voldoende is kan nauwelijks worden waargenomen door het gebrek aan transparantie. Als naar de verschillende gegevens wordt gekeken, dan is duidelijk dat de SVB cliëntenraad in vergelijking met de CWI en UWV cliëntenraden het best wordt gefaciliteerd. Daarnaast blijkt dat zij de beschikbare middelen niet volledig benutten. Bij UWV en CWI bestaat verschil van mening tussen de Raden van Bestuur en de cliëntenraden over de toereikendheid van de faciliteiten. Het ontbreekt de cliëntenraden van CWI en UWV aan een eigen bestedingsvrijheid van middelen binnen de afgesproken kaders. Bij de gemeentelijke cliëntenraden is sprake van een wel zeer divers beeld. Een echt inzicht in de beschikbare faciliteiten in relatie tot omvang gemeente of ISD is er niet.
1
Tweede Kamer SUWI 20 juni 2001 TK 89 89-5600 -5603
5
Op basis van het onderzoek naar de vormgeving van cliëntenparticipatie bij de WWB wordt slechts duidelijk dat cliëntenraden gefaciliteerd worden. Uit de onderzoeksresultaten kan niet worden afgeleid welke faciliteiten uit het budget worden bekostigd en welke in natura worden verstrekt. Bovendien is niet duidelijk welke vrijheid cliëntenraden hebben bij het inkopen of selecteren van de (instelling voor) deskundigheidsbevordering. Moet dit worden ingekocht bij de gemeente of een instelling waar de gemeente toch al zaken mee doet of kan het vrij op de markt besteed worden? Bij de verstrekte gegevens ontbreekt een helder beeld van de relatie gemeenteklasse/budget cliëntenraad/facilitering of naar de verhouding intergemeentelijks sociale dienst/gemeenteklasse en facilitering. Dit is nodig om inzicht te krijgen in hoe de verhoudingen werkelijk liggen. Tevens blijkt uit de gepresenteerde overzichten dat de verzameling van respondenten (aantallen) varieert. Vragen over de hoogte van het budget, faciliteiten en wijze van verstrekking en afspraken over deskundigheidsbevordering zijn alleen aan cliëntenraden gesteld. Hierdoor kan geen goed beeld van de feitelijke facilitering worden gevormd. Gemeenten en cliëntenraden vinden deskundigheidsbevordering belangrijk maar dat blijkt onvoldoende uit de afspraken die hierover worden gemaakt. De cliëntenraden van UWV missen een ambtelijk secretaris, werkend in opdracht van de cliëntenraadsleden. Er behoefte aan meer ambtelijke en secretariële ondersteuning en een minder starre en beter op de tijdsinspanning geënte (on)kostenvergoeding waarbij ook schadeloosstelling voor loonderving wordt geregeld, evenals de reeds genoemde mogelijkheid voor onafhankelijk onderzoek. De Raad van Bestuur geeft aan dat zij middelen ter beschikking heeft gesteld voor het uitvoeren van de meldweken. De cliëntenraden melden dat het lastig was de middelen hiervoor beschikbaar te krijgen. Met betrekking tot vergoeding van loonderving merkt de Raad van Bestuur op dat dit erg ingewikkeld te regelen is (hierover is overleg met de belastingdienst geweest). De Raad van Bestuur verzoekt de vergaderingen van de cliëntenraden zo te plannen dat deze in de vrije tijd kunnen plaatsvinden. De cliëntenraden vinden de faciliteiten niet toereikend voor de activiteiten van één centrale cliëntenraad, twee landelijke cliëntenraden en twaalf regionale cliëntenraden. De Raad van Bestuur van UWV geeft aan dat het bedrag van € 400.000 een stelpost is waar UWV zich op richt. Als blijkt dat er meer kosten gemaakt moeten worden, dan is dit tot nu toe steeds geaccordeerd. De Raad van Bestuur CWI vindt de beschikbaar gestelde middelen voor cliëntenparticipatie toereikend. De cliëntenraad vindt het huidige budget te beperkt. De CWI cliëntenraden vinden hun faciliteiten onvoldoende. Zo hebben de Cliëntenraden behoefte aan (meer) ambtelijke ondersteuning, deelname aan congressen (behalve het CWI-congres), deskundigheidsbevordering (huidig budget is te beperkt), scholing, zelfevaluatie (geen externe deskundigheid aanwezig), achterbanraadpleging, eigen website (nog niet aanwezig), overige PR middelen en onderzoeken. Het beschikbare budget voor scholing gaat grotendeels op aan scholing voor de centrale cliëntenraad. Voor de decentrale cliëntenraden blijven daardoor onvoldoende middelen voor scholing over. De Raad van Bestuur en de cliëntenraad SVB ervaren geen knelpunten in de huidige facilitering van de cliëntenraad. De faciliteiten zijn voldoende. De SVB cliëntenraad heeft
6
ook faciliteiten voor onderzoek. Echter wanneer een onderwerp politiek gevoelig ligt, kan dit niet worden gefinancierd. Cliëntenparticipatie in de zorg en op het terrein van wonen is wettelijk in een aparte kaderwet verankerd. Bij cliëntenparticipatie in de zorg is in de WMCZ niet geregeld hoeveel middelen een zorginstelling aan de cliëntenraad beschikbaar moet stellen. Dat leidt in de praktijk tot een divers beeld waardoor cliëntenparticipatie in de knel kan komen. Toenmalig staatssecretaris van VWS, mevrouw Ross-van Dorp, vond dit een ongewenste situatie, wat er toe leidde dat zij een aantal maatregelen wilde nemen om de facilitering van cliëntenraden beter bij wet te regelen. Op het terrein van wonen worden in de Wet op het overleg huurders-verhuurders regels gesteld met betrekking tot een basispakket voor de facilitering van huurdersorganisaties. Bij het faciliteren van cliëntenraden wordt door het ministerie van SZW onderscheid gemaakt tussen basisfaciliteiten en extra faciliteiten. Aan de cliëntenraden van CWI, UWV en SVB, het ministerie van SZW, de uitvoeringsorganisaties, VNG en belangenorganisaties is gevraagd wat zij als basis- en extra faciliteiten aanmerken. Belangenorganisaties, uitvoeringsorganisaties en VNG vinden het vruchtbaarder te spreken van basisfaciliteiten en incidentele faciliteiten voor activiteiten die de kwaliteit van cliëntenparticipatie bevorderen. Het ministerie heeft zich in deze niet uitgesproken. De cliëntenraden van CWI en SVB hebben wel een verdeling gemaakt met betrekking tot basis- en extra faciliteiten. Cliëntenraden zien voorzieningen voor mensen met een handicap t.b.v. deelname aan cliëntenraden als een extra faciliteit. Achterbanraadpleging wordt door cliëntenraden ook niet tot de basisfaciliteiten gerekend. Deze beide standpunten van cliëntenraden verbazen de LCR. Mensen met een handicap kunnen op grond van dit standpunt niet automatisch deelnemen aan cliëntenraden. Het werk van cliëntenraden dient gedragen te worden door hetgeen bij de achterban leeft. De LCR is dan ook van mening dat de mogelijkheid van achterbanraadpleging tot de basisfaciliteiten behoort. Dit sluit niet uit dat bepaalde vormen van achterbanraadpleging tot extra faciliteiten kunnen worden gerekend. Datzelfde geldt voor deskundigheidsbevordering. Dit is naar het oordeel van de LCR een basisfaciliteit maar bepaalde vormen van aanvullende deskundigheidsbevordering kunnen tot de extra faciliteiten worden gerekend. Permanente scholing is noodzakelijk voor een kwalitatief goede cliëntenparticipatie. Het denken over de facilitering van cliëntenparticipatie is met name gericht op het directe functioneren van de cliëntenraden in de relatie met de Raden van Bestuur c/q bestuurders en/of leidinggevenden van sociale diensten. De focus van zowel cliëntenraden als bestuurders ligt daarbij in hun onderlinge relatie op het intern functioneren van de uitvoeringsorganisatie. Dit heeft tot gevolg dat cliëntenparticipatie en de daarbij behorende faciliteiten bij steeds verdergaande vormen van samenwerking in de keten EN het groeiend aantal gemeenschappelijke sociale diensten (die van grote invloed zijn op de aard en inhoud van de dienstverlening) een witte vlek is. Cliëntenparticipatie is niet statisch. Verregaande samenwerking in de keten en tussen gemeenten en nieuwe wetgeving vraagt om nieuwe vormen van cliëntenparticipatie. Cliëntenraden noch uitvoeringsorganisaties noch de overheid hebben hier voldoende
7
aandacht voor. Dit heeft automatisch consequenties voor de facilitering van deze cliëntenparticipatie, zowel op het terrein van de basisfaciliteiten als bij extra incidentele faciliteiten. De uitvoeringsorganisaties en de VNG vinden ketenbrede cliëntenparticipatie belangrijk. VNG en de Raden van Bestuur van CWI en UWV merken daarbij op dat de facilitering van deze cliëntenparticipatie niet uit het uitvoeringsbudget van CWI, UWV of gemeenten moet worden gefinancierd. Het verdient aanbeveling dat uitvoeringsorganisaties en gemeenten de middelen die zij aan cliëntenraden beschikbaar stellen openbaar maken. De openbaarmaking en transparantie kunnen er toe bijdragen dat een cliëntenraad voldoende budget krijgt. VNG en Divosa koppelen de noodzaak van het fonds aan inzicht in de kwaliteit van cliëntenparticipatie. Zij zijn van mening dat nader onderzoek naar de kwaliteit van cliëntenparticipatie noodzakelijk is. Om inzicht te krijgen in de praktijk van cliëntenparticipatie vindt de LCR het wenselijk dat uitvoeringsorganisaties en gemeenten verplicht worden jaarlijks te rapporteren over de samenstelling van de cliëntenraad, de uitgebrachte gevraagde of ongevraagde adviezen en de meest relevante beleidsissues die aan de orde zijn geweest. Deze gegevens dienen openbaar en op het internet voor iedereen toegankelijk te zijn. De uitvoeringsorganisaties en de VNG zien niet veel in het openbaar maken van deze gegevens. Zij stellen voor een kwaliteitsinstrument voor cliëntenparticipatie te ontwikkelen en een benchmark voor cliëntenparticipatie te realiseren. De LCR ondersteunt de ideeën. Hiermee kan ook de door de LCR gevraagde transparantie worden bereikt. Om cliëntenraden en belangenorganisaties over incidentele middelen voor activiteiten die de kwaliteit van cliëntenparticipatie bevorderen te kunnen laten beschikken, stelt de LCR voor een fonds in het leven te roepen. De Raden van Bestuur van CWI, UWV en SVB alsmede VNG en Divosa zijn van mening dat de vulling van een dergelijk fonds niet uit de uitvoeringsmiddelen van de uitvoeringsorganisaties/gemeenten dient te worden gefinancierd.
8
1 Cliëntenparticipatie in de sociale zekerheid De eigen verantwoordelijkheid van de cliënt is een centraal begrip in de sociale zekerheid. Cliëntenparticipatie is een mogelijkheid om invulling te geven aan deze eigen verantwoordelijkheid. Het maakt voor de cliënt betrokkenheid bij, invloed op en uitvoering van het beleid mogelijk. Daarnaast is cliëntenparticipatie ook belangrijk voor de uitvoeringsorganisaties. Een organisatie die zich tot doel heeft gesteld om klantgericht te werken kan dit immers niet realiseren zonder inzicht in de wensen van die klant 2. Met de komst van de Wet SUWI (2002) is een wettelijke basis gelegd voor cliëntenparticipatie in de sociale zekerheid. Bij de invoering van de Wet Werk en Bijstand (2004) zijn voor gemeenten vereisten voor cliëntenparticipatie geregeld. 1.1 Vormen van cliëntenparticipatie Cliëntenparticipatie is een containerbegrip. Voor de ene organisatie betekent individueel klachtrecht al participatie 3. Voor een ander is cliëntenparticipatie het kennisnemen van de wereld van de uitkeringsgerechtigde. In het boekje van Radar 4, een adviesbureau voor sociale vraagstukken, worden maar liefst vijf doelen genoemd van cliëntenparticipatie: - informatieoverdracht en het creëren van draagvlak - evaluatie van dienstverlening en advies ter verbetering hiervan - behoefte onderzoek - het gat dichten tussen burger en politiek - verhogen van maatschappelijke participatie en doorbreken/voorkomen van maatschappelijk isolement Bij het woord ‘cliëntenparticipatie’ denken de meeste mensen aan collectieve, geïnstitutionaliseerde vormen van belangenbehartiging, zoals de cliëntenraden in de wereld van de zorg en de sociale zekerheid. Een wettelijk kader of regelingen leggen die vormen van cliëntenparticipatie vast, vaak in de medezeggenschap op een afgebakend terrein. Niet-geïnstitutionaliseerde vormen van cliëntenparticipatie zijn onder meer het werken met cliëntenpanels en activerend onderzoek. In juni 2002 publiceerde het SGBO, het onderzoeksinstituut van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, een onderzoek 5 naar de vormen van cliëntenparticipatie bij sociale diensten in gemeenten. In het onderzoek worden voor de sociale diensten alleen al vier (hoofd)vormen van participatie onderscheiden: van een platform voor informatieuitwisseling tot een volwaardig advies- en raadplegingsorgaan. Achter deze (hoofd)vormen gaat weer een bonte variatie aan structuren schuil. Wanneer we naar het hele gebied van de sociale zekerheid kijken, blijkt ‘cliëntenparticipatie’ op diverse manieren te worden gedefinieerd. Een helderder beeld wordt wellicht verkregen door te kijken naar welke functies aan de cliëntenparticipatie worden toegekend. Dan valt op dat een drietal functies steeds terugkomt: het
2
Positie cliënt binnen het SUWI-stelsel; bijlage 3 bij brief minister SZW over grofontwerp CWI en UWV d.d.
180101; kamerstuk 26448, nr. 19. 3
Stand van Zaken cliëntenparticipatie; LCR, december 2004 Mondige Klanten, twee methoden om de stem van cliënten beter te horen, Radar Reeks, 2003, Reed Business Information BV, ’s-Gravenhage
4
5
“Cliëntenparticipatie. Onderzoek naar de optimale vormgeving en stand van zaken bij gemeenten”, SGBO,
juni 2002
9
kwaliteitsinstrument, de legitimering van het eigen beleid, en de beïnvloeding van beleid en uitvoering. Daar kan nog tenminste een vierde aan worden toegevoegd. Met het op een zekere afstand zetten van de uitvoering van de sociale zekerheid van de (centrale) overheid (door deze bijvoorbeeld onder te brengen in ZBO’s of door decentralisatie dan wel de dualisering op lokaal niveau) wordt het van belang om in de uitvoeringsorganisaties checks en balances in te bouwen. Voor de controleurs van de bestuurders wordt het steeds belangrijker om over informatie te beschikken over het reilen en zeilen van de sociale zekerheid. Informatie die onafhankelijk van de uitvoeringsorganisaties en de daarbij behorende bestuurders verkregen wordt. Ook hier vervult cliëntenparticipatie een functie.
De vier functies van cliëntenparticipatie nader belicht • Kwaliteitsinstrument: verbetering van dienstverlening Cliëntenparticipatie als kwaliteitsinstrument leidt tot het regelmatig horen van cliënten ter verbetering van het beleid en met name de uitvoering. Door goed te luisteren en de tevredenheid van cliënten te meten, kunnen zo nodig maatregelen worden genomen, die de prestaties van de organisatie en de dienstverlening aan cliënten kunnen verbeteren. De zogenaamde klantenpanels en tevredenheidonderzoeken zijn bij uitstek vormen die bij deze opvatting van participatie horen. Het gaat hierbij om een verbeter- en evaluatie-instrument van de organisatie. ‘Participatie’ in deze functie heeft de neiging zich te beperken tot de uitvoering en heeft minder betrekking op beleid. • Op zoek naar legitimering van het eigen beleid Door cliënten (hun belangenorganisaties of hun zaakwaarnemers) bij het beleid en de uitvoering van sociale zekerheid te betrekken, verwerven de beleidsmakers en uitvoerders begrip of zelfs steun en medewerking voor: - de gestelde doelen - de manieren om die doelen te bereiken - alles wat onmogelijk of onwenselijk is verklaard De legitimatiefunctie kan vele gedaanten aannemen. Het geven van voorlichting aan cliënten, vertegenwoordigers van cliënten of hun (veronderstelde) zaakwaarnemers is een veel voorkomende manier om draagvlak te zoeken. De legitimeringsfunctie wordt door uitkeringsgerechtigden met het nodige wantrouwen bekeken. Het gevaar van medeplichtigheid ligt immers op de loer. Meewerken zou erkenning en bestendiging van de afhankelijkheidsrelatie kunnen betekenen. Meepraten over bepaalde beleidsvoornemens of maatregelen kan al snel worden uitgelegd als instemming. Diezelfde voornemens en maatregelen kunnen zich later tegen jezelf of lotgenoten keren. Dat gevaar is reëel. Strikte dominantie van de legitimatiefunctie kan betekenen dat cliënten wel meepraten, maar dat de agenda is bepaald en er geen invloed is op de inhoud van de agenda. Ongenuanceerd gezegd: cliëntenparticipatie staat dan niet in het teken van beïnvloeding van beleid en uitvoering, maar van beïnvloeding van cliënten. Cliënten krijgen inzicht, maar geen invloed. • Beïnvloeding van beleid en uitvoering Verbetering van de kwaliteit van de dienstverlening en het vinden van legitimatie zijn functies van cliëntenparticipatie die vooral afgeleid kunnen worden uit het belang van de uitvoerende organisatie. Daarmee is tot nu toe voorbijgegaan aan de meest vanzelfsprekende functie uit het oogpunt van de cliënt: beïnvloeding door cliënten van
10
beleid en uitvoering. Het gaat hierbij om de collectieve erkenning dat cliënten medebepalend zijn voor de vormgeving van sociale zekerheid. Zij zijn geen lijdend voorwerp, object van zorg en goede bedoelingen, maar personen die mede sturen. Deze functie van cliëntenparticipatie sluit aan bij de positie die burgers op maatschappelijke terreinen wordt toegedicht. • Beleid- en controle instrument De uitvoering van de sociale zekerheid gebeurt op enige afstand van de kerninstituties van de overheid. SVB, UWV en CWI zijn zelfstandige bestuursorganen en hebben binnen de kaders die de minister heeft gesteld een zekere autonomie in de uitvoering. Dat vraagt om een systeem van checks en balances, waarborgen dat zorgvuldig met de belangen van cliënten wordt omgegaan. Per slot van rekening zijn betrokkenen voor hun bestaan afhankelijk van deze instituten. Weliswaar zijn rechten in wetten gewaarborgd, maar een individuele gang naar de rechter is voor velen zwaar en wordt vaak als risicovol beleefd. Bovendien zijn veel dingen die met de uitvoering samenhangen niet wettelijk te regelen omdat dit zou leiden tot een hoge mate van gedetailleerdheid en inflexibiliteit. Een ontwikkeld systeem van cliëntenparticipatie, mits met bevoegdheden omkleed en van voldoende faciliteiten voorzien, kan corrigerend en preventief werken. Daarnaast bieden de participatieorganen een schat aan onafhankelijke informatie over de dagelijkse praktijk van de uitvoering die voor toezicht, controle en verfijning en verbetering van de regelgeving van grote waarde zijn. Wat op nationaal niveau geldt, is ook van toepassing op lokaal niveau als het om de uitvoering van de bijstand gaat. Zeker na de invoering van de dualisering van het lokaal bestuur heeft de gemeenteraad bij het invullen van haar controle- en kaderstellende functie behoefte aan eigen onafhankelijke informatie. Daar waar sociale diensten in regionaal verband fuseren, zal die behoefte alleen maar sterker worden en zich mogelijk ook uitbreiden naar de colleges van B&W. Vormgeving cliëntenparticipatie Cliëntenraden in het kader van SUWI (artikel 10 en11) De uitvoeringsorganisaties UWV, CWI en SVB hebben een “regeling cliëntenparticipatie” vastgesteld, zoals bedoeld in artikel 10 en 11 van de wet SUWI. Conform deze regeling hebben de cliëntenraden tot taak: de uitvoeringsorganisatie gevraagd en ongevraagd te informeren en adviseren over het uitvoeringsbeleid en de uitvoeringspraktijk en ontwikkelingen te signaleren. De cliëntenraden zijn per regeling verschillend georganiseerd. UWV heeft drie landelijke en twaalf regionale cliëntenraden. Op landelijk niveau is er een centrale cliëntenraad (CC) op het niveau van de Raad van Bestuur, en twee landelijke cliëntenraden op directieniveau, één AG 6-raad, één WW 7-raad. Daarnaast heeft iedere regio twee regionale raden, zes AG en zes WW (totaal twaalf). De CWI heeft één centrale cliëntenraad en zes regionale cliëntenraden. De SVB heeft één cliëntenraad en kent geen regionale cliëntenraden. Regionale cliëntenraden zijn volgens de SVB vooralsnog niet noodzakelijk omdat de organisatie centrale besluitvormingsprocessen en centrale uitvoeringsvoorschriften heeft en er geen 6
AG = arbeidsgeschiktheid
7
WW = Werkloosheidswet
11
of nauwelijks verschillen zijn in de SVB dienstverlening in de regio. De SVB is van mening dat via klanttevredenheidsonderzoeken en de klachtregeling voldoende signalen uit de regio worden ontvangen. Verder kunnen cliënten tips, suggesties en ideeën voor verbetering van de dienstverlening doorgeven aan hun SVB-kantoor. WWB cliëntenraden (artikel 47 WWB) Cliëntenparticipatie bij de uitvoering van de Wet Werk en Bijstand (WWB) is geregeld in artikel 47 WWB. Op grond van dit artikel zijn gemeenten verplicht om de vormgeving van cliëntenparticipatie in een verordening vast te leggen. Het doel van de lokale cliëntenparticipatie is dat belanghebbenden bij de WWB vanuit een onafhankelijke positie optimaal betrokken zijn bij het gemeentelijke bijstandsbeleid. Facilitering cliëntenraden Om inhoud en invulling te kunnen geven aan hun taken moeten cliëntenraden over bepaalde faciliteiten kunnen beschikken. Op grond van de regelingen en verordeningen binnen de cliëntenparticipatie bepalen uitvoeringsorganisaties welke faciliteiten zij beschikbaar stellen. In hoofdstuk 3 wordt nader op dit onderwerp ingegaan. De kwaliteit van cliëntenparticipatie wordt mede bepaald door de faciliteiten die een cliëntenraad heeft.
12
2 Organisaties betrokken bij cliëntenparticipatie Cliëntenraden worden samengesteld uit vertegenwoordigers van belangenorganisaties en individuele cliënten (georganiseerde en ongeorganiseerde). Diverse organisaties spelen een rol bij het ondersteunen van cliëntenraden. 2.1 Belangenorganisaties Leden van cliëntenraden worden (voor een deel) afgevaardigd uit belangenorganisaties (gehandicaptenorganisaties, vakbonden, ouderenorganisaties, enz.). Belangenorganisaties hebben in dit kader tot taak hun vertegenwoordigers in cliëntenraden te informeren over de problemen die spelen binnen hun achterban. Zij horen ertoe bij te dragen dat leden van cliëntenraden zaken in een breder perspectief zien. In de regelingen cliëntenparticipatie van CWI en UWV is zelfs vastgelegd dat de organisaties die leden voor de cliëntenraden afvaardigen zorg moeten dragen voor achterbanraadpleging. De cliëntenraden van CWI en UWV hebben op grond van deze regeling zelf geen faciliteiten voor achterbanraadpleging. Een deel van de cliëntenorganisatie (gehandicapten- en ouderenorganisaties) wordt via het ministerie van VWS gefinancierd. Vanaf 2004 is door het ministerie van VWS bezuinigd op deze subsidiëring waardoor belangenorganisaties genoodzaakt waren een aantal activiteiten af te bouwen of te verschralen, waaronder de activiteiten op het terrein van cliëntenparticipatie in de sociale zekerheid. Een verdere verschraling dreigt. Het PGO-fonds 8 van het ministerie van VWS, langs welke lijn een deel van de belangenorganisaties wordt gefinancierd, zal per 2009 niet meer toegankelijk zijn voor subsidieaanvragen ten behoeve van belangbehartiging in de sociale zekerheid. Daardoor dreigt een belangrijke vorm van ondersteuning van cliëntenraden op het terrein van de sociale zekerheid verloren te gaan. In de 4e voortgangsrapportage SUWI 9 heeft de minister van SZW aangegeven dat hij zal overleggen met het ministerie van VWS over de taakverdeling met betrekking tot de ondersteuning van belangenorganisaties. Hierbij werd vermeld dat als uitgangspunt geldt dat het ministerie van VWS de cliëntenparticipatie in het algemeen subsidieert en dat SZW meer in concrete zin cliëntenparticipatie bevordert en faciliteert op het terrein van sociale zekerheid en de arbeidsmarkt. Vervolgens wordt in de 5e voortgangsrapportage SUWI 10 vermeld dat met het ministerie van VWS is afgesproken de subsidieaanvragen die belangenorganisaties voor 2003 bij het ministerie van VWS hebben ingediend (via Sjakuus) mede te beoordelen op dubbele financiering. Het ministerie van VWS heeft inmiddels het mes gezet in de subsidies aan belangenorganisaties en ondersteuningsorganisaties. Het ministerie van SZW heeft echter geen regeling getroffen om belangenorganisaties en ondersteuningsorganisaties te faciliteren. Er wordt slechts de mogelijkheid geboden om projectsubsidies aan te vragen. Vakbonden hebben geen structurele subsidies. Zij financieren hun bijdrage aan cliëntenparticipatie uit hun eigen middelen.
8
PGO fonds = Fonds voor patiënten, gehandicaptenorganisaties en ouderenbonden
9
Kamerstuk 26448, nr. 58; september 2002
10
Kamerstuk 26448, nr. 69; mei 2003
13
2.2 Landelijke netwerkorganisaties Naast belangenorganisaties bestaan er zogenaamde landelijke netwerkorganisaties als Landelijk overleg cliëntenraden in de Sociale Zekerheid (Loc SZ), Landelijk Netwerk Cliënten Organisaties (LNCO), Samenwerkingsverband Mensen Zonder Betaald Werk (SMZBW), Landelijke Vereniging van Arbeidsongeschikten. Het betreft hier netwerken van gemeentelijke cliëntenraden en belangenorganisaties van gehandicapten en WAOplatforms. De landelijke netwerkorganisaties hebben o.a. als taak het bevorderen van de kwaliteit van cliëntenparticipatie. Door middel van nieuwsbrieven en bijeenkomsten verspreiden zij kennis en informatie en dragen zij bij aan informatie-uitwisseling tussen cliëntenraden. Deels vervullen landelijke netwerkorganisaties van gemeentelijke cliëntenraden en de LVA - een netwerkorganisatie van mensen met een arbeidshandicap - een vertegenwoordigende rol in regionale en landelijke cliëntenraden. Deze organisaties kennen geen vorm van structurele financiering. Zij moeten putten uit incidentele landelijke subsidies (overheid en fondsen) en bijdragen van provincies. De bijdrage die zij kunnen leveren aan het bevorderen van de kwaliteit van cliëntenparticipatie wordt daardoor beperkt. 2.3 Provinciale steunpunten In de provincie bestaan zogenaamde provinciale steunpunten voor uitkeringsgerechtigden. Deze steunpunten verzorgen onder meer informatie- en scholingsbijeenkomsten voor cliëntenraden en belangenorganisaties in de provincie. Zij dragen er aan bij dat cliëntenraden hun ervaringen kunnen uitwisselen. Het is per provincie verschillend hoe deze organisaties worden gefinancierd. In een aantal provincies is de provinciale subsidie geheel verdwenen. De provinciale steunpunten uitkeringsgerechtigden dragen net als de landelijke belangenorganisaties en de landelijke netwerkorganisaties bij aan het verbeteren van de kwaliteit van cliëntenparticipatie. De bijdrage die zij hieraan kunnen leveren wordt medebepaald door de middelen waarover zij kunnen beschikken. 2.4 Ondersteunings- en scholingsorganisaties Tot slot zijn er organisaties die diensten, ondersteuning, scholing en onderzoeksfaciliteiten aanbieden aan onder andere cliëntenraden en belangenorganisaties. Hierbij kan gedacht worden aan Clip, Arcon, Stichting Landelijke Kaderscholing Uitkeringsgerechtigden (LKU), stichting Zet. Deze organisaties bieden tegen betaling onder andere diensten aan ter bevordering van de kwaliteit van cliëntenparticipatie. Cliëntenraden en belangenorganisaties kunnen, afhankelijk van hun financiële middelen, scholing en ondersteuning bij deze organisaties inkopen. 2.5 Conclusie Bij de behandeling van de Wet SUWI in juni 2002 in de Tweede Kamer is bij de indiening van het amendement Harrewijn 11 voor het instellen van de Landelijke Cliëntenraad gezegd dat er financiering moet komen om belangenorganisaties te versterken in hun deelname aan de Landelijke Cliëntenraad (LCR). Aan deze uitspraak is nooit invulling gegeven. 11
Tweede Kamer SUWI 20 juni 2001 TK 89 89-5600 -5603
14
Belangenorganisaties dienen niet alleen gefaciliteerd te worden voor hun deelname aan de LCR maar ook voor hun deelname van cliëntenparticipatie bij de ZBO’s en gemeenten. De kwaliteit van de cliëntenparticipatie is erbij gebaat als de leden van deze raden adequaat worden ondersteund en gevoed door cliënten. De belangenorganisaties en netwerkorganisaties hebben hier een belangrijke taak. Om deze taak te vervullen is facilitering van belangenorganisaties en netwerkorganisaties een noodzaak. Met de veranderingen in de financieringswijze van het fonds PGO en de bezuinigingen zijn de mogelijkheden van de gehandicapten- en ouderenorganisaties om vertegenwoordigers in de raden te ondersteunen, zwaar onder druk komen te staan. De landelijke netwerkorganisaties hebben geen enkele vorm van structurele financiering. Voor projectsubsidies zijn zij afhankelijk van het ministerie van SZW (die een zeer terughoudend beleid in deze voert) en fondsen. Ondersteunings- en scholingsorganisaties dienen hun opdrachten uit de markt te ontvangen. Cliëntenraden, belangenorganisaties en netwerkorganisaties kunnen desgewenst diensten bij hen inkopen. Daartoe moeten zij wel over voldoende middelen beschikken.
15
3 Over welke faciliteiten beschikken cliëntenraden in de sociale zekerheid Voor de uitvoeringsorganisaties en de VNG is het noodzakelijk inzicht te krijgen in de faciliteiten van cliëntenraden om zich een oordeel te kunnen vormen over de noodzaak van een fonds. In dit kader hebben zij geadviseerd een nader onderzoek te laten verrichten naar de faciliteiten van cliëntenraden. 3.1 Onderzoek naar de faciliteiten Naar aanleiding van het advies voor nader onderzoek is met het ministerie van SZW afgesproken dat het onderzoek naar de faciliteiten van cliëntenraden bij gemeenten zal plaatsvinden via het onderzoek “vormgeving cliëntenparticipatie bij de WWB”, uitgevoerd door Ipso Facto 12. Dit onderzoek is in opdracht van het ministerie van SZW uitgevoerd in het kader van de evaluatie WWB. In hoofdstuk 6 van dit onderzoek “Evaluatie cliëntenparticipatie Wet Werk en Bijstand, een landelijk beeld van de lokale vormgeving” wordt een schets gegeven van de faciliteiten van gemeentelijke cliëntenraden. De LCR heeft dit hoofdstuk voorgelegd aan de RvB van CWI, UWV en SVB en hun cliëntenraden, met de vraag of de bevindingen bij gemeenten met betrekking tot facilitering van cliëntenraden bij de gemeente worden herkend en hoe de cliëntenraden bij UWV, CWI en SVB worden gefaciliteerd. Op deze wijze is inzicht verkregen over de facilitering van cliëntenraden bij deze uitvoeringsorganisaties. De bevindingen met betrekking tot facilitering van cliëntenraden in de praktijk worden hieronder beschreven. 3.2 Faciliteiten WWB cliëntenraden Op basis van de gemeentelijke verordening zijn de gemeenten verantwoordelijk voor het faciliteren van de cliëntenraden en voor de vergoeding van de kosten van de activiteiten. Dit gebeurt in natura, door het verstrekken van een budget aan de cliëntenraad, door het vergoeden van de kosten van faciliteiten op declaratiebasis of mengvormen van genoemde drie financieringswijzen. 3.2.1 Wijze van financiering faciliteiten gemeentelijke cliëntenraden Uit de onderzoeksgegevens van Ipso Facto blijkt dat de financiering van de faciliteiten van de cliëntenraden als volgt plaatsvindt. Ongeveer driekwart van de cliëntenraden heeft een eigen budget waaruit faciliteiten worden gefinancierd. Een derde van de cliëntenraden krijgt de faciliteiten in natura verstrekt. De overigen (een derde deel) krijgen de faciliteiten vergoed op declaratiebasis. Sommige cliëntenraden krijgen wel een jaarlijks budget toegewezen, maar moeten alle uitgaven toch declareren bij de sociale dienst, die het budget voor de cliëntenraad in beheer heeft.
12
Ipso Facto; Evaluatie cliëntenparticipatie WWB; een landelijk beeld van de lokale vormgeving .
16
Figuur 1
Wijze van financiering gemeentelijke cliëntenraden
Wijze facilitering Cliëntenraad heeft eigen budget Facilteiten worden in natura verstrekt Faciliteiten worden op declaratiebasis verstrekt Anders
(Intergemeentelijke) sociale diensten 72%
Cliëntenraden
36%
32%
33%
27%
15%
7%
77%
N= 116 (intergemeentelijke) sociale diensten) en N= 84 cliëntenraden figuur 6.1 Ipso facto; Evaluatie cliëntenparticipatie WWB; een landelijk beeld van de lokale vormgeving.
Opmerkelijk is dat de gezamenlijke som van de percentages in de kolommen meer dan 100% bedraagt. In het onderzoek van Ipso facto wordt hiervoor geen verklaring gegeven. 3.2.2 Hoogte budget ten behoeve van cliëntenraden De omvang van het budget voor cliëntenraden loopt sterk uiteen. Het budget varieert van € 431 tot € 97.500 op jaarbasis. Veder blijkt dat 63% van de cliëntenraden een budget heeft tussen de € 1000 en € 10.000. Onderstaand overzicht toont de verdeling naar budget voor cliëntenraden: Figuur 2 Overzicht hoogte budgetten gemeentelijke cliëntenraden 8% van de cliëntenraden heeft een budget lager dan € 1000 33 % van de cliëntenraden heeft een budget tussen € 1000 en € 5000 22 % van de cliëntenraden heeft een budget tussen € 5000 en € 10.000 25 % van de cliëntenraden heeft een budget tussen €10.000 en € 20.000 7 % van de cliëntenraden heeft een budget tussen € 20.000 en € 50.000 5 % van de cliëntenraden heeft een budget tussen € 50.000 en € 100.000 N= 60 cliëntenraden figuur 6.2 rapport Ipso Facto; Evaluatie cliëntenparticipatie WWB; een landelijk beeld van de lokale vormgeving.
In het rapport van Ipso Facto wordt de volgende toelichting bij dit overzicht gegeven. De cliëntenraden met een budget van hoger dan € 20.000 komen met name uit de grote steden (alle G4 gemeenten, een G27 gemeenten, een grote ISD, en een gemeente met bijna 70.000 inwoners). Cliëntenraden met een budget lager dan € 1000 komen uit gemeenten met 15.000 tot 30.000 inwoners. De werkelijke ruimte die de omvang van het budget biedt, wordt mede bepaald door wat uit het budget bekostigd moet worden. Cliëntenraden die uit hun budget de huisvesting en/of een professionele functionaris (secretaris, beleidsmedewerker) moeten betalen hebben logischerwijs een hoger budget dan cliëntenraden die dergelijke zaken in natura ter beschikking krijgen. Ook is het aantal cliëntenraadsleden van invloed op de hoogte van het budget, aangezien
17
onkostenvergoedingen en eventuele presentievergoedingen doorgaans uit het budget worden betaald. 3.2.3 Faciliteiten Uit de onderzoeksgegevens van Ipso Facto blijkt verder dat de faciliteiten voor cliëntenraden enerzijds uit een budget worden bekostigd en anderzijds in natura worden verstrekt. In onderstaand overzicht wordt zichtbaar over welke faciliteiten cliëntenraden kunnen beschikken en op welke wijze deze (voornamelijk) worden verstrekt. Figuur 3 (N=84 cliëntenraden)
Anders Technische ondersteuning (helpdesk/service) Abonnementen en lidmaatschappen organisaties Website Computer en printers Deelname netwerk/congressen Kunnen uitvoeren van eigen onderzoek Raadplegen externe deskundigheid Communicatiemogelijkheden (internet, email, telefoon, fax) kantoorartikelen (pennen, papier etc.) Communicatie met de achterban Secretariële ondersteuning Catering Kopieerapparatuur (beschikking over) Ambtelijke ondersteuning Vergaderruimte of kantoorruimte
natura in % 0
budget in % 7
totaal % 7
13
8
21
18 18 18 20 20 20 20
55 24 43 64 33 39 46
73 42 61 84 53 59 66
23 29 30 39 49 55 74
45 42 23 21 38 11 30
68 71 53 60 87 66 104
De gegevens zijn afkomstig uit figuur 6.3. onderzoek Ipso Facto; Evaluatie cliëntenparticipatie WWB; een landelijk beeld van de lokale vormgeving.
Uit het overzicht blijkt onder andere dat 47% van de cliëntenraden geen middelen heeft voor eigen onderzoek, eveneens 47% van de cliëntenraden heeft geen secretariële ondersteuning. Een derde van de cliëntenraden heeft geen ambtelijke ondersteuning. 34% van de cliëntenraden beschikt niet over communicatiemiddelen als telefoon, email, internet of fax. 29% heeft geen mogelijkheden voor communicatie met de eigen achterban. En 41% kan geen externe deskundigen raadplegen. 29% van de onderzochte cliëntenraden zegt bepaalde faciliteiten te missen om goed te kunnen functioneren. De faciliteiten die worden gemist zijn: - website - meer budget om informatiebijeenkomsten te organiseren - eigen werkruimte - eigen computer - een PC-netwerk - een telefoonvergoeding voor leden - vergoedingen voor leden die de cliëntenraad vertegenwoordigen in overlegorganen (anders dan de gemeente of sociale dienst)
18
-
digitale bereikbaarheid van cliëntenraadsleden eigen of onafhankelijk onderzoek onder de achterban secretariële ondersteuning (huidige ondersteuning is te weinig) ambtelijke ondersteuning (huidige ondersteuning is te weinig) technische ondersteuning financiële ondersteuning langdurige externe ondersteuning door CliP meer betrokkenheid van de wethouder
Onduidelijk is wat het meest wordt gemist. 3.2.4 Deskundigheidsbevordering Bij de vraagstelling over welke faciliteiten cliëntenraden kunnen beschikken, ontbreekt de vraag naar deskundigheidsbevordering. In het onderzoek is aan dit onderwerp in paragraaf 6.3 apart aandacht besteed, waar wordt opgemerkt dat gemeenten en cliëntenraden deskundigheidsbevordering een belangrijk onderdeel vinden van de besteding van het budget. Uit het onderzoek blijkt verder dat de afspraken over deskundigheidsbevordering per cliëntenraad nogal verschillen. In onderstaand figuur wordt het volgende overzicht gegeven van de afspraken over deskundigheidsbevordering: Figuur 4 Overzicht van de afspraken over deskundigheidsbevordering Uit algemeen jaarlijks budget 11% Er is geen budget, maar er kan een 37% aanvraag worden gedaan bij de gemeente Er is een jaarlijks vastgesteld 16% (geoormerkt) scholingsbudget Er zijn geen afspraken over gemaakt 19% met de gemeente (of ISD) Anders 17% N= 84 cliëntenraden figuur 6.4. onderzoek Ipso Facto; Evaluatie cliëntenparticipatie WWB; een landelijk beeld van de lokale vormgeving.
Onduidelijk is hoeveel cliëntenraden daadwerkelijk een beroep kunnen doen op deskundigheidsbevordering. Bij 19% zijn er geen afspraken gemaakt over deskundigheidsbevordering en bij 37% is er geen budget maar kan een aanvraag worden gedaan bij gemeente. Onduidelijk is wat het resultaat is. Bij 11 % moet deskundigheidsbevordering worden betaald uit algemeen jaarlijks budget. Onduidelijk is of dit voldoende mogelijkheden biedt. Hoe hoog is het algemeen budget van deze cliëntenraden? Bij 17% is het onduidelijk welke afspraken er over deskundigheidsbevordering zijn (anders).
19
3.2.5 Conclusie Op basis van het onderzoek naar de vormgeving van cliëntenparticipatie bij de WWB wordt slechts duidelijk dat cliëntenraden gefaciliteerd worden. Uit de onderzoeksresultaten kan niet worden afgeleid welke faciliteiten uit het budget worden bekostigd en welke in natura worden verstrekt. Bovendien is niet duidelijk welke vrijheid cliëntenraden hebben bij het inkopen of selecteren van de (instelling voor) deskundigheidsbevordering. Moet dit worden ingekocht bij de gemeente of een instelling waar de gemeente toch al zaken mee doet of kan het vrij op de markt besteed worden? Bij de verstrekte gegevens ontbreekt een helder inzicht in de relatie gemeenteklasse/budget cliëntenraad/facilitering of naar de verhouding intergemeentelijks sociale dienst/gemeenteklasse en facilitering. Dit is nodig om inzicht in te krijgen hoe de verhoudingen werkelijk liggen. Tevens blijkt uit de gepresenteerde overzichten dat de verzameling van respondenten (aantallen) varieert. De vragen over hoogte van het budget, faciliteiten en wijze van verstrekking en afspraken over deskundigheidsbevordering zijn alleen aan cliëntenraden gesteld. Hierdoor kan geen goed beeld van de feitelijke facilitering worden gevormd. Gemeenten en cliëntenraden vinden deskundigheidsbevordering belangrijk maar dat blijkt onvoldoende uit de afspraken die hierover worden gemaakt. 3.3 Faciliteiten cliëntenraden UWV De Raad van Bestuur van UWV en de cliëntenraden van UWV hebben een beeld geschetst van de faciliteiten. 3.3.1 Raad van Bestuur UWV Cliëntenraden UWV kennen geen eigen budget en hoeven dus geen verantwoording af te leggen over het financiële beheer. De verantwoording hiervan ligt bij UWV. Dit komt doordat UWV de faciliteiten van de cliëntenraden zowel in geld (onkostenvergoedingen raadsleden) als in nature verstrekt. UWV is vaak opdrachtgever en ontvangt dan de rekening. Deze kosten worden voor de raden niet inzichtelijk. Het totale budget dat UWV in 2007 voor cliëntenparticipatie heeft begroot is € 400.000. De kosten van de secretarissen en administratieve ondersteuning vallen buiten dit budget. Het UWV heeft het begrote budget voor de cliëntenraden UWV in 2007 als volgt gespecificeerd (figuur 5): Figuur 5
Specificatie budget CR UWV van € 400.000 in 2007
Vergoedingen aan cliëntenraadsleden
230.000
Vergaderkosten (intern en extern)
20.000
Meldweken
50.000
Ondersteuning website (inhoudelijk)
50.000
Ondersteuning website (onderhoud)
10.000
Scholing (vorminhoudelijk)
20.000
Overig
20.000
Totaal
400.000
Volgens UWV geeft deze specificatie een globaal overzicht van de onkostenposten voor cliëntenparticipatie in 2007. Het bedrag van € 400.000 is een stelpost waar UWV zich op richt. Als blijkt dat er meer kosten gemaakt moeten worden, dan is dit tot nu toe nog steeds geaccordeerd. Zo zullen de kosten voor bijvoorbeeld scholing in 2008 hoger zijn dan in 2007. Door de wisseling van scholingsinstituut, begin 2007, is er later gestart met
20
de scholing en hebben sommige raden in 2007 nog geen scholing gehad. Dit zal, daar waar nodig, in 2008 ingehaald worden. Daarnaast wordt er door de UWV academie een kennisinhoudelijke scholing verzorgd. Deze kosten worden intern verrekend en komen boven op het budget van € 400.000. Met betrekking tot de faciliteiten waarover de cliëntenraden UWV beschikken, is in het besluit “regeling cliëntenparticipatie” een vergoedingsregeling opgenomen. De cliëntenraadsleden hebben de keuze tussen een vaste onkostenvergoeding en een vergoeding op declaratiebasis. De kosten voor vergoeding die in aanmerking komen zijn als volgt beschreven (figuur 6): Figuur 6
Voor vergoeding in aanmerking komende kosten van leden cliëntenraden
Kostensoort Reiskosten
Vergoedingenspecificatie Openbaar vervoer: • Werkelijke kosten OV tweede klasse • Werkelijke kosten OV eerste klasse voor raadsleden voor wie het reizen met OV tweede klasse bezwaarlijk is (i.b.v. verklaring behandelend arts) Eigen auto: • € 0,28 per kilometer • Parkeren, tunnels, poorten en tolpunten
Portokosten
Taxikosten: • Vergoeding van werkelijke kosten aan raadsleden voor wie het reizen met openbaar vervoer bezwaarlijk is (i.b.v. verklaring behandelend arts) Werkelijk gemaakte kosten blijkend uit specificatie
Kopieerkosten
Werkelijk gemaakte kosten blijkend uit specificatie
Telefoonkosten.
Vaste vergoeding per tijdseenheid (onderscheid in lokaal en interlokaal)
Kosten van incidentele kinderopvang
Werkelijk gemaakte kosten doch maximaal € 3,40 per uur per kind met een maximum van € 34,00 per dag per kind
Kosten van kleine kantoorbenodigdheden, zoals schrijfmaterialen, papier, inkt. Hieronder wordt niet verstaan nietverbruikbare kantoorbenodigdheden zoals perforators, nietmachines, computers e.d.)
Vergoeding van kosten die uitsluitend zijn toe te rekenen aan het raadslidmaatschap. Werkelijk gemaakte kosten blijkend uit specificatie
Bewijsstukken Overlegging vervoersbewijzen (in combinatie met voorgeschreven declaratieformulier)
Declaratieformulier. Overlegging facturen, bonnetjes (in combinatie met voorgeschreven declaratieformulier) Overlegging facturen, bonnetjes (in combinatie met voorgeschreven declaratieformulier)
Overlegging facturen, bonnetjes (in combinatie met voorgeschreven declaratieformulier). Overlegging facturen, bonnetjes (in combinatie met voorgeschreven declaratieformulier). Overlegging gespecificeerde factuur (in combinatie met voorgeschreven declaratieformulier). Overlegging facturen, bonnetjes of kwitanties (in combinatie met voorgeschreven declaratieformulier met vermelding van data en tijdstippen) Overlegging facturen, bonnetjes (in combinatie met voorgeschreven declaratieformulier)
De faciltering voor de cliëntenraden UWV heeft in 2007 op de volgende wijze plaatsgevonden.
21
Website: de cliëntenraden hebben een eigen website die volledig door UWV wordt bekostigd. Er vindt vanuit een extern bureau ondersteuning plaats om de website te professionaliseren. Werkplek: m.b.t. de werkplek van cliëntenraden UWV heeft UWV gemeld, dat de raden bij de start de beschikking hebben over een eigen werkplek met PC. In de loop van de tijd is echter gebleken dat hier weinig behoefte aan is: om reistijd te besparen werken de leden liever op hun PC thuis. De gemaakte kosten worden gedekt door de onkostenvergoeding (zie figuur 6). Vergaderfaciliteiten: de kantoor- en vergaderfaciliteiten zijn: kopieerkosten, portokosten, kosten van kleine kantoorbenodigdheden, zoals schrijfmaterialen, papier en inkt. UWV faciliteert vergaderruimtes en lunches voor de raden. Daarin zit geen beperking. Onkostenvergoeding: De onkostenvergoeding is in overleg met de achterbanorganisaties vastgesteld. UWV is van mening dat de onkostenvergoeding voldoet. Deze is ook met de belastingdienst afgestemd. Voorwaarde bij de totstandkoming van de vergoedingsregeling was dat de leden geen problemen zouden krijgen met de belastingdienst. De regeling valt binnen de regels voor vrijwilligerswerk. Op deze manier hoeft het de cliëntenraadsleden geen geld te kosten. Ze hebben namelijk de volgende keuzes: - Vergoeding op declaratiebasis. Alle in de regeling opgenomen kosten kan het lid declareren. - Vaste vergoeding. Het lid kiest voor een vaste vergoeding als hij denkt dat de gemaakte kosten binnen het bedrag van de vaste vergoeding blijven. Als aan het eind van het jaar blijkt dat gemaakte kosten hoger zijn dan de vaste vergoeding dan kan het lid eenmalig de meerkosten declareren na overlegging van bonnen etc. De vanuit cliëntenraden gevraagde regeling voor loonderving van deels werkenden wijst het UWV af. Ten eerste omdat het belastingtechnisch erg lastig is te regelen. Ten tweede stelt het UWV zich op het standpunt dat vergaderingen van cliëntenraden in de vrije tijd te plannen zijn. Dit onderwerp is reeds eerder met de achterbanorganisaties (vakbonden en belangenorganisaties) besproken. Het ging toen om één cliëntenraadslid die in WSW verband werkte. Deze is gestopt omdat het werk niet te combineren was met het lidmaatschap van de raad. De achterbanorganisaties zouden inventariseren om hoeveel gevallen het zou gaan en zo nodig hierop terugkomen. Hier heeft UWV niets meer op vernomen. Secretaris/ambtelijke ondersteuning: UWV verzorgt de informatie die de raden nodig hebben om hun werk te doen. Veelal wordt dit opgedragen aan een beleidsmedewerker. In elke regio is een door UWV aangestelde secretaris actief, die de ondersteuning van de raden verzorgt. De kosten van deze secretarissen en de administratieve medewerkster vallen buiten het budget van € 400.000. Landelijk worden de raden van AG, WW en de centrale cliëntenraad vanuit het hoofdkantoor UWV ondersteund. De omvang van de secretariële ondersteuning van de 15 cliëntenraden is 7fte met overhead. Deskundigheidsbevordering: er is een scholingsprogramma opgesteld in samenwerking met de cliëntenraden en UWV, dat tweeledig van opzet is: kennisinhoudelijke kant en
22
vorminhoudelijke kant. Bij de kennisinhoudelijke kant gaat het om kennis van de sociale zekerheid. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de UWV academie, die deze opleidingen ook voor de eigen medewerkers verzorgt. Bij de vorminhoudelijke kant gaat het om persoonlijke vaardigheden als vergadertechnieken, opstellen van werkplannen, maken van jaarverslagen etc. In overleg met de cliëntenraden is er een scholingscommissie ingesteld. Samen met vertegenwoordigers van UWV heeft een aantal cliëntenraadsleden aangegeven welke scholing nodig is voor de raden. Dit heeft ertoe geleid dat er een tweeledig scholingsvoorstel is gekomen. De scholingscommissie heeft vervolgens een scholingsinstituut uitgekozen en daar is UWV mee in zee gegaan. Per 1-1-2007 zijn er in het kader van de Europese aanbesteding andere scholingsinstituten geselecteerd. Een van de bureaus verzorgt nu de scholing, vanuit de eerder ingenomen doelstelling van de scholingscommissie. Extern onderzoek: de cliëntenraden van UWV hebben geen mogelijkheid om zelfstandig extern onderzoek te laten verrichten. UWV-organisatie heeft veel deskundigheid in huis. Als er zaken moeten worden uitgezocht of onderzoek nodig is, dan kan dat veelal intern (binnen UWV) gebeuren. In het kader van de zogenaamde meldweken is externe deskundigheid ingeroepen van Arcon. Dit is door UWV gefaciliteerd. Bij de organisatie van de eerste meldweek in regio Oost in 2006 is er een discussie geweest over de vraag of UWV de kosten van de meldweek voor zijn rekening wilde nemen. Hierna is dit in de andere regio’s geen punt van discussie meer geweest. UWV heeft zelfs gepromoot om in de regio’s meldweken te organiseren. Voor de raden heeft het wel heel wat voeten in de aarde gehad om hierover in de eigen gelederen afstemming te krijgen. De RvB van UWV vindt de huidige faciliteiten voor cliëntenparticipatie voldoende. Daar waar de cliëntenraden nieuwe taken op willen pakken, worden deze met UWV afgestemd en veelal ook gefaciliteerd door UWV. Voorbeeld is de meldweek, die door UWV volledig is bekostigd.
23
3.3.2 Cliëntenraden UWV De UWV cliëntenraden vullen de informatie, zoals hierboven door Raad van bestuur UWV geschetst, als volgt aan. Onkostenvergoeding: de cliëntenraden UWV geven aan dat de onkostenvergoeding binnen de cliëntenraden regelmatig punt van discussie is. Zij pleiten voor een minder starre en beter op de tijdsinspanning geënte onkostenvergoeding. Het lidmaatschap van cliëntenraden mag de cliëntenraadsleden geen geld kosten. Zo pleiten cliëntenraden van UWV ook voor een regeling voor loonderving. Secretaris/ambtelijke ondersteuning: cliëntenraden UWV vragen zich af of de huidige secretarissen de rol van ambtelijk secretaris kunnen vervullen. De cliëntenraad stelt zich op het standpunt dat de secretaris de rol van onafhankelijk en deskundig secretarieel en ambtelijk secretaris moet hebben, werkend in opdracht van de cliëntenraden UWV. Volgens hen herkent de RvB UWV dat er discussie is over dit onderwerp. De RvB UWV weet dat de raden graag de beschikking hebben over een door UWV bekostigd eigen onafhankelijke raadssecretaris. Hierover heeft de RvB UWV aangegeven dat zij dit niet faciliteert. Deskundigheidsbevordering: de cliëntenraden van UWV melden dat het in de huidige situatie lijkt alsof er voldoende ruimte is voor deskundigheidsbevordering. Eerlijkheid gebiedt echter te zeggen dat de cliëntenraden nog zoekende zijn naar uitbreiding en inhoud van de faciliteit “deskundigheidsbevordering”. Extern onderzoek: de cliëntenraden menen dat zij in staat moeten worden gesteld om externe expertise in te huren ten behoeve van (lastige) onderwerpen: de mogelijkheid om onafhankelijk onderzoek te laten verrichten door externen. De cliëntenraadsleden UWV vinden dat zij de volgende faciliteiten missen c.q. onvoldoende: • een gekwalificeerd ambtelijk secretaris, werkend in opdracht van de cliëntenraadsleden (er is behoefte aan meer ambtelijke en secretariële ondersteuning) • een minder starre en beter op de tijdsinspanning geënte (on)kostenvergoeding • mogelijkheid voor onafhankelijk onderzoek Ten behoeve van de meldweken zijn wel middelen beschikbaar gesteld, hierover is uitvoerig overleg geweest met Arcon (die de meldweken heeft begeleid). Het was echter binnen de raden (per regio een WW en een AG raad) lastig om overeenstemming te krijgen over de doelstellingen en de uitwerking hiervan. 3.3.3 Conclusie De LCR concludeert uit het bovenstaande dat de bevindingen van RvB UWV over de faciliteiten verschillen met die van de bevindingen van de cliëntenraden UWV. De cliëntenraden missen een eigen ambtelijke secretaris, werkend in opdracht van de cliëntenraadsleden. Tevens is er behoefte aan meer ambtelijke en secretariële ondersteuning en een minder starre en beter op de tijdsinspanning geënte (on)kostenvergoeding waarbij ook schadeloosstelling voor loonderving wordt geregeld en de reeds genoemde mogelijkheid voor onafhankelijk onderzoek. De RvB geeft aan dat middelen ter beschikking zijn gesteld voor het uitvoeren van de meldweken. De cliëntenraden geven aan dat het lastig was de middelen hiervoor beschikbaar te krijgen.
24
Met betrekking tot vergoeding van loonderving merkt de RvB op dat dit erg ingewikkeld te regelen is (hierover is overleg met de belastingdienst geweest). Tevens meent de RvB dat het mogelijk moet zijn de vergaderingen van de cliëntenraden zo te plannen dat deze in de vrije tijd kunnen plaatsvinden. De cliëntenraden vinden de faciliteiten niet toereikend voor de activiteiten van één centrale cliëntenraad, twee landelijke cliëntenraden en twaalf regionale cliëntenraden. De RvB van UWV geeft aan dat het bedrag van € 400.000 een stelpost is waar UWV zich op richt. Als blijkt dat er meerkosten gemaakt moeten worden, dan is dit tot nu toe steeds geaccordeerd. 3.4 Faciliteiten cliëntenraden CWI De Raad van Bestuur van CWI en de cliëntenraden van CWI hebben het volgende beeld geschetst van de facilitering. 3.4.1 Raad van Bestuur CWI Het beeld over de faciliteiten van cliëntenraden en de bekostiging daarvan is volgens de RvB CWI als volgt: • De faciliteiten voor de cliëntenraden worden bekostigd uit een budget en verstrekt in natura • Wijze van financiering faciliteiten: declaratiebasis c.q. door CWI beschikbaar gesteld en georganiseerd • Het totale budget dat CWI jaarlijks begroot voor cliëntenparticipatie (voor één centrale cliëntenraad en zes regionale cliëntenraden) is € 120.000 (waarvan € 20.000 in natura voor ambtelijke ondersteuning + vergaderlocaties) • CWI heeft het budget van cliëntenraden in beheer: verantwoording vindt plaats binnen financiële verantwoording CWI • Er is een jaarlijks vastgesteld (geoormerkt) scholingsbudget. Cliëntenraden kunnen een verzoek voor scholing indienen bij (RvB) CWI. Zij kunnen zelf aangeven welke soort scholing (ook hulp bij voorbereiding vergaderingen) zij wensen • De faciliteiten en ondersteuning die CWI aan cliëntenraden beschikbaar stelt zijn: vergaderruimte, ambtelijke ondersteuning, catering, onkostenvergoeding • Onkostenvergoeding en deskundigheidsbevordering zijn als faciliteiten in de regeling cliëntenparticipatie CWI genoemd RvB CWI vindt de huidige faciliteiten voor cliëntenraden toereikend. Wel wordt onderkend dat er behoefte is aan meer ambtelijke ondersteuning.
25
3.4.2 Cliëntenraad CWI De CWI cliëntenraden vullen de informatie, zoals hierboven door Raad van Bestuur CWI geschetst, aan. Het budget dat CWI begroot voor cliëntenparticipatie is als volgt gespecificeerd: Figuur 7 Specificatie budget CR CWI Onkostenvergoeding van leden van de 7 CWI cliëntenraden Scholing en andere activiteiten Budget totaal
Tussen € 75.000 – € 80.000 Tussen € 20.000 – € 25.000 € 100.000
In natura
€ 20.000
De cliëntenraad heeft aangegeven dat een aantal faciliteiten wordt gemist of onvoldoende zijn, te weten: • achterbanraadpleging • beleidsmatige ondersteuning, deze is in beperkte mate inmiddels beschikbaar gesteld ten behoeve van de centrale cliëntenraad • een website De cliëntenraden geven het volgende overzicht van hun faciliteiten (figuur 8): Figuur 8 Overzicht faciliteiten CR CWI zoals opgegeven door de cliëntenraad Basisfaciliteiten Inhoudelijke ondersteuning: beleidsmedewerker (voor 2 uur per week), alleen voor de centrale cliëntenraad. Betrokkene is thans wegens ziekte niet beschikbaar. Secretariële ondersteuning: ambtelijk secretaris Kantoor- en vergaderfaciliteiten: vergaderruimte, kantoorartikelen, kopieerapparaat, laptop (voorzitter + secretaris CCR) Onkostenvergoeding en vacatiegelden: Vergoeding leden CR of kosten op basis van declaraties (voorzitter en secretaris €125 en leden € 100 per maand) en variabele kosten leden CR Representatie Deskundigheidsbevordering Deelname congressen/regionale en landelijke bijeenkomsten: jaarlijkse CWI congres(sen) (gratis) en overige congressen (leden betalen dit zelf uit vaste vergoeding) Scholing en training (Zelf)Evaluatie, kwaliteitstoets: evaluatiegesprekken tussen CCR en DCR’n en twee jaarlijks congres (zonder externe deskundige) raadplegen interne deskundigen
Toelichting bij de verstrekte faciliteiten Voor de inhoudelijke ondersteuning was sinds kort een beleidsmedewerker in beperkte mate (2 uur per week) beschikbaar voor de Centrale CliëntenRaad (CCR). De betrokken beleidsmedewerker is thans wegens ziekte niet beschikbaar. De ambtelijk secretaris vervult op dit moment de functie van inhoudelijke ondersteuning. Gelet op de ervaring die de cliëntenraden hebben met de inzet van de ambtelijk secretaris, die ook werk voor de RvB CWI en enkele andere belangrijke organen binnen het CWI moet verrichten, zijn de cliëntenraden niet altijd gegarandeerd van tijdige en volledige inzet. De regionale cliëntenraden kunnen helaas niet over een beleidsmedewerker beschikken. De technische ondersteuning (verzending vergaderstukken) wordt wel door CWI verzorgd. De kantoor en –vergaderfaciliteiten (vergaderruimte, kantoorartikelen, kopieerapparaat) worden door CWI in natura verstrekt. De voorzitter en de secretaris van de CCR hebben
26
een laptop, maar de leden niet. In de vergaderruimte is een kopieerapparaat beschikbaar. De onkostenvergoeding bestaat uit vaste onkostenvergoeding of een vergoeding op declaratiebasis. De vaste vergoeding bedraagt maandelijks € 125 voor de voorzitter en secretaris en voor de overige leden € 100. In de (on)kostenvergoeding is geen loonderving opgenomen. Kinderopvang evenmin. De onkostenvergoeding wordt per kwartaal uitbetaald. Deelname aan congressen wordt niet vergoed (behalve jaarlijks CWI congres en andere door CWI georganiseerde congressen; dit is gratis). De cliëntenraden kunnen kiezen de kosten te betalen uit de maandelijkse vaste vergoeding. Er is een budget voor deskundigheidsbevordering. Dit bedrag vindt de centrale cliëntenraad te gering. Zij zegt dat bedrag alleen al voor eigen scholing nodig te hebben. Voor de decentrale cliëntenraden blijft er dan niets meer over. Zelfevaluatie vindt plaats door gesprekken tussen de centrale cliëntenraad en de decentrale cliëntenraden. Elke twee jaar maakt de centrale raad een ronde langs alle regionale cliëntenraden. De resultaten van deze gesprekken worden besproken met RvB CWI. Daarnaast wordt het twee jaarlijkse congres voor cliëntenraden CWI gezien als een moment van zelfevaluatie. Bij de zelfevaluatie wordt geen gebruik gemaakt van externe deskundigheid. Mogelijkheden voor achterbanraadpleging zijn er niet voor de cliëntenraden. Voor communicatie met de achterban moeten de leden of de organisaties, door wie zij worden afgevaardigd, zorg dragen. De cliëntenraden vinden het jammer niet over een eigen website te beschikken. Ook ontbreken middelen voor PR. Onafhankelijke onderzoeken kunnen conform de regeling cliëntenparticipatie niet worden verricht. De cliëntenraden hebben aangegeven op dit moment dringend behoefte te hebben aan een website (men onderhandelt hierover) en aan meer ambtelijke ondersteuning. Verder meldt de CR CWI dat abonnementen met betrekking tot CWI publicaties kosteloos zijn, overige abonnementen moeten de cliëntenraadsleden zelf betalen uit de maandelijkse vergoeding. 3.4.3 Conclusie De Raad van Bestuur CWI en de cliëntenraden van CWI verschillen van inzicht in de toereikendheid van de middelen. De RvB vindt de middelen toereikend. De cliëntenraad vindt het huidige budget te beperkt. Daarbij merkt de RvB op dat het huidige budget niet wordt opgemaakt. Uit het beschikbare budget (€ 100.000) worden de onkostenvergoedingen en de kosten voor scholing betaald. De onkostenvergoeding van de leden van de 7 CWI cliëntenraden ligt tussen de € 75.000 en € 80.000. De rest (€ 20.000 à € 25.000) is beschikbaar voor scholing of andere activiteiten. De cliëntenraden vinden het bedrag dat thans beschikbaar is voor scholing onvoldoende.
27
De CWI cliëntenraden vinden dat zij onvoldoende faciliteiten hebben. Zo hebben de cliëntenraden behoefte aan (meer) ambtelijke ondersteuning, deelname aan congressen (behalve het CWI-congres), deskundigheidsbevordering (huidig budget is te beperkt), scholing, zelfevaluatie (geen externe deskundigheid aanwezig), achterbanraadpleging, eigen website (nog niet aanwezig), overige PR middelen en onderzoeken. Het beschikbare budget voor scholing gaat grotendeels op aan scholing voor de centrale cliëntenraad. Voor de decentrale cliëntenraden blijven daardoor onvoldoende middelen voor scholing over. 3.5 Faciliteiten cliëntenraad SVB Raad van Bestuur SVB en cliëntenraad SVB hebben een gelijk beeld geschetst over de faciliteiten van cliëntenparticipatie. De RvB SVB stelt jaarlijks het budget voor de cliëntenraad SVB vast. De RvB is de beheerder van het budget. Als de cliëntenraad SVB-activiteiten wil financieren, dan wordt dat aan de RvB gemeld. Via de ambtelijk secretaris wordt de rekening van de activiteit ingediend bij de RvB. Voorafgaand aan elk kalenderjaar geeft de CR SVB aan welke activiteiten, waarvoor budget nodig is, in het komende jaar worden ontplooid. De SVB heeft te maken met één cliëntenraad. In de “Regeling van de Cliëntenraad SVB” van 27 april 2005 zijn de faciliteiten voor de cliëntenraad SVB geregeld. Volgens deze regeling is de RvB SVB vrij om een budget vast te stellen. Er is geen sprake van geoormerkte budgetten. De volgende faciliteiten zijn in de regeling benoemd: • de cliëntenraad kan ter uitvoering van zijn taken zelfstandig onderzoeken doen of laten doen, externe deskundigen raadplegen en activiteiten ontplooien om de betrokkenheid van cliënten te bevorderen • de cliëntenraad kan gebruik maken van scholing en training • de SVB levert een ambtelijk secretaris • de SVB stelt vergaderaccommodaties ter beschikking • de voorzitter en leden ontvangen een vergoeding • de SVB stelt de cliëntenraad een budget ter beschikking De afspraken over deskundigheidsbevordering staan in artikel 11 van de Regeling. Daarin staat dat de SVB de leden van de cliëntenraad op verzoek in de gelegenheid stelt zich door middel van scholing en training kennis te verwerven en vaardigheden eigen te maken die het functioneren van de cliëntenraad ten goede komen. De cliëntenraad kan bij de RvB SVB ook voorstellen (inclusief begroting) indienen voor het doen/laten doen van onderzoeken ter bevordering van cliëntenparticipatie. Daarbij moet wel worden aangetekend, dat onderzoek dat politiek gevoelige onderwerpen betreft, niet kan worden gefinancierd. Zo mocht de SVB van staatssecretaris Van Hoof een onderzoek, “de cliënt als voorwerp van onderzoek naar de leefsituatie”, niet financieren. De regeling cliëntenparticipatie biedt voldoende ruimte om budget aan te vragen voor deskundigheidsbevordering. De SVB merkt op dat de cliëntenraad slechts één keer sinds haar bestaan van deze regeling gebruik heeft gemaakt (februari 2005). Het jaarlijks (totale) budget voor cliëntenparticipatie SVB is € 61.896. De cliëntenraad SVB heeft dit bedrag als volgt gespecificeerd (figuur 9):
28
Figuur 9
Specificatie jaarlijks budget CR SVB
Kosten CR activiteiten
€ 45.000
Vaste vergoeding voorzitter CR: 12 x € 208
€
2.496
Vaste vergoeding leden CR: 8 (12 x € 150)
€ 14.400
Onkostenvergoeding
PM € 16.897
Totaal
€ 16.897 € 61.897
De kosten en activiteiten van de cliëntenraad SVB voor 2007 zijn als volgt gespecificeerd: Activiteiten cliëntenraad, vergoed in 2007 uit een budget van Deskundigheidsbevordering: Raadplegen externe deskundigheid: Eigen onderzoek verrichten:
€ 45.000 € 0 € 1.023 € 0
Daarnaast worden faciliteiten verstrekt in natura, te weten: • vergader- of kantoorruimte • Kopieerapparatuur • Website • Catering • Ambtelijke ondersteuning • Secretariële ondersteuning • Telefonische ondersteuning • Communicatie met de achterban • Deelname netwerk/congressen De RvB SVB ervaart op dit moment geen knelpunten bij de cliëntenraad SVB ten aanzien van faciliteiten. De cliëntenraad SVB vindt de huidige faciliteiten voor cliëntenparticipatie voldoende. 3.5.1 Conclusie De Raad van Bestuur en de cliëntenraad SVB ervaren geen knelpunten in de huidige facilitering van de cliëntenraad. De faciliteiten zijn voldoende. De SVB cliëntenraad heeft ook faciliteiten voor onderzoek. Echter wanneer een onderwerp politiek gevoelig ligt kan dit niet worden gefinancierd. 3.6 Conclusies Het beeld van de faciliteiten van cliëntenraden is divers. Er ontbreekt een transparant inzicht in de faciliteiten van cliëntenraden. Geconstateerd kan worden dat cliëntenraden worden gefaciliteerd. Of dit voldoende is, kan nauwelijks worden vastgelegd wegens eerder genoemd gebrek aan transparantie. Als naar de verschillende gegevens wordt gekeken, dan is duidelijk dat de SVB cliëntenraad in vergelijking met de CWI en UWV cliëntenraden het best wordt gefaciliteerd. Daarbij kan vervolgens worden geconstateerd dat zij de beschikbare middelen niet volledig benutten. Bij UWV en CWI bestaat verschil van mening tussen de Raden van Bestuur en de cliëntenraden over de toereikendheid van de faciliteiten. Het ontbreekt de cliëntenraden van CWI en UWV aan een eigen bestedingsvrijheid van middelen binnen de afgesproken kaders.
29
Bij de gemeentelijke cliëntenraden is sprake van een wel zeer divers beeld. Een reëel inzicht in de beschikbare faciliteiten in relatie tot omvang gemeente of ISD ontbreekt.
30
4 Cliëntenparticipatie bij andere beleidsterreinen Voor een breder beeld heeft de LCR gekeken hoe de cliëntenparticipatie op andere beleidsterreinen is geregeld en gefaciliteerd: in de zorg en naar huurdersparticipatie. 4.1. Zorg In de zorg is cliëntenparticipatie geregeld op grond van de Wet Medezeggenschap Cliënten Zorginstellingen (WMCZ). De WMCZ bepaalt dat de zorgaanbieder schriftelijk moet regelen over welke materiële middelen de cliëntenraad ten behoeve van zijn werkzaamheden kan beschikken. Deze regeling moet zodanig zijn dat de cliëntenraad op basis daarvan zijn taak binnen de instelling kan vervullen. De WMCZ is een wet van en voor het veld: cliëntenraden krijgen een plaats aan de overlegtafel en daarmee de kans om de belangen van hun achterban te behartigen. Zorgaanbieders krijgen een gesprekspartner die hen de kans biedt om de zorg beter af te stemmen op de behoefte van hun cliënten. Hoeveel middelen (financiering) de zorgaanbieder aan de cliëntenraad ter beschikking moet stellen, is niet in de WMCZ geregeld. De Tweede Kamer heeft de regering verzocht zorg te dragen voor een financieringsvorm voor cliëntenraden die zodanig is dat er middelen beschikbaar komen die zijn afgezonderd van de middelen voor de zorg en alleen bestemd voor cliëntenraden. Dit naar aanleiding van de motie van Kamerlid Arib 13. De motie creëerde bij het ministerie van VWS de behoefte aan inzicht in de huidige kosten en middelen van cliëntenraden. Om dit inzicht te krijgen heeft het ministerie van VWS in nauw overleg met de koepels van cliëntenraden in de zorg een onderzoek 14 laten verrichten naar de kosten van cliëntenraden in de verschillende sectoren. De opdracht was te onderzoeken wat de hoogte is van de kosten voor het werk van cliëntenraden in zorgconcerns, waar de cliëntenraad goed functioneert, welke soorten kosten cliëntenraden maken en welke factoren de hoogte van de kosten bepalen. Naar aanleiding van dit onderzoek heeft de toenmalige staatssecretaris van VWS, mevrouw Ross-van Dorp, in december 2005 een brief aan de Tweede Kamer geschreven (kamerstuk 27 807, nr. 27). In deze brief schrijft zij het volgende: “Hoeveel middelen de zorgaanbieder aan de cliëntenraad ter beschikking moet stellen, is niet in de WMCZ zelf geregeld. Uit het onderzoek naar de kosten van cliëntenraden (Kamerstuk 29 200 XVI, nr. 190), blijkt dat de praktijk gevarieerd en divers is. De WMCZ bevat een wettelijk kader dat verder door de partijen zelf kan worden ingevuld. In de praktijk blijkt dat het nader invullen van de regeling van het budget van de cliëntenraad desondanks niet overal goed geregeld is. Daardoor kan het functioneren van de cliëntenraad in de knel komen. Diverse Kamerleden hebben mij hierop aangesproken.”
13 14
Motie-Arib d.d. 27 november 2002, TK 28600 XVI, nr. 52 Ministerie VWS, eindrapport kosten cliëntenraden, KPMG, 24 september 2003
31
De staatssecretaris heeft daarop een aantal maatregelen aangekondigd om de facilitering van cliëntenraden in de zorg te verbeteren. Zij stelt voor de WMCZ te wijzigen zodat een aantal zaken wettelijk zal worden geregeld: 1 Vastgelegd wordt dat aan de verplichting van de zorgaanbieder om de materiële middelen voor cliëntenraden te regelen de norm «voldoende» wordt toegevoegd 2 Er een delegatiebepaling in de wet wordt opgenomen, op grond waarvan de minister aan het vaststellen van het budget in een ministeriële regeling nadere – afdwingbare – eisen kan stellen Waar nodig zullen in deze regeling concrete normen en waar mogelijk bedragen worden opgenomen, waaraan het budget kan worden getoetst. Verder wordt in de brief aangegeven dat openbaarmaking en transparantie van faciliteiten ertoe bijdragen dat een cliëntenraad van de instelling voldoende budget krijgt. In het document Jaarverantwoording Zorgbreed (cure + care) is de verplichting opgenomen dat voor elke instelling moet worden aangegeven op welke wijze de cliëntenraad wordt ondersteund in financiële, personele of andere zin. De door staatssecretaris Ross-van Dorp aangekondigde maatregelen zijn door de val van het kabinet nog niet ten uitvoer gekomen. Naar aanleiding van de fundamentele herbezinning (evaluatie WMCZ) op de WMCZ (inclusief de wijze van financiering van cliëntenraden in de zorg) heeft de huidige minister van VWS op verzoek van de vaste commissie van Tweede Kamer, een actieprogramma over de versterking van de positie van de cliënt in de zorg toegezegd. 4.2 Huurdersparticipatie Ook op het terrein van de volkshuisvesting wordt participatie van huurders belangrijk gevonden. In dit kader zijn wettelijke regels gesteld in de Wet op het overleg huurders – verhuurder. In deze wet zijn de bevoegdheden van huurdersorganisaties vastgelegd. Huurdersorganisaties en verhuurders kunnen meer dan de wettelijke bevoegdheden overeenkomen door middel van een schriftelijke overeenkomst. In artikel 7 van de Overleg Wet 15 is de facilitering van huurdersorganisaties door verhuurder geregeld. Op dit moment ligt een nieuw wetsvoorstel van de Overlegwet (Tweede Kamer, vergaderjaar 2006 – 2007, 30856, nr. 5) in de Tweede Kamer. Op basis van het wetsvoorstel voor wijziging van de overlegwet 16 wordt het volgende geregeld: •
• •
Verhuurder vergoedt aan de huurdersorganisatie de kosten die rechtstreeks samenhangen met en redelijkerwijs noodzakelijk zijn voor de vervulling van de taken. Onder deze kosten worden mede de kosten van scholingsactiviteiten begrepen Verhuurder vergoedt 100% van de gemaakte kosten van in de wet vastgelegde activiteiten, voor zover deze kosten rechtstreeks uit die activiteiten voortvloeien Vergoeding van de kosten geschiedt binnen vier weken na het tijdstip waarop de verhuurder van de huurdersorganisatie een voldoende gespecificeerde rekening heeft ontvangen. De verhuurder is slechts verplicht tot betaling,
15
Wet op het overleg huurders verhuurder van 27 juli 1998, Staatsblad 1998, nummer 501 en 502
16
Het wetsvoorstel is inmiddels goedgekeurd door de Tweede kamer.
32
•
voor zover de kosten betrekking hebben op een tijdvak van ten hoogste vijftien maanden, voorafgaande aan het tijdstip van indiening van de rekening De verhuurder is slechts verplicht tot betaling van de kosten, indien de huurdersorganisatie, voorafgaande aan het kalenderjaar waarop die kosten betrekking hebben, een begroting van deze kosten heeft ingediend
Er ligt een voorstel tot wijziging van de Wet op het overleg huurders – verhuurder in de Tweede Kamer. In dit kader wordt ondermeer voorgesteld: ”De verhuurder en de huurdersorganisatie kunnen overeenkomen dat de in een kalenderjaar gemaakte kosten worden vastgesteld op een bepaald bedrag, dat de huurdersorganisatie naar eigen inzicht kan besteden. De huurdersorganisatie legt binnen twee maanden na afloop van het jaar, bedoeld in de eerste volzin, aan de verhuurder verantwoording af over de besteding van de ter beschikking gestelde gelden. Kosten waardoor het hier bedoelde bedrag zal worden overschreden, komen slechts ten laste van de verhuurder, voor zover hij in het dragen daarvan toestemt.” 4.3 Conclusies Cliëntenparticipatie in de zorg en op het terrein van wonen is wettelijk in een aparte kaderwet verankerd. Bij cliëntenparticipatie in de zorg is in de WMCZ niet geregeld hoeveel middelen een zorginstelling aan de cliëntenraad beschikbaar moet stellen. Dat leidt in de praktijk tot een divers beeld waardoor cliëntenparticipatie in de knel kan komen. Toenmalig staatssecretaris van VWS, mevrouw Ross-van Dorp, vond dit een ongewenste situatie, wat er toe leidde dat zij een aantal maatregelen wilde nemen om de facilitering van cliëntraden beter bij wet te regelen. Op het terrein van wonen worden in de Wet op het overleg huurders-verhuurders regels gesteld met betrekking tot een basispakket voor de facilitering van huurdersorganisaties.
33
5 Noodzakelijke faciliteiten cliëntenparticipatie Cliëntenraden vervullen een belangrijke rol bij de uitvoering van de sociale zekerheid. Door de in de Wet SUWI en WWB aan de cliëntenraden toegekende opdracht, kan de cliëntenraad er aan bijdragen dat beleid en dienstverlening in het kader van de sociale zekerheid cliëntgericht worden ingevuld. Om de cliëntenraad in staat te stellen zijn functie te vervullen, is een aantal faciliteiten noodzakelijk. 5.1 Overzicht faciliteiten Hier volgt een overzicht van de faciliteiten waarop cliëntenraden en beroep zouden moeten kunnen doen ten behoeve van de vervulling van hun taken. 5.1.1. Inhoudelijke ondersteuning De mogelijkheid van inhoudelijk ondersteuning in de vorm van een ambtelijk secretaris, bijvoorbeeld bij: het schrijven van concepten van nota’s, opstellen van brieven, conceptadviezen, PR activiteiten etc. Het waarborgen van de onafhankelijkheid van deze secretaris is van belang. Dit hoeft niet te betekenen dat de ambtelijk secretaris niet betaald mag worden door of in dienst kan zijn van de uitvoeringsorganisaties of gemeente. Onafhankelijk betekent dat de ambtelijke secretaris werkt in opdracht van de cliëntenraad en geen taken uitvoert in opdracht van de uitvoeringsorganisaties of zich daaraan gebonden acht. Borgen van de onafhankelijkheid betekent o.a. dat de ambtelijk secretaris niet verschillende rollen tegelijk kan hebben (bijvoorbeeld adviseur van de wethouder, beleidsmedewerker van de directie of namens de uitvoeringsorganisatie overlegpartner van de cliëntenraad). Zo zal de cliëntenraad het takenpakket van de ambtelijk secretaris bepalen, betrokken worden bij de selectie, het adequaat functioneren van de ambtelijk secretaris beoordelen en bij het niet of onvoldoende functioneren van de ambtelijk secretaris maatregelen nemen en indien nodig verzoeken om vervanging. 5.1.2. Secretariële ondersteuning Mogelijkheid van secretariële ondersteuning voor het verrichten van diverse kantoorwerkzaamheden. 5.1.3. Kantoor- en vergaderfaciliteiten De cliëntenraad behoort over adequate kantoorfaciliteiten te kunnen beschikken. Eigen, ook voor gehandicapten toegankelijke kantoorruimte, vergaderruimte, emailadres, gebruik van kopieerapparatuur, gebruik computer, telefoon, antwoordnummer. Ook de kosten van verzending van stukken en koffie/theevoorziening behoren tot deze faciliteiten en moeten declarabel zijn indien daarin ter plekken niet wordt voorzien. Als de afstanden te groot zijn, kunnen faciliteiten worden gecreëerd in de omgeving van de cliëntenraadsleden. 5.1.4. Deskundigheidsbevordering Onder deskundigheidsbevordering wordt verstaan: alle activiteiten die bijdragen aan het vergroten van de kennis, ervaring en geschiktheid van de leden van cliëntenraden teneinde de kwaliteit van de uitoefening van hun taak binnen de cliëntenraad te bevorderen (bijvoorbeeld scholing wet- regelgeving op het terrein van sociale zekerheid, vergader- en onderhandelingstechnieken, communicatievaardigheden etc.).
34
5.1.5 (On)Kostenvergoeding Cliëntenraadsleden hebben recht op een adequate (on)kostenvergoeding. Zitting hebben in een cliëntenraad mag het lid geen geld kosten. Hiertoe kan een eenvoudig en rechtvaardig systeem worden ontwikkeld. In de meeste fingerende (on)kostenvergoedingen is geen loonderving opgenomen. Een dergelijke regeling is van belang voor leden van de cliëntenraden die naast hun uitkering werken. Kinderopvang is een post, die kan worden vergoed als daarmee wordt bevorderd dat ook opvoeders aan cliëntenparticipatie mee kunnen doen. 5.1.6. Speciale faciliteiten voor mensen met een handicap Cliëntenraadsleden met een handicap hebben bepaalde faciliteiten nodig om in een cliëntenraad te functioneren. Afhankelijk van de aard van de (lichamelijke of psychische) handicap kan o.a. gedacht worden aan, hulp bij algemene dagelijkse lichamelijke verzorging (ADL-hulp), voorleeshulp, doventolk, persoonlijke coach, hulp bij PC-gebruik (tekstverwerking) en internetgebruik. Het hebben van een handicap mag geen belemmering zijn om deel te nemen aan cliëntenparticipatie. 5.1.7. Mogelijkheden voor achterbanraadpleging Goede mogelijkheden voor achterbanraadpleging zijn essentieel om de representativiteit van cliëntenraden te waarborgen. Bekende vormen van achterbanraadpleging zijn: organisatie van bijeenkomsten, een eigen nieuwsbrief of een pagina in de nieuwsbrief van het uitvoeringsorgaan voor de cliënten, eigen website, vaste rubriek in lokale/regionale bladen. Verder kan gedacht worden aan diverse vormen van onderzoek voor het raadplegen van de achterban. Communicatie met en door de achterban dient zonder enige belemmering plaats te kunnen vinden. 5.1.8. Mogelijkheden voor het onderhouden van externe contacten Mogelijkheden om naar buiten te treden en contacten te onderhouden met voor hun werk relevante organisaties, is voor cliëntenraden van belang. Het is een voorwaarde om op de hoogte te blijven van ontwikkelingen in de sociale zekerheid en om spelende vraagstukken aan te pakken. Bovendien voorkómen deze contacten dat men ‘opgesloten’ raakt in de agenda van de uitvoeringsorganisatie. Bij het onderhouden van externe contacten kan worden gedacht aan: • deelname aan bijkomsten van netwerkorganisaties of provinciale steunpunten, congressen, regionale- en landelijke bijeenkomsten met thema’s op het terrein van sociale zekerheid • contacten met andere cliëntenraden 5.1.9 P.R. (over het bestaan van de cliëntenraad en zijn activiteiten) Mogelijkheden om het werk van de cliëntenraden actief bekend te maken. Iedere cliënt zou moeten weten dat er een cliëntenraad bestaat en welk werk de cliëntenraad doet. Weten bij wie zij terecht kunnen voor het melden van ervaringen bij de uitvoeringsorganisaties. Relevante middelen hiervoor zijn: website, eigen nieuwsbrief, onderhouden (van telefonisch) spreekuur en postbus (antwoordnummer), enz. Structurele ondersteuning bij het actualiseren van de website is gewenst.
35
5.1.10 (Zelf)Evaluatie, kwaliteitstoets Het kunnen laten uitvoeren van evaluatieonderzoek naar het eigen functioneren van de cliëntenraad. Dit kan bijdragen aan de bevordering van de kwaliteit van cliëntenparticipatie. Hiervoor kunnen verschillende methoden worden gebruikt. 5.1.11 Onderzoek, raadplegen interne en externe deskundigen Het laten verrichten van onafhankelijk onderzoek kan noodzakelijk zijn om een goed advies uit te brengen. Om beter inzicht te krijgen in beleid en uitvoeringspraktijk is het van belang dat cliëntenraden interne deskundigen kunnen raadplegen. Daarnaast is het van belang dat cliëntenraden externe expertise kunnen inhuren. 5.2 Basis- en extra faciliteiten Bij het faciliteren van cliëntenraden wordt door het ministerie van SZW onderscheid gemaakt tussen basisfaciliteiten en extra faciliteiten. Aan de cliëntenraden van CWI, UWV en SVB, de uitvoeringsorganisaties, VNG en belangenorganisaties is gevraagd wat zij als basis en extra faciliteiten aanmerken. 5.2.1 Basis- en extra faciliteiten volgens cliëntenraden van CWI en SVB De cliëntenraden CWI en SVB hebben een verdeling met betrekking tot basis en extra faciliteiten gemaakt. Deze verdeling is ingegeven op basis van de huidige regelingen cliëntenparticipatie bij respectievelijk CWI en SVB. De cliëntenraad van SVB geeft dit in het volgende overzicht aan: Figuur 10
Overzicht basis- en extra faciliteiten volgens de cliëntenraad SVB
Basisfaciliteiten
Extra faciliteiten
Inhoudelijke ondersteuning
Deskundigheidsbevordering
Secretariële ondersteuning
Speciale faciliteiten voor mensen met een handicap
Kantoor- en vergaderfaciliteiten
Mogelijkheden voor achterbanraadpleging
Onkostenvergoeding en vacatiegelden
PR activiteiten
Representatie
Overige informatievoorziening
Kennisverwervingfaciliteiten
Netwerkdeelname
(Zelf)Evaluatie, kwaliteitstoets
Deelname congressen/regionale en landelijke bijeenkomsten
Raadplegen interne deskundigen
Onderzoek Inhuren externe expertise
De cliëntenraad van CWI maakt de volgende verdeling in basis- en extra faciliteiten: Figuur 11
Overzicht basis- en extra faciliteiten volgens CR CWI
Basisfaciliteiten Inhoudelijke ondersteuning: beleidsmedewerker (voor 8 uur per week), alleen voor de centrale cliëntenraad. Betrokkene is thans wegens ziekte niet beschikbaar. Secretariële ondersteuning: ambtelijk secretaris Kantoor- en vergaderfaciliteiten: vergaderruimte, kantoorartikelen, kopieerapparaat, laptop (oudvoorzitter + secretaris CCR) Onkostenvergoeding en vacatiegelden: Vergoeding leden CR of kosten op basis van declaraties (voorzitter € 125 en leden € 100 per maand) en variabele kosten leden CR Representatie
Extra faciliteiten
Mogelijkheden voor achterbanraadpleging PR activiteiten: website (nog niet gerealiseerd)
Speciale faciliteiten voor mensen met een handicap
Netwerkdeelname: wordt niet gefinancierd
36
Deskundigheidsbevordering Deelname congressen/regionale en landelijke bijeenkomsten: jaarlijkse CWI congres(sen) (gratis) en overige congressen (leden betalen deze zelf uit vaste vergoeding) Scholing en training
(leden betalen dit zelf) Inhuren externe expertise
Onderzoek (Zelf)Evaluatie, kwaliteitstoets: evaluatiegesprekken tussen CCR en DCR en jaarlijks congres (zonder externe deskundige)
5.2.2 Basis- en extra faciliteiten volgens belangenorganisaties Vanuit belangenorganisaties wordt aangegeven dat alle genoemde faciliteiten in feite basisfaciliteiten zijn. Speciale vormen van deze faciliteiten kunnen worden aangemerkt als extra faciliteiten. 5.2.3 Basis- en extra faciliteiten volgens uitvoeringsorganisaties en VNG De uitvoeringsorganisaties en de VNG geven aan dat zij liever spreken van basis- en incidentele faciliteiten. Waarbij wordt opgemerkt dat deze incidentele activiteiten in het licht moeten staan van het verbeteren van de kwaliteit van cliëntenparticipatie. 5.2.4 Conclusie De cliëntenraden van CWI en SVB benoemen op grond van hun regeling cliëntenparticipatie beiden de volgende de basisfaciliteiten: • inhoudelijke ondersteuning • secretariële ondersteuning • kantoor- en vergaderfaciliteiten • onkostenvergoeding en vacatiegelden • mogelijkheden voor onderhouden externe contacten • (zelf)evaluatie • raadplegen interne deskundigen De cliëntenraden van CWI voegen daar aan toe: • deskundigheidsbevordering • scholing en training De SVB cliëntenraad voegt toe: • kwaliteitstoets Als extra faciliteiten benoemen de cliëntenraden van CWI en SVB: • speciale faciliteiten voor mensen met een handicap • mogelijkheden voor achterbanraadpleging • PR activiteiten: website • netwerkdeelname • inhuren externe expertise • onderzoek De SVB cliëntenraad voegt daaraan toe: • overige informatievoorziening • deelname aan congressen/regionale en landelijke bijeenkomsten
37
De uitvoeringsorganisaties, VNG en belangenorganisaties vinden het ingewikkeld om bij de geschetste faciliteiten onderscheid te maken tussen basis- en extra faciliteiten. Zij prefereren onderscheid te maken tussen basisfacilteiten en faciliteiten voor incidentele activiteiten. Dit kunnen bijzondere vormen zijn van activiteiten die bij de basisfaciliteiten worden genoemd. De VNG stelt voor te spreken van basisfaciliteiten en incidentele faciliteiten ten behoeve van activiteiten die de kwaliteit van cliëntenparticipatie bevorderen. 5.3 Conclusies De LCR is verbaasd dat cliëntenraden voorzieningen voor mensen met handicap t.b.v. deelname aan cliëntenraden als een extra faciliteit zien. Dat betekent dat mensen met een handicap niet zonder nadere afspraken kunnen deelnemen aan cliëntenraden. Eveneens vindt de LCR het verrassend dat achterbanraadpleging niet tot de basisfaciliteiten wordt gerekend. Het werk van cliëntenraden dient toch gedragen te worden door hetgeen bij de achterban leeft. De LCR is dan ook van mening dat de mogelijkheid van achterbanraadpleging tot de basisfaciliteiten behoort. Wat niet uitsluit dat bepaalde vormen van achterbanraadpleging tot extra faciliteiten kunnen worden gerekend. Datzelfde geldt voor deskundigheidsbevordering. Dit is naar het oordeel van de LCR een basisfaciliteit maar bepaalde vormen van aanvullende deskundigheidsbevordering kunnen tot de extra faciliteiten worden gerekend. Permanente scholing is noodzakelijk voor een kwalitatief goede cliëntenparticipatie. Belangenorganisaties, uitvoeringsorganisaties en VNG vinden het vruchtbaarder te spreken van basisfaciliteiten en incidentele faciliteiten voor activiteiten die de kwaliteit van cliëntenparticipatie bevorderen. De genoemde faciliteiten zijn met name gericht op het directe functioneren van de cliëntenraden in de relatie met de Raden van Bestuur c/q bestuurder en/of leidinggevende van sociale diensten. De focus van zowel cliëntenraden als bestuurders ligt daarbij in hun onderlinge relatie bij het intern functioneren van de uitvoeringsorganisatie. Dit heeft tot gevolg dat cliëntenparticipatie en de daarbij behorende faciliteiten bij steeds verdergaande vormen van samenwerking in de keten EN het groeiend aantal gemeenschappelijke sociale diensten (die een grote invloed hebben op de aard en inhoud van de dienstverlening) een witte vlek is. Cliëntenparticipatie is niet statisch. Verregaande samenwerking in de keten en tussen gemeenten en nieuwe wetgeving vragen om nieuwe vormen van cliëntenparticipatie. Cliëntenraden noch uitvoeringsorganisaties noch de overheid hebben hier voldoende aandacht voor. Dit heeft automatisch consequenties voor de facilitering van deze cliëntenparticipatie, zowel op het terrein van de basisfaciliteiten als op het terrein van de extra incidentele faciliteiten.
38
6 Fonds Ondersteuning Opleiding en Training cliëntenraden Het Fonds Ondersteuning Opleiding en Training (FOOT) cliëntenraden in de sociale zekerheid is bedoeld om incidentele extra faciliteiten ten behoeve van cliëntenparticipatie ter beschikking te stellen. Een dergelijk fonds kan slechts aan zijn doelstelling beantwoorden als cliëntenraden daadwerkelijk over adequate basisfaciliteiten beschikken. Zo niet, dan kiezen de cliëntenraden ervoor om basisfaciliteiten te financieren uit het fonds. Voorkómen moet worden dat uitvoeringsorganisaties en gemeenten hun verantwoordelijkheid voor cliëntenparticipatie afwentelen op het fonds. Uit de discussie over facilitering van cliëntenraden blijkt dat bij de geschetste faciliteiten ten behoeve van cliëntenparticipatie het onderscheid tussen basis- en extra faciliteiten niet goed kan worden gemaakt. Het gaat om basisfaciliteiten waarnaast incidenteel over extra faciliteiten kan worden beschikt. Daarnaast is facilitering ten behoeve van experimenten met nieuwe vormen van cliëntenparticipatie en het opstarten van cliëntenparticipatie noodzakelijk. 6.1 Welke activiteiten komen voor financiering van het FOOT in aanmerking De activiteiten die in aanmerking komen voor financiering uit het FOOT zijn activiteiten met een incidenteel karakter die bijdragen aan het verbeteren van de kwaliteit van cliëntenparticipatie. Hierbij kan gedacht worden aan onderzoek, vormen van achterbanraadpleging, vormen van deskundigheidsbevordering, evaluatie van cliëntenparticipatie, onderzoeken die de grenzen van de uitvoeringsorganisaties overstijgen, het ontwikkelen van c.q. experimenteren met nieuwe vormen van cliëntenparticipatie en het opstarten van cliëntenparticipatie, waar witte vlekken ontstaan. Zo zullen er bij de door ontwikkeling van SUWI ook vormen van cliëntenparticipatie rond de ketensamenwerking (LWI’s) tot stand moeten komen. Om dit te verwezenlijken kunnen tijdelijk extra middelen noodzakelijk zijn. 6.2 Wie kunnen een beroep doen op het fonds Cliëntenraden en belangenorganisaties kunnen een beroep op het Fonds doen. Voor cliëntenorganisaties geldt dat het moet gaan om activiteiten ten behoeve van cliëntenparticipatie in de sociale zekerheid. Het zijn altijd aanvullende faciliteiten of het dient voor het opstarten van/ontwikkelen van/experimenteren met nieuwe vormen van cliëntenparticipatie. 6.3 Vulling van het fonds Gelet op het feit dat gemeenten en uitvoeringsorganisaties verantwoordelijk zijn voor de basisfacilitering van cliëntenraden, ligt het in de rede dat het ministerie van SZW verantwoordelijk is voor het bieden van incidentele faciliteiten ter bevordering van de kwaliteit van cliëntenparticipatie. Immers ook het ministerie van SZW hecht aan goede cliëntenparticipatie. Op dit moment is sprake van zo’n 400 à 450 cliëntenraden: 350 à 400 cliëntenraden bij gemeenten, 15 cliëntenraden bij UWV, 7 cliëntenraden bij CWI, 1 cliëntenraad bij SVB en een 10-tal cliëntencommissies rond de arbeidsadviseur. Daarnaast zal er cliëntenparticipatie worden ontwikkeld rond de samenwerking van de ketenpartners in het kader van de ontwikkelingen van SUWI.
39
Op basis van de verstrekte informatie over de facilitering van cliëntenparticipatie blijkt dat er tussen de 5,5 en 6 miljoen euro wordt besteed ten behoeve van cliëntenparticipatie. Op grond hiervan schat de LCR een bedrag van 4 à 5 miljoen euro op jaarbasis noodzakelijk voor het FOOT (exclusief kosten beheer fonds). Gelet op de doelstelling van het fonds - het faciliteren van incidentele activiteiten ter bevordering van de kwaliteit van cliëntenparticipatie - zullen de aanvragen al gauw meer dan € 10.000 per activiteit bedragen. Niet alle cliëntenraden zullen tegelijk een beroep doen op het fonds maar gelet op de geschetste behoefte aan deskundigheidsbevordering, onafhankelijk onderzoek en de snelle ontwikkeling van samenwerkingsvormen in de keten zal het te verwachten aantal aanvragen aanzienlijk zijn. 6.4
Vormgeving FOOT
Voor de vormgeving van FOOT zijn een drietal opties mogelijk: 1 Een aparte stichting, met een bestuur waarvan de helft van de leden wordt voorgedragen door het ministerie van SZW en de andere helft door LCR onder leiding van een onafhankelijk voorzitter en met de voorzitter van de LCR als waarnemer 2
FOOT als een geoormerkt onderdeel van “subsidieregeling” van het ministerie van SZW, waarbij een adviesraad wordt ingesteld, die bindend adviseert met betrekking tot de subsidieverlening in het kader van FOOT. De helft van de leden van de adviescommissie wordt voorgedragen door het ministerie van SZW en de andere helft door LCR onder leiding van een onafhankelijk voorzitter en met de voorzitter van de LCR als waarnemer 3
Onderbrenging bij een bestaand fonds, waarbij een adviesraad wordt ingesteld die bindend adviseert over de subsidieverlening op het terrein van FOOT. De helft van de leden van de adviesraad wordt voorgedragen door het ministerie van SZW en de andere helft door LCR onder leiding van een onafhankelijk voorzitter en met de voorzitter van de LCR als waarnemer
Ad 1 Onafhankelijke stichting Het oprichten van een aparte stichting heeft als voordeel dat de onafhankelijkheid eenvoudig kan worden gewaarborgd. Nadeel is de bureaucratie die dit met zich meebrengt evenals de aanzienlijke uitvoeringskosten t.b.v. het beheer van het fonds. Een aparte stichting sluit niet aan bij de wens van de SVB voor eenvoudige regeling, waarbij geld het beleid volgt. Ad 2 FOOT als geoormerkt onderdeel van subsidieregeling SZW Wanneer het FOOT een onderdeel van de subsidieregeling van SZW wordt, vergt de borging van de onafhankelijkheid van FOOT de nodige aandacht. Door het instellen van een commissie van advies die bindend adviseert over subsidietoekenning (met in achtneming van het beschikbare budget) kan de onafhankelijkheid voldoende worden gewaarborgd. Voordeel is dat bij het ministerie van SZW reeds regels bestaan voor de wijze waarop subsidie wordt verstrekt en moet worden verantwoord. Voor het verstrekken van voorschotten en de afrekening, waaronder de beoordeling van de verantwoording, wordt een beroep gedaan op ambtenaren van ministerie van SZW die thans reeds uitvoering
40
geven aan de subsidieregeling van ministerie SZW. De eventuele kosten kunnen dan toegerekend worden aan het beheer van het fonds. Op deze manier wordt ook invulling gegeven aan de verantwoordelijkheid van het ministerie van SZW inzake facilitering van cliëntenparticipatie op het terrein van de sociale zekerheid. In de begroting van SZW wordt zichtbaar hoeveel middelen beschikbaar worden gesteld ten behoeve van cliëntenparticipatie, hetgeen bijdraagt aan de transparantie. Aan de wens van de SVB voor een eenvoudige regeling waarbij het geld het beleid volgt, wordt voldaan. Ad 3 FOOT onderbrengen bij een bestaand fonds Hierbij kan worden gedacht aan Fonds PGO of het Gak-fonds (SIG). Ook dit vergt met betrekking tot de borging van de onafhankelijkheid van FOOT de nodige aandacht. Door het instellen van een commissie van advies die bindend adviseert over subsidietoekenning (met in acht name van het beschikbare budget) kan de onafhankelijkheid worden gewaarborgd. Voordeel is dat bij het fonds reeds regels beschikbaar zijn voor de wijze waarop subsidie wordt verstrekt en moet worden verantwoord. Voor het verstrekken van voorschotten en de afrekening, waaronder de beoordeling van de verantwoording wordt een beroep gedaan op medewerkers van het Fonds. Ook daarbij vindt een doorberekening van de kosten voor deze werkzaamheden plaats uit de beschikbaar gestelde middelen. Ook in dit model wordt aangesloten bij de wens van de SVB dat het geld het beleid volgt. 6.5 Neveneffecten van een fonds De neveneffecten van een fonds zijn tweeledig. Het geeft inzicht in de behoefte aan faciliteiten die niet zijn voorzien in de basisfacilitering. Het kan bijdragen aan de verbetering van kwaliteit van (externe) dienstverleners.
41
7 Visie faciliteiten cliëntenparticipatie uit de praktijk De minister heeft naar aanleiding van de door de LCR uitgebrachte startnotitie FOOT de LCR gevraagd de mogelijkheid van een dergelijk fonds in samenspraak met de uitvoeringsorganisaties nader uit te werken. Dit is vormgegeven in een (externe) klankbordgroep. Tevens heeft toenmalig minister De Geus aangegeven dat de komst van een eventueel fonds de verantwoordelijkheid van de afzonderlijke uitvoeringsorganisaties niet zou mogen overnemen en dat, in aanvulling daarop, de eventuele van uit het Fonds verstrekte middelen altijd incidenteel dienen te zijn. De uitvoeringsorganisaties UWV, CWI en SVB alsmede Divosa en het VNG hebben deelgenomen aan de klankbordgroep. Over de wenselijkheid dan wel de noodzakelijkheid van het Fonds zijn hieronder hun standpunten weergegeven.
7.1 Raad van Bestuur UWV De UWV cliëntenraden worden ondersteund door ambtelijk secretarissen. De ondersteuning is primair gericht op procesmatige ondersteuning. UWV ziet niet direct het voordeel van het instellen van een apart fonds om de cliëntenraden te faciliteren. UWV vindt de huidige financiële middelen ten behoeve van de eigen cliëntenraden toereikend, de cliëntenraden daar echter weinig beroep op. UWV heeft verschillende initiatieven ondernomen, die in goede samenwerking met de cliëntenraden zijn opgezet en door UWV zijn bekostigd. Voorbeelden van initiatieven zijn de website en het communicatieplan voor de cliëntenraden. De cliëntenraden krijgen hun faciliteiten in natura op grond van de “Regeling Cliëntenparticipatie UWV”. UWV heeft in een overlegvergadering met de centrale clientenraad aangegeven, dat als de cliëntenraad behoefte heeft aan het raadplegen van externe deskundigen zij een verzoek hiervoor kunnen indienen bij UWV en dat UWV dit kan honoreren. De scholingsfaciliteit van cliëntenraden is geregeld in de “Regeling cliëntenparticipatie UWV”. Cliëntenraden hebben zelf invloed op de invulling van de scholing. Er is een commissie “scholing”, bestaande uit vertegenwoordigers van de cliëntenraden en medewerkers van UWV. In het scholingsplan van de commissie staan twee vormen van scholing/training centraal, namelijk de inhoudelijke kennis (kennis van de sociale zekerheid) en de “persoonlijke vaardigheden”. Voor scholing op kennisinhoudelijke kant wordt een beroep gedaan op de UWV academie en de scholing op vorminhoudelijke kant wordt verzorgd door een extern bureau. 7.2 Raad van Bestuur CWI CWI onderschrijft dat facilitering van cliëntenraden van belang is voor de kwaliteit van cliëntenparticipatie. Het CWI onderkent dat de facilitering van ketenbrede cliëntenparticipatie een probleem is. Het budget van CWI staat onder druk. CWI moet een afweging maken binnen zijn budget. CWI is van mening dat de kwaliteit van dienstverlening aan de cliënt niet ten koste mag gaan van facilitering van cliëntenparticipatie. CWI ziet geen mogelijkheid vanuit zijn budget een bijdrage te leveren aan facilitering van ketenbrede cliëntenparticipatie op lokaal/regionaal niveau. CWI onderschrijft het uitgangspunt van FOOT, namelijk dat er behoefte is aan meer middelen en faciliteiten voor ondersteuning, opleiding en training van cliëntenraden in de sociale zekerheid. Desondanks meldt CWI dat tot nu toe niet gebleken is dat de huidige financiële middelen niet toereikend zijn voor ondersteuning en facilitering van de cliëntenparticipatie.
42
CWI vindt de analyse “facilitering en budget” nuttig. Op deze wijze wordt meer inzicht verkregen in de budgetten faciliteiten cliëntenparticipatie. Tevens vindt CWI dat een uitspraak van de minister over de toegevoegde waarde van cliëntenparticipatie en daarbij behorende faciliteiten op zijn minst wenselijk zijn. Een brainstormsessie met de minister over dit thema is derhalve wenselijk. 7.3 Raad van Bestuur SVB De SVB is niet tegen het principe van een apart fonds. De SVB is een voorstander van een simpele regeling, waarin het principe van “geld volgt beleid” wordt toegepast. Desalniettemin onderschrijft de SVB het uitgangspunt van FOOT, namelijk dat er behoefte is aan meer middelen en faciliteiten voor ondersteuning, opleiding en training van cliëntenraden in de sociale zekerheid ter bevordering van de kwaliteit van cliëntenparticipatie. Hiermee steunt SVB de gedachte van de LCR om een mogelijkheid voor een aanvullend budget voor activiteiten, gerelateerd aan cliëntenraden/cliëntenparticipatie te creëren. Over budget voor onderzoeken merkt de SVB op dat hier mogelijkheden voor zijn. De cliëntenraad SVB kan altijd bij de SVB terecht voor een onderzoeksbudget. Maar in bijzondere gevallen is het niet mogelijk om de SVB organisatie naar een dergelijk budget te vragen, bijvoorbeeld als het onderwerp politiek gevoelig ligt en de uitvoeringsorganisatie daardoor in conflict kan komen met zijn opdrachtgever, de minister en staatssecretaris van SZW. Het beschikbaar stellen van een onderzoeksbudget via een “neutrale” instantie kan in dit geval een betere keuze zijn. De voordelen hiervan zijn dat de cliëntenraad en de organisatie een onafhankelijke positie houden, er is geen sprake van “strijdigheid met belangen van betrokken uitvoeringsorganisatie” en de uitvoeringsorganisatie zit niet in een lastige positie ten opzichte van de betreffende bewindslieden. De SVB heeft aangegeven een vulling van het Fonds door middel van een bijdrage van de uitvoeringsorganisaties per cliënt niet aanvaardbaar te vinden. 7.4 VNG De VNG blijft bij haar eerdere standpunt over FOOT, namelijk dat gemeenten zelf verantwoordelijk zijn voor cliëntenparticipatie/-raden. Een centraal fonds á la FOOT dat betaald wordt uit gemeentelijk budget past hier volgens de VNG niet bij. De VNG heeft niet zo zeer bezwaar tegen het aparte fonds op zich als wel tegen de wijze van financiering. De VNG meldt het belangrijk te vinden dat cliëntenparticipatie in de sociale zekerheid wordt bevorderd. De gemeenten trachten de kwaliteit van cliëntenparticipatie te bevorderen. Ook stellen zij daarvoor financiële middelen beschikbaar. Van de noodzaak om hiernaast aanvullende financieringsmogelijkheden te creëren, is de VNG niet overtuigd. In dit kader meldt de VNG dat een onderzoek naar de kwaliteit van cliëntenparticipatie/-raden meer duidelijkheid zou verschaffen. De VNG is van mening dat aan de hand van de onderzoeksresultaten kan worden bezien hoe het gesteld is met de kwaliteit van cliëntenparticipatie en de daarvoor beschikbare middelen, inclusief de mogelijkheid van een aanvullende financieringsvorm. De VNG dicht de huidige ambtelijke ondersteuning voor cliëntenraden bij de gemeenten een lokale verantwoordelijkheid toe. De VNG hoort daar geen klachten over. De ondersteuning wordt zowel inhoudelijk als procesmatig ingevuld en wordt meestal uitgevoerd door lokale vrijwilligers (bijvoorbeeld in de gemeente Leiden). De VNG vindt de facilitering van de ketenbrede cliëntenparticipatie in de sociale zekerheid belangrijk
43
voor de kwaliteit van deze cliëntenparticipatie, maar vindt niet dat dit met gemeentelijk uitvoeringsbudget bekostigd dient te worden. 7.5 DIVOSA Divosa vindt het uiterst belangrijk dat cliëntenparticipatie in de sociale zekerheid wordt bevorderd, maar heeft de behoefte om naast de traditionele adviestaken de volgende elementen in de discussie over cliëntenparticipatie in te brengen: - een integrale benadering; dus meer samenhang met cliëntenparticipatie in de totale keten van Werk en Inkomen met UWV en CWI én met de WMO (Zorg) - klanten actiever betrekken bij de dienstverlening; bijvoorbeeld in de vorm van zogeheten “gidsen-“ of “loodsenprojecten” - meer differentiatie in de aanpak van cliëntenparticipatie; bijvoorbeeld door vroegtijdige bespreking van bepaalde thema’s Vanuit Divosa zal het gesprek over bovenstaande elementen van cliëntenparticipatie met de leden worden aangegaan. Divosa onderschrijft het standpunt van de staatssecretaris dat de invulling van cliëntenparticipatie een locale verantwoordelijkheid is. De gedachte hierachter is dat lokale invulling maatwerk, aangepast aan de locale omstandigheden, mogelijk maakt. Divosa is niet overtuigd van het voorstel voor het in het leven roepen van een apart fonds voor cliëntenparticipatie. Het is vanzelfsprekend dat gemeenten cliëntenraden goed faciliteren. Als dat niet zo is, dan vindt de desbetreffende gemeente cliëntenraden/cliëntenparticipatie onvoldoende belangrijk. Of extra geld vanuit een landelijk punt dan de oplossing zou zijn, kan Divosa op dit moment niet overzien. Een onderzoek naar de kwaliteit van cliëntenparticipatie/-raden zou inderdaad meer inzichten kunnen bieden in hoe het is gesteld met de kwaliteit van cliëntenparticipatie en de daarvoor beschikbare middelen. 7.6 Conclusies Cliëntenraden vervullen een belangrijke rol bij de uitvoering van de sociale zekerheid. Door de in de Wet SUWI en WWB aan de cliëntenraden toegekende opdracht, kan de cliëntenraad eraan bijdragen dat beleid en dienstverlening in het kader van de sociale zekerheid cliëntgericht wordt ingericht. Om de cliëntenraad in staat te stellen zijn rol goed te spelen, moet aan een aantal randvoorwaarden zijn voldaan. De wetgever heeft bepaald dat de uitvoeringsorganisaties zorg dragen voor het beschikbaar stellen van de materiële middelen aan de cliëntenraad ten behoeve van zijn werkzaamheden. Welke middelen en hoeveel middelen zij aan de cliëntenraad ter beschikking moeten stellen, is niet wettelijk geregeld. Uit onderzoek naar de faciliteiten van cliëntenraden blijkt dat de praktijk een gevarieerd beeld toont. In de praktijk blijkt dat de faciliteiten voor de cliëntenraad niet overal goed geregeld zijn. Daardoor kan het functioneren van de cliëntenraad in de knel komen. Nadere richtlijnen over de facilitering van cliëntenraden zijn noodzakelijk om cliëntenparticipatie haar belangrijke rol te kunnen vervullen. De uitvoeringsorganisaties en de VNG vinden ketenbrede cliëntenparticipatie belangrijk. VNG en de Raden van Bestuur van CWI en UWV merken daarbij op dat de facilitering van deze cliëntenparticipatie niet uit het uitvoeringsbudget van CWI, UWV of gemeenten moet worden gefinancierd. Het ontbreekt aan een goed inzicht in de feitelijke faciliteiten van cliëntenraden. Het verdient aanbeveling dat uitvoeringsorganisaties en gemeenten de middelen die zij aan
44
cliëntenraden beschikbaar stellen openbaar maken. De openbaarmaking en transparantie kan ertoe bijdragen dat een cliëntenraad voldoende budget krijgt. VNG en Divosa koppelen de noodzaak van het fonds aan inzicht in de kwaliteit van cliëntenparticipatie. Zij zijn van mening dat nader onderzoek naar de kwaliteit van cliëntenparticipatie noodzakelijk is. Om inzicht te krijgen in de praktijk van cliëntenparticipatie vindt de LCR het wenselijk dat uitvoeringsorganisaties en gemeenten verplicht worden jaarlijks te rapporteren over de samenstelling van de cliëntenraad, de uitgebrachte gevraagde of ongevraagde adviezen en de meest relevante beleidsissues die aan de orde zijn geweest. Deze gegevens dienen openbaar en op het internet voor iedereen toegankelijk te zijn. De uitvoeringsorganisaties en de VNG zien niet veel in het openbaar maken van deze gegevens. Zij stellen voor een kwaliteitsinstrument voor cliëntenparticipatie te ontwikkelen en een benchmark voor cliëntenparticipatie te realiseren. De LCR vindt dit op zich een goede voorstellen. Hiermee kan ook de door de LCR gevraagde transparantie worden bereikt. Om cliëntenraden en belangenorganisaties over incidentele middelen voor activiteiten die de kwaliteit van cliëntenparticipatie bevorderen te kunnen laten beschikken, stelt de LCR voor een fonds in het leven te roepen: FOOT.
45