FLORON
Nieuwsbrief nr. 22
District Beneden-IJssel
april 2008 A.D.
West-Overijssel, NO-Veluwe en de Noordoostpolder
Dc.: Piet Bremer, Roelingsbeek 1, 8033 BM Zwolle 038 - 4535753
[email protected] /
[email protected]
Inhoud Voorwoord………………………………………………………. …………2 De excursies in 2007………………………………….. ….. ……………… 3 Uw medewerking gevraagd in 2008……………………..……………… …5 Vondsten van bijzondere soorten in 2007……………….………………… 6 Een in memoriam voor onze bebladerde vrienden………………………….9 Ook positieve ontwikkelingen………………………………..…… ………11 Brede wespenorchis (Epipactis helleborine) in een stadstuin…...................13 Over de Rietorchis (Dactylorhiza majalis ssp. praetermissa) in Zwolle….. 17 Botanische rapporten………………………………………….....................18
Veldsalie (Salvia pratensis), gefotografeerd zuidelijk van Olst,
1
Voorwoord Wederom een Nieuwsbrief in uw brievenbus. Een iets langere nieuwsbrief dan in 2007, omdat er aantal verhalen zijn binnengekomen en ik weer iets meer tijd heb na mijn promotie aan Wageningen Universiteit. Als lezer vindt u het verslag van de excursies in 2007, het karteerwerk van 2007, het excursieprogramma voor 2008 en een overzicht van de bijzondere vondsten van 2007. Daarnaast is een bijdrage opgenomen van Martin Heinen over de Brede wespenorchis in Apeldoorn en een verhaal over de Rietorchis in Zwolle. De inzet in 2007 kan als redelijk worden beoordeeld. In totaal ontving ik 31 ingevulde streeplijsten (in 2006: 40), met 4900 waarnemingen (in 2006: 4400 waarnemingen), verzameld door éénlingen dan wel tijdens werkgroep excursies waar in totaal 40 mensen bij waren betrokken. Daarnaast kwamen van diverse vrijwilligers tientallen opgaven van Rode Lijst soorten binnen. De provincie Overijssel liet de polder Dronthen ten westen van Kampen minutieus karteren vanwege het bypass megaproject. Ook werden de uiterwaarden bij Deventer (Ossen- en Stobbenwaard, Bolwerksweiden) vanwege het ´Ruimte voor de rivier´ project (vergroten waterretentie en ontwikkeling van natuur) gekarteerd. Deze kartering leverde een aantal bijzondere vondsten op (zie ook pagina 6 e.v.). Plantenwerkgroepen blijven in de regio belangrijk voor het verzamelen van gegevens en vooral ook voor de vorming van flora-kenners. Een Floron DC kan dat nooit organiseren en begeleiden. Als voorbeeld de plantenwerkgroep van de KNNV afdeling Zwolle. Deze telt 37 leden, waarvan 15 tot 20 bij de lezingen en excursies aanwezig waren en gemiddeld 6 bij inventarisaties in de Wieden. Enkele leden van de werkgroep verzamelden gegevens voor Floron. De Plantenwerkgroep Steenwijk inventariseerde enkele vooraf geselecteerde hokken tussen de Wieden en Weerribben, terwijl vanouds lijsten binnen kwamen van de Plantenwerkgroep Epe - Heerde. Ook de natuurbeschermingsvereningen van Kampen en Staphorst-IJhorst waren met planten bezig.
Uitslag Provinciale bloem Wie abonnee is op Grasduinen kon in mei meedoen met de verkiezing van een provinciale bloem. District 6 ligt grotendeels in Overijssel, Flevoland en Gelderland, met nog hele kleine stukjes Drenthe en Friesland. De uitslag voor deze provincies was (in volgorde van zoals ze hiervoor genoemd zijn): Wilde kievitsbloem, Moerasandijvie, Gelderse roos, Valkruid en de Gele plomp.
2
De excursies in 2007 De eerste excursie van het seizoen was op 12 mei gepland voor een landgoedhok bij Olst. Aanhoudende regen betekende dat de opkomst zich beperkte tot één excursiedeelnemer, toevallig de DC. De schade aan de dijk bij Olst kon nog eens worden opgenomen. Zie hierover het IN MEMORIAM. De tweede excursie was voor 23 juni gepland voor het landgoed Vilsteren. Ook nu was het weer een natte zaterdag, waar we met z`n vieren toch nog een uurtje hebben gestreept aan de rand van het Rechterense veld. Het aardigst waren de vondsten van Grondster. Het is een soort die kenmerkend is voor vochtige zandwegen, en vooral van de bermen die open en schraal zijn en niet of nauwelijks worden betreden. Onweersklappen deden ons de excursie vroegtijdig beëindigen. De derde excursie op 18 augustus werd nu eens niet door het weer geplaagd. Met wederom vier deelnemers werd het een zeer interessante excursie aan de rand van Diepenveen. We hadden het grote geluk dat er deze dag geen treinen reden tussen Deventer en Zwolle en konden dan ook in alle rust de twee km aan spoordijk goed inspecteren. De hier begin jaren negentig tijdens de provinciale kartering gevonden Beemdkroon werd nu ook op diverse plaatsen teruggevonden, maar de indruk was wel dat de populatie kleiner was geworden. De grote verrassing was een brede spoorsloot die over meer dan 50 meter volstond met Pilvaren. Hier werd ook Moerashertshooi gevonden, een voor Salland zeer zeldzame soort, en een bolvormig nest van de Tijgerspin. In een nabijgelegen wegberm werd Pijpbloem gevonden. Henricus van der Laan heeft over deze soort jaren geleden een gedenkwaardig artikel geschreven in het blad van de IJsselacademie waarin voor onze regio de relatie met oude kloosters werd aangegeven. Het zou interessant de geschiedenis van de Pijpbloem
FLORON excursie bij groeiplaats van Beemdkroon langs rustige spoorlijn ter hoogte van Diepenveen. voor de groeiplaats bij Deventer nog eens te analyseren. Enkele weken later werd het hok nog een keer bezocht om het strepen af te maken (uitgangspunt: alle habitats voldoende bekeken). 3
Er werd een rijke groeiplaats ontdekt van Stekelzwammen, waarbij drie soorten naast elkaar voorkwamen langs een bolvormige, iets hoger gelegen onverharde weg. Dergelijke rijke groeiplaatsen zijn in onze regio schaars.
Moerashertshooi (Hypericum elodes). Voor het eerst sinds vele jaren met een nieuwe vindplaats in Salland.
Figuur 1. District 6 met x aangegeven de in 2007 gestreepte km-hokken. Met pijl zijn de voor 2008 geplande hokken aangegeven te bezoeken tijdens FLORON excursies.
4
Uw medewerking gevraagd in 2008 Bijzondere Soorten Project (BSP) FLORON wil met het BSP project laten zien dat het mogelijk is met vrijwilligers een goede momentopname te geven van bedreigde plantensoorten in ons land. In 2003 ging het in ons district o.a. om Kruipend moerasscherm, Muurbloem, Grote bremraap, Melkviooltje, Spaanse ruiter en Schubvaren; alle uiterst zeldzame soorten, ook in ons district. In 2004 ging het o.a. om de Blonde zegge, Dennenorchis en Draadgentiaan. Relatief weinig mensen hebben in beide jaren voor dit project gegevens verzameld, vooral omdat er maar zo weinig was om na te lopen. De enige soort waar veel aan gedaan kon worden was de Spaanse ruiter. De soort werd slecht gedaan, omdat de meeste groeiplaatsen in Noordwest-Overijssel moeilijk bereikbaar zijn. Voor 2006 en 2007 staan ook Jeneverbes en Klokjesgentiaan op het programma. Enkele opgaven werden al opgestuurd, maar meerdere van alle genoemde soorten zijn welkom! Selectiehokken Bijgaande figuur 1 (pagina 4) geeft de door FLORON geselecteerde hokken. Dit zijn hokken die in de periode 1990 – 1999 goed zijn onderzocht en bij voorkeur in de periode 1975 – 1989 redelijk goed. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen de categoriën natuur, stedelijk en landelijk gebied, dit vanwege hun belang bij veel analyses over veranderingen van de flora in de tijd. In totaal zijn in district Beneden-IJssel 100 hokken geselecteerd. Bij herkartering in vijf jaar zouden elk jaar 20 hokken onderzocht moeten worden. In `ons` district zijn in 2006 10 hokken gedaan. In 2007 zijn 17 hokken gedaan, wat aardig aansluit bij het gestelde doel van 20 per jaar. We gaan in 2008 met het project door met het doel minimaal 20 hokken opnieuw te onderzoeken.
Gaarne inleveren van deze streeplijsten voor uiterlijk 31 oktober 2008, zodat ze begin november kunnen worden afgeleverd in Leiden.
5
Vondsten van bijzondere soorten in 2007 WAARNEMERS
HB = Han Beeuwkes (Zwolle), EB = Egbert de Boer (Vaassen), HB = H. Bouwhuis (Haarle), PB = Piet Bremer (Zwolle), LB = Luc Bruinsma, CvdB = Claus van den Brink (Boskamp), PtD = Paul ten Den (Raalte), LD = Lieuwe Dijkstra (Zwolle), EvD = Elja van Dongen (Waterschap Groot Salland), JE = Jan Engelen (Apeldoorn), LH = Leny Huitzing (Wageningen), MH = M. Hoksberg (Deventer), NJ = N. Jeurink (Kampen), JK = Joop Kleuver (Dalfsen), HL = Hendricus van der Laan (Zwolle), PWG EH = Plantenwerkgroep Epe-Heerde, HR = Herman Reimerink (Zwolle), AvR = Andries van Renssen (Oldenzaal), HRu = Henk Ruiter (Ommen), MvdS = Marco van der Sluis (Ecogroen), WT = Wim Temmink (Vollenhove), NW = Nel Wijst (Zwolle), PZ = bureau Altenburg & Wymenga (Piet Zumkehr), pO = provincie Overijssel (vooral provinciale natuur-inventarisatie). De codes, bijv. 190/507, hebben betrekking op het kilometerhok (km gridcel). Agrimonie (Agrimonia eupatoria) Apeldoorn, braakliggend gebied, 195/472. JE. Kale vrouwenmantel (Alchemilla glabra) Op Vechtdijk, tussen Vechterweerd en Zwolle, diverse plekken, 203/507, 207/504, 206/505. EvD Kleinbloemige amsinckia (Amsinckia micrantha) Hoge Land van Vollenhove, in tuin, 195/520, WT Pijpbloem (Aristolochia clematitis) Diepenveen, in wegberm, 206/477. FLORON excursie. Mieriskwortel (Armoracia rusticana) Deventer, op IJsseldijk, 206/474, MH
Galigaan (Cladium mariscus) Wisselse veen, enkele ‘pollen’, 191/482, EB
Borstelkrans (Clinopodium vulgare) Epe, pompstation, 194/487, pwg KNNV EH
De Pijpbloem bij Diepenveen
Gevlekte orchis (Dactylorhiza maculata) Apeldoorn, in stedelijk gebied, 196/471, JE Rietorchis (Dactylorhiza majalis ssp. praetermissa) In Zwolle-zuid, in totaal op 8 locaties, met vele tientallen bloeiende exemplaren. NW, HR, LD. Ook in park Weezenlanden. Zie ook bijgaand verhaal op pag. 17. Zomerfijnstraal (Erigeron annuus) Wijthemenerplas, rand bosje ZO van plaas, 207/500, JK Duits viltkruid (Filago vulgaris) Vijf jaar geleden gevonden op braakliggend boerenland langs de Kadoelerweg. Bij inrichting werd de groeiplaats vergraven. Dit jaar toch weer aanwezig op een van de zandhoogten die binnen het
6
Kadoelerveld zijn gemaakt met enkele tientallen exemplaren. De soort neemt in Nederland toe, maar is onze regio nog zeer zeldzaam. 192/590, PB. Akkergeelster (Gagea villosa) Blankenmate, Nijbroek, op erf. 201/481, EB. Deventer, oude begraafplaats. 207/475. 1 ex fl. LB, NJ Bermooievaarsbek (Geranium pyrenaicum) Vossenbroek, 197/482, EB Bleekgele droogbloem (Gnaphalium luteo-album) Westerveldse bos, in natuurontwikkellingszone, 202/506. HB Kaal breukkruid (Herniaria glabra) Deventer, Bolwerksweiden, langs de IJssel, PZ, 207/473. Eerste vondst langs IJssel in natuurlijk zandig milieu. Van dit habitat is de soort ook elders bekend van het rivierengebied, met name na natuurontwikkeling (bijv. in de Gelderse poort) en van oudsher bekend van het Vechtdal. Bilzekruid (Hyoscamus niger) Oude Deventerweg, in wegberm, 224/487, HB Moerashertshooi (Hypericum elodes) In brede, moerassige spoorsloot tussen Diepenheim en Deventer, 206/477. FLORON-excursie. Alpenrus (Juncus alpino-articulatus) Biologische proefboerdereij Aver Heino, ingericht retentiegebied langs waterschapsleiding, 214/494, PB Paddenrus (Juncus subnodulosus) Langs poeltje in park Hogenkamp in Zwolle, 203/503, HB Wilde marjolein (Origanum vulgare) * Wijthemenerplas, rand bosje ZO van plaas, 2007/500, JK * Revestrand, op twee plaatsen 186/504 en 186/505, PZ * IJsseldijk, tussen Wijhe en Herxen 206/491, PtD Een overwacht aantal nieuwe vindplaatsen van deze soort van soortenrijke zomen langs bosranden en beplanting. Mogelijk speelt hier een rol dat de soort ook in tuinen voorkomt en mogelijk hieruit kansen ziet om zich in het buitengebied te vestigen. Toch liggen de groeiplaatsen niet direct naast dorpen of tuinen. Een soort om in de gaten te houden. Groot spiegelklokje (Legousia speculum veneris) Spoorwegovergang westelijk van Nijendal. 205/481, één exemplaar. LH. Deze soort is alleen bekend van twee SBB akkerkruidakkers langs de IJssel. In verleden ook al eens in een akker van het Nijendal (ook SBB). Mogelijk aanvoer vanuit één van de reservaatsakkers. Grote wolfsklauw (Lycopodium clavatum) Boskamp, in particulier natuurontwikkelingsgebied, 205/482, CvdB Teer vederkruid (Myriophyllum alternifolium) Wisselse veen/ Tongerense beek. 191/483. EdB Pilvaren (Pilularia globulifera) In brede, moerassige spoorsloot tussen Diepenheim en Deventer, 206/477. FLORON-excursie.
7
Deze varensoort is de afgelopen 15 jaar op meer plekken gevonden in Salland, maar hier erg zeldzaam. In Noordwest weet de soort zich al 15 jaar te handhaven in nieuw natuurgebied aan de rand van de Wieden. Vetblad (Pinguicula vulgaris) Wisselse veen, 1 ex. Een heel bijzondere vondst. 191/482, EB. Na hervestiging van Vetblad in het Varsenerveld op bekalkte plagplek (N. van Ommen), nu dus een tweede vestiging van deze zeer zeldzaam geworden soort, waarvan de hele Nederlandse populatie minder dan 10000 ex. omvat, waarvan meer dan 90% in één Twents brongebied! Kleine wintergroen (Pyrola minor) *Wapenveld, Groot Stokkert, 200/492, PWG Epe-Heerde *Landgoed Vilsteren, 221/502, HRu. Deze van bijzonder vondst werd gedaan op 14 januari! Goudhaver (Trisetum flavescens) Goudhaver is in 2007 op groot aantal plekken aangetroffen op de zuidelijke Vechtdijk tussen Langenholte en Vechterweerd (kartering Waterschap Groot Salland, EvD). Voorheen kwam deze soort hier niet voor. Goudhaver is kenmerkend voor Glanshavervegetaties op dijken langs de Ijssel en bereikt haar noordgrens noordelijk van Zwolle. De vestiging langs de Vecht heeft te maken met uitzaai door het Waterschap Groot Salland. Onder de uitgezaaide soorten hoorden o.a. ook Groot streepzaad, Margriet en Knoopkruid. De uitzaai laat zien dat de soort zich hier kan vestigen, mogelijk blijvend. Anderszijds verstoort het het natuurlijke areaal. Introductie van soorten waar ze vroeger niet voorkwam wordt over het algemeen negatief beoordeeld.
a b Figuur 1. Goudhaver (Trisetum flavescens) langs de Vecht bij Zwolle. a. Nieuwe vindplaatsen als gevolg van uitzaai, b. jpeg copy van gedroogde bloeiwijze. Brede ereprijs (Veronica austriaca ssp. teucrium) Deventer, Rechter IJsselkade, onder afvalbak, in steenvoegen. Niet het normale biotoop van deze ereprijs soort. Elders in het IJsseldal is de soort echt zeldzaam geworden. 207/474. AvR
8
Een `IN MEMORIAM` voor onze bebladerde vrienden Wij, ik bedoel floristen, zijn geneigd ons te richten op wat op onze weg komt en wat vooral nieuw is. Nieuwe soorten of nieuwe vindplaatsen van bekende soorten houden ons het meest bezig. En dankzij een groener denken, het sinds ca. 2005 naleven van de Flora- en faunawet, de provinciale doelstelling om de Ecologische hoofdstructuur te realiseren en de ingerichte nieuwe natuur is er het nodige aan positieve ontwikkelingen te melden. Maar er verdwijnen ook waarden, om allerlei redenen, variërend vanwege domheid en omwetendheid tot moedwilligheid. Hoe het ook is, in dit verhaal zijn een aantal ernstige aantastingen van de afgelopen twee jaar op een rij gezet.
Kamperzeedijk De Steenbreekvaren in onze regio een zeer zeldzame soort. De soort is in de Flora- en faunawet beschermd, wat betekent dat vernieling van groeiplaatsen in principe verboden is. In 2006 werd geconstateerd dat een oud sluismuurtje bij Kamperzeedijk werd gesloopt en vervangen door een ijzeren damwand. Met de sloop verdween één van de weinige groeiplaatsen van de Steenbreekvaren. Natuurbeschermingsvereniging IJsseldelta heeft de opdrachtgever, het Waterschap Groot Salland, op deze overtreding gewezen. De vernieling is niet opzettelijk gebeurd en valt in de categorie `onwetendheid`.
Op het nu met ijzeren wanddammen opgebouwde `sluisje` groeide jarenlang Steenbreekvarens.
De winterdijk bij Olst In de winter van 2006-2007 werd een botanisch zeer waardevol stuk dijkvegetatie vernield. Duifkruid, Rapunzelklokje en Veldsalie verdwenen onder een grondlichaam dat tegen de winterdijk werd opgebouwd vanwege een rotonde. De weg kwam natuurlijk niet uit de lucht vallen. De gemeente Olst-Wijhe had in het bestemmingsplan enkele jaren geleden de nieuwe weg al aangegeven. Het plan was ook bij de provincie Overijssel binnengekomen en door de eenheid die zich bezig houdt met de toetsing (RWB) beoordeeld. Omdat in de toelichting bij het plan gesproken werd van ecologisch onderzoek door de Grontmij vond er geen nadere ecologische toetsing door de provincie plaats. De Grontmij was bij de beoordeling uitgegaan van ecologische data van de provincie, maar deze waren voor dit stuk dijk erg onvolledig en al bijna 20 jaar oud. De Grontmij kreeg dus amper informatie over dit dijkstuk en deed geen eigen onderzoek. Het `onderzoek` van de Grontmij vormde evenwel de basis voor een verzoek van de gemeente voor een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet. Deze ontheffing was nodig omdat de Grontmij wel had aangegeven dat hier het Rapunzelklokje voor zou komen. De ontheffing werd door het Ministerie van LNV verleend zonder dat er een belletje ging rinkelen. Dus gemeente Olst-Wijhe
9
(initiatiefnemer), Waterschap (grondeigenaar), provincie (toetser, eigenaar kruin van dijk), Grontmij (opsteller onderzoeksrapport) en Ministerie (vergunning verlening); allen zijn zij op de een of andere manier in gebreke gebleven. Compenserende maatregelen zijn tot nu toe niet uitgevoerd.
De Wilde peer van Paaslo Eind jaren negentig werd bij Paaslo in een eeuwenoude houtwal twee hakhoutexemplaren van de Wilde peer gevonden. De struiken stonden in volle bloei en vielen dan ook op. De autochtone status werd een jaar later bevestigd door Bert Maes (zie zijn boek over de Nederlande bomen en struiken). Het betrof één van de weinige natuurlijke vindplaatsen in ons land!! Houtwallen in dit gebied worden tegenwoordig netjes onderhouden door de gemeente Steenwijkerland die jaarlijks een aantal laat terugzetten. Van bewuste vernieling van wallen is in dit gebied de laatste 10 jaar ongeveer vijf keer sprake geweest, waarbij de eigenaars door de provincie gedwongen werden de wallen te herstellen. Maar hoe kan het noodlot toeslaan! Dat juist in de wal met de Wilde peer de grondeigenaar het in zijn hoofd haalde om afval te gaan branden naast de wal. En met het afval werd ook een stuk wal platgebrand, wat beide peren niet overleefden.
Blauwe knoop in de gevarenzone? Het gaat niet goed met de Blauwe knoop in het buitengebied. Verspreid in onze regio komen nog kleine en grote populaties voor en deze populaties worden bedreigd in de hele regio. Blauwe knopen komen buiten natuurreservaten vooral voor in bermen en op taluds van bermgreppels en bermsloten. In het boerenland zijn onderhand de laatste groeiplaatsen wel verdwenen. Maar ook langs wegen is de soort niet veilig. Ten eerste is er het ecologische wanbeheer van vrijwel alle gemeenten. Er wordt geklepeld, waarbij het gewas gekneusd wordt en blijft liggen. Lekker goedkoop in het beheer, maar er wordt niet bij stil gestaan dat belangrijke ecologische waarden verloren gaan. Zo verdwijnen oude groeiplaatsen uit bermen. Ook het achterwege laten van beheer waardoor de bermen verbossen kan oorzaak van de achteruitgang zijn. Al met al gaat het niet goed met deze soort. Een algehele kwaliteitsverbetering van het gemeentelijk bermbeheer voor groeiplaatsen is minimaal gewenst. Waar de soort eenmaal verdwenen is komt deze niet weer terug. De soort verspreid zich van nature maar over korte afstanden en zaden blijven maar korte tijd kiemkrachtig. Na afgraven van veengrond in het Staphorsterveld vestigde de soort hier zich zowel via uitzaai als ook natuurlijk. Dit is helaas één van de weinige voorbeelden van herstel.
Wilde kievitsbloem en Rietorchis in park de Weezenlanden Bij de herinrichting van het park de Weezenlanden ging deze winter het een en ander mis. Een gealarmeerde burger die naast het gebied woont schakelde uiteindelijk de AID in om de Gemeente Zwolle te `vervolgen`. Bij graafwerkzaamheden bleken groeiplaatsen van beide soorten beschadigd. Bij de inrichting was geen rekening gehouden met beide soorten. De Partij voor de Dieren diende zelfs schriftelijke vragen in bij minister Verburg. Het tumult had in ieder geval tot gevolg dat de groeiplaatsen zo goed mogelijk hersteld zijn (glooiend talud, op schrale bodem). Maar bodemroering heeft veelal een grote aanbod van nutrienten tot gevolg, dus zelfs als de planten het gegraaf overleefd hebben, zullen ze zich moeten staande houden tegen concurrentiekrachtige kruiden en grassen. Dit voorbeeld laat wel zien dat het belangrijk is van te voren te weten welke beschermde planten en dieren voorkomen en bij plannen daar rekening mee te houden!
10
Ook positieve ontwikkelingen! Hoe groot moet het aantal positieve ontwikkelingen zijn om voorgaand geklungel te compenseren. Er zijn gelukkig ook de nodige positieve ontwikkelingen
Olde maten Het gaat hier om het herstel van boksloten in de Olde maten. Deze zijn in 100 jaar van open water dichtgegroeid via trilveen en rietland naar wilgen- en elzenbroekbos. Om de variatie in het gebied te vergroten zijn afgelopen winter 8 boksloten opengemaakt met een totale lengte van ca. 7 km. De successie kan daar weer opnieuw beginnen (en menige Fitis is er zijn territorium kwijt). Bij de uitvoering werd Gagel gespaard. Ook stukken kragge zijn zo veel mogelijk gespaard, omdat daar meestal nog doelsoorten zitten. Hierbij is wel een open water verbinding gemaakt mete de rest van de boksloot. Langs de verlande en nu opengemaakte boksloten is de eerste drie meter zoveel mogelijk ontzien. Om deze strook weer maaibaar te maken is de bovenste 5 tot 10 cm verwijderd met een slootkantenfrees, ofwel ondiep geplagd (gegevens SBB, J. Bredenbeek). Landinrichting Rouveen Door het Waterschap Groot Salland zijn in de landinrichting Rouveen enkele kilometers aan leidingen verbreed. Op deze enkele meters brede zones is ruimte voor ontwikkeling van moerasvegetaties. In de Tolhuislanden is hetzelfde gebeurd. Deze zones bieden o.a. kansen voor de Dotterbloem. Gooijermars e.o. Door het Waterschap Grot Salland is retentiegebied aangelegd in de Gooijermars en langs de Zandwetering. Hier is Genadekruid gevonden en is het leefgebied voor Kruipend moerasscherm vergroot. Oostrand Noordoostpolder Aan de oostrand van de Noordoostpolder is in de winter van 2005/2006 21 km aan bermen geplagd. Over de eerste resultaten hebben Evert de Boer en Tiem van Veen in november 2006 bericht tijdens de FLORON dag in het Ecodrome met vondsten van Geelhartje, Sierlijke vetmuur, Waterpunge, Fraai duizendguldenkruid en Echt duizendguldenkruid. De positieve ontwikkelingen gaan hier door. Stijve ogentroost is heel bescheiden begonnen met haar opmars! De eerste Rietorchissen worden in 2008 verwacht!! Vennen op de zeebodem In het Kuinderbos zijn in de winter van 2007/2008 10 vennen gegraven op plaatsen waar deze circa 5000 jaar geleden ook lagen (en het zeepeil veel lager was dan thans). Het project is uitgevoerd onder regie van Staatsbosbeheer en betaald door de provincie Flevoland. De vennen zijn nogal verschillend van karakter wat de omvang betreft en de mate waarin regenwater zich ophoopt. Wat voor natuur gaat dit opleveren? Staatbosbeheer heeft hier bij enkele vennen heidemaaisel van de boswachterij Staphorst uitgezaaid. Vanuit een 5000 jaar oude zaadbank wordt geen kieming verwacht, maar wie weet?? Een bezoek in 2008 waard. Provinciale bermen In de bermen beheerd door de provincie Overijssel wordt nergens meer geklepeld en wordt het maaisel overal afgevoerd. Op gedeelten met volgens de Flora- en faunawet beschermde soorten wordt pas gemaaid na half juli. De provincie houdt zich aan de gedragscode op grond van deze wet, wat ook inhoudt dat sprake is van een zorgplicht voor alle planten en dieren. Bij
11
werkzaamheden aan de provinciale weg Raalte - Ommen zijn groeiplaatsen van de Bosanemoon opgegraven en teruggezet, zodat de voor deze streek bijzondere populatie niet verloren is gegaan. Tongvaren in Zwolle (april 2008)
Flora-dag 2008 in Kampen Voor zaterdag 22 november is een nieuwe FLORON bijeenkomst gepland. Deze vindt plaats aan de Groenestraat, het gebouw van de Natuurbeschermingsvereniging van Kampen. FLORON is daar te gast. Zaal open om 12.30 uur. Het programma begint om 13.00 uur. Programma Wim Temmink - ontwikkelingen in een eigen natuurgebied op het Hoge Land van Vollenhove; vestiging van bijzondere soorten. Piet Bremer - bijzondere vondsten in de seizoenen 2007 en 2008 Egbert de Boer - Het Wisselse veen, botanische parel in ontwikkeling Elja van Dongen (Waterschap Groot Salland) - dijkbeheer bij het Waterschap Niels Jeurink - de Muurbloem van Kampen (met na afloop van dag, eventueel bezoek aan de locatie). Voor koffie en thee wordt gezorgd. Eigen brood meenemen. De bijeenkomst staat vrij voor elke florist in de regio, dus ook leden van locale plantenwerkgroepen. Gaarne wel van te voren aanmelden vanwege beperkt aantal zitplaatsen. Aanmelden bij:
[email protected] of
[email protected]. Defintieve aankondiging volgt nog in oktober.
12
Brede wespenorchissen (Epipactis helleborine) in een stadstuin Martin Heinen
Inleiding Sinds juli 2000 woon ik in een vrijstaand ‘dertiger jaren’ woonhuis op een perceel van 433 m2 in de wijk ‘De Heeze’, ten zuidwesten van het centrum van Apeldoorn. Aanvankelijk was de tuin door de vorige eigenaar aangelegd als een grind- en stenentuin met een grote vijver. Ik heb in de loop der jaren deze tuin omgevormd in een ecologische siertuin. De immense vijver is gedempt en heeft plaats gemaakt voor vaste planten. De tuin wordt ecologisch onderhouden. Ik streef er naar om een zo groot mogelijke variatie in structuur, milieuomstandigheden en begroeiing te krijgen. Zo zijn enkele hoge bomen aanwezig, veel in- en uitheemse struiken (onder andere Eenstijlige meidoorn, Wilde kardinaalsmuts, Hazelaar, Wilde liguster, Sering, Rode kornoelje en Vlinderstruik) en in- en uitheemse (vaste) planten. In het najaar blijft afgevallen blad liggen, afgestorven plantendelen blijven tot in het voorjaar in de tuin aanwezig en er is een takkenhoop waar snoeihout op terechtkomt. In het voorjaar wordt dood plantenmateriaal gecomposteerd en de compost wordt weer verspreid over de tuin. Spontane zaailingen van planten blijven in principe staan, tenzij ze op plekken staan waar ze woekeren of te groot worden. Voor mij onbekende zaailingen blijven sowieso staan totdat ik ze op naam heb gebracht. Op deze manier heb ik de soortenrijkdom aardig vergroot. In de loop der jaren zijn onder andere Hartgespan, Kompassla en Brede wespenorchis ‘aan komen waaien’. In dit artikel wordt ingegaan op de komst en verspreiding van de Brede wespenorchis in mijn tuin. Brede wespenorchis in mijn tuin In mei 2003 kwam in het grind bij de regenpijp aan de noordkant van het huis (groeiplaats A), langs de oprit een mij onbekende plant boven de grond. Naarmate de plant groter werd, leek de geheel bebladerde stengel op een groeischeut van een lelie of Daglelie. Tijdens een warme en droge periode in onze vakantie verdroogde scheut en stierf af. Ik had me er al bij neergelegd dat ik niet kon achterhalen wat het geweest was. Ik was zeer verrast toen in mei 2004 zelfs twee groeischeuten op dezelfde plaats omhoog kwamen. Ook onder de Zilverpar, enige meters verderop kwam een plant op (groeiplaats B). Wijs geworden van het vorige jaar, heb ik beide planten in de gaten gehouden en tijdens droge perioden weinig water gegeven. De doorsnee-tuinbezitter zou beide onbekende planten er allang uit getrokken hebben, maar voor mij was het een uitdaging om ze in bloei te krijgen. De planten groeiden voorspoedig en halverwege het voorjaar kwam ik er achter dat dit wel eens orchideeën konden zijn! In de zomer van datzelfde jaar kwamen ze in bloei en was determinatie mogelijk (figuur 1). Dit waren onmiskenbaar planten van de Brede wespenorchis. Het was me echter volkomen onduidelijk hoe ze daar terecht zijn gekomen. Verspreiding in de loop der jaren In de periode 2003-2006 bleef het aantal groeiplaatsen bij de twee die ik had ontdekt. Het aantal bloeischeuten per plant nam wel toe. In mei 2007 ontdekte ik dat er op verschillende plaatsen in mijn tuin wespenorchissen begonnen te groeien. Eind juni waren dat 40 groeischeuten verdeeld over 20 groeiplaatsen (figuur 2 en bijlage 1). Er waren enige opmerkelijke zaken in de verspreiding van de in 2007 gevestigde planten: - veel planten komen voor in de grindstrook aan de noordkant van het huis, niet ver van de oorspronkelijke groeiplaats A verwijderd; - ook in de achtertuin, gescheiden door een terras van groeiplaatsen A en B, komen nieuwe planten voor; - de meeste planten die zich in 2007 hebben gevestigd bloeien hetzelfde jaar;
13
-
er is veel verschil in afmeting van de verschillende planten.
Figuur 1. Eerste bloeiende Brede wespenorchis op groeiplaats A in 2004 en vroeg in het voorjaar in 2005
Analyse van de groeiplaatsen In bijlage 1 zijn alle groeiplaatsen vermeld die ik in mijn tuin heb gevonden. De groeiplaatsen zijn onderscheiden in de volgende groeiplaatsomstandigheden: extra humus in de vorm van compostgift in de sier- en groentetuin, het vochtgehalte, de hoeveelheid zon op de groeiplaats, de lengte en het stadium van de plant op 3 augustus 2007 en enkele opmerkingen over het aantal (bloei)scheuten of late bloei. De meeste groeiplaatsen worden gekenmerkt door geen extra humusgift, een relatief droge bodem en schaduwrijke omstandigheden (geen zon). Discussie Hoe komt de Brede wespenorchis in mijn tuin? In oost-, midden- en zuid-Nederland en in de duinen is de Brede wespenorchis een vrij algemene plant van vrij droge tot vochtige, met zand, schelpen of steengruis verrijkte voedselarme grond. Het is bekend dat deze orchis ook op onverwachte plaatsen, bijvoorbeeld op industrieterreinen, in bermen en in het stedelijk milieu in plantsoenen en vaker in tegelvoegen en in randen langs huizen groeit. De dichtstbijzijnde groeiplaats vanuit mijn tuin is gelegen in een brede boomspiegel van een Zomereik aan de Zichtweg (op een afstand van ca. 500 meter). Ook zijn er (grote) groeiplaatsen bekend uit Woudhuis, Laan van Erica en Ugchelen. Deze groeiplaatsen zijn enkele kilometers ver weg. Het lijkt onwaarschijnlijk dat via wind de zaden over een dergelijke afstand in mijn tuin zijn beland. Een meer logische verklaring is het feit dat ik jarenlang veel flora- en faunainventarisaties heb uitgevoerd in allerlei terreinen in de provincie Overijssel, maar ook op de Veluwe. Dicht bij de eerste twee groeiplaatsen (A en B) klop ik regelmatig mijn automat tegen de muur van het huis uit (A) en maak ik mijn wandelschoenen of laarzen schoon (B). Ik vermoed dat er zaad via mijn schoeisel meegenomen is!
14
Hoe is de plotselinge uitbreiding in 2007 te verklaren? In het najaar van 2004 is er rijp zaad en lege zaaddozen geconstateerd bij de plant op groeiplaats A. Het meest voor de hand liggende is dat het zaad verspreid is door vooral het vegen van het tegelpad langs de grindstrook. De meeste veegbegwegingen zijn ook naar die grindstrook toe. Hij ligt tegen het huis aan. Aan de andere kant van het tegelpad ligt ook een grindstrook maar die grenst aan de groententuin, die ik zoveel mogelijk grindvrij wil houden. Daar komt bij dat ik selectief wied in het voorjaar en de grond zo min mogelijk beroer. Een verklaring voor de nieuwe groeiplaatsen achter het huis, kan het vegen van de stoep zijn, maar mogelijk speelt windverspreiding een grotere rol? Dat er in 2007 een explosie van groeiplaatsen plaatsvindt heeft mogelijk te maken met de ontwikkeling van de orchis van zaad tot plant. Weeda et al. (2003) geven aan dat het zaad zich de eerste jaren ondergronds ontwikkelt. Het leeft dan in symbiose met schimmels. Dat kan in de jaren 2004 tot 2006 zijn geweest, waarna in 2007 planten verder bovengronds zijn gaan groeien.
Figuur 2. Ligging van de groeiplaatsen (A t/m T) van de Brede wespenorchis in 2007. Figuur 3. Uitbreiding van het aantal groeiplaatsen van de Brede wespenorchis in 2007.
Hoe is het verschil in grootte en bloei/niet bloei te verklaren? Een verklaring voor de grootte en het feit of een eerstejaars plant wel of niet bloeit, kan ik niet geven. Weeda et al. (2003) vermelden dat de eerste jaren niet wordt gebloeid en dat de planten zich geleidelijk aan in de loop der jaren ontwikkelen tot bloeiende exemplaren. Graag hoor ik of er lezers zijn die vaker eerstejaars planten hebben zien bloeien. Qua standplaats maakt het niet uit want er zijn zowel in het grind (op arme en schaduwrijke grond) als op met compost verrijkte grond en meer lichte standplaatsen bloeiende en niet bloeiende planten gezien (zie tabel 1). Gebruikte literatuur Weeda, E.J., R. Westra, Ch. Westra & T. Westra (2003). Nederlandse oecologische flora. Wilde planten en hun relaties 5. KNNV Uitgeverij/IVN, Utrecht/Amsterdam.
15
locatie A B C D E E E E F G H I J J K K K K K K K L L M N O P Q Q R S T T Totaal
extra humusgift vocht zon grind/voeg (geen) siertuin (weinig) groentetuin (veel) weinig normaal schaduw weinig X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X 25 4 4 26 7 25 8
lengte plant 3 aug 2007 42 cm 37 cm 15 cm 35 cm 6 cm 19 cm 21 cm 30 cm 38 cm 20 cm 4 cm 10 cm 8 cm 30 cm 10 cm 12 cm 20 cm 23 cm 23 cm 32 cm 62 cm 19 cm 60 cm 4 cm 18 cm 48 cm 10 cm 21 cm 60 cm 17 cm 20 cm 39 cm 40 cm
stadium 3 aug 2007 knop bloei niet bloei bloei niet bloei bloei bloei bloei bloei bloei niet bloei bloei knop bloei niet bloei knop niet bloei bloei bloei bloei bloei bloei bloei niet bloei bloei knop niet bloei bloei bloei bloei bloei knop knop
opmerking 5 scheuten, bloei: 11aug 2007 2 bloeischeuten 1 bloeischeut 1 bloeischeut 1 scheut 1 bloeischeut 1 bloeischeut 1 bloeischeut 1 bloeischeut 3 bloeischeuten 1 scheut 1 bloeischeut 1 scheut 1 bloeischeut 1 scheut 1 scheut 1 scheut 1 bloeischeut 1 bloeischeut 1 bloeischeut 1 bloeischeut 1 bloeischeut 1 bloeischeut 1 scheut 1 bloeischeut 1 scheut 1 scheut 1 bloeischeut 1 bloeischeut 1 bloeischeut 1 bloeischeut 1 scheut 1 scheut
BJLAGE 1: Overzicht van de groeiplaatsen Weergegeven zijn de groeiplaats, extra humusgift (geldt voor sier- en groentetuin), vochtgehalte, hoeveelheid zon (schaduw = geen; weinig = enkele uren gefilterde zon), lengte en stadium van de plant op 3 augustus 2007 en enkele opmerkingen over het aantal (bloei)scheuten of late bloei.
Martin Heinen
[email protected] Korte Hezeweg 16 7335 BJ Apeldoorn januari 2008
(foto’ s van de auteur)
16
Over de Rietorchis in Zwolle Piet Bremer
Orchideeën spreken tot de verbeelding. Dat geldt voor exotsiche soorten, maar ook voor de Nederlandse soorten, hoewel deze kleiner van formaat zijn. In Zwolle komen vier soorten orchideeën voor. De Grote keverorchis is al jaren bekend van het Engelse Werk, terwijl de Brede wespenorchis in de stad zeldzaam is. De Brede orchis is ooit uitgezaaid in een perceeltje op het Vitens terrein bij het Engelse Werk en heeft zich daarna uitgezaaid naar het Dotterbloemhooiland in het Spoolderbos. De vierde soort is de Rietorchis. Over deze soort gaat dit verhaal naar aanleiding van diverse vondsten van deze soort in Zwolle-zuid door Nel Wijst in 2007. Rietorchis Ruim 20 jaar geleden was de soort binnen Zwolle alleen bekend van de oeverzone van de Willemsvaart. Het was ook in de jaren zeventig dat op begraafplaats Kranenburg het beheer omging en het grasland rondom de vijver een beheer van verschraling kreeg. Hier vestigde zich de eerste Rietorchis omstreeks 1976 met een enkel exemplaar (mond. med. Wim Vlaanderen, voormalig beheerder begraafplaats). De soort breidde zich hier sindsdien uit en groeit hier met name op twee plaatsen waar regenwater uit de omgeving vlak onder het maaiveld wordt afgevoerd. Hier komt een vochtminnende vegetatie voor, met o.a. Veldrus, Zompzegge en Waternavel. In deze natte schrale vegetatie gedijt de soort goed. De totale populatie was in 2006 uitgegroeid tot 250 bloeiende exemplaren. Met het aantal niet bloeiende exemplaren meegeteld komt de hele populatie uit op circa 1000 exemplaren!
a.
b.
Figuur 1. a. De huidige verspreiding van Rietorchis (Dactylorhiza majalis ssp. praetermissa) in Zwolle. Kleinste stip = 1 – 2 ex, grootste stip, meer dan 100 ex. b. close-up van Rietorchis (foto Nel Wijst).
17
Eind jaren tachtig stond er een prachtig exemplaar te bloeien in het trilveentje binnen het Aa-park (wijk Aalanden-Oost). Sinds mijn wonen hier in Zwolle volg ik elk jaar de ontwikkelingen in dit gebied en het blijft verbazend dat in 25 jaar de soort naar alle waarschijnlijkheid maar drie jaar voorkwam (kieming en ontwikkeling tot volwassen plant, inclusief één jaar van bloei). Meldingen van groeiplaatsen van Rietorchis uit Zwolle Zuid kwamen al eerder binnen (opgave M. Klompe, L. Dijkstra). Meer recent zijn vondsten van de soort in het Vegtlusterbos en de Marslanden (opgaven A.J. Dijkstra). Een meer integrale kartering door Nel Wijst in 2007 bracht aan het licht dat de Rietorchis zich met succes heeft gevestigd op een veel groter aantal groeiplaatsen in Zwolle-zuid dan tot nu toe bekend was. Het aantal bekende groeiplaats nam hier toe tot 10 locaties. Per locatie varieert het aantal bloeiende planten van 1 tot 500 exemplaren. In totaal gaat het om meer dan 800 adulte planten. De groeiplaatsen betreft steeds oeverzones langs brede watergangen (zo karakteristiek voor Zwolle-zuid) en een aantal laaggelegen gebieden. Het werkelijk aantal planten zal groter zijn, omdat naast bloeiende planten populaties bestaan uit kiemplanten, juveniele planten en subadulte planten. Deze worden bij tellingen over het hoofd gezien. Als deze wel worden meegerekend gaat het mogelijk om meer dan 2000 planten. Langjarig onderzoek aan de Rietorchis vindt plaats op de Kranenburg waar in twee proefvakken wordt uitgezocht hoe het nu zit tussen de verhouding van bloeiende planten en niet bloeiende planten en de vraag of met het tellen van alleen de bloeiende planten de populatiegrootte goed te bepalen is. Meer dan 170 planten zijn hier heel nauwkeurig gekarteerd zodat ze als individu te volgen zijn en uiteindelijk de vraag beantwoord kan worden of bij de Rietorchis het aantal bloeiende planten een betrouwbare beeld van de totale populatie? De eerste resultaten van dit onderzoek wijzen erop dat het aantal bloeiende planten minder dan de helft is van het feitelijke aantal planten en dat planten ondergronds een jaar kunnen overslaan. De tellingen gaan hier door. De verwachting is dat de komende jaren de Rietorchis op meer plaatsen zal verschijnen (Stadshagen?). Nieuwe meldingen zijn welkom.
Botanische rapporten verschenen in 2007 (2008) (overzicht niet volledig) Heinen, M.A & P. Bremer, 2007. ‘Evaluatie Actieplan Wilde Kievitsbloem in Overijssel’ Beoordeling van beheer- en beschermingsmaatregelen, onderzoek en mogelijkheden voor monitoring. Rapport Ecogroen. Belangrijk gegeven is dat al honderden ha Kievitsbloem-hooiland beschermd zijn en dat van de potentiële groeiplaatsen in de uiterwaarden van IJssel, Vecht en Zwarte water ca. 90% begrensd is binnen het natuurgebiedsplan, als nieuwe natuur dan wel als beheersgebied. Belangrijke positieve ontwikkelingen zijn sinds 2000 geweest dat ruim 50 ha potentieel leefgebied van de Wilde kievitsbloem is aangekocht en nu in beheer is bij drie Natuurbeschermingsorganisaties, de gemeente Zwolle een actief beleid is gaan voeren voor de Wilde kievitsbloem, het Waterschap Groot Salland vanwege de gedragscode Flora- en faunawet beter rekening houdt met populaties van de Wilde kievitsbloem in haar werkgebied en NB-organisaties zich in sterke mate het beheer richten op het in standhouden en ontwikkelen van Kievitsbloem populaties. Daar staat tegenover dat in de periode 2000 – 2007 enkele hectaren leefgebied verloren zijn gegaan door uitbreiding van het industrieterrein de Marslanden (Gemeente Zwolle), in de Broekenpolder (omvormen van grasland naar akkerland), bij de ontwikkeling retentiegebied Soestwetering en dijkwerkzaamheden. In twee SBB reservaten zijn kleine populaties verder in het gedrang gekomen door vernatting en verzuring. En er zijn in een aantal situaties ook kansen blijven liggen. De verwachting is dat de positie van de soort verder versterkt kan worden.
18
E. de Boer, 2007. De westelijk IJsseldijk tussen Deventer en Wapenveld. Een floristische inventarisatie in 2005 en 2006. Een heel aardig verslag over het de flora van de ijsseldijk tussen Deventer en Wapenveld, dus aan de westelijke zijde van de Ijssel. In 1975 werden op de 30 km 316 plantensoorten genoteerd, in 2005/2006 in totaal 469, wat deels te maken heeft met verschil in onderzoeksintensiteit. De sterkste verarming trad op het het stuk Werverdijk aangrenzend de Veluwe, vanwege de dijkverzwaring (aan RL soorten van 9 naar 1). Wat stroomdalplanten betreft vooral verarming. (toch op enkele locaties ook positieve effecten van beheer na de dijkverzwaring, waarbij een veel groter oppervlak dijktalud ecologisch wordt beheerd!). E. de Boer, 2007. De ontwikkeling van de plantengroei in enkele nieuw aangelegde plassen in Oostelijk Flevoland. In 2006 zijn door de auteur een 13-tal nieuwgegraven poelen en plasjes in het Roggebotzand, Reve- en Abbertbos onderzocht. In één van de waterplasjes werd Watercrassula (Crassula helmsii) aangetroffen. Een nieuwe soort voor het district, die vanwege haar aggressieve groei, bestreden wordt. In acht plasjes werd Krabbescheer geplant. Dit op advies van de Vlinderstichting ten behoeve van een libellensoort. De vraag is of deze vorm van aanplant gewenst is. Krabbescheer komt van nature niet voor in plasjes op zandgrond en natuurlijke vindplaatsen ontbreken in Oostelijk Flevoland (wel in de Noordoostpolder, in Waterloopbos en voorheen ook bij Kuinderburcht).
Jager, T.E. & E.B. Oosterveld, 2008. Kansen voor akkerplanten in het Overijsselse IJsseldal. Altenburg & Wymenga, in opdracht van de provincie Overijssel. Dit rapport geeft kansrijke gebieden voor akkerplanten langs de IJssel weer op grond van de bodemsamenstelling (hoger gelegen kalkrijke zavelgronden), de verspreiding van akkerplanten in de eerste helft van de 20e eeuw (Florivon bestand) en recente waarnemingen van akkerplanten van het rivierengebied. Er bestaan nu twee akkerreservaten (Fortmond, Buitenwaarden). Kansrijke gebieden liggen bij Deventer en Wijhe. Het grootste aaneengesloten kansrijke gebied ligt bij Welsum. Schut, J. & M. Koopmans, 2007. Beschermde en bijzondere flora en fauna in de Deventer uiterwaarden. A &W rapport 1012. Altenburg & Wymenga. In 2007 zijn in opdracht van de Gemeente Deventer en de provincie Overijssel de uiterwaarden bij Deventer zeer uitgebreid gekarteerd op flora en vegetatie. Voor de flora-kartering werden alle lijnelementen bemonsterd. Uit het onderzoek kwamen diverse bijzondere vondsten naar voren. Op meerdere plekken werd Torenkruid gevonden. Weidekervel, in 2006 voor het eerst in onze regio bij Deventer gevonden door FLORON (R. Beringen) werd nu ook op andere plek bij Deventer gevonden en vondsten van Kaal breukkruid en Wateraardbei in de uiterwaarden zijn ook het vermelden waard
19
Proefschrift over varens Op 12 december 2007 mocht ik mijn proefschrift; the colonisation of a former sea-floor by ferns in het openbaar verdedigen aan Wageningen Universiteit. Het proefschrift gaat over de kolonisatie van de polderbossen door planten, en daarbij vooral over ecologie en demografie van varens, met veel aandacht voor de ontwikkelingen in het Kuinderbos. Voor geïnteresseerden. Het proefschrift is verkrijgbaar door het overmaken van 8,75 euro (inclusief verzendkosten) op rekening 3329375 tnv P. Bremer, Roelingsbeek 1, 8033 BM Zwolle.
Programma FLORON 2008 Zaterdag excursies eindigen omstreeks 13.00 uur. Za. 24 mei 2008. Excursie naar Ijsseldijk en landgoed Windesheim (oudste kleibos in onze regio). Hok 204/496. Om 9.30 op station Zwolle (aan zuidzijde!!). Selectiehok Floron. Za. 21 juni 2008. Zaterdagochtend. Bezoek aan nieuwe natuur van het Nijendal, ZO van Olst. Hok 205/481. Om 9.30 uur op station Olst. Selectiehok Floron. Woensdag middag 25 juni Excursie naar herstelde boksloten in de Olde Maten. Enkele kilometers aan geheel verboste boksloten zijn weer opgemaakt onder regie van Staatbosbeheer en betaald door de provincie Overijssel. Welke soorten water- en moerasplanten zijn hier de pioniers? Om 13.30 uur bij de Lichtmis (bij de toren). Za. 16 augustus 2008. Excursie naar hok 224/502 zuidelijk van Ommen. Verzamelen op station Ommen om 9.30. Gevarieerd hok met oude Reggearm (mogelijk nog Drijvende waterweegbree).
FLORON Nieuwsbrief nr. 22 april 2008
20