F.I.O.
NEDERLANDS
Gebruikershandleiding
F.I.O. GEBRUIKERSHANDLEIDING VOOR F.I.O. INSTALLATIE
F.I.O. Gebruikershandleiding – Ed.2. Rev.4
Pagina 1/ 52
De informatie die wordt verkregen in dit document is vertrouwelijk en het eigendom van Pietro Fiorentini S.p.A. Technische gegevens kunnen zonder verdere kennisgeving worden veranderd.
NEDERLANDS
F.I.O. Gebruikershandleiding
Editie 2
Revisie 4
Datum 6/12/2011
Inhoudsopgave 1.
Introductie....................................................................................................................................................... 4
2.
Installatie van de losse componenten ......................................................................................................... 5
3.
4.
5.
2.1
Q-kit
5
2.2
ECU Elektronische regeleenheid [Electronic Control Unit]
7
2.2.1
Installatie op bord van de regulateur:
7
2.2.2
Installatie op de pijpleiding of verticale cirkelvormige steun:
8
2.3
P-kit
9
2.4
P&CD Stroom & Communicatie-inrichting [Power & Communication Device]
10
Verbindingen ................................................................................................................................................ 11 3.1
Pneumatische verbindingen
11
3.2
Elektrische verbindingen
12
3.2.1
Algemene verbindingen:
12
3.2.2
Verbindingen P&CD–230VAC en P&CD–zonnepaneel:
12
3.2.3
Verbindingen P&CD-externe antenne:
12
3.2.4
Verbindingen ECU-meter / digitale invoer:
12
3.2.5
Verbindingen ECU-P&CD en P&CD-solenoïdekleppen van P-kit.
13
Opstart van de elektrische apparaten en voorafgaande tests ................................................................ 17 4.1
ECUopstart
17
4.2
P&CD opstart
17
4.2.1
Werkend op accu
17
4.2.2
Externe toevoer 230 Vac
18
4.2.3
Stroomtoevoer van zonnepaneel
18
4.3
Test van solenoïdekleppen
19
4.4
Seriële communicatie configuratie
19
4.5
Seriële communicatie test
19
4.6
Test van tele-stroomtoevoer
20
Basisconfiguraties op ECU ......................................................................................................................... 21 5.1
Instructie voor de navigatie door ECU menu's
21
5.2
Meting van de stroomsnelheid met directe methode
22
5.3
Meting van de stroomsnelheid met indirecte methode
23
5.3.1
Instellen van de volledige schaal van de regulateur (100%).
23
5.3.2
Instellen van de nul van de regulateur (0%).
23
6.
Basisconfiguraties met aansluiting FioTerm ............................................................................................ 24
7.
Complete configuratie met aansluiting FioTerm of met DMS. ................................................................ 25 7.1
Complete configuratie met aansluiting FioTerm
25
7.1.1
P&CD
25
7.1.2
ECU
28
F.I.O. Gebruikershandleiding – Ed.2. Rev.4
Pagina 2/ 52
De informatie die wordt verkregen in dit document is vertrouwelijk en het eigendom van Pietro Fiorentini S.p.A. Technische gegevens kunnen zonder verdere kennisgeving worden veranderd.
F.I.O.
NEDERLANDS
Gebruikershandleiding 7.2
Complete configuratie met DMS
35
7.2.1
Alarmconfiguratie
36
7.2.2
Periodieke taken
36
7.2.3
Modem
36
BIJLAGE A BIJLAGE B BIJLAGE C BIJLAGE D BIJLAGE E
STRUCTUUR VAN “ECU” MENU PROCEDURE VOOR DE EXPORT VAN DE CONFIGURATIE VAN P&CD EN ECU NAAR DE LAPTOP EN IMPORT VANAF DE LAPTOP PROCEDURE VOOR DE VERVANGING VAN HET P&CD MOEDERBORD ALGEHELE AFMETINGEN Q-KIT EN P-KIT OPTIONELE KIT EN LIJSTEN VAN RESERVE-ONDERDELEN
F.I.O. Gebruikershandleiding – Ed.2. Rev.4
Pagina 3/ 52
De informatie die wordt verkregen in dit document is vertrouwelijk en het eigendom van Pietro Fiorentini S.p.A. Technische gegevens kunnen zonder verdere kennisgeving worden veranderd.
F.I.O.
NEDERLANDS
Gebruikershandleiding
1. Introductie Dit document is een GEBRUIKSHANDLEIDING VOOR DE UITLEG VAN DE UIT TE VOEREN BEDIENINGEN IN HET VELD EN OP AFSTAND VOOR DE INSTALLATIE EN INWERKINGSTELLING VAN HET F.I.O. SYSTEEM. ALLE BEDIENINGEN WORDEN GEPRESENTEERD OP UIT TE VOEREN VOLGORDE, DUS HET KAN WORDEN GEZIEN ALS EEN INSTALLATIEPROCEDURE EN INWERKINGSTELLING VAN DE INSTALLATIE (ZIE GROENE KLEURINDICATIES). Het beschrijft de fasen van: -installatie van de enkele componenten -pneumatische en elektrische bedrading -opstart van de uitrusting en voorafgaande verificaties. -handmatige configuraties van de eenheid in het veld (ECU). -basisconfiguraties met aansluiting (FioTerm). -complete configuratie met aansluiting FioTerm of op afstand met DMS. Deze handleiding vervangt niet de handleidingen van de losse uitrustingen. Het is gerealiseerd om de monteur te voorzien van een consultatiegereedschap voor de onderlinge verbinding van alle uitrusting die is omvat op het systeem F.I.O. Wanneer de in deze handleiding verzamelde informatie niet voldoende is, raadpleeg dan de handleidingen van de losse uitrustingen: •
FIO – Verkenner gebruikershandleiding ECU
•
FIO – SMS protocol
•
FIO – Gebruikershandleiding P&CD
•
Gebruikershandleiding FioTerm
•
Gebruikershandleiding DMS
F.I.O. Gebruikershandleiding – Ed.2. Rev.4
Pagina 4/ 52
De informatie die wordt verkregen in dit document is vertrouwelijk en het eigendom van Pietro Fiorentini S.p.A. Technische gegevens kunnen zonder verdere kennisgeving worden veranderd.
NEDERLANDS
F.I.O. Gebruikershandleiding
2. Installatie van de losse componenten PROCEDURESTAP 1: - Sluit voor het starten van de bediening, de stroomopwaartse en stroomafwaartse kogels of vlinderkleppen en laat alle druk in de leiding af. - Installatie van Q-kit, ECU, P-kit en P&CD. Raadpleeg de volgende instructies. Opmerking: wanneer een van deze eenheden niet is vereist, sla dan het volgende hoofdstuk over. Er is ook een video die al deze bedieningen toont.
2.1
Q-kit
De Q-kit bestaat uit een apparaat voor het verkrijgen van het verplaatsing % van de drukregulateur vanuit de sluitpositie. Het is noodzakelijk voor de berekening van de stroomsnelheid met de indirecte werkwijze. Het is samengesteld op een resistieve transductor door een geschikte beugel en gekoppeld aan de slagindicator van de regulateur voor het lezen van de positie. De transductor is bedekt met een aluminium cilinder, voor bescherming tegen atmosferische gebeurtenissen. Het wordt vooraf geassembleerd geleverd (zie beeld rechts). Wanneer het een opwaardering is van een al geïnstalleerde regulateur, start dan vanaf Afb. 1, start anders vanaf Afb. 8: Afb. 1- Ontmantel de bedekking van de regulateur Afb. 2- Vervang de bovenste flens met de flens die is geleverd in de Q-kit. Afb. 3- Vervang de slagindicatorstang met de langere die is geleverd in de Q-kit. Afb. 4- Beweeg de bovenste bedekking naar de onderste bedekking en let op dat de basis van de slagindicatorstang correct in de groef is ingestoken. Afb. 5- Positioneer de bovenste bedekking correct en maak de schroeven vast. Afb. 6- Steek de visuele positie-indicator in en duw het omhoog tot het einde. Plaats dan het kleine glas. Afb. 7- Maak de moer vast met de anti-stof houder. Afb. 8- Positioneer de Q-kit op de bovenste flens van de drukregulateur. Afb. 9- Steek de centrale schroef in. Afb. 10-Maak de centrale schroef vast. Afb. 11-Koppel, met de juiste aansluiting, de positietransductor met de uitgestrekte stang van de drukregulateur. Afb. 12-Controleer, door handmatig de stang van de positietransductor op te tillen, dat het kan bewegen met een slag die tenminste gelijk is aan de slag die is aangegeven op het kleine glas van de visuele indicator. In het geval dat de stang van de transductor niet genoeg kan bewegen, maak dan de 4 bevestigingsschroeven van de transductor op de beugel los en til het op. Maak opnieuw de 4 schroeven vast. Afb. 13-Duw de stang van de positietransductor naar de onderzijde, zodat de koppeling goed is vastgemaakt. Afb. 14-Sluit de transductor met de bedekking. Afb. 15-Maak het vast met de laterale schroef.
1
2
F.I.O. Gebruikershandleiding – Ed.2. Rev.4
3
Pagina 5/ 52
De informatie die wordt verkregen in dit document is vertrouwelijk en het eigendom van Pietro Fiorentini S.p.A. Technische gegevens kunnen zonder verdere kennisgeving worden veranderd.
NEDERLANDS
F.I.O. Gebruikershandleiding
4
5
6
7
8
9
10
11
13
14
Slag van regulateur
F.I.O. Gebruikershandleiding – Ed.2. Rev.4
12
15
Pagina 6/ 52
De informatie die wordt verkregen in dit document is vertrouwelijk en het eigendom van Pietro Fiorentini S.p.A. Technische gegevens kunnen zonder verdere kennisgeving worden veranderd.
NEDERLANDS
F.I.O. Gebruikershandleiding
2.2
ECU Elektronische regeleenheid [Electronic Control Unit]
2.2.1 Installatie op bord van de regulateur: Deze configuratie is vereist in geval van indirecte meting van de stroomsnelheid. De toepassing Q-kit bevat de beugel en schroeven die nodig zijn voor het bevestigen van de ECU. Verder bevat het de verbindingskabel van de verplaatsingstransductor aan de ECU. Afb. 1- Prepareer de schroeven met de moer die op de beugel is geschroefd. Afb. 2- Installeer de ECU en maak de schroeven vast. Afb. 3- Verwijder een van de kleine draadleiders. Verder bevat het de verbindingskabel van de verplaatsingstransductor aan de ECU. Er is een draadleider die er al aan bevestigd is. Verwijder de bevestigingsmoer van de draadleider. Haal de witte aansluiting door het schroefdraadgat. Afb. 4- Steek de bevestigingsmoer van de draadleider door de aansluiting en maak de moer vast op de draadleider. Afb. 5- Plaats de aansluiting op de kaart Afb. 6- Schroef de mannelijke aansluiting vanaf de andere zijde van de kabelschroef op de vrouwelijke aansluiting van de transductor.
1
2
3
4
5
6
F.I.O. Gebruikershandleiding – Ed.2. Rev.4
Pagina 7/ 52
De informatie die wordt verkregen in dit document is vertrouwelijk en het eigendom van Pietro Fiorentini S.p.A. Technische gegevens kunnen zonder verdere kennisgeving worden veranderd.
NEDERLANDS
F.I.O. Gebruikershandleiding
2.2.2 Installatie op de pijpleiding of verticale cirkelvormige steun: Wanneer er geen Q-kit is, doordat de indirecte meting van de stroomsnelheid niet wordt opgevraagd, is het noodzakelijk om de ECU in een andere positie vast te maken. De positie van de ECU kan worden geselecteerd volgens de afstand van de solenoïdekleppen en de stroomsnelheidmeter. Afb. 1- Maak de twee beugels vast met de moeren Afb. 2- Snijd een strook af van de roestvrijstalen band. De lengte moet worden gemeten als de omtrek van de pijpleiding + 150 mm (6 inch) Afb. 3- Haal een zijde van de roestvrijstalen band in de eindeloze-kop, zoals is afgebeeld in afb. 3. Afb. 4- Haal het andere einde van de band door de sleuven van de beugel, zoals is afgebeeld in afbeelding 4. Afb. 5- Haal de band rond de pijp en steek het dan binnen de eindeloze kop, door de eindeloze schroef aan te draaien. Afb. 6- Pas de beugel in de juiste positie aan en maak het dan definitief vast Afb. 7- Prepareer de schroeven met de moer op de beugel. Afb. 8- Installeer de ECU en maak de schroeven vast.
1
2
3
4
5
6
7
8
F.I.O. Gebruikershandleiding – Ed.2. Rev.4
Pagina 8/ 52
De informatie die wordt verkregen in dit document is vertrouwelijk en het eigendom van Pietro Fiorentini S.p.A. Technische gegevens kunnen zonder verdere kennisgeving worden veranderd.
NEDERLANDS
F.I.O. Gebruikershandleiding
2.3
P-kit
De regelinrichting P-kit is geïnstalleerd wanneer de drukmodulatie wordt gevraagd. Wanneer een opwaardering van een regulateur al werkt, verwijder dan eerst de traditionele regelinrichting. Vervang de traditionele regelinrichting met de nieuwe P-kit. Aangezien er verschillende regelinrichtingmodi zijn, variëren de beugelsystemen volgens de toepassingen. De volgende bedieningen moeten worden uitgevoerd: Afb. 1- Maak de beugel vast op de regulateur Afb. 2- Prepareer en verbind de voedingsbuis aan het regelinrichtingsysteem. Afb. 3- Prepareer en verbind de buis van de regeldruk
REFLUX / REVAL:
1
2
1
2
3
APERFLUX / APERVAL:
F.I.O. Gebruikershandleiding – Ed.2. Rev.4
3
Pagina 9/ 52
De informatie die wordt verkregen in dit document is vertrouwelijk en het eigendom van Pietro Fiorentini S.p.A. Technische gegevens kunnen zonder verdere kennisgeving worden veranderd.
NEDERLANDS
F.I.O. Gebruikershandleiding
2.4
P&CD Stroom & Communicatie-inrichting [Power & Communication Device] •
Het moet worden geïnstalleerd in een veilig gebied en het kan op de wand worden vastgemaakt. De volgende versies zijn beschikbaar:
2.4.1- Stroomtoevoer alleen van accu. In verpakking: kaart P&CD (a) en accupak (b) 2.4.2- Externe stroomtoevoer. In verpakking: kaart P&CD (a), reserveaccu (b), wisselstroom naar gelijkstroom stroomtoevoer (c), hoofdschakelaar (d), schakelaar voor kaart P&CD en optozender (e), optozender voor het op afstand toevoeren van ECU (f) 2.4.3- Stroomtoevoer van zonnepaneel. In verpakking: kaart P&CD (a), reserveaccu (b), regelaar stroomtoevoer (c), schakelaar voor kaart P&CD en optozender (e), optozender voor het op afstand toevoeren van ECU (f) Het zonnepaneel (g) moet worden vastgemaakt in een voor de zon maximaal blootgesteld gebied, volgens de richting- en hellingspecificaties die zijn voorgeschreven door de fabrikant. Elk van deze versies kan worden geleverd met een interne antenne (geen activiteit vereist) of met een externe antenne (in dit geval, door middel van de bijgevoegde magneet, moet de antenne zijn vastgemaakt in een open ruimte en de kabel zijn verbonden aan de P&CD door de aansluiting).
2.4.2
2.4.1 a
b
c
2.4.3
d e
c e
a
a
f
b
g
f
b
Versie met alleen accu: Afb. 1- Maak de doos op de wand vast met ankerschroeven Externe stroomtoevoer versie: Afb. 1- Markeer de posities op de hoeken van de doos (zie afbeelding 1) Afb. 2- Plaats de messing steunen op de vier gaten Afb. 3- Sla, met een hamer en een parallelpen, in het midden van de steun om de interne plaat naar de bodempositie te bewegen Afb. 4- Maak de steun vast met de schroef in de verticale positie of... Afb. 5- Maak de steun vast met de schroef in de horizontale positie Afb. 6- Maak de wanddoos vast met ankerschroeven en sluit af met de zwarte bedekkingen
1
2
3
4
5
6
F.I.O. Gebruikershandleiding – Ed.2. Rev.4
Pagina 10/ 52
De informatie die wordt verkregen in dit document is vertrouwelijk en het eigendom van Pietro Fiorentini S.p.A. Technische gegevens kunnen zonder verdere kennisgeving worden veranderd.
NEDERLANDS
F.I.O. Gebruikershandleiding
3. Verbindingen PROCEDURESTAP 2: Nadat alle uitrustingen zijn geïnstalleerd, is het mogelijk om ze pneumatisch en elektrisch te verbinden. -Realiseer de pneumatische verbinding van P-kit en ECU. Raadpleeg de volgende instructies. -Realiseer de elektrische verbinding tussen P&CD, bron 230 Vac of zonnepaneel, externe antenne (optioneel), ECU, stroommeter (optioneel), digitale invoer (optioneel), solenoïdekleppen. Raadpleeg de volgende instructies. De leiding moet tijdens deze stap geventileerd blijven. Opmerking: wanneer een van deze eenheden niet is geleverd, sla dan het volgende hoofdstuk over.
3.1
Pneumatische verbindingen
Afb. 1- Schroef de compressiepassingen op de ECU sensors. Afb. 2- Prepareer de leidingen voor de stroomopwaartse en stroomafwaartse drukmeting. Verbind de ECU Afb. 3- Verbind de stroomopwaartse leiding aan de buis voor de drukmeting (gebruik een naaldklep voor de isolatie) Afb. 4- Verbind de stroomafwaartse leiding aan de buis voor de drukmeting (gebruik een naaldklep voor de isolatie) Afb. 5- Verbind de voelleiding aan de regelinrichting Afb. 6- Verbind de voelleiding op de meervoudige opstart (plaats de naaldklep niet door deze leiding) Afb. 7- Voor REFLUX / REVAL: Verbind de uitlaatbuis op de bovenste kop. Afb. 8- Voor APERFLUX / APERVAL: Verbind de uitlaatbuis aan de regelinrichting Afb. 9- Verbind de uitlaatbuis stroomafwaarts (plaats de naaldklep niet door deze leiding). Alleen voor REFLUX / REVAL: de uitlaatbuis van de kop kan worden verbonden in dezelfde meervoudige opstart van de voelleiding.
1
2
3
4
5
6
7
REFLUX / REVAL
8
APERFLUX / APERVAL
9
F.I.O. Gebruikershandleiding – Ed.2. Rev.4
Pagina 11/ 52
De informatie die wordt verkregen in dit document is vertrouwelijk en het eigendom van Pietro Fiorentini S.p.A. Technische gegevens kunnen zonder verdere kennisgeving worden veranderd.
F.I.O.
NEDERLANDS
Gebruikershandleiding
3.2
Elektrische verbindingen
3.2.1 Algemene verbindingen:
4x1 = kabel n°4 draden x min. sectie 1 mm² 12x0.5 = kabel min. n°8 draden x min. sectie 0.5 mm² 3x2,5 = kabel n°3 draden x min. sectie 2,5 mm² LEIDING 25 = flexibele buis aangeraden voor mechanische bescherming met een minimale interne diameter van 25 mm LEIDING 15 = flexibele buis aangeraden voor mechanische bescherming met een minimale interne diameter van 15 mm De verbindingen van de verplaatsingstransductor zijn niet vermeld in deze tekening doordat de kabel al is geleverd met de Q-kit.
3.2.2 Verbindingen P&CD–230VAC en P&CD–zonnepaneel: In beide gevallen (optioneel) moet de kabel van de hoofdtoevoer of van het zonnepaneel in de doos van de P&CD door de draadleider op de rechterzijde worden gestoken. Het aansluitbord van de stroomtoevoer binnen de doos is in beide gevallen in de rechter onderhoek.
3.2.3 Verbindingen P&CD-externe antenne: De externe antenne (optioneel) moet aan de P&CD zijn verbonden door een verbinding die op de doos is gepositioneerd.
3.2.4 Verbindingen ECU-meter / digitale invoer: De meter voor de directe meting van stroomsnelheid (optioneel), wat een turbine of een rotatiespoel kan zijn, is met de ECU verbonden door lage frequentie pulsemitter LF. Verder zijn 2 digitale invoeren beschikbaar, die van het veld komen. Steek elke kabel door de kleine draadleiders van de ECU.
F.I.O. Gebruikershandleiding – Ed.2. Rev.4
Pagina 12/ 52
De informatie die wordt verkregen in dit document is vertrouwelijk en het eigendom van Pietro Fiorentini S.p.A. Technische gegevens kunnen zonder verdere kennisgeving worden veranderd.
NEDERLANDS
F.I.O. Gebruikershandleiding
3.2.5 Verbindingen ECU-P&CD en P&CD-solenoïdekleppen van P-kit. De verbindingskabel tussen ECU en P&CD maakt het voor de gebruiker mogelijk om in een lokale regelkamer of op afstand te communiceren en de functies uit te voeren van modulatie/regeling van de druk en beperking van de stroomsnelheid (door de ingeschakelde uitvoeren van de P&CD). Steek de afgeschermde kabel in de grotere metalen draadleider PG13 van ECU op de linkerzijde en in de grotere draadleider van een blauwe kleur in de P&CD op de linkerzijde. Verbind de afscherming van de kabel aan de draadleider van de ECU. Voor de verbinding van de seriële poort, moet de zender TX van de ECU worden verbonden aan de ontvanger RX van de P&CD en vice versa. De ingeschakelde uitvoeren van de P&CD aan de solenoïdekleppen van de regelinrichting P-kit voeren de bevelen uit die komen van de ECU. Gebruik een kabel van 4 draden en steek de kabel in een kleine draadleider van de P&CD. Verbind volgens de instructie van de volgende figuur en tabel.
3.2.5.1 Accuversie
Verbinding tussen Verkenner ECU en P&CD Kabelnummer (signaalnaam op ECU zijde)
VERKENNER ECU A
P&CD Aansluiting
Kabel
M7.1-RX
2
Aansluiting E2.1-TXA
M7.2- MASSA
3
E2.3 - MASSA
M7.3 -TX
1
E2.2-RXA
Verbindingen P&CD - Verkenner ECU A VERKENNER ECU B
P&CD
Aansluitingen positie van ECU in P&CD
Aansluiting
Kabel
M8.1-RX
2
Aansluiting E2.1-TXA
M8.2 - MASSA
3
E2.3 - MASSA
M8.3 -TX
1
E2.2-RXA
Verbindingen P&CD - Verkenner ECU B
F.I.O. Gebruikershandleiding – Ed.2. Rev.4
Pagina 13/ 52
De informatie die wordt verkregen in dit document is vertrouwelijk en het eigendom van Pietro Fiorentini S.p.A. Technische gegevens kunnen zonder verdere kennisgeving worden veranderd.
F.I.O.
NEDERLANDS
Gebruikershandleiding
3.2.5.2 Hoofdaansluitingen of zonnepaneelversie
F.I.O. Gebruikershandleiding – Ed.2. Rev.4
Pagina 14/ 52
De informatie die wordt verkregen in dit document is vertrouwelijk en het eigendom van Pietro Fiorentini S.p.A. Technische gegevens kunnen zonder verdere kennisgeving worden veranderd.
NEDERLANDS
F.I.O. Gebruikershandleiding
3.2.5.3 Detail van verbindingen op de P&CD zijde •
Accuversie (de draden moeten direct zijn verbonden op de kaart P&CD): Afb. 1- Verbindingen op de linkerzijde: seriële verbinding tussen de apparaten ECU en de P&CD. Afb. 2- Verbindingen op de rechterzijde: digitale invoeren die zijn verbonden aan de digitale uitvoeren van de ECU. De ECU bedient, door deze lage consumptiegetallen, de ingeschakelde herhaling die gaat naar de solenoïdekleppen van de P&CD (zie 3 en 4). De draden MOETEN NIET gaan over de kaart die ligt op de componenten, maar tenminste 6 mm lateraal of opgetild zijn van de kaart. Afb. 3- Verbinding op de linker onderzijde: verklein solenoïdeklep. Afb. 4- Verbinding op de rechter onderzijde: vergroot solenoïdeklep.
1
2
3 •
4
Externe toevoer of zonnepaneelversie (de draden van het veld moeten worden verbonden op het aansluitingbord van de P&CD linksonder. Afb. 1- Verbind alleen in het geval van de zonnepaneelversie de draden aan de reserveaccu (let op de polariteit). Afb. 2- Verbind de draden van de externe toevoerkabel (230 Vac) of van het zonnepaneel. Afb. 3- Verbind de draden die komen van het veld volgens de tekening in de vorige pagina.
1
2
F.I.O. Gebruikershandleiding – Ed.2. Rev.4
3
Pagina 15/ 52
De informatie die wordt verkregen in dit document is vertrouwelijk en het eigendom van Pietro Fiorentini S.p.A. Technische gegevens kunnen zonder verdere kennisgeving worden veranderd.
NEDERLANDS
F.I.O. Gebruikershandleiding
3.2.5.4 Detail van verbindingen op de ECU zijde Afb. 1- Trek de aansluiting uit, verbind het draad en steek opnieuw de aansluiting in. Afb. 2- Verbind alle draden. Sluit tenslotte de onderste deur en maak nauwkeurig alle vier schroeven en de draadleider vast om juiste isolatie van buitenaf te verzekeren.
1
2
3.2.5.5 Detail van de verbindingen op de zijde van de solenoïdekleppen Gebruik voor de verbinding van de draden aan de voorbedrade aansluitingen van de geleverde solenoïdekleppen, de juiste aansluitingen om te krimpen. Het wordt ook aangeraden om deze aansluitingen te bedekken met thermokrimpende mantel. Afb. 1- Steek de aansluiting met kracht in totdat u een klik hoort. Afb. 2- Koppel de draden van de voorbedrade verbindingen aan de draden die komen van de P&CD door een koppeling die moet worden gekrimpt. Afb. 3- Bedekking met thermokrimpende mantel
1
1
2
3
F.I.O. Gebruikershandleiding – Ed.2. Rev.4
Pagina 16/ 52
De informatie die wordt verkregen in dit document is vertrouwelijk en het eigendom van Pietro Fiorentini S.p.A. Technische gegevens kunnen zonder verdere kennisgeving worden veranderd.
NEDERLANDS
F.I.O. Gebruikershandleiding
4. Opstart van de elektrische apparaten en voorafgaande tests PROCEDURESTAP 3: Nadat alle pneumatische en elektrische verbindingen zijn gerealiseerd, is het mogelijk om de elektrische apparaten op te starten. - Schakel ECU en P&CD apparaten in. Raadpleeg de volgende instructies. - Controleer, om storingen te voorkomen, de verbindingen tussen P&CD, ECU solenoïdekleppen en seriële verbindingen. Raadpleeg de volgende instructies. De leiding moet tijdens deze stap geventileerd blijven.
4.1
4.2
ECU opstart 1-
Verwijder vier schroeven van het bovenpaneel van de ECU.
2-
Selecteer de stroomtoevoerbron. Stel de SW1 in (PW Sel): a.
BATT (op de bovenzijde) is aan wanneer het apparaat zijn voeding exclusief van de accu krijgt.
b.
REM (op de onderzijde) is aan wanneer het apparaat op afstand wordt gevoed (230 Vac of zonnepaneel) met/zonder steun van de reserveaccu.
3-
Verbind de lithiumaccu aan zijn aansluiting
4-
Sluit tenslotte het bovenpaneel en maak nauwkeurig alle vier schroeven vast om juiste isolatie van buitenaf te verzekeren.
P&CD opstart
De volgorde verandert met het type P&CD:
4.2.1 Werkend op accu Afb. 1- Steek de SIM kaart in de sleuf Afb. 2- Laat de metalen haak zakken om het te blokkeren. Afb. 3- Koppel het accupak in zijn aansluiting.
1
2
F.I.O. Gebruikershandleiding – Ed.2. Rev.4
3
Pagina 17/ 52
De informatie die wordt verkregen in dit document is vertrouwelijk en het eigendom van Pietro Fiorentini S.p.A. Technische gegevens kunnen zonder verdere kennisgeving worden veranderd.
NEDERLANDS
F.I.O. Gebruikershandleiding
4.2.2 Externe toevoer 230 Vac Controleer ten eerste dat de verbindingen van de reserveaccu goed zijn vastgemaakt. Afb. 1- Steek de SIM kaart in de sleuf Afb. 2- Laat de metalen haak zakken om het te blokkeren. Afb. 3- Schakel de hoofdschakelaar in. Afb. 4- Schakel de schakelaar voor de kaart P&CD en de optozender.
2
1
4
3
4.2.3 Stroomtoevoer van zonnepaneel Afb. 1- Steek de SIM kaart in de sleuf Afb. 2- Laat de metalen haak zakken om het te blokkeren. Afb. 3- Schakel de schakelaar aan voor de kaart P&CD en de optozender.
1
2
3
In alle gevallen, nadat de P&CD is gevoed, moeten de 4 led's van de kaart in de AAN volgorde zijn. Na een paar seconden zelftest, start de groene led met snel knipperen. Na een periode van 10 tot 60 seconden (afhankelijk van veldomstandigheden, is de groene led: Vast AAN: wat aangeeft dat de modem een goed/voldoende veldsignaal heeft. Langzaam aan het knipperen: wat aangeeft dat het veldsignaal onvoldoende is, maar dat communicatie op afstand in elk geval mogelijk is. Snel aan het knipperen: wat aangeeft dat er geen SIM of dat het niet is herkend door de provider.
F.I.O. Gebruikershandleiding – Ed.2. Rev.4
Pagina 18/ 52
De informatie die wordt verkregen in dit document is vertrouwelijk en het eigendom van Pietro Fiorentini S.p.A. Technische gegevens kunnen zonder verdere kennisgeving worden veranderd.
F.I.O.
NEDERLANDS
Gebruikershandleiding
4.3
Test van solenoïdekleppen
Om de juiste bedrading te controleren van de hele lus van de ECU naar de P&CD tot aan de solenoïdekleppen, moet u met de volgende procedure handmatig de interventie forceren van het toetsenbord ECU:
4.4
1-
Controleer dat de jumper JP4 op de P&CD is ingesteld naar "LOOP".
2-
Ga naar het Menu “Fio- Five In One \ Maintenance \ Press. Modul. \ Press. Step Up/Dn” [Fio- Five In One \ Onderhoud \ Drukmodul. \ Druk stap OMH/OML] (zie bijlage A “Structuur van het menu ECU”). Zie 5.1 voor de navigatie door ECU menu's.
3-
Selecteer "Enabled" [Ingeschakeld] met ENTER (na het invoeren van het wachtwoord).
4-
Druk “▲” voor een enkele stapvergroting. De inschakeling van de vergroting van de solenoïdeklep (tik) moet worden gehoord.
5-
Druk “▼” voor een enkele stapverkleining. De inschakeling van de verkleining van de solenoïdeklep (tik) moet worden gehoord.
6-
Druk ESC om uit te schakelen en af te sluiten.
7-
Verlaat het menu “Press.Modul.” [Drukmodul.]
8-
Ga opnieuw terug naar "Maintenance" [Onderhoud] om de machine van de "Maintenance" [Onderhoud] status terug te brengen naar de normale status door Enter te drukken vanaf de pagina "Main. Exit” [Onderh. verlaten] (zie bijlage A “Structuur van het menu ECU”).
Seriële communicatie configuratie
Alle ECU's die van de fabriek komen hebben het Modbusadres naar 0 ingesteld (standaard). P&CD's zijn ingesteld naar 20 (standaard). Dit is de gebruikelijke configuratie in het veld van F.I.O.: Modbus Address ECU1
0
ECU2
10
P&CD
20
Voor het verbinden met ECU2 is het noodzakelijk om handmatig Modbus Address = 10 met het numerieke toetsenbord in te stellen. Voor deze aanpassing is het noodzakelijk om naar het Menu “Settings \ System Settings \ Modbus Adr.” [Instellingen \ Systeeminstellingen \ Modbusadres] te gaan en het adres van 0 naar 10 aan te passen. Zie 5.1 voor de navigatie door ECU menu's. De gebruiker kan de adressen van de uitrusting zoveel als hij wil aanpassen (bijvoorbeeld 1-11-21, 2-12-22, etc.), op voorwaarde dat hij in FioTerm hetzelfde adres kiest voordat de oproep wordt gestart.
4.5
Seriële communicatie test
Voer, om de seriële verbinding te testen, met de software FioTerm een verbinding uit met elke geïnstalleerde uitrusting: 1-
Controleer dat jumper JP3 op de P&CD is gesloten
2-
Verbind de kabel RS232 (of de kabel met adapter RS232/USB) op de aansluiting van het P&CD bord.
3-
Verbind de kabel aan de laptop
4-
Start de FioTerm software
5-
Open het venster “Setup \ Communication \ Serial line” [Instellingen \ Communicatie \ Seriële lijn].
F.I.O. Gebruikershandleiding – Ed.2. Rev.4
Pagina 19/ 52
De informatie die wordt verkregen in dit document is vertrouwelijk en het eigendom van Pietro Fiorentini S.p.A. Technische gegevens kunnen zonder verdere kennisgeving worden veranderd.
F.I.O.
NEDERLANDS
Gebruikershandleiding
6-
Steek de gebruikte COM in. Controleer indien noodzakelijk in het bedieningssysteem op de PC in “Peripheral management \ COM port” [Beheer randapparatuur \ COM poort] het aantal COM poorten dat in gebruik is. FioTerm staat het gebruik van COM 1 tot en met 7 toe.
7-
De andere parameters zijn 9600; 8; geen; 1.
8-
Druk OK
9-
Open het venster “Setup \ Communication \ Communication” [Instellingen \ Communicatie \ Communicatie]. 10- Verbindingsmodaliteit: Lokaal ; telefoon N° niet noodzakelijk; Verbindingswachtwoord: conn (standaard) 11- Selecteer in “Device and address” [Apparaat en adres] het apparaat “P&CD” en voer het Modbus adres in (standaard 20). 12- Druk OK 13- Druk op de knop “
GO ” [Uitvoeren] of “File \ Start connection” [Bestand \ Start verbinding].
14- Wacht enkele seconden en het zou moeten verbinden met de P&CD. 15- Verlaat de verbinding door de rode drukknop in te drukken met de X of “File \ Close” [Bestand \ Sluiten]. 16- Open het venster “Setup \ Communication \ Communication” [Instellingen \ Communicatie \ Communicatie]. 17- Selecteer in “Device and address” [Apparaat en adres] het apparaat ECU1 en voer het corresponderende Modbus adres in (standaard 0). 18- Druk op de knop “
GO ” [Uitvoeren] of “File \ Start connection” [Bestand \ Start verbinding].
19- Wacht enkele seconden en het zou moeten verbinden met ECU1. 20- Verlaat de verbinding door de rode drukknop in te drukken met de X of “File \ Close” [Bestand \ Sluiten]. 21- Herhaal de procedure uiteindelijk met ECU2 (ingesteld op ECU2, het adres ModBus standaard 10, zie 4.4).
4.6
Test van tele-stroomtoevoer
Om te controleren dat de ECU op het veld wordt gevoed door de P&CD (externe voeding 230 Vac of zonnepaneel), controleer dat het stekkersymbool op het beeldscherm van de ECU verschijnt. Als dit niet zo is, controleer dan: 1- Dat de selector binnen de ECU in Rem is (zie 3.1). Zoniet, schakel dan naar REM. Zoja: 2- Trek de eerste aansluiting van de ECU op de linkerzijde uit en controleer met een voltmeter of het van de P&CD inlaatspanning komt: 5V - 6.5 VDC. 3- Wanneer de juiste spanning niet wordt gemeten, controleer dan de bedradingverbindingen.
F.I.O. Gebruikershandleiding – Ed.2. Rev.4
Pagina 20/ 52
De informatie die wordt verkregen in dit document is vertrouwelijk en het eigendom van Pietro Fiorentini S.p.A. Technische gegevens kunnen zonder verdere kennisgeving worden veranderd.
F.I.O.
NEDERLANDS
Gebruikershandleiding
5. Basisconfiguraties op ECU PROCEDURESTAP 4: Nadat de elektrische apparaten en verbindingen zijn gecontroleerd, moet de eerste configuratie op ECU worden gedaan. - Stel de berekeningsparameters in het geval van directe meting van de stroomsnelheid in. Raadpleeg de volgende instructies. - Stel in het geval van indirecte meting van de stroomsnelheid, de volledige schaal (100%) en de nul (0%) van de regulateur in. Raadpleeg de volgende instructies. BELANGRIJK: Nadat de eerste aanpassing direct is gemaakt via het toetsenbord, gaat de ECU in "Maintenance" [Onderhoud] status. In deze status stopt de ECU alle modulatieactiviteiten, dus denk eraan om de ECU terug te brengen naar “Normal working status” [Normal werkende status] (zie Bijlage A aan het einde van de handleiding). Aan het einde van de configuratie van stroomsnelheid-meetparameters: -
Breng de stroomopwaartse leiding onder druk als dat niet al is gedaan (afhankelijk van het geval) met de veer van de Pkit volledig vrij en open langzaam de stroomopwaartse kogel of vlinderklep. Laat de stroomafwaartse klep gesloten.
-
Schroef de instelschroef van de P-kit en behoud een lage stroomsnelheid van de stroomafwaartse zijde naar de atmosfeer, door de ventilatieklep. Verhoog de stroomafwaartse druk en stel de veer van de P-kit in bij de pneumatische instelling die is overeengekomen met de klant. Vergrendel waar mogelijk de SSV, indien aanwezig.
Opmerking: wanneer een van deze eenheden niet is geleverd, sla dan het volgende hoofdstuk over.
5.1
Instructie voor de navigatie door ECU menu's
Voor de visualisatie/aanpassing van variabelen van het toetsenbord: -het drukken van ENTER is mogelijk om naar het volgende submenu te gaan -het indrukken van ESC is mogelijk om naar het hogere menu te gaan -het indrukken van de pijlen “▲” of “▼” is mogelijk om binnen het menu te bewegen.
Voor de aanpassingen van de parameters met betrekking tot de directe meting van stroomsnelheid in menu "Settings" [Instellingen] van het toetsenbord: 1-
Druk de “PROGRAM ENABLE” [PROGRAMMA INSCHAKELEN] knop op het bord van de ECU. Wanneer deze bediening wordt vergeten, verschijnt het bericht “Access denied remove seals” [Toegang geweigerd verwijder afdichtingen]
2-
Druk ENTER op de pagina waar de aan te passen waarde is (de waarde beweegt naar links)
3-
Schrijf de nieuwe waarde met het toetsenbord
4-
Druk ENTER
5-
Druk ESC wanneer alle geselecteerde waarden in dat menu zijn bijgewerkt
6-
Druk ENTER om de aanpassingen op te slaan
Voor de aanpassingen van de andere parameters in menu “Settings” [Instellingen] en “F.I.O. Five in One \ Maintenance” [F.I.O. Five in One \ Onderhoud] vanaf het toetsenbord: 7-
Druk ENTER op de pagina waar er een waarde is om aan te passen
8-
Typ het vereiste wachtwoord in (standaard 0000)
9-
Druk ENTER
10- Druk opnieuw ENTER (de waarde beweegt naar links) 11- Schrijf de nieuwe waarde met het toetsenbord 12- Druk ENTER 13- Druk ESC wanneer alle geselecteerde waarden in dat menu zijn bijgewerkt 14- Druk ENTER om de aanpassingen op te slaan
F.I.O. Gebruikershandleiding – Ed.2. Rev.4
Pagina 21/ 52
De informatie die wordt verkregen in dit document is vertrouwelijk en het eigendom van Pietro Fiorentini S.p.A. Technische gegevens kunnen zonder verdere kennisgeving worden veranderd.
F.I.O.
NEDERLANDS
Gebruikershandleiding
5.2
Meting van de stroomsnelheid met directe methode
De stroomsnelheid wordt gemeten door de turbine-impulsen te verkrijgen. €xplorer ECU FT heeft een invoerteller voor de volumemeting (die kan worden gekozen tussen een van de twee fysieke LF invoeren), waarop het mogelijk is om ook de correctie te maken van de turbinefouten. De stroomopwaartse of stroomafwaartse druk (afhankelijk van waar de turbine is geïnstalleerd) moet worden gemeten door de gecertificeerde sensor. De temperatuurregelinrichting die bij de turbine is geïnstalleerd moet zijn verbonden aan de invoer PT100. Met het voldoen aan al deze omstandigheden kunnen de omgezette volumes en de omgezette stroomsnelheden worden beschouwd als bewakingsoverdracht. Ook de €xplorer ECU heeft de invoerteller voor het volume met hetzelfde kenmerk als ECU FT, maar de stroomopwaartse of stroomafwaartse druk waar de turbine is geïnstalleerd wordt gemeten door een traditionele sensor, terwijl de temperatuur alleen kan worden ingevoerd als een rekenparameter, met een gemiddelde vaste waarde. In dit geval kunnen de correcte volumes en stroomsnelheden niet worden beschouwd als een bewakingsoverdracht. De te configureren hoofdparameters op €xplorer ECU FT en €xplorer ECU zijn: Menu “Settings \ Calculation settings” [Instellingen \ Instellingen berekening]: 1-
Basisreferenties (druk en temperatuur bij basisomstandigheden). Het is ook mogelijk om basisdruk en temperatuur te selecteren voor Standaard of Normale omstandigheden. Het is ook mogelijk om verschillende door gebruikers gedefinieerde omstandigheden in te stellen. Volg in dit geval deze procedure voordat u verdergaat met de volgende parameters: selecteer "user-defined" [gebruikergedefinieerd], druk dan ESC, druk ENTER om te bevestigen, druk weer ENTER en ga verder naar Referenties (zie punt 7). Ga daarna terug naar Relatieve dichtheid (punt2).
2-
Relatieve dichtheid
3-
Referenties van relatieve dichtheid
4-
Temperatuurmeting. Stel alleen in het geval van €xplorer ECU handmatig de gemiddelde temperatuurwaarde in van het gas in de turbine. In het geval van €xplorer ECU FT moet de temperatuur 0 worden gelaten (schakel T meting in met PT100)
5-
Z formule
6-
Gassamenstelling: % CO2; % N2; % H2 (indien verzocht); % CO (indien verzocht)
7-
Referenties: stel alleen in geval van "user-defined" [gebruikergedefinieerd] selectie de nieuwe basisdruk en temperatuur in
8-
Q formule
9-
Pulsgewicht
10- Eenheidstandaard Kies tussen Standaard (m³;m³/h;bar;°K,…); S.I. (m³;m³/h;MPa;°K,…); U.S. (ft³;ft³/h;psi;°F,…) Menu “Settings \ Counter settings” [Instellingen \ Instellingen teller]: 1-
Vm Meting Volume lees de waarde in m³ of ft³ in het beeldscherm van de turbine en stel dezelfde waarde in deze locatie in, om de ECU pulsteller uit te lijnen met het turbinebeeldscherm,
Menu “Settings \ System settings” [Instellingen \ Systeeminstellingen]: 1-
Huidige datum: stel de huidige datum en tijd in
2-
Taal: stel de voorkeurstaal in
Raadpleeg voor meer details de gebruikershandleiding van de Verkenner ECU Breng de leiding onder druk (zie bovenstaande instructies van PROCEDURESTAP 4)
F.I.O. Gebruikershandleiding – Ed.2. Rev.4
Pagina 22/ 52
De informatie die wordt verkregen in dit document is vertrouwelijk en het eigendom van Pietro Fiorentini S.p.A. Technische gegevens kunnen zonder verdere kennisgeving worden veranderd.
NEDERLANDS
F.I.O. Gebruikershandleiding
5.3
Meting van de stroomsnelheid met indirecte methode
De indirecte meting van de stroomsnelheid is gebaseerd op de correlatie tussen de positie van de obturator van een specifieke regulateur en de inlaat- en uitlaatdrukken. De positie van de obturator wordt gemeten door de resistieve verplaatsingstransductor. Het heeft een meetbereik dat groter is dan de slag van de regulateur. Dus is het voor de ECU noodzakelijk om exact de positie te weten van complete opening en complete sluiting van de regulateur (zie voorbeeld aan de rechterzijde) om door interpolatie het tussenpositie % te berekenen tijdens de werkbediening. Ga, na positionering van de verplaatsingstransductor op zijn beugel en het correct vastmaken van alle schroeven (de regulateur moet de hele slag doen binnen het bereik van de transductor, zie 2.1), als volgt verder:
5.3.1 Instellen van de volledige schaal van de regulateur (100%). 5.3.1.1
Zonder monitor
1-
Ontkoppel met de leiding nog steeds leeg, de stalen pijp die de regelinrichting verbindt met de onderste kamer van de regulateur (laaddruk).
2-
Verbind een externe drukbron op de onderste kamer: voor regulateurs van type Reval is 200-300 mbar voldoende, voor regulateurs van het type Reflux is 500-600 mbar voldoende.
3-
Voed de onderste kamer geleidelijk met de vereiste druk en controleer door de visuele indicator dat de regulateur volledig open is.
4-
Ga naar Menu “Fio- Five In One \ Maintenance \ Meas. Setup \ FS Setup” [Fio- Five In One \ Onderhoud \ Inst. meting \ FS instellingen] (zie bijlage A “Structuur van het menu ECU”).
5-
Druk Enter (na het invoeren van het wachtwoord). De huidige waarde wordt getoond (max. 65536). Druk opnieuw Enter wanneer deze waarde stabiel is.
6-
Verlaat het menu “FS Setup” [FS instellingen] en sla op door opnieuw Enter in te drukken.
7-
Ontkoppel de externe bron en verwijder de druk van de onderste kamer
8-
Verbind opnieuw de originele pijp.
5.3.1.2 1-
Met monitor (in leiding of ingebouwd) Breng de leiding onder druk (zie bovenstaande instructies van PROCEDURESTAP 4) en creëer een lage stroomsnelheid op de stroomafwaartse zijde.
2-
Schroef de veer van de regelinrichting F.I.O. naar een waarde die hoger is dan de instelling van de monitor.
3-
De monitor begint te werken en de regulateur met F.I.O. moet een complete openingspositie bereiken. Controleer dat door de visuele indicator.
4-
Ga naar Menu “Fio- Five In One \ Maintenance \ Meas. Setup \ FS Setup” [Fio- Five In One \ Onderhoud \ Inst. meting \ FS instellingen] (zie bijlage A “Structuur van het menu ECU”).
5-
Druk Enter (na het invoeren van het wachtwoord). De huidige waarde wordt getoond (max. 65536). Druk opnieuw Enter wanneer deze waarde stabiel is.
6-
Verlaat het menu “FS Setup” [FS instellingen] en sla op door opnieuw Enter in te drukken.
7-
Schroef de veer van de regelinrichting F.I.O. uit.
5.3.2 Instellen van de nul van de regulateur (0%). 1-
Breng de leiding onder druk (zie bovenstaande instructies van PROCEDURESTAP 4) als het niet al onder druk was.
2-
Voer alle vereiste instellingen uit (snelsluitklep, overdrukklep, monitor, versneller).
3-
Stel tenslotte de regelinrichting F.I.O. instelling in met een ½” kogelklep op de stroomafwaartse zijde die open is bij 45° en ontlaadt in de atmosfeer.
4-
Ga naar Menu “Fio- Five In One \ Maintenance \ Meas. Setup \ Zero Setup” [Fio- Five In One \ Onderhoud \ Inst. meting \ Nulinstelling] (zie bijlage A “Structuur van het menu ECU”).
5-
Druk Enter (na het invoeren van het wachtwoord). De huidige waarde wordt getoond (min. 0). Druk opnieuw Enter (*) wanneer deze waarde stabiel is.
6-
Verlaat het menu Zero Setup en sla op door opnieuw Enter in te drukken.
(*) we raden aan om de nulinstelling uit te voeren met deze lage stroomsnelheid om ervoor te zorgen dat de regulateur niet werkt onder vergrendelingdruk. In feite moet, in het geval van de vergrendelingdruk, de nul corresponderen met de positie van de plug terwijl het in het rubber penetreert (zie voorbeeld aan de rechterzijde, geval A) De fout die kan worden gemaakt in de indirecte meting van de stroomsnelheid zou zonder twijfel groter zijn dan de fout die wordt gegenereerd bij het beschouwen van de nul in een laminatieconditie die zeer dicht bij het rubber oppervlak ligt (zie voorbeeld aan de rechterzijde, geval B).
A
F.I.O. Gebruikershandleiding – Ed.2. Rev.4
B
Pagina 23/ 52
De informatie die wordt verkregen in dit document is vertrouwelijk en het eigendom van Pietro Fiorentini S.p.A. Technische gegevens kunnen zonder verdere kennisgeving worden veranderd.
NEDERLANDS
F.I.O. Gebruikershandleiding
6. Basisconfiguraties met aansluiting FioTerm PROCEDURESTAP 5: Na configuratie op ECU, is het mogelijk om de basisconfiguratie uit te voeren met aansluiting FioTerm voor het instellen van het type regulateur dat is gemonteerd. Raadpleeg de volgende instructies. Opmerking: wanneer geen Q-kit is geleverd, sla dan het volgende hoofdstuk over. Hieronder zien we de basisparameters die verplicht zijn om lokaal te configureren. Voor het starten van de verbinding met de P&CD en ECU, wordt aangeraden om in te stellen vanaf aansluiting FioTerm: 1-
De voorkeurstaal van de aansluiting: selecteer vanaf de menubalk “Setup \ Language” [Instellingen \ Taal].
2-
Ten eerste wordt FioTerm beschermt tegen aanpassingen van de configuratie. Voer het wachtwoord in om de aansluiting ingeschakeld te maken om aanpassingen uit te voeren: selecteer vanaf de menubalk “Setup \ Password (default “PF”) [Instellingen \ Wachtwoord (Standaard "PF")]. Klik op "Apply" [Toepassen] en "OK"
3-
De meeteenheid voor elke variabele: selecteer vanaf de menubalk “Setup \ Units of measurement” [Instellingen \ Meeteenheden].
Nu kunt u de verbinding met de ECU starten (herzie uiteindelijk de procedure op artikel 4.5). VOORZICHTIG: Voer voor decimale getallen altijd een punt in en gebruik nooit de komma in FioTerm! De ECU weet nog niet welk type regulateur wordt verbonden voor de berekening van de stroomsnelheid. Ga als volgt verder om de regulateur te configureren: 1-
Selecteer de pagina "Flow rate measurement” [Meting stroomsnelheid].
2-
Klik “Modify” [Aanpassen].
3-
Voer de gemiddelde relatieve dichtheid in.
4-
Voer “Indirect measurement” [Indirecte meting] in.
5-
Klik “Adjust...” [Aanpassen]
6-
Selecteer uit de lijst het type regulateur met zijn configuratie en sla op.
7-
De pagina "Flow rate measurement" [stroomsnelheidmeting] moet verschijnen zoals in het voorbeeld rechtsonder.
Lijst van types regulateurs: REFREV: zowel voor Reflux als Reval. REFLUX: alleen voor Reflux. REVAL: alleen voor Reval. +DB: regulateur met ingebouwde demper. +SB: regulateur met snelsluitklep van type SB ingebouwd.
Aanpass
+VB: regulateur met snelsluitklep van type VB ingebouwd. +PM: regulateur met ingebouwde monitor.
Q Coëff.
F.I.O. Gebruikershandleiding – Ed.2. Rev.4
Pagina 24/ 52
De informatie die wordt verkregen in dit document is vertrouwelijk en het eigendom van Pietro Fiorentini S.p.A. Technische gegevens kunnen zonder verdere kennisgeving worden veranderd.
F.I.O.
NEDERLANDS
Gebruikershandleiding
7. Complete configuratie met aansluiting FioTerm of met DMS. PROCEDURESTAP 6: Om verder te gaan met de complete configuratie is het mogelijk om ervoor te kiezen FioTerm lokaal te gebruiken of het DMS op afstand te gebruiken. Gebruik de FioTerm niet op afstand! In het geval van configuratie met aansluiting FioTerm ALLEEN (GEEN DMS gebruik na inwerkingstelling): Raadpleeg alleen artikel 7.1 In het geval van DMS gebruik na inwerkingstelling: Alternatief n. 1: - Voorbereidende configuratie met aansluiting FioTerm Controleer en stel de juiste parameters in voor P&CD (stel datum en tijd in, SMS voor alarmnotificatie, ...); Controleer en stel de juiste parameters in voor ECU (stel datum en tijd in, alarm, gebeurtenissen). Raadpleeg de volgende instructies op artikel 7.1 - configuratieparameter voor GPRS/GSM modemverbinding (raadpleeg artikel 7.2) - creëer alleen het installatieprofiel op DMS en verbindt het dan. LEES OP P&CD EN ECU DE HUIDIGE CONFIGURATIE. HET WORDT OPGESLAGEN OP DMS. - de volgende aanpassing wordt alleen gedaan via DMS Alternatief n. 2: - configuratieparameter voor GPRS/GSM modemverbinding (raadpleeg artikel 7.2) - creëer de installatie en configureer de parameters op DMS profiel van de installatie volledig. De configuratieparameters op DMS zijn equivalent aan de parameters die zijn uitgelegd in artikel 7.1 - Verbind met DMS aan de installatie. SCHRIJF OP P&CD EN ECU DE NIEUWE CONFIGURATIE - de volgende aanpassing wordt alleen gedaan via DMS Alle volgende configuratievariaties moeten worden uitgevoerd met alleen de DMS om geen misuitlijningen te veroorzaken tussen de uitrusting en de regelkamer, doordat de DMS altijd in zijn registers de configuratie opslaat voor verzending en het deze opslag gebruikt voor zijn volgende aanpassingen. Indien, na het zenden van de configuratie van de DMS, enkele aanpassingen zijn gemaakt vanaf aansluiting FioTerm, heeft het een misuitlijning gecreëerd tussen de werkelijke configuratie en de opgeslagen configuratie. De volgende keer dat de configuratie vanaf DMS wordt verzonden, zullen de aanpassingen die zijn uitgevoerd vanaf FioTerm worden overschreven en dus worden geannuleerd. De configuratieparameters die worden beschreven, zijn hoofdzakelijk equivalent voor zowel FioTerm als DMS.
7.1
Complete configuratie met aansluiting FioTerm
7.1.1 P&CD Om de verbinding te starten met de P&CD, open het venster “Setup \ Communication \ Communication” [Instellingen \ Communicatie \ Communicatie]. Verbindingsmodaliteit: Lokaal; telefoon N° niet noodzakelijk; Verbindingswachtwoord: conn (standaard); selecteer in “Device and address” [Apparaat en adres] het apparaat “P&CD” en voer het Modbus adres in (standaard 20) (zie artikel 4.5).
F.I.O. Gebruikershandleiding – Ed.2. Rev.4
Pagina 25/ 52
De informatie die wordt verkregen in dit document is vertrouwelijk en het eigendom van Pietro Fiorentini S.p.A. Technische gegevens kunnen zonder verdere kennisgeving worden veranderd.
F.I.O.
NEDERLANDS
Gebruikershandleiding
7.1.1.1
Master Table
Hier is de informatie ten opzichte van de uitrusting en de werkingsstatus getoond, type versie van de firmware, GSM veld, accustatus, etc... Geen uit te voeren aanpassingen.
7.1.1.2
Datum en tijd
Stel de datum en huidige tijd in door op "Modify" [Aanpassen] te klikken.
F.I.O. Gebruikershandleiding – Ed.2. Rev.4
Pagina 26/ 52
De informatie die wordt verkregen in dit document is vertrouwelijk en het eigendom van Pietro Fiorentini S.p.A. Technische gegevens kunnen zonder verdere kennisgeving worden veranderd.
F.I.O.
NEDERLANDS
Gebruikershandleiding
7.1.1.3
SMS Alarm configuratie
Voer alle telefoonnummers in waaraan u een SMS wilt zenden na de activatie en het herstel van de alarmen, ... door te klikken op "Modify" [Aanpassen]. Door de strategie "Sequential" [Sequentieel] te selecteren, wordt een SMS verzonden naar het eerste nummer van de lijst. Wanneer het notificatieantwoord niet op tijd arriveert, zendt het dezelfde SMS naar het tweede nummer enzovoort. Door de strategie "Send to all" [Stuur naar allen] te selecteren zendt het tegelijkertijd hetzelfde bericht naar alle nummers.
7.1.1.4
Alarmen en gebeurtenissen
Alle veranderingen van status van regelingen die zijn aangegeven in de Master Table worden opgeslagen in de gebeurtenissen. Het is ook mogelijk om ze als alarmen in te schakelen (sommigen zijn dat standaard). In dat geval zijn zij belangrijker en kunnen een SMS genereren.
Dit zijn de minimum instellingen die noodzakelijk zijn voor de opstart van P&CD. De andere instellingen zijn voor een geavanceerd gebruik. Verdere informatie is beschikbaar in de handleiding P&CD.
F.I.O. Gebruikershandleiding – Ed.2. Rev.4
Pagina 27/ 52
De informatie die wordt verkregen in dit document is vertrouwelijk en het eigendom van Pietro Fiorentini S.p.A. Technische gegevens kunnen zonder verdere kennisgeving worden veranderd.
NEDERLANDS
F.I.O. Gebruikershandleiding
7.1.2 ECU Om de verbinding te starten met de ECU: open het venster “Setup \ Communication \ Communication” [Instellingen \ Communicatie \ Communicatie]. Verbindingsmodaliteit: Lokaal; telefoon N° niet noodzakelijk; Verbindingswachtwoord: conn (standaard); selecteer in “Device and address” [Apparaat en adres] het apparaat ECU1 en voer het Modbus adres in (standaard 0) of ECU2 (standaard 10) (zie artikel 4.5).
7.1.2.1
Master Table
Hier wordt informatie getoond met betrekking tot het uitrustingstype, firmwareversie, logging status, datum en tijd, etc... en de status van de regelingen zoals accustatus, invoeren status, etc... Door te klikken op "Aanpassen" is het mogelijk om het nummer van de installatie in te stellen (niet te verwarren met het Modbus adres dat alleen kan worden ingesteld vanaf het toetsenbord van de ECU), de taal van de ECU, het sluitingsuur van de dag, het wachtwoord (standaard 0), de startdatum en het einde van de zomertijd. Door te klikken op "Set Date" [Instellen datum] is het mogelijk om datum en uren in te stellen. Door "immediate definition" [onmiddellijke definitie] te selecteren, wordt de nieuwe tijd onmiddellijk ingesteld, terwijl het door het selecteren van "Progressive Setting" [Progressieve instelling] progressief van de oude naar de nieuwe beweegt zonder gaten in het logboek achter te laten. Het is mogelijk om het hele geconfigureerde log tegelijkertijd te activeren met "Start Log" en het tegelijkertijd te deactiveren met "Stop Log". Wis de opgeslagen logs met "Clear Log" [Log wissen] voor ze te reactiveren.
Aanpass Stel datum
7.1.2.2
Acquisitie
Hier is het mogelijk om informatie te zien met betrekking tot elke analoge of digitale variabele, zie het voorbeeld op de rechterzijde, met betrekking tot de stroomafwaartse druk. Hier wordt ook de interventie van het alarm getoond.
F.I.O. Gebruikershandleiding – Ed.2. Rev.4
Pagina 28/ 52
De informatie die wordt verkregen in dit document is vertrouwelijk en het eigendom van Pietro Fiorentini S.p.A. Technische gegevens kunnen zonder verdere kennisgeving worden veranderd.
NEDERLANDS
F.I.O. Gebruikershandleiding
7.1.2.3
Alarm
Door in de algemene pagina "Alarm" op "Show Log" [Log tonen] te klikken, is het mogelijk om alle statusveranderingen te zien van de alarmen die zijn opgeslagen in de ECU.
Log tonen
In de pagina die is gerelateerd aan de bewaakte variabele, is het door te klikken op "Modify" [Aanpassen] mogelijk om 3 alarmniveaus te selecteren voor een hoog limiet ("Hoog, "Hoog Hoog" en "Fout hoog") en 3 alarmniveaus van laag limiet ("Laag, "Laag Laag" en "Fout laag") Het is ook mogelijk om een waarde van maximale excursie van de variabele in te stellen (“Max range” [Max bereik] or “Max excursion” [Max excursie]). Elke interventie kan als een gebeurtenis worden bewaakt, door het te selecteren op “Event enable” [gebeurtenis inschakelen] (het wordt alleen opgenomen in het geheugen van de ECU) of als een alarm, door het te selecteren op “Alarm enable” [Alarm inschakelen] (in dit geval wordt het ook gegenereerd als een SMS). Tenslotte is het ook mogelijk om de huidige status van de drempelwaarden te tonen.
Aanpass
F.I.O. Gebruikershandleiding – Ed.2. Rev.4
Pagina 29/ 52
De informatie die wordt verkregen in dit document is vertrouwelijk en het eigendom van Pietro Fiorentini S.p.A. Technische gegevens kunnen zonder verdere kennisgeving worden veranderd.
NEDERLANDS
F.I.O. Gebruikershandleiding
7.1.2.4
Gebeurtenis
Door in de pagina "Event" [Gebeurtenis] op "Show Log" [Toon Log] te klikken is het mogelijk om alle gebeurtenissen te zien die zijn opgeslagen in de ECU.
Log tonen
7.1.2.5
Log
Het Log is een configureerbare geheugenlocatie waar de geselecteerde variabelen van dat Log worden opgeslagen. Door te klikken op "Modify" [Aanpassen] is het mogelijk om in te stellen: - De naam van het log. - Logsnelheid (tijd tussen twee opeenvolgende acquisities). - "Circular" [Cirkelvormig] indien, wanneer deze het beschikbare geheugen heeft gevuld, het de meest recente waarde opslaat en de oudste wist of "Filling" [Vullen] indien, wanneer deze het beschikbare geheugen heeft gevuld, het de geheugenopslag van nieuwe gegevens stopt. - "Buffer size" [Buffergrootte] is de max. grootte van het Log. Elk rapport is een acquisitie van de groep variabelen in. Indien we bijvoorbeeld gegevens wensen te verzamelen voor 30 dagen met een Logsnelheid van 3600 seconden (1 u), dan moeten we de buffergrootte instellen bij: 24 u x 30 dagen = 720 rapporten
Aanpass
- Tot op n°15 variabelen kunnen worden bewaakt: drukken, positie, stroomsnelheden, volumes en diagnostieken. Elk Log kan worden geconfigureerd met verschillende stap en grootte. N.B. Qm/Vm = gemeten stroomsnelheid/gemeten volume. Qc/Vc = stroomsnelheid/Volume gecorrigeerd door de fout die wordt geïntroduceerd door de turbine. Qb/Vb = stroomsnelheid/volume omgezet naar de referentiecondities.
F.I.O. Gebruikershandleiding – Ed.2. Rev.4
Pagina 30/ 52
De informatie die wordt verkregen in dit document is vertrouwelijk en het eigendom van Pietro Fiorentini S.p.A. Technische gegevens kunnen zonder verdere kennisgeving worden veranderd.
F.I.O.
NEDERLANDS
Gebruikershandleiding
7.1.2.6
Stroomcomputer
Hier zijn alle variabelen relatief ten opzichte van de Stroomcomputer sectie (meestal bruikbaar in geval van directe methode metingen). De parameters zoals gassamenstelling, referentieomstandigheden, etc... kunnen alleen worden ingesteld vanaf het toetsenbord van de ECU. Zie voor meer informatie de ECU handleiding.
7.1.2.7
ECU
Deze pagina beschrijft alle hoofdfuncties van de F.I.O.: Actieve functies: - Meetmethode van de stroomsnelheid (EVCD ECU FT, Indirect, direct van turbine, direct van EVCD). - Beperking van stroomsnelheid. - Drukmodulatie. - Ontkoppeling op afstand. Diagnostieken: - Generiek alarm. - Accu ontladen. - Status van drukmodulatie (Gefaald, Uitgesloten, In uitvoering, Instelpunt bereikt). - Onderhoudsstatus. - Status van tegendruk. - Type modulatie (Uitgesloten, Vaste set, Profilering, Compensatie van stroomsnelheideffect). - Instelpunt van uitlaatdruk. - Uitlaatdruk. - Huidig tijdbereik van de profilering. - Coëfficiënt van huidige stroomsnelheid Cg (alleen met indirecte methode). - Huidige stroomsnelheid. - Status van beperking van stroomsnelheid. - N° van interventies van de beperking van stroomsnelheid en duur. - Ontkoppeling op afstand. Klikken op "Modify" [Aanpassen], kan worden ingesteld: - Drukkanaal voor volumeconversie: zijde waarin de turbine is geïnstalleerd (alleen in het geval van directe meting van de stroomsnelheid) voor de conversie van de stroomsnelheid, gemeten volgens de referentiecondities (Pu= stroomopwaarts; Pd= stroomafwaarts). - Alarmmodus: stel "SMS" in. In deze modus moeten de alarminterventies via SMS arriveren volgens de procedure die is aangegeven op artikel 7.1.1.3. F.I.O. Gebruikershandleiding – Ed.2. Rev.4
Pagina 31/ 52
De informatie die wordt verkregen in dit document is vertrouwelijk en het eigendom van Pietro Fiorentini S.p.A. Technische gegevens kunnen zonder verdere kennisgeving worden veranderd.
F.I.O.
NEDERLANDS
Gebruikershandleiding
7.1.2.8
Inwerkingstelling van het systeem
PROCEDURESTAP 7: - met de klant het vaste instelpunt van in te voeren druk overeenkomen en het hypothetische bereik van de uitlaatdruk wat zal worden uitgevoerd vanaf F.I.O. in de toekomst. Ook de minimumdruk overeenkomen (die moet hoger zijn dan de pneumatische druk die al is ingesteld) en de maximum druk volgens het minimum+variatiebereik. Merk op dat een grotere afstand tussen pneumatische instelling en F.I.O. minimumdruk een betere modulatie toestaat. Voer deze waarden in op de ECU via FioTerm - voer met FioTerm de configuratie in van drukmodulatie, drukprofilering, drukcompensatie en stroomsnelheidbeperking. Activeer aan het begin de vaste instelpunt modulatie (op afstand of op afstand+tegendruk). Raadpleeg de volgende instructies. Voordat u verdergaat met de configuratie, is het noodzakelijk om het stroomafwaartse deel van de leiding aan het netwerk te koppelen volgens deze procedure: - vergroot handmatig, door de solenoïdeklep met stapvergroting te bedienen (zie 4.3) de stroomafwaartse druk op de leiding naar dezelfde waarde als de druk in het netwerk stroomafwaarts van de kogel of vlinderklep. - open langzaam de stroomafwaartse kogel of vlinderklep - Om de instelpuntmodulatie te starten, verlaat de "Maintenance" [Onderhoud] status, indien aanwezig. Zie "Bijlage A", einde van de handleiding.
7.1.2.9
Drukmodulatie
Het is mogelijk om alle parameters met betrekking tot de drukmodulatie te configureren en aan te passen. Met klikken op "Modify" [Aanpassen], kunt u instellen: - Vast instelpunt van druk. Voer de waarde in die is overeengekomen met de klant. - Modaliteit van beheer van het instelpunt van de druk: -Op afstand (vast instelpunt). -Profilering. -Compensatie van stroomsnelheideffecten. Elke kan worden geselecteerd met of zonder tegendruk. Tijdens de eerste inwerkingstelling wordt aangeraden om te starten met het vaste instelpunt. Wanneer het juiste gedrag van het systeem is gecontroleerd, is het mogelijk om te schakelen naar Profilering of Compensatie. De tegendruk is een softwareregeling die de modulatie stopt in het geval van een retour van de stroomafwaartse druk van het net, superieur aan het instelpunt dat is ingesteld op de ECU. Wanneer de druk, die is geregeld door een andere installatie die in een lus is verbonden met de regulateur, groter is dan zijn instelpunt, schorst de ECU de modulatie totdat de neerwaartse druk valt en weer beheersbaar is. - OMHOOG stapduur: duur van opening van de groter wordende solenoïdeklep, minimum 100 ms. Indien met 100 ms, bij elke puls de druk te langzaam stijgt, dan is het mogelijk om deze tijd te vergroten. - OMLAAG stapduur: duur van opening van de kleiner wordende solenoïdeklep, minimum 100 ms. Indien met 100 ms, bij elke puls de druk te langzaam daalt, dan is het mogelijk om deze tijd te vergroten. - Reactietijd: tijd tussen een stap OMHOOG/OMLAAG en het volgende, minimum 30 sec. Indien met 30 seconden de druk te snel hoger of lager wordt, dan is het mogelijk om deze tijd met meervouden van 30 seconden (60, 90, 120, etc) te verhogen. - Blokkeertijd: tijdens de RUN conditie, is de tijd waarbinnen de uitlaatdruk de dode band van het instelpunt moet bereiken. Zoniet, wanneer de blokkeertijd is bereikt, dan wordt de modulatie geblokkeerd en bewogen naar de status FALEN. Het wordt alleen hersteld na het ontvangen van een nieuw instelpunt. F.I.O. Gebruikershandleiding – Ed.2. Rev.4
Pagina 32/ 52
De informatie die wordt verkregen in dit document is vertrouwelijk en het eigendom van Pietro Fiorentini S.p.A. Technische gegevens kunnen zonder verdere kennisgeving worden veranderd.
F.I.O.
NEDERLANDS
Gebruikershandleiding Deze parameter moet een grotere set zijn dan de maximumtijd die van de modulatie wordt genomen om het bereik te bedekken van de minimumdruk tot de maximumdruk en vice versa. Maximumwaarde is 32000 seconden in meervouden van 30 seconden (60, 90, 120, etc.) - Dode band: in % van het instelpunt. De modulatie gaat verder om de stroomafwaartse druk te verhogen of te verlagen totdat het de waarde bereikt die wordt gerepresenteerd door het instelpunt ± van de dode band. In de bovenstaande figuur, onder de aanname dat de druk initieel 1 bar is, activeert de modulatie de groter wordende solenoïdeklep totdat de stroomafwaartse druk 2 bar ±1% is, d.w.z. totdat deze het bereik tussen 1,98 bar en 2,02 bar bereikt. De ECU ziet het bereikte instelpunt en de modulatie stopt. - Gevoeligheid: in % van het instelpunt. De ECU, na het bereiken van de dode band van het instelpunt, controleert continu dat de druk, die wordt geregeld door de regulateur, niet uitbreekt boven of onder de gevoeligheidsband (in de figuur boven de druk, die moet blijven tussen 2 bar ±2,5%, d.w.z. in het bereik tussen 1,95 bar en 2,05 bar). Wanneer de druk van dit bereik uitbreekt, reactiveert de ECU de modulatie, brengt de stroomafwaartse druk binnen de dode band en stopt. Het wordt aangeraden om de gevoeligheid hetzelfde in te stellen als de nauwkeurigheidsklasse van de regulateur, om het aantal interventies van de modulatie te verminderen. - Max uitvoerdruk: max. druk waarboven het niet mogelijk is om een interventie uit te voeren van een groter wordende solenoïdeklep. Voer de waarde in die is overeengekomen met de klant. - Min uitvoerdruk: minimum druk waaronder het niet mogelijk is om een interventie uit te voeren van een kleiner wordende solenoïdeklep. Voer de waarde in die is overeengekomen met de klant. - Snelheid: parameter die automatisch de cadans aanpast van de stappen om de variatiehelling van de stroomafwaartse druk te verminderen (wanneer het lager is ingesteld dan 100%) of vergroten (wanneer het hoger is ingesteld dan 100%) tijdens de modulatie.
7.1.2.10
Noodinstelling van vaste instelpunt, Pd min e Pd max van ECU
In het geval van storing van de laptop of problemen op de seriële verbinding, is het mogelijk om direct het instelpunt van de ECU te veranderen. 1-
Ga naar Menu “Fio- Five In One \ Maintenance \ Press.Modul. \ Pres.SetPoint” [Fio- Five In One \ Onderhoud \ Drukmodul. \ Instelpunt druk] (Zie Bijlage A "Structuur van menu ECU"). De huidige waarde van instelpunt wordt getoond.
2-
Druk Enter (na het invoeren van het wachtwoord). Schrijf het nieuwe instelpunt en druk opnieuw Enter.
3-
Verlaat het menu “Pres Setpoint” [Instelpunt druk] en sla op door opnieuw Enter in te drukken.
4-
Controleer en pas eventueel de Pd min e Pd max waarden aan
5-
Verlaat het menu “Press.Modul” [Drukmodul.]
6-
Ga opnieuw terug naar "Maintenance" [Onderhoud] om de machine van de "Maintenance" [Onderhoud] status terug te brengen naar de "Normal status" [Normale status] door Enter te drukken vanaf de pagina "Main. Exit” [Verlaten Onderh.] (zie bijlage A “Structuur van het menu F.I.O.”).
Het F.I.O. werkt met deze nieuwe instelling, totdat nieuwe aanpassing handmatig wordt, via FioTerm of via DMS.
7.1.2.11
Profilering
Met klikken op "Toekomstig profiel" (menu Drukmodulatie, zie 7.1.2.9) is het mogelijk om het tijdbereik te programmeren met de verschillende instelpunten die aan elk bereik zijn gerelateerd. Moet worden geselecteerd: - De dag van de week. - Een van de 7 perioden die elke dag beschikbaar zijn. - Uren en minuten vanaf start en uren en minuten vanaf einde. - Het instelpunt dat u in dat bereik wilt. - Sla dan het bereik op (door op "Opslaan" te klikken) en selecteer de volgende. De standaardwaarde moet ook worden ingevoegd ten opzichte van die dag in het geval dat er programmagaten zijn. Klik "Download" aan het einde van de invoeging van alle bereiken. Door te klikken op "Current Profile" [Huidig profiel] (menu Drukmodulatie, zie 7.1.2.9) is het mogelijk om de ingevoegde programmering te visualiseren. Door te klikken op "Activation Date" [Activeringsdatum] (menu Drukmodulatie zie 7.1.2.9) is het mogelijk om te kiezen of "Profiling" [Profilering] onmiddellijk moet worden geactiveerd of wanneer een bepaalde datum/tijd wordt bereikt. De Modulatiemodus moet echter altijd worden geselecteerd in "Profiling" [Profilering] (Zie 7.1.2.9). F.I.O. Gebruikershandleiding – Ed.2. Rev.4
Pagina 33/ 52
De informatie die wordt verkregen in dit document is vertrouwelijk en het eigendom van Pietro Fiorentini S.p.A. Technische gegevens kunnen zonder verdere kennisgeving worden veranderd.
F.I.O.
NEDERLANDS
Gebruikershandleiding
7.1.2.12
Drukcompensatie
De functie drukcompensatie probeert de max. stroomsnelheid van de installatie in 10 bereiken te verdelen en in elk bereik is een instelpunt ingedeeld. De ECU verandert het instelpunt volgens het stroomsnelheidbereik dat op dat moment door de regulateur gaat. Onthoud dat de verandering van het bereik een hysterese heeft van 50%, d.w.z. de verandering in het vergrotingsbereik wordt gedaan wanneer de in het voorbeeld aangegeven stroomsnelheden (100, 200, 300, …Sm³/u) worden overschreden, terwijl de verlaging van de verandering in het vorige bereik is gedaan bij 250, 150, 50 Sm³/u). In de pagina "Pressure compensation" [Drukcompensatie] is het door te klikken op "Modify" [Aanpassen] mogelijk om de periode waarin de functie activeert in te stellen en een standaardwaarde voor de perioden die niet zijn geactiveerd (of laat het altijd geactiveerd zijn). In de pagina “Future profile” [Toekomstig profiel] zijn drie bereiken geprogrammeerd. Selecteren: - De maximum stroomsnelheid (het berekent automatisch de 10 stroomsnelheidbereiken). - De gewenste instelpunten die met elk bereik worden overeengekomen. Deze stijgen niet noodzakelijkerwijs, ze kunnen mogelijk ook dalen. Klik "Download" aan het einde van de invoeging van alle bereiken. Door te klikken op "Current Profile" [Huidig profiel] is het mogelijk de ingevoegde programmering te visualiseren. Door te klikken op "Activation Date" [Activeringsdatum] is het mogelijk om de "Pressure compensation" [Drukcompensatie] meteen te activeren of bij een bepaalde datum en tijd. De Modulatiemodus moet echter altijd worden geselecteerd in "Pressure Compensation" [Drukcompensatie] (Zie 7.1.2.9).
F.I.O. Gebruikershandleiding – Ed.2. Rev.4
Pagina 34/ 52
De informatie die wordt verkregen in dit document is vertrouwelijk en het eigendom van Pietro Fiorentini S.p.A. Technische gegevens kunnen zonder verdere kennisgeving worden veranderd.
F.I.O.
NEDERLANDS
Gebruikershandleiding 7.1.2.13
Stroomsnelheidlimiet
De functie "Flow rate limitation" controleert indien ingeschakeld altijd dat de stroomsnelheid onder de in deze pagina gestelde limiet blijft. Wanneer de stroomsnelheid over de drempelwaarde gaat, start de ECU met het verlagen van de instellingen van de regelinrichting die de verkleinende solenoïdeklep activeert totdat de stroomsnelheid wordt gestabiliseerd rond de drempelwaarde. Wanneer de stroomsnelheid verkleint tot onder de drempelwaarde, dan vergroot de ECU de instelling van de regelinrichting die de vergrotende solenoïdeklep activeert wat de stroomafwaartse druk naar zijn instelpunt terugbrengt. Door te klikken op "Modify" [Aanpassen] is het mogelijk om in te stellen: - Wanneer de uitgeschakeld.
limiet
is
ingeschakeld
of
- De drempelwaarde van de stroomsnelheid die het systeem moet limiteren. - Dode band: in % van de drempelwaarde van de stroomsnelheid. Wanneer de stroomsnelheid de drempelwaarde overschrijdt, verlaagt de ECU de stroomafwaartse druk totdat de stroomsnelheid terugkeert binnen de waarde die wordt gerepresenteerd door de drempelwaarde ± de dode band. In het voorbeeld, aannemende dat de drempelwaarde bij 1000 Sm³/u is, activeert de ECU de verkleinende solenoïdeklep totdat de stroomsnelheid 1000 Sm³/u ±5%, d.w.z. totdat het tussen 950 Sm³/u en 1050 Sm³/u blijft. In dit bereik blijft de ECU in limitatiestatus. - Gevoeligheid: in % van de drempelwaarde van de stroomsnelheid. De ECU regelt, na het bereiken van de dode band, of de stroomsnelheid van de regulateur boven of onder het gevoeligheidsbereik uitgaat. In het voorbeeld moet de stroomsnelheid blijven tussen 1000 Sm³/h ±10%, d.w.z. tussen 900 Sm³/u and 1100 Sm³/u. Wanneer de stroomsnelheid voorbij dit bereik gaat, brengt de ECU de stroomsnelheid binnen de dode band en stopt. Wanneer de stroomsnelheid hieronder komt, vergroot het opnieuw de instelling van de regelinrichting die de vergrotende solenoïdeklep activeert, totdat de stroomafwaartse druk weer zijn instelpunt bereikt. - Minimumdruk: Een waarde van minimumdruk waaronder de beperking van stroomsnelheid de stoomafwaartse druk niet kan verlagen. - Verificatietijd stroomsnelheid: tijd tussen een verificatie van de stroomsnelheid en de volgende, minimum en aangeraden 30 sec. Het is mogelijk om deze tijd met veelvouden van 30 seconden te vergroten (60, 90, 120, etc.). - Beperking blokkeertijd: tijd waarbinnen de stroomsnelheid de dode band van het instelpunt van de limiet moet bereiken. Zoniet dan wordt, wanneer de blokkeertijd wordt bereikt, de modulatie geblokkeerd en bewogen naar de status GEFAALD. Max. waarde is 32000 seconden in veelvouden van 30 seconden (60, 90, 120, etc.).
7.2
Complete configuratie met DMS
Raadpleeg om het DMS te gebruiken voor de programmering de handleiding DMS. In geval van GPRS communicatie wordt aangeraden om de volgende parameters in te stellen op P&CD voor het starten van de verbinding met DMS. - Stel op “Master table \ Date and time” [Master Table \ Datum en tijd] de huidige datum en tijd in (zie artikel 7.1.1.2) - Op “Master table \ Alarm configuration” [Master Table \ Alarmconfiguratie] (zie artikel 7.2.1) - Op “Master table \ Periodic tasks” [Master Table \ Periodieke taken] (zie artikel 7.2.2) - Op “Master table \ Modern” [Master Table \ Modern] (zie artikel 7.2.3) Controleer tenslotte op “Master table \ Device identification” [Master table \ Apparaatidentificatie] het ID nummer van P&CD die overeenkomt met het ID nummer dat is geconfigureerd op het DMS profiel.
F.I.O. Gebruikershandleiding – Ed.2. Rev.4
Pagina 35/ 52
De informatie die wordt verkregen in dit document is vertrouwelijk en het eigendom van Pietro Fiorentini S.p.A. Technische gegevens kunnen zonder verdere kennisgeving worden veranderd.
F.I.O.
NEDERLANDS
Gebruikershandleiding
7.2.1 Alarmconfiguratie Voer het IP adres in (via GPRS), d.w.z. 94.81.53.75 of het telefoonnummer (via GSM), d.w.z. +3933576…. van het centrum op afstand dat de P&CD moet bellen voor de periodieke of verzochte verbinding voor de gegevensdownload. “Phone number 1” [Telefoon nummer 1] heeft de hogere prioriteit, “Phone number 8” [Telefoon nummer 8] heeft de lagere prioriteit. In het geval van geen verbinding met Telefoon n°1, probeert de modem van P&CD de Telefoon n°2 te bellen, enzovoorts.
7.2.2 Periodieke taken Het is mogelijk om Periodieke DATA in te stellen om te bellen, om de frequentie van de download van de gegevens naar DMS te bepalen, zowel het tijdstip als de duur van het gesprek. In dit voorbeeld belt de P&CD de DMS eenmaal per dag om 17:30.
7.2.3 Modem Voor de GPRS verbinding is het noodzakelijk om de APN in te voeren, de gebruikersnaam en het wachtwoord voor de provider.
F.I.O. Gebruikershandleiding – Ed.2. Rev.4
Pagina 36/ 52
De informatie die wordt verkregen in dit document is vertrouwelijk en het eigendom van Pietro Fiorentini S.p.A. Technische gegevens kunnen zonder verdere kennisgeving worden veranderd.
NEDERLANDS
F.I.O. Gebruikershandleiding HOOFDPAGINA
FIO status menu
dd mmm jjjjiiii Vb 000000000 m3
ENTER
Bijlage A Structuur van “ECU” menu
ENTER Metingen
ECU Diagnostieken
Actieve functies
ESC Drukmodulatie
Stroomlimiet Instellingen Menu FIO – FiveInOne ENTER
ESC
FIO status
Klant ontkop.
»
Systeeminfo
Menu huidige situat. ESC
Huidige cond.
»
ENTER Pu Druk
FIO - FiveInOne
Pd Druk
Onderhoud »
Druk instelpunt
Qb Basis Stroomsnelheid
Menu Modul. Druk ENTER
ESC
Druk Stap OMH/OML
ESC
Cg Stroomfactor
Druk instelpunt Verplaatsing %
Onderhoudsmenu Pd min Pd Min
Onderhoud ENTER
Pd max Druk modul.
Pd Max
»
ESC
Inst. Meting Meting Instelling »
ENTER
Drempelw.
Nulinstelling
FS instelling ESC Verplaatsing % (*) Het artikel met het bericht "Maint. exit" [onderh. velaten] wordt alleen geactiveerd wanneer de machine in onderhoudsstatus is, door enkele eerdere bewerkingen die zijn uitgevoerd in het menu "Maintenance" [Onderhoud]. Aan het einde van de onderhoudactiviteit, om de machine terug te brengen in "normal working status" [normaal werkende status], visualiseer dan het bericht "Maint. exit" [Onderh. verlaten] en druk Enter. In elk geval gaat na een paar uur de machine automatisch terug naar normale werking. Sommige activiteiten in het menu "Maintenance" [Onderhoud] worden beschermd met een wachtwoord. Druk Enter om ze in te voeren, voer het wachtwoord in met max. 4 cijfers (standaard is "0000") en druk opnieuw Enter. F.I.O. Gebruikershandleiding – Ed.2. Rev.4
Pagina 37/ 52
De informatie die wordt verkregen in dit document is vertrouwelijk en het eigendom van Pietro Fiorentini S.p.A. Technische gegevens kunnen zonder verdere kennisgeving worden veranderd.
NEDERLANDS
F.I.O. Gebruikershandleiding
BIJLAGE B 13 PROCEDURE VOOR DE EXPORT VAN DE CONFIGURATIE VAN P&CD EN ECU NAAR DE LAPTOP EN IMPORT VANAF DE LAPTOP B.1 Export van P&CD configuratie op laptop Exporteer voor vervanging van het bord, de huidige configuratie van P&CD op de laptop zodat het na de vervanging mogelijk zal zijn om de huidige configuratie op het nieuwe bord te laden. Deze bediening wordt gedaan met FioTerm. Dezelfde bediening is mogelijk in het geval van ECU vervanging (zie B.3).
2
1 1-
Verbind de kabel RS232 (of de kabel met adapter RS232/USB) op de aansluiting van het oude P&CD bord.
2-
Verbind de kabel aan de laptop
3-
Start de FioTerm software
4-
Open het venster “Setup \ Communication \ Serial line” [Instellingen \ Communicatie \ Seriële lijn].
5-
Steek de gebruikte COM in. Controleer indien noodzakelijk in het bedieningssysteem van de PC in het menu “Peripheral management \ COM port” [management randapparatuur \ Com poort] het COM nummer dat in gebruik is. FioTerm maakt het mogelijk om COM 1 tot en met 7 te selecteren.
6-
De andere parameters zijn 9600; 8; geen; 1.
7-
Druk OK
8-
Open het venster “Setup \ Communication \ Communication” [Instellingen \ Communicatie \ Communicatie]. Verbindingsmodaliteit: Lokaal ; telefoon N° niet noodzakelijk; Verbindingswachtwoord: conn (standaard)
9-
10- Selecteer in “Device and address” het apparaat “P&CD” en voer het Modbus adres in (standaard 20). 11- Druk OK 12- Druk op de knop “
GO ” [Uitvoeren] of uit de bovenste balk “File \ Start connection” [Bestand \ Start verbinding].
13- Wacht enkele seconden en het zou moeten verbinden met de P&CD. 14- Selecteer uit de bovenste balk "File \ Export" [Bestand \ Export]. 15- Typ de bestandsnaam en druk "Save" [Opslaan] (zie hieronder) 16- Verlaat de verbinding door de rode drukknop in te drukken met de X of “File \ Close” [Bestand \ Sluiten].
Opsla
F.I.O. Gebruikershandleiding – Ed.2. Rev.4
Pagina 38/ 52
De informatie die wordt verkregen in dit document is vertrouwelijk en het eigendom van Pietro Fiorentini S.p.A. Technische gegevens kunnen zonder verdere kennisgeving worden veranderd.
NEDERLANDS
F.I.O. Gebruikershandleiding
B.2 Import van P&CD configuratie van laptop Importeer na de bordvervanging op de nieuwe P&CD de configuratie van de oude P&CD. Deze bediening wordt gedaan met FioTerm. Dezelfde bediening is mogelijk in het geval van ECU vervanging (zie B.4). 1-
Verbind de kabel RS232 (of de kabel met adapter RS232/USB) op de aansluiting van het P&CD bord.
2-
Verbind de kabel aan de laptop
3-
Start de FioTerm software
4-
Open het venster “Setup \ Communication \ Communication” [Instellingen \ Communicatie \ Communicatie].
5-
Verbindingsmodaliteit: Lokaal; telefoon N° niet noodzakelijk; Verbindingswachtwoord: conn (standaard)
6-
Selecteer in “Device and address” [Apparaat en adres] het apparaat “P&CD” en voer het Modbus adres in (standaard 20).
7-
Druk OK
8-
Selecteer uit de bovenste balk "File \ Export" [Bestand \ Export].
9-
Selecteer de bestandsnaam die is opgeslagen van de oude P&CD (zie hieronder)
10- Druk Open 11- Druk de knop "Download complete" [Download voltooid]
Open
F.I.O. Gebruikershandleiding – Ed.2. Rev.4
Pagina 39/ 52
De informatie die wordt verkregen in dit document is vertrouwelijk en het eigendom van Pietro Fiorentini S.p.A. Technische gegevens kunnen zonder verdere kennisgeving worden veranderd.
NEDERLANDS
F.I.O. Gebruikershandleiding
B.3 Export van ECU configuratie op laptop Exporteer voor vervanging van de ECU, de huidige configuratie van de ECU op de laptop zodat het na de vervanging mogelijk zal zijn om de huidige configuratie op de nieuwe ECU te laden. Deze bediening wordt gedaan met FioTerm. 1- Verbind de kabel RS232 (of de kabel met adapter RS232/USB) op de aansluiting van het oude P&CD bord. 2- Verbind de kabel aan de laptop 3- Start de FioTerm software 4- Open het venster “Setup \ Communication \ Serial line” [Instellingen \ Communicatie \ Seriële lijn]. 5- Steek de gebruikte COM in. Controleer indien noodzakelijk in het bedieningssysteem van de PC in het menu “Peripheral management \ COM port” [management randapparatuur \ Com poort] het COM nummer dat in gebruik is. Vanuit FioTerm is het mogelijk om COM te selecteren van 1 tot 7. 6- De andere parameters zijn 9600; 8; geen; 1. 7- Druk OK 8- Open het venster “Setup \ Communication \ Communication” [Instellingen \ Communicatie \ Communicatie] 9- Verbindingsmodaliteit: Lokaal; telefoon N° niet noodzakelijk; Verbindingswachtwoord: conn (standaard) 10- Selecteer in “Device and address” het apparaat “ECU” en voer het Modbus adres in (standaard 0). 11- Druk OK 12- Druk op de knop “
GO ” [Uitvoeren] of uit de bovenste balk “File \ Start connection” [Bestand \ Start verbinding].
13- Wacht enkele seconden en het zou moeten verbinden met de ECU. 14- Selecteer uit de bovenste balk "File \ Export" [Bestand \ Export]. 15- Typ de bestandsnaam en druk "Save" [Opslaan] (zie hieronder) 16- Verlaat de verbinding door de rode drukknop in te drukken met de X of “File \ Close” [Bestand \ Sluiten].
ECU
Opsla
F.I.O. Gebruikershandleiding – Ed.2. Rev.4
Pagina 40/ 52
De informatie die wordt verkregen in dit document is vertrouwelijk en het eigendom van Pietro Fiorentini S.p.A. Technische gegevens kunnen zonder verdere kennisgeving worden veranderd.
NEDERLANDS
F.I.O. Gebruikershandleiding
B.4 Import van ECU configuratie van laptop Importeer na de bordvervanging op de nieuwe ECU de configuratie van de oude ECU. Deze bediening wordt gedaan met FioTerm. 1-
Verbind de kabel RS232 (of de kabel met adapter RS232/USB) op de aansluiting van het P&CD bord
2-
Verbind de kabel aan de laptop.
3-
Start de FioTerm software
4-
Open het venster “Setup \ Communication \ Communication” [Instellingen \ Communicatie \ Communicatie].
5-
Verbindingsmodaliteit: Lokaal ; telefoon N° niet noodzakelijk; Verbindingswachtwoord: conn (standaard)
6-
Selecteer in “Device and address” [apparaat en adres] het apparaat “ECU” en voer het Modbus adres in (standaard 0).
7-
Druk OK
8-
Selecteer uit de bovenste balk "File \ Export" [Bestand \ Export].
9-
Selecteer de bestandsnaam die is opgeslagen van de oude ECU (zie hieronder)
10- Druk Open 11- Druk de knop "Download complete" [Download voltooid]
ECU
ECU
Open
F.I.O. Gebruikershandleiding – Ed.2. Rev.4
Pagina 41/ 52
De informatie die wordt verkregen in dit document is vertrouwelijk en het eigendom van Pietro Fiorentini S.p.A. Technische gegevens kunnen zonder verdere kennisgeving worden veranderd.
NEDERLANDS
F.I.O. Gebruikershandleiding
BIJLAGE C PROCEDURE VOOR DE VERVANGING VAN HET P&CD MOEDERBORD In het geval van opwaardering van P&CD, bijvoorbeeld wanneer de klant de oude P&CD moet vervangen, is een GSM modem met de nieuwe P&CD GPRS/GSM modem, voldoende om alleen het P&CD moederbord te vervangen. Afb. 1- Schakel de machine uit Afb. 2- Duw de metalen haak omhoog en geef de simkaart vrij Afb. 3- Verwijder de simkaart Afb. 4- Schroef de n°4 schroeven los van de bevestiging van de houder van het oude P&CD bord op de doos Afb. 5- Ontkoppel de aansluiting van de antenne Afb. 6- Trek het P&CD bord buiten de doos (zoveel mogelijk) en schroef de n°6 schroeven los van de bevestiging van het bord op de houder Afb. 7- Ontkoppel de draden één voor één van het oude P&CD bord en verbind het op de nieuwe in dezelfde positie. Om fouten te voorkomen, wordt na de ontkoppeling van een draad van het oude bord, aangeraden om onmiddellijk de nieuwe aan te sluiten voor het ontkoppelen van de tweede draad (volg de volgorde hieronder in afbeelding 7). Afb. 8- Maak het nieuwe P&CD bord op de houder vast door de n°6 schroeven vast te schroeven. Afb. 9- Maak de houder op de doos vast door de n°4 schroeven vast te schroeven. Afb. 10-Steek de simkaart in Afb. 11-Controleer de oriëntatie van de SIM kaart Afb. 12-Trek de metalen haak los om de simkaart vast te maken Afb. 13-Schakel de machine in
1
3
2
4
5
OUDE BORD
F.I.O. Gebruikershandleiding – Ed.2. Rev.4
6
Pagina 42/ 52
De informatie die wordt verkregen in dit document is vertrouwelijk en het eigendom van Pietro Fiorentini S.p.A. Technische gegevens kunnen zonder verdere kennisgeving worden veranderd.
NEDERLANDS
F.I.O. Gebruikershandleiding
531
642
7
OUDE BORD
7 9 11 13
NIEUW BORD
8 10 12 14
15
17 19
21 23
16
18 20
22 24
NIEUW BORD
8
9
11
10
12 F.I.O. Gebruikershandleiding – Ed.2. Rev.4
13 Pagina 43/ 52
De informatie die wordt verkregen in dit document is vertrouwelijk en het eigendom van Pietro Fiorentini S.p.A. Technische gegevens kunnen zonder verdere kennisgeving worden veranderd.
F.I.O.
NEDERLANDS
Gebruikershandleiding
BIJLAGE D - ALGEHELE AFMETINGEN Q-KIT EN P-KIT
Q-KIT
F.I.O. Gebruikershandleiding – Ed.2. Rev.4
Pagina 44/ 52
De informatie die wordt verkregen in dit document is vertrouwelijk en het eigendom van Pietro Fiorentini S.p.A. Technische gegevens kunnen zonder verdere kennisgeving worden veranderd.
F.I.O.
NEDERLANDS
Gebruikershandleiding
P-KIT
F.I.O. Gebruikershandleiding – Ed.2. Rev.4
Pagina 45/ 52
De informatie die wordt verkregen in dit document is vertrouwelijk en het eigendom van Pietro Fiorentini S.p.A. Technische gegevens kunnen zonder verdere kennisgeving worden veranderd.
NEDERLANDS
F.I.O. Gebruikershandleiding
BIJLAGE E
OPTIONELE KIT EN LIJSTEN VAN RESERVE-ONDERDELEN
P.S. Sommige van deze componenten worden waarschijnlijk niet gebruikt, afhankelijk van de verzochte installatie of opties. De codenummers hieronder moeten opeenvolgend worden geïmplementeerd of aangepast. Controleer ze van tijd tot tijd.
Code
7025130
PNEUMATISCHE VERBINDINGHOUDERS KIT - ISO 7/1
2
1
3
4
1 2 3 4 5
Code nr 2403336 2402212 8350585 2400078 2400076
Beschrijving Compressiehouder 1/4" GAS TUBO D.10 ISO 7/1 Compressiehouder elleboog 1/4" GAS TUBO D.10 ISO 7/1 Meervoudige start Vrouw 1/2" + 2X1/4" Man 1/2" ISO 7/1 Plug 1/2" ISO 7/1 Plug 1/4" ISO 7/1
Code
7025131
PNEUMATISCHE VERBINDINGPASSINGEN KIT - NPT
UM Hoeveelheid NR 4 NR 4 NR 2 NR 2 NR 2
3
1 2 1 2 3 4 5 6 7
5
Code nr 2403335 2403336 2402247 2402212 8350570 2400077 2100185
4
5
6
Beschrijving Compressiehouder 1/4" GAS TUBO D.10 NPT Compressiehouder 1/4" GAS TUBO D.10 ISO 7/1 Compressiehouder elleboog 1/4" GAS TUBO D.10 NPT Compressiehouder elleboog 1/4" GAS TUBO D.10 ISO 7/1 Meervoudige start Vrouw 1/2" + 2X1/4" Man 1/2" NPT Plug 1/2" NPT Plug 1/4" NPT F.I.O. Gebruikershandleiding – Ed.2. Rev.4
7 UM Hoeveelheid NR 2 NR 2 NR 2 NR 2 NR 2 NR 2 NR 2 Pagina 46/ 52
De informatie die wordt verkregen in dit document is vertrouwelijk en het eigendom van Pietro Fiorentini S.p.A. Technische gegevens kunnen zonder verdere kennisgeving worden veranderd.
NEDERLANDS
F.I.O. Gebruikershandleiding
Code
7025132
KIT VOOR HET BEVESTIGEN VAN DE VERKENNER ECU OP BUIS 2"÷8"
3 4
1
5
8 2
1 2 3 4 5 6 7 8 9
Code nr 7800230 7800231 7800232 2300082 2320740 2321205 2320005 2759990 2759991
9
6 7
Beschrijving Beugel voor Verkenner ECU Beugel voor buis 2"÷8" Beugel voor Verkenner ECU - bovenbedekking Schroef M4x25 Moer M4 Moer M5 Ring M5 Roestvrijstalen band 14 mm Eindeloze kop met eindeloze schroef 14 mm
UM Hoeveelheid NR 1 NR 1 NR 1 NR 2 NR 2 NR 2 NR 2 MT 1 NR 1
EXTRA PNEUMATISCHE ONDERDELEN EN GEREEDSCHAPPEN OM VOOR TE ZORGEN (VOOR DE MONTEUR)
1 2 1 2 3
Code nr 1170056M M200202570 M200202569
3
Beschrijving Buis roestvrij staal 10 mm Roestvrijstalen buis 10 mm snijder Roestvrijstalen buis 10 mm buiger F.I.O. Gebruikershandleiding – Ed.2. Rev.4
UM Hoeveelheid
Pagina 47/ 52
De informatie die wordt verkregen in dit document is vertrouwelijk en het eigendom van Pietro Fiorentini S.p.A. Technische gegevens kunnen zonder verdere kennisgeving worden veranderd.
NEDERLANDS
F.I.O. Gebruikershandleiding
Code
(1)
ELEKTRISCHE VERBINDINGSKIT
3
2
1
8
4 5 9 10
13
11
12
14
15
19 20 17
6 7 16
21
23
22
18 Code nr
Beschrijving Kabel n°3 draden x 2,5 mm² Afstand hoofd/zonnepaneelverbinding aan P&CD
1
3720584
2
3720564
3
2404675 (12x0,5)
4
2403953
5
2403952
6 7 8 9 10 11 12 13
2403947 2801300 2403957 2403956
Afgeschermde kabel n°4 draden x 1 mm² Afstand solenoïdekleppen tot P&CD + afstand meter (optioneel) tot ECU1 + afstand ECU2 (optioneel) tot P&CD Afgeschermde kabel min. n°8 draden x 0,5 mm² Afstand P&CD tot ECU1 Flexibele buis in polyamide int. diam. 28 mm x ext. diam. 34 mm Afstand P&CD tot ECU1 of aansluitdoos (indien aanwezig) Flexibele buis in polyamide int. diam. 16 mm x ext. diam. 21 mm Afstand solenoïdekleppen tot ECU1 of aansluitdoos (indien aanwezig) + afstand meter (optioneel) tot ECU1 + afstand ECU2 (optioneel) tot P&CD + afstand hoofd/zonnepaneelverbinding aan P&CD Ringmoer 1" Ringmoer 1/2" Aansluitdoos (optioneel) Plastic houder 1" mannelijk gas voor buis 34 mm Plastic houder 1/2" mannelijk gas voor buis 21 mm Plastic houder 1" vrouwelijk gas voor buis 34 mm Plastic aansluiting voor buis 34 mm Plastic aansluiting voor buis 21 mm F.I.O. Gebruikershandleiding – Ed.2. Rev.4
UM Hoeveelheid MT
……
MT
……
MT
……
MT
……
MT
……
NR NR NR NR NR NR NR NR
…… …… …… …… …… …… …… …… Pagina 48/ 52
De informatie die wordt verkregen in dit document is vertrouwelijk en het eigendom van Pietro Fiorentini S.p.A. Technische gegevens kunnen zonder verdere kennisgeving worden veranderd.
NEDERLANDS
F.I.O. Gebruikershandleiding 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23
Plastic aansluiting voor buis 34 mm Plastic aansluiting voor buis 21 mm Plastic "Y" verdeler van buis 34 tot 28 mm Plastic houder voor aansluiting van buis 34 mm Plastic houder voor aansluiting van buis 21 mm Plastic houder voor reductie van 34 tot 21 mm Plastic houder voor reductie van 28 tot 21 mm Plastic "T" verdeler van buis 34 tot 34 mm Plastic "T" verdeler van buis 34 tot 28 mm plastic kabelpakking voor buis 21 mm
NR NR NR NR NR
…… …… …… …… …… …… …… …… …… ……
NR NR
(1) De code wordt gecreëerd in overeenstemming met: lengte van kabels en buizen, hoeveelheid passingen.
EXTRA ELEKTRISCHE ONDERDELEN OM VOOR TE ZORGEN (VOOR DE MONTEUR)
2
3
1
Code nr 1 2 3 4 5 6
4
5
Beschrijving Pijphouderklemmen voor buis 34 mm (1") Pijphouderklemmen voor buis 21 mm (1/2") Kabelsnelsluitingen (verschillende groottes) Thermoreductie mantel (verschillende groottes) Voorgeïsoleerde aansluitingen voor draadverbinding Moersleutels voor elektrische verbindingen
F.I.O. Gebruikershandleiding – Ed.2. Rev.4
6
UM Hoeveelheid
Pagina 49/ 52
De informatie die wordt verkregen in dit document is vertrouwelijk en het eigendom van Pietro Fiorentini S.p.A. Technische gegevens kunnen zonder verdere kennisgeving worden veranderd.
NEDERLANDS
F.I.O. Gebruikershandleiding
KIT VOOR AANSLUITDOOS DIE MOET WORDEN VASTGEMAAKT OP REGELINRICHTING OF OP BUIS
Code
1 2 3 4 5
Code nr 2801300
Beschrijving Aansluitdoos Kabel voor verbinding van solenoïdeklep aan aansluitdoos Voorgeïsoleerde aansluitingen voor draadverbinding Plastic houder 1" mannelijk gas voor buis 34 mm Ringmoer 1" Plastic kabelpakking PG11 Plastic kabelpakking PG9
2403957 2403947
6
UM Hoeveelheid NR 1 NR 2 NR 4 NR 1 NR 1 NR 1 NR 2
P-KIT ELEKTRISCHE RESERVEONDERDELEN
2
3
1 4 1 2 3 4
Code nr 3140601
ED3840401
Beschrijving Solenoïdeklep 1/4 bspt Inwendige obturator van solenoïdeklep Spoel van solenoïdeklep Kitverbinding van solenoïdekleppen naar kabel
F.I.O. Gebruikershandleiding – Ed.2. Rev.4
UM
Hoeveelheid
Pagina 50/ 52
De informatie die wordt verkregen in dit document is vertrouwelijk en het eigendom van Pietro Fiorentini S.p.A. Technische gegevens kunnen zonder verdere kennisgeving worden veranderd.
NEDERLANDS
F.I.O. Gebruikershandleiding
Q-KIT ELEKTRISCHE RESERVEONDERDELEN
2 1 3
1 2 3
Code nr POGFPY2F050S POGFPY2F075S
Beschrijving Verplaatsingstransductor 50 mm Verplaatsingstransductor 75 mm Verbindingskabel van verplaatsingstransductor naar CA0650T01M01R00LI ECU
UM
Hoeveelheid
UM
Hoeveelheid
ECU – P&CD RESERVEONDERDELEN
2
3
4
1 6
7
5
10 8 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
Code nr ED3721177 ED3721095 ED3721096 ED3721173 ED3480248 ED3480247 SK0650T02M01R00 ALMWAD55A MDXX12V6A ED3480348 ACBTTDF82/2 ACABE221-20
9
12
11
Beschrijving Accu voor ECU Accu 12v 7,2 Ah voor P&CD (hoofdversie) Accu 12v 18 Ah voor P&CD (zonnepaneelversie) Accu alkaline voor P&CD (accuversie) P&CD inwendige antenne P&CD externe antenne P&CD moduleband stroomtoevoer Stroomtoevoer 220V/12V voor P&CD (hoofdversie) Elektronische regulator voor P&CD (zonnepaneelversie) Optozender voor ECU toevoer Magnetothermische schakelaar 2 x 2° Zekering 16° F.I.O. Gebruikershandleiding – Ed.2. Rev.4
Pagina 51/ 52
De informatie die wordt verkregen in dit document is vertrouwelijk en het eigendom van Pietro Fiorentini S.p.A. Technische gegevens kunnen zonder verdere kennisgeving worden veranderd.
NEDERLANDS
F.I.O. Gebruikershandleiding
ANDERE
1
3 Code nr 1
ED3480311
2 3 4
3825110 R200801066 PFR200901446
2
4
Beschrijving Antenne met magnetische basis + 2 meter kabel (alleen voor P&CD externe antenne) Irdazender gegevensverbinding Pulsimatic voor herverzending puls Kit pulsimatic schroeven 5/16
F.I.O. Gebruikershandleiding – Ed.2. Rev.4
UM
Hoeveelheid
Pagina 52/ 52
De informatie die wordt verkregen in dit document is vertrouwelijk en het eigendom van Pietro Fiorentini S.p.A. Technische gegevens kunnen zonder verdere kennisgeving worden veranderd.