Financiering van Natura 2000 Een handboek Herziene versie, juni 2007
...
Financiering van Natura 2000 Een handboek Herziene versie, juni 2007 In opdracht van de Europese Commissie DG Leefmilieu
“Koppeling van het beheer van Natura 2000 aan de financiering ervan” Referentie: ENV.B.2/SER/2006/0055 Service contract 07030302/2006/451188/MAR/B2 “Deze publicatie kadert in een dienstencontract; het heeft geen wettelijke status”
1
Samengesteld door: Clare Miller, Marianne Kettunen; IEEP Updated by: Marianne Kettunen; IEEP
1.. VOORWOORD....................................................................... 6
Uitgever: Peter Torkler; WWF
2.. INLEIDING: NATURA 2000 & FINANCIERING VAN NATURA..................................... 8
Met de medewerking van Stefanie Lang, Andreas Baumüller; WWF
3.. WAAR DIENT HET HANDBOEK VOOR, VOOR WIE IS HET BESTEMD EN WELKE ZIJN ER DE VOORDELEN VAN.........................................9
Vertaling: Stef Boogaerts, Cahier de Brouillon Lay-out: Michal Stránský Online: http://ec.europa.eu/environment/nature/ natura2000/financing/index_en.htm Contact: Peter Torkler WWF Germany Fon: +49 30 30 87 42 15
[email protected]
2
INHOUD
ISBN 978-92-79-06409-8
4.. DEFINITIES EN BESCHRIJVINGEN, STRUCTUUR, INHOUD EN TOEPASSING..................11 5.. BESCHRIJVING VAN DE FONDSEN.............................15 6.. FINANCIERINGSMOGELIJKHEDEN VOOR BEHEERSACTIVITEITEN IN NATURA 2000................................................................27 7.. REFERENTIES, SLEUTELPUBLICATIES, SLEUTELWEBSITES.........................................................110
LiJst MET Tabellen • Tabel 1: Doelgroepen van de Fondsen....................................11 • Tabel 2: Types van Natura 2000 gebieden.............................11 • Tabel 3: Lijst van Natura 2000 beheersactiviteiten...........12 • Tabel 4: Prioritaire assen van het ELFPO................................ 16 • Tabel 5: Sleuteldata in het implementatieproces voor het ELFPO.................................................................. 16 • Tabel 6: Lijst met de sleutelartikels in de ELFPO-Verordening in relatie tot Natura 2000................................................................. 16 • Tabel 7: Sleuteldata in het implementatieproces voor het EVF........................................................................17 • Tabel 8: Lijst met de sleutelartikels in de EVF-Verordening in relatie tot Natura 2000..................................................................17
• Tabel 11: Sleuteldata in het implementatieproces voor het ESF.........................................................................21 • Tabel 12: Lijst met de sleutelartikels in de ESF-Verordening in relatie tot Natura 2000..................................................................21 • Tabel 13: Sleuteldata in het implementatieproces voor het Cohesiefonds...................................................22 • Tabel 14: Lijst met de sleutelartikels in de CF-Verordening in relatie tot Natura 2000..................................................................22 • Tabel 15: Sleuteldata in het implementatieproces voor het LIFE+ Fonds.......................................................24 • Tabel 16: Sleuteldata in het implementatieproces voor het KP7........................................................................25 • Tabel 17: Lijst met de sleutelartikels in het KP7 in relatie tot Natura 2000.......................25
• Tabel 9: Sleuteldata in het implementatieproces voor het EFRO.....................................................................19 • Tabel 10: Lijst met de sleutelartikels in de EFRO-Verordening in relatie tot Natura 2000..................................................................19
3
Tabel met ACTIVITeItEn • Activiteit 1: ADMINISTRATIE VAN HET SELECTIEPROCES........34 • Activiteit 2: WETENSCHAPPELIJKE STUDIES/INVENTARISATIES TER IDENTIFICATIE VAN HET GEBIED................................35
• Activiteit 15: INVULLING VAN BEHEERSSCHEMA’S EN -AKKOORDEN.......................................................................76 • Activiteit 16: HET VOORZIEN VAN DIENSTEN, COMPENSATIE VOOR VERLOREN RECHTEN EN INKOMENVERLIES..................................................... 80
• Activiteit 3: VOORBEREIDING VAN HET EERSTE INFORMATIE- EN PUBLICITEITSMATERIAAL........ 36
• Activiteit 17: MONITORING EN ONDERZOEK...................................82
• Activiteit 4: PILOOTPROJECTEN.......................................................... 40
• Activiteit 18: RISICOBEHEER................................................................... 86
• Activiteit 5: VOORBEREIDING VAN BEHEERSPLANNEN, -STRATEGIEËN EN -SCHEMA’S....................................44
• Activiteit 19: (CONTINU) TOEZICHT OP GEBIEDEN....................... 90
• Activiteit 6: OPRICHTING VAN BEHEERSORGANEN....................46 • Activiteit 7: CONSULTATIE EN NETWERKING – PUBLIEKE VERGADERINGEN, NETWERKING, RELATIE MET GRONDEIGENAARS..............................48 • Activiteit 8: HERZIENING VAN BEHEERSPLANNEN, -STRATEGIEËN EN SCHEMA’S........................................52 • Activiteit 9: LOPENDE KOSTEN VAN DE BEHEERSORGANEN...................................................54 • Activiteit 10: ONDERHOUD VAN PUBLIEKSVOORZIENINGEN – TOEGANG EN GEBRUIK VAN DE GEBIEDEN...........56 • Activiteit 11: DOORLOPENDE PERSONEELSKOSTEN....................58 • Activiteit 12: BESCHERMINGSBEHEER – HABITATS...................... 60 • Activiteit 13: BESCHERMINGSBEHEER – SOORTEN...................... 66 • Activiteit 14: BEHEERSMAATREGELEN – EXOTEN..........................72
4
• Activiteit 20: VOORZIEN VAN INFORMATIEEN PROMOTIEMATERIAAL............................................92 • Activiteit 21: OPLEIDING EN EDUCATIE..............................................96 • Activiteit 22: INRICHTINGEN TER AANMOEDIGING VAN HET GEBRUIK EN DE WAARDERING VAN NATURA 2000 GEBIEDEN..................................100 • Activiteit 23: AANKOOP VAN GROND, INCLUSIEF DE COMPENSATIEKOST VOOR RECHTEN DIE OP DIE GRONDEN RUSTEN................................ 102 • Activiteit 24: NOODZAKELIJKE INFRASTRUCTUUR VOOR HET HERSTEL VAN HABITATS OF SOORTEN..................................................................... 104 • Activiteit 25: INFRASTRUCTUUR VOOR PUBLIEKE TOEGANG....................................... 106
© M. Stránský
5
VOORWOORD Biodiversiteit betekent de diversiteit van leven in al zijn vormen – de diversiteit tussen soorten, van genetische variaties binnen soorten en van ecosystemen. Het voorziet een heel gamma aan voordelen voor de mens – bijvoorbeeld goederen (zoals hout en medicinale producten) en essentiële diensten (zoals de rol in de cyclus en opslag van koolstof, proper water, buffering van het klimaat, van natuurrampen en vervuiling). Het voortdurende verlies aan biodiversiteit wordt erkend als een van de dringendste milieuproblemen die onze samenleving momenteel ondervindt. De rijkdom van de Europese soorten en habitats waarin ze leven zijn een belangrijk element in de kwaliteit van het leven. Belangrijker nog, deze gebieden spelen een kritische rol in de regulering van de natuurlijke systemen (watercyclus, klimaat) en van bepaalde natuurlijke hulpbronnen waarvan onze samenleving afhankelijk is. De economische waarde van deze ‘ecosysteemdiensten’ is veel hoger dan de kostprijs voor hun bescherming en behoud. Toch beschouwen we deze systemen al te vaak als vanzelfsprekend. Hun waarde wordt normaal gezien enkel bepaald bij een degradatie van de systemen die resulteert in bepaalde natuurrampen – overstroming, vloedgolven etc. Als Directoraat-Generaal van Milieuzaken, verwelkom ik de groeiende erkenning die gegeven wordt aan de milieukwestie biodiversiteit. Het behoud en de bescherming van biodiversiteit is van immens belang voor de toekomst van onze planeet. Maar – jammer genoeg – moet hetzelfde niveau van bezorgdheid en actie nog steeds bereikt worden. Op hetzelfde moment zijn onze burgers zeer geïnteresseerd in de natuur en haar soorten. Televisiedocumentaires over wilde diersoorten zijn enorm populair en NGO’s die natuurbescherming steunen hebben miljoenen leden in heel Europa. Maar deze wijdverspreide bezorgdheid moet nog vertaald worden in een welbepaalde en gecoördineerde politieke inspanning.
6
De laatste jaren werd er een significante vooruitgang geboekt in de uitbouw van een modern, gestroomlijnd en kostenefficiënt beleid dat een schoner en gezonder milieu nastreeft voor onze burgers en waar bovendien vernieuwing ook gestimuleerd wordt. De bescherming van de natuur voor de toekomstige generaties is een werk in opbouw, waar nog hard aan gewerkt dient te worden. Het is een taak die aan mij wordt toevertrouwd en waarmee ik de komende jaren op volle kracht zal doorgaan. De natuur bezorgt ons plezier, voldoening, inspiratie en hoop. Natuur is fundamenteel voor onze cultuur, taal en psychologisch en spiritueel welbehagen. Natura 2000 is het Europees ecologisch netwerk van gebieden, afgebakend door de dienst ‘Habitat Instructie’. Het belangrijkste doel ervan is de bescherming van habitattypes en planten- en diersoorten van Europees belang in de Europese Unie. Natura 2000 levert een belangrijke bijdrage tot de langetermijndoelstelling om de rijkdommen van de Europese biodiversiteit te beschermen. Significante vooruitgang werd geboekt in de implementatie van het Natura 2000 netwerk door middel van afbakening van meer dan 18000 gebieden door de Lidstaten. Aangezien het netwerk bijna vervolledigd is, is het cruciaal om meer aandacht te vestigen op het beheer van de gebieden. Beschikbare financiële en andere bronnen zullen hoogstnoodzakelijk zijn bij de implementatie van beheersplannen. Mogens Peter Carl
© M. Stránský
7
InLEiding : Natura 2000 & FINANCIERING VAN Natura Natura in een notendop Natura 2000 vormt de basis van de natuurbescherming in de Europese Unie. De uitbouw van het Natura 2000 netwerk startte in 1992 met de goedkeuring van de Habitatrichtlijn. Samen met de Vogelrichtlijn vormt de Habitatrichtlijn het kader voor het behoud van soorten en hun habitats in de EU en is het belangrijkste Europese initiatief voor het behoud van de biodiversiteit in de ver-schillende Lidstaten. De natuurgebieden die als een onderdeel van het Natura 2000 netwerk werden aangeduid, beslaan vandaag 15–30% van het grondgebied van de EU-lidstaten. Samen vormen ze inmiddels een oppervlakte die groter is dan het grondgebied van Duitsland. Natura 2000 moet over heel Europa een ecologisch netwerk vormen van beschermde natuurgebieden met als doel het behoud en herstel van op Europees niveau bedreigde habitats en soorten. Om dat Natura 2000 netwerk uit te bouwen werd de EU verdeeld in zeven biogeografische regio’s : de Pannonische, Boreale, Continentale, Atlantische, Alpiene, Macaronesische en Mediterrane regio’s. Voor elke regio stellen de Lidstaten aan de Commissie een lijst voor met gebieden die gekozen werden op basis van de criteria in de Habitatrichtlijn. Met de mede-werking van de European Topic Centre on Biological Diversity (ETC), onafhankelijke wetenschappers, deskundigen van de Lidstaten en NGO’s evalueert de Commissie deze voorstellen met als doel het realiseren van een consequent, samenhangend en representatief ecologisch netwerk van natuurgebieden. Nadat de Commissie de lijst met Natura 2000 gebieden heeft aangenomen, worden de Lidstaten (na een overgangs-periode) verantwoordelijk voor het nemen van alle noodzakelijke maatregelen om hun natuurgebieden te beschermen en de achter-uitgang van die gebieden te voorkomen. Opdat de Lidstaten hun verplichtingen voor het nemen van de noodzakelijke maatregelen zouden kunnen nakomen, moeten ze de nodige investeringen in infrastructuur, activiteiten, personeel en/of wetten doen en of voortzetten. Een grote verscheidenheid aan activiteiten is noodzakelijk voor een efficiënt beheer van de gebieden zoals het ontwikkelen van plannen, habitatherstel, en echte beheersactiviteiten zoals maaien of het monitoren van soorten. De kost van deze activiteiten wordt in het kader van het subsidiariteitsprincipe in principe betaald door de Lidstaat. Niettemin voorziet artikel 8 van de Habitatrichtlijn indien nodig de mogelijkheid van medefinanciering door Europa.
1 COM (2004) 431 eindversie, 15 juli 2004
8
Dankzij de natuurbehoudsinitiatieven kan de realisatie van het Natura 2000 netwerk ook belangrijke economische en sociale voordelen opleveren, zoals leveren van ecosysteemdiensten, het leveren van hout en voedingsproducten, het creëren van jobs (b.v. in het ecotoerisme), meer diversiteit in lokale economieën, meer sociale stabiliteit en bete-re levensomstandigheden en vermindering van lokale milieuproblemen, zoals waterverontreiniging. De voorbereiding van het Natura 2000 net-werk loopt ook in Bulgarije en Roemenië, twee landen die de EU in 2007 komen ver-voegen. Momenteel zijn deze landen hun lijst met gebieden aan het samenstellen. Die lijs-ten moeten ten laatste op het moment van de toetreding aan de Commissie worden overgemaakt.
Financiering van Natura 2000 In haar Communication on the Financing of Natura 2000 aan de Raad en het Europees Parlement1 – aangenomen op 15 juli 2004 – stelt de Commissie haar ideeën voor over de manier waarop de financiële noden van Natura 2000 in de verschillende Europese fondsen kunnen geïntegreerd worden en welke maatregelen er mogelijk zijn om hen te financieren. Bij de voorbereiding van de Communication schatte de Commissie, bijgestaan door een Werkgroep met experten inzake artikel 8, samengesteld uit vertegenwoordigers van de Lidstaten en stakeholderexperten, de gewenste financiële noden van een goedwerkend netwerk. De uiteindelijke schatting van € 6.1 miljard per jaar voor EU-25 was zowel gebaseerd op de antwoorden van de Lidstaten op een vragenlijst, als op de ervaringen met de kosten in gebieden die reeds werden ingericht. In de Communication wordt voorgesteld dat co-financiering in de toekomst, zoals dat doorgaans gebeurt, ondergebracht wordt in de bestaande financiële instrumenten – ‘de integratie optie’. Daarvoor werden onder andere volgende redenen aangehaald : • het verzekert dat het beheer van de Natura 2000 gebieden deel uitmaakt van de bredere aanpak van het plattelandsbeleid in de EU. Zo wordt de landbouw in de Natura 2000 gebieden een onderdeel van het financiële beleid van de Europese landbouwpolitiek en wordt structurele steun een onderdeel van het regionale beleid en het plattelandsbeleid. Deze complementaire aanpak zorgt ervoor dat het netwerk van Natura 2000 gebieden hun rol in de bescherming van de Europese biodiversiteit beter kunnen spelen dan wanneer de Natura 2000 gebieden als geïsoleerd of los van een bredere beleidscontext worden gezien. • Het laat de Lidstaten toe prioriteiten te stellen, beleid te ontwikkelen en maatre-gelen te nemen die de nationale en regionale eigenschappen weerspiegelen. • Het vermijdt dat verschillende fondsen van Europa dubbel of overlappend worden gebruikt en het vermijdt de administratie- en transactiekosten die met zo’n dubbel gebruik gepaard gaan.
Een ‘nieuwe wereld’ voor de Europese financiering van natuur Veel gebruikers van dit handboek hebben wellicht reeds ervaring met de financiering van Natura 2000 projecten, misschien heb-ben ze zelfs gebruik gemaakt van de fondsen die in de periode 2000–06 in gebruik waren. Daarom is het belangrijk te vermelden dat de financiering voor natuurbescherming door Europa voor de periode 2007–13 grondig is herzien. Dat betekent dat zij die zeker willen zijn van de financiering van hun projecten zowel actief op zoek moeten gaan naar nieuwe mogelijkheden van de Europese fondsen zoals ze in dit handboek worden voorgesteld, als het verderzetten van het vinden van middelen in nationale fondsen. De middelen die voozien worden in de nieuwe fondsen voor 2007–13 maken het mogelijk om veel meer geld te bekomen voor natuurpojecten. De voorwaarden voor de op-richting van Natura 2000 zijn door de Commissie duidelijk weergegeven in alle Fondsen die de Commissie heeft voorgesteld in het kader van de begrotingsvoorstellen 2007–13. Om ten volle gebruik te kunnen maken van de mogelijkheden die in de Europese Fondsen zijn voorzien, moeten de Lidstaten en zij die betrokken zijn bij het opzetten van natuurbeheerprojecten samenwerken. Dat betekent dat de nationale en regionale overheden die de fondswervingsprogram-ma’s coördineren samen met de beheerders van de Natura 2000 gebieden en van de landbouwgronden die in Natura 2000 gebieden liggen dringend moeten nadenken hoe de natuurbehoudsdoelstellingen en het beheer van Natura 2000 geïntegreerd kunnen worden in een bredere aanpak van de regionale ontwikkeling, de plattelandsontwikkeling en de mariene ontwikkeling.
Waar dient het Handboek voor, voor wie is het bestemd en welke zijn er de voordeLEN van Voor wie is het Handboek bestemd? Het Handboek is in eerste instantie bestemd voor de autoriteiten in de Lidstaten die verantwoordelijk zijn voor het opstellen van de nationale en regionale programma’s in de periode 2007–13. Het Handboek wil de autoriteiten bijstaan bij het ontdekken van de mogelijkheden van de EUco-financiering van Natura 2000 en wil het volledig opnemen van deze mogelijkheden in de nationale en regionale programma’s aanmoedigen. Het Handboek kan ook een nuttig instrument zijn voor de autoriteiten die betrokken zijn bij de beheersplannen voor specifieke gebieden in die zin dat het valabele ideeën kan aan-brengen hoe in de toekomst specifieke beheersmaatregelen kunnen worden gefinancierd. Door het gebruik van het Handboek worden nationale en regionale overheden aangezet om alle mogelijke doelgroepen te betrekken (m.n. de ‘eindgebruikers’ van de Europese fondsen die momenteel activiteiten in Natura 2000 gebieden uitvoeren), inclusief bestuurders, landbouwers, bosbouwers, vissers en viskwekers, private en publieke grondeigenaars, landbeheerders, nietgouvernementele organisaties (NGO’s), onderwijsinstellingen en kleine en middelgrote ondernemingen (KMO’s). Alhoewel de inhoud van dit Handboek zich niet rechtstreeks tot deze doelgroepen richt, kan het deze groepen en hun representatieve organisaties helpen beter geïnformeerd te raken over de plannen die nationale en regionale autoriteiten koesteren. Bovendien weten de beheerders van Natura 2000 gebieden best wel welke maatregelen belangrijk zijn en gefinancieerd moeten worden en kunnen zij hun ervaring en informatie ter beschikking stellen van de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het opstellen van de nationale en regionale programma’s. De analyse van de Fondsen in Hoofdstuk 6 ‘Financieringsmogelijkheden voor beheersactiviteiten in Natura 2000’ behelzen verschillende types Natura 2000 gebieden : landbouwgebieden, bossen, binnenwateren, moerasgebieden, kustzones en mariene gebieden. De analyse beklemtoont ook de mogelijkheden voor de verschillende hierboven vermelde doelgroepen. Meer bijzonderheden over deze doelgroepen en de gebiedstypes vind je in het hoofdstuk met definities en beschrijvingen.
9
Waar dient het Handboek voor?
Samengevat wil het Handboek :
Het grootste gedeelte van de co-financiering van Europa voor Natura 2000 zal in de toekomst geleverd worden via bestaande Gemeenschapsfondsen die de platte-landsontwikkeling, de regionale ontwikkeling en de mariene ontwikkeling willen bevorderen. Het verzekeren van duurzaam gebruik van middelen en het versterken van de synergie tussen milieubescherming en economische groei worden ook aangemoedigd in het kader van de Lissabon Strategie. Daarom moeten in nationale/regionale ontwikkelings- en cohesieprogramma’s die in de periode 2007–13 de steun genieten van Fondsen van Europa milieudoelstellingen als uitgangspunt worden opgenomen (b.v. Natura 2000).2
• mogelijke fondsen aanwijzen voor Natura 2000 op het niveau van de EU; • helpen bij het begrijpen van de nieuwe regels op een operationeel niveau; en • de aandacht vestigen op algemene mogelijkheden voor fondsen die niet meteen voor de hand liggen
Dit Handboek wil een accurate en up-to-date bron zijn voor nationale en regionale autoriteiten om alle mogelijkheden te kennen van de EU co-financiering van Natura 2000 in de periode 2007–13. Het legt de nadruk op de belangrijkste EU-fondsen die in die periode zullen worden toegepast, zoals : • De Structurele Fondsen – Europees Sociaal Fonds (ESF) en Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO); • Het Cohesiefonds (CF); • Het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO); • Het Europees Visserijfonds (EVF); • Het Financieel Instrument voor het Leefmilieu (LIFE+); en • Het 7e Onderzoeks-raamprogramma (KP7). De bedoeling is het stimuleren van complementariteit en synergieën tussen de verschil-lende financiële instrumenten, om dubbele financiering en overlappingen te vermijden. Er moet tevens worden opgemerkt dat het Handboek ook de mogelijkheden schetst van de EU-fondsen, die in principe op het nationale en regionale niveau beschikbaar zijn. Hoe dan ook zullen de concrete mogelijkheden voor Natura 2000 in de periode 2007–13 bepaald worden door de nationale en regionale programma’s die de Lidstaten opmaken. Het Handboek behandelt niet alle financieringsmogelijkheden voor de maatregelen die noodzakelijk zijn om de Habitat- en Vogel-richtlijngebieden in te vullen (b.v. uitwerking van soortbeschermingsplannen die los staan van het gebiedsgericht beheer). Het bevat alleen fondsen voor activiteiten die te maken hebben met Natura 2000.
10
2 Geïntegreerde richtlijnen voor Groei en Jobs (2005–08) (COM(2005)141): Micro-economische richtlijnen - Richtlijn 14.; Mededeling van de Commissie: Cohesiebeleid inzake de ondersteuning van economische groei en werkgelegenheid: Strategische Richtlijnen van de Commissie, 2007–13 (COM (2005) 299).
Voordelen van het Handboek Het Handboek biedt hulp in volgende gevallen : • de mogelijkheid om na te gaan of alle noodzakelijke acties zijn voorzien, en of alle financieringsmogelijkheden bekend zijn en gebruikt worden; • hulp bij een toekomstige herziening van de programma’s; en • belangrijke achtergrondinformatie bij de ontwikkeling van beheersplannen. Ondanks het feit dat sommige programma’s voor 2007–13 reeds afgerond zijn, zit het gehele proces van ontwerpen, goedkeuren en invullen van programma’s en het selecteren van projecten nog in een vroeg stadium. Het Handboek zal actief gepromoot worden door middel van workshops op nationaal niveau en zal zo het proces voeden. Deze overweging lijkt veeleer beperkt. Het uitwerken van het Handboek en zijn verdere verspreiding in de Lidstaten door het opzetten van workshops moet slechts als één stap in een lopend proces worden gezien. In het verleden werden de fondsen voor natuurbeschermingsthema’s vanwege Europa vooral geleverd door het LIFE-programma, gericht op individuele projecten. De financiële mogelijkheden van Plattelandsontwikkeling en de Structuur-fondsen werden in vorige financiële periodes onvoldoende breed gebruikt. Daarom is de integratie van Natura 2000 fondsen in bestaande financieringsinstrumenten van de Gemeenschap, zoals de Commissie voor de periode 2007–13 heeft voorgesteld, voor de meeste overheden en betrokkenen een nieuwe aanpak. De nationale invulling van dit nieuwe systeem zal zeker enige tijd kosten. Daarom wil het Handboek zowel bijstand leveren bij de voorbereiding van lopende nationale programma’s, als bij de betere invulling van een geïntegreerde aanpak op langere termijn.
Definities en beschrijvingen, Structuur, inhoud en toepassing Definities en beschrijvingen Doelgroepen
Types van Natura 2000 gebieden
Dit document wil advies leveren aan relevan-te overheden in de Lidstaten die verantwoordelijk zijn voor het opstellen van de nationale en regionale programma’s in de periode 2007–13. Autoriteiten worden gevraagd om daarbij alle mogelijke doelgroepen te betrek-ken die activiteiten kunnen opzetten in Natura 2000 gebieden.
Tabel 2 vermeldt de types Natura 2000 ge-bieden die werden opgenomen in de analyse van de bepalingen zoals ze in het volgende hoofdstuk worden weergegeven. Het Hand-boek vraagt de nationale en regionale over-heden rekening te houden met de types van Natura 2000 gebieden zoals ze hieronder zijn op gelijst.
Tabel 1 hieronder vermeldt alle categorieën van de te betrekken doelgroepen. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen categorieën die wettelijke belangen hebben (b.v. grondeigenaars, pachters) en anderen.
Tabel 1 : Doelgroepen van de Fondsen Publieke administraties
Publieke administraties zijn overheidsdiensten en publieke adviesorganen, zowel op nationaal, regionaal als lokaal niveau. Daartoe rekenen we : overheidsdiensten zoals departementen en ministeries, regionale instanties inzake water en gezondheidszorg, enz. Advies is in dit geval bestemd voor administraties die advies verlenen in verband met landbeheer maar die zelf geen eigenaar zijn.
Landbouwers
Personen of organisaties die betrokken zijn bij commerciële landbouwactiviteiten.
Bosbouwers
Personen of organisaties die betrokken zijn bij commerciële bosbouwactiviteiten.
Private grondeigenaars
Personen of organisaties die eigenaar zijn van gronden, met inbegrip van hen die gronden gebruiken voor nietcommerciële activiteiten (geen land- en bosbouwers).
Publieke grondeigenaars
Publieke organisaties en administraties die eigenaar zijn van gronden.
Vissers en viskwekers
Personen of organisaties die betrokken zijn bij de commerciële visserij en aquacultuur.
Grondbeheerders
Personen of organisaties die gronden beheren, maar er geen eigenaar van zijn. Daartoe behoren ook zij die betrokken zijn bij niet-commerciële activiteiten op die gronden (geen land- en bosbouwers).
NGO’s
Niet-gouvernementele organisaties die gronden bezitten noch beheren, maar wel financiële steun van Natura 2000 wensen.
KMO’s
Kleine en Middelgrote Ondernemingen zoals ze omschreven worden in de Aanbeveling van de Europese Commissie Commission 2003/361/EC van 6 mei 2003 betreffende de definitie van micro, kleine en middelgrote ondernemingen, OJ L 124, p. 36-41, van 20 mei 2003.
Vormingsinstellingen
Organisaties die educatieve programma’s ontwikkelen.
Andere
Andere personen of organisaties die niet onder een van bovenstaande categorieën vallen.
Tabel 2 : Types van Natura 2000 gebieden Landbouwgrond Bossen Andere gronden Binnenwateren Wetlands Kustzones Mariene gebieden
Landbouwgrond in gebruik, inclusief boomgaarden in gebruik. Bossen, inclusief dehesa’s (oude eikenboomgaarden in de Spaanse Extremadura), montado Inclusief alpiene gebieden, garigue en alle andere gebieden die niet behoren tot de andere categorieën (b.v. weiland dat niet in landbouwgebruik is). Hiertoe behoren ook verlaten akkers en boomgaarden. Rivieren, meren, zoete wateren. Moerassen, veengebieden, laagveen, estuaria [kan soms overlappen met kustzones]. Duinen, stranden, modderplaten, kustwateren (tot 12 nautische mijl = 22,22 km) [kan soms overlappen met wetlands]. Mariene wateren (buiten de 12-mijlszone).
11
Tabel 3 : Lijst van Natura 2000 beheersactiviteiten Categorie
Finalisatie van gebieden
Beheers-planning
Nr. Type Activititeit 1 Administratie van het selectieproces 2 Wetenschappelijke studies/inventarisaties ter identificatie van het gebied ( overzichten, inventarisaties, kaartmateriaal) 3 Voorbereiding van het eerste informatieen publiciteitsmateriaal 4 Pilootprojecten 5 Voorbereiding van beheersplannen, -strategieen en -schema’s 6 Oprichten van de beheersorganen 7 Consultatie en netwerking – publieke vergaderingen, netwerking, relatie met grondeigenaars 8 9 10 11
12
13
14
15
Herziening van beheersplannen, -strategieen en -schema’s Lopende kosten van de beheersorganen (onderhoud van gebouwen en uitrusting) Onderhoud van publieksvoorzieningen – toegang en gebruik van de gebieden Doorlopende personeelskosten (beheers-/projectverant-woordelijken, opzieners/begeleiders, arbeiders) Maatregelen voor de bescherming en het onderhoud van het gebied en voor het bereiken van de beste ecologische condities voor de habitat Maatregelen voor de bescherming en het onderhoud van het gebied en voor het bereiken van de beste ecologische condities voor bepaalde soorten Beheersmaatregelen in verband met de aanwezigheid van ongewenste vreemde soorten
Nadere beschrijving Fondsen voor de overheden die het selectieproces uitvoeren. Wetenschappelijke studies, onderzoekspersoneel, workshops en vergaderingen, samenstellen van gegevensbanken enz. Inclusief : handboeken, seminaries, workshops, communicatiemateriaal voor opleiding en capaciteitsopbouw. Eerste ‘proef’projecten in de gebieden. Uitwerking en/of updaten van beheers- en actieplannen, bodemgebruiksplannen enz. Opstartkosten, haalbaarheidsstudies, beheersplannen enz. Inclusief de kost voor de organisatie van vergaderingen en workshops, de publicatie van overlegresultaten, financiële steun aan stakeholders, enz. Kan ook de kosten bevatten van ‘netwerkingsactiviteiten’ (reizen, vergaderingen, workshops). Herziening en bijsturing van beheersplannen en -strategieën. Inclusief : lopende kosten voor het afschrijven van de investeringskost voor infrastructuur en roerende goederen; reiskosten, rente, huurcontracten enz. Inclusief de kosten voor gidsen, kaarten en bijhorend personeel. Permanente personeelskosten.
Inclusief herstelwerken, het voorzien van wildovergangen, beheer van specifieke habitats en voorbereiding van beheersplannen.
Inclusief herstelwerken, het voorzien van wildovergangen, beheer van specifieke soorten (flora en fauna), plannen.
Inclusief herstelwerken, infrastructuur, beheer van specifieke soorten, voorbereiding van beheersplannen.
Invulling van beheersschema’s en -akoor- Omvat : den met eigenaars en grond- en water• Milieumaatregelen in de landbouwsfeer, b.v. faunavriendelijke productiebeheerders methodes, habitatherstel in landbouwgebied, extensieve veeteelt, bescherming van moerasgebieden, enz. • Milieumaatregelen in de bosbouwsfeer, b.v. het creëren van exploitatievrije zones, het behoud van dood hout, beperking of uitroeiing van niet-inheemse soorten, bebossings- of herbebossingsactiviteiten, beheer van specifieke vegetaties, enz. • Milieumaatregelen bij het waterbeheer, b.v. beheer/behoud van habitats in aquacultuurgebieden enz. (hebben voornamelijk betrekking op andere vorPermanent men van aquacultuur dan visserij). habitatbeheer 16 Het voorzien van diensten, compensaties Compensatiekosten, b.v. voor landbouwers, bosbouwers of grondeigenaars/ en monitoring voor verloren rechten en inkomenverlies – grondgebruikers voor gederfde inkomsten als gevolg van beheersvoorschrifhet uitbouwen van een aanvaardbare ‘re- ten die nodig zijn in het kader van Natura 2000. latie’ met de omwonenden 17 Monitoring en onderzoek Verwijst vooral naar eenmalige kosten als gevolg van monitoring- en onderzoeksactiviteiten, b.v. de ontwikkeling van monitoringplannen, methodes en uitrusting; opleiding van personeel. 18 Risicobeheer (brandpreventie en -conInclusief de voorbereiding van bewakings- en brandpreventieplannen, de trole, overstromingen enz.) ontwikkeling van de nodige infrastructuur en het aankopen van uitrusting. 19 Continu toezicht op gebieden Inclusief de permanente toezichts-, bewakings- en patrouille-activiteiten. Dat kan eveneens inhouden : personeelskosten, roerende goederen, reiskosten, enz. in functie van het invullen van de toezichts- en bewakingsactiviteiten, inclusief de controle op schadelijke recreatievormen, de controle op schadelijke economische activititeiten en bescherming tegen branden. 20 Voorzien van informatie- en promotieInclusief het opzetten van communicatienetwerken, productie van nieuwsmateriaal brieven en sensibiliserings- en informatiemateriaal, het opzetten en onderhouden van een website, enz. 21 Opleiding en educatie Inclusief de productie van handboeken, seminaries, workshops, communicatiemateriaal. 22 Inrichtingen ter aanmoediging van het gebruik en de waardering van Natura 2000 gebieden
12
Categorie
Nr. Type Activititeit 23 Aankoop van grond, inclusief de compensatiekost voor rechten die op die gronden rusten 24 Infrastructuur voor het herstel van habitats of soorten
Investeringskosten 25
Infrastructuur voor publieke toegang, informatiepanelen, kijkhutten, kijktorens, observatiepunten, enz.
Nadere beschrijving Aankoop van gronden in functie van milieubescherming en van beheersdoelstellingen. Inclusief een waaier aan maatregelen voor de oprichting van specifieke infrastructuur in functie van milieubeheer, b.v. waterbeheer in veengebieden en mijnen. Dit kan eveneens inhouden : de aankoop van uitrusting (materiaal dat organisaties gebruiken voor bescherming en beheer van natuurgebieden, alsook kantoor- en computermateriaal, inventarisatie-materiaal, boten, duikersuitrustingen, camera’s, enz.) Infrastructuur voor het toegankelijk maken van gebieden voor het publiek en dat compatibel is met en bevorderlijk is voor milieubescherming en -beheer (b.v. infrastructuur dat de belevingswaarde van gebieden verhoogt zoals wegwijzers, paden, observatieplatforms en bezoekerscentra). Dit kan eveneens inhouden : de aankoop van uitrusting (materiaal dat organisaties gebruiken voor bescherming en beheer van natuurgebieden, alsook kantoor- en computermateriaal, inventarisatiemateriaal, boten, duikersuitrustingen, camera’s, enz.)
Types activiteiten
Structuur & Inhoud :
De mate waarin beheersactiviteiten in Natura 2000 gebieden in aanmerking komen voor subsidiëring varieert. Daarom werden ze in categorieën ingedeeld en in onderstaande tabel gezet. Deze lijst met 25 activiteiten werd overgenomen van de lijst die is opgenomen in Annex 3 bij de Mededeling van de Communicatie over de financiering van Natura 2000 (COM(2004)431 definitief ), die op haar beurt werd afgeleid van de lijst met categorieën die was vastgelegd door de Artikel 8-Werkgroep en opgenomen in het Definitief Rapport over de Financiering van Natura 2000.3
Informatie over de subsidiëringsmogelijkheden van de verschillende Europese Fondsen wordt in een reeks tabellen voor elk van de 25 types van activiteiten voorgesteld. Elke tabel bevat verwijzingen naar de Artikels van de EUVerordeningen die relevant zijn voor de betreffende activiteit. Over elk Artikel wordt de volgende informatie vermeld :
De werkgroep erkent dat de definitie van de aard en het doel van de activiteiten niet zo duidelijk is en dat Lidstaten er een redelijk verschillende aanpak van de categorisering en de beschrijving op na mogen houden. Dit punt wordt ook erkend door de auteurs van dit handboek. Indien de autoriteiten van de Lidstaten geïnteresseerd zijn in het bekomen van co-financiering door Europa voor een beheersactiviteit die niet op de lijst hieronder staat, kunnen ze hierover contact opnemen met de ambtenaren van DG-Milieu van de Europese Commissie die hen kan helpen bij de interpretatie van de teksten en op hun vragen kan antwoorden.
• • • • •
Artikelnummer Onderwerp artikel (titel) Potentiële doelgroepen* Mogelijke land/gebiedstypes Gebiedsbeperkingen wegens ongeschikt-heid (b.v. gebiedsbeperkingen als gevolg van het Structuurfonds) • Andere mogelijke beperkingen/opmerkin-gen • Mogelijke voorbeelden van het gebruik het Artikel bij het beheer van Natura 2000 gebieden. *
Deze informatie is niet opgenomen in de tabellen voor het Structuurfonds/Cohesiefonds, omdat ze om-wille van de vorm van deze Verordeningen in dit geval niet van toepassing zijn.
3 Zie: http://ec.europa.eu/environment/nature/natura2000/ financing/index_en.htm Aan de lijst werden en-kele wijzigingen/toevoegingen verricht, zoals ze door de Be-geleidende Werkgroep voor dit project werden voorgesteld.
13
Toepassing De Europese Fondsen die werden geanalyseerd om dit Handboek samen te stellen, werken elk in overeenstemming met de systemen en vereisten die in hun specifieke Verordeningen worden uiteengezet. De opsomming van mogelijkheden die werd opgenomen in de tabellen die volgen na Hoofdstuk 5 werden gebaseerd op de tekst van de EU-Verordeningen (voorlopige versie, of definitieve wanneer beschikbaar) voor elk Fonds apart. Voor de Fondsen die werken op basis van een programmeringsaanpak, is het belangrijk te vermelden dat de beschikbaarheid van Fondsen voor een specifieke activiteit ‘op het terrein’ afhangt van de inhoud van verschil-lende strategische en operationele documenten, waaronder : • Tekst in de Verordening, zoals ze is gepubliceerd in het ‘Official Journal’. • De inhoud van ‘strategische’ program-ma’s en plannen (b.v. nationale strategische plannen in het kader van EVF, nationale strategieën in het kader van ELFPO, nationale strategische referen-tiekaders in het kader van de Structuurfondsen en het Cohesiefonds) die door de Lidstaten werden opgesteld. • De inhoud van ‘operationele’ nationale of regionale programma’s (b.v. rurale ont-wikkelingsprogramma’s in het kader van het ELFPO, nationale operationele pro-gramma’s in het kader van EVF, operationele programma’s in het kader van de Structuurfondsen en het Cohesiefonds, jaarlijke nationale priorieiten in het kader van LIFE+). Deze ‘niveaus’ in de detaillering van het programma laten elke Lidstaat en/of regio toe om die thema’s te identificeren die lokaal het meest van toepassing zijn, en die fondsen uit te kiezen die het best van toepassing zijn bij deze thema’s. Hoe gedetailleerd elk niveau is, varieert per Fonds. Zo bevatten de rurale ontwikkelingsprogramma’s die ontwikkeld worden in het kader van het ELFPO bij voorbeeld zeer gedetailleerde beschrijvingen van individuele maatregelen die kunnen gesubsidieerd worden. De plannen en programma’s die vallen onder het EFRO, ESF en het Cohesiefonds zijn daarentegen meer strategisch en bevatten geen gedetaileerde beschrijvingen en maatregelen. Op het nationale en regionale niveau is het bepalen van de inhoud van de programma’s niet de eerste prioriteit van de Commissie, maar ze kan wel een rol spelen bij de controle of de programma’s in overeenstemming zijn met de prioriteiten van Europa zoals ze in de Verordeningen of in de Strategische Krachtlijnen beschreven zijn. In het verleden werden onder andere Ministeries van Financiën, Leefmilieu, Land-bouw en Ontwikkeling betrokken bij het op-stellen van de programma’s die gebruik ma-ken van Fondsen van Europa.
14
Gebruikers van dit Handboek moeten er rekening mee houden dat de Artikels die in de tabellen worden opgesomd niet in alle Lidstaten dezelfde mogelijkheden bieden voor de betreffende activiteit. De financieringsmogelijkheden hangen altijd af van een bredere context en van de doelstellingen van de Verordening (b.v. regionale ontwikkeling). In een aantal gevallen kan het Artikel zelf beperkt blijven tot een bepaalde context (b.v. risicobeperking, hernieuwbare energie). Het beheer van Natura 2000 gebieden bevat bij voorkeur een gamma aan maatregelen die, afhankelijk van het betrokken gebied, mogen gefinancierd worden door verschillende Europese Fondsen en Artikels. In feite moe-ten beheerders beschikken over een grote bekwaamheid in het beoordelen van Fond-sen en Artikels om via alle bestaande EU- en niet-EU-financieringsbronnen financiering te bekomen voor Natura 2000. In Hoofdstuk 5 vind je sheets die een beschrijving geven van elk Europees Fonds. Deze sheets geven een beschrijving van de doelstellingen van het Fonds, het programmeringsproces en de lijst van Artikels die betrekking hebben op Natura 2000 (die in de tabellen voorkomen). NB : dit Handboek heeft niet de bedoeling om in de plaats te treden van het lokale onderzoek naar financieringsmogelijkheden. Veel Lidstaten gebruiken namelijk ook financieringsprogramma’s die los staan van de Europese Fondsen maar die wel van toepassing zijn op Natura 2000 gebieden. Dit Handboek bevat echter alleen informatie over de echte Europese Fondsen.
Beschrijving van DE Fondsen Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) Verordening (EC) Nr. 1698/2005 van 20 september 2005 inzake steun voor rurale ontwikkeling door het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO). OJ L 277/2 21.10.2005. Zie ook : Strategische Krachtlijnen voor Plattelandsontwikkeling van de Europese Ge-meenschap OJ L.55/20 25.02.2006.
Doelstellingen De doelstellingen van het ELFPO worden toegelicht in Artikel 4. ‘Steun voor platte-landsontwikkeling moet bijdragen tot de realisatie van deze doelstellingen : • het verhogen van de rendabiliteit van land- en bosbouw door het ondersteunen van herstructurering, ontwikkeling en innovatie; • het verbeteren van de kwaliteit van het milieu en het platteland door het onder-steunen van landinrichting; • het verhogen van de levenskwaliteit op het platteland en het aanmoedigen van diversificatie van de plattelandseconomie.
Programmering Het ELFPO zal werken in overeenstemming met de programmeringsaanpak voor de financieringsperiode 2007–13. De overheden van de Lidstaten worden verzocht Nationale Strategische Plannen (NSP) en Rurale Ont-wikkelingsprogramma’s (ROP) te ontwikkelen die de prioriteiten van de Europese Ge-meenschap die vervat zitten in de Verordening en de Strategische Krachtlijnen vertalen naar de nationale/regionale context. In vele gevallen zullen er nationale of regionale priorititeiten zijn voor specifieke problemen.
De Richtlijn die de invulling van ELFPO regelt, voorziet meer gegevens over de manier waarop de maatregelen in Richtlijn No 1698/2005 door de Lidstaten moeten worden toegepast. Deze Richtlijnen omvat-ten : Commissierichtlijn (EC) nr. 1974/2006 van 15 december 2006 die de maatregelen bepaalt voor de toepassing van Richtlijn nr. 1698/2005 aangaande de ondersteuning van de plattelandsontwikkeling door het Euro-pees Landbouwfonds voor plattelands-ontwikkeling (ELFPO)4 en Commissierichtlijn nr. 1975/2006 van 7 december 2006 die gedetailleerd beschrijft hoe de invulling van Richtlijn (EC) nr. 1698/2005, zoals de invulling van controleprocedures alsook de noodzakelijke randvoorwaarden in functie van de steunmaatregelen voor plattelands-ontwikkeling6.
Financiering ELFPO komt structureel overeen met vier ‘assen’ van de plattelandsontwikkeling en de minimale besteding op elk van die assen varieert als volgt : Lidstaten hebben de vrijheid om bestedingen te verdelen over de vier assen in zoverre de minimale drempels gerespecteerd worden. As 4 van Leader is ontwikkeld vanuit een asoverschrijdende benadering die een geïntegreerde aanpak van plattelands-ontwikkeling mogelijk maakt door gebruik te maken van elementen in elk van of in alle drie andere assen (zie kader). We moeten hierbij opmerken dat er landelijk vermoedelijk enige competitie voor financiële onder-steuning kan ontstaan, te wijten aan de grootte van de totale EU-begroting voor 2007–13, en maatregelen die Natura ondersteunen moeten naar de belangheb-benden toe sterk gepromoot worden boven andere mogelijke maatregelen. De nood aan een dynamische denkwijze is daarom heel belangrijk. Belanghebbenden en betrokken nationale administraties moeten de beschikbare mogelijkheden binnen EAFRD zoeken om te komen tot een geïntegreerde plattelandsont-wikkeling. Dat betekent dat pakketten van maatregelen worden geselecteerd die niet alleen op het vlak van leefmilieu en Natura voordelen opleveren, maar ook voor de lokale economie en gemeenschap.
De ELFPO-Verordening doet het vereiste proces uit de doeken voor de ontwikkeling en aanname van NSP en ROP, en hun vereiste inhoud/structuur (zie Titels II en III). Activiteiten die niet in de Rurale Ontwikkelings-programma’s zijn opgenomen, kunnen niet gefinancierd worden vanuit de ELFPO. Daarom is het belangrijk dat de noden en doelstellingen in verband met het beheer van Natura 2000 gebieden geïntegreerd worden in de Nationale Strategische Plannen en dat aanverwante acties/ maatregelen nadien in de ROP worden opgenomen, indien de autoriteiten de bedoeling hebben om de ELFPO te gebruiken voor co-financiering of vergelijkbare activiteiten.
4 http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/site/en/oj/2006/l_368/ l_36820061223en00150073.pdf 5 http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/site/en/oj/2006/l_368/ l_36820061223en00740084.pdf
15
LEADER
Leader is de vierde As van het nieuwe EAFRD en wordt gebruikt om bij te dragen tot de prioriteiten van de eerste drie Assen (b.v. de verhoging van de competitiviteit, het leefmilieu en het platteland, en de kwaliteit van het plattelandsleven en de diversifiëring van de plattelandseconomie), evenals het aanmoedigen van plattelandsontwikkeling vanuit de basis en het verbeteren van het beleid. Ongeveer 5% van het totale EAFRD zal toegekend worden aan de Leader-as (2,5% voor de nieuwe Lidstaten). Lokale Leaderstrategieën zijn gebiedsgebonden om op de best mogelijke manier gebruik te maken van bestaande bronnen en om zo optimaal mogelijk gebruik te maken van een gemeenschappelijke identiteit. Publiek-private samenwerking, lokale actiegroepen (LAG’s) genoemd, omschrijven de noden aan ontwikkeling binnen hun eigen plattelandsgemeenschappen. Die worden dan opgenomen in een ontwikkelingsplan. Financiering door Leader helpt deze lokale groepen om de ontwikkeling aan te moedigen en te ondersteunen van kleinschalige, innoverende projecten die tegemoetkomen aan duurzame lokale noden. Leader moedigt de samenwerking aan tussen LAG’s in verschillende Europese landen om samen projecten te ontwikkelen en om netwerken te bouwen op regionaal en nationaal niveau en op het niveau van de Europese Unie. In vorige programmaperiodes hadden veel Leaderprojecten duidelijke voordelen voor Natura 2000. Het belangrijkste voordeel van Leader is niet de grote financiering voor individuele Natura 2000-maatregelen, maar veeleer de benadering die de samenwerking van lokale actoren en de ontwikkeling van geïntegreerde projecten bevordert. Daarom is het heel toepasbaar voor gebieden met strategieën die natuurbescherming en bodemgebruik combineren zoals de verhoging van de waarde van Natura 2000gebieden door b.v. ecotoerisme of de verkoop van duurzame regionale producten. Voorbeelden van vroegere Leaderprojecten en -programma’s, en meer informatie is beschikbaar op : http ://europa.eu.int/comm/agriculture/rur/leaderplus/index_en.htm
Tabel 4 : Prioritaire assen van het ELFPO As Minimale besteding (%) 1. Verhogen van het concurrentiever10 mogen van de land- en bosbouwsector. 2. Verbetering van de kwaliteit van het 25 milieu en het platteland. 3. De levenskwaliteit op het platteland 10 en diversificatie van de plattelandseconomie. 4. Leader 5
Tabel 5 : Sleuteldata
in het implementatieproces voor het ELFPO Actie Standpunt van het Europees Parlement over de Strategische Krachtlijnen voor Plattelandsontwikkeling van de Europese Commissie; Strategische Krachtlijnen door de Europese Raad goedgekeurd Lidstaten beraadslagen over de NSP. / Invulling van de Verordening om ter goedkeuring aan de Europese Commissie voor te leggen Lidstaten leggen de NSP voor
16
Datum februari 2006
Betrokken autoriteiten beraadslagen over de ROP Onderhandeling over de ROP tussen de Commissie en de Lidstaten NSP en ROP starten
minimum 2 maanden en maximum 4 maanden na het voorleggen van de NSP 6 maanden na het voorleggen van de ROP 1 januari 2007
NB : Bovenstaande tabel toont uitsluitend benaderende data. De enige concrete datum om NSP en ROP op te starten is 1 januari 2007. Verder uitstel in het afwerken van de Financiële Perspectieven kunnen ertoe leiden dat Lidstaten de afwerking van de NSP en ROP uitstellen tot er zekerheid is over een duidelijk kader waarbinnen hun Programma’s uitgewerkt kunnen worden.
Tabel 6 : Lijst met de sleutelartikels in de ELFPO-Verordening in relatie tot Natura 2000 6
Artikel
Tekst
20(a)(i)
Acties op het gebied van beroepsopleiding en voorlichting, met inbegrip van verspreiding van wetenschappelijke kennis en innoverende praktijken, ten behoeve van in de sectoren landbouw, voedsel en bosbouw werkzame personen
20(b)(ii)
Verbetering van de economische waarde van bossen
20(b)(vi) Herstel van door een natuurramp beschadigd agrarisch productiepotentieel en het treffen van passende preventieve maatregelen 36(a)(i)
Betalingen voor natuurlijke handicaps aan landbouwers in berggebieden
36(a)(ii)
Betalingen aan landbouwers in andere gebieden met handicaps dan berggebieden
36(a)(iii)
Natura 2000 betalingen en betalingen in verband met Verordening 2006/60/EG
36(a)(iv) Agromilieubetalingen 36(a)(vi)
Steun voor niet productieve investeringen; [landbouwgrond]
36(b)(i)
De eerste bebossing van landbouwgrond
36(b)(ii)
De eerste totstandbrenging van boslandbouwsystemen op landbouwgrond
36(b)(iii) De eerste bebossing van andere grond dan landbouwgrond 36(b)(iv) Natura 2000 betalingen; [bossen] 36(b)(v)
Bosmilieubetalingen
36(b)(vi) Herstel van het bosbouwpotentieel en het treffen van preventieve maatregelen 36(b)(vii) Steun voor niet-productieve investeringen [bossen] 52(a)(i)
Diversificatie naar niet-agrarische activiteiten.
52(a)(iii)
Bevordering van toeristische activiteiten
52(b)(iii) Instandhouding en opwaardering van het landelijk erfgoed 52(c)
Een maatregel betreffende opleiding en voorlichting voor economische actoren die werkzaam zijn op de onder as 3 vallende terreinen
52(d)
Een maatregel betreffende verwerving van vakkundigheid en dynamisering met het oog op de opstelling en de uitvoering van een plaatselijke ontwikkelingsstrategie
63
Leader
januari – maart 2006 / april – juni 2006
maart – mei 2006, wat maximum 3 maanden is na de goedkeuring van de Strategische Krachtlijnen van de Europese Commissie, maar in afwachting van de goedkeuring van de algemene Verordening over de Structuurfondsen.
6 NB: dit Handboek mag niet gebruikt worden als vervanging voor de verwijzing naar de actueel gepubliceerde Verordening, die de uiteindelijke wettelijke tekst over de werking van de Fondsen bevat.
Europees Visserijfonds (EVF) In overeenstemming met de Inter-institutionele file 2004/0169 (CNS), (996/05 ADD1).
Doelstellingen De doelstellingen van het Europese Visserijfonds worden uitgelegd in Artikel 4. Zij houden (onder andere) in : • ondersteunen van het Gemeenschap-pelijk Visserijbeleid; • stimuleren van de bescherming en de verbetering van het leefmilieu en de natuurlijke bronnen die te maken hebben met de visserijsector; en • aanmoedigen van duurzame ontwikkeling en het verbeteren van de le-venskwaliteit in gebieden met activiteiten in de visserijsector.
Tabel 7 : Sleuteldata
in het implementatieproces voor het EVF Actie Datum Lidstaten leggen de NSP ter dis- Ten laatste wanneer de NOP’s cussie voor. ter discussie voorliggen Lidstaten leggen de NOPs ter tot 31 december 2006 discussie voor. De Commissie kan de Lidstaten Binnen de twee maanden vragen de NOP te amenderen. waarin de NOP ter discussie voorligt. De Commissie keurt de NOPs Tot vier maanden na de discusgoed. sie of het akkoord over de NOP. NOPs starten. 1 januari 2007 Debat over de NSP implemen21 december 2011 tatielessen, georganiseerd door de Commissie op basis van de geschre-ven verslagen van de discussies door de Lidstaten
Tabel 8 : Lijst met de sleutelartikels in de EVF-Verordening in relatie tot Natura 2000
7
Programmering Het EVF opereert in overeenstemming met de aanpak van programmering voor de 2007–13 financieringsperiode. De autoriteiten van de Lidstaten worden gevraagd om Nationale Strategische Plannen (NSP) te ontwikkelen en aan te nemen die de strategie uiteenzet-ten voor hun visserijsectoren in verband met de CFP, en Nationale Operationele Program-ma’s (NOPs) die detailleren hoe EVF-geld moet besteed worden in overeenstemming met de NSP. De voorgestelde EVF-Verordening legt het te volgen proces uit voor de ontwikkeling en aanname van Nationale Strategische Plannen en hun noodzakelijke inhoud/structuur (zie Artikel 14). Nationale Operationele Pro-gramma’s (NOPs) zijn specifieker en meer gefocust dan NSP, en leggen uit hoe de Lidstaten van plan zijn de EVF-fondsen operationeel te maken. Om door het EVF gefinancierd te kunnen worden moeten ze een kader opstellen voor de invulling van het beleid en de prioriteiten. Om die reden wordt een activiteit die niet in het NOPs is opgenomen, niet door het EVF gefinancierd. Daarom is het belangrijk dat activiteiten die verband houden met het beheer van Natura 2000 gebieden opgenomen worden in de NOP indien de autoriteiten het EVF wil gebruiken voor co financiering of dergelijke activiteiten.
Artikel 4 21
Tekst Doelstellingen Geheel van maatregelen voor Prioriteit As 1 : ref 20(c) socio-economische compensaties ter ondersteuning van het beheer van de vloot, inclusief beroepsopleiding. 27(1)(a) Het Fonds kan bijdragen tot de financiering van socioeconomische maatregelen die voorgesteld worden door de Lidstaten voor vissers die getroffen zijn door de ontwikkelingen in de visserij en die inhouden : 1(a) diversifiëring van activiteiten om veelsoortige jobs voor de vissers te promoten; 27(1)(c) Het Fonds kan bijdragen tot de financiering van socioeconomische maatregelen die voorgesteld worden door de Lidstaten voor vissers die getroffen zijn door de ontwikkelingen in de visserij en die inhouden : 1(c) schema’s voor bijscholing in beroepen buiten de zeevisserij; 28 Geheel van maatregelen voor Prioriteit As 2 : ref – interventie in aquacultuurproductie 29(1)(b) Invulling van aquacultuurmethodes die een aanzienlijke bijdrage leveren tot het verminderen van de negatieve impact of de verhoging van de positieve invloed op het leefmilieu wanneer ze vergeleken worden met de normale praktijk in de aquacultuursector. 29(1)(c) Steun voor traditionele aquacultuuractiviteiten die belangrijk zijn voor behoud en ontwikkeling van zowel economisch en sociaal rendement als voor het leefmilieu; 30(2)(a) Vormen van aquacultuur die de bescherming en verbetering inhouden van het leefmilieu, de natuurlijke rijkdommen, de genetische diversiteit, het beheer van het landschap en het traditionele uitzicht van aquacultuurgebieden; 30(2)(d) Duurzame aquacultuur verenigbaar met specifieke milieubeperkingen door de aanduiding tot Natura 2000 gebieden in overeenstemming met Directive 92/43/EEC 36 Geheel van maatregelen voor prioriteit As 3, maatregelen van algemeen belang 37(a) Levert een duurzame bijdrage tot een beter beheer of bescherming van natuurlijke hulpbronnen; 37(b) Het stimuleren van selectieve vismethodes of -netten en het beperken van bijvangsten; 37(c) Het verwijderen van verloren visnetten van de zeebodem ter bestrijding van spookvisserij; 37(g) Ontwikkelen, herstructureren of verbeteren van gebieden waar aquacultuur wordt bedreven;
7 NB: dit Handboek mag niet gebruikt worden als vervanging voor de verwijzing naar de actueel gepubliceerde Verordening, die de uiteindelijke wettelijke tekst over de werking van de Fondsen bevat.
17
37(i) 37(j) 38(2)(a)
38(2)(b) 38(2)(c)
41(2)(b)
41(2)(c)
43 44(1)(b)
44(1)(c)
44(1)(e)
44(1)(f )
44(1)(h)
44(1)(i)
45
Verhogen van de vakkennis of de ontwikkeling van nieuwe opleidingsmethodes en -instrumenten; Het stimuleren van samenwerking tussen wetenschappers en actoren in de visserijsector. De constructie of installatie van verplaatsbare faciliteiten om de waterfauna en -flora te beschermen en te ontwikkelen; Herwaardering van binnenwateren, inclusief broedgebieden en migratieroutes voor trekkende soorten; Bescherming en verbetering van het leefmilieu in het kader van N2K waar ze een onmiddelijke invloed hebben op visserijactiviteiten, exclusief de uitvoeringskosten; Pilootprojecten : die het mogelijk maken testen uit te voeren op beheersplannen en herlok al is er ingsplannen voor de visserij, inclusief, indien nodig, de oprichting van zones waar niet gevist mag worden, om de biologische en financiële gevolgen in te schatten en te experimenteren met het uitzetten van nieuwe visbestanden. Pilootprojecten : het ontwikkelen en testen van methodes om de selectiviteit van de netten te verbeteren, bijvangsten te verminderen, wegwerken van de invloed op het leefmilieu, in het bijzonder op de zeebodem; Geheel van maatregelen voor prioriteit As 4, in het bijzonder ref (2)(b), (c), (d) Herstructureren en bijsturen van de economische activiteiten, in het bijzonder door het bevorderen van ecotoerisme, in die zin dat deze acties niet resulteren in een verhoging van de visserijeffecten; Diversifiëren van de activiteiten door het promoten van beroepsdiversificatie voor de vissers door het creëren van jobs buiten de visserijsector; Ondersteunen van kleine visserij- en toerismegerelateerde infrastructuur ten voordele van kleine vissersgemeenschappen; Het beschermen van het leefmilieu in visserijregio’s om hen hun aantrekkelijkheid te laten behouden, regenereren en ontwikkelen van kustdorpen en -gehuchten met visserijactiviteiten en het beschermen en verhogen van het natuurlijk en architecturaal erfgoed; Stimuleren van interregionale en transnationale samenwerking tussen actoren in visserijregio’s, vooral door netwerking en het verspreiden van de best-mogelijketechnieken Het verwerven van vakbekwaamheid en het bevorderen van de voorbereiding van de invulling van de lokale ontwikkelingsstrategie; Deelname aan duurzame ontwikkeling in visserijregio’s, ‚lokale entiteiten of groepen’ die publieke en private partners vertegenwoordigen.
EFRO; ESF en Cohesiefonds Het cohesiebeleid heeft als hoofddoel het ondersteunen van convergentie en het terugdringen van sociaal-economische en territoriale ongelijkheden. Het doet dat door cofinanciering van investeringen in de minder ontwikkelde landen, regio’s en gebieden in de Europese Unie. Voor de periode 2007–13 ligt de focus op de vernieuwde Lissabon Strategie en de categorieën van investeringen die bijzonder gericht zijn op groei, zoals onderzoek en ontwikkeling, fysieke infrastructuur, milieuvriendelijke technologieën, menselijk kapitaal en kennis. In de Strategische Beleidslijnen van de Europese Gemeenschap (CSG)8 zijn de bescherming van natuur en soorten overeen-komstig de milieuwetgeving inbegrepen
18
De voorgestelde algemene Verordening voor het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds (ESF) en het Cohesiefonds (CF) bepaalt de-zelfde uitgangspunten, regels en maatstaven voor de invulling van de drie Fondsen. Bovendien zorgen drie afzonderlijke specifieke Verordeningen voor meer aangepaste voorzieningen voor ieder Fonds. Voor de programmeringsperiode 2007–13 is door de Europese Commissie een redelijk belangrijke vereenvoudiging voorgesteld. Cohesiebeleid omvat drie Fondsen : het EFRO, CF en het ESF en drie Doelstellingen : Doelstelling 1 : ‘Convergentie’ gefinancierd door EFRO, ESF en CF, Doelstelling 2 : ‘Regionale Competitiviteit en Werkgelegenheid’ gefinancierd door EFRO en ESF en Doelstelling 3 : ‘Territoriale Samenwerking’ gefinancierd door EFRO. Convergentieregio’s zijn die waar het BBP (Bruto Binnen-lands Product) per inwoner minder is dan 75% van het gemiddelde in de Europese Unie. Alle andere regio’s zijn potentiële kandidaten voor Doelstelling 2.
Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) In overeenstemming met de Voorstellen van de Commissie voor de Algemene Verordening voor de Structuur- en Cohesiefondsen (COM(2004)492) en voor de EFRO-verordening (COM(2004)495).
Doelstellingen Het EFRO moet bijdragen tot de versterking van de economische, sociale en territoriale samenhang in de Europese Unie door het reduceren van de regionale ongelijkheden en het ondersteunen van de structurele ontwikkeling en aanpassing van regionale economieën. Het EFRO zal, in het bijzonder, als doel hebben het versterken van de competitiviteit en innovatie, het creëren van duurzame jobs, en de promotie van sterke milieu-vriendelijke groei. Het EFRO richt zijn hulp vooral op een aantal thematische prioriteiten die de doelstellingen weerspiegelen van de Cohesiepolitiek van de Europese Unie (Artikels 4, 5 en 6 van de EFRO-Verordening). In het algemeen draagt het EFRO bij tot de financiering van verschillende regionale ontwikkelings-initiatieven (b.v. productieve investeringen en infrastructuur).
8 COM (2005) 299 Cohesiebeleid inzake de ondersteuning van economische groei en werkgelegenheid: Strategische Richtlijnen van de Commissie, 2007–13
Programmering Het EFRO moet werken in overeenstemming met een programmeringsmethode voor de financieringsperiode 2007–13. In het alge-meen zal het ontwikkelen van strategische oriëntaties en programmeringen voor de Structuur- en Cohesiefondsen in drie stap-pen gebeuren : 1) De Europese Raad vaardigt Strategische Krachtlijnen van de Europese Gemeenschap uit voor financiering, 2) Lidstaten ontwikkelen nationale strategische kaders (NSKs) die de strategie uiteenzetten om de doelstellingen van de Europese Gemeenschap te realiseren 3) Lidstaten bereiden operationele programma’s voor die op het niveau van de Lidstaten concrete activiteiten onder het EFRO (evenals onder het ESF en het Cohesiefonds) ontwikkelen. NSKs en operationele programma’s slaan op de periode 01/01/2007–31/12/2013. Operationele programma’s leggen uit hoe de Lidstaten de EFRO-fondsen operationeel maken. Daarom creëren zij het kader voor het implementeren van het beleid en de prioriteiten die door het Fonds gecofinancierd zouden moeten worden. Daarom kunnen activiteiten die niet in de operationele programma’s werden opgenomen niet gefinancierd worden onder het EFRO. Daarom is het belangrijk dat activiteiten in het kader van het beheer van Natura 2000 gebieden opgenomen worden in de operationele programma’s indien de autoriteiten gebruik willen maken van EFRO cofinanciering.
Tabel 9 : Sleuteldata
in het implementatieproces voor het EFRO Actie De Strategische Richtlijnen van de Commissie over Cohesie zijn klaar. Lidstaten bereiden de NSFR’s voor en aanvaarden ze.
Lidstaten bereiden de voorstellen tot operationele programma’s onder het EFRO voor en passen ze toe.
Datum Aanvaard op 6 oktober 2006 (Raadsbesluit 2006/702/EC). Binnen de 5 maanden volgend op de aanvaarding van de Strategische Richtlijnen van de Gemeenschap (Algemene Richtlijn, Artikel 28.2). Niet later dan 5 maanden na de beslissing van de Commissie over NSRF (Algemene Richtlijn, Artikel 32.3) eventueel op hetzelfde moment als de voorstelling van de NRSF (Algemene Richtlijn, Artikel 28.2).
De Commissie kan de Lidstaat vragen het voorgestelde programma te herzien. De Commissie aanvaardt alle ope- Zo snel mogelijk maar niet larationele programma’s. ter dan vier maanden volgend op de formele aanvaarding door de Lidstaat (Algemene Richtlijn, Artikel 32.5). De operationele programma’s van 1 januari 2007 het EFRO gaan van start. Lidstaten stellen de Commissie Eind 2009 en 2012. een rapport voor over de invulling van de programma’s van de NSRF’s.
Tabel 10 : Lijst met de sleutelartikels in de EFRO-Verordening in relatie tot Natura 2000
9
De nieuwe Europese territoriale samenwerking
De doelstelling van de nieuwe Europese territoriale samenwerking (zoals uiteengezet in Artikel 6 van de ERDF-Richtlijn) vervangt het vroegere INTERREG-initiatief van de Gemeenschap. Dit houdt een belangrijker status in voor de territoriale samenwerking, die nu op ongeveer hetzelfde niveau zit als de doelstellingen inzake convergentie en competitiviteit. De lopende doelstelling 2007–13 van het Regionaal Fonds heeft een aandeel van 2.44% in het totale budget en bestaat uit drie aanknopingspunten : 6.1. grensoverschrijdend (74% van de doelstelling) Bestaat uit 65 verschillende geografische programmagebieden en pakt plaatselijke problemen aan langs grenzen op het land en aan zee, ook op het vlak van beheer van natuurlijke rijkdommen, waterpartijen enz. Ten minste twee landen zullen hiervan genieten, waarvan een lidstaat moet zijn (Artikel 19 van de ERDF-Richtlijn). 6.2. transnationaal (21% van de doelstelling) Bestaat uit een geheel van 13 verschillende geografische programmagebieden en is gericht op vernieuwing, leefmilieu, voorkomen van waterbeheersrisico’s, maritieme veiligheid, duurzame stedelijke ontwikkeling enz. Ten minste twee landen zullen hiervan genieten, waarvan een lidstaat moet zijn (Artikel 19 van de ERDF-Richtlijn). 6.3. interregionaal (5% van de doelstelling) Dit onderdeel richt zich op de uitwisseling van ervaring en best mogelijke praktijken op het vlak van innovatie, leefmilieu en risicopreventie. Er zal slechts een programma zijn voor de hele EU en activiteiten maken deel uit van de structurele programma’s van de Fondsen. Hiervan moeten minstens drie landen genieten, terwijl minstens twee daarvan lidstaten zijn (Artikel 19 van de ERDF-Richtlijn). Er zullen op de aangewezen regionale en interregionale niveau’s nieuwe onderzoeks- en sturingscomité’s worden opgericht om toe te kijken op de toepassing van deze programma’s. Regio’s die in aanmerking komen voor financiering onder het ERDF-Artikel 6 (Europese territoriale samenwerking) : http ://ec.europa.eu/regional_policy/sources/graph/cartes_ en.htm
Artikel Tekst Convergentiedoelstelling 4 (2) De informatiemaatschappij, inclusief de ontwikkeling van elektronische communicatieinfrastructuur, lokale inhoud, diensten en toepassingen, verbetering van een veilige toegang tot en de ontwikkeling van online publieke diensten, hulp en diensten voor SME’s voor de introductie en het gebruik van informatie- en communicatietechnologie (ICT) of om nieuwe ideeën te verwezenlijken 4 (4) Leefmilieu, inclusief investeringen in verband met waterlevering en water- en afvalbeheer, de behandeling van afvalwater en luchtkwaliteit; de preventie van, de controle op en de strijd tegen verdroging, geïntegreerde preventie van en controle op vervuiling, hulp om de gevolgen te verzachten van klimaatswijziging, herstel van de fysieke leefomgeving, inclusief vervuilde sites en bodem en herontwikkeling van brownfields, het bevorderen van de biodiversiteit en natuurbescherming, inclusief investeringen in NATURA 2000-gebieden, en hulp aan SME’s voor de ondersteuning van modellen voor duurzame ontwikkeling door de invoering van kosten-effectieve milieubeheersystemen en het invoeren en gebruiken van maatregelen om vervuiling te voorkomen 4 (5) Risicopreventie, inclusief de ontwikkeling en de invulling van plannen om natuurlijke en technologische risico’s te voorkomen en het hoofd te bieden. 4 (6) Toerisme, inclusief de promotie van natuurlijke troeven als potentie voor de ontwikkeling van duurzaam toerisme, de bescherming en verbetering van het natuurlijk erfgoed als ondersteuning van de sociaal-economische ontwikkeling, ondersteuning van de toepassing van toeristische diensten door nieuwe diensten met een toegevoegde waarde en om nieuwe, duurzamere vormen van toerisme aan te moedigen. 9 NB: dit Handboek mag niet gebruikt worden als vervanging voor de verwijzing naar de actueel gepubliceerde Verordening, die de uiteindelijke wettelijke tekst over de werking van de Fondsen bevat.
19
Artikel Tekst 4(8) Investeringen in transport, inclusief de verbetering van trans-Europese netwerken en de verbinding met TEN-Tnetwerken, geïntegreerde strategieën voor milieuvriendelijk vervoer dat bijdraagt tot een verbetering van de toegang tot en de kwaliteit van passagiers- en goederendiensten, om een evenwichtiger verdeling te bereiken, om intermodale systemen te promoten en om de milieuimpact te verkleinen. 4(9) Energie-investeringen, ook in de verbetering van transEuropese netwerken, die bijdragen tot een verbetering van de veiligheid van de toepassing, de integratie van milieuoverwegingen, de verbetering van energie-efficiëntie en de ontwikkeling van hernieuwbare energie. 4(10) Investeringen in onderwijs, inclusief beroepsopleidingen, die bijdragen tot de verhoging van de aantrekkelijkheid en de kwaliteit van het leven. Regionale concurrentievermogen en werkgelegenheid 5(2)a Leefmilieu en risicopreventie, en in het bijzonder, het stimuleren van investeringen voor het herstel van de leefomgeving, inclusief vervuilde, verdroogde en brownfieldsites en -gronden. 5(2)b Leefmilieu en risicopreventie, en in het bijzonder, het stimuleren van de ontwikkeling van infrastructuur verbonden aan biodiversiteit en investering in NATURA 2000-gebieden, waar dit bijdraagt aan duurzame economische ontwikkeling en/of de diversifiëring van landelijke gebieden 5(2)c
5(2)e
5(2)f
5(3)a
6(1)a
6(1)b
6(1)d
20
Leefmilieu en risicopreventie, en in het bijzonder : het stimuleren van energie-efficiëntie en de productie van hernieuwbare energie en de ontwikkeling van energieefficiëntiebeheerssystemen. Leefmilieu en risicopreventie, en in het bijzonder : de ontwikkeling van plannen en maatregelen om natuurlijke (zoals verdroging, droogte, branden en overstromingen) en technologische risico’s te vermijden en het hoofd te bieden. Leefmilieu en risicopreventie, en in het bijzonder : de bescherming en de verbetering van het natuurlijk en cultureel erfgoed ter ondersteuning van de sociaal-economische ontwikkeling en de promotie van natuurlijke en culturele troeven voor de ontwikkeling van duurzaam toerisme. Toegang, buiten de grote stedelijke gebieden, van transport- en telecommunicatiediensten met een algemeen economisch belang, en in het bijzonder : versterking van secundaire transportnetwerken door het verbetering van de verbindingen met de TEN-T-netwerken, regionale spoorwegknooppunten, luchthavens en havens of multimodale platformen, om radiale verbindingen met de prioritaire spoorwegverbindingen te realiseren en om regionale en lokale binnenvaart-waterwegen en korte zeetrafieken te promoten. Doelstellingen voor Europese territoriale samenwerking Ontwikkeling van grensoverschrijdende economische, sociale en leefmilieu-activiteiten door samenwerkingsstrategieën voor duurzame territoriale ontwikkeling, en vooral het aanmoedigen van ondernemerschap, in het bijzonder, de ontwikkeling van SME’s, toerisme, cultuur en grensoverschrijdende handel. De ontwikkeling van grensoverschrijdende economische, sociale en leefmilieu-activiteiten door samenwerkingsstrategieën voor duurzame territoriale ontwikkeling, en vooral het aanmoedigen van de bescherming en gezamenlijk beheer van natuurlijke en culturele bronnen, alsook de preventie van natuurlijke en technologische risico’s Ontwikkeling van grensoverschrijdende economische, sociale en leefmilieu-activiteiten door gezamenlijke strategieën voor duurzame territoriale ontwikkeling, en in eerste instantie het verminderen van afzondering door een verbeterde toegang tot transport, informatie- en communicatienetwerken en -diensten, en grensoverschrijdende water-, afval- en energiesystemen en netwerken en mogelijkheden.
Artikel Tekst 6(1)e Ontwikkeling van grensoverschrijdende economische, sociale en leefmilieu-activiteiten door gezamenlijke strategieën voor duurzame territoriale ontwikkeling : het ontwikkelen van samenwerking, capaciteit en gezamenlijk gebruik van infrastructuur, in het bijzonder in sectoren als gezondheid, cultuur, toerisme en onderwijs. 6(1) Bovendien mag het ERDF bijdragen aan de wettelijke en end administratieve samenwerking, de integratie van grensoverschrijdende arbeidsmarkten, plaatselijke werkgelegenheidsinitiatieven, gendergelijkheid en gelijke kansen, opleiding en sociale inclusie, en het verzamelen van menselijke bronnen en faciliteiten voor R&TD. 6(2)b Oprichting en ontwikkeling van transnationale samenwerking, inclusief de bilaterale samenwerking tussen maritieme gebieden die niet vallen onder punt 6(1), door het financieren van netwerken en van acties die de integratie van territoriale ontwikkeling bevorderen, in eerste instantie gericht op volgende prioritaire gebieden : leefmilieu, waterbeheer, energie-efficiëntie, risicopreventie en milieubeschermingsactiviteiten met een duidelijke transnationale dimensie. Acties mogen bevatten : bescherming en beheer van rivierbekkens, kustzones, maritieme bronnen, waterdiensten en wetlands; het voorkomen van brand, droogte en overstroming; de promotie van veiligheid op zee en de bescherming tegen natuurlijke en technologische risico’s; en bescherming en verbetering van natuurlijk erfgoed als ondersteuning voor sociaal-economische ontwikkeling en duurzaam toerisme. 6(2)d Het tot stand brengen en de ontwikkeling van transnationale samenwerking, inclusief bilaterale samenwerking tussen maritieme gebieden die niet vallen onder punt 6(1), door het financieren van netwerken en van acties die een geïntegreerde territoriale ontwikkeling bevorderen, vooral gericht op de volgende gebieden : duurzame stedelijke ontwikkeling; versterking van de policentrische ontwikkeling op transnationaal, nationaal en regionaal vlak, met een duidelijke transnationale invloed. Acties mogen de oprichting en de verbetering inhouden van stedelijke netwerken en verbindingen tussen stad en platteland; strategieën om de klassieke stads-plattelandsthema’s op te lossen; bescherming en promotie van het cultureel erfgoed, en de strategische integratie van ontwikkelingsgebieden op transnationale basis. 6(3)a Het opnieuw versterken van de doeltreffendheid van regionaal beleid door het promoten van : interregionale samenwerking gericht op vernieuwing en kennis van economie en leefmilieu en het voorkomen van risico’s in de zin van Artikel 5(1) en (2). 6(3)b Het opnieuw versterken van de doeltreffendheid van regionaal beleid door het promoten van : uitwisseling van ervaring wat betreft de identificatie, de overdracht en de verspreiding van de ‘beste praktijken’, inclusief stedelijke ontwikkeling zoals bedoeld in Artikel 8. 6(3)c Het opnieuw versterken van de doeltreffendheid van regionaal beleid door het promoten van : acties die bevatten : studies, gegevensbanken, en het observeren en analyseren van ontwikkelingstrends in de Gemeenschap. 8 Duurzame stedelijke ontwikkeling : het versterken van economische groei, het herstel van de leefomgeving, ontwikkeling van brownfields, en de bescherming en ontwikkeling van het natuurlijk en cultureel erfgoed, de promotie van het ondernemerschap, plaatselijke werkgelegenheid en de ontwikkeling van de gemeenschap, en het voorzien in op de bevolking gerichte diensten die rekening houden met de veranderende demografische structuren. 10 Gebieden met geografische en natuurlijke handicaps : het financieren van investeringen bedoeld om de toegankelijkheid te verbeteren, het bevorderen en ontwikkelen van economische activiteiten die gebaseerd zijn op het cultureel en natuurlijk erfgoed, het bevorderen van het duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen, en het bevorderen en stimuleren van een duurzamer toerisme.
Europees Sociaal Fonds (ESF) In overeenstemming met de Voorstellen van de Commissie voor de Algemene Verordening voor de Structuur- en Cohesiefondsen (COM (2004)492) en voor de ESF-Verordening (COM (2004)493).
Doelstellingen Het ESF ondersteunt het beleid en de prioriteiten die volledige werkgelegenheid beogen, de kwaliteit en de productiviteit op het werk bevorderen en het stimuleren van sociale integratie en cohesie (in de Europese Werkgelegenheidsstrategie (EES)). In het bijzonder zal het ESF rekening houden met de doelstellingen van de Europese Gemeenschap in de velden sociale integratie, educatie en opleiding en gelijkheid tussen mannen en vrouwen. Het ESF focust zijn hulp op een aantal thematische prioriteiten die de doelstellingen van het Cohesiebeleid van de Europese Unie (Artikel 3 van de ESF-Verordening) weerspiegelen.
Programmering Het EFRO moet werken op basis van een programmeringsaanpak voor de financieringsperiode 2007–13. In het algemeen zal het ontwikkelen van strategische oriëntaties en programmeringen voor de Structuur- en Cohesiefondsen gebeuren in drie stappen : 1) De Europese Raad vaardigt Strategische Krachtlijnen van de Gemeenschap uit voor financiering, 2) Lidstaten ontwikkelen nationale strategische referentiekaders (NSRKs) die de strategie uiteenzetten om te komen tot de realisatie van de doelstellingen van de Europese Gemeenschap. 3) Lidstaten bereiden operationele programma’s voor die op het niveau van de Lidstaten concrete activiteiten onder het EFRO (evenals onder het ESF en het Cohesiefonds) ontwikkelen. NSRF en operationele programma’s slaan op de periode 1 januari 2007 tot 31 december 2013. ESF-Operationele programma’s weerspiegelen de strategische keuzen en prioriteiten. Daarom wordt de ruimte om een gedetailleerde lijst met activiteiten bij te voegen beperkt. Hoe dan ook zal het mogelijk zijn om ecologische prioriteiten op te nemen in de programma’s, en die mogen slaan op gebieden die de realisatie van Natura 2000 kunnen ondersteunen (b.v. hervorming van de administraties die zich in de Lidstaten bezig houden met milieubeheer).
Tabel 11 : Sleuteldata in
het implementatieproces voor het ESF Actie Strategische Krachtlijnen van de Europese Commissie voor het Structureel Fonds treden in werking Lidstaten bereiden de NSRKs voor en leggen ze voor ter discussie Lidstaten bereiden de voorstellen van operationele program-ma’s onder het ESF voor en leggen ze voor ter discussie
Binnen de 5 maanden volgend op de aanvaarding van de Strategische Richtlijnen (Algemene Richtlijn, Artikel 28.2) Niet later dan 5 maanden na de beslissing van de Commissie over NSRF (Algemene Richtlijn, Artikel 32.2) eventueel op hetzelfde moment als de voorstelling van de NRSF (Algemene Richtlijn, Artikel 28.2).
De Commissie kan de Lidstaat vragen om het voorgestelde programma te herzien De Commissie aanvaardt elk Zo snel mogelijk maar niet later dan operationeel programma vier maanden volgend op de formele aanvaarding door de Lidstaat (Algemene Richtlijn, Artikel 32.5). Het ESF-operationeel pro1 januari 2007 gramma start Lidstaten stellen aan de De eerste keer in 2008 en ten laatCommissie een rapport voor ste op 1 oktober van elk jaar. over de vooruitgang in het invullen van de NSRKs Einde van de ESF-operatio31 december 2013 nele programma’s
Tabel 12 : Lijst met de sleutelartikels in de ESF-Verordening in relatie tot Natura 2000
10
Artikel
3(1)a ii
3(2)b i
3(2)b ii
10 NB: dit Handboek mag niet gebruikt worden als vervanging voor de verwijzing naar de actueel gepubliceerde Verordening, die de uiteindelijke wettelijke tekst over de werking van de Fondsen bevat.
Datum Aanvaard op 6 oktober (Raadsbeslissing 2006/702/EC).
Tekst Convergentie en Regionale competitiviteit en werkgelegenheidsdoelstellingen Ontwerpen en verspreiden van vernieuwende en meer productieve vormen van arbeidsorganisatie, inclusief de verbetering van gezondheid en veiligheid op de werkplek, de erkenning van toekomstige beroeps- en bekwaamheidsvereisten, en de ontwikkeling van bijzondere werkgelegenheid, opleiding en ondersteuningsdiensten, inclusief outplacement, voor arbeiders in het kader van een herstructurering van een bedrijf of een sector. Convergentiedoelstelling Versterking van de institutionele capaciteit en de efficiëntie van publieke administraties en publieke diensten op nationaal, regionaal en lokaal vlak en, waar aangewezen, van de sociale partners en de niet-gouvernementele organisaties, met het oog op de hervorming, een betere reglementering en goed beheer, in het bijzonder in de economie, werkgelegenheid, onderwijs, op ecologisch en judicieel vlak, in het bijzonder door het bevorderen van de ontwikkeling van goed beleid en programma’s inzake ontwerp, monitoring en evaluatie, ook door studies, statistieken en deskundig advies, ondersteuning van interdepartementale coördinatie en dialoog tussen betrokken publieke en private actoren. Versterking van de institutionele capaciteit en de efficiëntie van publieke administraties en publieke diensten […] : capaciteitsopbouw in het leveren van diensten en programma’s in de relevante domeinen, inclusief met het oog op de versterking van de wetgeving, in het bijzonder door een voortdurende management- en staftraining en de specifieke ondersteuning van sleuteldiensten, inspectiediensten en sociaal-economische actoren inclusief sociale en leefmilieupartners, betrokken niet-gouvernementele organisaties en representatieve beroepsorganisaties.
21
Cohesiefonds (CF) In overeenstemming met de Commissie-voorstellen voor de Algemene Verordening voor de Structuur- en Cohesiefondsen (COM (2004)492) en voor de Verordening ter oprichting van het Cohesiefonds (COM(2004)494)
Tabel 13 : Sleuteldata in het invullingsproces voor het Cohesiefonds Actie De Strategische Richtlijnen van de Commissie voor het Cohesiefonds zijn klaar. Lidstaten aanvaarden de NSFR’s.
Doelstellingen Ondersteuning van het Cohesiefonds zal gegeven worden aan : • Trans-Europese netwerken, in het bijzonder prioritaire projecten van Europees belang (Besluit 1692/96/EC); • Het leefmilieu binnen de prioriteiten toegekend aan het milieubeschermingsbeleid van de Gemeenschap. In deze context mag het Fonds ook tussenkomen in gebieden die gerelateerd zijn aan duurzame ontwikkeling die duidelijk milieuvoordelen oplevert, zoals energie-efficiëntie en hernieuwbare energie en, in de transportsector buiten de trans-Europese netwerken, spoor, binnenwateren en zeetransport, inter-modale transportsystemen en hun onderlinge combinatiemogelijkheden, het beheer van wegen, zee- en luchtverkeer, milieuvriendelijk stedelijk vervoer en openbaar vervoer.
Programmering Het Cohesiefonds moet werken in overeen-stemming met een programmeringsaanpak voor de financieringsperiode 2007–13. Het programmeren door Lidstaten die program-ma’s maken voor de Structuur- en Cohesie-fondsen verloopt in twee stappen : 1) Lidstaten ontwikkelen strategische referentiekaders (NSRKs) die de strategie uiteenzetten voor duurzame groei die bijdraagt tot de doelstellingen van Europa; 2) Lidstaten bereiden operationele programma’s (OPs) voor die een samenhangend pakket van prioriteiten definiëren die bereikt worden met de hulp van een Fonds. Elke prioritaire as bevat een groep van operaties. NSRKs en operationele programma’s slaan op de periode 01/01/2007–31/12/2013. OPs worden aange-nomen door de Europese Commissie.
Lidstaten aanvaarden het operationeel programma.
Datum Aanvaard op 6 oktober 2006 (Raadsbeslissing 2006/702/EC). Binnen de 5 maanden volgend op de aanvaarding van de Strategische Richtlijnen (Algemene Richtlijn, Artikel 28.2). Zo snel mogelijk maar niet later dan vier maanden volgend op de formele aanvaarding door de Lidstaat (Algemene Richtlijn, Artikel 32.5).
Informele onderhandelingen zijn reeds gestart met de Lidstaten voor de discussie over de NSRF.
Tabel 14 : Lijst met de sleutelartikels in de CF-Verordening in relatie tot Natura 2000
11
Artikel 2 (1)b
Tekst Steun van het Fonds wordt gegeven aan acties in volgende gebieden, om het vereiste evenwicht te verzekeren, en in overeenstemming met de investering en noden op het vlak van infrastructuur, specifiek voor elke Lidstaat die ondersteuning krijgt : leefmilieu binnen de prioriteiten toegekend aan het milieubeschermingsbeleid van de Gemeenschap. In deze context mag het Fonds ook tussenkomen in gebieden die gerelateerd zijn aan duurzame ontwikkeling die duidelijk milieuvoordelen oplevert, zoals energie-efficiëntie en hernieuwbare energie en, in de transportsector buiten de trans-Europese netwerken, spoor, binnenwateren en zeetransport, intermodale transportsystemen en hun onderlinge combinatiemogelijkheden, het beheer van wegen, zee- en luchtverkeer, milieuvriendelijk stedelijk vervoer en openbaar vervoer.
Activiteiten die niet zijn opgenomen in de prioritaire assen kunnen niet worden gecofinancierd.
11 NB: dit Handboek mag niet gebruikt worden als vervanging voor de verwijzing naar de actueel gepubliceerde Verordening, die de uiteindelijke wettelijke tekst over de werking van de Fondsen bevat.
22
Financieringsinstrument voor het Leef-milieu (LIFE+) LIFE+ bestaat uit drie componenten : LIFE+ Natuur en Biodiversiteit, LIFE+ Milieubeleid & Bestuur en LIFE+-Informatie en -Communicatie.
Doelstellingen De specifieke doelstellingen van LIFE+ Na-tuur en Biodiversiteit worden uiteengezet in Artikel 4(2) : • om bij te dragen tot de invulling van het beleid en de wetgeving van de Europese Ge-meenschap op het vlak van natuur en biodiversiteit […]; en om de verdere ontwikkeling en invulling van het Natura 2000 netwerk te ondersteunen, inclusief kust en maritieme habitats en soorten; • om bij te dragen tot de consolidatie van de kennisbasis voor de ontwikkeling, beoordeling, opvolging en evaluatie van het na-tuur- en biodiversiteitsbeleid en -wetgeving van de Europese Gemeenschap; • om het ontwerpen en de invulling te ondersteunen van de beleidsaanpak en de instrumenten voor het onderzoeken en be-oordelen van natuur en biodiversiteit en de factoren, spanningen en reacties die daar impact op hebben, vooral in verband met het bereiken van het doel, namelijk het verlies aan biodiversiteit binnen de Europese Ge-meenschap tegen 2010 een halt toeroepen; • om steun te voorzien voor een beter milieubeleid, om de betrokkenheid van stakeholders te vergroten, ook die van niet-gouvernementele organisaties, in het overleg over en bij de invulling van het natuur- en biodiversiteitsbeleid en de -wetgeving.’
Programmering Het LIFE+ Fonds werkt in overeenstemming met een meerjarenprogramma-benadering die door de Commissie wordt gebruikt. De Commissie ontwerpt meerjaren strategische programma’s voor 2007 tot 2010 en 2011 tot 2013. Deze programma’s bepalen de belangrijkste doelstellingen en prioritaire actiedomeinen voor de financiering door de Gemeenschap. Het werkingsprogramma voor de eerste meerjarenperiode 2007–10 is als annex toegevoegd aan de Richtlijn (Annex II). Behalve de meerjarenprogramma’s moet ook de Commissie informatie voorzien over de indicatieve toewijzing van het LIFE+-budget onder de Lidstaten, bepaald door criteria zoals de grootte en de dichtheid van hun bevolking, en hun aandeel in de gebieden die onder de Habitatrichtlijn op schaal van de Gemeenschap van belang zijn. Deze toewijzing van budgetten wordt berekend voor de meerjarenperiodes 2007–10 en 2011–13.
In het kader van de meerjaren strategische programma’s publiceert de Commissie jaarlijkse oproepen voor projectvoorstellen. Lidstaten ontvangen en verzamelen de individuele voorstellen en stuurt hen door om door de Commissie te worden gemodereerd. Uiteindelijk beslist de Commissie welke projecten steun mogen krijgen uit het jaarlijkse LIFE+-budget. Bij de selectie van projecten wordt voorrang gegeven aan projecten die de grootste bijdrage leveren aan EU-wijde leefmilieudoelstellingen, inclusief transnationale projecten. Wat de inbreng van het nationale niveau betreft, mogen de Lidstaten vanaf 2008 hun jaarlijkse nationale prioriteiten overmaken aan de Commissie (in overeenstemming met de prioriteiten opgenomen in Annex II). Er moet worden opgemerkt dat deze jaarlijkse prioriteiten verschillen van alle andere plannen en programma’s die werden voorbereid onder het EAFRD, EFF en het Structuur- en Cohesiefonds. Wanneer ze de oproep van de Commissie beantwoorden, mogen de Lidstaten ook geschreven commentaren voorzien over de individuele projectvoorstellen die verduidelijken hoe het voorstel past binnen de jaarlijkse nationale prioriteiten. De jaarlijkse oproep voor projectvoorstellen van de Commissie, en de definitieve selectie van succesvolle toepas-singen moet rekening houden met deze jaarlijkse nationale prioriteiten. Zijn uitgesloten van verkiesbaarheid : Artikel 9 van de LIFE+-tekst voorziet : “Deze Richtlijn zal de maatregelen niet financieren die vallen binnen de verkiesbaarheidscriteria en de hoofddoelstelling van andere financiële instrumenten van de Gemeenschap, inclusief het Europese Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling, het Competitiviteits- en Innovatie-kaderprogramma, het Europees Visserijfonds en het zevende Onderzoekskaderprogram-ma voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratieactiviteiten. De ont-vangers van steun onder deze Richtlijn informeren de Commissie over de financiering die ze hebben ontvangen van het Gemeenschapsbudget en over hun lopende gebruik van die financiering. De Commissie en de Lidstaten zullen stappen ondernemen om de coördinatie en de complementariteit te verzekeren met andere instrumenten van de Gemeenschap. De Commissie rapporteert over deze zaken in het kader van de middellange herziening en de finale evaluatie zoals voorzien in Artikel 15’. Dat betekent dat LIFE+ moet worden gebruikt om activiteiten te financieren wanneer voor de nationale invulling van andere Gemeenschapsfondsen die in dit handboek worden besproken geen financiering is voorzien. Dit handboek kan een hulp zijn bij het natrekken van de complementariteit. Een finale beslissing kan alleen worden genomen op het regionale of nationale implementatieniveau.
23
Tabel 15 : Sleuteldata in het
Om een toegevoegde waarde van Europa te verzekeren en om de financiering van terugkerende activiteiten te vermijden moeten projecten bovendien voldoen aan minstens een van volgende criteria :
implementatieproces voor het LIFE+ Fonds Actie De Commissie neemt het eerste strategisch meerjarenprogramma voor de periode 20072010 aan. MS legt de jaarlijke nationale priorieiten voor aan de Commissie.
Datum Aangenomen samen met de Richtlijn (Annex II).
Zo snel mogelijk na de aanvaarding van het meerjarenprogramma, en zeker niet na de datum die nadien door de Commissie wordt bepaald. (overeenkomstig met Artikel 14(2)(a)). Opmerking : Geen enkele prioriteit wordt voorgesteld ten opzichte van de jaarlijkse oproep voor voorstellen voor het budget 2007. De werking van het LIFE+ Fonds Herfst 2007 begint, de Commissie lanceert een eerste oproep voor voorstellen. Oproepen voor voorstellen door Jaarlijks vanaf 2007. de Commissie.
Sleutelartikels in de LIFE+-Richtlijn in verband met Natura 2000
12
Het sleutelartikel in de LIFE+-richtlijn in verband met Natura 2000 is Artikel 3, dat de verkiesbaarheidscriteria uiteenzet voor maatregelen en projecten die door de Richtlijn worden gefinancierd. In overeenstemming met Artikel 3 moeten de projecten die door LIFE+ worden gefinancierd voldoen aan volgende criteria : • van belang zijn op schaal van de Gemeenschap door een significante bijdrage te leveren aan de realisatie van de algemene doelstellingen van LIFE+ zoals uiteengezet in Artikel 1(2); en • een technische en financiële samenhang vertonen, uitvoerbaar en financieel verantwoord zijn.
12 NB: dit Handboek mag niet gebruikt worden als vervanging voor de verwijzing naar de actueel gepubliceerde Verordening, die de uiteindelijke wettelijke tekst over de werking van de Fondsen bevat.
24
• de beste praktijk zijn of demonstratieprojecten voor de invulling van Richtlijn 79/409/EEC over de bescherming van wilde vogels of Richtlijn 92/43/EEC13; • innoverend zijn of demonstratieprojecten, in verband met de milieudoelstellingen van de Gemeenschap, inclusief de ontwikkeling en verspreiding van de best mogelijke technieken, know-how of technologieën; • campagnes zijn die de waakzaamheid verhogen en speciale opleiding voor agenten die betrokken zijn bij preventie-interventies voor bosbrand; of • projecten zijn voor de ontwikkeling en invulling van de doelstellingen van de Gemeenschap die in verband staan met een breed gedragen, harmonische, samenvattende en langetermijnmonitoring van bossen en leefmilieu-interacties.’ Eveneens wordt meer gedetailleerde informatie over de mogelijke maatregelen die in aanmerking komen voor financiering gegeven in Annex I van de Richtlijn. Het punt (j) van deze Annex lijst de specifieke maatregelen op die bedoeld zijn voor financiering door de Natuur- en Biodiversiteitscomponent van LIFE+. Die houdt in : • beheer van gebieden en soorten en gebiedsplanning, inclusief de verbetering van de ecologische samenhang van het Natura 2000-netwerk. • monitoring van het beschermingsstatuut, inclusief het opzetten van procedures en structuren voor dergelijke monitoring. • de ontwikkeling en invulling van actieplannen voor de bescherming van soorten en habitats • de uitbreiding van het Natura 2000-netwerk in marienen gebieden, en • het aankopen van terreinen (met een aantal beperkingen die in de Annex worden opgesomd). Bovendien is Artikel 9, dat de criteria uitlegt waaraan moet worden voldaan, heel belangrijk (hierboven reeds besproken).
13 Respectievelijk de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen.
7de Onderzoekskaderprogramma (KP7) Beslissing nr. 1982/2006/EC van het Europees Parlement en van de Raad van 18 december 2006 betreffende het Zevende Kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratieactiviteiten (2007–13).
Doelstellingen Het 7 Onderzoekskaderprogramma (KP7) licht de prioriteiten van Europa toe op het vlak van onderzoek en technologische ontwikkeling voor de periode van 1 januari 2007 tot 31 december 2013. De KP7-doelstellingen hebben als specifiek doel het ondersteunen van de doelstellingen van de Lissabonagenda door middel van onderzoeksactiviteiten, door Europa gefinancierd.
Tabel 16 : Sleuteldata in
het implementatieproces voor het KP7 Actie KP7 wordt gelanceerd Eerste oproepen voor voorstellen onder KP7 en eerste KP7projecten worden gelanceerd Voortdurende oproepen voor voorstellen en uitvoering van de projecten onder KP7 Einde van KP7
Datum In het voorjaar van 2007. Vanaf het begin van 2007.
2007–13
2013
de
Samen met andere bronnen ondersteunt de KP7 transnationaal onderzoek in een aantal thematische gebieden, b.v. het leefmilieu (Artikel 2 van het Besluit). De sleutelmilieu-thema’s onder KP7 zijn • voorspelling van wijzigingen in klimaat, ecologische, terrestrische en maritieme systemen, • methodes en technologieën voor de controle, preventie en vermindering van milieudruk en de gezondheidsrisico’s die daaruit voortvloeien, en • de bescherming van het natuurlijke en door de mens beïnvloede leefmilieu.
Tabel 17 : Lijst met de sleutelartikels in het KP7 in relatie tot Natura 2000
15
Artikel 2(1)(i)f
Tekst Samenwerking : ondersteuning van alle onderzoeksacties uitgevoerd in transnationale samenwerking in deze themagebieden : Leefmilieu (inclusief Klimaatverandering) 2(1)(i)g Samenwerking : ondersteuning van alle onderzoeksacties uitgevoerd in transnationale samenwerking in deze themagebieden : transport (b.v. vergroening van het wegtransport) Het Capaciteitsprogramma kan ook belangrijk zijn voor b.v. infrastructuur (Artikel 2(5)). Onderwerpen als biotechnologie, landbouw en voeding kunnen van belang zijn voor het samenwerkingsprogramma. (Artikel 2(1)(i)b).
Programmering KP7 dekt de periode 1 januari 2007 tot 31 december 2013. Individuele projectvoorstellen onder KP7 worden aangemoedigd door oproepen aan onderzoekers om projectvoor-stellen voor een specifiek gebied van het Kaderprogramma in te dienen. Oproepen zullen in het Official Journal van de Europese Unie gepubliceerd worden en meer informatie kan gevonden worden op de websites van Europa en Cordis.14
14 Zie: http://europa.eu.int/comm/research/future/ index_en.cfm en http://www.cordis.lu/fp7/
15 NB: dit Handboek mag niet gebruikt worden als vervanging voor de verwijzing naar de actueel gepubliceerde Verordening, die de uiteindelijke wettelijke tekst over de werking van de Fondsen bevat.
25
© M. Stránský
26
FINANCIERINGSMOGELIJKHEDEN VOOR BEHEERSACTIVITEITEN IN NATURA 2000
Hieronder worden enkele hypothetische ‘natuurbeschermingsprojecten op grote schaal’ beschreven waarvoor fondsen van de Europese Gemeenschap kunnen worden gebruikt als ondersteuning van diverse beheersaspecten. De specifieke maatregelen die in de voorbeelden worden besproken zijn opgenomen in de tabellen op de volgende bladzijdes. Door de wegen duidelijk te maken waarlangs deze voorbeelden financiering kunnen ontvangen, wordt
gehoopt dat de actoren die betrokken zijn bij beschermingsprojecten in Europa de verschillende mogelijk-heden zullen ontdekken die beschikbaar zijn door de nieuwe geïntegreerde financieringsaanpak, maar ook de nood om in een brede waaier aan bronnen actief naar fondsen te zoeken.
27
Voorbeeld 1: Bescherming van beren in Natura 2000 gebieden De Bruine beer (Ursus arctos) is wereldwijd de meest verspreide beer. Bruine beren hebben een zwaar hoofd met een korte neus, ronde nauwelijks zichtbare oren, kleine ogen, een korte staart en een zwaargebouwd lichaam met een opvallende schouderbult. Beren hebben een laag voortplantingsgemiddelde en zijn kwetsbaar voor mens-gerelateerde sterfte. Het zijn omnivoren en ze hebben nood aan grote habitats, wat hen kwetsbaar maakt voor veranderingen in het landgebruik. De beste berenhabitats in Europa zijn reeds verdwenen door het kappen en exploiteren van bossen. De beste berengebieden en -corridors moeten voldoende beheerd en beschermd worden. Maar niet alleen de aanwezigheid van bestaande habitats is belangrijk voor de overleving van de Bruine beer. Ook de het aanvaarden van de Bruine beer door de mens en een aangepast beheer zijn van cruciaal belang voor de toekomst van deze soort. Bewustmaking en vorming is nodig om het brede publiek in berengebieden te informeren over het gedrag en de ecologie van de beer. Landbouwers moeten aangemoedigd worden om de het vee op traditionele wijze te bewaken om het toenemende conflict rond predatie van de veestapel te verkleinen. Activiteiten die kunnen gevraagd worden voor de “Bescherming van beren in Natura 2000 gebieden” [het nummer van de activiteit verwijst naar het nummer van het overeenkomende blad in de volgende tabellen]: • Opleiding voor medewerkers die werken rond berenbescherming [activiteiten 3, 21] • Gebiedsherstel, verbetering van de habitat voor beren (b.v. het aanplanten van traditionele voedselplanten als fruitbomen) [activiteiten 13, 15] • Lange-termijn monitoring van individuele beren [activiteiten 17, 19] • Telling van de berenpopulatie [activiteit 2] • Educatie van het bredere publiek [activiteit 20, 21] • Ontwikkeling en verkoop van beervriendelijke producten [activiteiten 15, 16] • Netwerking met berenprojecten in aanpalende regio’s [activiteit 20] • Wegwerken van infrastructuurbarrières op berencorridors (groene bruggen, tunnels) [activiteit 13] • Intensieve sensibilisatie om breder draagvlak voor berenbescherming te bekomen [activiteit 20] • Evaluatie van sensibilisatie [activiteit 20] • Lobbying en informatieverlening naar betrokken interessegroepen toe [activiteit 20] • Ontwikkeling en/of updaten van beheersplannen met waarin stakeholders betrokken worden [activiteiten 5, 8] • Schadepreventiemaatregelen (elektrische afscherming, waakhonden) [activiteit 15, 24] • Beervriendelijke bufferzone creëren rond site (in landbouwgebied) [activiteiten 15, 16] • Bouw en onderhoud van educatieve sporen/paden in gebied [activiteiten 22, 25] • Bouw van bezoekersinfrastructuur (bezoekerscentrum) [activiteit 25] • Bouw van soortgerelateerde infrastructuur (hokken voor rehabilitatie) [activiteit 24] • Risicopreventie in het gebied (maatregelen tegen bosbranden) [activiteit 18]
Maatregelen in verband met dit project zijn in onderstaande tabellen aangeduid
.
Ursus arctos, de Bruine beer. © WWF-Canon/Michel Gunther
28
Voorbeeld 2: Inkomstenwinning door bosbouw en landbouw in Natura 2000 gebieden Het inkomen wordt vergaard op verschillende landbouwpercelen op een oever van de rivier, een beukenbos met enkele lapjes naaldhout, en een vochtig gebied met bronnen. Het originele plantpatroon van het bos bestond uit bomen van dezelfde leeftijd en kende een klassiek beheer gericht op productie. Sommige percelen worden nu afwisselend verjongd waardoor een meerjarig en ongelijkvormig bos ontstaat. Andere percelen blijven bestemd voor houtproductie en enkele delen van het bos worden voor energieproductie gebruikt. Een van de percelen ligt in een vochtiger gedeelte met veel bronnen. De vorige aanplant, die uit coniferen bestond, is volledig geoogst en de drainagebuizen werden opgevuld met plantaardige restanten van de kapping. Zo wordt het oorspronkelijke moeras hersteld. Er werd gekozen voor natuurlijke verjonging. Waar dit niet snel genoeg gebeurt worden de open plekken met geschikte bomen ingeplant. De flora en fauna kan zichzelf herstellen en een halfnatuurlijk habitat zal onstaan. Dit beheerstype wordt als duurzaam beschouwd. Het laat op alle percelen een flinke toename aan biodiversiteit toe en tegelijk blijft het bosbeheer rendabel. De landbouwpercelen worden jaarlijks geoogst. Sommige worden gebruikt voor voedselproductie, andere werden aangeduid als weiland voor de veevoederproductie. Het beheer van deze velden respecteert de landbouwkundige milieunormen en zorgt voor de instandhouding van een keverpopulatie. Activiteiten die nodig kunnen zijn voor het “Levensonderhoud door bosbouw en landbouw in Natura 2000 gebieden” [nummer van activiteit verwijst naar nummer van het overeenkomende blad in de tabellen hieronder]: Bosbouw • Aan de standplaats aangepaste beplanting met verschillende boomsoorten om een veellagige bosstructuur te creëren [activiteit 12] • Behoud van oude en dode bomen [activiteit 12] • Controle op gebiedsvreemde soorten die de habitats kunnen schaden [activiteit 14] • Mengen van de soorten (genetische diversiteit) [activiteit 12] • Verschillende afstanden tussen nieuw aangeplante bomen [activiteit 12] • Het verwijderen van drainage in zones met bronnen [activiteit 12] • Monitoring van de sanitaire status en de vitaliteit van de plots [activiteit 14] • Opleidingsprogramma voor de stafmedewerkers [activiteit 21] • Het ontwikkelen van infrastructuur (creëren van toegangspaden, gebruik van omheiningen als bescherming tegen recreatie e.d.) [activiteit 25] Landbouw • Het creëren van bufferzones rond de velden [activiteit 12] • Uitstellen van de grasoogst door de hooivelden later te maaien [activiteit 12] • Rotatie van begraasde en gemaaide stukken in de loop van het jaar [activiteit 12] • Bescherming van het hagenpatroon, ook om het vee in te rasteren [activiteit 12] • Maatregelen om schade te voorkomen (elektrische afrastering, waakhonden) [activiteit 15, 24] • Beervriendelijke bufferzones creëren rond de site (op landbouwgrond) [activiteiten 15, 16] • Bouwen en onderhouden van educatieve paden en wegen in het gebied [activiteiten 22, 25] • Bouwen van bezoekersinfrastructuur (bezoekerscentrum) [activiteit 25] • Soortgerelateerde infrastructuur bouwen (hokken voor rehabilitatie) [activiteit 24] • Risicopreventie in het gebied (maatregelen tegen bosbranden) [activiteit 18] Informatie en communicatie • In samenwerking met onderzoekscentra communicatie- en informatiecampagne gericht op het publiek en de scholen opzetten [activiteiten 20, 21] • Aanbrengen van waarschuwings- en informatieborden [activiteit 22] • Creëren van infrastructuur voor publiek gebruik (voorbeelden: showroom met lokale producten, omheiningen enz.) [activiteit 22] Maatregelen in verband met dit project zijn in onderstaande tabellen aangeduid
.
29
Voorbeeld 3: Duurzaam rivierbeheer, inclusief bescherming van otterhabitats met toeristische activiteiten in Natura 2000 gebieden De Donau is een van de mooiste rivieren van Europa. Delen van de rivier zijn aangeduid als Natura 2000 gebied omwille van de aanwezigheid van habitats en soorten die voorkomen in de Habitatrichtlijn. Zo is er b.v. een otterhabitat, leven er vele soorten sprinkhanen op de zandbanken en waterjuffers in de bergmeertjes die met de rivier verbonden zijn. Kinderen spelen graag langs deze rivier omdat er een heleboel dingen te ontdekken zijn. Het toerisme groeit omdat de regio rijk is aan natuur en een heleboel mogelijkheden biedt voor natuuractiviteiten: trektochten, fietsen, raften, observeren van dieren (Otter), etc. Als gevolg van de dammen die stroomopwaarts werden gebouwd, stroomt het water steeds sneller door de rivier en daarom moet ze ook voortdurend uitgediept worden. Dat veroorzaakt problemen voor belangrijke habitats die met de rivier verbonden zijn. Veel bergmeertjes kwamen droog te staan en de rivier stroomt sneller met minder zijtakken dan voorheen. Hierdoor steeg ook de bezoekersdruk op de laatst overblijvende habitats. Het stroomgebied van de rivier ligt op het grondgebied van twee Lidstaten. Activiteiten die noodzakelijk kunnen zijn voor “Duurzaam rivier-beheer inclusief otterhabitatbescherming met toeristische activiteiten in Natura 2000 gebieden”: [nummer van de activiteit verwijst naar het overeenkomende blad in de tabellen hieronder]. • • • • • • • • • • •
Bewustmaking van de lokale bevolking om het begrip voor rivierherstel te verhogen [activiteit 20] Afbreken/verwijderen van dammen [activiteit 12] Aankoop van gronden voor rivierherstel [activiteit 23] Creëren van vistrappen [activiteit 24] Het bouwen van een bezoekerscentrum [activiteit 25] Bouwen van barbecueplaats voor toeristen dicht bij rivier (om risico op illegale vuurtjes tot minimum te beperken) [activiteit 22] Maken van een folder voor toeristen [activiteiten 3, 20] Aanleggen van een fietspad langs de rivier [activiteit 22] Inventariseren van libellen- en sprinkhanenpopulatie [activiteit 17] Uitzetten van endemische rivierkreeftjes [activiteit 13] Bevorderen van dood hout in de aluviale bossen [activiteit 12]
• Maatregelen in verband met dit project zijn aangeduid in de tabellen
.
Lutra lutra, Otter. © WWF-Canon/Sanchez & Lope
30
Voorbeeld 4: Bruinvisbeschermingsproject De Bruinvis (Phocoena phocoena) is een van ‘s werelds kleinste walvisachtigen, wordt gemiddeld 1,55 meter lang en heeft een gewicht van 55 kg. Bruinvissen leven doorgaans in kustwateren, en hun Engelse benaming (harbour porpoise) hebben ze te danken aan hun regelmatige verschijning in baaien, estuaria en havens. Bruinvispopulaties zijn over de hele lijn bedreigd door sterfte als gevolg van de visserij. Ook chemische vervuiling, geluidshinder, bootverkeer en voedseltekort bedreigen deze soort. Meer informatie over de belangrijkste leefgebieden voor de Bruinvis dient vergaard te worden en deze plaatsen zullen efficiënt beschermd en beheerd moeten worden. Vissers moeten aangemoedigd worden om visnetten te ontwikkelen en te gebruiken die de bijvangst van Bruinvissen tot een minimum beperken. Het is belangrijk dat actieve middelen ingezet worden om Bruinvissen te alarmeren voor de aanwezigheid van een net en hen daarvan weg te houden, b.v. akoestische afschrikmiddelen (‘pingers’). Activiteiten die noodzakelijk kunnen zijn voor het “Bruinvisbescher-mingsproject”: [nummer activiteit verwijst naar overeenstemmende blad in onderstaande tabellen]: • • • • • • • • • • •
Identificatie en aanwijzing van belangrijke gebieden voor Bruinvissen [activiteit 2] Onderzoek naar verspreiding en gedrag van Bruinvissen [activiteit 13] Lange-termijn monitoring van de Bruinvissen [activiteit 17] Ontwikkelen en gebruiken van visnetten die de bijvangst minimaliseren (vissers en wetenschappers) [activiteiten 4, 13] Verbeteren van de waterkwaliteit en controle op vervuiling [activiteit 12] Bescherming en beheer van voedselbronnen voor bruinvissen b.v. vis en cephalopoïden [activiteit 12] Opleiding voor de medewerkers die betrokken zijn bij de bescherming van Bruinvissen [activiteiten 13, 21] Netwerking met bruinvisprojecten in naburige regio’s [activiteit 7] Vorming en informatieverlening voor betrokken partijen b.v. vissers, kustwachten [activiteiten 3, 20] Informatie voor een breder publiek om de gevoeligheid voor bruinvisbescherming te verhogen [activiteiten 3, 20] Bouw van een bezoekerscentrum [activiteit 25]
Maatregelen in verband met dit project zijn aangeduid in de tabellen
.
Phocoena phocoena, Bruinvis. © WWF/Bernd Lammel
31
Voorbeeld 5: Beheer van droge graslanden in Natura 2000 gebieden “Bloemenrijkdom” is de slogan die gebruikt wordt voor het heuvelachtige Natura 2000 gebied Flowerhill. De landbouwers beheren het land op een traditionele en duurzame manier. Het grootste gedeelte van het grasland is droog en weinig productief. Delen ervan worden slechts om de twee jaar gemaaid. Sommige delen van het grasland worden door geiten begraasd. De melk van de geiten is goed omwille van de hoge kwaliteit van het grasland, en toch is er onvoldoende lokale vraag om alles verkocht te krijgen. Een aantal jaren geleden beslisten enkele landbouwers om in de vochtigere gedeelten van het gebied bomen te planten. Sommigen groeiden niet goed, maar sommige streekeigen soorten deden het wel erg goed en de landbouwers gebruiken dat hout om brand- en timmerhout te produceren. Het is moeilijk om jonge landbouwers te overtuigen om dit traditionele land- en bosbeheer voort te zetten. Sommige willen er wijndruiven telen en enkele hebben de landbouw al vaarwel gezegd. Andere werken slechts deeltijds in de landbouw zodat sommige delen van de droge graslanden niet meer worden beheerd. Bomen en struikgewas rukken op in deze delen. Zeldzame vlinders die deze droge habitats nodig hebben zijn haast uit het gebied verdwenen. Activiteiten die noodzakelijk kunnen zijn voor ”Beheer van droge graslanden Natura 2000 gebieden”: [nummer van de activiteit verwijst naar het overeenkomende blad in de tabellen hieronder]: • • • • • • • • • • • • •
Ontwikkelen van een beheersplan voor droog grasland [activiteit 5] Aankoop van geiten voor begrazing [activiteit 13] Bouwen van een gewone stal voor de geiten [activiteit 12] Bouwen van houten afscherming voor het droog grasland [activiteit 12] Premie voor het eens per jaar maaien met een maaimachine van de niet-begraasde delen [activiteit 13] Aankoop van een maaimachine voor de landbouwers [activiteit 12] Kappen van struikopslag op niet-beheerde droge graslanden [activiteit 12] Premie voor duurzaam beheer van oorspronkelijke bossen [activiteit 13] Ontwikkelen van kleine infrastructuur (veldwegen) in bos en grasland [activiteit 10] Organisatie van een vergadering over het “beheer van droge graslanden” [activiteit 7] Ontwerpen van een logo en een slogan voor de plaatselijke landbouwproducten (b.v. melk) [activiteit 20] Communicatieopleiding voor de beheerder van het Natura 2000 gebied [activiteit 21] Inrichting van een tentoonstellingsplaats voor lokale producten in de parochiezaal [activiteit 20]
• Maatregelen in verband met dit project zijn aangeduid in de tabellen
Abandoned farmland in the mediterranean. © S. Simis
32
.
Voorbeeld 6: Rivierbeheer met landbouw-, aquacultuuren toeristische activiteiten in Natura 2000 gebieden Een rivier stroomt door een vallei in landelijk gebied dat is samengesteld uit rijke landbouwakkers, boomgaarden, naalden loofhoutbossen, viskwekerijen en recreatieterreinen. Een stad die op de oever van de rivier gevestigd is loost een deel van haar ongezuiverd afvalwater in de rivier. Waterhergebruik-projecten staan op stapel. Stapstenen, kleine bijzondere zones van de rivier die door migrerende waterorganismen worden gebruikt, werden als intervallen van ongeveer 20 km aangeduid langs de rivier. Industriële en landbouwkundige activiteiten zijn gereglementeerd in de zones die hierbij aansluiten en de toegang voor het publiek is beperkt. De stapstenen zijn aanduid in kwetsbare gebieden die worden gebruikt door beschermde soorten (voedsel-, rust- en broedgebieden). Specifieke fauna en flora van de rivier en de rivierbanken wordt geïnventariseerd in samenwerking met onderzoekscentra en vissers-, boot- en landeigenaarsverenigingen. Om erosie en de impact ervan op de rivierkwaliteit te vermijden, planten beheerders van aangrenzende gronden bomen en hagen. Delen van de rivier worden gebruikt als viskweekvijvers. Activiteiten die noodzakelijk kunnen zijn voor ”Rivierbeheer met landbouw, aquacultuur en toeristische activiteiten in Natura 2000 gebieden”: [nummer van de activiteit verwijst naar het overeenkomende blad in de tabellen hieronder]: • • • • • • • • • • • •
Stadsplanning, afvalwaterrecuperatieprojecten [activiteiten 12, 25] Beheer en inventarisatie van de ‘stapstenen’ [activiteiten 12, 13, 14] Beheer en inventarisatie van fauna en flora van rivier [activiteiten 12, 13, 14] Invoeren van riviercontracten met eigenaars van de percelen langs de rivier [activiteit 12] Constructie van afsluitingen om de oevers te beschermen, vooral die dicht bij de ‘stapstenen’ [activiteit 12] Opleiding van de medewerkers in het natuurtechnisch beheer van visserij en de rivier [activiteit 20] Vorming van de lokale bevolking en samenwerking met onderwijsinstellingen [activiteiten 3, 21] Vergaderingen met dorpsbewoners en stakeholders [activiteit 20] Infrastructuur in functie van visserij en het waterverkeer, inclusief voorzieningen voor mindervaliden [activiteit 22] Alarmsysteem in geval van ziektes of watergebonden problemen [activiteit 17] Ontwikkeling van vis/natuur-vakantiepakketten [activiteit 20] Toeristische infrastructuur (b.v. stijgers, paden) [activiteit 22]
Maatregelen in verband met dit project zijn aangeduid in de tabellen
.
Oxbows at Notec River in Poland. © M. Czasnoić
33
Activiteit 1: ADMINISTRATIE VAN HET SELECTIEPROCES Fonds
Beschrijving
Doel-groepen
Land types
Gebiedsbeperkingen
Opmerkingen/andere beperkingen
Voorbeelden
ELFPO geen EVF geen
LIFE+ 3
Selectiecriteria
alle mogelijke
alle mogelijke
geen
KP7 geen
Niet in zijn geheel te selecteren, aan te vullen met gegevens over de opvolging en met uitzonderingen voor mariene gebieden.
Fonds
Beschrijving
Gebiedsbeperkingen
Opmerkingen/andere beperkingen
Voorbeelden
EFRO geen ESF geen CF geen
Belangrijke opmerking bij de tabellen EFRO
EFRO-financiering is bedoeld voor productieve investeringen (b.v. infrastructuur). Daarom moeten activiteiten in het kader van Natura 2000/Natuurgebieden geïntegreerd worden in een bredere ontwikkelingscontext. EFRO
Art.6
Regio’s die in aanmerking komen voor financiering door Artikel 6 van het ERDF (Europese territoriale samenwerking), voor de wettelijke basis, zie de Artikel 7 van de Algemene Richtlijn (Richtlijn EC 1083/2006): http://ec.europa.eu/regional_policy/sources/graph/cartes_en.htm CF
Activiteiten in verband met Natura 2000/Natuurgebieden moeten vaak geïntegreerd worden in een bredere ontwikkelingscontext.
34
Activiteit 2: WETENSCHAPPELIJKE STUDIES/INVENTARISATIES TER IDENTIFICATIE VAN HET GEBIED Fonds
Beschrijving
ELFPO 52(d)
Een maatregel Alle mogelijke Maatregel betreffende niet beperkt tot een beverwerving van vakkunpaald gedigheid en biedstype. dynamisering met het oog op de opstelling en de uitvoering van een plaatselijke ontwikkelingsstrategie
Doel-groepen
Land types
Gebiedsbeperkingen
Zie Art. 59 De steun die in Artikel 52(d) wordt ver-meld kan slaan op: (a) studies over de betreffende regio; (b) het verzamelen van informatie over de streek en de lokale ontwikkelingsstrategie; […]
63
Leader
Geen
Zie de Artikels 61–65.
EVF 37(j)
Het stimulevissers, anren van sadere menwerking tussen wetenschappers en andere actoren in de visserijsector.
LIFE+ 3
Selectiecriteria Alle mogelijke Alle mogelijke
KP7 2(1)(i)f
Doelstellingen Alle mogelijke Alle mogeen Activiteilijke ten: Leefmilieu (inclusief Klimaatwijziging)
Alle mogelijke Alle lande(in landelijke lijke gebiegebieden) den.
Kust-, zeeGeen en binnenwaters, wetlands.
Geen
Transnationale samenwerking
Opmerkingen/andere beperkingen
Art 34: Collectieve acties: moeten worden uitgevoerd met de actieve steun van de organisatoren zelf of door verenigingen die in opdracht werken van de organisatoren of andere organisaties die door de Lidstaat werden erkend.
Voorbeelden
In het kader van een Lokale Actiegroep kan publieke/private samenwerking gebruikt worden om on-derzoek naar gebiedsinventarisaties uit te voeren: tellingen van bepaalde soorten, ontwikkelen van plaatselijke vakkennis en het in de toekomst in de regio mogelijk maken van ecotoerisme. Vissers en wetenschappers kunnen samen onderzoek voeren naar de aanwezigheid van mariene diersoorten. Door vissers verzamelde gegevens kunnen gebruikt worden in de evaluatie van het gebied. Visserijgegevens kunnen in de inventarisatiegegevens van het gebied worden opgenomen.
Niet in zijn geheel te selec- teren, aan te vullen met gegevens over de opvolging en met uitzonderingen voor mariene gebieden. Context: onderzoek – zie Annex 1 voor meer details over het leefmilieuthema
Kan een grensoverschrijdende vergelijkende studie tussen gebieden financieren. De verzamelde informatie kan gebruikt worden om de prioritaire gebieden te selecteren. Studie kan methodes voor gebiedsidentificatie ontwikkelen en verbeteren (b.v. in kandidaat EU-landen).
Fonds
Beschrijving
Gebiedsbeperkingen
Opmerkingen/andere beperkingen
Voorbeelden
EFRO geen ESF geen CF geen
35
Activiteit 3: VOORBEREIDING VAN HET EERSTE INFORMATIE- EN PUBLICITEITSMATERIAAL Fonds
Beschrijving
Doel-groepen
Land types
Gebiedsbeperkingen
ELFPO 20(a)(i)
Acties op het gebied van beroepsopleiding en voorlichting, met inbegrip van verspreiding van wetenschappelijke kennis en innoverende praktijken, ten behoeve van in de sectoren landbouw, voedsel en bosbouw werkzame personen Bevordering van toeristische activiteiten
Landbouwers, bosbouwers
Maatregel niet beperkt tot een bepaald gebiedstype
geen
Alle mogelijke
Maatregel niet beperkt tot een bepaald gebiedstype Maatregel niet beperkt tot een bepaald gebiedstype Maatregel niet beperkt tot een bepaald gebiedstype.
geen
52(a)(iii)
52(c)
52(b)(iii)
52(d)
63
36
Een maatregel betreffende opleiding en voorlichting Alle mogelijke voor economische actoren die werkzaam zijn op de onder as 3 vallende terreinen Instandhouding en opwaardering van het landelijk Alle mogelijke erfgoed
Een maatregel betreffende verwerving van vakkundig- Alle mogelijke heid en dynamisering met het oog op de opstelling en de uitvoering van een plaatselijke ontwikkelingsstrategie Leader Alle mo-gelijke (in landelijke gebieden).
geen
geen
Maatregel niet beperkt tot een bepaald gebiedstype.
geen
Alle landelijke gebieden.
Moet gebeuren binnen een specifiek afgelijnd subregionaal landelijk gebied, zoals beschreven in een lokale ontwikkelingsstrategie.
EVF 27(1)(a)
De diversifiëring van activiteiten met het oog op het bevorderen van veelsoortige jobs voor vissers.
vissers
Maatregel niet beperkt tot een bepaald gebiedstype
27(1)(c)
Schema’s voor bijscholing in andere beroepsmogelijkheden buiten de zeevisserij.
vissers
Maatregel niet beperkt tot een bepaald gebiedstype.
geen
37(i)
Opwaarderen van de vakbekwaamheid, of het ontwikkelen van nieuwe opleidingsmethodes en -instrumenten;
vissers, anderen
Maatregel niet beperkt tot een bepaald gebiedstype.
geen
44(1)(b)
Herstructureren en bijsturen van economische activiteiten, in het bijzonder door het bevorderen van ecotoerisme, in zoverre dat deze acties geen toename van de visserijinspanningen tot gevolg hebben;
arbeiders in de vis- Maatregel niet beserij of aanverwante perkt tot een besectoren. paald gebiedstype.
Verwijzing naar Artikels 43(3),(4)
44(1)(c)
Diversifiëren van activiteiten door het stimuleren van arbeiders in de vis- Maatregel niet beeen bredere waaier aan jobs voor vissers door het creë- serij of aanverwante perkt tot een beren van jobs buiten de visserijsector; sectoren. paald gebiedstype
Verwijzing naar Artikels 43(3),(4)
44(1)(i)
Het verbeteren van de vakkennis en het stimuleren van de voorbereiding en invulling van de lokale ontwikkelingsstrategie.
Publieke administraties, KMO’s, anderen
Maatregel niet beperkt tot een bepaald gebiedstype.
Verwijzing naar Artikels 43(3),(4)
LIFE+ 3
Selectiecriteria
alle mogelijke
alle mogelijke
geen
KP7 geen
geen
Opmerkingen/andere beperkingen
Voorbeelden
Art 21: De steun mag niet worden gebruikt voor cursussen die reeds deel uitmaken van normale programma’s of systemen van landen bosbouwopleidingen in het middelbaar en hoger onderwijs. Zie Art 55.
Het produceren van opleidingsmateriaal voor land- en bosbouwers, beschrijving van beervriendelijke land- en bosbouwmethodes.
Zie Art 58.
Opleidingen voor private gidsen om de kennis van en aandacht voor beschermde gebieden te verhogen en informatie voor uitbaters van hoevetoerisme.
Zie Art 57.
Het voorbereiden van tentoonstellingen over het natuurlijk erfgoed en het traditionele landleven in relatie tot de Natura 2000 gebieden. Beroepsopleiding voor gebiedsbeheerders van beschermde zones over de natuurwaarden van de oude landschappen en traditionele vormen van bodemgebruik. Het realiseren van opleidingsmateriaal ten voordele van Natura 2000, mogelijke invloeden van Natura op de lokale ontwikkeling – zowel bestemd voor de medewerkers die verantwoordelijk zijn voor de lokale ontwikkelingsstrategie en een regionaal of breder netwerk van actoren die betrokken zijn in lokale ontwikkeling en publiek-private samenwerking. De ontwikkeling van een gebied op basis van lokale ontwikkelingsstrategieën die naast sociale en economische belangen ook de belangen van Natura dienen, zoals concrete Leader-projecten die materiaal voor capaciteitsopbouw in landelijke gebieden opleveren, b.v. de ontwikkeling van mogelijkheden in het ecotoerisme.
Zie Art 59.
Zie Artikels 61–65.
De realisatie van een eerste serie van ‘brochures’ over een gebied, bedoeld voor natuurtoeristen, met de nadruk op een Natura-gebied of op nationale of regionale netwerken.
geen
Het voorzien van informatie om ecotoerisme aan zee en aan de kust te vergemakkelijken, b.v. opleiding van vissers in het determineren van lokale soorten.
geen
Het realiseren van opleidingsinformatie in verband met mariene sites en soorten om de ontwikkeling van ecotoerisme in de regio mogelijk te maken; opleidingsschema’s om het afscheid van hun sector van door Natura 2000 ‘getroffen’ vissers te ondersteunen.
Art 37: Collectieve acties: moeten worden uitgevoerd met de actieve steun van de organisatoren zelf of door verenigingen die in opdracht werken van de organisatoren of andere organisaties die door de Lidstaat werden erkend.
Het ontwikkelen van nieuwe opleidingsinformatie voor vissers over vismethodes die in overeenstemming zijn met het natuurbeheer in Natura 2000 gebieden, b.v. alternatieve netten met lage negatieve impact.
Ref: Artikels 43(3),(4) en 44(4) voor details over de vereisten voor gebieden en ontvangers van steun.
Het voorzien van opleidings- en informatiemateriaal over de mogelijke bijdrage van Natura 2000 aan economische activiteiten in de mariene en kustsfeer – het organiseren van seminaries voor vissers die geïnteresseerd zijn in omschakeling naar het ecotoerisme.
Ref: Artikels 43(3),(4) en 44(4) voor details over de vereisten voor gebieden en ontvangers van steun. Ref: Artikels 43(3),(4) en 44(4) voor details over de vereisten voor gebieden en ontvangers van steun.
Het realiseren van opleidingsmateriaal over de voordelen van Natura 2000 (in de mariene en kustsfeer), mogelijke invloed van Natura op de lokale ontwikkeling- wat de ontwikkeling van een regionaal of breder netwerk van actoren in de lokale ontwikkeling kan inhouden.
Niet in zijn geheel te selecteren, aan te vullen met gegevens over de opvolging en met uitzonderingen voor mariene gebieden.
37
Fonds
Beschrijving
Gebiedsbeperkingen
EFRO 4(4)
Steun voor de modernisering en diversifiëring van regionale economische structuren. Prioriteit: Leefmilieu, inbegrepen de promotie voor de bescherming van biodiversiteit en natuur, inclusief investeringen in Natura 2000-gebieden. Toerisme, inclusief de promotie voor natuurlijke troeven als mogelijkheid voor de ontwikkeling van duurzaam toerisme, de bescherming en verbetering van het natuurlijk erfgoed als ondersteuning van de sociaal-economische ontwikkeling, hulp bij het stimuleren van de invulling van toeristische diensten door nieuwe diensten met een hogere meerwaarde en door nieuwe, duurzamere vormen van toerisme. Investeringen in opleiding, inclusief beroepsopleiding, die bijdragen tot een verhoging van de levenskwaliteit. Milieu- en risicopreventie, en in het bijzonder de bescherming en verbetering van het natuurlijk en cultureel erfgoed als ondersteuning van de sociaal-economische ontwikkeling en de promotie van natuurlijke en culturele troeven als mogelijkheden voor de ontwikkeling van duurzaam toerisme. Grensoverschrijdende samenwerking: het aanmoedigen van het ondernemerschap en, in het bijzonder, de ontwikkeling van SME, toerisme, cultuur en grensoverschrijdende handel.
Regio‘s met convergentiedoelstellingen.
4(6)
4(10) 5(2)f
6(1)a
6(1)b
6(2)b
Regio’s met convergentiedoelstellingen Regionale doelstellingen rond competitiviteit en werkgelegenheid.
Europese territoriale samenwerkingsdoelstellingen - grensoverschrijdende samenwerking. Ten minste twee landen moeten subsidies ontvangen, terwijl één een lidstaat moet zijn (Artikel 19(1)17). Europese territoriale samenwerkingsdoelstellingen - grensoverschrijdende samenwerking. Ten minste twee landen moeten subsidie ontvangen, terwijl één een lidstaat moet zijn (Artikel 19(1)17). Europese territoriale samenwerkingsdoelstellingen - transnationale samenwerking. Ten minste twee landen moeten subsidies ontvangen, terwijl één een lidstaat moet zijn (Artikel 19(1)).
6(2)d
Duurzame stedelijke ontwikkeling in verband met transnationale samenwerking: versterking van de polycentrische ontwikkeling op transnationaal, nationaal en regionaal vlak, met een duidelijke impact op het transnationale vlak. Acties kunnen de creatie en verbetering van stedelijke netwerken en verbanden tussen stad en platteland zijn; strategieën om de algemene stedelijk-rurale thema‘s aan te pakken; bescherming van en promotie voor het cultureel erfgoed, en de strategische integratie van de ontwikkeling van zones op transnationale basis.
Europese territoriale samenwerkingsdoelstellingen - transnationale samenwerking. Ten minste twee landen moeten subsidies ontvangen, terwijl één een lidstaat moet zijn (Artikel 19(1)).
6(3)a
Versterking van de effectiviteit van regionaal beleid door promotie: interregionale samenwerking die gericht is op innovatie, de kenniseconomie en milieu- en risicopreventie in de zin van de Artikels 5(1) en (2).
6(3)b
Versterking van de effectiviteit van regionaal beleid door het stimuleren van uitwisseling van ervaring op het vlak van de identificatie, de overdracht en de verspreiding van de beste praktijken, inclusief die op het vlak van duurzame stedelijke ontwikkeling zoals bedoeld in Artikel 8.
Europese territoriale samenwerkingsdoelstellingen - interregionale samenwerking. Ten minste drie landen moeten subsidies ontvangen, waarvan twee lidstaat moeten zijn (Artikel 19(2)). Europese territoriale samenwerkingsdoelstellingen - interregionale samenwerking. Ten minste drie landen moeten subsidies ontvangen, waarvan twee lidstaat moeten zijn (Artikel 19(2)).
6(3)c
Versterking van de effectiviteit van regionaal beleid door het stimuleren van acties zoals studiewerk, verzamelen van gegevens en het observeren en analyseren van ontwikkelingstendenzen in de Gemeenschap.
ESF 3(1)aii
Het verhogen van het aanpassingsvermogen van arbeiders en ondernemingen, b.v. de ontwikkeling van specifieke werkgelegenheid, opleidings- en ondersteunende diensten voor arbeiders in de context van de herstructurering van het bedrijf of de sector. Het versterken van de institutionele capaciteit en de efficiëntie van overheidsadministraties en publieke diensten in goed beleid en het opstellen, monitoren en evalueren van programma’s, door studies, statisteken en expertise, steun aan de samenwerking tussen departementen en de dialoog tussen het betrokken publiek-private organen.
3(2)bi
3(2)bii
CF geen
38
Hulp bij de ontwikkeling van grensoverschrijdende economische en sociale activiteiten door middel van gezamenlijke strategieën voor duurzame territoriale ontwikkeling, in de eerste plaats het aanmoedigen van de bescherming en het gezamenlijk beheer van de natuurlijke en culturele hulpbronnen, evenals het voorkomen van natuurlijke en technologische risico‘s. Transnationale samenwerking, inbegrepen de bilaterale samenwerking tussen maritieme regio‘s die niet onder punt 6(1) vallen, door de financiering van netwerken en acties die leiden tot geïntegreerde territoriale ontwikkeling in: waterbeheer, energie-efficiëntie, risicopreventie- en milieubeschermingsactiviteiten, met een duidelijke transnationale dimensie, inbegrepen: bescherming en beheer van rivierbekkens, kustzones, mariene bronnen, waterdiensten en wetlands, brand-, droogte- en overstromingspreventie, het bevorderen van de veiligheid op zee en bescherming tegen natuurlijke en technologische risico‘s; en de bescherming en verbetering van het natuurlijk erfgoed als steun voor de sociaal-economische ontwikkeling en duurzaam toerisme.
Regio‘s met convergentiedoelstellingen.
Europese territoriale samenwerkingsdoelstellingen - interregionale samenwerking. Ten minste drie landen moeten subsidies ontvangen, waarvan twee lidstaat moeten zijn (Artikel 19(2)).
Regio’s met convergentie-doelstellingen
Het versterken van de institutionele capaciteit en de efficiëntie van overheidsadminisRegio’s met convergentie-doelstellingen traties en publieke diensten in capaciteitsopbouw in het leveren van beleid en programma’s.
Opmerkingen/andere beperkingen
Voorbeelden
Context: economische diversificatie/modernisering (b.v. capaciteitsopbouw)
In het kader van een breder (b.v.) toerisme-project, kan de ontwikkeling van het eerste publiciteitsmateriaal gefinancierd worden.
Context: de promotie voor en de ontwikkeling van toerisme.
Kan de ontwikkeling financieren van informatiebronnen voor toeristen, b.v. brochures, kaarten…
Productie van educatief materiaal in verband met Natura 2000-gebieden, om te worden gebruikt in lokale scholen als onderdeel van een breder onderwijsinitiatief. Voorbereiding van informatie- en publiciteitsmateriaal wanneer Natura 2000-site(s) een integraal onderdeel zijn van het cultureel erfgoed van het gebied (b.v. in het kader van de promotie van duurzaam toerisme).
Context: natuurlijk/cultureel erfgoed, toerisme.
Context: creëren van werkgelegenheid (b.v. toerisme).
Bij grensoverschrijdende projecten kan de productie van informatie worden gefinancierd in een breder netwerk van Naturagebieden in functie van toerisme, de verkoop van Natura-gerelateerde producten enz. Anderzijds kan ook de productie worden gefinancierd van informatie met als doel het promoten van de bescherming van grensoverschrijdende natuurlijke hulpbronnen, b.v. Natura 2000.
Context: de ontwikkeling van initiatieven inzake opleiding en werkgelegenheid.
In het geval van transnationale samenwerkingsprojecten waarbij Natura 2000 een integrale rol speelt, mag informatie worden gecreëerd in verband met duurzaam rivierbekkenbeheer, kustzones en/of wetlands indien zij in het bijzonder belangrijk zijn voor transnationaal beheer.
Context: stedelijke dimensie, cultureel erfgoed.
In het kader van transnationale samenwerking kan worden voorzien in informatie over hoe de menselijke druk op Natura 2000-gebieden kan worden verminderd en hoe het beheer van Natura 2000-gebieden in de onmiddellijke omgeving van stedelijke centra kan worden verbeterd.
Kan interregionale projecten financieren wanneer Natura 2000 integraal deel uitmaakt van een bredere interregionale samenwerking rond milieu- en risicopreventie.
Kan voorzien in mogelijkheden om materiaal te produceren in functie van capaciteitsopbouw en netwerking van overheden - verzamelen en delen van ervaringen en het voorzien in begeleiding van ‚oude‘ staten naar ‚nieuwe staten‘, ontwikkelen van netwerken voor het regionale beheer van sites.
Context: het creëren van jobs (b.v. in het geval Kan gebruikt worden om bij projecten om jobs te creëren educatief materiaal te ontwikkelen van herstructurering van de sector) voor mensen die in Natura 2000 gebieden of in verwante bedrijven komen werken.
Kan een mogelijkheid bieden voor de aanmaak van materiaal in verband met capaciteitsopbouw en net-werking voor overheden – het bijeenbrengen van ervaringen, het plannen van begeleiding van de ‘nieuwe’ staten door de ‘oude’ staten, het ontwikkelen van netwerken voor het regionale beheer van gebieden. Mogelijkheden zowel op het hoge strategische als op het operationele niveau.
39
Activiteit 4: PILOOTPROJECTEN Fonds
Beschrijving
Doel-groepen
Land types
Gebiedsbe-perkingen
ELFPO 63
Leader
Alle mogelijke (in landelijke gebieden)
Alle landelijke gebieden
geen
EVF 27(1)(a)
Vergroten van de verscheidenheid aan activiteiten met vissers als doel het creëren van een bredere waaier aan jobs voor vissers; Plannen voor bijscholing in bezigheden buiten de zee- vissers visserij;
Maatregel niet beperkt tot een bepaald ge-biedstype. Maatregel niet beperkt tot een bepaald ge-biedstype. Kust-, zee- en binnen-waters, wetlands.
geen
27(1)(c)
37(a)
Bijdrage tot een beter en duurzamer beheer en bescherming van natuurlijke hulpbronnen;
vissers, anderen
37(b)
Stimuleren van selectieve vismethodes en -netten en het verminderen van het aantal bijvangsten;
vissers, anderen
Kust-, zee- en binnen-waters.
geen
37(c)
Het verwijderen van verloren visnetten van de zeebodem om spookvisserij tegen te gaan;
vissers, anderen
Kust-, zee- en binnen-waters.
geen
37(g)
Ontwikkelen, herstructureren of verbeteren van aquacultuurgebieden.
vissers, anderen
Kust-, zee- en binnen-waters, wetlands.
geen
37(i)
Opwaarderen van de vakbekwaamheid, of het ontwikkelen van nieuwe opleidingsmethodes en -instrumenten;
vissers, anderen
Maatregel niet begeen perkt tot een bepaald ge-biedstype.
37(j)
Het stimuleren van samenwerking tussen wetenschap- vissers, anderen pers en andere actoren in de visserijsector.
Kust-, zee- en binnen-waters, wetlands
geen
EVF 41(2) (b)
Pilootprojecten: om testen mogelijk te maken op beheersplannen en herlokaliseringsplannen voor de visserij, indien nodig de instelling van een zone waar niet mag worden gevist om de biologische en financiële gevolgen en het experimeel uitzetten van vis in kaart te brengen.
vissers, anderen, KMO’s
Kust-, zee- en binnen-waters, wetlands
geen
41(2) (c)
Pilootprojecten: het ontwikkelen van testmethodes om de selectiviteit van netten te verhogen, het aantal bijvangsten te verminderen, wegwerken van de milieuimpact, in het bijzonder op de zeebodem Diversifiëring van activiteiten met als bedoeling het creëren van een bredere waaier aan jobs voor vissers;
vissers, anderen, KMO’s
Kust-, zee- en binnen-waters
geen
44(1) (c)
LIFE+ geen KP7 2(1)(i)f
2(1)(i)g
40
geen
geen
Arbeiders in de vis- Maatregel niet beRef: Artikels 43(3),(4) serij of aanverwante perkt tot een besectoren paald ge-biedstype.
Leefmilieu, b.v. klimaatwijziging, vervuiling en rampen; alle mogelijke bescherming en duurzaam beheer van natuurlijke en door de mens gemaakte hulpbronnen (b.v. de bescherming en het beheer van de biodiversiteit); leefmilieu en technologieën (b.v. milieuherstel).
Thema: vervoer (b.v. vergroenen van het wegtransport) alle mogelijke
Maatregel niet beTransnationale samenwerperkt tot een beking. paald ge-biedstype.
Maatregel niet beTransnationale samenwerperkt tot een beking. paald ge-biedstype.
Opmerkingen/andere beperkingen
Voorbeelden
Zie Artikels 61–65.
Pilootgemeenschap in de betrokkenheid bij natuurbeheer, educatieplannen, plannen om het toerisme te stimuleren of om gebieden rond Natura-gebieden te ontwikkelen. Moet geïntegreerd worden in de lokale ontwikkelingsstrategie. Proefschema om de ontwikkeling van ecotoerisme door vissers aan te moedigen, inclusief bijscholing in klantenservice en het beheer van een kleine onderneming en leidend tot een verlaging van de visvangst en een duurzamer gebruik van de zeerijkdommen.
geen
geen
Art 37: Collectieve acties: moeten worden uitgevoerd met de actieve steun van de organisatoren zelf of door verenigingen die in opdracht werken van de organisatoren of andere organisaties die door de Lidstaat werden erkend. Art 37: Collectieve acties: moeten worden uitgevoerd met de actieve steun van de organisatoren zelf of door verenigingen die in opdracht werken van de organisatoren of andere organisaties die door de Lidstaat werden erkend. Art 37: Collectieve acties: moeten worden uitgevoerd met de actieve steun van de organisatoren zelf of door verenigingen die in opdracht werken van de organisatoren of andere organisaties die door de Lidstaat werden erkend. Art 37: Collectieve acties: moeten worden uitgevoerd met de actieve steun van de organisatoren zelf of door verenigingen die in opdracht werken van de organisatoren of andere organisaties die door de Lidstaat werden erkend.
Proef met nieuwe natuurvriendelijke visnetten die de invloed van bijvangsten verminderen en bruikbaar zijn in Natura 2000 gebieden. Proefproject om het verwijderen van netten uit een bepaald Natura 2000 gebied mogelijk te maken.
Proef met natuurvriendelijke aquacultuurtechnieken, b.v. de ontwikkeling van vogelbroedplaatsen.
Art 37: Collectieve acties: moeten worden uitgevoerd met de actieve steun van de organisatoren zelf of door verenigingen die in opdracht werken van de organisatoren of andere organisaties die door de Lidstaat werden erkend.
Proef met opleidingsplan voor vissers in Natura 2000 gebieden, voordelen voor de gemeenschappen, inclusief toeristische mogelijkheden.
Art 37: Collectieve acties: moeten worden uitgevoerd met de actieve steun van de organisatoren zelf of door verenigingen die in opdracht werken van de organisatoren of andere organisaties die door de Lidstaat werden erkend.
Proefplan om de samenwerking tussen wetenschappers en vissers te stimuleren, b.v. het bevorderen van gegevensverzameling en van onderzoeksprojecten die de gemeenschap en het beheer van het Natura 2000 gebied ten goede kunnen komen.
41(1) proefprojecten die door een economische speler moeten worden uitgevoerd, een erkende handelsorganisatie of eender welk bekwaam orgaan dat voor dat doel door de Lidstaat werd aangeduid, in samenwerking met een wetenschappelijk of technisch orgaan.
Project om het niveau van de visstocks binnen en buiten het Naturagebied onder verschillende beheersregimes te beoordelen.
41(1) proefprojecten die door een economische speler moeten worden uitgevoerd, een erkende handelsorganisatie of eender welk bekwaam orgaan dat voor dat doel door de Lidstaat werd aangeduid, in samenwerking met een wetenschappelijk of technisch orgaan.
Proef met nieuwe natuurvriendelijke visnetten die de invloed van bijvangsten verminderen en bruikbaar zijn in Natura 2000 gebieden.
Ref: Artikels 43(3),(4) en 44(4) voor details over de vereisten voor gebieden en ontvangers van steun.
Proefschema om de ontwikkeling van ecotoerisme door vissers aan te moedigen, inclusief bijscholing in klantenservice en het beheer van een kleine onderneming en/of het beheer van een Natura-gebied.
Context: onderzoek
Onderzoeksproject voor het testen van een nieuwe beheersmethode b.v. het vergelijken van graslandbeheersregimes om te bepalen welk het beste resultaat oplevert voor streek-eigen dag- en nachtvlinders over heel Europa.
Context: onderzoek naar de aanpassing/verbetering van de transport- Onderzoek naar de effectiviteit van lage-impact transportinfrastrucinfrastructuur om het effect op Natura-gebieden te verzachten tuur, b.v. de effectiviteit van tunnels voor reptielen.
41
Fonds
Beschrijving
EFRO 4(4)
Ondersteunen van de modernisering en diversificatie van regionale economische struc- Regionale Convergentiedoelstellingen. turen. Prioriteit: Leefmilieu, inclusief het bevorderen van biodiversiteit en natuurbescherming, inclusief investeringen in Natura 2000-gebieden.
4(5)
Risicopreventie, inclusief de ontwikkeling en invulling van plannen om natuurlijke en technologische risico’s te verhinderen en er het hoofd aan te bieden.
Regionale Convergentiedoelstellingen.
4(9)
Energie-investeringen, inclusief de verbetering van trans-Europese netwerken, die bijdragen tot de integratie van milieu-overwegingen, de verbetering van energie-efficiëntie en de ontwikkeling van hernieuwbare energie.
Regionale Convergentiedoelstellingen.
4(10)
Investeringen in opleiding, inclusief beroepsopleiding, die bijdraagt tot een verhoging van de levenskwaliteit. Prioriteit: leefmilieu- en risicopreventie; stimuleren van energie-efficiëntie en de productie van hernieuwbare energie en de ontwikkeling van een doeltreffend energiebeheerssysteem. Prioriteit: leefmilieu- en risicopreventie;ontwikkelen van plannen en maatregelen om natuurlijke (verwoestijning, droogte, brand en overstromingen) en technologische risico’s te verhinderen en er het hoofd aan te bieden. Grensoverschrijdende samenwerking: het aanmoedigen van ondernemerschap en, in het bijzonder, de ontwikkeling van KMO’s, toerisme, cultuur en grensoverschrijdende handel.
Regionale Convergentiedoelstellingen.
5(2)c
5(2)e
6(1)a
42
Gebiedsbeperkingen
Regio’s met regionale competitiviteitsen werkgelegenheidsdoelstellingen. Regio’s met regionale competitiviteitsen werkgelegenheidsdoelstellingen. Europese territoriale samenwerkingsdoelstellingen – grensoverschrijdende samenwerking. Ten minste twee landen zullen steun ontvangen, terwijl minstens één van hen een Lidstaat is. (Artikel 19(1)).
6(1)b
Bijstand bij de ontwikkeling van grensoverschrijdende economische en sociale activiteiten door gezamenlijke strategieën voor duurzame territoriale ontwikkeling, in de eerste plaats het aanmoedigen van de bescherming en het gezamenlijk beheer van natuurlijke en culturele bronnen, evenals het voorkomen van natuurlijke en technologische risico’s.
Europese territoriale samenwerkingsdoelstellingen – grensoverschrijdende samenwerking. Ten minste twee landen zullen steun ontvangen, terwijl minstens één van hen een Lidstaat is. (Artikel 19(1)).
6(1) end
Grensoverschrijdende samenwerking: het bevorderen van wettelijke en administratieve samenwerking, de integratie van grensoverschrijdende arbeidsmarkten, plaatselijke werkgelegenheidsinitiatieven, gendergelijkheid en gelijke kansen, opleiding en sociale inclusie, en het samenbrengen van menselijke middelen en mogelijkheden voor onderzoek en technologische ontwikkeling.
Europese territoriale samenwerkingsdoelstellingen – grensoverschrijdende samenwerking. Ten minste twee landen zullen steun ontvangen, terwijl minstens één van hen een Lidstaat is. (Artikel 19(1)).
6(2)b
Transnationale samenwerking, inclusief bilaterale samenwerking tussen maritieme regio’s die niet vallen onder punt 6(1), door het financieren van netwerken en van acties die leiden tot geïntegreerde territoriale ontwikkeling inzake waterbeheer, energie-efficiëntie, risicopreventie en milieubeschermingsactiviteiten met een duidelijk transnationale dimensie, inclusief de bescherming en het beheer van rivierbekkens, kustzones, mariene bronnen, waterdiensten en wetlands; brand-, droogte- en overstromingspreventie; de bevordering van veiligheid op zee en bescherming tegen natuurlijke en technologische risico’s; en de bescherming en verbetering van het natuurlijk erfgoed als ondersteuning van de socioeconomische ontwikkeling en het duurzame toerisme.
Europese territoriale samenwerkingsdoelstellingen – transnationale samenwerking. Ten minste twee landen moeten subsidies ontvangen, terwijl één een lidstaat moet zijn (Artikel 19(1)).
6(3)a
Versterking van de effectiviteit van regionaal beleid door het bevorderen van interregionale samenwerking gericht op innovatie en de kenniseconomie en milieu- en risicopreventie in de betekenis zoals bedoeld in Artikel 5(1) en (2).
6(3)b
Versterking van de effectiviteit van regionaal beleid door het bevorderen van uitwisseling van ervaring betreffende het identificeren, de overdracht en de verspreiding van de best mogelijke praktijken inclusief die op het vlak van duurzame stedelijke ontwikkeling zoals die waar naar verwezen wordt in Artikel 8.
6(3)c
Versterking van de effectiviteit van regionaal beleid door het bevorderen van acties die studies, verzameling van gegevens en het observeren en analyseren van ontwikkelingstendenzen in de Gemeenschap tot gevolg hebben.
Europese territoriale samenwerkingsdoelstellingen – interregionale samenwerking. Ten minste drie landen moeten subsidies ontvangen, waarvan twee lidstaat moeten zijn (Artikel 19(2)). Europese territoriale samenwerkingsdoelstellingen – interregionale samenwerking. Ten minste drie landen moeten subsidies ontvangen, waarvan twee lidstaat moeten zijn (Artikel 19(2)). Europese territoriale samenwerkingsdoelstellingen – interregionale samenwerking. Ten minste drie landen moeten subsidies ontvangen, waarvan twee lidstaat moeten zijn (Artikel 19(2)).
10
Gebieden met geografische en natuurlijke handicaps: het financieren van investeringen om de toegankelijkheid te verhogen, het bevorderen en ontwikkelen van economische activiteiten die te maken hebben met het culturele en natuurlijke erfgoed, het bevorderen van het duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen, en het aanmoedigen van duurzaam toerisme.
Uitsluitend gebieden met een geografische en natuurlijke handicap.
ESF geen CF 2(1)b
Leefmilieu binnen de prioriteiten zoals ze zijn vastgesteld door het milieubeschermings- Convergentiedoelstellingen. beleid van de Commissie onder het beleids- en actieprogramma over leefmilieu, in deze context inclusief de beleidsdomeinen gerelateerd aan duurzame ontwikkeling dat duidelijke ecologische voordelen oplevert, namelijk energie-efficiëntie en hernieuwbare energie, en, in de transportsector, buiten de trans-Europese netwerken, spoor-, rivier- en zeetransport, intermodale transportsystemen en hun interoperabiliteit, beheer van weg-, zee- en luchtverkeer, milieuvriendelijk stedelijk en openbaar vervoer…
Opmerkingen/andere beperkingen
Voorbeelden
Pilootproject voor het herstel van vervuilde gronden om te voorzien in mogelijkheden voor bedrijven naast habitatherstel – b.v. het planten van nieuw bos/de ontwikkeling van wetlandgebieden. voorzien in waterbehandeling met gunstige invloed op habitats en soorten in naburige Natura 2000-gebieden. Context: onwikkelingsplannen en maatre- Pilootproject habitatherstel door het planten van streekeigen boomsoorten met een laag brandgelen voor risicobeheer. gevaar (grote gebieden); of het herstel van wetland-, estuaria- of kustgebonden soorten om het risico op overstroming en erosie te verkleinen. Moet deel uitmaken van een bredere projectcontext. Context: hernieuwbare energie. Kan pilootprojecten lanceren om de haalbaarheid te onderzoeken van het gebruik van het herstel van overstromingsvlaktes en het beheer om hydro-elektriciteit in te voeren, of het onderzoek naar de voordelen van kleinschalige biomassaplantages in natuurreservaten, in de context van regionale plannen voor het gebruik van hernieuwbare energie. Context: het bredere onderwijskader. Ontwikkelen van onderwijspilootprogramma’s om de aandacht voor het milieu te verhogen en de kwaliteit van het leven te verbeteren. Context: onwikkelingsplannen en maatre- Pilootproject habitatherstel door het planten van streekeigen boomsoorten met een laag brandgelen voor risicobeheer. gevaar (grote gebieden); of het herstel van wetland-, estuaria- of kustgebonden soorten om het risico op overstroming en erosie te verkleinen. Moet deel uitmaken van een bredere projectcontext. Context: het creëren van jobs (b.v. toePilootproject ecotoerismenetwerk inclusief grensoverschrijdende samenwerking gericht op Narisme). tura 2000-gebieden. Piloot jobcreatieschema in Natura 2000-gebieden, in de context van de ontwikkeling van duurzame jobkansen in de milieusector in een grensoverschrijdende regio.
Pilootproject voor jobcreatie in Natura 2000 gebieden, in het kader van de ontwikkeling van duurzame milieugerelateerde beroepsmogelijkheden in een regio.
Pilootproject grensoverschrijdende arbeidsmarkt voor natuurprofessionals, om het verzamelen van ervaring en bronnengebruik te vergemakkelijken. In de context van een algemene ontwikkeling van duurzame en milieuvriendelijke werkgelegenheid.
Pilootproject voor duurzaam milieuvriendelijk transnationaal rivierbekkenbeheer, inclusief het beheer van Natura 2000-gebieden. Kan de overweging betekenen van ecosysteemdiensten van Natura 2000-gebieden, en pilootproject economische instrumenten om een doeltreffende herkenning van de baten van dergelijke diensten te vergemakkelijken.
Kunnen interregionale pilootprojecten zijn waar Natura 2000 een integraal onderdeel vormt van een bredere interregionale samenwerking rond milieu- en risicopreventie.
Pilootprogramma’s voor het bijeenbrengen van onderwijs en beroepsopleiding tussen overheden die betrokken zijn bij het beheer van Natura 2000.
Pilootprojecten ecotoerisme-initiatieven, inclusief beschrijvingen van het culturele en natuurlijke erfgoed en het verbeteren van de toegankelijkheid, b.v. de ontwikkeling van nieuwe milieubewuste kustwandelpaden of fietspaden in erfgoedgebieden, inclusief Natura 2000-gebieden en het bezoeken van gebieden met natuurlijke handicaps.
Kan bestaan uit de ontwikkeling van kleine pilootprojecten naast grotere ontwikkelingsprojecten – b.v. pogingen om nieuwe viscorridors te creëren bij de ontwikkeling van dammen. Pilootproject voor nieuwe methodes voor de ontwikkeling van natuurvriendelijke/laagrisicotransportcorridors (b.v. nieuwe technologie voor bruggen en onderdoorgangen). Kan alleen indien het een onderdeel is van een breder project rond transportnetwerken.
43
Activiteit 5: VOORBEREIDING VAN BEHEERSPLANNEN, -STRATEGIEËN EN -SCHEMA’S Fonds
Beschrijving
Doel-groepen
Land types
ELFPO 52(b)(iii)
Instandhouding en opwaardering van het landelijk erfgoed
alle mogelijke
Maatregel niet beGeen perkt tot een bepaald ge-biedstype.
63
Leader
Alle landelijke gebieden
Geen
EVF geen
Alle mogelijke (in landelijke gebieden)
LIFE+ 3
Selectiecriteria
alle mogelijke
alle mogelijke
geen
KP7 geen
Fonds
Beschrijving
EFRO 4(5)
Risicopreventie: ontwikkeling en tenuitvoerlegging van plannen om natuurlijke en tech- Regio’s met convergen-tiedoelstellingen nologische risico’s te voorkomen of op te vangen
5(2)e
Ontwikkeling van plannen en maatregelen om natuuriljke en technologische risico’s te voorkomen of op te vangen
6(1)b
6(2)b
6(2)d
ESF 3(2)bi
CF geen
44
Gebiedsbe-schrijvingen
Gebiedsbeperkingen
Regio’s met doelstellin-gen inzake competitiviteit en werkgelegen-heidsdoelstellingen Europese territoriale samenwerkingsOntwikkeling van grensoverschrijdende economische en sociale activiteiten via gezamenlijke strategieën voor duurzame territoriale ontwikkeling, met name door: stimule- doelstellingen – grensoverschrijdende ring van de bescherming en het gezamenlijk beheer van het milieu samenwerking. Ten minste twee landen zullen steun ontvangen, waarvan één een lidstaat moet zijn (Artikel 19(1)). Transnationale samenwerking, inclusief bilaterale samenwerking tussen maritieme reEuropese territoriale samenwerkingsdoelstellingen – transnationale samenwerking. gio’s die niet vallen onder punt 6(1), door het financieren van netwerken en van acties die leiden naar geïntegreerde territoriale ontwikkeling op het vlak van waterbeheer, Ten minste twee landen moeten subsidies ontvangen, terwijl één een lidstaat moet energie-efficiëntie, risicopreventie en milieubeschermingsactiviteiten, met een duidelijke transnationale dimensie, inclusief de bescherming en het beheer van rivierbekkens, zijn (Artikel 19(1)). kustzones, mariene bronnen, waterdiensten en wetlands; vuur-, droogte- en overstromingspreventie; het bevorderen van maritieme veiligheid en bescherming tegen natuurlijke en technologische risico’s; en bescherming en verbetering van het natuurlijk erfgoed als ondersteuning van de sociaal-economische ontwikkeling en het duurzaam toerisme. Transnationale samenwerking, inclusief de bilaterale samenwerking tussen maritieme Europese territoriale samenwerkingsdoelregio’s die niet vallen onder punt 6(1), door de financiering van netwerken en van acties stellingen – transnationale samenwerking. de leiden tot geïntegreerde ruimtelijke ontwikkeling, die zich in eerste instantie concen- Ten minste twee landen moeten subsidies treren op de volgende prioritaire assen: duurzame stedelijke ontwikkeling: het versterontvangen, terwijl één een lidstaat moet ken van polycentrische ontwikkeling op het transnationale, nationale en regionale vlak, zijn (Artikel 19(1)). met een duidelijk transnationale invloed. Acties kunnen bestaan uit het creëren en verbeteren van stedelijke netwerken en verbindingen tussen steden en het platteland. Strategieën die algemene stads-plattelandsthema’s aanpakken; bescherming van en promotie voor het cultureel erfgoed, en de strategische integratie van ontwikkelingszones op transnationale basis. Het versterken van de institutionele capaciteit en de efficiëntie van overheidsadminisRegio’s met convergen-tiedoelstellingen traties en publieke diensten in goed beleid en het opstellen, monitoren en evalueren van programma’s, door studies, statistieken en expertise, steun aan de samenwerking tussen departementen en de dialoog tussen het betrokken publiek private organen.
Opmerkingen/andere beperkingen
Voorbeelden
57: De steun waarover sprake is in artikel 52(b)(iii) dekt: (a) het ontwerpen van beschermings- en beheersplannen voor Natura 2000 gebieden en andere gebieden met een grote natuurwaarde, milieubewustzijnsacties en investeringen die te maken hebben met het onderhoud, het herstel of de opwaardering van het natuurlijk erfgoed en met de ontwikkeling van gebieden met een grote natuurwaarde; [...] Zie Artikels 61–65.
Kan de ontwikkeling financieren van beheersplannen voor een groter gebied in eender welk plattelandsgebied – b.v. een nationaal park met bossen, wetland en riviergebonden habitats. Kan ook: het beheer van productiegronden.
Lokale Actiegroepen kunnen – als doelstelling van een lokale ontwikkelingsstrategie – beheersplannen ontwikkelen voor een gebied. Projecten kunnen in dat geval worden ontwikkeld om een duurzaam beheer van milieugevoelige habitats aan te moedigen.
LIFE+ zal geen maatregelen financieren die vallen binnen de geschiktheidscriteria van, of hulp ontvangen voor hetzelfde doel van andere financieringsinstrumenten van de Europese Gemeenschap (zie Art 10). Maatregelen komen wel in aanmerking wanneer ze overeenkomen met de toegevoegde waarde-criteria van artikel 3 en maatregelen van annex 1.
Opmerkingen/andere beperkingen
Voorbeelden
Context: ontwikkelings-plannen en maatrege- Kan de ontwikkeling van beheersplannen financieren, maar alleen waar het beheer van het len voor risicobeheer. Natura 2000 gebied noodzakelijk is in het kader van risicobestrijding (b.v. het voorkomen van overstromingen). Context: ontwikkelings-plannen en maatrege- Kan de ontwikkeling van beheersplannen financieren, maar alleen waar het beheer van het len voor risicobeheer. Natura 2000 gebied noodzakelijk is in het kader van risicobestrijding (b.v. het voorkomen van overstromingen). Context: individuele Naturagebieden die deel Kan de ontwikkeling van beheersplannen voor een grensoverschrijdend netwerk van gebieuitmaken van een breder netwerk den betekenen, of van een grensoverschrijdend gebied (b.v. rivierbekken, kustzone). Moet gebeuren in het kader van bredere regionale ontwikkelingplannen.
Context: stedelijke dimensie, cultureel erfgoed.
Kan de ontwikkeling van beheersplannen financieren, maar alleen waar het beheer van het Natura 2000 gebied noodzakelijk is in het kader van risicobestrijding (b.v. het voorkomen van overstromingen).
Kan capaciteitsopbouw financieren voor stafmedewerkers in de administratie die verantwoordelijk zijn voor het ontwikkelen van beheersplannen (voor individuele gebieden, of regionale netwerken van gebieden).
45
Activiteit 6: OPRICHTING VAN BEHEERSORGANEN Fonds
Beschrijving
ELFPO 52(d)
Een maatregel betreffende verwerving van vakkundig- Alle mogelijke heid en dynamisering met het oog op de opstelling en de uitvoering van een plaatselijke ontwikkelingsstrategie Leader Alle mogelijke (in landelijke gebieden)
Alle landelijke gebieden
Geen
63
EVF geen LIFE+ geen KP7 geen Fonds
EFRO 4(4)
6(1)e
6(2)b
ESF 3(2)bi
CF geen
46
Doel-groepen
Land types
Gebiedsbe-perkingen
Maatregel niet beGeen perkt tot een bepaald ge-biedstype.
Beschrijving
Gebiedsbeperkingen
Ondersteuning van de modernisering en diversifiëring van regionale economische structuren. Prioriteit: Leefmilieu, met inbegrip van de promotie van de bescherming van biodiversiteit en natuur, inclusief investeringen in Natura 2000-gebieden. Ontwikkeling van grensoverschrijdende economische, sociale en ecologische activiteiten door middel van gezamenlijke strategieën voor duurzame territoriale ontwikkeling: het ontwikkelen van samenwerking, capaciteit en het gezamenlijk gebruik van infrastructuur, in het bijzonder in sectoren als gezondheid, cultuur, toerisme en onderwijs.
Regio‘s met convergentiedoelstellingen
Europese territoriale samenwerkingsdoelstelling - grensoverschrijdende samenwerking. Minstens twee landen moeten subsidies ontangen, één van hen moet een lidstaat zijn (Article 19(1)). Europese territoriale samenwerkingsdoelTransnationale samenwerking, inclusief de bilaterale samenwerking tussen maritieme regio‘s die niet vallen onder punt 6(1), door de financiering van netwerken en van acties stellingen – transnationale samenwerking. die leiden tot geïntegreerde territoriale ontwikkeling van waterbeheer, energie-efficiën- Ten minste twee landen moeten subsidies tie, risicopreventie en milieubeschermingsactiviteiten, met een duidelijke transnationale ontvangen, terwijl één een lidstaat moet dimensie, inbegrepen de bescherming en het beheer van rivierbekkens, kustzones, ma- zijn (Artikel 19(1)). riene hulpbronnen, waterdiensten en wetlands, brand-, droogte- en overstromingspreventie, het promoten van maritieme veiligheid en de bescherming tegen natuurlijke en technologische risico‘s; en de bescherming en verbetering van het natuurlijk erfgoed als ondersteuning van sociaal-economische ontwikkeling en duurzaam toerisme. Regio’s met convergentiedoelstellingen Het versterken van de institutionele capaciteit en de efficiëntie van overheidsadministraties en publieke diensten in goed beleid en het opstellen, monitoren en evalueren van programma’s, door studies, statistieken en expertise, steun aan de samenwerking tussen departementen en de dialoog tussen het betrokken publiek private organen.
Opmerkingen/andere beperkingen
Voorbeelden
Zie Art 59(e)
Zie Artikels 61–65.
In het kader van een lokale ontwikkelingsstrategie kunnen gebiedsspecifieke Natura-beheersorganen worden opgericht, eventueel als publiek-private samenwerking.
Opmerkingen/andere beperkingen
Voorbeelden
Kan de oprichting ondersteunen van een regionaal beheersorgaan om het duurzaam gebruik van biodiversiteit en natuurbescherming te bevorderen.
Context: beheersorganen voor brede transnationale netwerkingsinitiatieven.
Kan de oprichting bewerkstelligen van een transnationaal orgaan met verantwoordelijkheid voor het beheer van transnationale rivierbekkens/wetlands/kustzones. Moet in eerste instantie in verband staan met een breder beheer van de regio/waterorgaan en/of risicobeheer, maar moet ook het beheer van een Naturasite als onderdeel bevatten.
Context: beheersorganen voor brede grensoverschrijdende netwerkingsinitiatieven.
Kan de oprichting financieren van een grensoverschrijdend orgaan dat verantwoordelijk is voor het beheer van grensoverschrijdende rivierbekkens/wetlands/kustzones. Het moet in eerste instantie te maken hebben met een waterbeheersorgaan en/of risicobeheer, maar ook het beheer van een Natura-gebied moet een taak van dat orgaan zijn.
Kan de herstructurering van administratieve systemen en -organen mogelijk maken, om goede structuren voor regionaal milieubeheer te creëren (inclusief het beheer van Natura 2000).
47
Activiteit 7: CONSULTATIE EN NETWERKING – PUBLIEKE VERGADERINGEN, NETWERKING, RELATIE MET GRONDEIGENAARS Fonds
Beschrijving
Doel-groepen
Land types
ELFPO 52(d)
Een maatregel betreffende verwerving van vakkundigheid en dynamisering met het oog op de opstelling en de uitvoering van een plaatselijke ontwikkelingsstrategie Leader
Alle mogelijke
Maatregel niet beperkt tot een bepaald ge-biedstype. Alle landelijke gebieden
63
EVF 37(i)
Opwaarderen van de vakbekwaamheid, of het ontwikkelen vissers, anderen van nieuwe opleidingsmethodes en -instrumenten;
geen Maatregel niet beperkt tot een bepaald ge-biedstype.
37(j)
Het stimuleren van samenwerking tussen wetenschappers en andere actoren in de visserijsector.
kust-, zee- en binnen-waters, wetlands
44(1)(h)
Bevorderen van interregionale en transnationale samenwer- Publieke adminisking tussen actoren in visserijregio’s, vooral door netwerking traties, KMO’s, anen het verspreiden van de best-mogelijke-technieken. deren. Het verwerven van vakbekwaamheid en het bevorderen Publieke adminisvan de voorbereiding van de invulling van de lokale onttraties, KMO’s, anwikkelingsstrategie. deren.
Maatregel niet beRef Artikels 43(3),(4) perkt tot een bepaald ge-biedstype. Maatregel niet beRef Artikels 43(3),(4) perkt tot een bepaald ge-biedstype.
LIFE+ 3
Selectiecriteria
alle mogelijke
alle mogelijke
KP7 2(1)(i)f
Leefmilieu, b.v. klimaatwijziging, vervuiling en rampen; bescherming en duurzaam beheer van natuurlijke en door de mens gemaakte hulpbronnen (b.v. de bescherming en het beheer van de biodiversiteit); leefmilieu en technologieën (b.v. milieu-herstel).
alle mogelijke
Maatregel niet beperkt tot een bepaald gebiedtype.
Transnationale samenwerking.
44(1)(i)
vissers, anderen
geen
geen
Fonds
Beschrijving
Gebiedsbeperkingen
EFRO 4(4)
Ondersteuning van de modernisatie en diversificatie van regionale economische structuren. Prioriteit: Leefmilieu, inclusief het bevorderen van de biodiversiteit en van natuurbescherming, investeringen in Natura 2000-gebieden inbegrepen. Risicopreventie, inclusief de ontwikkeling en invulling van plannen om natuurlijke en technologische risico’s te verhinderen en het hoofd te bieden.
Convergentiedoelstellingen.
4(5)
4(6)
4(10)
5(2)a
5(2)b
5(2)e
5(2)f
48
Alle mogelijke (in landelijke gebieden)
Gebiedsbeperkingen
Convergentiedoelstellingen.
Toerisme, inclusief de promotie van natuurlijke troeven als potentieel voor de ontwikkeling van duur- Convergentiedoelstellingen. zaam toerisme, bescherming en verbetering van het natuurlijk erfgoed als ondersteuning van de sociaal-economische ontwikkeling, en om de toepassing van toeristische diensten te verbeteren door het invoeren van nieuwe diensten met een hogere toegevoegde waarde en om nieuwe, meer duurzame vormen van toerisme aan te moedigen. Investeringen in onderwijs, inclusief beroepsopleiding die bijdraagt tot de verhoging van de attrac- Convergentiedoelstellingen. tiviteit en de kwaliteit van het leven. Leefmilieu- en risicopreventie, en in het bijzonder het stimuleren van de investeringen in het herstel van de fysieke leefomgeving, inclusief vervuilde, verdroogde en brownfield-sites en gronden.
Regio’s met regionale competitiviteits- en werkgelegenheidsdoelstellingen. Prioriteit: leefmileu- en risicopreventie, en in het bijzonder: het stimuleren van de ontwikkeling van Regio’s met regionale competitiinfrastructuur in functie van biodiversiteit en investeringen in Natura 2000-gebieden, waar dit bijviteits- en werkgelegenheidsdoeldraagt tot duurzame economische ontwikkeling en/of de diversifiëring van landelijke regio’s. stellingen. Leefmilieu- en risicopreventie, de ontwikkeling van plannen en maatregelen om natuurlijke risico’s Regio’s met regionale competiti(b.v. verwoestijning, droogtes, brand, overstromingen) te verhinderen of er het hoofd aan te bieviteits- en werkgelegenheidsdoelden. stellingen. Leefmilieu- en risicopreventie, in het bijzonder de bescherming en verbetering van het natuurlijk en Regio’s met regionale competiticultureel erfgoed als ondersteuning van de sociaal-economische ontwikkeling en het bevorderen van viteits- en werkgelegenheidsdoelnatuurlijke en culturele troeven als potentieel voor de ontwikkeling van duurzaam toerisme. stellingen.
Opmerkingen/andere beperkingen
Voorbeelden
Zie Art 59.
Kan netwerking en capaciteitsopbouw ondersteunen, in zoverre dat in verband kan worden gebracht met de milieudoelstellingen in de lokale ontwikkelingsstrategie. Zie Artikels 61–65. Kan netwerking op regionale of bredere basis ondersteunen (in verband met de lokale ontwikkelingsplannen) om het opnemen van de best mogelijke praktijken aan te moedigen. Kan (bij voorbeeld) worden gebruikt om ervaringen uit te wisselen die landelijke gemeenten opdeden met het beheer van Natura-gebieden; het benadrukken van commerciële en sociale mogelijkheden; of het verspreiden van informatie naar grondeigenaars toe. Art 37: Collectieve acties: moeten worden uitgevoerd met de Kan de ontwikkeling stimuleren van netwerken voor informatieuitwisseling om actieve steun van de organisatoren zelf of door verenigingen informatie te verspreiden over vistechnieken met lage impact en natuurvriendie in opdracht werken van de organisatoren of andere orga- delijke vormen van aquacultuur enz. nisaties die door de Lidstaat werden erkend. Art 37: Collectieve acties: moeten worden uitgevoerd met de Kan de deelname van wetenschappers aan visserijnetwerken en de ontwikkeactieve steun van de organisatoren zelf of door verenigingen ling van ideeën voor partnerships tussen vissers en wetenschappers financiedie in opdracht werken van de organisatoren of andere orga- ren. nisaties die door de Lidstaat werden erkend. Ref: Artikels 43(3),(4) en 44(4) voor details over de vereisten Kan interregionale en transnationale netwerking ondersteunen in verband voor gebieden en ontvangers van steun. met natuurvriendelijke visserijpraktijken en de rol van vissers en aquacultuurbeoefenaars in verband met Natura 2000. Ref: Artikels 43(3),(4) en 44(4) voor details over de vereisten Kan netwerking en capaciteitsopbouw steunen voor zover die kan worden gevoor gebieden en ontvangers van steun. koppeld aan een leefmilieudoelstelling in de lokale ontwikkelingsstrategie.
LIFE+ zal geen maatregelen financieren die vallen binnen de geschiktheidscriteria van, of hulp ontvangen voor hetzelfde doel van andere financieringsinstrumenten van de Europese Gemeenschap (zie Art. 9). Maatregelen komen wel in aanmerking wanneer ze overeenkomen met de toegevoegde waarde-criteria van artikel 3 en maatregelen van annex 1. Context: als onderdeel van een onderzoeksproject wanneer de betrokkenheid van stakeholders vereist is.
Onderzoeksproject rond het beheer van Natura kan ook de consultatie van stakeholders betekenen, alsook het verbeteren van beheerspraktijken en van de voordelen die Natura-gebieden opleveren enz.
Opmerkingen/andere beperkingen
Voorbeelden
Context: als onderdeel van een project/initiatief waarbij het engagement van stakeholders nodig is.
Kan regionale netwerken ondersteunen, het bijeenbrengen van positieve ervaringen om de economische voordelen van Natura-gebieden te communiceren.
Context: als onderdeel van een project/initiatief waarbij het engagement van stakeholders nodig is. (risicobeheer). Context: als onderdeel van een project/initiatief waarbij het engagement van stakeholders nodig is. (toerisme).
Kan de oprichting betekenen van netwerken in verband met Natura die bijdragen tot risicopreventie. Kan een engagement inhouden van naburige landeigenaars.
Context: als onderdeel van een project/initiatief waarbij het engagement van stakeholders nodig is. (onderwijs). Context: als onderdeel van een project/initiatief waarbij het engagement van stakeholders nodig is.
Regionale netwerking en consultatie rond milieu-educatie, gebruik makend van het Natura 2000-netwerk als een bron van educatie.
Context: als onderdeel van een project/initiatief waarbij het engagement van stakeholders nodig is.
Kan bestaan uit steun voor netwerken als ondersteuning van regionale toeristische plannen, inclusief discussies over de voordelen en mogelijkheden van Natura 2000 op het lokale en regionale niveau.
Kan het consulteren van lokale stakeholders betekenen die willen betrokken worden bij het herstel van een regio, b.v. een Natura-gebied of gebieden in de onmiddellijke omgeving ervan. Kan het consulteren van lokale stakeholders betekenen die willen betrokken worden bij de constructie van infrastructuur in Natura 2000-gebieden.
Context: als onderdeel van een project/initiatief waarbij het engagement van stakeholders nodig is. (risicobeheer).
Kan de oprichting betekenen van netwerken in verband met Natura die bijdragen tot risicopreventie. Kan een engagement inhouden van naburige landeigenaars.
Context: natuurlijk/cultureel erfgoed; als onderdeel van een project/initiatief waarbij het engagement van stakeholders nodig is.
Kan bestaan uit steun voor netwerken als ondersteuning van regionale toeristische plannen, inclusief discussies over de voordelen en mogelijkheden van Natura 2000 op het lokale en regionale niveau.
49
Fonds
Beschrijving
Gebiedsbeperkingen
6(1)a
Ontwikkeling van grensoverschrijdende economische en sociale activiteiten via gezamenlijke strategieën voor duurzame territoriale ontwikkeling, met name door: stimulering van het ondernemerschap en, in het bijzonder, van de ontwikkeling van kleine en middelgrote bedrijven, toerisme, cultuur en grensoverschrijdende handel
6(1)b
Ontwikkeling van grensoverschrijdende economische en sociale activiteiten via gezamenlijke strategieën voor duurzame territoriale ontwikkeling, met name door: stimulering van de bescherming en het gezamenlijk beheer van het milieu
6(1)e
Ontwikkeling van samenwerking, van capaciteiten en van het gezamenlijk gebruik van infrastructuur, in het bijzonder in de sectoren gezondheidszorg, cultuur en onderwijs
6(1)end
Bovendien kan het EFRO bijdragen tot de bevordering van de integratie van grensoverschrijdende arbeidsmarkten, plaatselijke werkgelegenheidsinitiatieven, gelijke kansen, opleiding en sociaal integratie, en tot het gezamenlijk gebruik van menselijk kapitaal en van OTO-faciliteiten
Europese territoriale samenwerkingsdoelstelling – grensoverschrijdende samenwerking. Minstens twee landen moeten subsidies ontangen, één van hen moet een lidstaat zijn (Article 19(1)). Europese territoriale samenwerkingsdoelstelling – grensoverschrijdende samenwerking. Minstens twee landen moeten subsidies ontangen, één van hen moet een lidstaat zijn (Article 19(1)). Europese territoriale samenwerkingsdoelstelling – grensoverschrijdende samenwerking. Minstens twee landen moeten subsidies ontangen, één van hen moet een lidstaat zijn (Article 19(1)). Europese territoriale samenwerkingsdoelstelling – grensoverschrijdende samenwerking. Minstens twee landen moeten subsidies ontangen, één van hen moet een lidstaat zijn (Article 19(1)).
6(2)d
Transnationale samenwerking, inbegrepen de bilaterale samenwerking tussen maritieme regio‘s die niet vallen onder punt §(1), door de financiering van netwerken en van acties die gericht zijn op geïntegreerde territoriale ontwikkeling, zich in eerste instantie concentrerend op de volgende prioritaire gebieden: duurzame stedelijke ontwikkeling, versterken van de polycentrische ontwikkeling op transnationaal, nationaal en regionaal niveau, met een duidelijke transnationale impact. Acties mogen de oprichting en verbetering inhouden van stedelijke netwerken en van verbindingen tussen stad en platteland; strategieën om algemene stedelijke thema‘s aan te pakken; bescherming en promotie van het cultureel erfgoed, en de strategische integratie van ontwikkelingszones op transnationale basis.
Europese territoriale samenwerkingsdoelstellingen – transnationale samenwerking. Ten minste twee landen moeten subsidies ontvangen, terwijl één een lidstaat moet zijn (Artikel 19(1)).
6(2)b
Transnationale samenwerking, inbegrepen de bilaterale samenwerking tussen maritieme regio‘s die niet vallen onder punt §(1), door de financiering van netwerken en van acties die gericht zijn op geïntegreerde territoriale ontwikkeling op het vlak van waterbeheer, energie-efficiëntie, risicopreventie en milieubeschermingsactiviteiten, met een duidelijke transnationale dimensie, inclusief de bescherming en het beheer van rivierbekkens, kustzones, mariene hulpbronnen, waterdiensten en wetlands; brand-, droogte- en overstromingspreventie; de promotie van maritieme veiligheid en de bescherming tegen natuurlijke en technologische risico‘s, en de bescherming en verbetering van het natuurlijk erfgoed als ondersteuning voor sociaal-economische ontwikkeling en duurzaam toerisme.
Europese territoriale samenwerkingsdoelstellingen – transnationale samenwerking. Ten minste twee landen moeten subsidies ontvangen, terwijl één een lidstaat moet zijn (Artikel 19(1)).
6(3)a
Versterking van de effectiviteit van regionaal beleid door het promoten van interregionale samenwerking die gericht is op innovatie en kenniseconomie en milieu- en risicopreventie in de zin zoals in de Artikels 5(1) en (2) bedoeld.
Europese territoriale samenwerkingsdoelstellingen – interregionale samenwerking. Ten minste drie landen moeten subsidies ontvangen, waarvan twee lidstaat moeten zijn (Artikel 19(2)).
6(3)b
Versterking van de effectiviteit van regionaal beleid door het promoten van uitwisseling van ervaring betreffende de identificatie, overdracht en verspreiding van ‚beste praktijken‘, inclusief die in verband met duurzame stedelijke ontwikkeling zoals bedoeld in Artikel 8.
6(3)c
8
10
ESF 3(2)bi 3(2)bii CF geen
50
Europese territoriale samenwerkingsdoelstellingen – interregionale samenwerking. Ten minste drie landen moeten subsidies ontvangen, waarvan twee lidstaat moeten zijn (Artikel 19(2)). Versterking van de effectiviteit van regionaal beleid door het promoten van acties zoals studies, het Europese territoriale samenwerverzamelen van gegevens en de observatie en analyse van de ontwikkelingstendenzen in de Gekingsdoelstellingen – interregiomeenschap. nale samenwerking. Ten minste drie landen moeten subsidies ontvangen, waarvan twee lidstaat moeten zijn (Artikel 19(2)). Duurzame stedelijke ontwikkeling; het versterken van economische groei, het herstellen van het fysische leefmilieu, ontwikkeling van brownfields en de bescherming en ontwikkeling van natuurlijke en culturele erfgoedsites, de promotie van ondernemerschap, lokale werkgelegenheid en gemeenschapsontwikkeling, en het voorzien van diensten aan de bevolking, rekening houdend met de veranderende demografische structuren. Gebieden met geografische en natuurlijke handicaps: financieren van investeringen met als bedoe- Alleen gebieden met geografische ling het verhogen van de toegankelijkheid, het promoten en ontwikkelen van economische onten natuurlijke handicaps. wikkelingsactiviteiten in verband met het natuurlijk erfgoed, promoten van het duurzaam gebruik van de natuurlijke hulpbronnen, en aanmoedigen van duurzaam toerisme. Het versterken van de institutionele capaciteit en de efficiëntie van overheidsadministraties en publieke diensten in goed beleid en het opstellen, monitoren en evalueren van program-ma’s, Het versterken van de institutionele capaciteit en de efficiëntie van overheidsadministraties en publieke diensten in capaciteitsopbouw in het leveren van beleid en programma’s.
Regio’s met convergentiedoelstellingen Regio’s met convergentiedoelstellingen
Opmerkingen/andere beperkingen
Voorbeelden
Context: als onderdeel van een project/initiatief wanneer de betrokkenheid van stakeholders vereist is.
Kan netwerking ondersteunen die bijdraagt tot de ontwikkeling van regionale toerismeplannen, inclusief de discussies over de voordelen en mogelijkheden van Natura 2000 op lokaal en regionaal vlak.
Context: als onderdeel van een project/initiatief wanneer de betrokkenheid van stakeholders vereist is.
Kan bijdragen tot de ontwikkeling van grensoverschrijdende netwerken om regionale plannen te ontwerpen voor duurzaam milieubeheer, onderwijs, en/of bescherming dat bij het beheer van Natura 2000 horen.
Context: bredere grensoverschrijdende onderwijsinitiatieven (onderwijs).
Context: als onderdeel van een project/initiatief wanneer de betrokkenheid van stakeholders vereist is.
Kan grensoverschrijdende netwerken ondersteunen die het effectief inzetten van regionale werkkrachten voor Natura 2000 mogelijk maken.
Context: stedelijke dimensie, cultureel erfgoed.
Kan ingezet worden voor de ontwikkeling van transnationale netwerken met de bedoeling regionale plannen uit te werken voor duurzaam milieubeheer, onderwijs, en/of de bescherming van natuurlijk/cultureel erfgoed in de onmiddellijke omgeving van stedelijke centra, inbegrepen het beheer van Natura 2000-gebieden.
Context: als een onderdeel van het project/initiatief wanneer een engagement van stakeholders nodig is.
Kan consultatie en netwerking ondersteunen in verband met grensoverschrijdende beheersplannen en/of risicobeheersplannen voor maritieme gebieden, inclusief aspecten van het beheer van Natura 2000-gebieden.
Kan ondersteuning geven aan de ontwikkeling van brede netwerken in verband met Natura 2000-beheer om het delen van ervaringen, expertise, het verzamelen van gegevens en informatie… mogelijk te maken. Kan ook de regionale samenwerking met en de begeleiding van ‚nieuwe‘ lidstaten mogelijk maken.
Context: als onderdeel van een project/initiatief Kan het consulteren van de gemeenschap/stakeholders betekenen voor stedelijke Nawaarbij de betrokkenheid van stakeholders noodza- tura 2000-gebieden die in een breder stadsvernieuwingsproject kaderen. kelijk is. Opmerking: stedelijke dimensies.
Context: als onderdeel van een project/initiatief waarbij de betrokkenheid van stakeholders noodzakelijk is.
Netwerking van gebieden met natuurlijke handicaps, om het delen te vergemakkelijken van ervaring en ideeën over de manier waarop Natura 2000 kan bijdragen aan de economische groei van de regio.
Netwerking tussen publieke en private organen, departementen, publieke administraties en openbare diensten enz. in verband met het milieubeheer en meer bepaald met Context: als onderdeel van een project/initiatief wan- Natura 2000. neer de betrokkenheid van stakeholders vereist is.
51
Activiteit 8: HERZIENING VAN BEHEERSPLANNEN, -STRATEGIEËN EN SCHEMA’S Fonds
Beschrijving
Doel-groepen
Land types
ELFPO 52(b)(iii)
Instandhouding en opwaardering van het landelijk erfgoed
alle mogelijke
Maatregel niet beGeen perkt tot een bepaald ge-biedstype.
63
Leader
Alle mogelijke (in landelijke ge-bieden)
Alle landelijke gebieden
Geen
EVF geen
LIFE+ 3
Selectiecriteria
alle mogelijke
alle mogelijke
geen
KP7 2(1)(i)f
Leefmilieu, b.v. klimaatwijziging, vervuiling en rampen; alle mogelijke bescherming en duurzaam beheer van natuurlijke en door de mens gemaakte hulpbronnen (b.v. de bescherming en het beheer van de bio-diversiteit); leefmilieu en technologieën (b.v. milieuherstel).
Maatregel niet beTrans-nationale samenwerperkt tot een beking. paald ge-biedstype.
Fonds
Beschrijving
Gebiedsbeperkingen
EFRO 4(5)
Risicopreventie, inclusief de ontwikkeling en invulling van plannen om natuurlijke en technologische risico’s te verhinderen en er het hoofd aan te bieden. Leefmilieu- en risicopreventie: de ontwikkeling van plannen en maatregelen om natuurlijke (b.v. verwoestijning, droogte, brand en overstromingen) en technologische risico’s te verhinderen en er het hoofd aan te bieden. Bijstand bij de ontwikkeling van grensoverschrijdende economische en sociale activiteiten door gezamenlijke strategieën voor duurzame territoriale ontwikkeling, vooreerst het aanmoedigen van de bescherming en het gezamenlijk beheer van de natuurlijke en culturele bronnen, evenals de preventie van natuurlijke en technologische risico’s.
Regio’s met convergentiedoelstellingen
5(2)e
6(1)b
6(2)b
6(2)d
ESF geen CF geen
52
Gebiedsbe-perkingen
Transnationale samenwerking, inclusief bilaterale samenwerking tussen maritieme regio’s die niet vallen onder punt 6(1), door het financieren van netwerken en van acties die leiden tot geïntegreerde territoriale ontwikkeling inzake waterbeheer, energie-efficiëntie, risicopreventie en milieubeschermingsactiviteiten met een duidelijk transnationale dimensie, inclusief de bescherming en het beheer van rivierbekkens, kustzones, mariene bronnen, waterdiensten en wetlands; brand-, droogte- en overstromingspreventie; de bevordering van veiligheid op zee en bescherming tegen natuurlijke en technologische risico’s; en de bescherming en verbetering van het natuurlijk erfgoed als ondersteuning van de socio-economische ontwikkeling en het duurzame toerisme. Transnationale samenwerking, inclusief bilaterale samenwerking tussen maritieme regio’s die niet vallen onder punt 6(1), door het financieren van netwerken en van acties die leiden tot geïntegreerde territoriale ontwikkeling, die zich in eerste instantie richt op de volgende prioritaire gebieden: duurzame stedelijke ontwikkeling: versterken van polycentrische ontwikkeling op het transnationale, nationale en regionale vlak, met een duidelijke transnationale impact. Mogelijke acties zijn het creëren en verbeteren van stedelijke netwerken en van verbindingen tussen stad en platteland; strategieën die algemene stads-plattelandsthema’s aanpakken; bescherming van en promotie voor het cultureel erfgoed, en de strategische integratie van ontwikkelingszones op transnationale basis.
Regio’s met doelstellingen inzake competitiviteit en werkgelegenheids-doelstellingen Europese territoriale samenwerkingsdoelstellingen - grensoverschrijdende samenwerking. Ten minste twee landen zullen steun ontvangen, terwijl minstens één van hen een Lidstaat is. (Artikel 19(1)). Europese territoriale samenwerkingsdoelstellingen – transnationale samenwerking. Ten minste twee landen moeten subsidies ontvangen, terwijl één een lidstaat moet zijn (Artikel 19(1)).
Europese territoriale samenwerkingsdoelstellingen – transnationale samenwerking. Ten minste twee landen moeten subsidies ontvangen, terwijl één een lidstaat moet zijn (Artikel 19(1)).
Opmerkingen/andere beperkingen
Voorbeelden
57: De steun waar artikel 52(b)(iii) naar verwijst, dekt: (a) het ontwerpen van beschermings- en beheersplannen voor Natura 2000 gebieden en andere gebieden met een hoge natuurwaarde, milieubewustmakingsacties en investeringen in verband met het onderhoud, het herstel en de herwaardering van het natuurlijke erfgoed en met de ontwikkeling van gebieden met een hoge natuurwaarde; Zie Artikels 61–65.
Kan, waar relevant voor de lokale ontwikkelingsdoelstellingen, de herziening ondersteunen van schema’s – b.v. het herzien van beheersplannen om zich meer te richten op het engagement van de gemeenschap en op educatieve mogelijkheden (in samenwerking met de relevante overheden).
LIFE+ zal geen maatregelen financieren die vallen binnen de geschiktheidscriteria van, of hulp ontvangen voor hetzelfde doel van andere financieringsinstrumenten van de Europese Gemeenschap (zie Art 10). Maatregelen komen wel in aanmerking wanneer ze overeenkomen met de toegevoegde waarde-criteria van artikel 3 en maatregelen van annex 1. Context: onderzoek
Onderzoeksprogramma’s met als doel de effectiviteit van de oorspronkelijke beheers-plannen te evalueren en ideeën te ontwikkelen om op te nemen in het toekomstige beheer van gebieden en het Natura-netwerk in een bredere context.
Opmerkingen/andere beperkingen
Voorbeelden
Context: ontwikkelingsplannen en maatregelen voor risicobeheer. Context: ontwikkelingsplannen en maatregelen voor risicobeheer.
Herziening van plannen voor Natura-gebieden in het licht van hun bijdrage tot het regionale risicobeheer. Herziening van plannen voor Natura-gebieden in het licht van hun bijdrage tot het regionale risicobeheer.
Context: individuele Naturagebieden als onderdeel van een breder netwerk
Herziening van plannen om grensoverschrijdende synergieën mogelijk te maken – b.v. het herzien van plannen voor gebieden (b.v. rivierbekkens, kustzones) op de grens tussen twee buurstaten.
Context: stedelijke dimensies, cultureel erfgoed.
Herziening van beheersplannen voor Natura 2000 om hun bijdrage mogelijk te maken aan ecotoerisme en de deelname van landbouwers- of vissersgemeenschap-pen die aan de herstructurering deelnemen.
53
Activiteit 9: LOPENDE KOSTEN VAN DE BEHEERSORGANEN Fonds
Beschrijving
ELFPO 52(d)
Een maatregel betreffende verwerving van vakkundig- Alle mogelijke heid en dynamisering met het oog op de opstelling en de uitvoering van een plaatselijke ontwikkelingsstrategie
EVF geen LIFE+ geen KP7 geen
54
Doel-groepen
Land types
Gebieds-beperkingen
Maatregel niet beGeen perkt tot een bepaald ge-biedstype.
Fonds
Beschrijving
Gebiedsbeperkingen
EFRO geen ESF geen CF geen
Opmerkingen/andere beperkingen
Voorbeelden
Zie Art 59(e)
Opmerkingen/andere beperkingen
Voorbeelden
Fondsen niet beschikbaar voor doorlopende activiteiten Fondsen niet beschikbaar voor doorlopende activiteiten Fondsen niet beschikbaar voor doorlopende activiteiten
55
Activiteit 10: ONDERHOUD VAN PUBLIEKSVOORZIENINGEN – TOEGANG EN GEBRUIK VAN DE GEBIEDEN Fonds
Beschrijving
Doel-groepen
ELFPO 36(a)(iv)
Agromilieubetalingen
Landbouwers, land- Landbouw-grond beheerders
Geen
36(b)(v)
Bosmilieubetalingen
private boseigenaars, gemeen-ten
bossen
52(b)(iii)
Instandhouding en opwaardering van het landelijk erfgoed
Alle mogelijke
Maatregel niet beperkt tot een bepaald ge-biedstype.
Toepasbaar-heid varieert afhankelijk van gebied: zie artikel 42. Geen
63
Leader
Alle landelijke gebieden
EVF 44(1)(b)
Alle mo-gelijke (in landelijke gebieden) Arbeiders in de visserij of aanverwante sectoren.
Herstructureren en bijsturen van economische activiteiten, in het bijzonder door het bevorderen van ecotoerisme, in zoverre dat deze acties geen toename van de visserijinspanningen tot gevolg hebben; Ondersteunen van kleine visserij- en toerismegerelaPublieke administeerde infrastructuur ten voordele van kleine vissersge- traties, KMO’s, anmeen-schappen; deren
Maatregel niet beRef Artikels 43(3),(4) perkt tot een bepaald ge-biedstype.
44(1)(e)
LIFE+ geen KP7 geen Fonds
EFRO 4(4)
5(2)b
6(1)b
6(2)d
ESF geen CF geen
56
Land types
Gebiedsbe-perkingen
Geen
Maatregel niet beRef Artikels 43(3),(4) perkt tot een bepaald ge-biedstype.
Beschrijving
Gebiedsbeperkingen
Ondersteunen van de modernisering en diversificatie van regionale economische structuren. Prioriteit: Leefmilieu, inclusief het bevorderen van biodiversiteit en natuurbescherming, inclusief investeringen in Natura 2000-gebieden. Prioriteit: leefmileu- en risicopreventie, en in het bijzonder: het stimuleren van de ontwikkeling van infrastructuur in functie van biodiversiteit en investeringen in Natura 2000-gebieden, waar dit bijdraagt tot duurzame economische ontwikkeling en/of de diversifiëring van landelijke regio’s. Bijstand bij de ontwikkeling van grensoverschrijdende economische en sociale activiteiten door gezamenlijke strategieën voor duurzame territoriale ontwikkeling, in de eerste plaats het aanmoedigen van de bescherming en het gezamenlijk beheer van natuurlijke en culturele bronnen, evenals het voorkomen van natuurlijke en technologische risico’s.
Regio’s die vallen onder de Convergentiedoelstelling. Regio’s met regionale competitiviteitsen werkgelegenheidsdoelstellingen.
Europese territoriale samenwerkingsdoelstellingen - grensoverschrijdende samenwerking. Ten minste twee landen zullen steun ontvangen, terwijl minstens één van hen een Lidstaat is. (Artikel 19(1)). Transnationale samenwerking, inclusief de bilaterale samenwerking tussen maritieme Europese territoriale samenwerkingsdoelregio’s die niet vallen onder punt 6(1), door de financiering van netwerken en van acties stellingen – transnationale samenwerking. de leiden tot geïntegreerde ruimtelijke ontwikkeling, die zich in eerste instantie concen- Ten minste twee landen moeten subsidies treren op de volgende prioritaire assen: duurzame stedelijke ontwikkeling: het versterontvangen, terwijl één een lidstaat moet ken van polycentrische ontwikkeling op het transnationale, nationale en regionale vlak, zijn (Artikel 19(1)). met een duidelijk transnationale invloed. Acties kunnen bestaan uit het creëren en verbeteren van stedelijke netwerken en verbindingen tussen steden en het platteland. Strategieën die algemene stads-plattelandsthema’s aanpakken; bescherming van en promotie voor het cultureel erfgoed, en de strategische integratie van ontwikkelingszones op transnationale basis.
Opmerkingen/andere beperkingen
Voorbeelden
Zie Art 39 en Art 51. De ontvanger moet de randvoorwaarden (cross compliance) en een aantal verplichte standaarden in de nationale wetgeving respecteren. Zie Art 47 en Art 51. De ontvanger moet de randvoorwaarden (cross compliance) respecteren. 57: De steun waar artikel 52(b)(iii) naar verwijst, dekt: (a) het ontwerpen van beschermings- en beheersplannen voor Natura 2000 gebieden en andere gebieden met een hoge natuurwaarde, milieubewustmakingsacties en investeringen in verband met het onderhoud, het herstel en de herwaardering van het natuurlijke erfgoed en met de ontwikkeling van gebieden met een hoge natuurwaarde; Zie Artikels 61–65.
Het bevorderen van de publieke toegankelijk-heid mag deel uitmaken van de landbouw-leefmilieumaatregelen, de betaling mag bedragen bevatten voor b.v. de verzekering dat publieke wandelpaden onverhard blijven in Lidstaten waar dat niet vereist wordt door de randvoorwaarden (cross-compliance). Het bevorderen van de publieke toegankelijkheid mag deel uitmaken van de landbouw-leefmilieumaatregelen, de betaling mag bedragen bevatten voor het onderhoud van wandelpaden, bruggen enz.
Ref: Artikels 43(3),(4) en 41(4) voor details over de vereisten voor gebieden en ontvangers van steun.
Kan gebruikt worden voor het onderhoud of de verbetering van voorzieningen voor publieke toegankelijkheid voor gebruik in kustzones, en om de ontwikkeling van ecotoerisme te vergemakkelijken.
Ref: Artikels 43(3),(4) en 41(4) voor details over de vereisten voor gebieden en ontvangers van steun.
Kan toerismegerelateerde infrastructuur voor publieke toegankelijkheid financieren in elk Natura-gebied waar toegankelijkheid de beoogde gemeenschappen ten goede komt (b.v. door lopende of stijgende activiteiten in het ecotoerisme).
Opmerkingen/andere beperkingen
Voorbeelden
Mogelijkheid om het onderhoud/beheer van infrastructuur op voor het publiek toegankelijke plaatsen te financieren, b.v. verbeteren van wandelwegen. Ook van toepassing bij het beheer/ modernisering van infrastructuur in grensoverschrijdende/transnationale Natura 2000-gebieden.
In het kader van een lokale ontwikkelingsstrategie kunnen voorzieningen voor publieke toegankelijkheid worden onderhouden met als doel het bevorderen van educatie, ecotoerisme of voordelen op het vlak van het leefmilieu.
Context: stedelijke dimensies, cultureel erfgoed
57
Activiteit 11: DOORLOPENDE PERSONEELSKOSTEN Fonds
Beschrijving
Doel-groepen
Land types
Gebiedsbeperkingen
ELFPO geen EVF geen
LIFE+ 3
Selectiecriteria
alle mogelijke
alle mogelijke
geen
KP7 geen
Fonds
Beschrijving
Gebiedsbeperkingen
EFRO geen ESF geen CF geen
58
Opmerkingen/andere beperkingen
Voorbeelden
LIFE+ zal geen maatregelen financieren die vallen binnen de geschiktheidscriteria van, of hulp ontvangen voor hetzelfde doel van andere financieringsinstrumenten van de Europese Gemeenschap (zie Art 10). Maatregelen komen alleen in aanmerking in de omstandigheden die zijn voorzien in Artikel 5(5)(b), en dan nog alleen wanneer ze overeenkomen met de EU-toegevoegde waarde-criteria in artikel 3.
Opmerkingen/andere beperkingen
Voorbeelden
Fondsen niet beschikbaar voor doorlopende activiteiten Fondsen niet beschikbaar voor doorlopende activiteiten Fondsen niet beschikbaar voor doorlopende activiteiten
59
Activiteit 12: BESCHERMINGSBEHEER – HABITATS Fonds
Beschrijving
Doel-groepen
Land types
Gebiedsbe-perkingen
ELFPO 36(a)(i)
Betalingen voor natuurlijke handicaps aan landbouwers in berggebieden
Landbouwers
Landbouw-grond
Gebieden moeten worden aange-duid – zie Art 50.
36(a)(ii)
Betalingen aan landbouwers in andere gebieden met handicaps dan berggebieden
Landbouwers
Landbouw-grond
Gebieden moeten worden aange-duid – zie Art 50.
36(a)(iii)
Natura 2000 betalingen en betalingen in verband met Richtlijn 2006/60/EG
Landbouwers
Landbouw-grond
Gebieden moeten worden aange-duid – zie Art 50.
36(a)(iv)
Agromilieubetalingen
Landbouwers, land-beheerders
Landbouw-grond
geen
36(a)(vi)
Steun voor niet productieve investeringen; [landbouw- Landbouwers, grond] landbeheer
Landbouw-grond
geen
36(b)(i)
De eerste bebossing van landbouwgrond
Alle mogelijke
Landbouw-grond
Gebieden moeten worden aange-duid – zie Art 50.
36(b)(ii)
De eerste totstandbrenging van bos-landbouwsystemen op landbouwgrond
Landbouwers
Landbouw-grond
Toepasbaar-heid varieert afhankelijk van gebied: zie artikel 42.
36(b)(iii)
De eerste bebossing van andere grond dan landbouwgrond
alle mogelijke
Andere landbouwgronden
36(b)(iv)
Natura 2000 betalingen; [bossen]
Private bos-eigenaars en hun verenigingen.
bossen
36(b)(v)
Bosmilieubetalingen
Private bos-eigenaars, gemeenten alle mogelijke
bossen bossen
alle mogelijke
bossen
Gebieden moeten worden aange-duid – zie Art 50. Art 45 verwijst ook naar ver-waarloosde landbouw-gronden. Toepasbaar-heid varieert afhankelijk van het ge-bied: zie artikel 42 Gebieden moeten worden aange-duid – zie Art 50. Toepasbaar-heid varieert afhankelijk van gebied: zie artikel 42. Gebieden moeten worden aange-duid – zie Art 50. geen
36(b)(vi)
Herstel van het bosbouwpotentieel en het treffen van preventieve maatregelen 36(b)(vii) Steun voor niet-productieve investeringen [bossen]
60
52(b)(iii)
Instandhouding en opwaardering van het landelijk erfgoed
alle mogelijke
Maatregel niet begeen perkt tot een bepaald ge-biedstype.
63
Leader
Alle mogelijke (in landelijke gebieden)
Alle landelijke gebieden
geen
Opmerkingen/andere beperkingen
Voorbeelden
Zie Art 37. Is alleen toepasbaar op UAA. Zie Art 51 in Verordening 1782/2003. Dat is een compensatievergoeding en er worden geen milieuvoorwaar-den aan verbonden dan die in de statutaire beheersvoorwaarden zijn opgenomen (die ook de Vogel- en Habitatrichtlijnen bevatten) en GAEC-standaarden (die mogen standaarden bevatten in verband met het verminderen van onderhoud) geassocieerd met Pijler 1-betalingen. De enige andere voorwaarde voor de ontvangers is dat het landbouwbedrijf nog minstens 5 jaar wordt voortgezet. Daarom moet het beschermingsbeheer afhangen van het type van landbouwactivteit van de landbouwer. Zie Art 37. Is alleen toepasbaar op UAA. Zie Art 51 in Verordening 1782/2003 on bovenstaande nota over de milieuvoorwaarden. Zie Art 38. Is alleen van toepassing op verplichte acties en op UAA. Een betaling voor opgelopen kosten en gederfde inkomsten. Zie Art 51 in Verordening 1782/2003.
De betalingen kunnen worden gebruikt voor het ondersteunen van traditionele extensieve en duurzame landbouwpraktijken in gebieden waar dat noodzakelijk is voor het onderhoud van waardevolle habitats – b.v. begrazing van alpiene weiden of open steppegebieden. Merk op dat er geen andere leefmilieucriteria toepasbaar zijn dan die betrekking hebben op de cross-compliance. Daarom is het belangrijk dat deze betalingen geïntegreerd worden in de landbouw-leefmilieu schema’s of adviesactiviteiten om er zeker van te zijn dat de meest aangepaste vorm van landbeheer werd toegepast.
Zie Art 39 en Art 51. De ontvanger moet de randvoorwaarden (cross compliance) en een aantal verplichte vermeldingen in de nationale wetgeving respecteren. Betalingen moeten dienen voor maatregelen die verder gaan dan de voorwaarden van de cross-compliance. Betalingen dienen voor gederfde inkomsten en opgelopen kosten, er zijn in deze betalingen dus geen aanmoedigingspremies begrepen.
Betalingen voor het onderhoud van gebieden waar dicht bij de grenzen van boshabitats voedselplanten voor beren groeien. Er zijn veel mogelijkheden voor de Lidstaten en landbouw-leefmilieuschema’s kunnen worden ontworpen om aanpasbaar te zijn aan verschillende regionale vereisten. Zo zijn landbouw-leefmilieubetalingen ontworpen om de leefmilieudoelstellingen te bereiken die kunnen gepromoot worden naar hen die compensatiebetalingen ontvangen door de Artikels 36 (a) I, 36 (a) ii en 36 (a) iii. Landbouw-leefmilieu schema’s kunnen worden bedoeld voor landbouwgrond tussen sleutelgebieden voor Natura 2000 om er wildcorridors te ontwikkelen die belangrijke habitats verbinden.
Zie Art 41.
Tijdelijke omheiningen voor het begrazingsbeheer, verbieden van de publieke toegang of andere agriculturele activiteiten; het bouwen van stallen voor geiten [bloemen]; Hekken om het vee weg te houden van waterlopen. Kan het herstel financieren van oerbossen waar deze verloren zijn gegaan; kan ook gelinkt worden aan andere herstelprojecten voor de creatie van een aangrenzend netwerk van Natura 2000 gebieden (art 10 van de habitatrichtlijn). Een zorgvuldige afweging van de belangen van de biodiversiteit moet worden gemaakt wanneer in het geval van bebossing wanneer de waarde van de biodiversiteit in een gebied kan verminderen als gevolg van bebossing, afhankelijk van wat in de plaats is gekomen. Beboste gronden kunnen in aanmerking komen voor een bos-leefmilieuvergoeding om een duurzaam bosbeheer te verzekeren. Be-boste gronden kunnen helpen bij de ontwikkeling van wildcorridors tussen Natura-gebieden. Kan het herstel mogelijk maken van traditionele landbouw-bosbouwsystemen zoals dehesa montado in gebieden waar deze verloren zijn gegaan. NB: Een zorgvuldige afweging van de belangen van de biodiversiteit moet worden gemaakt wanneer in het geval van bebossing de waarde van de biodiversiteit in een gebied kan verminderen als gevolg van bebossing, afhankelijk van wat in de plaats is gekomen.
De bedragen hangen af van de categorie waartoe de ontvanger van steun behoort – zie Art 43. Ze dekken oprichtingskosten, onderhoudskosten voor 5 jaar en vergoedingen voor gederfde inkomsten voor maximaal 15 jaar. Eens de gronden bebost zijn komen ze niet langer in aanmerking voor de Single Farm Payment. Zie Art 51 – de ontvanger moet de voorwaarden (cross-compliance) respecteren.
Zie Art 44. Dekt alleen de oprichtingskosten. Daar is er nood om het permanente onderhoud te verzekeren door bij voorbeeld een landbouw-leefmilieuschema,. Het blijft een vraag of landbouw-bosbouwsystemen in aanmerking blijven komen voor Single Farm Payment. Daarom moeten de Lidstaten het landbouwgebruik van de grond verzekeren (maximum aantal bomen per hectare …). Zie Art 45, steun varieert afhankelijk van het grondtype en de categorie van ontvangers.
Kan op vele manieren worden gebruikt: b.v. gefaseerd maaien, beperkingen voor nieuwe drainagesystemen, vereisten in verband met het beheer van hagen. De genomen acties zijn afhankelijk van het beheersplan voor de site zoals het door de nationale autoriteiten, die de verantwoordelijkheid dragen over het nationale beheer van de Vogel- en Habitatrichtlijnen, is ingevuld. De betaling die de landbouwer/ landeigenaar ontvangt dient voor opgelopen kosten, b.v. de kost van een verminderde opbrengst als gevolg van de vereiste om een lagere begrazingsdichtheid toe te passen. Daarom zijn milieuvoordelen afhankelijk van het beheersplan voor het gebied zoals het verbonden is aan de Natura 2000 betaling.
Kan het herstel mogelijk maken van oerbossen in gebieden waar die zijn gekapt, al moet daarbij worden opgemerkt dat bebossing van sommige landtypes (b.v. veen) in het kader van natuurbescherming niet wenselijk zijn.
Zie Art 46 en Art 51 – de ontvanger moet de voorwaarden (cross-compliance) respecteren. Vergoeding voor opgelopen kosten en gederfde inkomsten.
Herstel van oud bos: creëren en beheren van grote bosreservaten (groter dan 50ha) waar bosbeheer grotendeels afwezig is.
Zie Art 47 en Art 51 – de ontvanger moet de voorwaarden (cross-compliance) respecteren. Zie Art 48.
Behoud van stervende/dode bomen in selectief gekapte bossen (10% per hectare); grote afstanden tussen bomen; menging van soorten. Preventieve acties, kan het planten betekenen van streekeigen boomsoorten op voorwaarde dat deze vuur-bestendig zijn. Steun voor de aanleg van kleine vijvers met vegetatie in bosgebieden.
Zie Art 49. Moet gekoppeld worden aan bos-leefmilieu vergoedingen. Zie Art 57. Verwijst naar de investeringen inzake onderhoud, herstel en opwaardering van het natuurlijke erfgoed en de ontwikkeling van gebieden met een hoge natuurwaarde. Zie Artikels 61–65.
Herstel van lokale wetlands door de aanpassing van waterwegen en het aanbrengen van planten. Beheer van lokale habitats om de doel-stellingen te halen van een lokaal ontwikkelingsplan b.v. het zuiveren van waterwegen om de reïntroductie van otters mogelijk te maken als on, derdeel van een ‘groene waterwegen’ campagne.
61
Fonds
EVF 29(1)(b)
29(1)(c)
30(2)(a)
30(2)(d)
37(a)
Doel-groepen
Land types
Gebiedsbe-perkingen
Invulling van aquacultuurmethodes die een aanzienlijke bijdrage leveren tot de reductie van de negatieve impact of de verhoging van de positieve invloed op het leefmilieu wanneer ze vergeleken worden met de normale praktijk in de aquacultuursector. Steun voor traditionele aquacultuuractiviteiten die belangrijk zijn voor het behoud en de ontwikkeling zowel economisch en sociaal rendement als voor het leefmilieu; Vormen van aquacultuur die de bescherming en verbetering inhouden van het leefmilieu, de natuurlijke rijkdommen, de genetische diversiteit en beheer van het landschap en het traditionele uitzicht van aquacultuurgebieden; Duurzame aquacultuur verenigbaar met specifieke milieubeperkingen door de aanduiding tot Natura 2000 gebieden in overeenstemming met Directive 92/43/ EEC. Draagt bij tot een beter en duurzamer beheer en bescherming van natuurlijke hulpbronnen;
KMO’s
Kust-, zee- en binnen-waters, wetlands.
geen
KMO’s
Kust-, zee- en binnen-waters, wetlands.
geen
vissers
Kust-, zee- en binnen-waters, wetlands
geen
vissers
Kust-, zee- en binnen-waters, wetlands
geen
vissers, anderen
Kust-, zee- en binnen-waters, wetlands Kust-, zee- en binnen-waters
geen
37(c)
Het verwijderen van verloren visnetten van de zeebodem ter bestrijding van spookvisserij.
vissers, anderen
37(g)
Ontwikkelen, herstructureren of verbeteren van aquacultuurgebieden.
vissers, anderen
37(j)
geen
Kust, zee- en binnen-waters, wetlands
geen
Het stimuleren van samenwerking tussen wetenschap- vissers, anderen pers en andere actoren in de visserijsector.
Kust-, zee- en binnen-waters, wetlands
geen
38(2)(a)
De constructie of installatie van verplaatsbare faciliteiten om de waterfauna en -flora te beschermen en te ontwikkelen.
vissers, anderen
Kust-, zee- en binnen-waters, wetlands
geen
38(2)(b)
Herwaardering van binnenwateren, inclusief broedgebieden en migratieroutes voor trekkende soorten.
vissers, anderen
Binnen-waters
geen
38(2)(c)
Bescherming en verbetering van het leefmilieu binnen vissers, anderen het kader van N2K op plaatsen waar ze een onmiddelijke invloed hebben op visserijactiviteiten, exclusief de uitvoeringskosten.
Kust-, zee- en binnen-waters, wetlands
geen
41(2)(b)
Pilootprojecten: die het mogelijk maken testen uit te vissers, anderen, voeren op beheersplannen en herlokaliseringsplannen KMO’s voor de visserij, inclusief, indien nodig, de oprichting van zones waar niet gevist mag worden, om de biologische en financiële gevolgen in te schatten en te experimenteren met het uitzetten van nieuwe visbestanden.
Kust-, zee- en binnen-waters, wetlands.
geen
41(2)(c)
Pilootprojecten: het ontwikkelen en testen van metho- vissers, anderen, des om de selectiviteit van de netten te verbeteren, bij- KMO’s vangsten te verminderen, de invloed op het leefmilieu weg te werken, in het bijzonder op de zeebodem.
Kust-, zee- en binnen-waters.
geen
44(1)(c)
Diversifiëring van activiteiten met als bedoeling het creëren van een bredere waaier aan jobs voor vissers;
arbeiders in de visserij of aanverwante sectoren.
Maatregel niet beRef Artikels 43(3),(4) perkt tot een bepaald ge-biedstype.
44(1)(f )
Het beschermen van het leefmilieu in visserijregio’s om publieke adminishen hun aantrekkelijk-heid te laten behouden, regene- traties, KMO’s, anreren en ontwikkelen van kustdorpen en -gehuchten deren met visserijactiviteiten en het be-schermen en verhogen van het natuurlijk en architecturaal erfgoed.
Maatregel niet beRef Artikels 43(3),(4) perkt tot een bepaald ge-biedstype.
Selectiecriteria
alle mogelijke
LIFE+ 3
62
Beschrijving
alle mogelijke
geen
Opmerkingen/andere beperkingen
Voorbeelden
29(2) Steun aan investeringen blijft beperkt tot [kleine en middelgrote] ondernemingen.
Financiering om viskwekers te ondersteunen bij het invoeren van technieken die een verminderd gebruik van of het bannen van chemicaliën mogelijk maken en die zo leiden tot een zuiverder waterweg en een hogere natuurwaarde stroomafwaarts.
29(2) Steun aan investeringen blijft beperkt tot [kleine en middelgrote] ondernemingen.
Steun voor het onderhoud van traditionele visvijvers die belangrijke habitats kunnen zijn.
Alleen in zones met aquacultuur, kunnen compensatie zijn voor Natura-lokatie. – zie 30(4)(d)
Alleen in zones met aquacultuur, kunnen compensatie zijn voor Natura-lokatie. – zie 30(4)(d)
Invoeren van normen voor biologische landbouw, marketing voor producten die in Natura-gebieden op biologische wijze worden geteeld (waar biologische aquacultuur verenigbaar is met de doelstellingen voor het gebied).
Art 30(2)c
Art 37: Collectieve acties: moeten worden uitgevoerd met de actieve steun van de organisatoren zelf of door verenigingen die in opdracht werken van de organisatoren of andere organisaties die door de Lidstaat werden erkend. Art 37: Collectieve acties: moeten worden uitgevoerd met de actieve steun van de organisatoren zelf of door verenigingen die in opdracht werken van de organisatoren of andere organisaties die door de Lidstaat werden erkend.
Verwijderen van visnetten uit beschermde mariene gebieden, opdat de kwaliteit van de habitat opnieuw zou verbeteren.
Verbeteren van bestaande habitats door verbeteringen in de aquacultuurgebieden (b.v. door het aanplanten van watervegetaties).
Art 37: Collectieve acties: moeten worden uitgevoerd met de actieve steun van de organisatoren zelf of door verenigingen die in opdracht werken van de organisatoren of andere organisaties die door de Lidstaat werden erkend.
Kan gebruikt worden om, bijgestaan door wetenschappelijke inbreng, de ontwikkeling van nieuwe beheersmaatregelen voor een habitat te stimuleren (dit kan in het bijzonder bijdragen tot de ontwikkeling van beheersmaatregelen voor mariene gebieden).
Art 38(3) De acties moeten ingevuld worden door openbare of semi-openbare organen, erkende handelsorganisaties, of andere organen die met dat doel door de Lidstaat werden aangeduid. Art 38(3) De acties moeten ingevuld worden door openbare of semi-openbare organen, erkende handelsorganisaties, of andere organen die met dat doel door de Lidstaat werden aangeduid.
Het bouwen van ‘kooien’ om kwetsbare grondgebonden soorten en habitats te beschermen (b.v. zeegrasbedden).
Art 38(3) De acties moeten ingevuld worden door openbare of semi-openbare organen, erkende handelsorganisaties, of andere organen die met dat doel door de Lidstaat werden aangeduid.
De verbetering van Natura 2000 gebieden waarin broedgebieden of habitats voor vis/schelpdieren liggen – kan bestaan uit de ontwikkeling van waterbehandelings-mogelijkheden of het heraanplanten van oevervegetatie en estuariene vegetatie.
41(1) proefprojecten die door een economische speler moeten worden uitgevoerd, een erkende handelsorganisatie of eender welk bekwaam orgaan dat voor dat doel door de Lidstaat werd aangeduid, in samenwerking met een wetenschappelijk of technisch orgaan.
Het instellen van zones in Natura 2000 gebieden waar niet mag worden gevist om de effecten van het niet vissen op habitats en soorten na te kunnen gaan.
41(1) proefprojecten die door een economische speler moeten worden uitgevoerd, een erkende handelsorganisatie of eender welk bekwaam orgaan dat voor dat doel door de Lidstaat werd aangeduid, in samenwerking met een wetenschappelijk of technisch orgaan. Ref: Artikels 43(3),(4) en 44(4) voor details over de vereisten voor gebieden en ontvangers van steun.
Pilootproject om testmethodes te ontwikkelen om te vissen met een kleinere weerslag op de zeebodem (b.v. vissen zonder zeegrasbedden te beschadigen).
Ref: Artikels 43(3),(4) en 44(4) voor details over de vereisten voor gebieden en ontvangers van steun.
Het beheer van de waterkwaliteit kan het herstel en de terugkeer van zoetwaterinvertebraten mogelijk maken. Het heraanplanten van oevervegetaties kan het broedsucces verhogen.
Het creëren van jobs door verbetering van een habitat (b.v. het herbeplanten van rivier- en estuariene habitats). Verbetering van de milieukwaliteit door het herstel van kusthabitats.
LIFE+ zal geen maatregelen financieren die vallen binnen de geschiktheidscriteria van, of hulp ontvangen voor hetzelfde doel van andere financierings-instrumenten van de Europese Gemeenschap (zie Art 10). Maatregelen komen alleen in aanmerking in de omstandigheden wanneer ze overeenkomen met de toegevoegde waarde-criteria in artikel 3, maatregelen van annex 1 en niet “niet periodiek terugkerend”.
63
Fonds
KP7 2(1)(i)f
Fonds
EFRO 4(4)
4(5) 4(8)
5(2)a
5(2)b
5(2)e
5(3)a
6(1)b
Doel-groepen
Land types
Leefmilieu, b.v. klimaatwijziging, vervuiling en rampen; bescherming en duurzaam be-heer van natuurlijke en door de mens ge-maakte hulpbronnen (b.v. de bescherming en het beheer van de biodiversiteit); leef-milieu en technologieën (b.v. milieuherstel).
alle mogelijke
Maatregel niet beTransnationale samen-werking. perkt tot een bepaald ge-biedstype.
Beschrijving
Gebiedsbe-perkingen
Gebieds beperking
Ondersteunen van de modernisering en diversificatie van regionale economische struc- Regionale Convergentiedoelstellingen. turen. Prioriteit: Leefmilieu, inclusief het bevorderen van biodiversiteit en natuurbescherming, inclusief investeringen in Natura 2000-gebieden. Risicopreventie, inclusief de ontwikkeling en invulling van plannen om natuurlijke en Regionale Convergentiedoelstellingen. technologische risico’s te verhinderen en er het hoofd aan te bieden. Regionale Convergentiedoelstellingen. Investeringen in transport, inclusief de verbetering van trans-Europese netwerken en verbindingen met het TEN-T-netwerk, geïntegreerde strategieën voor milieuvriendelijk transport dat bijdraagt tot de verbetering van de toegang tot en de kwaliteit van passagiers- en goederendiesten, om een meer evenwichtige verdeling over de verschillende vervoerswijzen te bereiken, om intermodale systemen te bevorderen en om de impact op het leefmilieu te verkleinen. Leefmilieu- en risicopreventie, en in het bijzonder het stimuleren van de investeringen in Regio’s met regionale competitiviteitshet herstel van de fysieke leefomgeving, inclusief vervuilde, verdroogde en brownfielden werkgelegenheidsdoelstellingen. sites en gronden. Prioriteit: leefmileu- en risicopreventie, en in het bijzonder: het stimuleren van de ontRegio’s met regionale competitiviteitswikkeling van infrastructuur in functie van biodiversiteit en investeringen in Natura en werkgelegenheidsdoelstellingen. 2000-gebieden, waar dit bijdraagt tot duurzame economische ontwikkeling en/of de diversifiëring van landelijke regio’s. Prioriteit: leefmilieu- en risicopreventie;ontwikkelen van plannen en maatregelen om na- Regio’s met regionale competitiviteitstuurlijke (verwoestijning, droogte, brand en overstromingen) en technologische risico’s en werkgelegenheidsdoelstellingen. te verhinderen en er het hoofd aan te bieden. Transport- en telecommunicatiediensten van algemeen economisch belang, en in het bijRegio’s met regionale competitiviteitszonder om secundaire netwerken te versterken door het verbeteren van de verbindingen en werkgelegenheidsdoelstellingen. met de TEN-T-netwerken, regionale spoorwegknooppunten, luchthavens en havens of multimodale platformen, die voorzien in radiale verbindingen naar belangrijke treinverbindingen en die regionale en lokale binnenwaters en korte transporten over zee stimuleren. Bijstand bij de ontwikkeling van grensoverschrijdende economische en sociale activitei- Europese territoriale samenwerkingsten door gezamenlijke strategieën voor duurzame territoriale ontwikkeling, in de eerste doelstellingen - grensoverschrijdende plaats het aanmoedigen van de bescherming en het gezamenlijk beheer van natuurlijke samenwerking. Ten minste twee landen en culturele bronnen, evenals het voorkomen van natuurlijke en technologische risico’s. zullen steun ontvangen, terwijl minstens één van hen een Lidstaat is. (Artikel 19(1)).
6(1)d
Ontwikkeling van grensoverschrijdende economische, sociale en ecologische activiteiten door gezamenlijke strategieën voor duurame regionale ontwikkeling,: het terugdringen van de isolatie door de toegang te verbeteren tot transport-, informatie- en communicatienetwerken en diensten,en grensoverschrijdende water-, afval- en energiesystemen en -faciliteiten.
Europese territoriale samenwerkingsdoelstellingen - grensoverschrijdende samenwerking. Ten minste twee landen zullen steun ontvangen, terwijl minstens één van hen een Lidstaat is. (Artikel 19(1)).
6(2)b
Transnationale samenwerking, inclusief bilaterale samenwerking tussen maritieme regio’s die niet vallen onder punt 6(1), door het financieren van netwerken en van acties die leiden tot geïntegreerde territoriale ontwikkeling inzake waterbeheer, energie-efficiëntie, risicopreventie en milieubeschermingsactiviteiten met een duidelijk transnationale dimensie, inclusief de bescherming en het beheer van rivierbekkens, kustzones, mariene bronnen, waterdiensten en wetlands; brand-, droogte- en overstromingspreventie; de bevordering van veiligheid op zee en bescherming tegen natuurlijke en technologische risico’s; en de bescherming en verbetering van het natuurlijk erfgoed als ondersteuning van de socio-economische ontwikkeling en het duurzame toerisme.
Europese territoriale samenwerkingsdoelstellingen – transnationale samenwerking. Ten minste twee landen moeten subsidies ontvangen, terwijl één een lidstaat moet zijn (Artikel 19(1)).
8
Duurzame stedelijke ontwikkeling: versterking van de economische groei, het herstel van het fysieke leefmilieu, herontwikkeling van brownfields, en de bescherming en ontwikkeling van het natuurlijk en cultureel erfgoed, het bevorderen van het ondernemerschap, lokale werkgelegenheid en ontwikkeling van de gemeenschap, en het voorzien in diensten voor de bevolking die rekening houden met de wijzigende demografische structuren.
ESF geen CF 2(1)b
64
Beschrijving
Leefmilieu binnen de prioriteiten zoals aangeduid door het milieubeschermingsbeleid van de Gemeenschap onder het milieubeleids- en actieprogramma, in deze context eveneens inbegrepen de gebieden in verband met duurzame ontwikkeling die duidelijke leefmilieuvoordelen opleveren, namelijk energie-efficiëntie en hernieuwbare energie en, in de transportsector buiten de Trans-Europese netwerken, spoor, rivier- en zeetransport, intermodale transportsystemen en hun interoperabiliteit, beheer van weg-, zee- en luchtverkeer, milieuvriendelijk stedelijk en openbaar vervoer.
Regio’s met convergentiedoelstellingen
Opmerkingen/andere beperkingen
Voorbeelden
Context: onderzoek
Onderzoeksprojecten kunnen leiden tot de ontwikkeling van meer effectieve beheersmaatregelen voor specifieke gebieden of biotopen.
Opmerkingen/andere beperkingen
Voorbeelden
Maakt de financiering mogelijk van een bepaalde manier van verwijdering van sediment en uitdieping van een rivierdelta om op de lange termijn habitatherstel en ecotoerisme mogelijk te maken. Op grote schaal aanplanten van streekeigen boomsoorten met een laag brandgevaar.
Context: onwikkelingsplannen en maatregelen voor risicobeheer. Context: het aanleggen/verbeteren van transportinfrastructuur om de effecten op Naturagebieden te verzachten.
Waar transportinfrastructuur bestaat (b.v. wegen, spoorwegcorridors), kunnen verbeteringen worden aangebracht om de versnipperingseffecten te verkleinen (b.v. door het bouwen van bruggen en tunnels).
Maakt de financiering mogelijk van een bepaalde manier van verwijdering van sediment en uitdieping van een rivierdelta om op de lange termijn habitatherstel en ecotoerisme mogelijk te maken. De financiering is mogelijk van een bepaalde vorm van restauratieactiviteit in een Natura 2000-gebied en/of de omliggende terreinen om een langetermijngericht habitatbeheer mogelijk te maken en om bij te dragen tot duurzaam toerisme in het gebied.
Context: onwikkelingsplannen en maatregelen voor risicobeheer.
Op grote schaal aanplanten van streekeigen boomsoorten met een laag brandgevaar.
Context: het aanleggen/verbeteren van transportinfrastructuur om de effecten op Naturagebieden te verzachten.
Waar transportinfrastructuur bestaat (b.v. wegen, spoorwegcorridors), kunnen verbeteringen worden aangebracht om de versnipperingseffecten te verkleinen (b.v. door het bouwen van bruggen en tunnels).
Maakt de financiering mogelijk van grensoverschrijdende initiatieven zoals rivierbekkenherstel inclusief de verwijdering van sediment, het verwijderen van grote infrastructuren zoals dammen. Maakt eveneens de financiering mogelijk van de ontwikkeling van waterkwaliteitsschema’s, inclusief de behandeling van vervuild industrieel water.
Context: het aanleggen/verbeteren van transportinfrastructuur om de effecten op Naturagebieden te verzachten.
Waar transportinfrastructuur bestaat (b.v. wegen, spoorwegcorridors), kunnen verbeteringen worden aangebracht om de versnipperingseffecten te verkleinen (b.v. door het bouwen van bruggen en tunnels).
Gebieden moeten in verband staan met rivier- Maakt de financiering mogelijk van grensoverschrijdende initiatieven zoals rivierbekkenherbekken, wetland, zee- of kustzones. stel inclusief de verwijdering van sediment, het verwijderen van grote infrastructuren zoals dammen. Maakt eveneens de financiering mogelijk van de ontwikkeling van waterkwaliteitsschema’s, inclusief de behandeling van vervuild industrieel water.
Vereiste: stedelijke dimensies, Context: historisch/cultureel erfgoed.
In stedelijke gebieden is steun mogelijk voor de herontwikkeling van Natura-gebieden om het lokale gebruik en de ontwikkeling van de gemeenschap te bevorderen.
De bouw van een waterzuiveringsinstallatie om de waterkwaliteit in een Natura-gebied te verbeteren.
65
Activiteit 13: BESCHERMINGSBEHEER – SOORTEN Fonds
ELFPO 36(a)(i)
36(a)(ii) 36(a)(iii)
36(a)(iv) 36(a)(vi) 36(b)(i)
Beschrijving
Doel-groepen
Land types
Gebiedsbeperkingen
Betalingen voor natuurlijke handicaps aan landbouwers in berggebieden
Landbouwers
Landbouw-grond
Gebieden moe-ten worden aangeduid – zie Art 50.
Betalingen aan landbouwers in andere gebieden met handicaps dan berggebieden Natura 2000 betalingen en betalingen in verband met Richtlijn 2006/60/EG
Landbouwers
Landbouw-grond
Landbouwers
Landbouw-grond
Gebieden moe-ten worden aangeduid – zie Art 50. Gebieden moe-ten worden aangeduid – zie Art 50.
Agromilieubetalingen
Landbouwers, landbeheerders Steun voor niet productieve investeringen; [landbouw- Landbouwers, landgrond] beheerders De eerste bebossing van landbouwgrond Alle mogelijke
geen
Landbouw-grond
geen
Landbouw-grond
Gebieden moe-ten worden aangeduid – zie Art 50.
36(b)(ii)
De eerste totstandbrenging van boslandbouwsystemen op landbouwgrond
Landbouwers
Landbouw-grond
Toepasbaar-heid varieert afhankelijk van gebied: zie artikel 42.
36(b)(iii)
De eerste bebossing van andere grond dan landbouwgrond
alle mogelijke
Andere landbouwgronden.
Gebieden moe-ten worden aangeduid – zie Art 50. Art 45 verwijst ook naar verwaarloosde gronden.
36(b)(iv)
Natura 2000 betalingen; [bossen]
Private boseigebossen naars en verenigingen van private boseigenaars.
Toepasbaar-heid varieert afhankelijk van gebied: zie artikel 42. Gebieden moeten worden aangeduid – zie Art 50.
36(b)(v)
Subsidies voor milieuvriendelijke maatregelen in de bosbouwactiviteit.
Private boseigebossen naars, gemeentebesturen. alle mogelijke bossen
Eligibility varies depending on area: refer to article 42.
36(b)(vi)
Herstel van het bosbouwpotentieel en introductie van preventieve maatregelen. 36(b)(vii) Steun voor niet-productieve investeringen (bossen). 52(b)(iii) Bescherming en opwaardering van het plattelandserfgoed.
66
Landbouw-grond
alle mogelijke alle mogelijke
63
Leader
Alle mogelijke (in landelijke gebieden)
EVF 27(1)(a)
Diversificatie van activiteiten met als bedoeling het creëren van een bredere waaier aan jobs voor vissers;
vissers
27(1)(c)
Schema’s voor bijscholing naar andere beroepsmogelijkheden buiten de zeevisserij.
vissers
29(1)(b)
Invulling van aquacultuurmethodes die een aanzienlijke bijdrage leveren tot de reductie van de negatieve impact of de verhoging van de positieve invloed op het leefmilieu wanneer ze vergeleken worden met de normale praktijk in de aquacultuursector.
KMO’s
bossen maatregel niet beperkt tot een bepaald gebiedstype Alle landelijke gebieden
Gebieden moe-ten worden aangeduid – zie Art 50. Geen Geen
Geen
Maatregel niet begeen perkt tot een bepaald ge-biedstype. Maatregel niet begeen perkt tot een bepaald ge-biedstype. Kust-, zee- en binnen-waters, wetlands.
geen
Opmerkingen/andere beperkingen
Voorbeelden
Verwijst naar Art. 37. Alleen toe te passen op de UAA. Verwijst naar Art. 51 van Richtlijn 1782/2003. Dit is een compensatievergoeding en geen enkele milieuvoorwaarde wordtb opgelegd behalve die die worden uiteengezet in statutaire beheersvereisten (die worden beschreven in de Vogel) en Habitatrichtlijnen) en de GAEC-standaarden (die een minimum aan beheer kunnen opleggen), en die te maken hebben met Pijler 1-betalingen. De enige vereisten voor de ontvangers is het verderzetten van de landbouwpraktijken gedurende minstens 5 jaar. Het beschermingsbeheer zal daarom afhankelijk zijn van het type landbouwactiviteit dat door de landbouwer gebruikt uitgeoefend wordt. Zie Art 37. Is alleen toepasbaar op UAA.
Vergoedingen voor het verderzetten van landbouwpraktijken die het landschap openhouden en zo broedgelegenheid bieden voor alpiene vlindersoorten.
Zie Art 38. Is alleen toepasbaar op verplichte acties en op UAA..
Zie Art 39. Zie Art 41.
Onderhoud van overstroomde graslanden ten voordele van waadvogels. Niet oogsten of maaien in een beschermde zone op 50 meter rondom het nest; tegemoetkoming voor het eens per jaar maaien van niet-begraasde delen. Traditionele diersoorten met een lage veebezetting op permanente graslanden. Aanbrengen van kunstnesten en nestkasten; rustpalen.
Bedragen hangen af van de categorie waar-toe de ontvanger van Heraanplanten van inheemse boomsoorten om verdwenen bosecosteun behoort – zie Art 43. Ze dekken oprichtingskosten, onder-houd- systemen te herstellen en de terugkeer van zeldzame soorten te beskosten voor 5 jaar en vergoedingen voor gederfde inkomsten voor werktelligen. maximaal 15 jaar. Eens de gronden bebost zijn, komen ze niet meer in aanmerking voor de Single Farm Payment. Zie Art 51 – de ontvanger moet de cross-compliance respecteren. Zie Art 44. Dekt alleen de oprichtingskosten. Daar is er nood om het Maakt het herstel mogelijk van traditionele landbouw-bosbouwsystepermanente onderhoud te verzekeren door bij voorbeeld een landmen zoals dehesa/montado in regio’s waar deze verloren zijn gegaan. bouw-leefmilieuschema,. Het blijft een vraag of landbouw-bosbouwsystemen in aanmerking blijven komen voor Single Farm Payment. Daarom moeten de Lidstaten het landbouwgebruik van de grond verzekeren (maximum aantal bomen per hectare …). Zie Art 45, steun varieert afhankelijk van het grondtype en de categorie van ontvangers.
Zie Art 46 en Art 51 – de ontvanger moet de voorwaarden (cross-com- Aanbrengen van nestkasten voor kleine boszoogdieren. pliance) respecteren. Vergoeding voor opgelopen kosten en gederfde inkomsten.
Zie Art 47 en naar Art 51 – recipient must respect cross compliance.
Retention of dying/old trees in selectively logged bossen, at a rate of 10% per hectare.
Zie Art 48.
Prevention actions could include planting of native trees where these are fire-resistant. Zie Art 49. Moet gelieerd worden met de bos-leefmilieuvergoedingen. Support establishment of small vegetated ponds in forest areas Zie Art 57. Restoration of local riverine species through removal of modifications to waterways, en restorative planting.
Zie Artikels 61–65.
Geen
Geen
29(2) Steun aan investeringen blijft beperkt tot [kleine en middelgrote] ondernemingen.
Soortenbeheer om de doelstellingen van het lokale ontwikkelingplan te halen; b.v. herintroductie van waterveldmuizen in riviersystemen om de doelstellingen op het vlak van ecotoerisme langs de rivier te realiseren. Ontwikkeling op kleine schaal van een werkgelegenheidsprogramma (maatregelen voor soortenbeheer) voor gewezen vissers, b.v. vangen en uitzetten van vissoorten om monitoring mogelijk te maken. Bijscholingsschema’s met als doel een beroepsopleiding van oud-vissers over het beheer van soorten. Steun voor aquacultuurtechnieken om streekeigen soorten te gebruiken.
67
Fonds
Beschrijving
Doel-groepen
Land types
Gebiedsbeperkingen
29(1)(c)
Steun voor traditionele aquacultuuractiviteiten die belangrijk zijn voor het behoud en de ontwikkeling van zowel economisch en sociaal rendement als voor het leefmilieu; Vormen van aquacultuur die de bescherming en verbetering inhouden van het leefmilieu, de natuurlijke rijkdommen, de genetische diversiteit en beheer van het landschap en het traditionele uitzicht van aquacultuurgebieden. Duurzame aquacultuur verenigbaar met specifieke milieubeperkingen door de aanduiding tot Natura 2000 gebieden in overeenstemming met Directive 92/43/EEC. Draagt bij tot een beter en duurzamer beheer en bescherming van natuurlijke hulpbronnen;
KMO’s
Kust-, zee- en binnen-waters, wetlands.
geen
vissers
Kust-, zee- en binnen-waters, wetlands.
geen
vissers
Kust-, zee- en binnen-waters, wetlands. Kust-, zee- en binnen-waters, wetlands.
geen
30(2)(a)
30(2)(d)
37(a)
geen
37(b)
Stimuleren van selectieve vismethodes en -netten en het verminderen van het aantal bijvangsten;
vissers, anderen
Kust-, zee- en binnen-waters.
geen
37(g)
Ontwikkelen, herstructureren of verbeteren van aquacultuurgebieden.
vissers, anderen
Kust-, zee- en binnen-waters, wetlands.
geen
37(j)
Het stimuleren van samenwerking tussen wetenschap- vissers, anderen pers en andere actoren in de visserijsector.
Kust-, zee- en binnen-waters, wetlands.
geen
38(2)(a)
De constructie of installatie van verplaatsbare faciliteiten om de waterfauna en -flora te beschermen en te ontwikkelen.
vissers, anderen
Kust-, zee- en binnen-waters, wetlands.
geen
38(2)(c)
Bescherming en verbetering van het leefmilieu binnen vissers, anderen het kader van N2K op plaatsen waar ze een onmiddelijke invloed hebben op visserijactiviteiten, exclusief de uitvoeringskosten.
Kust-, zee- en binnen-waters, wetlands.
geen
41(2)(b)
Pilootprojecten: die het mogelijk maken testen uit te vissers, anderen, voeren op beheersplannen en herlokaliseringsplannen KMO’s voor de visserij, inclusief, indien nodig, de oprichting van zones waar niet gevist mag worden, om de biologische en financiële gevolgen in te schatten en te experimenteren met het uitzetten van nieuwe visbestanden.
Kust-, zee- en binnen-waters, wetlands.
geen
44(1)(c)
Diversifiëring van activiteiten met als bedoeling het creëren van een bredere waaier aan jobs voor vissers;
arbeiders in de visserij of aanverwan-te sectoren.
Maatregel niet beRef Artikels 43(3),(4) perkt tot een bepaald ge-biedstype.
LIFE+ 3
Selectiecriteria
alle mogelijke
alle mogelijke
KP7 2(1)(i)f
68
vissers, anderen
Leefmilieu, b.v. klimaatwijziging, vervuiling en rampen; alle mogelijke bescherming en duurzaam beheer van natuurlijke en door de mens gemaakte hulpbronnen (b.v. de bescherming en het beheer van de biodiversiteit); leefmilieu en technologieën (b.v. milieuherstel).
geen
Maatregel niet beTransnationale samen-werperkt tot een beking. paald ge-biedstype.
Opmerkingen/andere beperkingen
Voorbeelden
29(2) Steun aan investeringen blijft beperkt tot [kleine en middelgrote] ondernemingen.
Steun voor het behoud van lokale historische visvijvers die belang kan hebben voor de migratie van vogels en/of amfibieën en reptielen.
Alleen in zones met aquacultuur, kunnen compensatie zijn voor Natura-lokatie. – zie 30 (4)(d)
Alleen in zones met aquacultuur, kunnen compensatie zijn voor Natura-lokatie. – zie 30 (4)(d)
Aanmoediging voor het behoud van de waterspiegel in functie van trekkende en broedende vogels.
Art 37: Collectieve acties: moeten worden uitgevoerd met de actieve steun van de organisatoren zelf of door verenigingen die in opdracht werken van de organisatoren of andere organisaties die door de Lidstaat werden erkend. Art 37: Collectieve acties: moeten worden uitgevoerd met de actieve steun van de organisatoren zelf of door verenigingen die in opdracht werken van de organisatoren of andere organisaties die door de Lidstaat werden erkend. Art 37: Collectieve acties: moeten worden uitgevoerd met de actieve steun van de organisatoren zelf of door verenigingen die in opdracht werken van de organisatoren of andere organisaties die door de Lidstaat werden erkend. Art 37: Collectieve acties: moeten worden uitgevoerd met de actieve steun van de organisatoren zelf of door verenigingen die in opdracht werken van de organisatoren of andere organisaties die door de Lidstaat werden erkend.
Kan worden gebruikt om bij te dragen tot een duurzaam beheer van mariene soorten en zoetwatersoorten, b.v. de verbetering van de broedgebieden om het aantal dieren te verhogen. Bij voorbeeld: het gebruik promoten van netten die het aantal bijvangsten reduceren.
Het verbeteren van aquacultuurgebieden door het herbeplanten van riviervegetaties, b.v. riet en biezen om nieuwe habitats te creëren voor ongewervelden, kleine zoogdieren en reptielen. Kan, mits wetenschappelijke inbreng, worden gebruikt voor de ontwikkeling van nieuwe soortgerichte beheersmaatregelen (meer bepaald voor de ontwikkeling van beheersmaatregelen voor mariene soorten).
Art 38(3) De acties moeten ingevuld worden door openbare of semiopenbare organen, erkende handelsorganisaties, of andere organen die met dat doel door de Lidstaat werden aangeduid.
Het bouwen van ‘kooien’ om kwetsbare grondgebonden soorten en habitats te beschermen (b.v. zeegrasbedden).
Art 38(3) De acties moeten ingevuld worden door openbare of semiopenbare organen, erkende handelsorganisaties, of andere organen die met dat doel door de Lidstaat werden aangeduid.
Specifieke beheersacties gericht op soorten die commercieel bevist worden en op die manier relevant zijn voor Natura, b.v. het herstel van kweekgronden voor Zalm.
41(1) proefprojecten die door een economische speler moeten worden uitgevoerd, een erkende handelsorganisatie of eender welk bekwaam orgaan dat voor dat doel door de Lidstaat werd aangeduid, in samenwerking met een wetenschappelijk of technisch orgaan.
De inrichting van zones in een Natura 2000 gebied waar niet gevist mag worden, om de effecten van het niet vissen op habitats en soorten na te kunnen gaan.
Ref: Artikels 43(3),(4) en 44(4) voor details over de vereisten voor gebieden en ontvangers van steun.
Het creëren van jobs in het soortgerichte beheer (b.v. monitoring, bescherming en kweken van zoetwatervissen als Zalm en Steur).
Komt in principe in aanmerking behalve voor de omstandigheden zo- Bij voorbeeld een herintroductieplan voor endemische kreeftachtigen als ze zijn voorzien in artikel 5(5) en dan alleen indien dergelijke activi- in een hersteld riviersysteem. teiten voldoen aan de meerwaardecriteria van artikel 3 en de activiteiten mogen niet “terugkerend” zijn. Context: onderzoek
Onderzoeksprojecten kunnen leiden tot de ontwikkeling van meer effectieve beheersmaatregelen voor specifieke soorten.
69
Fonds
EFRO 4(4)
4(8)
5(3)a
6(1)b
6(1)d
8
ESF geen CF geen
70
Beschrijving
Gebiedsbeperkingen
Ondersteunen van de modernisering en diversificatie van regionale economische structuren. Prioriteit: Leefmilieu, inclusief het bevorderen van biodiversiteit en natuurbescherming, inclusief investeringen in Natura 2000-gebieden. Investeringen in transport, inclusief de verbetering van trans-Europese netwerken en verbindingen met het TEN-T-netwerk, geïntegreerde strategieën voor milieuvriendelijk transport dat bijdraagt tot de verbetering van de toegang tot en de kwaliteit van passagiers- en goederendiesten, om een meer evenwichtige verdeling over de verschillende vervoerswijzen te bereiken, om intermodale systemen te bevorderen en om de impact op het leefmilieu te verkleinen. Transport- en telecommunicatiediensten van algemeen economisch belang, en in het bijzonder om secundaire netwerken te versterken door het verbeteren van de verbindingen met de TEN-T-netwerken, regionale spoorwegknooppunten, luchthavens en havens of multimodale platformen, die voorzien in radiale verbindingen naar belangrijke treinverbindingen en die regionale en lokale binnenwaters en korte transporten over zee stimuleren. Bijstand bij de ontwikkeling van grensoverschrijdende economische en sociale activiteiten door gezamenlijke strategieën voor duurzame territoriale ontwikkeling, in de eerste plaats het aanmoedigen van de bescherming en het gezamenlijk beheer van natuurlijke en culturele bronnen, evenals het voorkomen van natuurlijke en technologische risico’s.
Regio’s die vallen onder de Convergentiedoelstellingen.
Ontwikkeling van grensoverschrijdende economische, sociale en ecologische activiteiten door gezamenlijke strategieën voor duurzame regionale ontwikkeling,: het terugdringen van de isolatie door de toegang te verbeteren tot transport-, informatie- en communicatienetwerken en diensten,en grensoverschrijdende water-, afval- en energiesystemen en -faciliteiten. Duurzame stedelijke ontwikkeling: versterking van de economische groei, het herstel van het fysieke leefmilieu, herontwikkeling van brownfields, en de bescherming en ontwikkeling van het natuurlijk en cultureel erfgoed, het bevorderen van het ondernemerschap, lokale werkgelegenheid en ontwikkeling van de gemeenschap, en het voorzien in diensten voor de bevolking die rekening houden met de wijzigende demografische structuren.
Regio’s die vallen onder de Convergentiedoelstellingen.
Regio’s met regionale competitiviteitsen werkgelegenheidsdoelstellingen.
Europese territoriale samenwerkingsdoelstellingen - grensoverschrijdende samenwerking. Ten minste twee landen zullen steun ontvangen, terwijl minstens één van hen een Lidstaat is. (Artikel 19(1)). Europese territoriale samenwerkingsdoelstellingen - grensoverschrijdende samenwerking. Ten minste twee landen zullen steun ontvangen, terwijl minstens één van hen een Lidstaat is. (Artikel 19(1)).
Opmerkingen/andere beperkingen
Voorbeelden
Eenmalige financiering van de herintroductie van bedreigde soorten is mogelijk, in het kader van in de toekomst gepland ecotoerisme dat met deze soorten verboden is. Context: aanleg/verbetering van de transport- Verbeteringen aan bestaande transport- en telecommunicatie-infrastructuur (b.v. wegen, infrastructuur om de effecten op Natura-gespoorcorridors) om hun effecten op bepaalde soorten die lijden onder de versnippering te bieden te verminderen. verminderen (door het bouwen van tunnels of overbruggingen).
Context: het aanleggen/verbeteren van transportinfrastructuur om de effecten op Naturagebieden te verzachten.
Maakt een eenmalig grensoverschrijdend herintroductieprogramma voor bedreigde soorten mogelijk.
Context: het aanleggen/verbeteren van transportinfrastructuur om de effecten op Naturagebieden te verzachten.
Waar transportinfrastructuur bestaat (b.v. wegen, spoorwegcorridors), kunnen verbeteringen worden aangebracht om de versnipperingseffecten te verkleinen (b.v. door het bouwen van bruggen en tunnels).
Vereiste: Stedelijke dimensies. Context: historisch/cultureel erfgoed.
Kan maatregelen financieren in verband met ‘vlaggeschipsoorten’ in stedelijke grensregio’s voor het bevorderen van de betrokkenheid van Europa bij de bescherming. Dat moet deel uitmaken van een breder initiatief voor regionale ‘branding’.
71
Activiteit 14: BEHEERSMAATREGELEN – EXOTEN Fonds
Beschrijving
Doel-groepen
Land types
Gebiedsbe-perkingen
ELFPO 36(a)(iii)
Natura 2000 betalingen en betalingen in verband met Richtlijn 2006/60/EG Agromilieubetalingen
Landbouwers
Landbouw-grond
Gebieden moeten worden aangeduid – zie Art 50. geen
36(a)(iv) 36(a)(vi) 36(b)(iv)
Steun voor niet productieve investeringen; [landbouwgrond] Natura 2000 betalingen; [bossen]
36(b)(v)
Bosmilieubetalingen
Private boseigenaars, bossen gemeente-besturen
36(b) (vii) 52(b)(iii)
Steun voor niet-productieve investeringen [bossen]
alle mogelijke
Instandhouding en opwaardering van het landelijk erfgoed
alle mogelijke
bossen
geen Toepasbaar-heid varieert afhankelijk van gebied: zie artikel 42. Gebieden moeten worden aangeduid – zie Art 50. Toepasbaar-heid varieert afhankelijk van gebied: zie artikel 42. Geen
Maatregel niet be- Geen perkt tot een bepaald ge-biedstype. Alle mogelijke (in lan- Alle landelijke geGeen delijke gebieden) bieden
63
Leader
EVF 27(1)(c)
Schema’s voor herscholing voor beroepen buiten de zeevisserij.
30(2)(a)
Vormen van aquacultuur inclusief de bescherming en de Vissers. verbetering van het leefmilieu, natuurlijke hulpbronnen, genetische diversiteit en het beheer van het landschap en van het traditionele uitzicht van aquacultuurzones;
Kust-, zee- en binnenwaters, wetlands.
Geen.
30(2)(d)
Duurzame aquacultuur die samengaat met specifieke leefmilieuvereisten die het gevolg zijn van de aanduiding van Natura 2000-gebieden in overeenstemming met Richtlijn 92/43/EEC;
Vissers.
Kust-, zee- en binnenwaters, wetlands.
Geen.
37(g)
Ontwikkeling, herstructurering of verbetering van aquacultuurgebieden.
Vissers, anderen.
Kust-, zee- en binnenwaters, wetlands.
Geen.
37(j)
Bevorderen van het partnership tussen wetenschappers en mensen die in de visserijsector actief zijn.
Vissers, anderen.
Kust-, zee- en binnenwaters, wetlands.
Geen.
38(2)(a)
De constructie of installatie van statische of verwijderbare Vissers, anderen. inrichtingen met de bedoeling aquatische fauna en flora te beschermen en ontwikkelen.
Kust-, zee- en binnenwaters, wetlands.
Geen.
38(2)(b)
Herstel van binnenwaters, inclusief broedgebieden en mi- Vissers, anderen. gratieroutes voor trekkende soorten.
Binnenwaters.
Geen.
38(2)(c)
Wanneer ze rechtstreeks te maken hebben met de visserij- Vissers, anderen. activiteiten, voor de bescherming en verbetering van het leefmilieu in het kader van N2K, exclusief werkingskosten.
Kust-, zee- en binnenwaters, wetlands.
Geen.
44(1)(c)
Diversifiëring van de activiteiten door het bevorderen van een bredere waaier aan werkgelegenheid buiten de visserijsector. Beschermen van het leefmilieu in visserijgebieden om hun aantrekkelijkheid te vrijwaren, herstel en ontwikkeling van kustgehuchten en -dorpen met visserijactiviteiten en de bescherming van het natuurlijke en architecturale erfgoed.
Werknemers in de visserij- en aanverwante sectoren.
Maatregel is niet Ref. Artikels 43(3),(4) beperkt tot een bepaald gebiedstype.
Publieke administraties, kleine en middelgrote ondernemingen, anderen.
Maatregel is niet Ref. Artikels 43(3),(4) beperkt tot een bepaald gebiedstype.
44(1)(f )
72
Landbouwers, landLandbouw-grond beheerders Landbouwers, landLandbouw-grond beheerders Private boseigenaars bossen en hun verenigingen.
Vissers.
Maatregel niet be- Geen. perkt tot een specifiek gebiedstype.
Opmerkingen/andere beperkingen
Voorbeelden
Zie Art 38. Is alleen toepasbaar op UAA..
Verwijderen van niet-inheemse waterplanten uit waterwegen.
Zie Art 39.
Controle op vreemde soorten om verdere verspreiding te voorkomen.
Zie Art 41. Zie Art 46 en Art 51 – de ontvanger moet de voorwaarden (cross-compliance) respecteren. Vergoeding voor opgelopen kosten en gederfde inkomsten.
Controle, uitroeiing en voorkomen van de verspreiding van vreemde bosplagen (b.v. Dennescheerder).
Zie Art 47 en Art 51 – de ontvanger moet de voorwaarden (cross-compliance) respecteren.
Verwijderen van gebiedsvreemde plantensoorten die de streekeigen soorten verdringen en de bosstructuur schade toebrengen (b.v. Amerikaanse vogelkers). Invoering van een schema voor de voorkoming en opsporing van bosplagen (b.v. monitoring-systeem met nachtvlindervallen). Verwijderen van gebiedsvreemde waterplanten uit waterwegen in het kader van een breder programma voor milieuherstel.
Zie Art 49. Moet gekoppeld worden aan bos-leefmilieu vergoedingen. Zie Art 57.
Zie Artikels 61–65.
Het beheer van ongewenste exoten om de doelstellingen van het lokaal ontwikkelingsplan te kunnen behalen, b.v. het verwijderen van streekvreemde waterplanten en vissen uit riviersystemen om de doelstellingen te behalen inzake ecotoerisme (gericht op inheems dierenleven) langs rivieren.
Zie Artikel 57.
Herscholing in habitatherstel/als rangers om in Naturagebieden te werken, inclusief het beheer van invasieve soorten.
Zie Artikel 61–65.
Financiering van aquacultuur op voorwaarde dat het beheer van expansieve inheemse vegetatie in visgronden, en de controle op invasieve plantensoorten.
Alleen aquacultuurgebieden, kan als compensatie gebruikt wor- Compensaties voor landbouwers voor bijkomende kosten die te wijten zijn den voor de aanduiding als Naturagebied – zie 30(4)(d). aan de beperkende maatregelen.
Art. 37: Gemeenschappelijke acties; moet woden ingevuld met de actieve ondersteuning van eigen acties of acties van organisaties die handelen in opdracht van de verantwoordelijken of andere organisaties die door de Lidstaat worden erkend.
Financiering voor het verwijderen van invasieve waterplanten uit aquacultuurgebieden. Verbetering van de aquacultuurgebieden, inclusief het verminderen van de impact op het leefmilieu.
Art. 37: Gemeenschappelijke acties; moet woden ingevuld met de actieve ondersteuning van eigen acties of acties van organisaties die handelen in opdracht van de verantwoordelijken of andere organisaties die door de Lidstaat worden erkend.
Bevorderen van het partnership tussen wetenschappers en mensen die in de visserijsector actief zijn in het kader van het onderzoek naar de preventie of de verspreiding en/of het verwijderen van en de controle op invasieve soorten.
Art. 38(3) De acties moeten worden ingevuld door publieke of semi-punlieke overheden, erkende handelsorganisaties, of andere organen die voor dat doel werden aangeduid door de Lidstaat. Art. 38(3) De acties moeten worden ingevuld door publieke of semi-punlieke overheden, erkende handelsorganisaties, of andere organen die voor dat doel werden aangeduid door de Lidstaat. Art. 38(3) De acties moeten worden ingevuld door publieke of semi-publieke overheden, erkende handelsorganisaties, of andere organen die voor dat doel werden aangeduid door de Lidstaat. Zie Artikels 43(3), (4) en 44(4) voor details over de vereisten voor gebieden en gegadigden.
Constructie van artificiële rifs.
Herstel van binnenwaters, inclusief obstakels voor vismigratie.
Verbetering van Natura in maritieme gebieden.
Gediversifieerde werkgelegenheid door het creëren van jobs in het reservaatbeheer, inclusief de controle op invasieve en uitheemse soorten.
Zie Artikels 43(3), (4) en 44(4) voor details over de vereisten voor Bescherming en verbetering van het leefmilieu door de controle op invagebieden en gegadigden. sieve en uitheemse soorten, b.v. het herstel van kustduinen door het verwijder van invasieve plantensoorten, herstel van aquatische ecosystemen door het verwijderen van invasieve planten.
73
Fonds
Beschrijving
Doel-groepen
Land types
Gebiedsbe-perkingen
LIFE+ 3
Selectiecriteria
alle mogelijke
alle mogelijke
geen
KP7 2(1)(i)f
Leefmilieu, b.v. klimaatwijziging, vervuiling en rampen; bescherming en duurzaam beheer van natuurlijke en door de mens gemaakte hulpbronnen (b.v. de bescherming en het beheer van de biodiversiteit); leefmilieu en technologieën (b.v. milieuherstel). Thema: vervoer (b.v. vergroenen van het wegtransport)
alle mogelijke
Maatregel niet be- Transnationale samenwerking. perkt tot een bepaald ge-biedstype.
alle mogelijke
Maatregel niet be- Transnationale samenperkt tot een bewerking. paald ge-biedstype.
2(1)(i)g
Fonds
Beschrijving
Gebiedsbeperkingen
EFRO 4(4)
Ondersteunen van de modernisering en diversificatie van regionale economische structuren. Prioriteit: Leefmilieu, inclusief het bevorderen van biodiversiteit en natuurbescherming, inclusief investeringen in Natura 2000-gebieden. Risicopreventie, inclusief de ontwikkeling en invulling van plannen om natuurlijke en technologische risico’s te verhinderen en er het hoofd aan te bieden.
Regio’s die vallen onder de Convergentiedoelstellingen.
Investeringen in transport, inclusief de verbetering van trans-Europese netwerken en verbindingen met het TEN-T-netwerk, geïntegreerde strategieën voor milieuvriendelijk transport dat bijdraagt tot de verbetering van de toegang tot en de kwaliteit van passagiers- en goederendiesten, om een meer evenwichtige verdeling over de verschillende vervoerswijzen te bereiken, om intermodale systemen te bevorderen en om de impact op het leefmilieu te verkleinen. Leefmilieu- en risicopreventie: ontwikkelen van plannen en maatregelen om natuurlijke (verwoestijning, droogte, brand en overstromingen) en technologische risico’s te verhinderen en er het hoofd aan te bieden. Transport- en telecommunicatiediensten van algemeen economisch belang, en in het bijzonder om secundaire netwerken te versterken door het verbeteren van de verbindingen met de TEN-T-netwerken, regionale spoorwegknooppunten, luchthavens en havens of multimodale platformen, die voorzien in radiale verbindingen naar belangrijke treinverbindingen en die regionale en lokale binnenwaters en korte transporten over zee stimuleren. Bijstand bij de ontwikkeling van grensoverschrijdende economische en sociale activiteiten door gezamenlijke strategieën voor duurzame territoriale ontwikkeling, in de eerste plaats het aanmoedigen van de bescherming en het gezamenlijk beheer van natuurlijke en culturele bronnen, evenals het voorkomen van natuurlijke en technologische risico’s.
Regio’s die vallen onder de Convergentiedoelstellingen.
4(5)
4(8)
5(2)e
5(3)a
6(1)b
Regio’s met regionale competitiviteitsen werkgelegenheidsdoelstellingen. Regio’s met regionale competitiviteitsen werkgelegenheidsdoelstellingen.
Europese territoriale samenwerkingsdoelstellingen - grensoverschrijdende samenwerking. Ten minste twee landen zullen steun ontvangen, terwijl minstens één van hen een Lidstaat is. (Artikel 19(1)).
6(1)d
Ontwikkeling van grensoverschrijdende economische, sociale en leefmilieu-activiteiten door gezamenlijke strategieën voor duurzame territoriale ontwikkeling, en in eerste instantie het verminderen van afzondering door een verbeterde toegang tot transport, informatie- en communicatienetwerken en -diensten, en grensoverschrijdende water-, afval- en energiesystemen en netwerken en mogelijkheden.
Europese territoriale samenwerkingsdoelstellingen - grensoverschrijdende samenwerking. Ten minste twee landen zullen steun ontvangen, terwijl minstens één van hen een Lidstaat is. (Artikel 19(1)).
6(2)b
Transnationale samenwerking, inclusief bilaterale samenwerking tussen maritieme regio’s die niet vallen onder punt 6(1), door het financieren van netwerken en van acties die leiden tot geïntegreerde territoriale ontwikkeling inzake waterbeheer, energie-efficiëntie, risicopreventie en milieubeschermingsactiviteiten met een duidelijk transnationale dimensie, inclusief de bescherming en het beheer van rivierbekkens, kustzones, mariene bronnen, waterdiensten en wetlands; brand-, droogte- en overstromingspreventie; de bevordering van veiligheid op zee en bescherming tegen natuurlijke en technologische risico’s; en de bescherming en verbetering van het natuurlijk erfgoed als ondersteuning van de socio-economische ontwikkeling en het duurzame toerisme.
Europese territoriale samenwerkingsdoelstellingen – transnationale samenwerking. Ten minste twee landen moeten subsidies ontvangen, terwijl één een lidstaat moet zijn (Artikel 19(1)).
8
Duurzame stedelijke ontwikkeling: versterking van de economische groei, het herstel van het fysieke leefmilieu, herontwikkeling van brownfields, en de bescherming en ontwikkeling van het natuurlijk en cultureel erfgoed, het bevorderen van het ondernemerschap, lokale werkgelegenheid en ontwikkeling van de gemeenschap, en het voorzien in diensten voor de bevolking die rekening houden met de wijzigende demografische structuren.
ESF geen CF geen
74
Regio’s die vallen onder de Convergentiedoelstellingen.
Opmerkingen/andere beperkingen
Voorbeelden
LIFE+ zal geen maatregelen financieren die vallen binnen de geschiktheidscriteria van, of hulp ontvangen voor hetzelfde doel van andere financieringsinstrumenten van de Europese Gemeenschap (zie Art 10). Maatregelen komen alleen in aanmerking in de omstandig-heden wanneer ze overeenkomen met de toegevoegde waarde-criteria in artikel 3, maatregelen van annex 1 en niet “niet periodiek terugkerend”. Context: onderzoek Ontwikkeling van nieuwe maatregelen voor de controle op, het beheer van en de uitroeiing van exoten, in het bijzonder in verhouding tot Natura 2000 gebieden.
Context: onderzoek naar de aanpassing/verbetering van de transportinfrastructuur om het effect op Natura-gebieden te verzachten Opmerkingen/andere beperkingen
Context: ontwikkeling van plannen en maatregelen voor risicobeheer inzake invasieve en uitheemse soorten. Context: Aanleg/verbetering van transportinfrastructuur om de invloed van evasieve en uitheemse soorten op Natura-gebieden te verminderen
Context: ontwikkeling van plannen en maatregelen voor risicobeheer inzake invasieve en uitheemse soorten.
Ontwikkeling van nieuwe maatregelen om de verspreiding van exoten via transportnetwerken te verhinderen.
Voorbeelden
Kan worden gebruikt voor de financiering van een eenmalige uitroeiing of controleprogramma voor een invasieve of uitheemse soort met duidelijk negatieve economische/sociale/ ecologische effecten. Ontwikkeling van risicobeheersplannen in verband met invasieve en uitheemse soorten voor alle Natura-gebieden in een regio (als onderdeel van een breder regionaal risicobeheer). Het oprichten van regionale monitoring/beheerssystemen voor invasieve en uitheemse soorten b.v. een snel waarnemingssysteem in havens, langs transportcorridors, in luchthavens.
Ontwikkeling van risicobeheersplannen in verband met invasieve en uitheemse soorten voor alle Natura-gebieden in een regio (als onderdeel van een breder regionaal risicobeheer). Kan voor financiering zorgen van grensoverschrijdende programma’s voor de controle en de uitroeiing van invasieve en uitheemse soorten, inclusief de ontwikkeling van maatregelen om verspreiding te voorkomen.
Context: Aanleg/verbetering van transportinfrastructuur om de invloed van evasieve en uitheemse soorten op Natura-gebieden te verminderen.
Het oprichten van regionale monitoring/beheerssystemen voor invasieve en uitheemse soorten b.v. een snel waarnemingssysteem in havens, langs transportcorridors, in luchthavens.
Kan voor financiering zorgen van transnationale programma’s voor de controle en de uitroeiing van invasieve en uitheemse soorten, inclusief de ontwikkeling van maatregelen om verspreiding te voorkomen.
Vereisten: stedelijke dimensies. Context: historisch/cultureel erfgoed.
Kan de herontwikkeling van Natura-gebieden in stedelijke gebieden financieren (inclusief de uitroeiing van invasieve en uitheemse soorten) om het lokale gebruik en de maatschappelijke ontwikkeling te bevorderen.
75
Activiteit 15: INVULLING VAN BEHEERSSCHEMA’S EN -AKKOORDEN
76
Fonds
Beschrijving
Doel-groepen
Land types
Gebiedsbe-perkingen
ELFPO 36(a)(i)
Betalingen voor natuurlijke handicaps aan landbouwers in berggebieden
Landbouwers
Landbouw-grond
Gebieden moe-ten worden aan-geduid – zie Art 50.
36(a)(ii)
Betalingen aan landbouwers in andere gebieden met handicaps dan berggebieden
Landbouwers
Landbouw-grond
Gebieden moe-ten worden aan-geduid – zie Art 50.
36(a)(iii)
Landbouwers
Landbouw-grond
36(a)(iv)
Natura 2000 betalingen en betalingen in verband met Richtlijn 2006/60/EG Agromilieubetalingen
Gebieden moe-ten worden aan-geduid – zie Art 50. geen
36(b)(iv)
Natura 2000 betalingen; [bossen]
36(b)(v)
Bosmilieubetalingen
Private boseigebossen naars, gemeentebesturen
63
Leader
Alle mogelijke (in landelijke gebieden)
Alle landelijke gebieden
Geen
EVF 29(1)(b)
Invulling van aquacultuurmethodes die een aanzienlijke bijdrage leveren tot de reductie van de negatieve impact of de verhoging van de positieve invloed op het leefmilieu wanneer ze vergeleken worden met de normale praktijk in de aquacultuursector.
KMO’s
kust-, zee- en binnen-waters, wetlands
geen
30(2)(a)
Vormen van aquacultuur die de bescherming en verbetering inhouden van het leefmilieu, de natuurlijke rijkdommen, de genetische diversiteit en beheer van het landschap en het traditionele uitzicht van aquacultuurgebieden;
vissers
kust-, zee- en binnen-waters, wetlands
geen
30(2)(d)
Duurzame aquacultuur verenigbaar met specifieke milieubeperkingen door de aanduiding tot Natura 2000 gebieden in overeenstemming met Directive 92/43/ EEC.
vissers
kust-, zee- en binnen-waters, wetlands
geen
37(a)
Draagt bij tot een beter en duurzamer beheer en bescherming van natuurlijke hulpbronnen;
vissers, anderen
kust-, zee- en binnen-waters, wetlands
geen
37(b)
Stimuleren van selectieve vismethodes en -netten en het verminderen van het aantal bijvangsten;
vissers, anderen
kust-, zee- en binnen-waters
geen
37(c)
Het verwijderen van verloren visnetten van de zeebodem ter bestrijding van spookvisserij;
vissers, anderen
kust-, zee- en binnen-waters
geen
37(g)
Ontwikkelen, herstructureren of verbeteren van aquacultuurgebieden.
vissers, anderen
kust-, zee- en binnen-waters, wetlands
geen
38(2)(b)
Herwaardering van binnenwateren, inclusief broedgebieden en migratieroutes voor trekkende soorten.
vissers, anderen
Binnen-waters
geen
Landbouwers, land- Landbouw-grond beheerders Private bos-eigebossen naars en hun verenigingen.
Toepasbaar-heid varieert afhankelijk van gebied: zie artikel 42. Gebieden moe-ten worden aan-geduid – zie Art 50. Toepasbaar-heid varieert afhankelijk van gebied: zie artikel 42.
Opmerkingen/andere beperkingen
Voorbeelden
Zie Art 37. Is alleen toepasbaar op UAA. Zie Art 51 in Verordening 1782/2003. Dat is een compensatievergoeding en er worden geen milieuvoorwaarden aan verbonden dan die in de statutaire beheersvoorwaarden zijn opgenomen (die ook de Vogel- en Habitat-richtlijnen bevatten) en GAEC-normen (die mogen normen bevatten in verband met het beperken van het onderhoud) geassocieerd met Pijler 1-betalingen. De enige andere voorwaarde voor de ontvangers is dat het landbouwbedrijf nog minstens 5 jaar wordt voortgezet. Daarom moet het beschermingsbeheer afhangen van het type van landbouwactivteit van de landbouwer. Zie Art 37. Is alleen toepasbaar op UAA.
Subsidies voor het behoud van traditionele landbouwpraktijken die leiden tot een verderzetting van het beheer van alpiene weiden.
Zie Art 38. Is alleen toepasbaar op UAA. Zie Art 39. Zie Art 46 en Art 51. De ontvanger moet de voorwaarden (cross-compliance) respecteren. Vergoeding voor opgelopen kosten en gederfde inkomsten.
Steun voor het behoud van traditionele landbouwpraktijken die leiden tot een verderzetting van het beheer van natte laaglandweilanden, b.v. door begrazing met vee. Betalingen voor de bewaking van de veestapel met berghonden tegen grote predatoren. Behoud van inheemse planten-soorten met een grote voedingswaarde voor het inheemse dieren-leven, vooral in bufferzones rond Natura-gebieden. Subsidies voor het behoud van zowel stand als liggend dood hout in bossen – compensaties voor de mindere opbrengst.
Zie Art 47 en Art 51. De ontvanger moet de randvoorwaar- Verbeteren van de boshabitats door het aanplanten van onderbegroeiing, of de den (cross compliance) respecteren. herintroductie van bodem-bedekkende bossoorten. Zie Artikels 61–65.
Voortdurend beheer om aan de doelstellingen van het lokaal ontwikkelingsplan te beantwoorden, b.v. ontwikkeling en verkoop van diervriendelijke producten.
28(2) Steun aan investeringen blijft beperkt tot [kleine en middelgrote] ondernemingen.
Herstel van verwaarloosde visvijvers.
Alleen in zones met aquacultuur, kunnen compensatie zijn voor Natura-lokatie. – zie 30(4)(d)
Invoering van tijdelijke of ruimtelijke beperkingen in het wijzigen van het waterniveau. Subsidies kunnen worden gebruikt als compensatie voor economische verliezen als gevolg van een verlengde drooglegging of overstroming.
Alleen in zones met aquacultuur, kunnen compensatie zijn voor Natura-lokatie. – zie 30(4)(d)
Verwijderen van grensbomen en -struiken behalve waar zij noodzakelijk zijn voor de beheersinfrastruc-tuur, tijdelijke beperkingen of essentiële maaibeurten.
Art 37: Collectieve acties: moeten worden uitgevoerd met de actieve steun van de organisatoren zelf of door verenigingen die in opdracht werken van de organisatoren of andere organisaties die door de Lidstaat werden erkend.
Instellen van minimumvoorwaarden voor het behoud en beheer van spontane vegetatie en aanverwante zaken.
Art 37: Collectieve acties: moeten worden uitgevoerd met de actieve steun van de organisatoren zelf of door verenigingen die in opdracht werken van de organisatoren of andere organisaties die door de Lidstaat werden erkend.
Via economische stimulansen het gebruik promoten van een bepaald soort netten in Natura 2000 gebieden.
Art 37: Collectieve acties: moeten worden uitgevoerd met de actieve steun van de organisatoren zelf of door verenigingen die in opdracht werken van de organisatoren of andere organisaties die door de Lidstaat werden erkend.
Doorlopend programma voor het verwijderen van netten in Natura 2000 gebieden, b.v. het verwijderen van verloren vangstsystemen voor zeekreeften.
Art 37: Collectieve acties: moeten worden uitgevoerd met de actieve steun van de organisatoren zelf of door verenigingen die in opdracht werken van de organisatoren of andere organisaties die door de Lidstaat werden erkend. Art 38(3) De acties moeten ingevuld worden door openbare of semi-openbare organen, erkende handelsorganisaties, of andere organen die met dat doel door de Lidstaat werden aangeduid.
Herstel of creatie van nieuwe spontane vegetatie.
77
78
Fonds
Beschrijving
Doel-groepen
Land types
Gebiedsbe-perkingen
LIFE+ geen KP7 2(1)(i)f
Leefmilieu, b.v. klimaatwijziging, vervuiling en rampen; alle mogelijke bescherming en duurzaam beheer van natuurlijke en door de mens gemaakte hulpbronnen (b.v. de bescherming en het beheer van de biodiversiteit); leefmilieu en technologieën (b.v. milieuherstel).
Maatregel niet beTransnationale samenwerperkt tot een beking. paald ge-biedstype.
Fonds
Beschrijving
Gebiedsbeperkingen
EFRO geen ESF geen CF geen
Opmerkingen/andere beperkingen
Voorbeelden
Context: onderzoek
Kan het onderzoek financieren naar de doeltreffendheid van de beheersovereenkomsten met eigenaars van land en hulpbronnen, en hoe die in de toekomst kunnen verbeterd worden.
Opmerkingen/andere beperkingen
Voorbeelden
79
Activiteit 16: HET VOORZIEN VAN DIENSTEN, COMPENSATIE VOOR VERLOREN RECHTEN EN INKOMENVERLIES Fonds
Beschrijving
Doel-groepen
Land types
Gebiedsbe-perkingen
ELFPO 36(a)(iii)
Natura 2000 betalingen en betalingen in verband met Richtlijn 2006/60/EG
Landbouwers
Landbouw-grond
Gebieden moe-ten worden aan-geduid – zie Art 50.
36(a)(iv)
Agromilieubetalingen
Landbouwers, landbeheerders
Landbouw-grond
geen
36(b)(iv)
Natura 2000 betalingen; [bossen]
Private bos-eigebossen naars en hun verenigingen.
36(b)(v)
Bosmilieubetalingen
63
Leader
EVF 30(2)(a)
Private boseigenaars, gemeentebesturen Alle mogelijke (in landelijke gebieden) vissers
Vormen van aquacultuur die de bescherming en verbetering inhouden van het leefmilieu, de natuurlijke rijkdommen, de genetische diversiteit, beheer van het landschap en het traditionele uitzicht van aquacultuurgebieden; Duurzame aquacultuur verenigbaar met specifieke mi- vissers lieubeperkingen door de aanduiding tot Natura 2000 gebieden in overeenstemming met Directive 92/43/ EEC.
kust-, zee- en binnen-waters, wetlands
geen
kust-, zee- en binnen-waters, wetlands
geen
30(2)(d)
LIFE+ geen KP7 geen
80
bossen
Alle landelijke gebieden
Toepasbaar-heid varieert afhankelijk van ge-bied: zie artikel 42. Gebieden moeten worden aangeduid – zie Art 50. Toepasbaar-heid varieert afhankelijk van gebied: zie artikel 42. Geen
Fonds
Beschrijving
Gebiedsbeperkingen
EFRO geen ESF geen CF geen
Opmerkingen/andere beperkingen
Voorbeelden
Zie Art 38. Is alleen toepasbaar op UAA.
Compensatie voor het inkomenverlies dat te wijten is aan het verminderd gebruik van mest-stoffen en pesticiden, hulp bij de marketing van Natura-vriendelijke producten en -diensten. Zie Art 39. Compensatie voor het inkomenverlies als gevolg van het behoud van diervriendelijke vegetatie in Natura-gebieden, b.v. voedselplanten voor wilde dieren. Zie Art 46 en Art 51 – de ontvanger moet de Compensatievergoedingen voor het behouden van open plaatsen in het bos, of de controle voorwaarden (cross-compliance) respecteren. van vreemde soorten die leiden tot een gesloten kroonlaag en veranderingen in het ecosysVergoeding voor opgelopen kosten en geteem. derfde inkomsten. Zie Art 47 en Art 51. De ontvanger moet de randvoorwaarden (cross compliance) respecteren. Zie Artikels 61–65.
Compensatievergoedingen voor het behouden van bepaalde hoeveelheid dood hout in bossen.
Alleen in zones met aquacultuur, kunnen compensatie zijn voor Natura-lokatie. – zie 30(4)(d)
Beperk de intensiteit van de viskweek, zet een rotatiesysteem op waarbij een gedeelte van de visvijvers gedurende een bepaalde periode (b.v. 2 jaar) extensief moet worden gebruikt.
Alleen in zones met aquacultuur, kunnen compensatie zijn voor Natura-lokatie. – zie 30(4)(d)
Bepaal de optimale structuur en samenstelling van de vispopulaties.
Compensaties voor verloren rechten om de doelstellingen van een lokaal ontwikkelingsplan te bereiken en er de vooruitgang van te meten.
Opmerkingen/andere beperkingen
Voorbeelden
81
Activiteit 17: MONITORING EN ONDERZOEK Fonds
Beschrijving
ELFPO 52(d)
Een maatregel betreffende verwerving van vakkundig- Alle mogelijke heid en dynamisering met het oog op de opstelling en de uitvoering van een plaatselijke ontwikkelingsstrategie Leader Alle mogelijke (in landelijke gebieden)
63
82
Doel-groepen
Land types
Gebiedsbeperkingen
Maatregel niet beperkt tot een bepaald ge-biedstype. Alle landelijke gebieden
Geen
EVF 37(j)
Het stimuleren van samenwerking tussen wetenschap- vissers, anderen pers en andere actoren in de visserijsector.
kust-, zee- en binnen-waters, wetlands
geen
LIFE+ 3
Selectiecriteria
alle mogelijke
geen
KP7 2(1)(i)f
Leefmilieu, b.v. klimaatwijziging, vervuiling en rampen; alle mogelijke bescherming en duurzaam beheer van natuurlijke en door de mens gemaakte hulp-bronnen (b.v. de bescherming en het beheer van de biodiversiteit); leefmilieu en technologieën (b.v. milieuherstel).
alle mo-gelijke
Maatregel niet beperkt tot een bepaald gebiedstype.
Transnationale samenwerking.
Opmerkingen/andere beperkingen
Voorbeelden
Zie Art 59.
Een basisstudie maken als hulp bij het bepalen en nadien invullen van een lokale ontwikkelingsstrategie.
Zie Artikels 61–65.
Projecten kunnen worden ontwikkeld die naast de andere projectactiviteiten ook een biodiversiteits-monitoringcomponent bevatten. De ontwikkeling van monitoringsystemen voor biodiversiteit om aan de doelstellingen en het monitoringproces van een lokaal ontwikkelingsplan te voldoen. Onderzoek naar controlemethodes voor aquatische soorten, uitgevoerd in samenwerking tussen vissers en wetenschappers (b.v. inventarisatie-methodes voor aquatische soorten,, uitgevoerd in een samenwerking tussen wetenschappers en vissers (b.v. vang- en uitzetprogramma’s).
Art 34: Collectieve acties: moeten worden uitgevoerd met de actieve steun van de organisatoren zelf of door verenigingen die in opdracht werken van de organisatoren of andere organisaties die door de Lidstaat werden erkend. LIFE+ zal geen maatregelen financieren die vallen binnen de geschiktheidscriteria van, of hulp ontvangen voor hetzelfde doel van andere financieringsinstrumenten van de Europese Gemeenschap (zie Art 10). Maatregelen komen alleen in aanmerking in de omstandigheden wan-neer ze overeenkomen met de toege-voegde waarde-criteria in artikel 3, maatregelen van annex 1 en niet “niet periodiek terugkerend”.
Context: onderzoek
Onderzoek naar de ontwikkeling van nieuwe controle- en onderzoeksmethodes.
83
Fonds
Beschrijving
Gebiedsbeperkingen
EFRO 4(4)
Ondersteunen van de modernisering en diversificatie van regionale economische structuren. Prioriteit: Leefmilieu, inclusief het bevorderen van biodiversiteit en natuurbescherming, inclusief investeringen in Natura 2000-gebieden.
Regio’s die vallen onder de Convergentiedoelstellingen.
4(5)
Risicopreventie, inclusief de ontwikkeling en invulling van plannen om natuurlijke en technologische risico’s te verhinderen en er het hoofd aan te bieden.
Regio’s die vallen onder de Convergentiedoelstellingen.
5(2)b
Prioriteit: leefmileu- en risicopreventie, en in het bijzonder: het stimuleren van de ontwikkeling van infrastructuur in functie van biodiversiteit en investeringen in Natura 2000-gebieden, waar dit bijdraagt tot duurzame economische ontwikkeling en/of de diversifiëring van landelijke regio’s. Prioriteit: leefmilieu- en risicopreventie;ontwikkelen van plannen en maatregelen om natuurlijke (verwoestijning, droogte, brand en overstromingen) en technologische risico’s te verhinderen en er het hoofd aan te bieden. Bijstand bij de ontwikkeling van grensoverschrijdende economische en sociale activiteiten door gezamenlijke strategieën voor duurzame territoriale ontwikkeling, in de eerste plaats het aanmoedigen van de bescherming en het gezamenlijk beheer van natuurlijke en culturele bronnen, evenals het voorkomen van natuurlijke en technologische risico’s.
Regio’s met regionale competitiviteitsen werkgelegenheidsdoelstellingen.
5(2)e
6(1)b
6(2)b
6(3)a
Europese territoriale samenwerkingsdoelstellingen - grensoverschrijdende samenwerking. Ten minste twee landen zullen steun ontvangen, terwijl minstens één van hen een Lidstaat is. (Artikel 19(1)). Europese territoriale samenwerkingsdoelstellingen – transnationale samenwerking. Ten minste twee landen moeten subsidies ontvangen, terwijl één een lidstaat moet zijn (Artikel 19(1)).
Transnationale samenwerking, inclusief bilaterale samenwerking tussen maritieme regio’s die niet vallen onder punt 6(1), door het financieren van netwerken en van acties die leiden tot geïntegreerde territoriale ontwikkeling inzake waterbeheer, energie-efficiëntie, risicopreventie en milieubeschermingsactiviteiten met een duidelijk transnationale dimensie, inclusief de bescherming en het beheer van rivierbekkens, kustzones, mariene bronnen, waterdiensten en wetlands; brand-, droogte- en overstromingspreventie; de bevordering van veiligheid op zee en bescherming tegen natuurlijke en technologische risico’s; en de bescherming en verbetering van het natuurlijk erfgoed als ondersteuning van de socio-economische ontwikkeling en het duurzame toerisme. Versterking van de effectiviteit van regionaal beleid door het bevorderen van interregio- Europese territoriale samenwerkingsdoelnale samenwerking gericht op innovatie en de kenniseconomie en milieu- en risicopre- stellingen – interregionale samenwerking. ventie in de betekenis zoals bedoeld in Artikel 5(1) en (2). Ten minste drie landen moeten subsidies ontvangen, waarvan twee lidstaat moeten zijn (Artikel 19(2)).
6(3)b
Versterking van de effectiviteit van regionaal beleid door het bevorderen van uitwisseling van ervaring betreffende het identificeren, de overdracht en de verspreiding van de best mogelijke praktijken inclusief die op het vlak van duurzame stedelijke ontwikkeling zoals die waar naar verwezen wordt in Artikel 8.
Europese territoriale samenwerkingsdoelstellingen – interregionale samenwerking. Ten minste drie landen moeten subsidies ontvangen, waarvan twee lidstaat moeten zijn (Artikel 19(2)).
6(3)c
Versterking van de effectiviteit van regionaal beleid door het bevorderen van acties die studies, verzameling van gegevens en het observeren en analyseren van ontwikkelingstendenzen in de Gemeenschap tot gevolg hebben.
Europese territoriale samenwerkingsdoelstellingen – interregionale samenwerking. Ten minste drie landen moeten subsidies ontvangen, waarvan twee lidstaat moeten zijn (Artikel 19(2)).
ESF 3(2)bi
Het versterken van de institutionele capaciteit en de efficiëntie van overheidsadministraties en publieke diensten in goed beleid en het opstellen, monitoren en evalueren van programma’s, door studies, statisteken en expertise, steun aan de samenwerking tussen departementen en de dialoog tussen het betrokken publiek private organen. Het versterken van de institutionele capaciteit en de efficiëntie van overheidsadministraties en publieke diensten in capaciteitsopbouw in het leveren van beleid en programma’s. Leefmilieu binnen de prioriteiten zoals aangeduid door het milieubeschermingsbeleid van de Gemeenschap onder het milieubeleids- en actieprogramma, in deze context eveneens inbegrepen de gebieden in verband met duurzame ontwikkeling die duidelijke leefmilieuvoordelen opleveren, namelijk energie-efficiëntie en hernieuwbare energie en, in de transportsector buiten de Trans-Europese netwerken, spoor, rivier- en zeetransport, intermodale transportsystemen en hun interoperabiliteit, beheer van weg-, zee- en luchtverkeer, milieuvriendelijk stedelijk en openbaar vervoer.
3(2)bii
CF 2(1)b
84
Regio’s met regionale competitiviteitsen werkgelegenheidsdoelstellingen.
Regio’s met convergen-tiedoelstellingen
Regio’s met convergen-tiedoelstellingen
Regio’s met convergen-tiedoelstellingen
Opmerkingen/andere beperkingen
Voorbeelden
Context: financiering van de ontwikkeling van Kan de ontwikkeling financieren van monitoringplannen voor gebieden in een bredere conmonitoringactiviteiten/methodes/uitrusting. text van regionale leefmilieumonitoring, b.v. om de vooruitgang te rapporteren in verband met de indicatoren om de vooruitgang te meten wat het bereiken van de doelstelling betreft om tegen 2010 het verlies aan biodiversiteit te stoppen. Context: financiering van de ontwikkeling van Ontwikkeling van plannen om het hoofd te bieden aan risico’s zoals lozingen van olie monitoringactiviteiten/methodes/uitrusting en chemicaliën die Natura-gebieden kunnen bedreigen. (risicobeheer). Context: financiering van de ontwikkeling van Kan de investering betekenen in monitoringinfrastructuur, b.v. remote-sensing-apparatuur monitoringactiviteiten/methodes/uitrusting. zoals vaste torens voor radiotelemetrie en de ontwikkeling van databanken voor de opslag van gegevens… Context: financiering van de ontwikkeling van monitoringactiviteiten/methodes/uitrusting (risicobeheer). Context: ontwikkeling van monitoring- en bewakingsstrategieën/methodes.
Ontwikkeling van plannen om het hoofd te bieden aan risico’s zoals lozingen van olie en chemicaliën die Natura-gebieden kunnen bedreigen. De ontwikkeling van grensoverschrijdende (Artikel 6(1)b) of transnationale (Artikel 6(2)b) monitoringplannen en –systemen in verband met Natura 2000, b.v. monitoringstrategieën voor de vervuiling/eutrofiëring van waterwegen of kustzones.
Samenwerkingsprogramma om interregionale regionale werking te vergemakkelijken in verband met de ontwikkeling van regionale monitoring- en surveyplannen en -activiteiten.
Context: gegevensverzameling en monitoringtendenzen.
Context: opleiding
Capaciteitsopbouw voor publieke instellingen die betrokken zijn bij monitoring en onderzoek, b.v. de ontwikkeling van monitoringplannen door interdepartementele processen.
Context: opleiding
Capaciteitsopbouw voor publieke instellingen die betrokken zijn bij het uitvoeren van inventarisate en onderzoek van Natura 2000 gebieden.
Ontwikkelen van een regionaal milieumonitoring- en onderzoeksplan, inclusief de inventarisatie van Natura 2000 gebieden. Als onderdeel van een breder regionaal duurzaamheidsplan.
85
Activiteit 18: RISICOBEHEER Fonds
Beschrijving
Doel-groepen
ELFPO 20(b)(ii)
Verbetering van de economische waarde van bossen
20(b)(vi)
Herstel van door een natuurramp beschadigd agrarisch productiepotentieel en het treffen van passendepreventieve maatregelen Natura 2000 betalingen en betalingen in verband met Richtlijn 2006/60/EG Agromilieubetalingen
Private boseigebossen naars, gemeentebesturen Landbouwers Landbouw-grond
Toepasbaar-heid varieert afhankelijk van ge-bied: zie artikel 27. geen
Landbouwers
Landbouw-grond
Landbouwers, landbeheerders
Landbouw-grond
Gebieden moe-ten worden aan-geduid – zie Art 50. geen
Steun voor niet productieve investeringen; [landbouw- Landbouwers, landgrond] beheerders 36(b)(vi) Herstel van het bosbouwpotentieel en het treffen van alle mogelijke preventieve maatregelen 36(b)(vii) Steun voor niet-productieve investeringen [bossen] alle mogelijke
Landbouw-grond
geen
bossen
Gebieden moe-ten worden aan-geduid – zie Art 50. Geen
63
Leader
EVF geen
36(a)(iii) 36(a)(iv)
36(a)(vi)
86
Land types
bossen
Gebiedsbe-perkingen
Alle landelijke gebieden
Geen
Alle mogelijke (in landelijke gebieden)
LIFE+ 3
Selectiecriteria
alle mogelijke
alle mogelijke
geen
KP7 2(1)(i)f
Leefmilieu, b.v. klimaatwijziging, vervuiling en rampen; alle mogelijke bescherming en duurzaam beheer van natuurlijke en door de mens gemaakte hulp-bronnen (b.v. de bescherming en het beheer van de biodiversiteit); leefmilieu en technologieën (b.v. milieuherstel).
Maatregel niet beperkt tot een bepaald gebiedstype.
Transnationale samenwerking.
2(1)(i)g
Thema: vervoer (b.v. vergroenen van het wegtransport) alle mogelijke, however
Maatregel niet beperkt tot een bepaald gebiedstype.
Transnationale samenwerking.
Opmerkingen/andere beperkingen
Voorbeelden
Zie Art 27 voor details over de beperkingen.
Verhogen van de economische waarde door een beter risicobeheer – bereikt door het aanplanten van inheemse bomen met een hohere brandweerstand, b.v. Kurkeiken.
geen
Introductie van preventie-acties tegen overstromingen door het herstel en beheer van wetlands.
Zie Art 38. Is alleen toepasbaar op UAA.
Zie Art 41.
Subsidies voor het gebruik van een waterbeheersregime dat de kans op overstromingen in Natura-gebieden vermindert. Landbouw-leefmilieu subsidies om begrazing in bossen aan te moedigen, reduceren van het risico op brand door het reduceren van de opbouw van vegetatie in de onderetage. Steun aan investeringen in wetlandherstel om het overstromingsrisico te verkleinen.
Zie Art 48.
Zie Art 49. Moet gekoppeld worden aan bos-leefmilieuvergoedingen. Zie Artikels 61–65.
Zie Art 39.
Ontwikkeling van biodiversiteitsvriendelijke risicobeheerssystemen om de doelstellingen te behalen en vooruitgang te boeken met het lokaal ontwikkelingplan.
LIFE+ zal geen maatregelen financieren die vallen binnen de geschiktheidscriteria van, of hulp ontvangen voor hetzelfde doel van andere financieringsinstrumenten van de Europese Gemeenschap (zie Art 10). Maatregelen komen alleen in aanmerking wanneer ze overeenkomen met de toegevoegde waarde-criteria in artikel 3, “niet periodiek terugkerend” zijn en deel uitmaken van een beheersplan voor de bescherming van habitats of soorten. Context: onderzoek
Onderzoek naar nieuwe en verbeterde risicobeheersplannen, -methodes en -maatregelen, in het bijzonder in het kader van de bepalingen van Natura 2000 gebieden.
Context: onderzoek naar de aanpassing/verbetering Onderzoek naar methodes om de risico’s te verkleinen van het transport op het leefmivan de transportinfrastructuur om het effect op Na- lieu, in het bijzonder ten opzichte van Natura 2000 gebieden (b.v. het verminderen van tura-gebieden te verzachten het risico op de verspreiding van exoten).
87
Fonds
Beschrijving
Gebiedsbeperkingen
EFRO 4(5)
Risicopreventie, inclusief de ontwikkeling en invulling van plannen om natuurlijke en technologische risico’s te verhinderen en er het hoofd aan te bieden. Investeringen in transport, inclusief de verbetering van trans-Europese netwerken en verbindingen met het TEN-T-netwerk, geïntegreerde strategieën voor milieuvriendelijk transport dat bijdraagt tot de verbetering van de toegang tot en de kwaliteit van passagiers- en goederendiensten, om een meer evenwichtige verdeling over de verschillende vervoerswijzen te bereiken, om intermodale systemen te bevorderen en om de impact op het leefmilieu te verkleinen. Leefmilieu- en risicopreventie, en in het bijzonder het stimuleren van de investeringen in het herstel van de fysieke leefomgeving, inclusief vervuilde, verdroogde en brownfield-sites en gronden. Prioriteit: leefmileu- en risicopreventie, en in het bijzonder: het stimuleren van de ontwikkeling van infrastructuur in functie van biodiversiteit en investeringen in Natura 2000-gebieden, waar dit bijdraagt tot duurzame economische ontwikkeling en/of de diversifiëring van landelijke regio’s. Prioriteit: leefmilieu- en risicopreventie;ontwikkelen van plannen en maatregelen om natuurlijke (verwoestijning, droogte, brand en overstromingen) en technologische risico’s te verhinderen en er het hoofd aan te bieden. Bijstand bij de ontwikkeling van grensoverschrijdende economische en sociale activiteiten door gezamenlijke strategieën voor duurzame territoriale ontwikkeling, in de eerste plaats het aanmoedigen van de bescherming en het gezamenlijk beheer van natuurlijke en culturele bronnen, evenals het voorkomen van natuurlijke en technologische risico’s.
Regio’s met convergentiedoelstellingen.
6(2)b
Transnationale samenwerking, inclusief bilaterale samenwerking tussen maritieme regio’s die niet vallen onder punt 6(1), door het financieren van netwerken en van acties die leiden tot geïntegreerde territoriale ontwikkeling inzake waterbeheer, energie-efficiëntie, risicopreventie en milieubeschermingsactiviteiten met een duidelijk transnationale dimensie, inclusief de bescherming en het beheer van rivierbekkens, kustzones, mariene bronnen, waterdiensten en wetlands; brand-, droogte- en overstromingspreventie; de bevordering van veiligheid op zee en bescherming tegen natuurlijke en technologische risico’s; en de bescherming en verbetering van het natuurlijk erfgoed als ondersteuning van de socio-economische ontwikkeling en het duurzame toerisme.
Europese territoriale samenwerkingsdoelstellingen – transnationale samenwerking. Ten minste twee landen moeten subsidies ontvangen, terwijl één een lidstaat moet zijn (Artikel 19(1)).
6(2)d
Transnationale samenwerking, inclusief bilaterale samenwerking tussen maritieme regio’s die niet vallen onder punt 6(1), door het financieren van netwerken en van acties die leiden tot geïntegreerde territoriale ontwikkeling, die zich in eerste instantie richt op de volgende prioritaire gebieden: duurzame stedelijke ontwikkeling: versterken van polycentrische ontwikkeling op het transnationale, nationale en regionale vlak, met een duidelijke transnationale impact. Mogelijke acties zijn het creëren en verbeteren van stedelijke netwerken en van verbindingen tussen stad en platteland; strategieën die algemene stads-plattelandsthema’s aanpakken; bescherming van en promotie voor het cultureel erfgoed, en de strategische integratie van ontwikkelingszones op transnationale basis.
Europese territoriale samenwerkingsdoelstellingen – transnationale samenwerking. Ten minste twee landen moeten subsidies ontvangen, terwijl één een lidstaat moet zijn (Artikel 19(1)).
ESF 3(2)bi
Het versterken van de institutionele capaciteit en de efficiëntie van overheidsadministraties en publieke diensten in goed beleid en het opstellen, monitoren en evalueren van programma’s, door studies, statisteken en expertise, steun aan de samenwerking tussen departementen en de dialoog tussen de betrokken publiek-private organen. Het versterken van de institutionele capaciteit en de efficiëntie van overheidsadministraties en publieke diensten in capaciteitsopbouw in het leveren van beleid en programma’s. Bereiken van de doelstellingen van Artikel 174 van het Verdrag in het kader van de prioriteiten van het communautaire milieubeleid onder het beleids- en actieprogramma voor het leefmilieu.
4(8)
5(2)a
5(2)b
5(2)e
6(1)b
3(2)bii CF 2(1)b
88
Regio’s met convergentiedoelstellingen.
Regio’s met regionale competitiviteitsen werkgelegenheidsdoelstellingen. Regio’s met regionale competitiviteitsen werkgelegenheidsdoelstellingen.
Regio’s met regionale competitiviteitsen werkgelegenheidsdoelstellingen. Europese territoriale samenwerkingsdoelstellingen - grensoverschrijdende samenwerking. Ten minste twee landen zullen steun ontvangen, terwijl minstens één van hen een Lidstaat is. (Artikel 19(1)).
Regio’s met convergentiedoel-stellingen
Regio’s met convergentiedoel-stellingen Regio’s met convergentiedoel-stellingen
Opmerkingen/andere beperkingen
Voorbeelden
Context: aanleg/verbetering van transportinfrastructuur om de risico’s voor Natura-gebieden te verminderen.
Kan hulp voorzien voor de ontwikkeling van plannen en maatregelen om risico’s te vermijden voor gebieden zoals brand, scheepvaartrisico’s zoals olielozingen enz. Kan specifiek worden gebruikt voor de ontwikkeling van plannen in verband met transportrisico’s (zoals vervuiling van binnenwaters, olielozingen, introductie van invasieve en uitheemse soorten enz.).
Kan voor financiering zorgen van een habitatherstelactiviteit die zowel de kwaliteit van Natura 2000-gebieden verbetert als de duurzame ontwikkeling van de regio ondersteunt. De ontwikkeling van infrastructuur voor risicobeheer – b.v. voor het reinigen van schepen in verband met de verwijdering van invasieve en uitheemse soorten; voor een snelle reactie op chemische of olielozingen of branden. Kan hulp voorzien voor de ontwikkeling van plannen en maatregelen om risico’s te vermijden voor gebieden zoals brand, scheepvaartrisico’s zoals olielozingen enz. Kan voorzien in steun voor de ontwikkeling van grensoverschrijdende plannen en maatregelen om risico’s te vermijden voor gebieden zoals branden, scheepvaartrisico’s zoals olielozingen enz.
Kan voorzien in hulp voor de ontwikkeling van transnationale plannen en maatregelen om scheepvaartrisico’s te vermijden zoals olielozingen enz.
Context: stedelijke dimensies, cultureel erfgoed.
Kan hulp leveren voor de ontwikkeling van transnationale plannen en maatregelen om milieurisico’s te vermijden die gesteld worden door stedelijke ontwikkeling, b.v. in Natura 2000-gebieden in de omgeving van stedelijke centra.
Context: opleiding
Capaciteitsopbouw voor publieke instellingen die betrokken zijn bij de ontwikkeling van risicobeheersplannen.
Context: opleiding
Capaciteitsopbouw voor publieke instellingen die betrokken zijn bij de uitvoering van regionale risicobeheersactiviteiten. Ontwikkeling van regionale capaciteit om snel antwoord te kunnen bieden op milieurisico’s die Natura 2000 gebieden kunnen aantasten, b.v. chemicaliënlozingen, overstromingen, bosbranden, lawines enz.
89
Activiteit 19: (CONTINU) TOEZICHT OP GEBIEDEN
90
Fonds
Beschrijving
Doelgroepen
Land types
Gebiedsbeperkingen
ELFPO 63
Leader
Alle landelijke gebieden
Geen
EVF geen
Alle mogelijke (in landelijke gebieden)
LIFE+ geen KP7 2(1)(i)f
Leefmilieu, b.v. klimaatwijziging, vervuiling en rampen; alle mogelijke bescherming en duurzaam beheer van natuurlijke en door de mens gemaakte hulpbronnen (b.v. de bescherming en het beheer van de biodiversiteit); leefmilieu en technologieën (b.v. milieuherstel).
Transnationale samenwerMaatregel niet beperkt tot een beking. paald ge-biedstype.
Fonds
Beschrijving
Gebieds-beperkingen
EFRO geen ESF geen CF geen
Opmerkingen/andere beperkingen
Voorbeelden
Zie Artikels 61–65.
Doorlopend toezicht op de bewaking van gebieden indien dat nodig is om de doelstellingen te behalen en het proces te bewaken van het lokaal ontwikkelingsplan.
Context: onderzoek als onderdeel van een on- Onderzoeksproject kan het doorlopende toezicht inhouden op gebieden over een bepaalde derzoeksproject. periode, afhankelijk van het doel.
Opmerkingen/andere beperkingen
Voorbeelden
Fondsen niet beschikbaar voor doorlopende activiteiten Fondsen niet beschikbaar voor doorlopende activiteiten Fondsen niet beschikbaar voor doorlopende activiteiten
91
Activiteit 20: VOORZIEN VAN INFORMATIE- EN PROMOTIEMATERIAAL Fonds
Beschrijving
Doel-groepen
Land types
ELFPO 20(a)(i)
Acties op het gebied van beroepsopleiding en voorlichting, met inbegrip van verspreiding van wetenschappelijke kennis en innoverende praktijken, ten behoeve van in de sectoren landbouw, voedsel en bosbouw werkzame personen Bevordering van toeristische activiteiten
Landbouwers, bosbouwers
Maatregel niet beGeen perkt tot een bepaald ge-biedstype.
alle mogelijke
52(b)(iii)
Instandhouding en opwaardering van het landelijk erfgoed
alle mogelijke
52(d)
Een maatregel betreffende verwerving van vakkundig- Alle mogelijke heid en dynamisering met het oog op de opstelling en de uitvoering van een plaatselijke ontwikkelingsstrategie Leader Alle mogelijke (in landelijke gebieden) Opwaarderen van de vakbekwaamheid, of het ontwik- vissers, anderen kelen van nieuwe opleidingsmethodes en -instrumenten;
Maatregel niet beGeen perkt tot een bepaald ge-biedstype. Maatregel niet beGeen perkt tot een bepaald ge-biedstype. Maatregel niet beperkt tot een bepaald ge-biedstype.
52(a)(iii)
63
EVF 37(i)
92
Alle landelijke gebieden
Gebiedsbe-perkingen
Geen
Maatregel niet begeen perkt tot een bepaald ge-biedstype.
44(1)(b)
Herstructureren en bijsturen van economische activiteiten, in het bijzonder door het bevorderen van ecotoerisme, in zoverre dat deze acties geen toename van de visserij-inspanningen tot gevolg hebben;
arbeiders in de vis- Maatregel niet beRef Artikels 43(3),(4) serij of aanverwante perkt tot een besectoren. paald ge-biedstype.
44(1)(c)
Diversifiëring van activiteiten met als bedoeling het creëren van een bredere waaier aan jobs voor vissers;
arbeiders in de vis- Maatregel niet beRef Artikels 43(3),(4) serij of aanverwante perkt tot een besectoren. paald ge-biedstype.
44(1)(h)
Bevorderen van interregionale en transnationale samenwerking tussen actoren in visserijregio’s, vooral door netwerking en het verspreiden van de best-mogelijke-technieken.
Publieke administraties, KMO’s, anderen
Maatregel niet beRef Artikels 43(3),(4) perkt tot een bepaald ge-biedstype.
44(1)(i)
Het verwerven van vakbekwaamheid en het bevorderen van de voorbereiding van de invulling van de lokale ontwikkelingsstrategie.
Publieke administraties, KMO’s, anderen
Maatregel niet beRef Artikels 43(3),(4) perkt tot een bepaald ge-biedstype.
LIFE+ 3
Selectiecriteria
alle mogelijke
alle mogelijke
geen
KP7 2(1)(i)f
Leefmilieu, b.v. klimaatwijziging, vervuiling en ramalle mogelijke pen; bescherming en duurzaam beheer van natuurlijke en door de mens gemaakte hulpbronnen (b.v. de bescherming en het beheer van de biodiversiteit); leefmilieu en technologieën (b.v. milieuherstel).
2(1)(i)g
Thema: vervoer (b.v. vergroenen van het wegtransport) alle mogelijke, hoe dan ook
Maatregel niet beTransnationale samen-werperkt tot een beking. paald ge-biedstype.
Maatregel niet beTransnationale samen-werperkt tot een beking. paald ge-biedstype.
Opmerkingen/andere beperkingen
Voorbeelden
Art 21: De steun mag niet worden gebrukt voor cursussen die reeds deel uitmaken van normale programma’s of systemen van land- en bosbouw-opleidingen in het middelbaar en hoger onderwijs.
Productie van opleidingsmateriaal voor landbouwers en bosbouwers dat beervriendelijke landbouw- en bosbouwmethodes beschrijft.
Zie Art 55.
Natura 2000 gebieden kunnen gepromoot worden via brochures die het toerisme promoten.
Zie Art 57.
Zie Art 59.
Het voorzien van opleidingsmaterialen voor beroepsopleiding.
Zie Artikels 61–65.
Ontwikkelen van allerlei informatie die noodzakelijk is voor de realisatie van een lokale ontwikkelingsstrategie (b.v. regionale promotie in relatie tot Natura 2000).
Art 37: Collectieve acties: moeten worden uitgevoerd met de actieve steun van de organisatoren zelf of door verenigingen die in opdracht werken van de organisatoren of andere organisaties die door de Lidstaat werden erkend.
Ontwikkelen van opleidingsmateriaal voor vissers in relatie tot Natura 2000.
Ref: Artikels 43(3),(4) en 44(4) voor details over de vereisten voor gebieden en ontvangers van steun.
Promoten en ontwikkelen van milieuvriendelijke producten die verbonden zijn met Natura 2000 gebieden.
Ref: Artikels 43(3),(4) en 44(4) voor details over de vereisten voor gebieden en ontvangers van steun.
Produceren van informatie voor opleiding, en over de mogelijkheden voor werkgelegenheid in samenwerking met Natura 2000.
Ref: Artikels 43(3), (4) en 44(4) voor details over de voorwaarden voor gebieden en ontvangers van steun.
Financiering van netwerking om de beste praktijken in Natura 2000 vriendelijke aquacultuur en visserijactiviteiten te bespreken.
Ref: Artikels 43(3),(4) en 44(4) voor details over de vereisten voor gebieden en ontvangers van steun.
Voorbereiding van informatie om de lokale ontwikkelingsstrategie te voeden.
LIFE+ zal geen maatregelen financieren die vallen binnen de geschiktheidscriteria van, of hulp ontvangen voor hetzelfde doel van andere financieringsinstrumenten van de Europese Gemeenschap (zie Art 10). Maatregelen komen alleen in aanmerking in de omstandig-heden wanneer ze overeenkomen met de toegevoegde waarde-criteria in artikel 3, maatregelen van annex 1 en “niet periodiek terugkerend”. Context: onderzoek
Onderzoeksprojecten kunnen resulteren in de ontwikkeling van informatiemateriaal, en het ontwerp van nieuwe en effectievere communicatiemethodes (b.v. interactieve fora voor educatie).
Context: onderzoek naar de aanpassing/verbetering Onderzoeksprojecten kunnen resulteren in de ontwikkeling van informatie over groevan de transportinfrastructuur om het effect op Na- nere transportnetwerken, inclusief de links met het Natura 2000 netwerk. tura-gebieden te verzachten
93
Fonds
Beschrijving
Gebiedsbeperking
EFRO 4(2)
Thema: de informatiemaatschappij, inclusief de ontwikkeling van elektronische communicatie-infrastructuur, lokale inhoud, diensten en toepassingen, verbetering van een veilige toegang tot en de ontwikkeling van on-line publieke diensten, hulp en diensten aan kleine en middelgrote ondernemingen bij het installeren en effectief gebruiken van informatie- en communicatietechnologie (ICT) of bij het lanceren van nieuwe ideeën. Toerisme, inclusief de promotie van natuurlijke troeven als potentieel voor de ontwikkeling van duurzaam toerisme, bescherming en verbetering van het natuurlijk erfgoed als ondersteuning van de sociaal-economische ontwikkeling, en om de toepassing van toeristische diensten te verbeteren door het invoeren van nieuwe diensten met een hogere toegevoegde waarde en om nieuwe, meer duurzame vormen van toerisme aan te moedigen. Investeringen in opleiding, inclusief beroepsopleiding, die bijdraagt tot een verhoging van de levenskwaliteit. Leefmilieu- en risicopreventie, in het bijzonder de bescherming en verbetering van het natuurlijk en cultureel erfgoed als ondersteuning van de sociaal-economische ontwikkeling en het bevorderen van natuurlijke en culturele troeven als potentieel voor de ontwikkeling van duurzaam toerisme. Grensoverschrijdende samenwerking: het aanmoedigen van ondernemerschap en, in het bijzonder, de ontwikkeling van KMO’s, toerisme, cultuur en grensoverschrijdende handel.
Regio’s die vallen onder de Convergentiedoelstellingen.
6(1)e
Ontwikkeling van grensoverschrijdende economische, sociale en ecologische activiteiten door gezamenlijke strategieën voor duurzame territoriale ontwikkeling: het opzetten van samenwerking, het ontwikkelen van capaciteit en het gezamenlijk gebruik van infrastructuur, in het bijzonder in sectoren als gezondheid, toerisme, cultuur en onderwijs.
Europese territoriale samenwerkingsdoelstellingen - grensoverschrijdende samenwerking. Ten minste twee landen zullen steun ontvangen, terwijl minstens één van hen een Lidstaat is. (Artikel 19(1)).
6(2)d
Transnationale samenwerking, inclusief bilaterale samenwerking tussen maritieme regio’s die niet vallen onder punt 6(1), door het financieren van netwerken en van acties die leiden tot geïntegreerde territoriale ontwikkeling, die zich in eerste instantie richt op de volgende prioritaire gebieden: duurzame stedelijke ontwikkeling: versterken van polycentrische ontwikkeling op het transnationale, nationale en regionale vlak, met een duidelijke transnationale impact. Mogelijke acties zijn het creëren en verbeteren van stedelijke netwerken en van verbindingen tussen stad en platteland; strategieën die algemene stadsplattelandsthema’s aanpakken; bescherming van en promotie voor het cultureel erfgoed, en de strategische integratie van ontwikkelingszones op transnationale basis.
Europese territoriale samenwerkingsdoelstellingen – transnationale samenwerking. Ten minste twee landen moeten subsidies ontvangen, terwijl één een lidstaat moet zijn (Artikel 19(1)).
10
Gebieden met geografische en natuurlijke handicaps: het financieren van investeringen om de toegankelijkheid te verhogen, het bevorderen en ontwikkelen van economische activiteiten die te maken hebben met het culturele en natuurlijke erfgoed, het bevorderen van het duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen, en het aanmoedigen van duurzaam toerisme. Het versterken van de institutionele capaciteit en de efficiëntie van overheidsadministraties en publieke diensten in goed beleid en het opstellen, monitoren en evalueren van programma’s, door studies, statisteken en expertise, steun aan de samenwerking tussen departementen en de dialoog tussen het betrokken publiek private organen.
Uitsluitend gebieden met een geografische en natuurlijke handicap.
4(6)
4(10) 5(2)f
6(1)a
6(1)b
6(1)end
ESF 3(2)bi
3(2)bii
CF geen
94
Regio’s die vallen onder de Convergentiedoelstellingen.
Regio’s die vallen onder de Convergentiedoelstellingen. Regio’s met regionale competitiviteitsen werkgelegenheidsdoelstellingen.
Europese territoriale samenwerkingsdoelstellingen - grensoverschrijdende samenwerking. Ten minste twee landen zullen steun ontvangen, terwijl minstens één van hen een Lidstaat is. (Artikel 19(1)). Bijstand bij de ontwikkeling van grensoverschrijdende economische en sociale activitei- Europese territoriale samenwerkingsdoelten door gezamenlijke strategieën voor duurzame territoriale ontwikkeling, in de eerste stellingen - grensoverschrijdende samenplaats het aanmoedigen van de bescherming en het gezamenlijk beheer van natuurlijke werking. Ten minste twee landen zullen en culturele bronnen, evenals het voorkomen van natuurlijke en technologische risico’s. steun ontvangen, terwijl minstens één van hen een Lidstaat is. (Artikel 19(1)). Grensoverschrijdende samenwerking: het bevorderen van wettelijke en administratieve Europese territoriale samenwerkingsdoelsamenwerking, de integratie van grensoverschrijdende arbeidsmarkten, plaatselijke stellingen - grensoverschrijdende samenwerkgelegenheidsinitiatieven, gendergelijkheid en gelijke kansen, opleiding en sociale werking. Ten minste twee landen zullen inclusie, en het samenbrengen van menselijke moiddelen en mogelijkheden voor onsteun ontvangen, terwijl minstens één derzoek en technologische ontwikkeling. van hen een Lidstaat is. (Artikel 19(1)).
Regio’s met convergentiedoelstellingen
Het versterken van de institutionele capaciteit en de efficiëntie van overheidsadminisRegio’s met convergentiedoelstellingen traties en publieke diensten in capaciteitsopbouw in het leveren van beleid en programma’s.
Opmerkingen/andere beperkingen
Voorbeelden
Context: systemen/uitrusting voor informatie- Kan worden gebruikt voor het verwerven van IT-uitrusting en de organisatie/werking van inoverdracht in Natura 2000-gebieden. ternet-informatiepunten en databases.
Context: het bevorderen/ontwikkelen van toerisme.
De ontwikkeling van informatiemateriaal dat nodig is om het ecotoerisme in het gebied te promoten.
Context: onderwijs.
De ontwikkeling van informatiebronnen die nodig zijn voor de deelname van de site aan regionale onderwijsprogramma’s. De ontwikkeling van informatiemateriaal dat nodig is voor het promoten van het ecotoerisme in het gebied dat beschikt over een hoge waarde op het vlak van natuurlijk en cultureel erfgoed.
Context: natuurlijk/cultureel erfgoed en toerisme.
Context: het creëren van werkgelegenheid (b.v. toerisme).
De ontwikkeling van informatie in verband met netwerken van grensoverschrijdende gebieden om een breder ecotoerisme te bevorderen.
Context: ontwikkelen van werkgelegenheidsinitiatieven en opleiding.
Context: ontwikkelen van werkgelegenheidsi- Het ontwikkelen van informatebronnen die nodig zijn voor de deelname van het gebied in nitiatieven en opleiding. grensoverschrijdende opleidingsprogramma’s.
Context: bredere grensoverschrijdende opleidingsinitiatieven.
Het ontwikkelen van informatiebronnen die nodig zijn voor de deelname van het gebied in grensoverschrijdende programma’s op het vlak van gezondheid, cultuur en onderwijs.
Context: stedelijke dimensies, cultureel erfgoed.
De productie van informatie- en publiciteitsmateriaal bedoeld voor het versterken van de bescherming en de promotie van Natura 2000-gebieden in de nabijheid van stedelijke centra die op transnationaal niveau beschikken over een hoge waarde op het vlak van cultureel erfgoed.
De ontwikkeling van informatiemateriaal dat nodig is voor de promotie van een breder ecotoerisme.
Context: opleiding
De productie van informatie voor capaciteitsopbouw/opleidingsprogramma’s voor openbare diensten.
Context: opleiding
95
Activiteit 21: OPLEIDING EN EDUCATIE Fonds
Beschrijving
Doel-groepen
Land types
Gebiedsbe-perkingen
ELFPO 20(a)(i)
Acties op het gebied van beroepsopleiding en voorlichting, met inbegrip van verspreiding van wetenschappelijke kennis en innoverende praktijken, ten behoeve van in de sectoren landbouw, voedsel en bosbouw werkzame personen Instandhouding en opwaardering van het landelijk erfgoed
Landbouwers, bosbouwers
Maatregel niet beperkt tot een bepaald gebiedstype.
geen
alle mogelijke
Geen
Een maatregel betreffende opleiding en voorlichting voor economische actoren die werkzaam zijn op de onder as 3 vallende terreinen Een maatregel betreffende verwerving van vakkundigheid en dynamisering met het oog op de opstelling en de uitvoering van een plaatselijke ontwikkelingsstrategie Leader
Alle mogelijke (in landelijke gebieden) Alle mogelijke
Maatregel niet beperkt tot een bepaald gebiedstype. Maatregel niet beperkt tot een bepaald gebiedstype. Maatregel niet beperkt tot een bepaald gebiedstype.
52(b)(iii)
52(c)
52(d)
63
Alle landelijke gebieden
Geen
Maatregel niet beperkt tot een bepaald gebiedstype. Maatregel niet beperkt tot een bepaald gebiedstype.
geen
Maatregel niet beperkt tot een bepaald gebiedstype.
geen
EVF 27(1)(a)
Diversificatie van activiteiten met als bedoeling het creëren van een bredere waaier aan jobs voor vissers.
27(1)(c)
Schema’s voor bijscholing naar andere beroepsmogelijkheden buiten de zeevisserij.
vissers
37(i)
Opwaarderen van de vakbekwaamheid, of het ontwikkelen van nieuwe opleidingsmethodes en -instrumenten;
vissers, anderen
44(1)(b)
Herstructureren en bijsturen van economische activiteiten, in het bijzonder door het bevorderen van ecotoerisme, in zoverre dat deze acties geen toename van de visserij-inspanningen tot gevolg hebben;
arbeiders in de vis- Maatregel niet beperkt serij of aanverwante tot een bepaald gebiedssectoren. type.
Ref Artikels 43(3),(4)
44(1)(c)
Diversifiëring van activiteiten met als bedoeling het creëren van een bredere waaier aan jobs voor vissers;
arbeiders in de vis- Maatregel niet beperkt serij of aanverwante tot een bepaald gebiedssectoren. type.
Ref Artikels 43(3),(4)
44(1)(i)
Het verwerven van vakbekwaamheid en het bevorderen van de voorbereiding van de invulling van de lokale ontwikkelingsstrategie.
publieke administraties, KMO’s, anderen
Maatregel niet beperkt tot een bepaald gebiedstype.
Ref Artikels 43(3),(4)
LIFE+ 3
Selectiecriteria
Alle
Maatregel niet beperkt tot een bepaald gebiedstype.
geen
KP7 geen
geen
Fonds
Beschrijving
Gebiedsbeperkingen
EFRO 4(6)
Toerisme, inclusief de promotie van natuurlijke troeven als potentieel voor de ontwikkeling van duurzaam toerisme, bescherming en verbetering van het natuurlijk erfgoed als ondersteuning van de sociaal-economische ontwikkeling, en om de toepassing van toeristische diensten te verbeteren door het invoeren van nieuwe diensten met een hogere toegevoegde waarde en om nieuwe, meer duurzame vormen van toerisme aan te moedigen. Investeringen in opleiding, inclusief beroepsopleiding, die bijdraagt tot een verhoging van de levenskwaliteit.
Regio’s die vallen onder de Convergentiedoelstellingen.
4(10) 5(2)f
96
Alle mogelijke (in landelijke gebieden) vissers
Geen
Leefmilieu- en risicopreventie, in het bijzonder de bescherming en verbetering van het natuurlijk en cultureel erfgoed als ondersteuning van de sociaal-economische ontwikkeling en het bevorderen van natuurlijke en culturele troeven als potentieel voor de ontwikkeling van duurzaam toerisme.
Regio’s die vallen onder de Convergentiedoelstellingen. Regio’s met regionale competitiviteitsen werkgelegenheidsdoelstellingen.
Opmerkingen/andere beperkingen
Voorbeelden
Art 21: De steun wordt niet gebruikt voor cursussen die Opleiding en educatie in het kader van vernieuwende praktijken in de natuurreeds deel uitmaken van normale programma’s of systevriendelijke landbouw, marketing van Natura 2000 producten enz. men van land- en bosbouwopleidingen in het middelbaar en hoger onderwijs. Zie Art 57.
Opleiding om het behoud en de bescherming van het rurale erfgoed te bevorderen.
Zie Art 58. Kan enkel gebruikt worden voor maatregelen van As 3.
Opleiding om de ontwikkeling van een ecotoeristische industrie aan te moedigen.
Zie Art 59.
Opleiding om de invulling van de lokale ontwikkelingsstrategie mogelijk te maken, b.v. in de marketing van Natura-producten, of om de ontwikkeling van een ecotoeristische industrie mogelijk te maken.
Zie Artikels 61–65.
Elke opleiding die noodzakelijk is voor het realiseren van de lokale ontwikkelingsstrategie (b.v. regionale promotie in verband met Natura 2000).
geen
Opleiding om de diversifiëring van activiteiten te vergemakkelijken, b.v. opleiding in het beheer van kleine ondernemingen in functie van de ecotoerisme, of deskundigheid inzake het beheer van het gebied.
geen
Opleiding om de diversifiëring van activiteiten te vergemakkelijken, b.v. opleiding in het beheer van kleine ondernemingen in functie van de ecotoerisme, of deskundigheid inzake het beheer van het gebied.
Art 34: Collectieve acties: moeten worden uitgevoerd met de actieve steun van de organisatoren zelf of door verenigingen die in opdracht werken van de organisatoren of andere organisaties die door de Lidstaat werden erkend.
Opleiding om de diversifiëring van activiteiten te vergemakkelijken, b.v. opleiding in het beheer van kleine ondernemingen in functie van de ecotoerisme, of deskundigheid inzake het beheer van het gebied.
Ref: Artikels 40(3),(4) en 41(4) voor details over de vereisten voor gebieden en ontvangers van steun.
Opleiding voor vissers om de omschakeling naar het ecotoerisme in Natura-gebieden mogelijk te maken.
Ref: Artikels 40(3),(4) en 41(4) voor details over de vereisten voor gebieden en ontvangers van steun.
Creëren van jobs in Natura-gebieden, ondersteund door een adequate opleiding en educatie.
Ref: Artikels 40(3),(4) en 41(4) voor details over de vereisten voor gebieden en ontvangers van steun.
Opleiding en educatie voor de voorbereiding en invulling van de ontwikkelingsstrategie.
LIFE+ zal geen maatregelen financieren die vallen binnen de geschiktheidscriteria van, of hulp ontvangen voor hetzelfde doel van andere financieringsinstrumenten van de Europese Gemeenschap (zie Art 10). Maatregelen komen alleen in aanmerking in de omstandigheden wan-neer ze overeenkomen met de toege-voegde waarde-criteria in artikel 3, en “niet periodiek terugkerend”.
Opmerkingen/andere beperkingen
Voorbeelden
Context: promoten/ontwikkelen van toerisme. Opleidindsprogramma’s om de oprichting te ondersteunen van een toeristische industrie in gebieden waar dat voorheen nooit is gebeurd, (b.v. die met een grote afhankelijkheid van industrieën die in een recessie zitten). Opleiding kan zich richten op mensen die mogelijk initiatieven willen nemen voor toeristische diensten met een grote meerwaarde.
Context: natuurlijk/cultureel erfgoed en toerisme.
Opleiding in duurzaam beheer, als bijdrage tot een verbeterde kwaliteit van het leven en het leefmilieu. Opleidingsprogramma’s om de oprichting/verbetering te ondersteunen van toerisme in gebieden met grote waarde inzake natuurlijk en cultureel erfgoed. Opleiding kan zich richten op mensen die mogelijk initiatieven willen nemen voor toeristische diensten met een grote meerwaarde.
97
Fonds
Beschrijving
6(1)a
Grensoverschrijdende samenwerking: het aanmoedigen van ondernemerschap en, in het bijzonder, de ontwikkeling van KMO’s, toerisme, cultuur en grensoverschrijdende handel.
6(1)b
6(1)end
6(2)b
6(2)d
6(3)a
Europese territoriale samenwerkingsdoelstellingen - grensoverschrijdende samenwerking. Ten minste twee landen zullen steun ontvangen, terwijl minstens één van hen een Lidstaat is. (Artikel 19(1)). Bijstand bij de ontwikkeling van grensoverschrijdende economische en sociale activitei- Europese territoriale samenwerkingsdoelten door gezamenlijke strategieën voor duurzame territoriale ontwikkeling, in de eerste stellingen - grensoverschrijdende samenplaats het aanmoedigen van de bescherming en het gezamenlijk beheer van natuurlijke werking. Ten minste twee landen zullen en culturele bronnen, evenals het voorkomen van natuurlijke en technologische risico’s. steun ontvangen, terwijl minstens één van hen een Lidstaat is. (Artikel 19(1)). Grensoverschrijdende samenwerking: het bevorderen van wettelijke en administratieve Europese territoriale samenwerkingsdoelsamenwerking, de integratie van grensoverschrijdende arbeidsmarkten, plaatselijke stellingen - grensoverschrijdende samenwerkgelegenheidsinitiatieven, gendergelijkheid en gelijke kansen, opleiding en sociale werking. Ten minste twee landen zullen inclusie, en het samenbrengen van menselijke middelen en mogelijkheden voor onder- steun ontvangen, terwijl minstens één zoek en technologische ontwikkeling. van hen een Lidstaat is. (Artikel 19(1)). Europese territoriale samenwerkingsdoelTransnationale samenwerking, inclusief bilaterale samenwerking tussen maritieme restellingen – transnationale samenwerking. gio’s die niet vallen onder punt 6(1), door het financieren van netwerken en van acties die leiden tot geïntegreerde territoriale ontwikkeling inzake waterbeheer, energie-effiTen minste twee landen moeten subsidies ciëntie, risicopreventie en milieubeschermingsactiviteiten met een duidelijk transnationtvangen, terwijl één een lidstaat moet onale dimensie, inclusief de bescherming en het beheer van rivierbekkens, kustzones, zijn (Artikel 19(1)). mariene bronnen, waterdiensten en wetlands; brand-, droogte- en overstromingspreventie; de bevordering van veiligheid op zee en bescherming tegen natuurlijke en technologische risico’s; en de bescherming en verbetering van het natuurlijk erfgoed als ondersteuning van de socio-economische ontwikkeling en het duurzame toerisme. Transnationale samenwerking, inclusief bilaterale samenwerking tussen maritieme regio’s Europese territoriale samenwerkingsdoeldie niet vallen onder punt 6(1), door het financieren van netwerken en van acties die lei- stellingen – transnationale samenwerking. den tot geïntegreerde territoriale ontwikkeling, die zich in eerste instantie richt op de vol- Ten minste twee landen moeten subsidies gende prioritaire gebieden: duurzame stedelijke ontwikkeling: versterken van polycentri- ontvangen, terwijl één een lidstaat moet sche ontwikkeling op het transnationale, nationale en regionale vlak, met een duidelijke zijn (Artikel 19(1)). transnationale impact. Mogelijke acties zijn het creëren en verbeteren van stedelijke netwerken en van verbindingen tussen stad en platteland; strategieën die algemene stadsplattelandsthema’s aanpakken; bescherming van en promotie voor het cultureel erfgoed, en de strategische integratie van ontwikkelingszones op transnationale basis. Versterking van de effectiviteit van regionaal beleid door het bevorderen van interregio- Europese territoriale samenwerkingsdoelnale samenwerking gericht op innovatie en de kenniseconomie en milieu- en risicopre- stellingen – interregionale samenwerking. ventie in de betekenis zoals bedoeld in Artikel 5(1) en (2). Ten minste drie landen moeten subsidies ontvangen, waarvan twee lidstaat moeten zijn (Artikel 19(2)).
6(3)b
Versterking van de effectiviteit van regionaal beleid door het bevorderen van uitwisseling van ervaring betreffende het identificeren, de overdracht en de verspreiding van de best mogelijke praktijken inclusief die op het vlak van duurzame stedelijke ontwikkeling zoals die waar naar verwezen wordt in Artikel 8.
Europese territoriale samenwerkingsdoelstellingen – interregionale samenwerking. Ten minste drie landen moeten subsidies ontvangen, waarvan twee lidstaat moeten zijn (Artikel 19(2)).
6(3)c
Versterking van de effectiviteit van regionaal beleid door het bevorderen van acties die studies, verzameling van gegevens en het observeren en analyseren van ontwikkelingstendenzen in de Gemeenschap tot gevolg hebben.
ESF 3(1)aii
Het verhogen van het aanpassingsvermogen van arbeiders en ondernemingen, b.v. de ontwikkeling van specifieke werkgelegenheid, opleidings- en ondersteunende diensten voor arbeiders in de context van de herstructurering van het bedrijf of de sector. Het versterken van de institutionele capaciteit en de efficiëntie van overheidsadministraties en publieke diensten in goed beleid en het opstellen, monitoren en evalueren van programma’s, door studies, statisteken en expertise, steun aan de samenwerking tussen departementen en de dialoog tussen het betrokken publiek private organen.
Europese territoriale samenwerkingsdoelstellingen – interregionale samenwerking. Ten minste drie landen moeten subsidies ontvangen, waarvan twee lidstaat moeten zijn (Artikel 19(2)).
3(2)bi
3(2)bii
CF 2(1)b
98
Gebiedsbeperkingen
Regio’s met convergentiedoelstellingen
Het versterken van de institutionele capaciteit en de efficiëntie van overheidsadminisRegio’s met convergentiedoelstellingen traties en publieke diensten in capaciteitsopbouw in het leveren van beleid en programma’s. Leefmilieu binnen de prioriteiten zoals ze zijn vastgesteld door het milieubeschermings- Regio’s met convergentiedoelstellingen beleid van de Commissie onder het beleids- en actieprogramma over leefmilieu, in deze context inclusief de beleidsdomeinen gerelateerd aan duurzame ontwikkeling dat duidelijke ecologische voordelen oplevert, namelijk energie-efficiëntie en hernieuwbare energie, en, in de transportsector, buiten de trans-Europese netwerken, spoor-, rivieren zeetransport, intermodale transportsystemen en hun interoperabiliteit, beheer van weg-, zee- en luchtverkeer, milieuvriendelijk stedelijk en openbaar vervoer.
Opmerkingen/andere beperkingen
Voorbeelden
Context: het creëren van werkgelegenheid (b.v. toerisme).
De ontwikkeling van grensoverschrijdende opleiding- en onderwijsprogramma’s de gebaseerd zijn op het bijeenbrengen van ervaring, in het bijzonder in verband met ecotoerisme in Naturagebieden/netwerken.
Het organiseren van opleidingen om grensoverschrijdende arbeidsmarkten te bevorderen in verband met het beheer van het Natura-netwerk, b.v. opleiding in natuurvriendelijke bosbouwpraktijken.
Opleiding in verband met het beheer van transnationale rivierbekkens en mariene goederen (in verband met het beheer van Naturagebieden).
Context: stedelijke dimensies, cultureel erfgoed.
Opleidings- en onderwijsprogramma’s bedoeld voor het versterken van de bescherming en de promotie van Natura 2000-gebieden in de nabijheid van stedelijke centra die op transnationaal niveau beschikken over een hoge waarde op het vlak van cultureel erfgoed.
Opleidingsprogramma’s voor regionale en lokale overheden, gericht op risicopreventie door het bijeenbrengen van de beste praktijken, begeleidende studies, het verzamelen van gegevens en ontwikkelingstendenzen enz. in verband met biodiversiteit en Natura 2000.
Context: creëren van jobs (b.v. bij de herstructurering van een sector).
Het voorzien van opleiding voor arbeiders in sectoren die in herstructurering zijn, om te voorzien in vooruitzichten voor alternatieve werkgelegenheid in duurzame ondernemingen die gekoppeld zijn aan Natura, b.v. produceren van Natura-vriendelijke producten).
Opleiding voor openbare diensten die te maken hebben met een degelijk beheer van Natura 2000 – kan ook het uitwisselen van ervaringen en de best mogelijke praktijken tussen Lidstaten betekenen.
Opleiding van de medewerkers van publieke administraties in hun omgang met natuurprojecten.
Opleiding als een klein gedeelte van de infrastructuur voor investeringsprojecten – b.v. opleiding van lokale mensen in het efficiënt gebruik van water ter aanvulling van de bouw van watergebonden infrastructuur.
99
Activiteit 22: INRICHTINGEN TER AANMOEDIGING VAN HET GEBRUIK EN DE WAARDERING VAN NATURA 2000 GEBIEDEN Fonds
Beschrijving
Doel-groepen
Land types
Gebiedsbe-perkingen
ELFPO 36(a)(vi)
Steun voor niet productieve investeringen; [landbouwgrond]
Landbouwers, landbeheerders alle mogelijke Landbouwers en hun gezinsleden alle mogelijke
Landbouw-grond
Geen
36(b)(vii) Steun voor niet-productieve investeringen [bossen] 52(a)(i) Diversificatie naar niet-agrarische activiteiten.
Geen Geen
52(a)(iii)
Bevordering van toeristische activiteiten
63
Leader
EVF 44(1)(b)
Herstructureren en bijsturen van economische activiteiten, vooral door het bevorderen van ecotoerisme, zolang deze acties geen toename van de visserij-inspanningen tot gevolg hebben. Ondersteunen van kleine visserij- en toeris-megerelateerde infrastructuur ten voordele van kleine vissersgemeenschappen.
Arbeiders in de visserij of aanverwante sectoren. Publieke ad-ministraties, KMO’s, anderen
Maatregel niet beperkt tot Ref Artikels een bepaald gebiedstype. 43(3),(4)
LIFE+ 3
Selectiecriteria
alle mogelijke
alle mogelijke
geen
KP7 geen
44(1)(e)
Geen Geen
Maatregel niet beperkt tot Ref Artikels een bepaald gebiedstype. 43(3),(4)
Fonds
Beschrijving
Gebiedsbeperking
EFRO 4(2)
Thema: de informatiemaatschappij, inclusief de ontwikkeling van elektronische communicatieinfrastructuur, lokale inhoud, diensten en toepassingen, verbetering van een veilige toegang tot en de ontwikkeling van on-line publieke diensten, hulp en diensten aan kleine en middelgrote ondernemingen bij het installeren en effectief gebruiken van informatie- en communicatietechnologie (ICT) of bij het exploiteren van nieuwe ideeën. Ondersteunen van de modernisering en diversificatie van regionale economische structuren. Prioriteit: Leefmilieu, inclusief het bevorderen van biodiversiteit en natuurbescherming, inclusief investeringen in Natura 2000-gebieden. Toerisme, inclusief de promotie van natuurlijke troeven als potentieel voor de ontwikkeling van duurzaam toerisme, bescherming en verbetering van het natuurlijk erfgoed als ondersteuning van de sociaal-economische ontwikkeling, en om de toepassing van toeristische diensten te verbeteren door het invoeren van nieuwe diensten met een hogere toegevoegde waarde en om nieuwe, meer duurzame vormen van toerisme aan te moedigen. Prioriteit: leefmileu- en risicopreventie, en in het bijzonder: het stimuleren van de ontwikkeling van infrastructuur in functie van biodiversiteit en investeringen in Natura 2000-gebieden, waar dit bijdraagt tot duurzame economische ontwikkeling en/of de diversifiëring van landelijke regio’s. Leefmilieu- en risicopreventie, in het bijzonder de bescherming en verbetering van het natuurlijk en cultureel erfgoed als ondersteuning van de sociaal-economische ontwikkeling en het bevorderen van natuurlijke en culturele troeven als potentieel voor de ontwikkeling van duurzaam toerisme. Grensoverschrijdende samenwerking: het aanmoedigen van ondernemerschap en, in het bijzonder, de ontwikkeling van KMO’s, toerisme, cultuur en grensoverschrijdende handel.
Regio’s die vallen onder de Convergentiedoelstellingen.
4(4)
4(6)
5(2)b
5(2)f
6(1)a
10
ESF geen CF 2(1)b
100
bossen Maatregel niet beperkt tot een bepaald gebiedstype. Maatregel niet beperkt tot een bepaald gebiedstype. Alle mogelijke (in lan- Alle landelijke gebieden delijke gebieden)
Regio’s die vallen onder de Convergentiedoelstellingen. Regio’s die vallen onder de Convergentiedoelstellingen.
Regio’s met regionale competitiviteits- en werkgelegenheidsdoelstellingen. Regio’s met regionale competitiviteits- en werkgelegenheidsdoelstellingen. Europese territoriale samenwerkingsdoelstellingen - grensoverschrijdende samenwerking. Ten minste twee landen zullen steun ontvangen, terwijl minstens één van hen een Lidstaat is. (Artikel 19(1)).
Gebieden met geografische en natuurlijke handicaps: het financieren van investeringen om de Uitsluitend gebieden met een geotoegankelijkheid te verhogen, het bevorderen en ontwikkelen van economische activiteiten die te grafische en natuurlijke handicap. maken hebben met het culturele en natuurlijke erfgoed, het bevorderen van het duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen, en het aanmoedigen van duurzaam toerisme. Leefmilieu binnen de prioriteiten zoals ze zijn vastgesteld door het milieubeschermingsbeleid Regio’s met convergentiedoelstelvan de Commissie onder het beleids- en actieprogramma over leefmilieu, in deze context inlingen clusief de beleidsdomeinen gerelateerd aan duurzame ontwikkeling dat duidelijke ecologische voordelen oplevert, namelijk energie-efficiëntie en hernieuwbare energie, en, in de transportsector, buiten de trans-Europese netwerken, spoor-, rivier- en zeetransport, intermodale transportsystemen en hun interoperabiliteit, beheer van weg-, zee- en luchtverkeer, milieuvriendelijk stedelijk en openbaar vervoer.
Opmerkingen/andere beperkingen
Voorbeelden
Zie Art 41.
Constructie en installatie van informatieve wijzers in Natura-gebieden.
Zie Art 49. Moet gekoppeld worden aan bos-leefmiliebetalingen. Zie Art 53. Zie Art 55. Zie Artikels 61–65.
Ref: Artikels 43(3),(4) en 44(4) voor details over de vereisten voor gebieden en ontvangers van steun. Ref: Artikels 43(3),(4) en 44(4) voor details over de vereisten voor gebieden en ontvangers van steun.
Steun voor de verbetering van bezoekmogelijkheden in landbouwkundige Natura-gebieden om het ecotoerisme aan te moedigen. Constructie van inrichtingen om het bezoek aan Naturagebieden te bevorderen, b.v. paden en wijzers. Constructie van inrichtingen om het bezoek aan Natura-gebieden te bevorderen en om de doelstellingen van de lokale ontwikkelingsstrategie te bereiken. Het aanmoedigen van ecotoerisme door het voorzien van bezoekmogelijkheden in Natura-gebieden, b.v. informatie, zitplaatsen, paden. Het voorzien van mogelijkheden voor zee- en kustecotoerisme, b.v. wijzers, kaarten, overdekte plaatsen, steigers enz.
LIFE+ zal geen maatregelen financieren die vallen binnen de geschiktheidscriteria van, of hulp ontvangen voor hetzelfde doel van andere financieringsinstrumenten van de Europese Gemeenschap (zie Art 10). Maatregelen komen alleen in aan-merking in de omstandigheden wanneer ze overeenkomen met de toegevoegde waarde-criteria in artikel 3 en niet gebruikt worden voor zware infrastructuur (EFRO) of voor het onderhoud van inrichtingen.
Opmerkingen/andere beperkingen
Voorbeelden
Context: informatie-overdrachtsystemen/uitrusting in Natura 2000-gebieden.
Ontwikkeling van websites en databestanden die gebruikt kunnen worden voor de promotie van op Natura gebaseerd toerisme.
De constructie van bezoekersfaciliteiten, b.v. parkeerplaatsen voor auto’s, netwerken van wandelpaden, steigers, bezoekerscentra… Context: promoten/ontwikkelen van toerisme.
Context: natuurlijk/cultureel erfgoed en toerisme
Context: het creëren van werkgelegenheid (b.v. toerisme).
Investeringen die de verbetering van de toegang voor toeristen in verband met Natura tot doel hebben – b.v. regionale leefmilieucentra met educatief materiaal in verband met het Natura 2000-netwerk.
Ontwikkeling van bezoekersmogelijkheden/-complexen in Natura-gebieden, b.v. regionale leefmilieucentra met educatieve materialen over het Natura 2000 netwerk.
101
Activiteit 23: AANKOOP VAN GROND, INCLUSIEF DE COMPENSATIEKOST VOOR RECHTEN DIE OP DIE GRONDEN RUSTEN Fonds
Beschrijving
Doel-groepen
Land types
Gebieds-beperkingen
ELFPO
In theorie, mogelijk in verhouding tot de activiteiten onder elk Artikel, beperkingen in Artikel 71(3)(c)
Afhankelijk van het specifieke Artikel.
Afhankelijk van het specifieke Artikel.
EVF geen
LIFE+ 3
Selectiecriteria
alle mogelijke
alle
KP7 geen
Fonds
Beschrijving
Gebiedsbeperkingen
EFRO
In theorie mogelijk in verhouding tot activiteiten onder elk Artikel, voorwerp van algemene beperkingen in Verordening en specifieke beperkingen in Artikel 7(c).
ESF geen CF 2(1)b
102
Leefmilieu in het kader van de prioriteiten zoals ze zijn bepaald door de milieubescher- Regio’s met convergentiedoelstellingen mingspolitiek van de Gemeenschap onder het beleids- en actieprogramma Leefmilieu. In deze context houdt dat evenzeer gebieden in die te maken hebben met duurzame ontwikkeling die duidelijk milieuvoordelen opleveren, namelijk energie-efficiëntie en hernieuwbare energie en, in de vervoerssector buiten de trans-Europese netwerken, spoor-, rivier- en zeetransport, intermodale transportsystemen en hun interoperabiliteit, beheer van de wegen, zee- en luchtverkeer, schoon stedelijk en openbaar vervoer.
Opmerkingen/andere beperkingen
Voorbeelden
Aankoop van gronden is alleen verkiesbaar wanneer er minder dan 10% van de totale uitgaven die voor de opera-tie zijn voorzien aan worden besteed. In uitzonderlijke omstandigheden kan om redenen van milieubescherming een hoger percentage worden vastgelegd. Zie Art 71(3)(c).
LIFE+ zal geen maatregelen financieren die vallen binnen de geschiktheidscriteria van, of hulp ontvangen voor hetzelfde doel van andere financieringsinstrumenten van de Europese Gemeenschap (zie Art 10). Maatregelen komen alleen in aanmerking wanneer ze […]. Voor de voorwaar-den voor aankoop van gronden, zie Annex 1, 2(g)(v).
Bij voorbeeld de aankoop van gronden om herstel van een rivierbekken mogelijk te maken.
Opmerkingen/andere beperkingen
Voorbeelden
103
Activiteit 24: NOODZAKELIJKE INFRASTRUCTUUR VOOR HET HERSTEL VAN HABITATS OF SOORTEN Beschrijving
Doel-groepen
Land types
Gebiedsbe-perkingen
ELFPO 36(a)(vi)
Steun voor niet productieve investeringen; [landbouw- Landbouwers, land- Landbouw-grond grond] beheerders 36(b)(vii) Steun voor niet-productieve investeringen [bossen] alle mogelijke bossen
geen
52(b)(iii)
Instandhouding en opwaardering van het landelijk erfgoed
geen
63
Leader
EVF 37(g)
Ontwikkeling, herstructurering of verbetering van aquacultuurgebieden.
38(2)b
Herstel van binnenwaters, inclusief broedgebieden en migratieroutes voor trekkende soorten.
Vissers, anderen.
Binnenwaters.
Geen.
38(2)c
Wanneer ze rechtstreeks te maken hebben met de visserij-activiteiten, voor de bescherming en verbetering van het leefmilieu in het kader van N2K, exclusief werkingskosten.
Vissers, anderen.
Kust-, zee- en binnenwaters, wetlands.
Geen.
LIFE+ 3
Selectiecriteria
alle mogelijke
alle mogelijke
geen
KP7 2(1)(i)f
Leefmilieu, b.v. klimaatwijziging, vervuiling en rampen; alle mogelijke bescherming en duurzaam beheer van natuurlijke en door de mens gemaakte hulpbronnen (b.v. de bescherming en het beheer van de bio-diversiteit); leefmilieu en technologieën (b.v. milieuherstel).
EFRO 4(4)
5(2)a
5(2)b
6(1)b
8
ESF geen CF 2(1)b
104
alle mogelijke
Maatregel niet beperkt tot een bepaald ge-biedstype. Alle mogelijke (in Alle landelijke gelandelijke gebieden) bieden Vissers, anderen. Kust-, zee- en binnenwaters, wetlands.
geen
geen Geen.
Maatregel niet beTransnationale samenwerperkt tot een beking. paald ge-biedstype.
Beschrijving
Gebiedsbeperkingen
Ondersteunen van de modernisering en diversificatie van regionale economische structuren. Prioriteit: Leefmilieu, inclusief het bevorderen van biodiversiteit en natuurbescherming, inclusief investeringen in Natura 2000-gebieden. Leefmilieu- en risicopreventie, en in het bijzonder het stimuleren van de investeringen in het herstel van de fysieke leefomgeving, inclusief vervuilde, verdroogde en brownfield-sites en gronden. Prioriteit: leefmileu- en risicopreventie, en in het bijzonder: het stimuleren van de ontwikkeling van infrastructuur in functie van biodiversiteit en investeringen in Natura 2000-gebieden, waar dit bijdraagt tot duurzame economische ontwikkeling en/of de diversifiëring van landelijke regio’s. Bijstand bij de ontwikkeling van grensoverschrijdende economische en sociale activiteiten door gezamenlijke strategieën voor duurzame territoriale ontwikkeling, in de eerste plaats het aanmoedigen van de bescherming en het gezamenlijk beheer van natuurlijke en culturele bronnen, evenals het voorkomen van natuurlijke en technologische risico’s.
Regio’s die vallen onder de Convergentiedoelstellingen. Regio’s met regionale competitiviteitsen werkgelegenheidsdoelstellingen. Regio’s met regionale competitiviteitsen werkgelegenheidsdoelstellingen.
Europese territoriale samenwerkingsdoelstellingen - grensoverschrijdende samenwerking. Ten minste twee landen zullen steun ontvangen, terwijl minstens één van hen een Lidstaat is. (Artikel 19(1)).
Duurzame stedelijke ontwikkeling: versterking van de economische groei, het herstel van het fysieke leefmilieu, herontwikkeling van brownfields, en de bescherming en ontwikkeling van het natuurlijk en cultureel erfgoed, het bevorderen van het ondernemerschap, lokale werkgelegenheid en ontwikkeling van de gemeenschap, en het voorzien in diensten voor de bevolking die rekening houden met de wijzigende demografische structuren. Leefmilieu binnen de prioriteiten zoals ze zijn vastgesteld door het milieubeschermings- Regio’s met convergentiedoelstellingen beleid van de Commissie onder het beleids- en actieprogramma over leefmilieu, in deze context inclusief de beleidsdomeinen gerelateerd aan duurzame ontwikkeling dat duidelijke ecologische voordelen oplevert, namelijk energie-efficiëntie en hernieuwbare energie, en, in de transportsector, buiten de trans-Europese netwerken, spoor-, rivieren zeetransport, intermodale transportsystemen en hun interoperabiliteit, beheer van weg-, zee- en luchtverkeer, milieuvriendelijk stedelijk en openbaar vervoer.
Opmerkingen/andere beperkingen
Voorbeelden
Zie Art 41.
Steun voor infrastructuur om het vee te beschermen tegen grote predatoren, b.v. elektrische afsluitingen. Steun voor infrastructuur voor habitatherstel b.v. de constructie van een kwekerij voor streekeigen planten voor herstelprojecten. Steun voor de bouw van infrastructuur om herkolonisatie door zeldzame soorten aan te moedigen, b.v. nestkasten, slaapplaatsen enz.
Zie Art 49. Moet worden gekoppeld aan bos-leefmiliebetalingen. Zie Art 57.
Zie Artikels 61–65. Art. 37: Gemeenschappelijke acties; moet worden ingevuld met de actieve ondersteuning van eigen acties of acties van organisaties die handelen in opdracht van de verantwoordelijken of andere organisaties die door de Lidstaat worden erkend. Art. 38(3) De acties moeten worden ingevuld door publieke of semipunlieke overheden, erkende handelsorganisaties, of andere organen die voor dat doel werden aangeduid door de Lidstaat. Art. 38(3) De acties moeten worden ingevuld door publieke of semipunlieke overheden, erkende handelsorganisaties, of andere organen die voor dat doel werden aangeduid door de Lidstaat.
Ontwikkeling van infrastructuur voor het herstel van habitats en soorten om de doelstellingen voor lokale ontwikkeling te bereiken. Het invoeren van infrastructuur om de verstoring te verminderen voor streekeigen soorten die eigen zijn aan aquacultuurgebieden (b.v. het verminderen van de verstoring van vogels). Aanpassing van waterwegen door het installeren van infrastructuur om de loop van het water te veranderen of om vismigratie mogelijk te maken in het voordeel van aquatische ecosystemen.
LIFE+ zal geen maatregelen financieren die vallen binnen de geschiktheidscriteria van, of hulp ontvangen voor hetzelfde doel van andere financieringsinstrumenten van de Europese Gemeenschap (zie Art 10). Maatregelen komen alleen in aanmerking wanneer ze overeenkomen met de toegevoegde waarde-criteria in artikel 3 en deel uitmaken van een project voor het beschermingsbeheer van habitats en soorten. Context: als onderdeel van het opzet en de modaliteiten van het onderzoek
Opmerkingen/andere beperkingen
Voorbeelden
Diversifiëring van de regionale economieën door de constructie van faciliteiten om het commercieel gebruik van een aantal Naturagebieden te verbeteren – b.v. broedcentra en/of herstelcentra voor bedreigde soorten die kunnen fungeren als aantrekkingspool voor ecotoerisme. Financiering van infrastructuur die nodig is voor het herstel van aangetaste Natura 2000-gebieden en/of gebieden die nauw verbonden zijn met het beheer van deze sites. Kan handelen over de ontwikkeling van ballastwaterbehandelingsvoorzieningen in havens om de introductie van invasieve en uitheemse soorten door de scheepvaartsector te vermijden of fysieke barrières in zuiver water om de verspreiding van invasieve en uitheemse soorten van het ene watersysteem naar het andere te verhinderen. Het bouwen van infrastructuur voor grensoverschrijdende waterbehandeling met als doel de verbetering van de waterkwaliteit (en daardoor ook de kwaliteit van habitats) in Natura 2000-gebieden.
Vereiste: stedelijke dimensies, Context: historisch/cultureel erfgoed.
Het bouwen van infrastructuur voor waterbehandeling met als doel de verbetering van de waterkwaliteit (en daardoor ook de kwaliteit van habitats) in Natura 2000-gebieden.
Het bouwen van waterzuiveringsinfrastructuur om de waterkwaliteit (en daardoor de kwaliteit van de habitat) in Natura 2000 gebieden te verbeteren.
105
Activiteit 25: INFRASTRUCTUUR VOOR PUBLIEKE TOEGANG Fonds
Beschrijving
Doel-groepen
Land types
ELFPO 36(a)(vi)
geen
52(a)(i)
Diversificatie naar niet-agrarische activiteiten.
Landbouwers en hun gezinsleden.
Geen
52(a)(iii)
Bevordering van toeristische activiteiten
alle mogelijke
63
Leader
EVF 44(1)(b)
Herstructureren en bijsturen van economische activiteiten, in het bijzonder door het bevorderen van ecotoerisme, in zoverre dat deze acties geen toename van de visserij-inspanningen tot gevolg hebben; Diversifiëring van activiteiten met als bedoeling het creëren van een bredere waaier aan jobs voor vissers;
Alle mogelijke (in landelijke gebieden) arbeiders in de visserij of aanverwante sectoren.
Maatregel niet beperkt tot een bepaald gebiedstype.
Ref Artikels 43(3),(4)
arbeiders in de visserij of aanverwante sectoren. Ondersteunen van kleine visserij- en toerismegerelapublieke administeerde infrastructuur ten voordele van kleine vissersge- traties, KMO’s, anmeenschappen; deren
Maatregel niet beperkt tot een bepaald gebiedstype. Maatregel niet beperkt tot een bepaald gebiedstype.
Ref Artikels 43(3),(4)
LIFE+ 3
Selectiecriteria
alle mogelijke
alle
geen
KP7 geen
44(1)(c)
44(1)(e)
106
Gebiedsbeper- kingen
Steun voor niet productieve investeringen; [landbouw- Landbouwers, land- Landbouwgrond grond] beheerders 36(b)(vii) Steun voor niet-productieve investeringen [bossen] alle mogelijke bossen Maatregel niet beperkt tot een bepaald gebiedstype. Maatregel niet beperkt tot een bepaald gebiedstype. Alle landelijke gebieden
Geen
Geen
Geen
Ref Artikels 43(3),(4)
Opmerkingen/andere beperkingen
Voorbeelden
Zie Art 41.
Ondersteuning voor investeringen in signalisatie, kaarten, overdekte plaatsen.
Zie Art 49. Moet gekoppeld zijn aan bos-leefmiliebetalingen. Zie Art 53.
Ondersteuning voor infrastructuur om de diversifiëring naar toerisme mogelijk te maken, b.v. de constructie van toeristische accomodatie, informatiecentra enz.
Zie Art 55.
Zie Artikels 61–65.
Ontwikkeling van infrastructuur voor publieke toegang om de doelstellingen voor lokale ontwikkeling te bereiken.
Ref: Artikels 43(3),(4) en 44(4) voor details over de vereisten voor gebieden en ontvangers van steun.
Ontwikkeling van infrastructuur voor publieke toegang en toerisme, b.v. aanlegstijgers voor toeristenboten.
Ref: Artikels 43(3),(4) en 44(4) voor details over de vereisten voor gebieden en ontvangers van steun.
Bouw van bezoekerscentra/complexen in Natura-gebieden om de mogelijkheden te vergroten voor commerciële activiteiten in Natura 2000 gebieden.
Ref: Artikels 43(3),(4) en 44(4) voor details over de vereisten voor gebieden en ontvangers van steun.
Bouw van toerismegerelateerde infrastructuur zoals wijzers, voet- en fietspaden, bezoekerscentra enz.
LIFE+ zal geen maatregelen financieren die vallen binnen de geschiktheidscriteria van, of hulp ontvangen voor hetzelfde doel van andere financieringsinstrumenten van de Europese Gemeenschap (zie Art 10). Alleen voor het realiseren van kleine infrastructuur en de herwaardering van bestaande infrastructuur als onderdeel van een project van beschermingsbeheer voor habitats en soorten.
107
Fonds
Beschrijving
Gebiedsbeperkingen
EFRO 4(4)
Ondersteunen van de modernisering en diversificatie van regionale economische structuren. Prioriteit: Leefmilieu, inclusief het bevorderen van biodiversiteit en natuurbescherming, inclusief investeringen in Natura 2000-gebieden. Toerisme, inclusief de promotie van natuurlijke troeven als potentieel voor de ontwikkeling van duurzaam toerisme, bescherming en verbetering van het natuurlijk erfgoed als ondersteuning van de sociaal-economische ontwikkeling, en om de toepassing van toeristische diensten te verbeteren door het invoeren van nieuwe diensten met een hogere toegevoegde waarde en om nieuwe, meer duurzame vormen van toerisme aan te moedigen. Investeringen in opleiding, inclusief beroepsopleiding, die bijdraagt tot een verhoging van de levenskwaliteit. Prioriteit: leefmilieu- en risicopreventie, en in het bijzonder: het stimuleren van de ontwikkeling van infrastructuur in functie van biodiversiteit en investeringen in Natura 2000-gebieden, waar dit bijdraagt tot duurzame economische ontwikkeling en/of de diversifiëring van landelijke regio’s. Leefmilieu- en risicopreventie, in het bijzonder de bescherming en verbetering van het natuurlijk en cultureel erfgoed als ondersteuning van de sociaal-economische ontwikkeling en het bevorderen van natuurlijke en culturele troeven als potentieel voor de ontwikkeling van duurzaam toerisme. Grensoverschrijdende samenwerking: het aanmoedigen van ondernemerschap en, in het bijzonder, de ontwikkeling van KMO’s, toerisme, cultuur en grensoverschrijdende handel.
Regio’s die vallen onder de Convergentiedoelstellingen.
6(2)d
Transnationale samenwerking, inclusief bilaterale samenwerking tussen maritieme regio’s die niet vallen onder punt 6(1), door het financieren van netwerken en van acties die leiden tot geïntegreerde territoriale ontwikkeling, die zich in eerste instantie richt op de volgende prioritaire gebieden: duurzame stedelijke ontwikkeling: versterken van polycentrische ontwikkeling op het transnationale, nationale en regionale vlak, met een duidelijke transnationale impact. Mogelijke acties zijn het creëren en verbeteren van stedelijke netwerken en van verbindingen tussen stad en platteland; strategieën die algemene stadsplattelandsthema’s aanpakken; bescherming van en promotie voor het cultureel erfgoed, en de strategische integratie van ontwikkelingszones op transnationale basis.
Europese territoriale samenwerkingsdoelstellingen – transnationale samenwerking. Ten minste twee landen moeten subsidies ontvangen, terwijl één een lidstaat moet zijn (Artikel 19(1)).
10
Gebieden met geografische en natuurlijke handicaps: het financieren van investeringen om de toegankelijkheid te verhogen, het bevorderen en ontwikkelen van economische activiteiten die te maken hebben met het culturele en natuurlijke erfgoed, het bevorderen van het duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen, en het aanmoedigen van duurzaam toerisme.
Uitsluitend gebieden met een geografische en natuurlijke handicap.
4(6)
4(10) 5(2)b
5(2)f
6(1)a
6(1)b
6(1)e
ESF geen CF 2(1)b
108
Regio’s die vallen onder de Convergentiedoelstellingen.
Regio’s die vallen onder de Convergentiedoelstellingen. Regio’s met regionale competitiviteitsen werkgelegenheidsdoelstellingen.
Regio’s met regionale competitiviteitsen werkgelegenheidsdoelstellingen.
Europese territoriale samenwerkingsdoelstellingen - grensoverschrijdende samenwerking. Ten minste twee landen zullen steun ontvangen, terwijl minstens één van hen een Lidstaat is. (Artikel 19(1)). Bijstand bij de ontwikkeling van grensoverschrijdende economische en sociale activitei- Europese territoriale samenwerkingsdoelten door gezamenlijke strategieën voor duurzame territoriale ontwikkeling, in de eerste stellingen - grensoverschrijdende samenplaats het aanmoedigen van de bescherming en het gezamenlijk beheer van natuurlijke werking. Ten minste twee landen zullen en culturele bronnen, evenals het voorkomen van natuurlijke en technologische risico’s. steun ontvangen, terwijl minstens één van hen een Lidstaat is. (Artikel 19(1)). Ontwikkeling van grensoverschrijdende economische, sociale en ecologische activiteiten Europese territoriale samenwerkingsdoeldoor gezamenlijke strategieën voor duurzame territoriale ontwikkeling: het opzetten van stellingen - grensoverschrijdende samensamenwerking, het ontwkkelen van capaciteit en het gezamenlijk gebruik van infrastruc- werking. Ten minste twee landen zullen tuur, in het bijzonder in sectoren als gezondheid, toerisme, cultuur en onderwijs. steun ontvangen, terwijl minstens één van hen een Lidstaat is. (Artikel 19(1)).
Leefmilieu binnen de prioriteiten zoals ze zijn vastgesteld door het milieubeschermings- Regio’s met convergentiedoelstellingen beleid van de Commissie onder het beleids- en actieprogramma over leefmilieu, in deze context inclusief de beleidsdomeinen gerelateerd aan duurzame ontwikkeling dat duidelijke ecologische voordelen oplevert, namelijk energie-efficiëntie en hernieuwbare energie, en, in de transportsector, buiten de trans-Europese netwerken, spoor-, rivieren zeetransport, intermodale transportsystemen en hun interoperabiliteit, beheer van weg-, zee- en luchtverkeer, milieuvriendelijk stedelijk en openbaar vervoer.
Opmerkingen/andere beperkingen
Voorbeelden
Steun voor de diversifiëring van economische structuren door de constructie van infrastructuur om ecotoeristische activiteiten te promoten en te vergemakkelijken. Context: promoten/ontwikkelen van toerisme.
Context: onderwijs.
Het bouwen van toegangsinfrastructuur voor het publiek in Natura 2000-gebieden met als doel het informeren en opvoeden van mensen over Natura 2000. Kan gebruikt worden voor de ontwikkeling van parkeercentra, toegangswegen, bezoekerscentra, omheiningen, educatieve paden in gebieden. Het bevorderen van de samenwerking met buurregio’s.
Context: natuurlijk/cultureel erfgoed en toerisme.
Context: het creëren van werkgelegenheid (b.v. toerisme).
De ontwikkeling van infrastructuur voor het promoten van grensoverschrijdend natuurtoerisme, b.v. bewegwijzering, bezoekerscentra en luifels, wandel- en fietspaden.
Context: brede grensoverschrijdende onderwijsinitiatieven
Het creëren van gezamenlijke infrastructuur voor de promotie van grensoverschrijdende gebieden van het Naturanetwerk, b.v. bezoekerscentra en informatiecentra die gelegen zijn in de nabijheid van regionale en nationale grenzen.
Context: stedelijke dimensies, cultureel erfgoed
Het creëren van gezamenlijke infrastructuur voor de promotie van Natura 2000-gebieden die op het transnationale vlak en in het kader van stedelijke regio’s beschikken over een grote waarde op het vlak van cultureel erfgoed, b.v. bezoekerscentra en informatiecentra die gelegen zijn in de nabijheid van regionale en nationale grenzen.
De ontwikkeling van infrastructuur om de toegankelijkheid te verhogen, b.v. wandel- en fietswegen, aanpassen van gebouwen om de toegankelijkheid voor andersvaliden te verbeteren.
Ontwikkeling van toegangsinfrastructuur voor het publiek, zoals parkeerplaatsen, paden.
109
REFERENTIES, SLEUTELPUBLICATIES, SLEUTELWEBSITES
Onderstaand lijstje met publicaties en websites brengt je een eind verder op weg naar meer informatie
DG Leefmilieu Het on line-handboek in 22 talen en de IT-Tool om een ‘co-financieringsplan’ te ontwerpen of op te stellen voor een individueel Natura 2000-gebied. http://ec.europa.eu/environment/nature/ natura2000/financing/index_en.htm
In verband met specifieke Europese Fondsen Europees Agrarisch Fonds voor Plattelandsontwikkeling Richtlijn (EC) Nr. 1698/2005 van 20 september 2005 over de steun voor plattelandsontwikkeling door het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (EAFRD) OJ L 277/2 21.10.2005; Strategische Richtlijn voor Plattelandsontwikkeling OJ L.55/20 25.02.2006. Zie ook op de website van de DG Landbouw: http://europa.eu.int/comm/agriculture/index_en.htm
Europees Visserijfonds Richtlijn (EC) Nr. 1198/2006 van 27 juli 2006 over het Europees Visserijfonds: http://ec.europa.eu/fisheries/cfp/ structural_measures/arrangements_2007_2013_en.htm
110
Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, Europees Sociaal Fonds en Cohesiefonds Richtlijn (EC) Nr. 1083/2006 van 11 juli 2006 die de algemene voorwaarden uiteenzet voor Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, Europees Sociaal Fonds en Cohesiefonds en die Richtlijn (EC) Nr. 1260/1999 herroept; Richtlijn (EC) Nr. 1080/2006 van het Europees Parlement en van de Raad van 5 juli 2006 over het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en Richtlijn (EC) Nr. 1783/1999 herroept; Richtlijn (EC) Nr. 1081/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 over het Europees Sociaal Fonds en die Richtlijn (EC) NR; 1784/1999 herroept; en Richtljn (EC) Nr. 1084/2006 van 11 juli 2006 die een Cohesiefonds opricht en Richtlijn Nr. 1164/94 herroept. http://europa.eu.int/comm/regional_policy/sources/ docoffic/official/regulation/newregl0713_en.htm
Bijkomende referenties Financieringsinstrument voor het Leefmilieu (LIFE+) Richtlijn (EC) Nr 614/2007 van het Europees Parlement en van de Raad van 23 mei 2007 aangaande het Financieel Instrument voor het Leefmilieu (LIFE+): http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/site/nl/ oj/2007/l_149/l_14920070609nl00010016.pdf
7de Kaderprogramma voor onderzoek (FP7) Besluit Nr. 1982/2006/EC van het Europees Parlement en van de Raad van 18 december 2006 over het Zevende Kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor onderzoek, technologische ontwikkeling en voorbeeldactiviteiten (2007–13) Kijk op de website van Cordis voor de recentste informatie: www.cordis.lu/fp7/
CEC (2005) Handbook for Environmental Project Funding. DG-Environment. Te vinden op: www.europa.eu.int/comm/leefmilieu/ Fondsing/pdf/handbook_Fondsing.pdf WWF (2005) EU funding for the Environment: A handbook for the 2007–13 programming period. Te vinden op: http://assets.pena.org/downloads/ euFondsingforleefmilieuweb.pdf WWF, Natuur en Milieu, and LUPG (2005) Rural Development Environmental Programming Guidelines: A manual based on the findings of the Europe’s living countryside project. Te vinden op:
http://assets.panda.org/ downloads/elcomanualfinal.pdf
111
NOTes
112
© M. Stránský
© European Communities, 2007 | Reproduction is authorised provided the source is acknowledged.