FileMaker Pro 10 en FileMaker Pro 10 Advanced
Dit document bevat informatie over de recentste en andere problemen in FileMaker Pro 10 en FileMaker Pro 10 Advanced. Voor algemene informatie raadpleegt u de Help van FileMaker Pro en de documentatie die met de software is meegeleverd of bezoekt u onze ondersteuningsbronnen op www.filemaker.com. Inhoudsopgave 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Achterwaartse compatibiliteit Overige informatie Scripts Opslaan als PDF Instant Web Publishing Mac OS X Windows Externe gegevensbronnen Errata in de documentatie
1. Achterwaartse compatibiliteit 1.1.
Als een gebruiker in FileMaker Pro 10 naar een portaal navigeert zonder een specifieke portaalrij te selecteren en zonder in een specifieke portaalrij een object actief te maken, geeft Get (PortaalrijNummer) rij 0 als resultaat in plaats van rij 1.
1.2.
Als u nieuwe eigen menuonderdelen zoals Opgeslagen zoekopdrachten wilt toevoegen aan menureeksen die in latere versies dan FileMaker Pro 10 Advanced zijn gemaakt, maakt u een nieuw eigen menu en voegt u het nieuwe menuonderdeel toe vanuit de lijst met standaard FileMaker-menu's in het dialoogvenster Eigen menu maken.
1.3.
Wanneer u de scriptstap Script onderbreken uitvoert met een scriptactivering van het type “pre-event" (vóór gebeurtenis), annuleert de scriptstap Script onderbreken de oorspronkelijke gebeurtenis, zoals wanneer een scriptstap Script afsluiten als resultaat Onwaar geeft.
1.4.
Als een bestand met een eerdere versie van FileMaker Pro of FileMaker Server wordt gehost en het wachtwoord dient te worden gewijzigd bij de volgende aanmelding, zullen FileMaker Pro 10-clients het dialoogvenster voor de wijziging van het wachtwoord niet kunnen gebruiken. Dit probleem treedt niet op wanneer het bestand met FileMaker Pro 10 of FileMaker Server 10 wordt gehost. Clients kunnen nog steeds wachtwoorden wijzigen door op de menubalk Bestand > Wachtwoord wijzigen te kiezen, zolang het wachtwoord niet moet worden gewijzigd bij de volgende aanmelding.
2. Overige informatie 2.1.
Als in een script een printer is opgeslagen en de printer dezelfde naam heeft in Windows en in Mac OS X, en het script op het tegenovergestelde platform wordt uitgevoerd en de printer niet de standaardprinter van het besturingssysteem is, dan wordt afgedrukt naar de standaardprinter van het besturingssysteem in plaats van naar de printer in het script.
2.2.
SMTP-mail ondersteunt alleen UTF-8.
2.3.
De gebruikersnaam wordt niet correct gecodeerd voor bepaalde mailservers wanneer het veld met het emailadres in de SMTP-serverconfiguratie geen waarde bevat.
2.4.
Wanneer tijdens een ODBC-import een opvraag naar een SQL Server 2005/2008-tabel wordt uitgevoerd, moet in de opvraag de schemanaam (schema.tabel) worden vermeld als deze geen deel uitmaakt van het schema waartoe op dat moment toegang is verkregen.
2.5.
Het begin van de week voor zoekopdrachten waarin dagnamen betrokken zijn, zal altijd gebaseerd zijn op de taalinstellingen van het bestand (de regionale/taalinstellingen die bij het maken van een bestand worden gekozen), zelfs wanneer de optie Systeeminstellingen gebruiken is ingeschakeld.
2.6.
Automatisch aanvullen werkt alleen op de laatste regel van een veld met meerdere regels.
3. Scripts 3.1.
Als bij de uitvoering van een scriptstap “Ga naar gerelateerde record” een extern FileMaker-bestand een reeks gerelateerde records als resultaat geeft, wordt de sorteervolgorde die voor de relatie met het externe bestand is opgegeven, genegeerd.
3.2.
Als in Windows de functies Get( Documentpad ) en Get( BureaubladPad ) worden gebruikt om een variabel bestand of bestandspad in te stellen, moet de tekenreeks “file:” voor elke functie worden toegevoegd om deze correct in te stellen. Maak bijvoorbeeld het volgende script: Variabele instellen [$test; Value: “file:” & Get( BureaubladPad ) & “test.txt”].
3.3.
“Uitvoeren met volledige toegang” moet ingeschakeld zijn opdat een script volledig kan worden uitgevoerd als het script opnieuw aanmeldt met een account die geen toegang heeft tot het huidige script.
4. Opslaan als PDF 4.1.
Wanneer in Windows de scriptstap Records opslaan als PDF wordt gebruikt met de optie Toevoegen, worden de bestandskenmerken en toestemmingen van de doel-PDF op de standaardwaarden van het systeem ingesteld.
4.2.
Als een PDF-bestand in FileMaker Pro zodanig is opgeslagen dat bij het openen ervan in de voorvertoningstoepassing naar een wachtwoord wordt gevraagd, en er is geen wachtwoord voor het afdrukken opgegeven, zal in Mac OS X 10.4.11 (Tiger) de afdrukmogelijkheid van dat PDF-bestand worden uitgeschakeld. Wanneer u probeert af te drukken, wordt naar een wachtwoord gevraagd. Het wachtwoord dat voor het openen van het bestand is ingesteld, wordt echter niet geaccepteerd.
4.3.
Bepaalde lettertypen kunnen vanuit FileMaker Pro niet worden opgeslagen als PDF-bestanden vanwege licentiebeperkingen van andere leveranciers. Hierdoor kan het PDF-bestand leeg zijn.
4.4.
De terugval van lettertypen wordt niet ondersteund in opgeslagen PDF-bestanden van FileMaker Pro. Een voorbeeld hiervan is het tabbladbesturingselementlabel (dat slechts één lettertype ondersteunt). Als het lettertype niet alle tekens ondersteunt die in het tabbladbesturingselementlabel zijn opgenomen, worden de niet-ondersteunde tekens weergegeven als 'buiten bereik'-vierkantjes bij het opslaan als een PDF-bestand, zelfs als ze op het scherm correct worden weergegeven, en bij het afdrukken.
5. Instant Web Publishing 5.1.
Bij het gebruik van SMTP-mail met Instant Web Publishing moet u in het dialoogvenster Post verzenden het absolute pad naar een bijgesloten bestand opgeven (bijvoorbeeld filewin voor Windows, filemac voor Mac OS). Voor FileMaker Server plaatst u de bijgesloten bestanden in de map ../FileMaker Server/Data/Documents. Raadpleeg de Help van FileMaker Pro voor meer informatie over bestandspaden.
5.2.
Als u in Windows de prestaties van een Instant Web Publishing- of Custom Web Publishing-oplossing wilt verbeteren, vermijdt u het gebruik van localhost in de URL door dit te vervangen door het IT-adres, hetzij 127.0.0.1 of de werkelijke host-IP. Wijzig bijvoorbeeld http://localhost/fmi/iwp als volgt: http://127.0.0.1/fmi/iwp.
5.3.
Velden opmaken als een kalender met vervolgkeuzelijst wordt niet ondersteund voor tijdstempelvelden in Instant Web Publishing. Kalenderpictogrammen en kalenders verschijnen niet in de bewerkings- en zoekmodus voor deze configuratie.
5.4.
Het gebruik van de navigatieknoppen “Vorige” of "Vooruit" in een Instant Web Publishing-sessie wordt niet ondersteund of aanbevolen omdat de resultaten onvoorspelbaar kunnen zijn.
5.5.
Inhoud in een Web Viewer kan onbedoelde effecten hebben op Instant Web Publishing. Daarom dient u de websites die u in een Web Viewer wilt weergeven te testen. Bepaalde webpagina's kunnen bijvoorbeeld kenmerken bevatten waardoor Instant Web Publishing volledig wordt vervangen in het webbrowservenster.
6. Mac OS X 6.1.
Als u in Mac OS een scriptstap voor het afdrukken instelt om de uitvoer als een schermafdruk weer te geven, gaat deze instelling verloren bij het uitvoeren van het script, waardoor wordt afgedrukt naar de printer die in het afdrukscript is opgegeven.
6.2.
Wanneer in Mac OS bestanden worden geopend die transparante PICT-afbeeldingen bevatten, is het mogelijk dat de PICT-afbeeldingen niet langer transparant zijn in FileMaker Pro. U kunt het proberen op te lossen door een transparante vulling op het object toe te passen.
6.3.
In Mac OS biedt SMTP-mail geen ondersteuning voor IPv6.
6.4.
In Mac OS wordt vooruittypen (of automatisch aanvullen) in een vervolgkeuzelijst niet ondersteund voor Aziatische tekens.
6.5.
In Mac OS kunt u voor bepaalde talen geen toegang krijgen tot de zelfstudie met behulp van de koppeling Leren in het scherm Snel aan de slag. Kies in dat geval op de menubalk Help > Productdocumentatie > Zelfstudie om de PDF-versie van de zelfstudie te openen.
7. Windows 7.1.
In Windows geeft de eigenschap ScriptStatus() van het object ActiveX Application als resultaat 3 als een script in de wachtrij is geplaatst (wel geactiveerd, maar nog niet gestart).
7.2.
In Windows kunt u Ctrl+Alt niet gebruiken om de toepassing van een incompatibel lettertype uit de opmaakbalk af te dwingen. Gebruik deze toetsencombinatie in plaats daarvan met het menu Opmaak > Lettertype.
7.3.
Wanneer in Windows Vista Gebruikersaccountbeheer is uitgeschakeld en u Setup.exe uitvoert, verschijnt een Gebruikersaccountbeheer-waarschuwing die naar het programma verwijst als Setxxxx.tmp. Als u de waarschuwing bevestigt, kan Setup.exe normaal worden uitgevoerd.
7.4.
In Windows Vista knippert een object in een lay-out wanneer het formaat van het documentvenster wordt aangepast. U kunt dit verhelpen door de optie "Disable Desktop Composition" in de eigenschappen van de FileMaker Pro-toepassing in te schakelen.
8. Externe gegevensbronnen Voor updates over ondersteunde ODBC-gegevensbronnen en -stuurprogramma's bezoekt u www.filemaker.com/support/technologies. 8.1.
In Windows x64-edities zullen Oracle-stuurprogramma's geen aanmeldingsgegevens van FileMaker Pro accepteren wanneer wordt geprobeerd een verbinding te maken met een Oracle-gegevensbron indien FileMaker Pro op de standaardlocatie is geïnstalleerd: de map “Program Files (x86)”. Voor een correcte werking van de Oracle-stuurprogramma's installeert u FileMaker Pro in een andere map dan “Program Files (x86)”. (Windows x64 heeft echter twee mappen met de naam “Program Files”. In de map "Program Files" worden echter geen installaties toegestaan.)
8.2.
FileMaker Pro maakt geen verschil tussen de waarden nul en NULL (leeg) in schaduwvelden. Wanneer de waarde van een schaduwveld bijvoorbeeld van leeg in "0" wordt veranderd, zal nog steeds een leeg veld te zien zijn in plaats van "0" nadat het venster is vernieuwd.
9. Errata in de documentatie 9.1.
De volgende scriptstappen voor besturing wissen niet langer de laatste foutconditie: If, Else, Else If, End If, Loop, Exit Loop If, End Loop, Script afsluiten en Script onderbreken.
9.2.
FileMaker Pro 10 hoeft niet langer te worden gedeactiveerd wanneer de installatie van het product ongedaan wordt gemaakt.
9.3.
De functie SetPrecision geeft inconsistente resultaten bij berekeningen met kleine waarden. Voor getallen met meer dan 16 decimalen bevat het resultaat slechts 16 decimalen. In de Help van FileMaker Pro is verkeerd vermeld dat constante getallen de precisie behouden waarmee ze zijn ingevoerd.
9.4.
Sommige Help-onderwerpen over scriptstappen bevatten verkeerde informatie over webcompatibiliteit of support aan serverzijde. Dit is de juiste informatie: 9.4.1. De scriptstap Huidige gebruikersnaam invoegen en Foutafvanging instellen worden ondersteund in web publishing en in scripts die in FileMaker Server zijn gepland. 9.4.2. De scriptstap URL openen en Web Viewer instellen worden ondersteund in web publishing, maar niet in scripts die in FileMaker Server zijn gepland.
9.5.
Voor de scriptstap BijTimer-script installeren is in de Help van FileMaker Pro verkeerd vermeld dat het standaardinterval nul is en dat u een scriptnaam en interval moet opgeven. Het standaardinterval is leeg, niet nul. U moet een script opgeven en geen scriptnaam, omdat scripts dezelfde naam kunnen hebben.
9.6.
De Help van FileMaker Pro bevat geen volledig overzicht van de gegevens die de functie Get (ApplicatieVersie) als resultaat kan geven. De functie Get( ApplicatieVersie ) geeft als resultaat: Pro (versie) voor FileMaker Pro, ProAdvanced (versie) voor FileMaker Pro Advanced, Runtime (versie) voor FileMaker Runtime, FileMaker Web Publishing (versie) voor FileMaker Web Client, Web Publishing Engine (versie) voor FileMaker Server Web Client, xDBC (versie) voor xDBC Client en Server (versie) voor FileMaker Server.
9.7.
In FileMaker Pro 10 voor Windows zijn de sneltoetsen voor het vergroten of verkleinen van de tekstgrootte gewijzigd. Druk op Ctrl+Shift+> en op Ctrl+Shift+< om de volgende beschikbare grotere of kleinere tekstgrootte in het menu Opmaak te selecteren. Druk op Ctrl+Alt+Shift+> en Ctrl+Alt+Shift+< om de tekstgrootte met 1 punt te vergroten of te verkleinen.
9.8.
Naast de kolomtypen en -kenmerken die in de Handleiding voor ODBC en JDBC zijn vermeld, ondersteunt de SQL-instructie CREATE TABLE ook de kolomtypen “Numeric”, “Double Precision” en “Float” en het kolomkenmerk “Unique”.
9.9.
Get( IPadresHost ) geeft als resultaat alleen het IP-adres dat de client heeft gebruikt om verbinding te maken met de host.
© 2009 FileMaker, Inc. Alle rechten voorbehouden. FileMaker en Bento zijn handelsmerken van FileMaker, Inc. die in de VS en andere landen zijn geregistreerd. Het bestandsmaplogo en Bento-logo zijn handelsmerken van FileMaker, Inc. Alle andere handelsmerken zijn het eigendom van de respectieve eigenaars.