Werkmandjes, Toiletkussens & Chocolade De conventies omtrent het geven in de negentiende eeuw
Fenneke Reinders S 1478346 30 augustus 2010 Masterscriptie - versie 2 Begeleidend docent: Prof. Dr. M. Bosch Opleiding Geschiedenis Faculteit der Letteren Rijksuniversiteit Groningen
Afbeeldingen op het titelblad: Links: Midden: Rechts:
Anoniem, Sint Nicolaasfeest (1700 tot 1899) / Rijksmuseum Amsterdam, SKA-592 (schilderij [olieverf op doek]). John Singer Sargent (1856 – 1925), The Birthday (1887) / The Minneapolis Institute of Arts, http://www.artstor.org (schilderij [olieverf op doek]). Eastman Johnson (1824-1906), Christmas-Time; The Blodgett Family (1864) / The Minneapolis Institute of Arts, http://www.artstor.org (schilderij [olieverf op doek]).
Werkmandjes, Toiletkussens & Chocolade De conventies omtrent het geven in de negentiende eeuw
Fenneke Reinders S 1478346 Masterscriptie – versie 2 – 30 augustus 2010 Masterscriptie – versie 1 – 18 augustus 2009 Begeleidend docent: Prof. Dr. M. Bosch Opleiding Geschiedenis Faculteit der Letteren Rijksuniversiteit Groningen
2
INHOUDSOPGAVE
VOORWOORD
5
INLEIDING
6
1. INLEIDING OP HET GEVEN
10
1.1. Verschillende vormen van geven
11
1.2. Geven door de eeuwen heen
13
2. HET GEVEN ALS ANTROPOLOGISCH EN SOCIAAL (-PSYCHOLOGISCH) VERSCHIJNSEL
22
2.1. Het geven in de antropologie
22
2.1.1. Reciprociteit
24
2.2. Het geven in de sociologie
26
2.3. Het geven in de psychologie
28
3. METHODOLOGIE
32
4. HET LEVEN VAN DE DAGBOEKSCHRIJFSTERS NADER TOEGELICHT 35 4.1. Een dagboek als bron
35
4.2. De dagboekschrijfsters: de dagboeken en hun positie in de samenleving 4.3. De dagboekschrijfsters: gezinsleven
37 44
3
5. GESCHENKEN: VAN TOILETKUSSENS TOT CHOCOLADE
50
5.1. Sinterklaasgeschenken
50
5.2. Kerstgeschenken
61
5.3. Verjaardagscadeaus
69
5.4. Het geven van geschenken bij overige gelegenheden
78
TOT SLOT
80
CONCLUSIE
83
ARCHIVALIA
86
LITERATUURLIJST
87
VERANTWOORDING VAN DE ILLUSTRATIES
91
BIJLAGE I:
LIJST VAN BESTUDEERDE DAGBOEKEN
BIJLAGE II:
OVERLIJDENSAKTE L.M. VAN DER GOES
BIJLAGE III:
TRANSCRIPTIES DAGBOEK F.J. VAN UILDRIKS
BIJLAGE IV:
SCHEMA SINTERKLAAS GESCHENKEN F.J. VAN UILDRIKS
BIJLAGE V:
SINTERKLAAS- EN KERSTADVERTENTIES
BIJLAGE VI:
VERJAARDAGSCADEAUS 1878 – FREDERIKE J. VAN UILDRIKS
4
VOORWOORD
Deze scriptie is, met tussenpozen, tot stand gekomen in de collegejaren 2008/ 2009 en 2009/ 2010. In deze periode heb ik in verschillende hoedanigheden gewerkt aan het dagboek van Frederike van Uildriks welke ook in deze scriptie een centrale rol vervult. Al deze projecten hebben een bijdrage geleverd aan mijn kennis over Frederike van Uildriks in de eerste plaats en in de tweede plaats over het gebruik van egodocumenten in historisch onderzoek. De ondersteuning van medestudenten uit het onderzoekscollege over het dagboek van Frederike van Uildriks is voor mij van groot belang geweest. In een latere fase is de medewerking van de projectgroep die bezig is met het samenstellen van een tentoonstelling over Frederike van Uildriks voor mij van groot belang geweest. De drijvende kracht achter al deze projecten, Mineke Bosch, heeft mij ten slotte het vertrouwen in mezelf gegeven waardoor deze scriptie uiteindelijk voor u ligt.
In deze tweede versie heb ik bewust een aantal keuzes gemaakt met betrekking tot de haalbaarheid van dit onderzoek. Ten eerste heb ik ervoor gekozen om de nadruk te (blijven) leggen op geschenken die gegeven en ontvangen werden met Sinterklaas, Kerst en verjaardagen. Vervolgens heb ik ervoor gekozen om het eerste en laatste hoofdstuk grondig te herstructureren. Hopelijk is dit ten goede gekomen aan de helderheid van het onderzoek. Als laatste heb ik ervoor gekozen om enige verbreding aan te brengen in de scriptie. Waar ik me in de eerste versie van deze scriptie alleen had gericht op dagboeken van vrouwen heb ik in deze versie, zij het zeer kort, ook een dagboek van een jongen bekeken. Hiermee heb ik duidelijk willen maken dat het geven van geschenken absoluut niet alleen een vrouwenzaak was in de negentiende eeuw.
5
INLEIDING
Geboortes, verjaardagen, bezoekjes, Sinterklaasfeesten en Kerstmis; gelegenheden waarbij mensen elkaar cadeautjes geven. Vaak wordt het geven van cadeaus gezien als een ‚gewoonte‛. Je komt bijvoorbeeld niet met lege handen op een verjaardag en het vieren van het Sinterklaasfeest, met veelal een overvloed aan cadeautjes, zit diepgeworteld in de Nederlandse samenleving.1 We geven niet alleen aan familie en vrienden maar we geven bijvoorbeeld ook geld aan goede doelen. In de twintigste en eenentwintigste eeuw is het geven van geschenken duidelijk zichtbaar in de samenleving. Denk bijvoorbeeld aan de vele gelegenheden waarbij mensen in de gelegenheid zijn om iets te geven, een aantal heb ik al opgesomd. Tegelijkertijd wordt het aanbod van verschillende cadeaus groter en groter. Maar het geven en ontvangen van geschenken is niet alleen iets van de huidige tijd. Al sinds het ontstaan van de mensheid geven mensen elkaar geschenken. Het geven is iets van alle tijden, van alle plaatsen en van alle bevolkingsgroepen, zo zullen we in de loop van dit onderzoek ontdekken. Maar welke wereld gaat er schuil achter het ritueel van het geven en het ontvangen van cadeaus? Daarover gaat deze scriptie, die voort komt uit het onderzoekscollege ‚Sex en Politiek rond 1900‛ van prof. dr. Mineke Bosch omtrent het dagboek van Frederike van Uildriks (1854 – 1919). Deze laatste is één van de hoofdpersonen in deze scriptie.
Door te geven drukken we onze gevoelens uit, laten we een stukje van onszelf zien en gaan we als het ware een relatie aan. Immers, als je iemand uitnodigt voor het eten verwacht je binnen afzienbare tijd ook een uitnodiging terug. Er ontstaat een band. Met andere woorden: het geven van cadeaus houdt nauw verband met de sociale relatie tussen de betrokkenen. Om betekenis te geven aan deze relatie is het van belang dat de gever en ontvanger bewust zijn van: wat je geeft, hoe je het geeft,
1
M. van Leer, Geven rond Sinterklaas. Een ritueel als spiegel van veranderende relaties (Amsterdam 1995) 2.
6
aan wie je wat voor geschenk geeft, wat het motief is om te geven en ook of je iets teruggeeft, al dan niet op een later tijdstip. Al deze elementen heb ik betrokken in mijn onderzoek naar de geefcultuur in de negentiende eeuw. Tegenwoordig worden er regelmatig enquêtes gehouden of worden mensen langere tijd gevolgd om op deze wijze de vrijgevigheid van mensen in kaart te brengen.2 Het ligt iets gecompliceerder om de geefcultuur van de negentiende eeuw in kaart te kunnen brengen, want over uitslagen van enquêtes uit de negentiende eeuw beschikken we niet. Ik pretendeer dan ook niet in deze scriptie dè geefcultuur van de negentiende eeuw volledig in kaart te brengen maar hoop wel een degelijke opzet hiervoor te geven. Ik heb ervoor gekozen om de geefcultuur van de negentiende eeuw in kaart te brengen door middel van onderzoek naar het geven en ontvangen van geschenken in dagboeken uit die tijd. Het dagboek van Frederike van Uildriks heeft me op dit spoor gezet aangezien zij uitgebreid heeft beschreven welke cadeaus ze ontving en gaf met gelegenheden zoals Sinterklaas en verjaardagen. Na het lezen van dit dagboek achtte ik de kans groot dat ook in andere dagboeken notitie gemaakt werd van familiefeestje zoals verjaardagen, het Sinterklaasfeest en Kerstmis. Dit heeft ertoe geleidt dat ik vele dagboeken onder ogen heb gehad en waarvan uiteindelijk maar een aantal geschikt bleken te zijn voor mijn onderzoek.3 De keuze voor het gebruik van dagboeken wordt uitgebreid toegelicht in hoofdstuk drie en vier van deze scriptie.
De dagboeken van Caroline Auguste Antoinette Sophie Boissevain (1868 – 1945), Louise Maria van der Goes (1810/ 1811? – 1859) en Frederike van Uildriks (1854 –
Dr. Th. N.M. Schuyt is projectleider van het onderzoek ‘Geven in Nederland’ aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. De uitkomsten van het onderzoek naar het ‘geefgedrag’ van Nederlanders wordt tweejaarlijks, o.a. met financiële steun van de Vereniging Fondsen in Nederland (F.I.N.), gepubliceerd in de reeks: Geven in Nederland. Onderzoek naar giften door individuen, fondsen en bedrijven. Onderzoek naar vrijwilligerswerk en zorgarbeid. De eerste editie verscheen in 1997. Inmiddels zijn er zes edities van dit onderzoek verschenen. 3 In bijlage I is een overzicht opgenomen van de dagboeken die door mij zijn ingezien. 2
7
1919) nemen ons mee op reis langs verjaardagen, visites, sinterklaasfeesten en het vieren van Kerstmis. Deze vrouwen geven ons een kijkje in hun leven en specifiek in de cadeaus die zij gaven en ontvingen tijdens bovengenoemde gebeurtenissen. Door dit geven en ontvangen in een theoretisch kader te plaatsen ontstaat er een beeld van de geefcultuur in de negentiende eeuw. De volgende hoofdvraag dient als houvast tijdens dit onderzoek: Welke conventies rondom het fenomeen geven, vanuit antropologisch, sociologisch en psychologisch perspectief, kunnen we uit de verschillende dagboeken opmaken en wat valt hieruit af te leiden met betrekking tot de sociale relaties van de dagboekschrijfsters?
In de huidige geschiedwetenschap ontbreekt er een onderzoek over de geefcultuur in de negentiende eeuw. Dit is opzienbarend te noemen omdat er enerzijds al veel onderzoek is gedaan naar het fenomeen geven. Bijvoorbeeld door antropologen zoals Claude Lévi-Strauss en Marcel Mauss en ook door sociologen zoals Georg Simmel en David Cheal. Anderzijds beschikken we, onder andere dankzij Aafke Komter, over onderzoeken, onderzoeksmethoden, informatie en interpretaties over het geven in onze huidige maatschappij.4 Sommige van deze gegevens zouden ondersteuning kunnen bieden in dit historisch onderzoek naar de geefcultuur van de negentiende eeuw. Ik wil proberen een eerste stap te zetten om de geefcultuur van de negentiende eeuw in kaart te brengen en daarmee een hiaat in de geschiedschrijving op te vullen. Voordat ik aan dit ambitieuze plan begin, zal ik eerst iets zeggen over het geven in het algemeen. In hoofdstuk twee komen antropologen en sociologen aan het woord en worden hun theorieën, die betrekking hebben op het fenomeen geven, toegelicht.
4
Onder redactie van Aafke Komter zijn twee bundels uitgegeven omtrent het fenomeen geven: Aafke E. Komter ed., Het geschenk. Over de verschillende betekenissen van geven (Amsterdam 1997) & Aafke E. Komter ed., The gift. An interdisciplinary perspective (Amsterdam 1996). Sinds 2000 is Aafke Komter Head of the Department of Social Science aan het University College in Utrecht en in 2002 werd zij bijzonder hoogleraar Vergelijkende studies van maatschappelijke solidariteit aan de Universiteit Utrecht. Komter heeft vele publicaties op het gebied van giften in relatie tot sociale banden op haar naam staan.
8
De invloed van wederkerigheid bij het geven vormt in dit hoofdstuk de kern. Vervolgens volgt het hoofdstuk methodologie dat direct gevolgd wordt door een hoofdstuk over de hoofdpersonen van deze scriptie; Caroline Auguste Antoinette Sophie Boissevain, Louise Maria van der Goes en Frederike van Uildriks. In het laatste hoofdstuk komen dan daadwerkelijk de geschenken, zoals beschreven in de dagboeken, aan bod en probeer ik het verband te leggen met de besproken antropologische, sociologische en psychologische theorieën. Tevens probeer ik inzicht te krijgen in de sociale relaties van de dagboekschrijfsters aan de hand van de giften en probeer ik de overeenkomsten en verschillen tussen de geschenken die besproken worden in de dagboeken na te sporen. Omdat het geven niet alleen een vrouwelijke bezigheid is komt in het slot ook een dagboek van een jongen aan bod. Het geheel zal afgesloten worden met een conclusie waarna nog enkele bijlagen volgen die dienen ter verduidelijking en ondersteuning van het betoog.
9
1. INLEIDING OP HET GEVEN
Geven is een eeuwenoud ritueel. Sinds het bestaan van de mens op aarde wordt er gegeven èn ontvangen. Dit gebeurt in verschillende vormen en bij verschillende gelegenheden. Ook in het dagelijks leven speelt het geven een grote rol. De vele synoniemen die het woord geven kent (schenken, aanbieden, afstaan, aanreiken, verstrekken enz.), duiden erop dat geven een breed en veelomvattend begrip is. Een begrip dat veel gebruikt werd en wordt.
Bij het geven is in bijna alle gevallen een tweede persoon of organisatie betrokken.5 We kunnen bijvoorbeeld iemand een (tastbaar) cadeau schenken, maar we kunnen ook ons hart aan een persoon geven wanneer we liefde voelen voor diegene. Geven zonder iets terug te verwachten is een altruïstische vorm van geven, ook wel het pure geven genoemd.6 De gever wordt niet beter van deze vorm van geven, maar voelt zich misschien wel beter nadat hij iets materieels of immaterieels gegeven heeft. Wanneer iemand uit pure liefde, ofwel uit altruïsme, geeft, dan verwacht deze persoon niets terug. De antropoloog Mauss constateerde dat altruïsme niet bestaat.7 Hier komen we in hoofdstuk twee op terug. Behalve dat we meestal geven aan iemand anders, geven we dag in dag uit. Vaak zijn we er ons niet eens van bewust. We geven cadeaus, we nemen iets mee als we bij iemand gaan eten, we geven aan goede doelen en we helpen een oude vrouw met oversteken (wat ook een vorm van geven is!). Vele uitdrukkingen over geven zitten
Th. N. M. Schuyt ed., Geven in Nederland. Onderzoek naar giften door individuen, fondsen en bedrijven. Onderzoek naar vrijwilligerswerk en zorgarbeid (Houten 1997) 23 & Aafke E. Komter, ‘Inleiding’ in: Idem ed., Het geschenk. Over de verschillende betekenissen van geven (Amsterdam 1997) 7-24, aldaar 11. Geven houdt niet altijd verband met anderen. Je kunt ook jezelf een cadeau geven. Deze vorm van geven blijft buiten beschouwing in deze scriptie. 6 Schuyt, Geven in Nederland, 23. 7 Marcel Mauss concludeerde in zijn werk Essai sur le don (1923) dat er een bepaalde wederkerigheid bestaat bij het geven van geschenken. Een individu of groep verwacht altijd iets terug nadat er is gegeven. M. Mauss [vert. W.D. Halls], The Gift. The Form and Reason for Exchange in Archaic Societies (New York en Londen 1990) 3, 13-14. 5
10
in onze taal. ‘Het is niet veel, maar het komt uit een goed hart.’ ‘Een gegeven paard mag je niet in de bek kijken.’ Of ‘eens gegeven blijft gegeven’. Het zijn allemaal volkswijsheden waarin naar voren komt dat het geven een belangrijke rol in onze cultuur speelt, immers anders waren er niet zoveel spreekwoorden of gezegden te vinden over het geven van geschenken en hoe daarmee om te gaan.8 Wetenschappers hebben in de loop der tijd uitgebreid onderzoek gedaan naar het fenomeen geven en hebben verschillende vormen van geven gedefinieerd. Deze vormen van geven hebben niet allemaal te maken met het geven van geschenken, het hoofdthema van deze scriptie. Desalniettemin zal ik in dit hoofdstuk (en in het volgende hoofdstuk) ingaan op de diverse (wetenschappelijke) studies omtrent het geven. Deze studies geven een beeld van de stand van zaken van het onderzoek naar het fenomeen geven. De afgelopen jaren heeft dit onderzoek zowel in Nederland als in de Verenigde Staten een vlucht genomen.9 Als laatste zal ik in dit hoofdstuk ingaan op het geven door de eeuwen heen.
1.1. Verschillende vormen van geven Op grond van de literatuur zijn er drie vormen van geven te onderscheiden. Het materiële geven, het geldelijke geven en het immateriële geven. Bij het materiële geven gaat het om het geven van geschenken. Dit is dan ook de vorm van geven die centraal staat in deze scriptie. Denk hierbij aan een cadeautje dat je aan je zusje geeft omdat ze jarig is, het bosje bloemen dat je meeneemt wanneer je op visite gaat bij een vriend of vriendin of het geurtje dat je gekocht hebt voor je geliefde omdat het Valentijnsdag is. In bijna alle gevallen krijg je ook iets terug. Waarschijnlijk krijg jij ook een cadeautje van je zusje als je jarig bent en nemen je vrienden ook een bos bloemen of een flesje wijn mee als ze bij jou op visite komen. Deze vorm van geven 8 9
Komter, ‘Inleiding’, 9. Zie voor het onderzoek naar het fenomeen GEVEN in de Verenigde Staten de website http://www.givingusa.org / ‘Giving USA Foundation *GUSA+’ (Giving USA Foundation 1996 en Giving Institue 1997) 8 augustus 2009 11:28 uur. Voor het onderzoek naar het fenomeen GEVEN in Nederland verwijs ik u naar de website http://www.geveninnederland.nl (De werkgroep Filantropische Studies Vrije Universiteit Amsterdam) 8 augustus 2009 11:51 uur.
11
heeft dus een verbindende functie en komt het meeste voor in ons dagelijkse leven. Sociale relaties worden gecreëerd en bevestigd door het materiële geven.10 Aan de hand van het geven van geschenken in dagboeken wil ik in deze scriptie de band van de dagboekschrijfsters met familie en vrienden, met degenen aan wie ze geven of van wie ze ontvangen, onderzoeken. Ook vervult deze vorm van geven een belangrijke symbolische functie. Over deze sociale relaties en symbolische functies gaat het in paragraaf twee van hoofdstuk twee. In de tweede plaats kunnen we het geldelijke geven onderscheiden. Het geven van geld aan goede doelen, aan de kerk of aan bedelaars op straat. Deze vorm van geven komt minder vaak voor dan het materiële geven. Het zegt iets over hoe je als persoon in de maatschappij staat. Het zegt minder over je sociale relaties met familie of vrienden zoals het materiële geven dit wel doet. Het immateriële geven is een derde vorm van het geven. Een gift is immaterieel wanneer je iets voor een ander doet zonder dat dit iets met geschenken, in de letterlijke zin van het woord, verband houdt. Denk bijvoorbeeld aan het uitlaten van de hond van de buren of het invullen van de belastingpapieren van een goede vriend. Deze vorm van geven maakt het dagelijks leven prettig en aangenaam. Het kan een altruïstische vorm van geven betreffen. Je handelt in het belang van anderen omdat je solidariteit voelt met een bepaald persoon of omdat je loyale gevoelens naar die persoon voelt.11 Het is een vorm van geven waar de politiek de laatste tijd zo op hamert, denk aan de maatschappelijke stage voor leerlingen in het voortgezet onderwijs, iets doen voor een ander zonder er iets voor terug te willen. Het eigenbelang staat in deze vorm van geven zeker niet voorop. Desalniettemin krijg je toch vaak iets terug ook al geef je vanuit onbaatzuchtige overwegingen. Veelal zijn die overwegingen ook minder onbaatzuchtig dan men in eerste instantie zou denken. De uitwisseling van immateriële giften is volgens antropologen en sociologen de A. Betteridge, ‘Gift exchange in Iran: The locus of self-identity in interaction’, Anthropological Quarterly 58 (1985) 4 182-202, aldaar 191. 11 Aafke E. Komter en C.J.M. Schuyt, ‘Geschenken en relaties’, Beleid en Maatschappij 6 (1993) 277-285, aldaar 277. 10
12
basis van de sociale cohesie en solidariteit in een samenleving. 12 Wellicht laat het buurmeisje volgende keer jouw hond uit of schiet de goede vriend jouw te hulp wanneer dat nodig is.
Uit bovenstaande lijken we te kunnen afleiden dat het geven een zeer positief fenomeen is in de samenleving. Deze opvatting is niet helemaal correct. Naast de drie beschreven categorieën van het geven kennen we ook onzuivere vormen van geven. Giften met een bijsmaakje, de zogenaamde agonistische giften.13 Giften die duiden op wraak of een doodsstrijd. We kunnen hierbij denken aan smeergeld of het geven van geschenken aan individuen of bedrijven wat riekt naar omkoperij of chantage. Economische motieven en/ of machtsmotieven, waardoor mensen afhankelijk van elkaar worden, kunnen een belangrijke rol spelen bij het geven van giften.14 In dit onderzoek is deze laatste vorm van het geven in mindere mate van belang, maar we moeten ons er wel bewust van zijn dat het geven niet alleen een positieve connotatie heeft. Voordat ik nader in ga op de studies omtrent het fenomeen geven van verschillende antropologen, sociologen en psychologen, zal ik eerst uiteenzetten welke rol het geven heeft gespeeld door de eeuwen heen.
1.2. Geven door de eeuwen heen De laatste decennia lijkt onderzoek doen naar het fenomeen geven erg in trek te zijn. Antropologen, sociologen en psychologen doen studies naar het geven en daarnaast zijn er meerdere projecten waarbij het geefgedrag van mensen in kaart wordt gebracht. In Nederland hebben onder andere Aafke Komter en Kees Schuyt onderzoek gedaan naar het geefgedrag van mensen. Zij legden aan 513 mensen een vragenlijst
Aafke Komter, Solidariteit en de gift. Sociale banden en sociale uitsluiting (Amsterdam 2003) 43. Komter, ‘Inleiding’, 16. 14 Ibidem, 10. 12 13
13
voor en 99 mensen werden intensief geïnterviewd. Hun bevindingen zijn tussen januari en april 1993 verschenen in dagblad Trouw, de opdrachtgever van het onderzoek. In het najaar van 1993 zijn de artikelen gebundeld in het boek Geven in Nederland.15 Komter en Schuyt concludeerden dat de mensen die het meest vrijgevig zijn ook het meeste ontvangen. Tevens blijkt uit het onderzoek dat met name hoger opgeleiden, vrouwen en jongeren vrijgevig, gastvrij en hulpvaardig zijn. De zwakkeren in de samenleving spelen geen grote rol in het uitwisselen van giften. Dit betekent dat mensen die al veel hebben, nog meer ontvangen. Een derde belangrijke conclusie is dat het spontane en vrijwillige geven niet verdwenen is in Nederland. De burgerdeugden (iets voor een ander doen, iets voor niets doen, geldelijke bijstand enz.) zijn daarmee niet verdwenen. Door sommige politici werd gedacht dat deze burgerdeugden wel waren verdwenen met de opkomst van de Verzorgingsstaat, immers de overheid had een sociaal vangnet gecreëerd waardoor het niet meer noodzakelijk was om als individu bijstand te verlenen. De opkomst van de Verzorgingsstaat heeft er dus niet toe geleidt dat de Staat de zorg heeft overgenomen. De overheid springt alleen bij waar nodig. 16 In hoofdstuk vijf zullen we onderzoeken in hoeverre deze conclusies toepasbaar zijn op het geefgedrag van de dagboekschrijfsters. Het onderzoek van Komter en Schuyt moet men niet verwarren met het onderzoek van dr. Th. N. M. Schuyt naar het geven in Nederland. 17 Dit laatste onderzoek is een project gebaseerd op het project Giving USA dat al sinds 1955 in de Verenigde Staten loopt. Bij dit project wordt het geefgedrag van huishoudens en bedrijven onder de loep genomen door regelmatig enquêtes af te nemen bij een representatieve groep mensen. Opgemerkt moet worden dat de focus van deze onderzoeken ligt op het geefgedrag van mensen uitgedrukt in geld (giften). Het Aafke E. Komter en C.J.M. Schuyt, Geven in Nederland (Amsterdam [i.o.v. Trouw] 1993). De losse artikelen zijn op te vragen via de LexisNexis Newsportal. Hiervan heb ik gebruik gemaakt voor deze scriptie. 16 Komter en Schuyt, ‘Geschenken en relaties’, 277-285. 17 Dr. Th. N. M. Schuyt is projectleider van het onderzoek Geven in Nederland aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. 15
14
project Geven in Nederland doet jaarlijks onderzoek naar de giften in Nederland en er verschijnen om het jaar publicaties van dit onderzoek.18 Zowel het project in de Verenigde Staten als het project in Nederland leiden tot interessante en nieuwe inzichten in het geefgedrag van mensen. Zo bleek dat Nederlanders in 1995 verreweg het meeste geld gaven aan kerken of andere levensbeschouwelijke organisaties.19 Dergelijke onderzoeken naar de geefcultuur van de negentiende eeuw zijn mij onbekend. Ook in een bundel van Aafke E. Komter wordt weinig tot geen aandacht besteed aan het geven in de negentiende eeuw.20 Desalniettemin zijn de onderzoeken uit de twintigste en eenentwintigste eeuw bruikbaar voor deze scriptie waarin onderzoek wordt gedaan naar de geefcultuur in de negentiende eeuw. Immers, het geven is van alle tijden. Om toch enig inzicht te krijgen in het geefgedrag van mensen vòòr de twintigste eeuw moeten we teruggrijpen op andere bronnen. Het is te verwachten dat etiquetteboeken uit de zeventiende, achttiende en negentiende eeuw ons meer inzicht kunnen verschaffen in de gewoonten omtrent het geven van geschenken. Immers in deze (Nederlandstalige) boeken werd gewenst, beleefd, gedrag beschreven en de regels die daarmee gemoeid gingen.21 Boeken en teksten die wij etiquetteboeken noemen worden ook dikwijls aangeduid met de termen: manierenboeken of adviesliteratuur. Onderwerpen die in deze boeken aan bod kwamen waren: het gedrag aan tafel, regels en gedragingen rondom een (aankomend) huwelijk, opvoeding van kinderen enzovoorts.
Voor meer informatie over het project ‘Geven in Nederland’ zie de website http://www.geveninnederland.nl (De werkgroep Filantropische Studies Vrije Universiteit Amsterdam) 8 augustus 2009 11:51 uur. 19 Schuyt, Geven in Nederland, (1997) 32. 20 Aafke E. Komter ed., Het geschenk. Over de verschillende betekenissen van geven (Amsterdam 1997). In deze bundel is met name aandacht voor het geven in de Oudheid, in de Middeleeuwen en rondom het Sinterklaasfeest. Tevens is er aandacht voor de ‘waarde’ van geschenken, de psychologie van het geven en geschenken in verschillende culturen. 21 Jacqueline de Man, ‘De etiquette van het schertsen. Opvattingen over de lach in Nederlandse etiquetteboeken en spectators uit de achttiende eeuw’, De achttiende eeuw 25 (1993) 93-136, aldaar 96 & M. van Tilburg, Hoe hoorde het? Seksualiteit en partnerkeuze in de Nederlandse adviesliteratuur 17801890 (Amsterdam 1998) 13. 18
15
In het oog springend is de bescheidenheid van de verschillende etiquetteboeken. Er werd in het dagelijks leven gestreefd naar matigheid en soberheid. 22 Op seksueel gebied maar ook op financieel vlak. Dit zou ook gevolgen kunnen hebben voor de geschenken die men elkaar gaf. Wellicht waren die, gezien de adviezen in de etiquetteboeken, minder prijzig. Volgens sommige wetenschappers is het in 1939 verschenen boek Hoe hoort het eigenlijk? van Amy Groskamp-ten Have (1887-1959)23 het standaardwerk op het gebied van etiquetteboeken. Door andere wetenschappers, waaronder Jacqueline de Man, wordt dit tegengesproken omdat het werk van Amy Groskamp relatief ‘modern’ is.24 Etiquetteboeken werden al vele eeuwen voor de jaren dertig van de twintigste eeuw geschreven. Eén van de eerste etiquetteboeken die ons wel bekend is, is het werk van Desiderius Erasmus De civilitate morum puerilium uit 1530 (vertaling: Het boeckje van Erasmus aengaende de beleeftheidt der kinderlijcke zeden).25 Desalniettemin heeft Groskamp meer aandacht besteed, dan andere schrijvers van etiquetteboeken, aan het geven van geschenken. Zo vindt Groskamp het geven van bloemen ‘*<+ een van de meest sympathieke en aardige wijzen om hulde, dank of vreugde te betuigen’.26 Al was het geven van bloemen voor 1900 niet altijd geoorloofd, want een man mocht een vrouw geen plant in een pot geven, omdat een geschenk niet blijvend mocht zijn. Een geschenk moest alleen ‘*<] dienen als eene opmerkzaamheid voor den dag zelven *<+’.27 Ook uit dit citaat blijkt dat burgers in de negentiende eeuw niet dienden te pronken met hun cadeaus. Hoewel de vele etiquetteboeken niet expliciet zijn over de soort geschenken die geschikt worden geacht om te geven, is het interessant om te lezen dat in de adviesliteratuur een huiselijk en sociaal leven werd gestimuleerd. Immers,
Van Tilburg, Hoe hoorde het? 27. Amy J. Robbé Groskamp-ten Have, Hoe hoort het eigenlijk? (Amsterdam 1939). 24 De Man, ‘De etiquette van’, 96. 25 Ibidem. 26 Reinildes van Ditzhuyzen en Amy Groskamp-ten Have, Hoe hoort het eigenlijk? (28e druk; Haarlem 2007) 142. 27 Van Ditzhuyzen, Hoe hoort het eigenlijk?, 143. 22 23
16
verjaardagen, Kerst en het Sinterklaasfeest zijn typische feesten die in huiselijke kring gevierd werden. Dit is precies waarover Caroline Boissevain, Lousie van der Goes en Frederike van Uildriks schreven en waarop in het laatste hoofdstuk uitgebreid wordt teruggekomen.
Vanaf het einde van de achttiende eeuw verschenen er steeds meer nieuwe boeken in het genre adviesliteratuur.28 De Maatschappij tot Nut van ‘t Algemeen (het Nut), opgericht in 1784, deed hier nog een schepje bovenop. Het Nut publiceerde boeken met tips en regels voor gedragingen van jonge mannen en jonge vrouwen. Tevens wees het Nut op de financiële uitgaven van een gezin en predikte hierbij soberheid en veroordeelde consumptieve bestedingen. Een luxueuze levensstijl was niet nastrevenswaardig.29 Logischerwijs kan dit worden aangemerkt als een geluid tegen de opkomende consumptiemaatschappij aan het einde van de achttiende en het begin van de negentiende eeuw. Met de term consumptiemaatschappij wordt verwezen naar een maatschappij waarin het normaal werd om je vrije tijd te besteden aan het kopen en uitzoeken van goederen.30 De verandering naar een consumptiemaatschappij had dus ook invloed op de sociale activiteiten van mensen, want mensen gingen hun vrije tijd anders besteden. De grotere financiële ruimte van mensen leidde ertoe dat burgers niet alleen meer goederen kochten die in hun basisbehoefte voorzagen, maar er ontstond ook een toenemende vraag naar luxeproducten. Luxegoederen waren natuurlijk ook al voor de negentiende eeuw te koop in Europa.31 In de Oudheid had men al oog voor mooie, dure, producten, maar deze waren alleen betaalbaar voor de elite. In de negentiende en twintigste eeuw kregen steeds meer groepen mensen toegang tot relatief luxe producten. De omwenteling Van Tilburg, Hoe hoorde het? 13. Ibidem, 28. 30 M. Featherstone, ‘Consumer Culture: an introduction’, Theory, culture & society: explorations in critical social science 1 (1983) 4-9, aldaar 4. 31 Peter N. Stearns, Consumerism in World History. The global transformation of desire (Londen en New York 2001) 1 en 15. 28 29
17
naar dit moderne consumentisme is in de achttiende eeuw al zichtbaar geworden.32 Steeds vaker waren luxegoederen niet alleen meer beschikbaar voor een kleine elite. 33 Chocolade is een goed voorbeeld van een product dat verkrijgbaar werd voor een steeds grotere groep mensen. In het dagboek van Frederike van Uildriks is meerdere malen te lezen dat ze voor haar verjaardag van haar zus chocola krijgt. Chocola werd pas na 1860 een veelvoorkomend product in Nederland.34 Ten eerste was de prijs van de grondstoffen voor chocolade in het begin van de negentiende eeuw nog vrij hoog en dus niet betaalbaar voor een groot gedeelte van de burgers in de negentiende eeuw. Daarnaast had men nog niet de mogelijkheid om repen te maken. In 1891 bracht Kwatta, een cacao- en chocoladeproducent, de eerste verpakte chocoladereep op de markt.35 Daarvoor kon je bij de kruidenier een aantal gram chocolade halen die de kruidenier dan van een groot stuk afbrak. In hoeverre het modern consumentisme invloed had op het geven en ontvangen van cadeaus is lastig te bepalen. Was het geven van dure, luxe, cadeaus wel of niet gewenst? Expliciete adviezen of regels over het geven van cadeaus zijn niet te vinden in etiquetteboeken. In meer algemene bewoordingen maakten schrijvers en schrijfsters van etiquetteboeken wel duidelijk hoe je cadeaus in ontvangst diende te nemen en wat je vooral niet behoorde te doen. In het etiquetteboek De Wellevendheid van A. F. Diepen (1860-1943), vrij vertaald en bewerkt naar een Duits etiquetteboek,36 kunnen we het volgende lezen over het geven van cadeaus: ‘Heeft men een geschenk medegebracht, dan noemt men er den prijs niet van, hemelt het zelf niet op, spreekt er ook niet voortdurend over om er zich op te verheffen. *<+ De gever moet zich zoo gedragen, alsof het geven voor hem grooter voldoening was den het in ontvangst Stearns, Consumerism in World History, 1. Featherstone, ‘Consumer Culture’, 4. 34 P.M. Kuiper en E.A. Schoorel, Suiker-, suikerwerk-, cacao- en chocolade- industrie (Zeist 1994) 11-13. 35 Marlou Schrover, Het vette, het zoete en het wederzijdse profijt. Arbeidsverhoudingen in de margarineindustrie en in de cacao- en chocolade-industrie in Nederland 1870-1960 (Hilversum 1991) 180-181. 36 A.F. van Diepen, De Wellevendheid. Handboek ten gebruike van R.K. seminariën, colleges, kweekscholen en pensionaten, van ouders en opvoeders (5e druk; Nijmegen 1902). Dit werk is een bewerking van J.B. Krier, Die Höflichkeit (Freiburg 1888). Arnold Frans Diepen (1860-1943) was naast bisschop van 's-Hertogenbosch ook rector van de bisschoppelijke kweekschool voor Rooms Katholieke onderwijzers. 32 33
18
nemen voor den anderen wezen kan. ‚Geven is zaliger dan ontvangen.‛’ 37 Ook in het geven van geschenken diende men zich dus bescheiden op te stellen!
Lousie van der Goes hield een dagboek bij in de jaren ’20 van de negentiende eeuw, Caroline Boissevain heeft delen van haar persoonlijke leven opgetekend in de jaren 1884 en 1885 en Frederike van Uildriks heeft vanaf 1877 tot 1910 een dagboek bijgehouden. De vrouwen zijn dus groot geworden midden in de opkomende consumptiemaatschappij. Welke invloed heeft het consumentisme, het beschikbaar worden van luxeproducten voor grotere groepen, gehad op het leven van deze vrouwen? Met name voor de aard van de geschenken die zij gaven en ontvingen? Of deden de vrouwen niet mee aan de ‚verdorven consumptiedrang‛ zoals de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen verkondigde? Ook de heersende protestants christelijke moraal in grote delen van Nederland in de negentiende eeuw duidde er niet op dat mensen massaal over gingen stappen op het pronken met nieuwe en luxe artikelen. Het is van belang om de normen en waarden van de negentiende eeuw in ons achterhoofd te houden wanneer we in hoofdstuk vijf de dagboeken onderzoeken.
Niet alleen in de Vroegmonderne en Moderne periode speelde het geven een belangrijke rol in de samenleving. Zelfs tot in de Prehistorie werden de onderlinge relaties gekenmerkt door wederkerigheid in het geven en ontvangen. We kunnen daarbij bijvoorbeeld denken aan ruilhandel of offers voor goden. Voor dit onderzoek is ruilhandel minder van belang omdat ruilen minder belangrijk is geworden in de loop der eeuwen. Sinds de opkomst van de consumptiemaatschappij kunnen we nou eenmaal goederen kopen.38 Nog duidelijker komt het geven naar voren als we kijken naar de historie van onze taal. Het Vroeg Middelnederlands Woordenboek (VMNW) wijst in deze context op
Van Diepen, De wellevendheid, 106. Kopen wordt in dit verband (vergelijking van de moderne samenleving met archaische samenlevingen) niet gezien als een vorm van ruilen. 37 38
19
de Rijmbijbel van Jacob van Maerlant uit 1285. Het Middelnederlandse woord voor geven, wat geschreven werd als gheven, gheuen of geuene, vinden we onder andere terug op pagina 592 van een vertaling van de Rijmbijbel van M. Gysseling en W. Pijnenburg: ‘Minen nap [beker] sprac ihesus suldi drinken. Tsitten dat nes niet mijn gheuen.’39 Maar ook in het Nederrijns moraalboek (1270-1290) komen vormen van het Middelnederlandse woord geven voor: ‘Dat regt van geuene dat is sulik dat di gine di giuet di sals tehans vergeten heben. Jnde di nimet di sals altois gedinchen’ (‘Het recht van geven is zo dat degene die geeft dit zal vergeten hebben. Iemand die niet [niet geeft] die zal altijd gedenken’).40 In deze citaten heeft het woord geven vaak een morele, positieve, connotatie. Het geven van voorwerpen, geschenken maar ook het geven van je steun of van je goedkeuring werd in de Oudheid en in de Middeleeuwen min of meer gezien als een deugd. Geven was en is als zodanig niet één van de zeven deugden, maar wanneer je vrijgevig was of wanneer je er voor anderen was met raad en daad vergrootte dit je aanzien bij je medemensen. Een vazal (leenman) zweerde bijvoorbeeld een eed van trouw aan zijn leenheer. Dit hield in dat de leenman zijn leenheer zou bijstaan met raad en daad zo lang de verbintenis duurde. In ruil daarvoor werd de vazal beschermd door de leenheer en kreeg hij een stukje land in bruikleen. In deze verbintenis tussen leenman en leenheer kwam duidelijk een wederkerigheid naar voren. Deze wederkerigheid zat verweven in de sociale en bestuurlijke structuur in de Middeleeuwen. Marcel Mauss en anderen hebben erop gewezen dat wederkerigheid ook in latere eeuwen van zeer groot belang was.41 Zo ook in het geven van giften. Het oudste boek waarin we regelmatig vormen van het woord geven tegenkomen is misschien wel de Bijbel. In de Vulgaat, de vertaling van de Bijbel in het Latijn, http://gtb.inl.nl / ‘Start de applicatie, basiszoeken, Vroeg Middelnederlands Woordenboek *VMNW+, zoeken op: geven, citaten’ (INL) 8 augustus 2009 12:59 & Jacob van Maerlant, M. Gysseling en W.J.J Pijnenburg, Rijmbijbel (Den Haag 1983) 592, regel 4-5. 40 http://gtb.inl.nl / ‘Start de applicatie, basiszoeken, VMNW, zoeken op: geven, citaten’ (INL) 8 augustus 2009 13:04 uur & M. Gysseling en W. Pijnenburg, Corpus van Middelnederlandse teksten (tot en met het jaar 1300) Sinte Lutgart, Sinte Kerstine, Nederrijns moraalboek (Leiden 1987) 383, regel 29-30. 41 Mauss, The Gift, 41. 39
20
komt het woord geven bijvoorbeeld op de volgende manier tot uitdrukking: ‘Postula a me, et dabo tibi gentes hereditatem tuam et possessionem tuam terminos terrae’ (‘Vraag het mij en ik geef je de volken in bezit, de einden der aarde in eigendom’).42
Uit het voorgaande blijkt dat er al wel het één en ander bekend is over het geefgedrag van mensen, maar dat het geven nog niet diepgaand onderzocht is in een historische context en met de nadruk op geschenken. Pas sinds de twintigste eeuw wordt het onderzoek naar het geefgedrag van mensen concreter. Om toch iets te kunnen zeggen over het geven van geschenken in eerdere eeuwen moet je creatief zijn in de methodes en bronnen die je kunt en wilt aanwenden voor een dergelijk onderzoek. Onze taal, etiquetteboeken of studies over de opkomst van de consumptiemaatschappij kunnen een onderdeel vormen van een studie naar het geven van geschenken in de negentiende eeuw. Voordat ik daar verder op in ga zet ik eerst uiteen welke onderzoeken antropologen, sociologen en psychologen hebben gedaan naar het fenomeen geven.
42
http://gtb.inl.nl / ‘Start de applicatie, basiszoeken, Oud Nederlands Woordenboek *ONW+, zoeken op: geven, citaten’ (Instituut voor Nederlandse Lexicologie *INL+) 8 augustus 2009 12:45 uur & http://www.biblija.net / ‘Passage zoeken: Psalm 2:8, De Nieuwe Bijbelvertaling, de Vulgata Clementina (1592)’ (Nederlands Bijbelgenootschap) 8 augustus 2009 12:50 uur.
21
2. HET GEVEN ALS ANTROPOLOGISCH EN SOCIAAL(-PSYCHOLOGISCH) VERSCHIJNSEL
Antropologen, sociologen en psychologen hebben regelmatig onderzoek gedaan naar de rol van het geven in verschillende samenlevingen.43 Waarom geven mensen cadeaus bij gelegenheden zoals verjaardagen, visites en Sinterklaas? Speelt hier het eigenbelang mee? Doen mensen het om aardig gevonden te worden? Of is het geven van geschenken een ingesleten gewoonte? De verschillende wetenschappers bekijken allemaal vanuit hun eigen onderzoeksgebied het fenomeen geven. Antropologen wijzen vaak op de samenbindende factor en het verplichtende karakter van het geven van geschenken. Sociologen daarentegen leggen het accent op de verschillen in macht en prestige van degenen die geven en van degenen die ontvangen. Ook bestuderen sociologen de mate waarin mensen, die geven en ontvangen, afhankelijk van elkaar raken. Als laatste doen ook psychologen onderzoek naar het fenomeen geven. Hun onderzoek richt zich met name op de identiteit van gevers en ontvangers en hoe de identiteit tot uiting komt in het geven en ontvangen van geschenken.44 Om het geefgedrag van mensen uit de negentiende eeuw beter te kunnen doorgronden, worden in de komende paragrafen de belangrijkste theorieën van antropologen, sociologen en psychologen kort uiteengezet.
2.1. Het geven in de antropologie ‘Voor wat, hoort wat!’, is een gezegde die goed past bij de visie van antropologen op het geven in verschillende samenlevingen. Je kunt bijvoorbeeld geen cadeaus op je verjaardag verwachten als je ook nooit een cadeautje meeneemt naar verjaardagen van vrienden. Sociale relaties worden in stand gehouden of gecreëerd door het geven van geschenken.45 Hieraan ligt een wederkerigheid ten grondslag. In onze westerse samenleving is het gebruikelijk dat je cadeaus krijgt op je geboortedag. Wanneer je Van Leer, Geven rond Sinterklaas, 15. Ibidem. 45 D. Cheal, The gift economy (Londen enz. 1988) 19 en 57. 43 44
22
vervolgens naar de verjaardag gaat van mensen die ook op jouw verjaardag zijn geweest, zul je zeer waarschijnlijk ook een cadeau meenemen. De kans is zeer groot dat je een presentje van ongeveer dezelfde waarde, als het cadeau dat jij hebt gekregen, zal geven. Want, om het met de woorden van A. P. Fiske te zeggen, ‘Giving something to someone always means something.’46 Antropologen doen onderzoek naar het ‚verplicht voelen‛ om een cadeau, van meestal dezelfde waarde, terug te geven. Dit is een vorm van wederkerigheid die antropologen reciprociteit noemen.
Het meest bekende werk over het fenomeen geven is geschreven door de Franse antropoloog Marcel Mauss (1872-1950). In zijn Essai sur le Don47 beschreef Mauss het uitwisselen van geschenken in Noord-Amerika tussen verschillende volken. Hij kwam tot de conclusie dat het geven een ‚totaal sociaal verschijnsel‛ is. Het geven is niet alleen een economische bezigheid maar ook een bezigheid die morele, sociale, juridische, religieuze, economische en esthetische connotaties kent.48 Tevens kwam Mauss tot de conclusie dat geven niet slechts een altruïstisch fenomeen is. De essentie van het geven wordt namelijk weerspiegeld in drie elementen: de plicht om te geven, de plicht om te ontvangen en de plicht om terug te geven.49 Met andere woorden: een gift is dus moreel verplichtend en heeft een wederkerigheid (reciprociteit) tot gevolg. Ook de Pools-Amerikaanse antropoloog Bronislaw Malinowski (1884-1942) heeft onderzoek gedaan naar het geven. Hij heeft de geefcultuur van de bewoners van de Trobriand-eilanden
(ten
zuidoosten
van
Nieuw-Guinea)
onderzocht.50
De
Trobrianders gebruikten een zeer ingewikkeld systeem voor het uitwisselen van geschenken. Dit moest ertoe leiden dat sociale banden gecreëerd of bevestigd
A.P. Fiske, Structures of social life. The four elementary forms of human relations (New York enz. 1991) 33. Mauss, The gift. 48 Mauss, The gift, 78. Zie ook: Lévi-Strauss, ‘The principle of reciprocity’, 61. 49 Mauss, The gift, 39. Zie ook: Komter, ‘Inleiding’, 17. 50 B. Malinowski, Argonauts of the Western Pacific (Londen enz. 1922); B. Malinowski, ‘The principle of give and take’ in: Aafke E. Komter ed., The gift. An interdisciplinary perspective (Amsterdam 1996) 1517. 46 47
23
werden. Bewoners kregen hierdoor prestige, aanzien of meer eer.51 Wanneer prestige, aanzien en eer een rol gaan spelen binnen een stam wordt een afhankelijke relatie gecreëerd tussen de betreffende stamleden. Immers bepaalde leden hadden meer aanzien dan anderen. De stamleden met minder aanzien waren voor veel dingen afhankelijk van de stamleden met meer aanzien, bijvoorbeeld de stamoudsten. Aan hen werd raad gevraagd in moeilijke tijden en veranderingen in het leven van de stam werden bepaald en dienden goedgekeurd te worden door de leden met het meeste aanzien. Mauss vond dat zijn bevindingen niet, of in mindere mate, golden voor de westerse cultuur. De Franse etnoloog, Claude Lévi-Strauss (1908-2009), was het op dit punt niet met hem eens.52 Mauss vond dat in de Westerse cultuur het besef van wederzijdse verplichtingen al verloren was gegaan. De Westerse cultuur richtte zich meer en meer op het individu. Wanneer er in een samenleving geen besef meer was van wederzijdse verplichtingen en men daar ook niet naar handelde, dan heerste er geen solidariteit in de betreffende samenleving volgens Mauss. 53 Volgens LéviStrauss heerste er wel degelijk nog een wederkerigheid in de Westerse samenlevingen. Met name bij geschenken die een groot sociaal aspect in zich droegen, zo als een cadeautje voor een verjaardag of een uitnodiging voor een feest. Al eerder is vermeld dat bij gebeurtenissen van deze aard nog steeds geschenken, op den duur, terug verwacht worden.
2.1.1. Reciprociteit ‘Reciprociteit is het wederzijdse geven en ontvangen tussen mensen van gelijke status.’54 Zo definiëren Serena Nanda en Richard L. Warms het begrip reciprociteit in hun boek Cultural Anthropology. Met dit geven en ontvangen wordt een doorlopende
Komter, ‘Inleiding’, 9. Van Leer, Geven rond Sinterklaas, 19. Zie ook: C. Lévi-Strauss, ‘The principle of reciprocity’ in: Aafke E. Komter ed., The gift. An interdisciplinary perspective (Amsterdam 1996) 18-25. 53 Van Leer, Geven rond Sinterklaas, 17. 54 S. Nanda en R.L. Warms, Cultural Anthropology (Belmont enz. 2004) 173. 51 52
24
vorm van uitwisseling bedoeld. Uitwisseling moet men lezen in de breedste zin van het woord. Het gaat niet alleen om het uitwisselen van goederen maar ook om het uitwisselen van diensten. Om enigszins overzicht te brengen in het fenomeen wederkerigheid onderscheiden Nanda en Warms drie vormen van reciprociteit. Deze vormen hangen nauw samen met de sociale afstand tussen de mensen die goederen of diensten uitwisselen. Ten eerste kennen we de generaliserende reciprociteit: een uitwisseling van goederen zonder daarbij iets terug te verwachten (altruïsme). Meestal speelt dit geven zich af in familierelaties waar men zich het meeste moreel verplicht voelt om er voor de ander te zijn zonder daarvoor iets terug te verwachten. Malinowski noemt dit de pure gift. De gever verwacht geen enkele tegengift. Volgens Malinowski is de gift puurder hoe hechter de sociale relatie is.55 Vervolgens onderscheiden Nanda en Warms de evenwichtige reciprociteit. Bij deze vorm van wederkerigheid worden goederen uitgewisseld die (bijna) van dezelfde waarde zijn. Wanneer iets gegeven wordt verwacht men op den duur iets van dezelfde waarde terug, of wanneer iets geleend wordt verwacht men dat binnen een redelijke termijn terug. Gebeurt dit niet dan zal de relatie hieronder lijden. Op sociaal vlak kun je bij deze vorm van reciprociteit denken aan vriendschappelijke relaties. Als laatste kennen we de negatieve reciprociteit. ‚Iets voor niets krijgen‛ duidt deze vorm van reciprociteit het beste. Bijvoorbeeld wanneer het gaat om gokken of wanneer mensen afdingen op goederen. Eén persoon (of een groep mensen) kan beter worden van deze manier van wederkerigheid terwijl de ander er slechter van wordt. Het gaat hierbij om materieel gewin.56 Malinowski noemde deze vorm barter, van het Engelse woord bargain (afdingen of verkwanselen). Individuen waartussen negatieve reciprociteit speelt hebben over het algemeen geen of een slechte binding.
55 56
Komter, ‘Inleiding’, 14. Nanda en Warms, Cultural Anthropology, 173-176.
25
2.2. Het geven in de sociologie Waar antropologen de nadruk leggen op reciprociteit bij het geven en ontvangen van geschenken neemt de socioloog Georg Schimmel (1858-1918) de dankbaarheid van mensen wanneer ze een gift ontvangen als speerpunt van zijn studie. Hij noemt deze dankbaarheid het morele geheugen van de mensheid. Dit morele geheugen leidt ertoe dat mensen in veel gevallen ook een geschenk teruggeven (en misschien ook wel terug verwachten). Deze vorm van dankbaarheid leidt tot ruilverkeer tussen mensen, wat weer tot gevolg heeft dat een samenleving bij elkaar gehouden wordt. 57 Een belangrijke gevolg, en mijn inziens ook een doel van het geven en ontvangen van geschenken, is dus het bij elkaar houden van een samenleving. Met andere woorden: het creëren van een vriendschappelijke band tussen mensen in een samenleving. Een tweede gevolg van het uitwisselen van giften is dat er een vertrouwensband ontstaat tussen mensen. Daarbij moet worden opgemerkt dat die vertrouwensband in sommige gevallen ook een voorwaarde is om geschenken te kunnen uitwisselen. Tevens wordt deze vertrouwensband bijna altijd en alleen maar gecreëerd tussen gelijken. We hebben al kunnen waarnemen dat reciprociteit volgens Nanda en Warms een wederkerigheid is die het beste verloopt tussen gelijken. Als laatste kan het uitwisselen van geschenken ook als gevolg hebben dat de verschillen tussen mensen versterkt worden.58 Dit gebeurt wanneer er geen evenwichtige reciprociteit is tussen individuen. Wanneer de verschillen tussen mensen benadrukt of groter worden door het geven van geschenken zijn de hang naar macht en prestige bij de gever vaak de dieper liggende oorzaken. Om te bepalen of er bij de gever sprake is van hang naar macht en prestige moet je de volgende aspecten in ogenschouw nemen: Ten eerste is de geest van het geschenk belangrijk.59 Ofwel de symbolische waarde van het cadeau dat je geeft of ontvangt. De symbolische betekenis van het cadeau is van belang om
Van Leer, Geven rond Sinterklaas, 20. Peter M. Blau, Exchange and power in social life (New York enz. 1964) 106. 59 Komter, ‘Inleiding’, 8. 57 58
26
iets te kunnen zeggen over de relatie tussen gever en ontvanger. Zelfgemaakte cadeaus zijn soms meer waard dan een duur cadeau uit de winkel. Die zelfgemaakte cadeaus zijn in de meeste gevallen bereid met precisie, liefde en veel tijd. Herinnering speelt eveneens een grote rol: men hecht vaak meer waarde aan een sieraad dat eerder aan een ander familielid toebehoorde. Ook geliefden kunnen elkaar iets geven dat weinig gekost heeft, maar dat heel veel voor hen betekent.60 In de tweede plaats is de economische waarde van een geschenk belangrijk. De economische waarde van een cadeau wordt steeds belangrijker naarmate het cadeau voor iemand is die verder van je af staat. Denk bijvoorbeeld aan kerstpakketten. Hoe vaak hoor je werknemers niet zeggen dat de waarde van hun kerstpakket dit jaar niet veel voorstelde, of juist het omgekeerde. Een manager toont met een kerstpakket van waarde waardering voor zijn of haar werknemers. Hij of zij bewerkstelligt het tegengestelde effect wanneer een kerstpakket niet in de smaak valt bij de werknemers. Giften uit deze categorie worden ook vaker gegeven uit behoefte aan macht en prestige. Zo kan het geven van dure cadeaus een machtsovername in een relatie tot gevolg hebben.61 Dit is aan de orde wanneer persoon A een duur cadeau heeft ontvangen van persoon B maar geen cadeau van dezelfde, of grotere waarde, kan
teruggeven.
Lévi-Strauss
noemde
onze
gewoonte
om
Kerst-
en
Nieuwjaarskaarten op te hangen als voorbeeld van het verkrijgen van macht en prestige door met je geschenken te showen. Een grote hoeveelheid kaarten duidt op meer vrienden, de persoon is geliefder en dus belangrijker. Generositeit komt ook voor bij niet-westerse culturen. Hoe meer je geeft, des te groter het prestige is van de genereuze persoon.62 Vervolgens zijn de sociale relaties belangrijk om beter te kunnen begrijpen waarom mensen elkaar bepaalde geschenken geven. Geven is het cement van de samenleving zoals Komter en Schuyt stellen in hun artikel Geschenken en relaties.63 Ibidem, 9. Blau, Exchange and power, 108. 62 Komter, ‘Inleiding’, 16. 63 Komter en Schuyt, ‘Geschenken en relaties’, 277. 60 61
27
Over het algemeen geeft men om elkaar een plezier te doen. In dit geval is het geven inderdaad het cement van de samenleving om in termen van Komter en Schuyt te blijven.
Maar
in
sommige
gevallen
liggen
machtsverschillen
of
afhankelijkheidsrelaties aan de basis van het geven tussen personen. Je kunt iemand een geschenk geven als je eigenlijk (ongevraagd) advies wilt geven of als je kritiek wilt geven. Giften zijn dus lang niet altijd positief en kunnen voortkomen uit onzekerheid of dominantie.64 De socioloog Alvin Gouldner (1920-1980) gaat vrij ver in zijn ideeën van machtsverschillen bij het geven.65 Volgens Gouldner is het volksgeloof dat op de lange termijn beide partijen even tevreden zijn met hun ruilhandel. Iedereen weet wel dat het de norm is dat je iets voor een ander terug doet als hij of zij ook iets voor jou heeft gedaan. Maar of precies met dezelfde munt wordt terugbetaald is nooit met zekerheid te zeggen. Mirjam van Leer, sociologe aan de Universiteit van Utrecht, wijst hierop door te stellen dat zelfs in onze taal hier al rekening mee wordt gehouden gezien het volgende spreekwoord: ‘Een gegeven paard mag je niet in de bek kijken’.66
2.3. Het geven in de psychologie Ook psychologen doen, net zoals antropologen en sociologen, onderzoek naar het geven tussen mensen. Hun onderzoek richt zich met name op de identiteit van gevers en ontvangers.67 De aard van de geschenken die een persoon geeft of ontvangt zegt iets over wie die persoon is. Maar niet alleen het materiële geven heeft invloed op de identiteitsvorming van een individu. Meer nog heeft het immateriële geven, bijvoorbeeld het geven van aandacht, invloed op de vorming van de identiteit. Identiteitsvorming kan samengaan met een beeld dat een persoon heeft ‚hoog te houden‛. In dat geval speelt prestige een belangrijke rol bij de identiteitsvorming.
Ibidem, 278. A. Gouldner, ‘The norm of reciprocity’ in: Aafke E. Komter ed., The gift. An interdisciplinary perspective (Amsterdam 1996) 49-66, aldaar 66. 66 Van Leer, Geven rond Sinterklaas, 21. 67 Ibidem, 15. 64 65
28
Tevens kunnen mensen prestige verkrijgen doordat ze zich luxeproducten kunnen veroorloven en deze
ook
kunnen weggeven. Met
de opkomst
van de
consumptiemaatschappij (zie hoofdstuk één) is dit duidelijk zichtbaar. Mensen die kwalitatief hoogstaande producten kunnen schenken staan in hoger aanzien dan mensen die dit niet kunnen. Logischerwijs heeft dit consequenties voor hun identiteit.68
Een cadeau weerspiegelt aan de ene kant hoe de gever de ontvanger ziet en aan de andere kant weerspiegelt een cadeau het karakter of de smaak van de ontvanger an sich.69 Als gever kun je bij het uitzoeken van een cadeau de keuze maken om voor een vrij behoudende kleur te gaan, maar je kunt ook kiezen voor meer kleur of voor motieven. Dit kan iets zeggen over het beeld dat jij hebt van de ontvanger; een saai persoon of juist een vrolijk type. Een ander voorbeeld dat laat zien dat de identiteit van mensen weerspiegeld en gedeeltelijk gevormd wordt door het geven van cadeaus is het verschil in zogenaamde mannelijke en vrouwelijke geschenken. De Amerikaanse psycholoog Schwartz (geb. 1946) concludeert bijvoorbeeld dat mannen, vaker dan vrouwen, een cadeau geven waarin ze hun eigen identiteit representeren. Als voorbeeld hiervan noemt Schwartz het geven van een doos sigaren aan een goede vriend door een man die net vader is geworden. Hiermee legt de man, die net vader is geworden, de nadruk op zijn ‚mannelijkheid‛.70 Indirect worden door het geven van cadeaus, zoals een doos sigaren, de mannelijke en vrouwelijke identiteit vormgegeven hoewel hier helemaal geen vaststaande regels over bestaan. Want wie bepaalt eigenlijk wat mannelijk en wat vrouwelijk is? Dat doen we, consumenten, zelf door het onderscheid tussen
Stearns, Consumerism in World History, ix. Aafke E. Komter, ‘Geven en identiteit’ in: Idem ed., Het geschenk. Over de verschillende betekenissen van geven (Amsterdam 1997) 123-136, aldaar 125. 70 B. Schwartz, ‘The social psychology of the gift’ in: Aafke E. Komter ed., The gift. An interdisciplinary perspective (Amsterdam 1996) 69-80, aldaar 70. 68 69
29
‚mannelijke‛ en ‚vrouwelijke‛ geschenken in stand te houden door bijvoorbeeld meisjes een pop voor hun verjaardag te geven en jongens een brandweerauto. Schwartz concludeert tevens dat het geven van geschenken zeer belangrijk is voor de sociale stabiliteit in een samenleving. Verschillende groepsprocessen in een samenleving hangen samen met het geven van geschenken. Ten eerste wordt in het geven van geschenken de plaats van mensen op de sociale ladder gereflecteerd. Mensen die veel geschenken krijgen of geschenken van goede kwaliteit krijgen hebben meer aanzien in hun sociale omgeving dan mensen die minder krijgen. Ze staan als het ware hoger op de ladder. Een tweede groepsproces omtrent het geven dat invloed heeft op een samenleving is het geven van één en hetzelfde cadeau aan meerdere mensen. Bijvoorbeeld wanneer drie zussen één cadeau krijgen. Door de gever wordt impliciet duidelijk gemaakt dat de drie zussen als team worden beschouwd. Ze krijgen immers samen één cadeau. Op deze wijze wordt de identiteit van de zussen verder gespecificeerd.71
Naast de al genoemde giften is er nog een categorie geschenken die onze identiteit beïnvloedt. Dit zijn de zogenaamde drempelgiften: ‘Dit zijn geschenken die de overgang van een plaats of toestand naar een andere markeren.’72 We kunnen hierbij denken aan geboorte, promotie, verjaardagen enz. Als je een dergelijk geschenk accepteert, accepteer je eigenlijk ook het nieuwe stadium waarin je in je leven komt. Daarmee accepteer je ook je nieuwe identiteit.73
Uit het voorgaande kunnen we concluderen dat de vorming van de identiteit en het geven nauw met elkaar verbonden zijn. Dit betekent echter wel dat de identiteit van mensen die veel geven meer (en sneller) gevormd wordt dan van mensen die weinig geven. Immers over het algemeen kan iemand die veel geeft ook veel
Ibidem, 79. Komter, ‘Inleiding’, 15. 73 Komter, ‘Geven en identiteit’, 127. 71 72
30
terugverwachten. Hierbij draait het niet alleen om cadeaus maar bijvoorbeeld ook om een stukje aandacht, een bezoekje enzovoorts. Mensen die weinig aandacht krijgen kunnen hun identiteit verliezen en worden eenzaam.74 Zowel het materiële geven en het immateriële geven zijn dus zeer belangrijk voor het gevoel van eigenwaarde van een persoon, voor het ontwikkelen van zijn of haar identiteit en voor een stabiele samenleving. Een samenleving waarin ieder mens het prettig vindt om in te leven.
74
Ibidem, 135.
31
3. METHODOLOGIE
De aanleiding voor dit onderzoek naar de conventies omtrent het geven in de negentiende eeuw vormde het dagboek van Frederike van Uildriks. Zij heeft in haar dagboek op uitgebreide wijze beschreven welke cadeaus zij ontving en gaf met gelegenheden als Sinterklaas en haar verjaardag. Dit deed bij mij het vermoeden rijzen dat er wellicht meer dagboeken te vinden waren waarin beschreven werd welke cadeaus men gaf en ontving. Mijn zoektocht naar dagboeken begon bij het Repertorium van in handschrift overgeleverde egodocumenten van Nederlanders uit de negentiende eeuw.75 Uit dit repertorium heb ik een selectie van dagboeken gemaakt op, achtereenvolgens, de volgende gronden: -
Het egodocument moest een dagboek betreffen;
-
Het dagboek moest, voor het grootste gedeelte, in de negentiende eeuw geschreven zijn;
-
Het dagboek moest voor mij in te zien zijn (tweemaal bleek een bepaald archief dicht te zijn wegens digitaliseringprojecten waardoor dagboeken niet in te zien waren);
-
Uit het repertorium moest blijken dat er een redelijke kans bestond dat er over geschenken in het dagboek geschreven was. (Dit betekende dat een dagboek in aanmerking kwam voor verdere inspectie als het dagboek bijvoorbeeld ging over dagelijkse bezigheden als visites en verjaardagen. In het repertorium is een enkele keer reeds aangegeven dat in het dagboek een beschrijving van het Sinterklaasfeest gegeven werd. Tijdens het bestuderen van deze dagboeken bleek soms dat rond 5 december wel geschreven werd over het Sinterklaasfeest als een feestelijke gezinsbijeenkomst, maar dat er niet over cadeaus werd gerept.)
75
Arianne Baggerman, Rudolf Dekker, Ellen Grabowsky en Gerard Schulte Nordholt, Repertorium van in handschrift overgeleverde egodocumenten van Nederlanders uit de negentiende eeuw (niet uitgegeven; raadpleegbaar op de website http:// www.egodocument.net [Onderzoeksinstituut Egodocument en Geschiedenis]).
32
Na het selecteren van een tiental dagboeken ben ik de verschillende archieven bij langs gegaan om de dagboeken in te zien.76 Ook het bestuderen van de dagboeken heb ik stapsgewijs aangepakt. Zeer waarschijnlijk vinden we in de dagboeken de geschenken bij dagen als verjaardagen, Sinterklaas en Kerst. Ik heb bekeken wat de geboortedagen van de dagboekschrijvers/-sters waren en heb vervolgens de dagboeken ingezien op de datum van de verjaardag, rondom 5 december (Sinterklaas) en eind december (Kerst). De beperkte tijd die er is voor een masterscriptie als deze zorgde ervoor dat ik op een bepaald moment een beslissing moest nemen over de te gebruiken dagboeken, immers er zijn vele dagboeken in de talrijke archieven die Nederland rijk is en het vergt jaren wil je al deze dagboeken ingezien hebben. De dagboeken van Caroline Boissevain en Louise van der Goes bleken het meeste geschikt te zijn voor mijn onderzoek omdat beide vrouwen meerdere malen over cadeaus geschreven hebben. Deze twee dagboeken, aangevuld met het dagboek van Frederike van Uildriks, zag ik als een mooie start voor onderzoek naar het fenomeen geven in de negentiende eeuw. Om het onderzoek overzichtelijk en gestructureerd te houden heb ik ervoor gekozen mij voornamelijk te richten op geschenken die gegeven werden met verjaardagen, het Sinterklaasfeest en met Kerst.
Na het inzien van de dagboeken bleek het dagboek van Frederike van Uildriks min of meer een uitzondering te zijn als het gaat om de beschrijvingen van cadeaus. Ik heb geen enkel ander dagboek onder ogen gehad dat ook zo specifiek en uitgebreid was over de geschenken die werden gegeven en ontvangen. Daarom leek het mij verstandig om op zoek te gaan naar aanvullende bronnen over geschenken. Zoals in hoofdstuk één al even is aangehaald is enige creativiteit vereist om geschikte bronnen te vinden voor dit onderzoek. Er is al gewezen op de mogelijkheid om in etiquetteboeken informatie te zoeken omtrent het geven in de negentiende
76
Zie bijlage I: Lijst van bestudeerde dagboeken.
33
eeuw. Helaas bleek in de etiquetteboeken weinig concrete aandacht te zijn voor het geven en ontvangen van geschenken. Een tweede optie voor het verkrijgen van informatie over geschenken was het zoeken naar advertenties (reclame-uitingen) uit de negentiende eeuw. Hiervoor heb ik, op aanraden van Mineke Bosch, het weekblad De Huisvrouw: weekblad voor dames geraadpleegd.77 Verschillende jaargangen heb ik onderzocht op advertenties van geschenken. Tijdens mijn speurwerk kwam ik advertenties van boeken en huishoudelijke apparaten tegen, maar ook enkele advertenties die gericht waren op het geven van geschenken met Sinterklaas of met Kerst.78
Met bovenstaande bronnen ben ik aan de slag gegaan om een eerste stap te zetten in het onderzoek naar de conventies omtrent het geven in de negentiende eeuw. Vaak luidt de kernvraag van de vele studies van antropologen, sociologen en psychologen die in hoofdstuk twee zijn besproken: wie geeft wat aan wie en waarom? Daarbij ligt de nadruk bij de genoemde studies vaak op wie geeft aan wie. Het ‚wat‛ is vaak alleen van belang om aan te geven of er over een evenwichtige reciprociteit gesproken kan worden. In deze scriptie wil ik de nadruk leggen op wie geeft wat aan wie en waarom? Het ‚wat‛ bestaat in dit onderzoek uit het materiële geven, namelijk geschenken. Het ‚waarom‛ gaat voornamelijk over het verband tussen enerzijds het geschenk en anderzijds de gever en de ontvanger.
De Huisvrouw: weekblad voor dames (Rotterdam [Nijgh & van Ditmar] 1888-1900). Ingezien via de Gerritsen Collection of Aletta H. Jacobs (digitaal). In deze collectie zijn de jaargangen 1888 tot 1900 opgenomen. Omdat deze jaargangen ook overeen komen met mijn onderzoeksperiode heb ik ervoor gekozen deze jaargangen te onderzoeken op advertenties van geschenken. 78 Zie bijlage V: Sinterklaas- en Kerstgeschenken uit De Huisvrouw. 77
34
4. HET LEVEN VAN DE DAGBOEKSCHRIJFSTERS NADER TOEGELICHT
In dit hoofdstuk zullen we nader kennismaken met de dagboekschrijfsters, immers de dagboeken die zij hebben geschreven vormen de kern van dit onderzoek. Uit wat voor gezin kwamen ze en welke aspecten uit hun levens zijn belangrijk om hun dagboeken beter te kunnen begrijpen en te analyseren? Als eerste een korte introductie op het dagboek als bron.
4.1. Een dagboek als bron Ruim 50 jaar geleden deed de term ‘egodocument’ zijn intrede in de Nederlandse geschiedschrijving. Jacques Presser (1899-1970) wilde met deze term autobiografieën, memoires, dagboeken, reisverhalen en brieven onderscheiden van andere bronnen.79 Presser merkte op dat egodocumenten als aanvulling dienden op archivalia en andere ‘meer betrouwbare’ bronnen. Aan egodocumenten kleefde het beeld dat deze gekleurd waren door de achtergrond en mening van de schrijver of schrijfster. Dit gold ook voor dagboeken, zij het wellicht in mindere mate dan voor memoires en autobiografieën. De kritiek op de bruikbaarheid van deze bronnen in historisch onderzoek heeft veelal te maken met het feit dat de auteur de zaken rooskleuriger kan laten lijken dan de werkelijkheid. Deze redenatie kan ook op dagboeken van toepassing zijn, maar de kans op het, bewust, vervalsen van de herinnering wordt als minder groot ervaren bij dagboeken dan bij autobiografieën.80 Het inzetten van dagboeken als bron in een onderzoek brengt dus met zich mee dat er kritisch gekeken moet worden naar de bronnen. Daarbij is het van belang dat je enig inzicht hebt in het leven van de auteur van het dagboek. Wanneer je inzicht
M. van Faassen, ‘Het dagboek: een bron als alle andere?’, Theoretische geschiedenis 18 (1991) 3-17, aldaar 3. Rudolf Dekker, ‘De erfenis van Jacques Presser. Waardering en gebruik van egodocumenten in de geschiedwetenschap’, Amsterdams sociologisch tijdschrift 29 (2002) 19-37, aldaar 19. 80 Faassen, ‘Het dagboek’, 4. 79
35
hebt in het motief van de auteur ben je beter in staat om de inhoud van het dagboek in perspectief te plaatsen.81 Het gebruik van dagboeken in historisch onderzoek brengt niet alleen moeilijkheden met zich mee. Er zijn ook voordelen van het gebruik van dagboeken. Zo geven dagboeken meer inzicht in het leven van alledag van mensen. Voorheen waren geschiedverhalen vaak verhalen over de ‚grote mannen‛ en ‚grote gebeurtenissen‛. Het bestuderen van dagboeken geeft daarentegen inzicht in het leven van de ‚gewone‛ man of vrouw en niet alleen de diepte- en hoogtepunten van hun leven komen aan bod, maar ook het leven van alledag krijgt kleur. Voor een, tot op zekere hoogte, alledaags fenomeen als het geven en ontvangen van geschenken waren dagboeken dan ook dè te onderzoeken bronnen. Waar in de tijd van Presser nog zeer kritisch gekeken werd naar het gebruik van egodocumenten in historisch onderzoek is in de laatste jaren de interesse in egodocumenten flink gestegen. Arianne Baggerman en Rudolf Dekker wijzen op de vele egodocumenten die gepubliceerd worden of digitaal toegankelijk worden gemaakt.82 Tevens is de houding van historici minder sceptisch geworden ten aanzien van het gebruik van egodocumenten in hun onderzoek. Dagboeken kunnen wel degelijk een concrete en verhelderende aanvulling zijn op (kwantitatieve) gegevens
uit
andere
bronnen.83
Een
bijkomstigheid
van
de
interesse
in
egodocumenten is het verschijnen van verschillende repertoria van gedrukte en nietgedrukte egodocumenten,84 hetgeen mijn onderzoek aanzienlijk vergemakkelijkte.
Ibidem, 6. A. Baggerman en R. Dekker ‘De gevaarlijkste van alle bronnen: egodocumenten: nieuwe wegen en perspectieven’, Tijdschrift voor sociale en economische geschiedenis 1 (2004) 4 3-22, aldaar 5. 83 Baggerman en Dekker, ‘De gevaarlijkste van alle bronnen’3. 84 Een tweetal repertoria van gedrukte en niet-gedrukte egodocumenten uit de negentiende eeuw zijn mij bekend: 1) Arianne Baggerman, Rudolf Dekker, Ellen Grabowsky en Gerard Schulte Nordholt, Repertorium van in handschrift overgeleverde egodocumenten van Nederlanders uit de negentiende eeuw (niet uitgegeven; raadpleegbaar op de website http://www.egodocument.net [Onderzoeksinstituut Egodocument en Geschiedenis]). 2) Hans de Valk, Repertorium van in druk overgeleverde egodocumenten van Noord-Nederlanders uit de negentiende eeuw (niet uitgegeven; raadpleegbaar op de website http://www.inghist.nl / ‘Onderzoek, Projecten, Egodocumenten’ *Instituut voor Nederlandse Geschiedenis te Den Haag]). 81 82
36
Het belang van egodocumenten zit niet in waarheidsvinding. Baggerman en Dekker concluderen dan ook: ‘Egodocumenten geven geen antwoord op alle openstaande vragen, maar ze kunnen wel bestaande beelden aanvullen en nuanceren en, nog belangrijker, nieuwe vragen oproepen.’85 En dat is tevens wat ik hoop te bereiken met het schetsen van het geefgedrag van mensen in de negentiende eeuw aan de hand van drie dagboeken.
4.2. De dagboekschrijfsters: de dagboeken en hun positie in de samenleving Frederike van Uildriks schreef van de drie dagboekschrijfsters veruit het uitgebreidst over het geven en ontvangen van geschenken. Bijgevolg dienen de dagboeken van Louise van der Goes en Caroline Boissevain als aanvulling op, en ter verduidelijking van, de inhoud van het dagboek van Van Uildriks.
Voor de dagboeken van Van der Goes en Boissevain is gekozen omdat beide beschreven welke cadeaus ze kregen (en gaven) bij verschillende gelegenheden. Bovendien komen, met het analyseren van deze drie dagboeken, verschillende gebieden van Nederland en tijdsperiodes in de negentiende eeuw aan bod. De nadruk ligt op de late negentiende eeuw maar het dagboek van Louise Maria van der Goes brengt ons ook naar het leven in de vroege negentiende eeuw. Wat betreft de streken waaruit deze vrouwen kwamen kan ik kort zijn: Caroline Boissevain heeft haar hele leven in Amsterdam doorgebracht, Louise van der Goes is geboren in Ravenstein (Noord-Brabant) en overleden in Ubbergen (Gelderland). Daartussenin heeft ze onder andere een aantal jaar in Duitsland gewoond. Frederike van Uildriks heeft haar jeugd doorgebracht in Groningen en is daarna achtereenvolgens verhuisd naar Amsterdam, Gorredijk (Friesland) en Lochem (Gelderland). Louise werd geboren op 21 september 1810 en overleed op 48-jarige leeftijd op 17 juni 1859. Ze heeft een dagboek bijgehouden van maart 1824 tot en met september
85
Baggerman en Dekker, ‘De gevaarlijkste van alle bronnen’22.
37
1828.86 Dit oudste dagboek van de drie is, opvallend genoeg, het gemakkelijkste te lezen. Het handschrift van Louise is vrij duidelijk. Caroline Auguste Antoinette Sophie Boissevain (geb. 18 september 1868 – o. 18 april 1945) hield haar dagboek, welke in de loop der jaren van het schrijven zeer is gaan lijken op een plakboek, bij van september 1884 tot en met april 1885.87 Het is een korte periode maar ze was wel zeer uitvoerig over die tijd. Caroline Boissevain hield haar dagboek niet dagelijks bij maar toch wel zeer regelmatig (om de twee à drie dagen). Het dagboek van Louise van der Goes bestrijkt een langere periode maar zij schreef dan ook minder vaak in haar dagboek.
Universiteit van Amsterdam: bijzondere collecties, XV C 39-45, Dagboek van Louise Maria van der Goes, 27 maart 1824 – 18 september 1828. Wat betreft het geboortejaar van L.M. van der Goes is het volgende op te merken: In het Repertorium van in handschrift overgeleverde egodocumenten van Nederlanders uit de negentiende eeuw staat vermeldt dat Louise is geboren in 1811. Na het lezen van gedeeltes uit haar dagboek en het inzien van de overlijdensakte kwam ik tot de conclusie dat Louise in 1810 moet zijn geboren. Op 21 september 1826 schrijft Louise dat ze 16 jaar is geworden. Tevens staat in haar overlijdensakte dat ze is overleden is op 17-06-1859 en toen 48 jaar was. De conclusie moet dus zijn dat Louise van der Goes op 21 september 1810 is geboren. 87 Stadsarchief Amsterdam (SA), toegangsnr. 394, FA Boissevain, inv. nr. 766, Dagboek van Caroline Auguste Antoinette Sophie Boissevain, 1884 – 1885. 86
38
Pagina uit het dagboek van Louise van der Goes uit de periode maart 1826
Pagina’s uit het dagboek van Caroline Boissevain uit de periode oktober 1884
39
Van september 1877 tot en met juli 1910 hield Frederike J. van Uildriks een dagboek bij.88 Frederike is geboren op 31 mei 1854 in Groningen en overleed op 12 juli 1919 in het Sanatorium den Oldenhof in Gorssel.89 Dit dagboek bestrijkt de langste periode, maar Van Uildriks is het minst punctueel in het bijhouden van haar dagboek. Althans, als ze schreef, dan schreef ze vrij regelmatig, maar er ontbreken wel een aantal maanden of zelfs jaren tussen 1877 en 1910. Blijkbaar had Frederike niet altijd behoefte aan het schrijven in haar dagboek. Zo schreef ze bijvoorbeeld niet van september 1879 tot februari 1881 en ook in de periode van ca. 1884 tot 1891 schreef Frederike van Uildriks maar weinig in haar dagboek. In deze periode is ze naar Amsterdam verhuisd alwaar ze aan de Bijzondere Middelbare School voor meisjes ging werken.90
Onderschrift: Een deel van een bladzijde uit het dagboek van Frederike van Uildriks uit de periode juli - augustus 1896
Privébezit, Frederike J. van Uildriks, Dagboek 1877-1910. E. ter Braak, Mejuffrouw Frederike van Uildriks. Een opmerkelijke vrouw in Lochem rond 1900 (Lochem 2007) 45. 90 Van Uildriks, Dagboek 1877-1910, 23 augustus 1887. 88 89
40
Een aantal overeenkomsten tussen de vrouwen waren dus dat ze allen (vrij) regelmatig schreven in hun dagboeken en ook dat ze allen vrij jong waren begonnen met het bijhouden van een dagboek. Louise van der Goes was 14 jaar oud toen ze begon met schrijven, Caroline Boissevain 16 jaar oud en Frederike van Uildriks was met haar 23 jaar de oudste dagboekenschrijfster. Tevens kwamen de vrouwen uit welgestelde families. Hierbij moeten we één kanttekening plaatsen: De Nederlandse samenleving kunnen we in de eerste helft van de negentiende eeuw nog typeren als een standenmaatschappij. Dit veranderde in de tweede helft van de negentiende eeuw toen verschillende sociale groeperingen voor zichzelf opkwamen en er onder de verschillende groeperingen een groter bewustzijn werd gekweekt. De Nederlandse samenleving kreeg dan ook, in de tweede helft van de negentiende eeuw, de kenmerken van een klassenmaatschappij.91 Louise van der Goes is dus opgegroeid in een standensamenleving waar afkomst nog een zeer grote rol speelde. Zowel Caroline Boissevain als Frederike van Uildriks zijn opgegroeid in een maatschappij waar niet alleen je geboorte telde om je positie in de maatschappij te bepalen, maar ook je sociaal-economische positie (de mate waarin je onderwijs had genoten, je financiële positie enz.) telde mee. De mate van welgesteldheid van de families is bijvoorbeeld af te leiden uit de beroepen die men had. Hierbij moeten we vooral denken aan de mannelijke leden van de familie omdat vrouwen in die tijd veelal niet werkten. Het feit dat in de families van de dagboekschrijfsters bijna alleen maar mannen werkten zegt op zich al genoeg, want in armere gezinnen moesten vrouwen ook meewerken om brood op de plank te krijgen. Met andere woorden: alle drie de vrouwen waren zeker niet arm te noemen. Bovendien werkte één van de vrouwen, Frederike van Uildriks, wel. Van Uildriks is begonnen als lerares op verschillende Middelbare Meisjesscholen en ging in haar latere leven boeken vertalen en schrijven. En ook schreef ze stukken in tijdschriften of kranten. De reden dat Frederike van Uildriks ging werken moet niet 91
Ali de Regt, Arbeidersgezinnen en beschavingsarbeid. Ontwikkelingen in Nederland 1870-1940 (Meppel en Amsterdam 1984) 31.
41
alleen gezocht worden in armoede maar ook in de geëmancipeerde levenshouding van Frederike van Uildriks en het milieu waarin ze is opgegroeid. Tevens overleed haar vader toen Frederike van Uildriks 15 jaar oud was. Dit kan een reden geweest zijn waarom zij toch de noodzaak zag om te gaan werken. De vader van Louise van der Goes, Franc van der Goes, was eerste luitenant. Overigens was de verloofde van Louise Spandaw, een vriendin van Frederike van Uildriks, ook eerste luitenant en hij had al enige jaren in Indië gediend. 92 Deze verloofde had bij zijn terugkeer in Nederland geen geld meer, wat opvallend is wat in principe was luitenant in het leger een baan met aanzien. Luitenant was immers een officierenfunctie. Beroepen in het leger kwamen meer voor binnen de familie van der Goes. Een oudere broer van Louise, Jacob Adriaan van der Goes, was in 1838 getrouwd met een meisje wiens vader kapitein in het leger was.93 Voor zover geboorte-, huwelijks- en overlijdensakten ons dat laten zien had haar moeder, Johanna (Janna) Louise Baumann geen beroep. Andere, mannelijke, familieleden hadden veelal goede banen. Zo waren twee broers van Louise, Aert en Cornelis Mari van der Goes, burgemeesters.94 Dit duidt erop dat Louise uit een vrij welgesteld gezin kwam. Caroline Boissevain kwam zeer waarschijnlijk uit de rijkste familie van deze drie dagboekschrijfsters. De familie Boissevain kwam uit de handelselite van de stad Amsterdam. Oorspronkelijk zijn de Boissevains een patriciersfamilie die uit Frankrijk vluchtte vanwege de Protestantse geloofsovertuiging. Het waren Hugenoten. Terwijl de grondlegger van het geslacht Boissevain, Lucas Bouyssavy, rond 1700 nog steun moest vragen aan de diaconie, was een eeuw later door Daniel Boissevain (1772-
Van Uildriks, Dagboek 1877-1910, 3 september 1881. Gelders Archief (GA), toegangsnr. 0207, Burgerlijke Stand – huwelijk, inv. nr. 4663, Huwelijksakte Jacob Adriaan van der Goes en Eva Maria Adriana Francisca de Jonge, 29-12-1839. 94 GA, toegangnr 0207, Burgerlijke Stand – overlijden, inv. nr. 4637, Overlijdensakte Aert van der Goes, 11-02-1875 & GA, toegangnr. 0207, Burgerlijk Stand – overlijden, inv. nr. 2973, Overlijdensakte Cornelis Mari van der Goes, 27-12-1892. 92 93
42
1834) inmiddels een vermogen opgebouwd door handel in koloniale goederen.95 Inmiddels is de familie Boissevain zeer groot (op de website Genealogie Online staan 2.176 Boissevains geregistreerd!) en zijn zij verspreid over de hele wereld. De familie van Caroline Boissevain was zeer honkvast. Amsterdam was de stad waar Caroline Boissevain het levenslicht zag, opgroeide en zich ontwikkelde tot een welopgevoede vrouw uit de rijke bovenlaag Amsterdammers. Dat de familie welgesteld was en zich in intellectuele kringen begaf is ook wel op te merken uit de verschillende huwelijken die er werden gesloten. In 1889 trouwde Caroline Boissevain bijvoorbeeld met Gideon Stephanus de Clercq.96 Gideon de Clercq was onder andere redacteur van het Algemeen Handelsblad en algemeen secretaris van de Nederlandse Maatschappij voor Nijverheid en Handel.97 Voor Caroline was het, gezien de banen van haar man, niet noodzakelijk om te werken. Tevens was de familie De Clerq zeer bekend in Reveilkringen.98 Leden van het Reveil, welke dus per definitie protestants zijn, staan niet zozeer bekend om hun uitbundigheid. Dit kan gevolgen hebben voor de vieringen van Sinterklaas en Kerst (wellicht vierden ze kerst zonder cadeaus) en dus ook voor ons onderzoek naar het geven van geschenken. In dit opzicht is het dagboek van Caroline zeer interessant. Het gezin waaruit Frederike van Uildriks kwam behoorde niet tot de elite (van Groningen) maar behoorde tot de gegoede burgerij. Dit kunnen we onder andere opmaken uit het feit dat de vader van Frederike tot zijn dood in 1869 gemeentesecretaris van Groningen was. De welgesteldheid van het gezin Van Uildriks kunnen we niet direct opmaken uit de banen die zij hadden of uit de Voor informatie over de familie Boissevain zie: SA, toegangsnr. 394, FA Boissevain, informatie archief FA Boissevain [https://stadsarchief.amsterdam.nl / ‘archieven, archiefbank, toegansnummer 394, overzicht archief familie Boissevain en aanverwante families’ (Stadsarchief Amsterdam) 14 augustus 2009 14:51 uur & http://www.boissevain.org/NL/index.htm / (Boissevain Foundation) 14 augustus 2009 14:59 uur. 96 Het dagboek heeft ze geschreven in de periode voor haar huwelijk met Gideon de Clerq, maar het contact met de familie De Clerq en met Gideon bestond al langer. In haar dagboek noemt ze Gideon de Clerq liefkozend ‚Gie‛. 97 http://www.genealogieonline.nl / ‘stamboom Boissevain’ (Bob Coret/ Genealogie Online) 14 augustus 2009 15:11 uur. 98 M.E. Kluit, Het protestantse Réveil in Nederland en daarbuiten 1815-1865 (Amsterdam 1970). 95
43
huwelijken die er werden gesloten. Frederike is namelijk nooit getrouwd geweest. Wel heeft ze lange tijd samengeleefd en gewoond met Vitus Bruinsma, een socialist uit Friesland. Op de relatie van beide komen we later terug. Dat Frederike van Uildriks een aangenaam leven had kunnen we wel opmaken uit de uitstapjes die ze maakte. Visites, bezoekjes aan de comedie, soupers en diners waren aan de orde van de dag. Deze vormen van vrijetijdsbesteding waren typisch voor een vrouw uit de gegoede burgerij. Ook de contacten die ze had met verschillende families van enig aanzien duiden erop dat ze uit een redelijk welgesteld gezin kwam.99
In vorige alinea’s is al het één en ander genoemd over de families waaruit de dagboekschrijfsters kwamen. Maar om het geheel te verduidelijken zal ik kort beschrijven uit wat voor gezinnen de vrouwen kwamen. Hadden ze broers en zussen? Hoe lagen de verhoudingen? Het gezin als sociale eenheid speelt bij het geven van geschenken een belangrijke rol want in Nederland worden feestdagen als Sinterklaas en Kerstmis met name binnen het gezin gevierd, zo heeft Marita Mathijsen geconstateerd.100 Naast het gezin zal ik ook de drie vrouwen proberen te portretteren door typische karaktereigenschappen en belangrijke momenten uit hun leven te schetsen. Dit moet in het volgende hoofdstuk de beschrijvingen van verjaardagen en Sinterklaasfeesten vergemakkelijken.
4.3. De dagboekschrijfsters: gezinsleven Omdat er mij geen stamboom van de familie Van der Goes bekend is en omdat de beschikbaarheid van geboorte- en overlijdensakten te wensen over laat, is het voor mij enigszins inschatten hoe de gezinssituatie van Louise van der Goes er in de jaren twintig van de negentiende eeuw moet hebben uitgezien. Het gezin woonde in deze Bovenstaande is gebaseerd op het dagboek van Frederike J. van Uildriks en op het werk van Ter Braak, Mejuffrouw Frederike van Uildriks, 12-13. 100 M. Mathijsen, De gemaskerde eeuw (Amsterdam 2002) 201. Marita Mathijsen is hoogleraar aan de universiteit van Amsterdam. 99
44
tijd in Duitsland. In haar dagboek schreef Louise regelmatig over haar zusje Caroline die ze liefkozend Lientje noemde. Ook schreef ze over Willem, een broer of broertje en over haar vader. De moeder van Louise, Johanna Baumann, is waarschijnlijk overleden in 1821101, zo valt op te maken uit het dagboek van Louise. Er was regelmatig een vrouw in huize Van der Goes aanwezig. Trui paste af en toe op de kinderen en nam ze mee naar school of maakte andere uitstapjes met ze. Ook schreef Louise dat Trui de kamers veegde. Waarschijnlijk vervulde Trui de functie van huishoudster in het gezin, al woonde ze niet bij de familie Van der Goes. De gevonden akten laten mij zien dat er meer kinderen moeten zijn geweest. 102 Uit het huwelijk van Franc van der Goes en Johanna Baumann zijn tenminste nog twee kinderen voortgekomen: Aert van der Goes (1803/ 1804 – 10 februari 1875) en Cornelis Mari van der Goes (1805 – 26 december 1892). Aert en Cornelis (Louise noemde Cornelis in haar dagboek Cees) woonden niet bij het gezin in Duitsland. Ze woonden in Nederland maar kwamen een enkele keer, bijvoorbeeld met Kerst, over.103 Sinterklaas en Kerstmis werden in dit gezin niet uitgebreid gevierd maar de vader van Louise wist zijn kinderen toch altijd weer te verassen met een presentje. Het gezin Van der Goes, met alleen een man aan het roer, zal toch opvallend zijn geweest voor de vroege negentiende eeuw. In de eeuwen voor de negentiende eeuw had een gezin nog enigszins een losse samenstelling. Maar in de negentiende eeuw werd het gezin belangrijker. Het gezin ging staan voor ‘harmonie, geluk en godszegen.’104 Zoals gewoon was voor de tijd waarin de familie Van der Goes leefde, was de familie Van der Goes veel bezig met het geloof. De kinderen gingen bijvoorbeeld regelmatig De website http://www.genealogy.henny-savenije.pe.kr/index.htm / ‘database, zoeken op baumann’ (particuliere website van Henny Savenije 2003) 12 augustus 17:40 uur; laat zien dat Jeanne (Johanna?) Louise Baumann overleden is op 3 april 1821 te Ravenstein. Helaas is de overlijdensakte onvindbaar en kan ik de datum van overlijden niet met zekerheid vaststellen. Wellicht heeft dit te maken met het feit dat in 1811 de burgerlijke stand in Nederland werd ingevoerd. Dit betekent in ieder geval dat het leven van Johanna Baumann niet vastgelegd is in een geboorte- en huwelijksakte. 102 GA, toegangnr 0207, Burgerlijke Stand – geboorte-, huwelijks- en overlijdensakten, inventarisnummers: 2973, 2975, 4637, 4663. 103 Van der Goes, Dagboek 1824 – 1828, 22 december 1824 en 24 december 1826 104 Mathijsen, De gemaskerde eeuw, 205. 101
45
naar catechisatie.105 Louise van der Goes werd niet oud. Ze overleed, ongetrouwd en kinderloos, op 48-jarige leeftijd.
Caroline Boissevain kwam daarentegen uit een heel ander gezin.106 Haar vader, Gideon Maria Boissevain (15 juli 1837 – 19 november 1925) was vooraanstaand
lid
van
vele
financiële
en
economische instellingen in en rond Amsterdam. Daarnaast was hij luitenant der schutterij. (Een gewapende burgerwacht die zorgde voor rust en orde in de stad.)
De vader van Caroline Boissevain
Op 27 april 1860 trouwde Gideon Boissevain met Louise Caroline toe Laer (10 juli 1837 – 28 december 1915). Zij kregen vijf kinderen, vier jongens en één meisje, waarvan Caroline de op één na oudste was. Uit haar dagboek blijkt dat Caroline een ambivalente houding had ten opzichte van haar broers. Aan de ene kant was ze dol op hen, maar ze was niet altijd even aardig voor haar broers. Op haar zestiende verjaardag besloot ze dan ook om ‘een lieve zuster te worden die heel vriendelijk is tegen haar lieve broers’.107
Van der Goes, Dagboek 1824 – 1828, 26 juni 1826. De informatie over Caroline Boissevain komt, tenzij anders vermeld, van de website http://www.genealogieonline.nl / ‘stamboom Boissevain’ (Bob Coret/ GealogieOnline) 14 augustus 2009 15:11 uur. De stamboon van de familie Boissevain wordt door de familie zelf bijgehouden. 107 Boissevain, Dagboek 1884 – 1885, 29 september 1884. 105 106
46
Caroline Boissevain had haar vizier in 1884 al op haar latere man Gideon de Clercq gericht. In dit dagboek is het amusant om te lezen hoe de liefdesrelatie tussen de twee zich ontwikkelde. Er werd volop geflirt en Caroline schroomde niet om dit op te schrijven: ‘*<+ ’s Middags zeide Gie ook dat ik een open boek ben, waar iedereen in kan lezen. *<+’.108 Ook Caroline bleef, net zoals Louise van der Goes, kinderloos. Helaas kunnen we niet achterhalen of de vrouwen bewust kinderloos zijn gebleven, maar het was niet de keuze die de meeste vrouwen in de negentiende eeuw maakten. Dat Caroline kinderloos is gebleven en wellicht bewust voor een leven zonder kinderen heeft gekozen, past beter in het tijdsbeeld dan dat Louise van der Goes dit, bewust, zou hebben gedaan. Immers in de tweede helft van de negentiende eeuw veranderde de positie van vrouwen doordat zij meer voor zichzelf opkwamen. Vrouwen gingen studeren, Aletta Jacobs was hierin het voorbeeld voor velen.109 We zullen zien dat Frederike van Uildriks, veel meer nog dan Caroline Boissevain, zich als ‚vrije‛ vrouw is gaan opstellen. Of dit gevolgen had voor het geven van geschenken is nog te bezien. In het volgende hoofdstuk gaan ik hier dieper op in.
We hebben het al even gehad over Frederike van Uildriks. Ze was een geëmancipeerde vrouw die opgroeide in het progressieve Groningen. Hierin verschilde ze van Caroline Boissevain en Louise van der Goes. Frederike van Uildriks woonde vanaf haar 15e jaar alleen met haar moeder, Sara Maria van de Moer, en haar twee zussen, Annie en Gonne, in Groningen. Een derde zus was al heel jong overleden. De zussen Annie en Gonne komen veel voor in haar dagboek. Ook nog toen Frederike van Uildriks er in 1891 voor koos om samen te gaan wonen met de getrouwde Vitus Bruinsma (1850-1916). Dit ‘vrije huwelijk’ heeft tot de dood van Bruinsma in 1916 stand gehouden. Frederike van Uildriks heeft sinds het moment dat ze is gaan samenwonen met Bruinsma in Gorredijk geen contact meer 108 109
Ibidem, 22 december 1884. Mathijsen, De gemaskerde eeuw, 209.
47
gehad met haar moeder, maar het contact met haar zussen bleef, al verliep dit soms moeizaam. Frederike van Uildriks was zoals gezegd onderwijzeres en in haar latere leven schrijfster en publiciste. Ze schreef voor vele kranten, dagbladen en ook schreef ze boeken. Dit heeft zeer waarschijnlijk alles te maken met het feit dat ze een geëmancipeerde vrouw was die bijvoorbeeld graag verder had geleerd maar hiervoor de kans niet kreeg.110 Tevens moesten Vitus Bruinsma en Frederike van Uildriks schrijven om de kost te verdienen. Naast het werken bestond haar leven in Groningen uit sociale activiteiten. Ze had een grote kennissenkring. Dit veranderde in Gorredijk, en in Lochem raakten Vitus Bruinsma en Frederike van Uildriks zelfs tamelijk geïsoleerd. Het sociale leven heeft Frederike van Uildriks, noodgedwongen, vaarwel gezegd. In Lochem ontplooide Frederike van Uildriks verscheidene hobby’s: fietsen, zwemmen en roeien deed ze dagelijks. Tevens had ze een grote interesse voor de natuur zo blijkt uit haar dagboek en uit haar verschillende publicaties. Ook ging Frederike van Uildriks, tijdelijk, reformkleding dragen. Deze kleding zat losjes om de vrouw heen en was een tegenhanger van het korset. Vrouwen die dit droegen lieten daarmee zien dat ze het niet eens waren met het heersende mode-ideaal van strakke bovenlijfjes. Ook hierin kwam dus weer het geëmancipeerde karakter van Frederike van Uildriks naar voren.111 Wat betreft het opnoemen en beschrijven van geschenken in haar dagboek was Frederike vaak zeer uitgebreid. Alleen Kerst werd in de familie Van Uildriks niet gevierd met cadeaus. Hierbij moet ik opmerken dat dit in Nederland lange tijd niet gebruikelijk is geweest. Desalniettemin vierde de familie Van der Goes Kerstmis wel met cadeautjes, zij het dat het om kleinigheden ging. Daarover meer in hoofdstuk vijf. De familie Van Uildriks ging met Kerstmis naar de remonstrantse kerk en op
Ter Braak, Mejuffrouw Frederike van Uildriks, 16. Bovenstaande informatie over Frederike J. van Uildriks komt uit: L. Bosch, ‘Frederike van Uildriks (1854-1919). Een gezonde geest in een gezond lichaam’, Fryslân 9 (2003) 4 23-27; M., Bosch en E. ter Braak, ‘BRON: Dagboek van een ‘vrij huwelijk’. Frederica van Uildriks en Vitus Bruinsma’, Jaarboek voor Vrouwengeschiedenis (1998) 117-140; Ter Braak, Mejuffrouw Frederike van Uildriks.
110 111
48
visite.112 Bij verjaardagen en Sinterklaas heeft Frederike uitgebreid beschreven wat ze kreeg en in sommige gevallen ook wat ze gaf. Bijlage IV bevat een schema van de cadeaus die er met verschillende Sinterklaasfeesten werden uitgewisseld door Frederike van Uildriks en haar familie en vrienden. Zoals gezegd raakt Frederike van Uildriks door haar onconventionele levenswijze steeds meer geïsoleerd. De lange opsommingen van cadeaus treffen we aan in de eerste helft van haar dagboek, als ze nog in Groningen woont. Later worden de beschrijvingen korter. Maar daarop, en op de cadeaus in de dagboeken van Lousie en Caroline, kom ik in het volgende hoofdstuk terug.
112
Van Uildriks, Dagboek 1877-1910, 25 december 1877.
49
5. GESCHENKEN: VAN CHOCOLADE TOT TOILETKUSSENS
In dit hoofdstuk zal ik uiteenzetten welke cadeaus de dagboekschrijfsters kregen en gaven bij verschillende gelegenheden zoals: Sinterklaas, Kerst en verjaardagen. Bij mijn analyse zal ik voortborduren op de kennis die we hebben opgedaan in de vorige hoofdstukken. Wat zeggen de cadeaus over de relatie tussen gever en ontvanger? Worden er geschenken van ongeveer dezelfde waarde ‚terug gegeven‛? Zijn verschijnselen als machtssituaties en drang naar prestige te herkennen in de cadeaus die Caroline Boissevain, Frederike van Uildriks en Louise van der Goes gaven en ontvingen? Zien we verschillen in de cadeaus die de vrouwen kregen? Kunnen we daar misschien de opkomst van de consumptiemaatschappij in herkennen of juist niet? En in welke mate speelt de afkomst, de achtergrond, van de vrouwen een rol? Kortom alle informatie uit de afgelopen hoofdstukken zal in dit hoofdstuk tot één geheel worden gebracht. Te beginnen met de viering van het Sinterklaasfeest.
5.1. Sinterklaasgeschenken Uit het dagboek van Caroline Boissevain: ‘Met St Nikolaas hadden wij dol veel plezier, de drie jongens waren bij ons, en tante [?] en oom Frederik kwamen ook nog een tijdje. Hoewel ’t een kleine St Nikolaas verbeeld, kregen wij toch hele veel *<+’113
Uit het dagboek van Louise van der Goes: ‘Wij zijn weder zoo als gewoonlijk om negen uur naar de school gegaan morgen is het St Niklaas maar dat is hier [in Duitsland] niets, dat is in Ravenstein veel mooier ten minste was er verleden jaar bijna niets te zien. Dat komt ook omdat de meeste menschen alhier [in Duitsland] Kersmis in plaats van St Niklaas vieren, dat is in Holland nu in het geheel geen gebruik.’114
113 114
Boissevain, Dagboek 1884 – 1885, 22 december 1884. Van der Goes, Dagboek 1824 – 1828, 5 december 1825.
50
Uit het dagboek van Frederike van Uildriks: ‘Vrijdag 6 dec en gisteren 5 Dec hadden wij St Nicolaas bij ons opgewondender en drukker dan ooit. Wat ik gaf en ontving wil ik alleen even opschrijven ter herinnering; Annie en Gon werden nog meer bedacht. Annie o.a. ook door v. Royen, die haar erg aardig schijnt te vinden en ook nog kwam 's avonds evenals Louis. *<+ De avond werd op geluisterd door allerlei grapjes en heel veel versjes van Gonne.'115
Het Sinterklaasfeest werd in de families Boissevain, Van der Goes en Van Uildriks op vrolijke wijze gevierd. In het ene gezin werd het wat uitgebreider en grootser gevierd dan in het andere. Louise van der Goes gaf daarvoor de reden dat het gezin inmiddels in Duitsland verbleef. Daar was het niet de gewoonte om Sinterklaas te vieren en dus werd er in het sociale leven en ook op school minder aandacht aan besteed. Maar gezien de jonge leeftijd van Louise van der Goes en haar broer(tje) en zusje sloeg Sinterklaas hun deur niet zomaar over. Caroline Boissevain schreef in haar dagboek dat het een kleine Sint Nicolaas betrof maar dat ze wel heel veel cadeaus kreeg. Wellicht vierde de familie Boissevain het Sinterklaasfeest met het gezin en niet in familie-/ vriendenkring zoals het geval was bij de andere vrouwen. Caroline Boissevain kwam uit een gezin met vier boers waarvan de jongste twee, een tweeling, ten tijde van Sinterklaas 1884 tien jaar oud waren. Ze hadden dus wel degelijk de leeftijd om Sinterklaas te vieren. Wellicht heeft het vieren van Sinterklaas op niet al te grootse wijze te maken met de welstand van het gezin Boissevain. Aan het einde van de negentiende eeuw kregen welgestelde burgers steeds meer het besef dat het Sinterklaasfeest niet was weggelegd voor arme kinderen. Dit kwam onder andere tot uitdrukking in nieuwe Sinterklaasversjes en er werden verenigingen opgericht die zich bezig gingen houden met Sinterklaasfeesten voor de minder
115
Van Uildriks, Dagboek 1877 – 1910, 6 december 1878.
51
bedeelden.116 Mogelijkerwijs heeft deze maatschappelijke tendens invloed gehad op het vieren van Sinterklaas in de familie Boissevain. Frederike daarentegen vierde het Sinterklaasfeest groots. Zoals ze zelf schreef was het op 5 december 1878 ‘opgewondener en drukker’ dan ooit in huize Uildriks. Ze vierden Sinterklaas niet alleen met het gezin maar ook met familieleden, vrienden en kennissen. Dit is typerend voor het drukke sociale leven van Frederike en haar zussen en ook voor de wijze waarop Sinterklaas gevierd werd in de negentiende eeuw.117
Het Sinterklaasfeest zoals Caroline, Frederike, Louise en hun familie dat vierden was lange tijd aan veranderingen onderhevig geweest. Mirjam van Leer heeft onderzoek gedaan naar het Sinterklaasfeest door de eeuwen heen. Zij kwam tot de conclusie dat de veranderingen rondom het Sinterklaasfeest te maken hadden met de veranderende verhoudingen tussen mensen door de eeuwen heen.118 Door de industrialisatie waren mensen meer afhankelijk van elkaar geworden. De gevolgen hiervan voor het geven hebben we al waargenomen in hoofdstuk één, in de paragraaf geven door de eeuwen heen. Ook zijn volgens Van Leer de groepen mensen die het Sinterklaasfeest vierden van samenstelling veranderd. Waar in de Middeleeuwen het Sinterklaasfeest echt een wintervolksfeest was dat op straat gevierd werd, werd het Sinterklaasfeest in de achttiende en negentiende eeuw steeds meer een familiefeest, al bleven mensen elkaar ook buiten de huiselijke kring geschenken geven.119 Tevens is het doel van het Sinterklaasfeest veranderd. In de Middeleeuwen was het een feest waarbij ouders vermomde mensen met zwarte gezichten in huis haalden, om zo hun kinderen angst aan te jagen zodat ze dichtbij
Van Leer, Geven rond Sinterklaas, 69. Zie verderop in deze paragraaf. 118 M. van Leer, ‘Wederkerigheid in een surprise. Sinterklaasgeschenken vanuit historisch-sociologisch perspectief’ in: Aafke E. Komter ed., Het geschenk. Over de verschillende betekenissen van geven (Amsterdam 1997) 74-88, aldaar 74. 119 Van Leer, ‘Wederkerigheid in een surprise’, 82. 116 117
52
hun ouders bleven.120 Dit veranderde volgens Van Leer aan het einde van de achttiende en aan het begin van de negentiende eeuw. De nadruk van het geven bij Sinterklaas kwam te liggen op de wederkerigheid en op het opvoeden van kinderen.121 Dit was het resultaat van het beschavingsoffensief in de achttiende en negentiende eeuw. Een goede opvoeding van de kinderen werd steeds belangrijker en onder invloed van dit ideaal veranderde ook het Sinterklaasfeest.122 Sinterklaas werd 'eerbiedwaardig, rechtvaardig, vermanend en belonend'.123
Van de drie vrouwen was Frederike van Uildriks het uitgebreidst over de geschenken die zij ontving tijdens de verschillende vieringen van Sinterklaas. Als we kijken naar het schema in bijlage IV valt op dat het Sinterklaasfeest in 1878 bij de familie Van Uildriks 'eerlijk' verloopt. De wederkerigheid is redelijk in balans wat betreft het geven van cadeaus. In termen van Nanda en Warms: er heerste binnen het gezin en de kennissenkring van Frederike van Uildriks een evenwichtige reciprociteit. Er werden over het algemeen cadeaus van dezelfde waarde 'geruild'. Zo kreeg Frederike van Uildriks van meneer en mevrouw Mosselmans het boek De Kinderen der Zee en een haarspeldkussen. De familie Mosselmans kreeg daarvoor een bundel terug en een opschrijfboekje met gekonfijte vruchten.124 De waarde van de cadeaus komt redelijk overeen. De cadeaus die over en weer gaan tussen de familie Mosselsmans en Frederike van Uildriks lijken van grotere waarde dan bijvoorbeeld de cadeaus die over en weer gaan tussen Betsy van Milligen en Frederike van Uildriks. Van Betsy van Milligen kreeg Frederike een vouwbeen. Dit is een plat, dun en mesachtig werktuig van been of hoorn dat werd gebruikt om papier te vouwen of te snijden. Het werd tevens gebruikt om brieven netjes dicht te vouwen en Ibidem, 76. Van Leer, Geven rond Sinterklaas, 66. 122 D. Damsma, Het Hollandse huisgezin. 1560-heden (Utrecht en Antwerpen 1993) 124. 123 Van Leer, ‘Wederkerigheid in een surprise’, 78. 124 Van Uildriks, Dagboek 1877 – 1910, 6 december 1878. Meneer en mevrouw Mosselmans waren vrienden van de familie Van Uildriks. Boudewijn Cornelis Jacobus Mosselmans (1831-1911) was predikant van de Remonstrantse gemeente te Groningen. Frederike van Uildriks bezocht zijn preken met regelmaat. 120 121
53
enveloppen te openen.125 Dit vouwbeen kon, gezien de tekst in het dagboek, ook open omdat er een potlood, pen en liniaal in zat. Het vouwbeen fungeerde dus als een soort etui. Frederike gaf aan Betsy van Milligen een zak voor vuile krijgen Beide cadeaus zijn zeer praktisch en daardoor minder persoonlijk. De emotionele waarde van deze cadeaus zal zeer waarschijnlijk van mindere waarde zijn in vergelijking met de cadeaus van de familie Mosselmans. Verder valt op aan het schema dat de evenwichtigheid in het geven en ontvangen soms ook ontbreekt. Zo lijkt het alsof Frederike in 1877 geen geschenken heeft gegeven aan haar moeder en zussen maar wel geschenken heeft ontvangen van hen. Ook in 1881 kreeg Frederike van Uildriks van een aantal personen wel een geschenk maar ze gaf deze personen niets terug voor zover wij uit het dagboek kunnen opmaken. Hier moeten we de waarde van het dagboek als bron in ogenschouw nemen. De auteur bepaald wat hij of zij wil opschrijven en kennelijk vond Frederike van Uildriks het niet de moeite waard om deze geschenken te vermelden in haar dagboek. Of er is daadwerkelijk niets gegeven maar die lijkt niet voor de hand liggend gezien de relatie die Frederike op dat moment met haar moeder en zussen had. Over het algemeen genomen was er dus een redelijke mate van evenwicht in de cadeaus die met Sinterklaas werden gegeven en ontvangen bij de familie Van Uildriks. Sociologen zouden hieruit kunnen concluderen dat de sociale relaties tussen de leden van het gezin Van Uildriks en hun vriendenkring in balans was. Desalniettemin zouden Frederike en bijvoorbeeld haar zussen, Annie en Gonne, elkaar ook iets kunnen geven wat qua waarde niet overeenkomt zonder deze familieband te schaden. Dit heeft te maken met de korte familielijn. Nanda en Warms kenmerken dit als de generaliserende reciprociteit, zoals we hebben kunnen
De betekenissen van woorden heb ik, tenzij anders vermeld, opgezocht in: het Oudnederlands Woordenboek (ONW), het Vroeg Middelnederlands Woordenboek (VMNW) of het Woordenboek der Nederlandse Taal. Zie: http://gtb.inl.nl (Instituut voor Nederlandse Lexicologie [INL]).
125
54
waarnemen in hoofdstuk twee. Dit komt vooralsnog niet naar voren in het geven van Sinterklaasgeschenken in de familie Van Uildriks. In 1881 zijn er minder cadeaus gegeven en ontvangen zo kunnen we opmaken uit het schema. Het is enigszins onduidelijk wie welke cadeaus dit jaar heeft ontvangen en in hoeverre Frederike plezier beleefde aan Sinterklaas. Ze schreef bijvoorbeeld: ‘Ik had al mijn St Nicolaas-krachten over huis uitgestort, niets daarbuiten dan een zak voor laarzen op reis aan Hendrine. *<+ ’t Vorig jaar had ik allen op school wat gegeven, dat was mij toen te hoog geloopen. Er kwam veel en ’t was een prettige avond; *<+ Buitengewoon interessants werd niet ontvangen hier; anders dat toen v Royen nog zich aan Annie wijdde [...]'126
Het Sinterklaasfeest kon in 1881 minder spectaculair zijn verlopen in Huize Uildriks dan in andere jaren. Evenwel kan het zo zijn geweest dat Frederike op de dag dat ze in haar dagboek schreef niet goed gehumeurd was waardoor ze, al dan niet met opzet, geschenken heeft achtergelaten of het Sinterklaasfeest minder gezellig heeft voorgedaan. Immers een dagboek lees je altijd door de bril van de auteur. Maar wellicht zou de ietwat trieste toon van Frederike van Uildriks op deze plaats in het dagboek te maken kunnen hebben met het feit dat er weinig cadeaus van buiten het gezin werden ontvangen. Zo kreeg Frederike bijvoorbeeld geen cadeaus van de familie Mosselmans en zoals uit het schema valt op te maken waren er ook nog een aantal andere personen die in het verleden wel een cadeau hadden gegeven en die nu niets gaven. (Tevens gaf Frederike ook geen cadeau aan deze personen.) Kennelijk waren cadeaus ‘van buiten’ interessanter. Frederike schreef dat toen Van Roijen, Isaac van Roijen, er nog was het Sinterklaasfeest ‚interessanter‛ was. Van Roijen had een oogje op Annie, de zus van Frederike. In 1878 schreef Frederike in haar dagboek ‘Annie en Gon werden nog meer bedacht. Annie o.a. ook door van Roijen, die haar erg aardig schijnt te vinden en ook nog kwam ’s avonds evenals
126
Van Uildriks, Dagboek 1877 – 1910, 5 december 1881.
55
Louis’.127 Wellicht vierde Frederike van Uildriks het Sinterklaasfeest liever met zowel familie als vrienden en kennisen. Als we naar de geschenken op zichzelf kijken zien we cadeaus die ons niet veel zeggen of waar we geen voorstelling bij hebben. Zo hebben we het vouwbeen al voorbij zien komen maar ook een werkdoosje is een veel gegeven en ontvangen cadeau in de negentiende eeuw. In dit werkdoosje, ook wel werkmandje genoemd, zat over het algemeen naaigerei of borduurwerk. Op zichzelf was dit niet een heel bijzonder geschenk, tenzij het werkmandje zelf gemaakt was. Zelfgemaakte cadeaus vertegenwoordigen vaak een grotere emotionele waarde dan niet zelfgemaakte cadeaus omdat deze met precisie, liefde en tijd zijn bereid (zie hoofdstuk twee; het geven in de sociologie). Zelfgemaakte geschenken waren in de negentiende eeuw vaak borduursels en naaiwerkjes want dit waren typische bezigheden voor vrouwen uit die tijd. Het bestaan van het negentiende-eeuwse handwerktijdschrift, Penélopé, welke nu nog steeds bekend staat als het eerste succesvolle Nederlandse vrouwentijdschrift, bewijst dit nog maar eens.128 Dit tijdschrift werd uitgegeven tussen 1821 en 1835 en bestond voor een derde uit instructies voor verschillende handwerktechnieken en voor twee derde uit lectuur over bijvoorbeeld de opvoeding van meisjes.129 Een voorbeeld van een werkmandje uit het blad Penélopé is op de volgende pagina afgebeeld. Ook in het weekblad De Huisvrouw, die verscheen in de negentiende eeuw, stonden vele advertenties die vrouwen aan het borduren moesten krijgen. In de editie van 25 november 1899 vinden we zelfs al een reclame van een heuse naaimachine. De ‘Echte Singer Naaimachine’ staat aangekondigd als een ‘prachtig St. Nicolaas cadeau. Reeds meer dan 15 millioen vervaardigd en verkocht –
Van Uildriks, Dagboek 1877 – 1910, 6 december 1878. A.B. Meerten-Schilperoort, Penélopé, of maandwerk aan het vrouwelijk geslacht toegewijd. Bevattende, de beschrijving en afbeelding van allerhande soorten van vrouwelijke handwerken, benevens eenige lektuur over onderwerpen uit den vrouwelijken kring (dl.2; Amsterdam 1822). Zie voor meer informatie: Lotte Jensen, Bij uitsluiting voor de vrouwelijke sekse geschikt. Vrouwentijdschriften en journalistes in Nederland in de acttiende en negentiende eeuw (Hilversum 2001) 85. 129 Jensen, Bij uitsluiting voor de vrouwelijke sekse geschikt, 88. 127 128
56
Meer dan 400 hoogste onderscheidingen. – Onderricht gratis ook in het moderne borduren. –’130
Onderschrift: Model voor een werkmandje, met zijde, lint en krip [= fijne uit wol of zijde los geweven stof die door koken in water een eigenaardig uiterlijk krijgt] geborduurd, en door een glas bedekt.
Louise van der Goes ontving met Sinterklaas andere cadeaus. Op 6 december 1825 schreef Louise: ‘Van de morgen zijn wij weder op onze gewoonlijke tijd naar de school gegaan en toen wij thuis kwamen vonden wij voor Willem Caroline en mij ieder een partje zeer lekker suikergoed liggen, wij waren te meer verrast daar wij toch dachten niets meer te krijgen op St. Nikolaas, nadat wij gegeten hadden hebben wij het lekkers weggelegd, *<+’131
‘Advertenties’, De Huisvrouw: weekblad voor dames 30 (Rotterdam [Nijgh & van Ditmar] 25 november 1899) 14. [Digitaal te raadplegen via de Gerritsen collectie of Aletta H. Jacobs.] 131 Van der Goes, Dagboek 1824 – 1828, 5 december 1825. 130
57
Dit was het enige jaar dat Louise heeft beschreven wat ze met Sinterklaas kreeg. De andere jaren besteedde de familie zoals gezegd geen aandacht aan Sinterklaas omdat dit in Duitsland, waar men woonde, niet de traditie was. Kerstmis werd wel gevierd, zij het niet uitgebreid, maar het paste waarschijnlijk beter bij hun leven in Duitsland.
Caroline Boissevain heeft maar één jaar haar dagboek bijgehouden dus er is maar één jaar, te weten het jaar 1884, waarin ze met haar familie Sinterklaas vierde. Dit hoofdstuk opent met een citaat van Caroline over dit Sinterklaasfeest in 1884. Het was gezellig, ze hadden veel plezier, maar ze hielden het klein. Wel kreeg Caroline heel veel geschenken zo schreef ze, maar daarvan noemt ze er maar een aantal op: ‘6 boeken en een beelderig tegel’, een tegeltje met daarop een afbeelding of een spreuk. Caroline schreef over deze cadeaus dat haar kamer er nu nog gezelliger op was geworden. Ook dit zijn vrij karakteristieke geschenken voor de negentiende eeuw. In het weekblad De Huisvrouw worden ook regelmatig boeken aangeprezen in de advertenties. Voorbeelden van advertenties uit het weekblad heb ik opgenomen in bijlage V. Zeker voor de welgestelde vrouw was het lezen van boeken een must.
Bij het Sinterklaasfeest van 1878 in huize Van Uildriks werden een paar in het oog springende geschenken gegeven. Een horlogestander is misschien nog wel het meest opzienbarend. Frederike kreeg die van Jeannet Uniken.132. Een horlogestander gebruikte men om het horloge op te zetten zodat deze als klok kon fungeren. Ook werd een horlogestander gebruikt om het horloge 's nachts op te leggen. Louise van der Goes kreeg op haar zeventiende verjaardag een ‘horlogiehaak’.133 Het principe van een horlogehaak en een horlogestandaard was hetzelfde. Je kon er je horloge, tijdelijk, aan ophangen. Louise kreeg deze van haar zusje Caroline.
De familie Uniken zijn vrienden van de familie Van Uildriks. Regelmatig kwam Frederike van Uildriks er op visite. Zie: Van Uildriks, Dagboek 1877 – 1910, 1 mei 1878. Jeannet is een dochter en waarschijnlijk van ongeveer dezelfde leeftijd als Frederike. 133 Van der Goes, Dagboek 1824 – 1828, 21 september 1827. 132
58
Een ander opvallend geschenk is het boek dat Frederike kreeg van meneer Mosselmans. Afgaande op de tekst in haar dagboek was ze hier erg blij mee.134 Opvallend is dat meneer en mevrouw Mosselmans apart cadeaus gaven aan Frederike in 1877 en 1878. De familie Van Uildriks had een bijzondere band met de familie Mosselmans en andersom gold hetzelfde. Zeer waarschijnlijk was de band zo speciaal dat meneer en mevrouw Mosselmans, Frederike separaat cadeaus gaven. Wellicht is de rol van meneer Mosselmans in het leven van Frederike van Uildriks nog specialer. Frederike had haar vader al jong verloren en wellicht vervulde meneer Mosselmans de rol van voogd. Tevens was Meneer Mosselmans één van de weinige Groningers waar Frederike nog contact mee onderhield na haar vertrek uit Groningen.135 Over het algemeen waren de cadeaus van het echtpaar Mosselmans van waarde. Een dahlia barometer, garnituur van kant, een roze haarspeldkussen en het boek De kinderen der zee (1861) van Jozef Israëls en Nicolaas Beets, waren allemaal geschenken van enige waarde. Een boek is een heel persoonlijk cadeau omdat je moet weten van welke thema’s degene, aan wie je het boek geeft, houdt. Bovenstaande cadeaus van de familie Mosselmans waren geen geschenken die ook vaak door anderen gegeven werden. Dit symboliseert nog maar weer eens de hechte band die er was tussen Frederike van Uildriks en meneer en mevrouw Mosselmans. Enkele cadeaus lijken vaker te worden gegeven. Zo gaf en kreeg Gonne, de zus van Frederike, vaak chocola. Chocolade is tegen het einde van de negentiende eeuw een product dat voor een steeds grotere groep mensen verkrijgbaar werd. Dit had te maken met de opkomst van de consumptiemaatschappij en het welvarender worden van de burgers in Nederland, zo hebben we geconstateerd in hoofdstuk één. Afgaande op Marlou Schrover in haar werk, Het vette, het zoete en het wederzijdse profijt. Arbeidsverhoudingen in de margarine-industrie en in de cacao- en chocolade-industrie in Nederland 1870-1960, bracht producent Kwatta pas in 1891 de eerste chocoladereep 134 135
Van Uildriks, Dagboek 1877 – 1910, 6 december 1878. Ibidem, 8 mei 1906 en 5 maart 1909.
59
op de markt.136 Frederike kreeg al tientallen jaren eerder chocola op haar verjaardag maar dit kan ook cacao zijn geweest. Want cacao was al veel langer te verkrijgen. Echter, ik wil de opmerking van Schrover in twijfel trekken, omdat in het weekblad de Huisvrouw in 1888 al vele advertenties stonden van de te verkrijgen soorten chocolade: dessert-, fantasie-, tablet- en poederchocolade.137 Een laatste opmerking over het geven en krijgen van zoetigheden wil ik plaatsen over de personen die het geven en krijgen. Dit betrof vaak familie uit de eerste lijn, ouders of broers en zussen. Louise van der Goes kreeg ‘lekker suikergoed’ van haar vader en Frederike en Gonne gaven elkaar regelmatig chocolade. In 1901 schreef Frederike nog in haar dagboek dat ze van Gonne en Annie lekkers, marsepein en vruchten, kreeg voor Sint Nicolaas. Dit is één van de spaarzame momenten dat Frederike in de tweede helft van haar dagboek aandacht besteedde aan Sinterklaas. Want nadat ze uit Groningen was vertrokken vierde ze dit feest niet meer of, in ieder geval niet meer zo groots als in Groningen gebeurde. Ik kan niet precies duiden waarom met name naaste familieleden elkaar zoetigheden gaven maar wellicht was het geven van suikergoed niet gepast voor verdere familieleden, vrienden en kennisen. Want ik krijg het vermoeden dat zoetigheden voor deze welgestelde families betaalbaar waren omdat het soms naast een ander cadeau gegeven werd. Frederike gaf aan Louise Spandaw bijvoorbeeld een kalender en chocolade in 1877.138 Er zijn nog twee geschenken die Frederike heeft gekregen en die in het dagboek van Frederike vaker werden gegeven of ontvangen. Ook deze zijn dus niet opzienbarend te noemen en daarom is het lastig om er (specifieke) gevolgen voor de relatie tussen gever en ontvanger aan te verbinden. De twee geschenken betreffen lint en eau de cologne. Lint behoorde tot het naaigerei om bijvoorbeeld mandjes mee te decoreren, maar lint werd ook gebruikt in het haar of op kleding. Eau de cologne werd in de eerste plaats regelmatig als cadeau gegeven zoals we kunnen lezen in het Schrover, Het vette, het zoete, 180-181. ‘Advertenties’, De Huisvrouw: weekblad voor dames 17 (Rotterdam [Nijgh & van Ditmar] 28 januari 1888) 14. 138 Van Uildriks, Dagboek 1877 – 1910, 12 december 1877. 136 137
60
dagboek van Frederike. De vele advertenties voor eau de cologne in het weekblad De Huisvrouw bevestigen dit. Verschillende producenten van eau de cologne adverteerden in dit blad, bijvoorbeeld: the Crown perfumery Co.’s, Eau de cologneMagazijn ‚Floralia‛en Eau de cologne fabriek Maison Neuve te Delft. Eau de cologne was geen goedkoop product. Een kistje van zes flacons kostte tussen de tweeënhalf en zes gulden. Een heel bedrag voor die tijd!
Afsluitend wil ik nog aanstippen dat de (hechte?) vriendschap tussen Louise Spandaw en Frederike van Uildriks niet terug te zien is aan de cadeaus die zij elkaar gaven. Bij de Sinterklaasvieringen van 1877 en 1878 heeft Frederike niet opgeschreven wat ze van Louise Spandaw had gekregen. Dat wil niet zeggen dat Frederike geen geschenk van Louise had gekregen. Maar omdat Frederike vrij secuur was in het bespreken van de cadeaus die ze had gekregen en ook die ze had weggeven, zou het ook kunnen zijn dat Frederike daadwerkelijk geen cadeaus van Louise Spandaw heeft ontvangen in 1877 en 1878. Afgaande op de informatie uit het dagboek lijkt de wederkerigheid tussen beide verstoord. Frederike gaf op 6 december 1878 een reden waarom ze al die geschenken steeds weer noteerde: ‘*<+ Wat ik gaf en ontving wil ik alleen even opschrijven ter herinnering; Annie en Gon werden nog meer bedacht. *<+’139
Opmakend uit dit citaat hechtte Frederike waarde aan de geschenken die ze kreeg en wilde ze ook onthouden van wie ze wat had gekregen. Misschien zat daar onbewust wel een diepere bedoeling achter. Namelijk het ‚bijhouden‛ van wie ze wat had gekregen om in de toekomst dit nog eens terug te kunnen lezen wanneer de situatie dat verlangde.
5.2. Kerstgeschenken Louise van der Goes gaf zelf, in haar dagboek, de voornaamste reden waarom er weinig geschenken in Nederlandse dagboeken zijn te vinden rondom Kerst. Het 139
Ibidem, 6 december 1878.
61
geven van geschenken deden Nederlanders met Sinterklaas en dit ‚hoorde‛ niet bij Kerst. Deze observatie wordt nog maar eens bekrachtigd door het feit dat het weekblad De Huisvrouw vlak voor 5 december vol staat met advertenties speciaal voor Sinterklaasgeschenken en dat de advertenties voor Kerstgeschenken op één hand zijn te tellen.140 In Duitsland, waar Louise woonachtig was, was het precies andersom. Daar genoot de goedheiligman weinig bekendheid. Maar Kerst werd er des te uitbundiger gevierd. ‘*<+ Hier is het gebruik met Kersmis dat dan de kinderen geschenken krijgen, net als met St Nicolaas, zo hebben wij dan dezen avond van Papa ieder een presentje gekregen, want morgen is het eerste Kersdag en nu heeft Papa ons het voorgaanden avond gegeven. Papa heeft aan Willem een zeer mooi Duitsch boekje en aan ons beiden ieder [Louise en Caroline] een mooi zilver bandje gegeven dat hier zeer veel gebruikt wordt. Dat is voor het breiwerk. Daar is dan een haakje aan, daar men het kluwen aan haakt het is een ronden ring die men aan zijn arm hangt dan behoeft men nooit te vreezen dat het kluwen zal vallen. Wij zijn met ons geschenk zeer blijde want wij hadden al lang verlangt zulk een ding te bezitten. Willem is met zijn boekje ook zeer tevreden.’141
Het lijkt erop dat het zilveren bandje voor het breiwerk voor Louise, en haar zusje Caroline, een zeer persoonlijke cadeaus was want ze hadden er al lang naar verlangd. Uit het dagboek maak ik op dat het niet zomaar een simpel bandje was maar het was een zilveren. Hieruit kunnen we nogmaals opmaken dat de familie Van der Goes welgesteld was. In de volgende paragraaf over verjaardagsgeschenken zullen we opmerken dat Louise (en Caroline) regelmatig waardevolle en persoonlijke geschenken kregen van hun vader, immers moeder was al overleden. In de dagboeken van Caroline Boissevain en Frederike van Uildriks staat niets over breien geschreven. Frederike hield zich bezig met handwerken. Zo maakte Frederike bijvoorbeeld een dasje of een halsdoek (die over een jurk werd gedragen)142
Zie bijlage V: Sinterklaas- en Kerstadvertenties uit de negentiende eeuw Van der Goes, Dagboek 1824 – 1828, 23 december 1824. 142 P. Wardle en M. de Jong, Kant in Mode, Mode in Kant 1815-1914 (Utrecht 1985) 155. 140 141
62
voor Annie en kreeg ze regelmatig linten, (goud-) draden en andere attributen voor in haar werkmandje.143 Overigens geldt ook voor deze zelfgemaakte halsdoek dat dit een zeer waardevol cadeau voor Annie was omdat er veel tijd en liefde in was gestoken door Frederike. (Kanten) dasjes waren tot het einde van de negentiende eeuw in de mode. De dasjes die in de negentiende eeuw in de mode waren hadden ronde uiteinden, zoals ook te zien is op het afgebeelde dasje.
Een dasje van kant
143
Van Uildriks, Dagboek 1877 – 1910, 12 december 1877.
63
We kunnen er vrij zeker van zijn dat de zussen Annie en Frederike een goede band hadden want zij hebben altijd, ook toen Frederike ging samenwonen met Bruinsma, contact gehouden. Zo vinden we in het dagboek van Frederike van Uildriks regelmatig teksten terug als: ‘Van Annie geregeld berichten’, ‘Van Annie grote brief’ enz.144 In tegenstelling tot hun andere zus Gonne, die soms lange periodes geen contact had met Frederike. Dit houdt ook verband met de krankzinnigheid die Gonne een aantal maanden overviel. Vanaf 1900 wisselen de zussen ook weer heel af en toe geschenken uit. Frederike geeft Annie een zeer persoonlijk cadeau dat Annie al lange tijd graag wilde hebben. Frederike krijgt van Gonne en Annie zoetigheden terug.
‘Annie krijgt vandaag een mooi cadeau van ons, de ets van Mauve, die ik in 1891 van de schoolmeisjes in Amsterdam kreeg; zij wou die zo dolgraag hebben voor haar zitkamer.’145
‘Van Annie en Gonne op mijn jaardag hartelijke brieven, goede berichten en van Annie een doos citroenwafeltjes en Gon een doos fijne bonbons Stollwerck, snoeperig.’146
Na dit uitstapje wil ik nog even terug komen op het breien en het handwerken in de dagboeken van Caroline Boissevain, Frederike van Uildriks en Louise van der Goes. Breimandjes bestonden al in de negentiende eeuw en aangezien Frederike van Uildriks standvastig over ‚werkmandjes‛ schreef stijgt bij mij het vermoeden dat breien niet aan Frederike besteed was. In het dagboek van Caroline Boissevain is niets terug te vinden over breien noch over handwerken. Wellicht vond Caroline dit niet noemenswaardig omdat vele vrouwen in die tijd aan handwerken deden. Het was niet zozeer een speciale hobby. Tevens had Caroline Boissevain een druk sociaal
Ibidem, 27 september 1898, 14 januari 1899. Ibidem, 10 oktober 1900. 146 Ibidem, 11 juni 1901. 144 145
64
leven dat bestond uit visites, feestjes, dinertjes en wandelingen met familie en vrienden.147 Eveneens kan in het breien en handwerken het generatieverschil tussen de vrouwen tot uiting komen.
De familie Van der Goes vierde zoals eerder opgemerkt Kerst met geschenken. In 1825 besteedde de vader van Louise van der Goes zelfs aandacht aan zowel Sinterklaas als Kerst. ’24 december. Er is vandaag geen school toekomende donderdag behoeven wij eerst weder te komen, het is hier de gewoonte dat de ouders haare kinderen den avond voor kersmis geschenken geven zoo als bij ons op St Nikolaas. Doch sommige kinderen krijgen het ook wel op beide dagen zoo had Papa ons dan ook aangenaam verrast want toen wij van het dansonderrigt terug kwamen laag op de tafel voor ons ieder een partje lekkers en voor Trui ook. Die had er een mooi zijde doekje bij gekregen, Caroline en ik ieder een mooi goud Medaillonnetje met zeer mooi gevlochten haar van Papa erin. Daar wij zeer blijde mede zijn en bij Willem zijn partje lag een zeer mooi pennemes met nog een ander mes daarin daar hij reeds zoo lang na verlangt had en dan nog twee groschers [Duits:10 penning muntstuk] om knikkers te koopen wij waren alle zeer blijde met onze
geschenken.’148
Het gouden medaillon dat Louise en haar zusje Caroline kregen was in geld uitgedrukt waarschijnlijk niet goedkoop. Maar het was wel een cadeau dat toen vaker werd gegeven. De emotionele waarde van het medaillon was voor de zusjes Van der Goes waarschijnlijk groot omdat het medaillon iets zeer persoonlijks van hun vader bevatte, te weten zijn haren. Uit bovenstaand citaat kunnen we opmaken dat Louise van der Goes zeer blij was met dit cadeau. Gezien de gezinssituatie heeft een persoonlijk cadeau als deze wellicht nog een grotere waarde voor de zusjes. Het pennemes, het geschenk dat Willem had gekregen, gebruikte men voor het slijpen van schrijfwaar. Het was een klein mesje waarmee je punten aan veren kon 147 148
Boissevain, Dagboek 1884 – 1885, 29 september 1884 en 5 oktober 1884. Van der Goes, Dagboek 1824 – 1828, aldaar 24 december 1825.
65
slijpen. Een veelgebruikt item die je, je hele leven bij je droeg. In hoofdstuk twee is geschreven over de zogenaamde drempelgiften. Giften die een overgang tussen periodes symboliseren. Wellicht is het pennemes ook een drempelgift, immers het is een werktuig dat een persoon zijn of haar hele leven bij zich droeg en het is niet ongevaarlijk. Kennelijk vond de vader van Willem van der Goes zijn zoon oud genoeg om een pennemes bij zich te dragen. Ook in 1826 werd er Kerstmis in huize Van der Goes gevierd met een klein aantal geschenken: ’24 december *<+ De avond voor Kersmis krijgen hier de kinderen altijd presenten. Papa heeft ons deezen avond ook verrast met geschenken hij heeft mij eene mooie muts een net doekje en wat lekkers, Caroline een album ook een doekje en lekkers en Trui ook een muts en lekkers gegeven. Wij hebben er Papa hartelijk voor bedankt want wij hadden het geheel niet gedacht wat te krijgen.’149
En in 1827: ‘*<+ wij [= Louise en haar zusje Caroline; Willem was inmiddels naar Nederland vertrokken] hebben vandaag van Papa voor kersmis geschenk ieder een nieuwe
kleedje en van Jacques ieder een mooi doekje gekregen wij waren er zeer blijde mede en hebben hun hartelijk bedankt.’150
Doekjes en kleedjes waren in de negentiende eeuw cadeautjes die vaker werden gegeven. Doekjes konden bijvoorbeeld gebruikt worden als onderdeel van de kleding van een vrouw (een halsdoek = een dasje) of in het huishouden. Eventueel kan Louise met doekjes ook nog zakdoeken bedoeld hebben. Zakdoeken in allerlei soorten en maten werden ook vaak als geschenk gegeven in de negentiende eeuw. Deze zakdoeken konden vrij kostbaar zijn wanneer ze uit dure geweven stoffen vervaardigd werden. Een voorbeeld van een kanten zakdoek uit ca. 1900 staat op de volgende pagina.
149 150
Ibidem, 24 december 1826. Ibidem, 24 december 1827.
66
Een zakdoek van kant van een zeer welgesteld persoon
Bij alle Kerstvieringen heeft Louise van der Goes alleen in haar dagboek opgeschreven wat zei als kinderen kregen. Van wederkerigheid is dan ook geen sprake. Zeer waarschijnlijk werd in huize Van der Goes Sinterklaas en Kerstmis eenzijdig gevierd. Dat wil zeggen, het werd gevierd voor de kinderen. Dit kan, zoals Nanda en Warms het beschrijven, in principe ook alleen maar bij familieleden voorkomen omdat de reciprociteit minder van belang is tussen naaste familieleden. 151 Het ‚terug verwachten‛ komt vaak pas op een veel later tijdstip aan de orde (generaliserende reciprociteit). Bijvoorbeeld als de kinderen volwassen zijn. Ook moeten we niet uit het oog verliezen dat Louise nog maar een kind was toen ze dit dagboek schreef.
151
Generaliserende reciprociteit: Nanda en Warms, Cultural Anthropology, 173.
67
Over de kerstvieringen zoals Caroline Boissevain en Frederike van Uildriks die beschreven hebben in hun dagboeken kunnen we kort zijn. Caroline Boissevain schreef over Kerstmis 1884 het volgende: ‘*<+ Gisteren hebben papa, mama, Daan, Tin [of Fin] en ik bij tante Jet gegeten, Tante [?], oom Frederik, tante Hora en de oude oom toe Laer waren er ook, ’t was heel pleizierig. Diek heeft een Christmas card gekregen van Rienfait. *...+’152
Het zou heel goed kunnen dat de familie Boissevain het niet gepast vond om Kerst met geschenken te vieren met het oog op hun kerkelijke achtergrond (de familie Boissevain had contacten met leden van het Reveil). Caroline Boissevain heeft zelf niet geschreven over haar geloof of over kerkgang. Ik vraag me dan ook af in hoeverre de reden van het niet vieren van Kerstmis gezocht moet worden in christelijke hoek. Wellicht is de reden simpel: in Nederland kende men geen grote traditie in het uitbundig vieren van Kerstmis. Ook in huize Van Uildriks werd er, op de kerkgang na, niet veel aandacht besteed aan Kerst. Toen Frederike nog in Groningen woonde maakte ze met Kerstmis uitstapjes naar vrienden, alwaar ze dan spelletjes speelden, zoals we in het vorige hoofdstuk constateerden. Het ligt niet voor de hand dat er misschien toch geschenken zijn uitgewisseld tijdens deze visites, omdat Frederike bij alle andere gelegenheden zeer uitvoerig was over het krijgen en geven van geschenken. Het ligt daarom niet in de lijn der verwachting dat ze met Kerst het geven van geschenken niet heeft beschreven.
152
Boissevain, Dagboek 1884 – 1885, 26 december 1884.
68
In Groningen ging Frederike van Uildriks met de kerstdagen nog naar de kerk en op visite. Wanneer ze met Vitus Bruinsma in Gorredijk (1891), en later Lochem, gaat wonen vieren ze de kerstdagen met hun tweeën. In haar dagboek schrijft ze na 1891 weinig over de feestelijkheid van de kerstdagen. Wel zien we dat Frederike van Uildriks inmiddels een liefde voor de natuur heeft ontwikkeld: ‘29 Dec. *<+ Het mooie heldere winterweer der Kerstdagen is alweer op; wind en regen vandaag en gisteren al heel zacht weer. *<+’153
En: ‘*<+ Op beide Kerstdagen, vrijdag en zaterdag heel mooi weer met weinig vorst, niet genoeg voor schaatsrijders en midden op de dag even dooi. *<+’154
5.3. Verjaardagscadeaus Naast Sinterklaas en Kerst zijn verjaardagen natuurlijk dè gelegenheden waarbij veelvuldig geschenken werden en worden gegeven. Frederike van Uildriks en Louise van der Goes waren hier het meest uitgebreid over in hun dagboeken. Laat ik beginnen met het analyseren van de cadeaus die Frederike heeft gekregen op haar 24e (in 1878) verjaardag. Deze verjaardag werd door Frederike uitgebreid beschreven in haar dagboek.155
Van haar moeder kreeg Frederike van Uildriks op haar 24e verjaardag een kraag en strik van fluweel. Van Annie en Gonne kreeg ze chocolade en bloemen in potten. Bloemen zijn van alle tijden. Alleen al het feit dat er honderden schilderijen van grote meesters zijn waarop bloemen zijn te bewonderen, geeft aan dat bloemen gewild waren. Tevens zijn zorgvuldig uitgezochte bloemen een persoonlijk cadeau. Want iedere bloem heeft weer een andere betekenis.156
Van Uildriks, Dagboek 1877 – 1910, 29 december 1897. Ibidem, zonder datum [na 22 december] 1903. 155 Een lijst met cadeaus die Frederike heeft ontvangen op haar 24 e verjaardag heb ik opgenomen in bijlage VI. 156 Ditzhuyzen en Robbé Groskamp-ten Have, Hoe hoort het eigenlijk. 153 154
69
Van haar neef Albert Smidt kreeg Frederike van Uildriks ‘prachtige boeken (die ik nog
ruil’.157
Tante
Gonne
en
Tante
Mietje
gaven
haar
respectievelijk
glacéhandschoenen (handschoenen van glanzen leer) en een kraag met manchetten. Opvallend is dat Frederike van Uildriks van haar moeder vaak geschenken heeft gekregen die met kleding of handwerk te maken hebben. In 1878 waren niet alleen de familieleden van Frederike aanwezig op haar verjaardag. Ook vele vrienden, kennissen en collega’s kwamen langs. Een lange lijst met namen vult de dag van 31 mei in het dagboek. Frederike van Uildriks heeft maar van een aantal van deze mensen beschreven wat ze van hen heeft ontvangen voor haar verjaardag. Als eerste noemt ze Anne van Konijnenberg, die al voor half 9, met een toiletkussen op visite kwam.158 Een toiletkussen is een onderdeel van het damestoilet. Met toilet wordt in deze context het proces van aankleden van een vrouw bedoeld. De spullen die zij hierbij nodig had, een kaptafel, kleding, make-up, parfum et cetera behoren tot haar toilet (of: toilettte). Een toiletkussen diende om (hoeden-) spelden in te steken. Deze spelden werden gebruikt om hoeden vast te zetten maar ook om kleding aan elkaar te rijgen. Kledingstukken werden van oudsher pas op het lichaam aan elkaar geregen. Speldenkussens werden ook wel zelfgemaakt.159 Hoe dit moest werd bijvoorbeeld beschreven in het handwerkblad Penélopé.160 Een voorbeeld van een speldenkussen uit dit blad is op de volgende pagina afgebeeld. Een speldenkussen was een voorwerp dat iedere vrouw van betere afkomst op haar toilettafel had staan. In principe is het dan ook niet een heel bijzonder geschenk tenzij het een zelfgemaakt speldenkussen betrof. In dat geval kreeg het kussen ook een emotionele waarde. Want het kussen herinnerde de eigenaresse aan de persoon die het gemaakt had. Zoals we al vaker hebben geconstateerd tijdens dit onderzoek krijgen cadeaus in veel
Van Uildriks, Dagboek 1877 – 1910, 31 mei 1878. Ibidem. 159 Met dank aan Bianca M. du Mortier, Conservator Kostuum van het Rijksmuseum te Amsterdam. 160 Meerten-Schilperoort, Penélopé, of maandwerk. 157 158
70
gevallen pas (meer-)waarde als het zelfgemaakt was of als het geschenk van een bijzonder persoon was gekregen.
Onderschrift: Model van een geplooid werkmandje op witte taf en van speldenkussens.
71
Van Louise Spandaw kreeg Frederike van Uildriks in 1878 een 'prachtig rood lint'.161 Een jaar later kreeg Frederike van haar een waaier. Het is opvallend dat Louise Spandaw het met de Sinterklaasgeschenken liet afweten, tenzij Frederike die cadeaus niet had vermeld in haar dagboek, en wel van de partij was met de verjaardagen van Frederike. Linten en waaiers zijn leuke geschenken maar ze waren niet uitzonderlijk. Lint werd met name gebruikt als accessoire bij kleding of bij het handwerken. Waaiers konden vrij kostbaar zijn, dat had te maken met de stof waarvan de waaier gemaakt was. Tevens kon je waaiers zelf maken, zoals ook de kanten waaier hieronder zelfgemaakt is. Een waaier van kant
Van andere vriendinnen, Coos (Jacoba) Diephuis en Gus (Augusta) de Fremery, kreeg Frederike van Uildriks op haar verjaardag respectievelijk een zwart kanten dasje en een sierlijk geborduurde zakdoek. Ook nu valt me weer op dat textiel veel gegeven cadeaus zijn. Dat is niet vreemd want in de negentiende eeuw werden dasjes bijvoorbeeld veelvuldig gedragen. Zeer bijzonder vind ik de cadeaus dan ook niet. Maar het hangt van de uitvoering af in hoeverre ze een grote waarde
161
Van Uildriks, Dagboek 1877-1910, 31 mei 1878.
72
vertegenwoordigen. Kanten dasjes zijn bijvoorbeeld van een grotere waarde dan dasjes van katoen omdat dasjes van kant veel meer arbeid vergen. Een prijzig en interessant cadeau vind ik de kristallen thermometer die Frederike van Uildriks van Agnes de Meijier, een collega, kreeg. Wanneer dit echt kristal betrof zal het cadeau niet goedkoop zijn geweest. Tevens is de thermometer bijzonder omdat Frederike van Uildriks deze wellicht in haar latere leven vaak heeft gebruikt. Wanneer zij met Vitus Bruinsma gaat samenwonen in Gorredijk in 1891 en een aantal jaren later vertrekt naar Lochem, ontwikkelt Frederike een grote belangstelling voor de natuur. Als je haar dagboekaantekeningen van die periode bekijkt valt op dat Frederike van Uildriks veel aandacht besteed aan de weersomstandigheden. Daarbij noteert ze heel precies de tempraturen. Naast de thermometer ontving Frederike ook nog een fles eau de cologne van Agnes de Meijier. Ook de leerlingen van Frederike van Uildriks dachten aan haar verjaardag. Dit is één van de weinige keren dat Frederike zo uitgebreid en bijna emotioneel over haar leerlingen heeft geschreven. Ze was erg blij met de ‘de liefde en genegenheidsblijken der kinderen op school’.162 Net zoals de zussen van Frederike van Uildriks geven ook de kinderen haar bloemen. Als laatste heeft Frederike beschreven wat ze van meneer en mevrouw Mosselmans heeft ontvangen voor haar 24e verjaardag. Van meneer Mosselmans ontving Frederike een groepje gips. Hierbij moeten we wellicht denken aan een aantal beeldjes van gips. Van mevrouw Mosselmans kreeg Frederike een blauw lint en een kraagje.
De opvallendste geschenken die Frederike kreeg in 1878 hebben we inmiddels geanalyseerd. Maar de verjaardag van Frederike in 1879 is minstens zo interessant. Niet zozeer de cadeaus zijn boeiend maar des te meer de lijst met mensen die langs zijn geweest op haar verjaardag. Deze lijst is vrij lang maar ze heeft maar van een
162
Ibidem.
73
paar mensen opgeschreven wat voor een geschenk ze van hen had gekregen. 163 De vraag die bij mij opkomt is of Frederike daadwerkelijk van al deze mensen geen cadeau voor haar verjaardag heeft gehad en zo ja, of dit passend was in de negentiende eeuw. Mocht het echt zo zijn dat Frederike van al deze mensen geen cadeau heeft ontvangen dan moet ik concluderen dat een verjaardag in de negentiende eeuw ook zonder cadeaus gevierd kon worden. Dat Frederike niet alleen beschreef welke cadeaus ze had gekregen, maar dat ze ook beschreef wie er allemaal op bezoek geweest waren kan door sociologen uitgelegd worden als een hang naar prestige. Het is vergelijkbaar met het voorbeeld van Lévi-Strauss dat mensen in de Westerse wereld hun kerstkaarten uitstallen in de woonkamer. Frederike ‚stalt‛ als het waren de mensen die op haar verjaardag zijn gekomen 'uit' in haar dagboek. Aan de andere kant hoef je niet per se te laten zien dat je een grote kennissenkring bezit en veel (en dure) cadeaus van ze krijgt, om zo aanzien te verwerven. Het dagboek is immers in principe niet geschreven om aan anderen te laten lezen. Dus helpt het ook niet bij het verkrijgen van prestige. Desalniettemin zou het beschrijven van al die mensen en geschenken wel kunnen zorgen voor een gevoel van zelfwaardering bij Frederike van Uildriks. Of een gevoel van eigenwaarde.
Wanneer Frederike van Uildriks in 1891 met Vitus Bruinsma ging samenwonen leidde dit tot een drastische verandering in haar leven. Vitus Bruinsma was nog getrouwd met Hilda van den Berg. Voor zover ik kan nagaan zijn Bruinsma en van den Berg nooit gescheiden. Dit betekende dat Van Uildriks en Bruinsma jarenlang een vrij huwelijk hebben gehad. Een fenomeen dat voor de negentiende eeuw nog zeer ongepast was. Het feit dat Frederike van Uildriks nooit meer contact met haar moeder heeft gehad na 1891 wijst erop hoe gevoelig het lag als je een ‚vrij huwelijk‛ aan ging in de negentiende eeuw. Zie bijlage III: Transcripties dagboek F.J. van Uildriks/ de transcriptie van pagina 73 uit het dagboek beginnende met: 'Visite:<'.
163
74
Met Vitus Bruinsma begon Frederike van Uildriks een heel nieuw leven. Beide zeiden hun baan als onderwijzer op en vervolgens gingen ze aan de slag als schrijvers en publicisten. Frederike ontwikkelde in deze periode een voorliefde voor de natuur en voor het gezond omgaan met je lichaam. Daarom sportte ze veel en paste ze haar kleding aan. Ze ging reformkleding dragen. Deze kleding was wijd en weinig flatteus. Sporten, natuur en gezondheid werden belangrijke bezigheden voor Frederike. Onder invloed van deze nieuwe visie op de maatschappij werd het vele conusmeren voor Frederike misschien ook minder belangrijk. Ze bezocht ook lezingen van het Nut dus wellicht is ze in aanraking geweest met tegenstanders van het consumentisme. Doordat haar levensstijl veranderde ging ze in haar dagboek vooral over deze veranderende zaken schrijven. Dit is misschien een verklaring voor het feit dat het geven van geschenken in het tweede gedeelte van haar dagboek weinig aandacht meer krijgt. Dit staat in schril contrast met het eerste gedeelte van haar dagboek waarin ze zeer uitgebreid beschrijft welke cadeaus ze kreeg en welke ze weggaf zoals we hebben kunnen constateren. Tevens speelde mee dat haar kennissenkring veel kleiner werd toen ze eenmaal in Lochem woonde. Enerzijds woonde ze verder weg van haar oude vrienden maar anderzijds zal hebben meegespeeld dat ze een ‚vrij huwelijk‛ was aangegaan met Vitus Bruinsma. Het beeld van sociologen, dat het geven een fenomeen is dat bestaat bij de gratie van sociale banden, wordt aardig bevestigd. Ook het beeld dat mensen die veel geven ook veel ontvangen wordt bevestigd, immers Frederike van Uildriks stuurde bijna ook geen geschenken meer richting Groningen, dus kan ze ook niets terug verwachten.
Enkele cadeaus vinden we nog terug in het tweede deel van het dagboek van Frederike van Uildriks. Van Bruinsma ontving Frederike voor haar 48e verjaardag, in 1902, een kano. Ook dit cadeau paste heel goed bij haar levensstijl op dat moment. Het zal ook geen goedkoop cadeau zijn geweest. Derhalve symboliseert de kano dan
75
ook de liefde tussen Frederike en Vitus Bruinsma. Met de kano heeft Frederike heel veel plezier gehad zo blijkt uit haar dagboek.164
Frederike van Uildriks kreeg voor haar verjaardag van verschillende mensen bloemen. Ook Caroline Boissevain kreeg onder andere op haar verjaardag in 1884 bloemen. Dit waren boeketten. ‘ *<+ Ik kreeg o.a. van papa en mama een prachtig boek met de werken van [auteur: Tennyson]. *<+ Ook kreeg ik op mijn verjaardag nog al brieven o.a. van
grootmama een Franseken, *<+ Ik kreeg van juffrouw Scheffer een beelderigen bouquet rozen met een heel lief briefje er bij. *<+’165
Dat Caroline een boeket rozen kreeg zou op het eerste gezicht op liefde kunnen duiden. Dit kan ook vriendschappelijke liefde betekenen. Blijkbaar had Caroline Boissevain een goede band met juffrouw Scheffer gelet op het ‚lieve‛ briefje dat bij de rozen zat. Het feit dat Caroline een boek van haar ouders kreeg past binnen de familie waar ze uit kwam. De familie Boissevain was een rijke en geleerde familie waar de mannen hoge functies en belangrijke banen hadden. Als dochter behoorde je dan toch enigszins belezen te zijn. Waarschijnlijk gaat het hier om een werk van de Engelse dichter Alfred Tennyson (1809-1892).
Louise van der Goes kreeg op haar verjaardag de volgende cadeaus: ’21 september vandaag zijnde mijne verjaardag, heb ik van lientje een zeer mooi ringetje, en van Papa een mooi goud, stukje gekregen, met het wapen van Leiden erop, verbeeld en de twee sleutels kruiselings over elkander ligende. *<+’166
Zoals uit dit citaat blijkt kreeg Louise voor haar veertiende verjaardag van haar zusje een ring en van haar vader een gouden plaatje met daarop het wapen van Leiden. 167
Van Uildriks, Dagboek 1877-1910, 4 juni 1902. Boissevain, Dagboek 1884 – 1885, 29 september 1884. 166 Van der Goes, Dagboek 1824 – 1828, 21 september 1824. 167 De relatie tussen de familie van der Goes en de stad Leiden heb ik helaas niet kunnen vinden. 164 165
76
Beide lijken dure cadeaus te zijn. Deze cadeaus hadden een economisch hoge waarde maar of deze cadeaus ook een hoge emotionele waarde vertegenwoordigen voor Louise is nog maar de vraag. We moeten bij deze dure cadeaus wel bedenken dat ze voornamelijk van vader, broer of zus afkomstig waren want verdere familie kwam er praktisch niet. Die woonden immers in Nederland. Wel kwamen er bij de jonge vrouwen vriendinnetjes op bezoek maar Louise repte met geen woord over cadeaus die ze van hen kreeg.168
Louise en Caroline kregen beide een geschenk dat voorheen toebehoorde aan een voor hen bijzonder persoon. Op 21 september 1826, de zestiende verjaardag van Louise van der Goes staat het volgende geschreven: ’21 September Vandaag zijnde mijne 16de verjaardag heb ik heel veel mooigheden gekregen, Van Papa een mooie Schildpatte doosje, met naai naald en nog van onze lieve Mama afkomstig, en een mooi goudstukje, van Caroline een ring met eene juweele steen, en van Trui een mooi Duitsch boekje het heet (Die drei Scheideswegen Des Jugendlebens.) een zeer ernstig en nuttig boekje. Ik ben heel blijde met al mijne geschenken, *<+’169
Het is aannemelijk dat het Schildpadden doosje van grote waarde was voor Louise. Immers haar moeder was in 1821 overleden en toen was Louise nog maar elf jaar oud. De functie van het schildpadden doosje was wellicht het in leven houden van de herinneringen aan Louise’s moeder. Tegelijkertijd markeerde dit geschenk, gegeven op de zestiende verjaardag van Louise, wellicht een overgang naar een nieuwe levensfase. Misschien heeft haar vader niet voor niets dit moment uitgekozen om een cadeau te geven dat voorheen aan haar moeder toebehoorde. Louise werd door haar vader misschien wel oud genoeg geacht en hij wilde er misschien wel mee aangeven dat Louise zo langzamerhand een vrouw werd. In deze context functioneert het cadeau als het ware als een drempelgift. 168 169
Van der Goes, Dagboek 1824 – 1828, 21 september 1824 en 21 september 1825. Ibidem, 21 september 1826.
77
Ook Caroline van der Goes kreeg een cadeau dat eerst aan haar moeder toebehoorde: ’27 juny Vandaag is het dan Caroline haare verjaardag ik heb haar een parasol, Papa heeft haar een mooi doosje dat nog van Mama is en een Dukaat gegeven, en Trui een kopje waarop staat in het Duitsch, (Freude umblicke Dich auf allen Wegen [Vreugde zal je omgeven op alle wegen]) *<+’170
Voor Caroline geldt in principe hetzelfde als voor Louise. Het cadeau dat voorheen van haar moeder was hield nu de herinnering aan haar moeder levend. Maar Caroline was jonger dan Louise. Ik heb helaas geen geboorte- of overlijdensakte van haar waardoor ik niet met zekerheid kan zeggen hoe oud ze is.
5.4. Het geven van geschenken bij overige gelegenheden Veel geschenken en de waarde daarvan zijn besproken. Er zijn nog een aantal geschenken te vinden in het dagboek van Frederike van Uildriks die niet passen onder
de kopjes ‚Sinterklaasgeschenken‛, ‚Kerstgeschenken‛ of ‚Verjaardags-
cadeaus‛. Aan de waarde van deze geschenken wil ik, kort, in deze paragraaf aandacht besteden. Dat Frederike een moderne vrouw was blijkt nogmaals uit het volgende citaat. ‘19 Juni [1906]. Op 13 Juni schrijfmachine gekregen. Heerlijk! Juni 1898 driewieler; Juni 1902 kano; Juni 1906 Hammond [typemachine]; Juni 1910 tweewieler of auto? Wij zijn beide best in orde, genietend veel, zelfs in dezen tot nu toe haast zonloozen zomer.’171
Frederike van Uildriks kon zich deze goederen ook veroorloven en tevens kenmerken deze geschenken de persoon Frederike van Uildriks. Ze had het meeste plezier aan functionele geschenken zoals kraagjes, stoffen en naalden.
Tijdens huwelijken of vieringen van een huwelijksjubilea was het ook in de negentiende eeuw gebruikelijk om een cadeau te geven. In het dagboek van Frederike komen we hier twee voorbeelden van tegen. Het eerste voorbeeld is het 170 171
Ibidem, 27 juni 1826. Van Uildriks, Dagboek 1877-1910, 19 juni 1906.
78
cadeau dat Frederike, samen met mevrouw Mosselmans, koopt voor het huwelijk van Hendrine Schaap. Ze kopen een zuurstel. Dit is een tafelstel voor zure producten zoals azijn of augurken en kon van grote waarde zijn. Bijvoorbeeld als het kristallen zuurstel betrof. Dat zal in dit geval niet zo geweest zijn. Desalniettemin is het een geschikt cadeau voor mensen die gaan trouwen. Het zuurstel fungeert hier als een soort drempelgift. Het getrouwde stel gaat een nieuwe fase van hun leven in en dit betekende in de negentiende eeuw ook dat ze onder één dak gingen wonen. Cadeaus voor de ‚uitzet‛zijn hier mijn inziens dus wel passend. Voor zover ik kan nagaan is een zuurstel niet kenmerkend voor een bepaalde cultuur. Er is al vaker gesproken over de hechte band tussen Frederike van Uildriks en Meneer en mevrouw Mosselmans. Het lijkt soms wel alsof meneer Mosselmans als een soort voogd van Frederike fungeerde gezien de geschenken die zij elkaar geven en het vele contact dat zij onderhielden. Frederike schreef dan ook vol blijdschap op 3 september 1881 dat meneer en mevrouw Mosselmans een geldbedrag voor hun zilveren bruiloft van de gemeente (kerkgemeente; meneer Mosselmans was dominee in Groningen) hadden gekregen.172 Dit geschenk moest meneer Mosselmans in staat stellen om naar het buitenland te gaan alwaar hij kon herstellen van zijn slechte gezondheid. Ook Frederike en haar familie deden mee met dit cadeau. In de dagboeken die ik heb onderzocht is dit de enige keer dat ik een geldelijk geschenk ben tegengekomen. Geldelijke geschenken zeggen vaak ook niet zoveel over de persoon aan wie je iets geeft. Je hoeft er immers niet bij na te denken of de persoon het cadeau wel mooi (in de betekenis van kleur, grote, vorm enz.) zou vinden. Vaak zijn geldelijke geschenken dan ook niet hele persoonlijke geschenken. Maar wanneer een hele gemeente zich er voor in zet om gezamenlijk een cadeau te kunnen geven voor een goed doel als de gezondheid van meneer Mosselmans is dit toch wel bijzonder. Dat Frederike er zo vol van is geeft aan dat de band tussen haar en de familie Mosselmans zeer sterk is.
172
Ibidem, 3 september 1881.
79
TOT SLOT
Wellicht ontstaat na het lezen van dit onderzoek de indruk dat alleen vrouwen dagboeken schreven of dat het geven en ontvangen van geschenken een typische vrouwenzaak was. Dit is zeker niet het geval. In mijn speurtocht naar geschikte dagboeken voor dit onderzoek stuitte ik op het dagboek van Adrianus Petrus Hendrik de Lange (1858-1927).173 Drie jaar lang, van 1868 tot 1871, hield Hendrik de Lange een dagboek bij. Hij was nog maar een kind toen hij begon met het optekenen van zijn alledaagse bezigheden. Het handschrift laat ook duidelijk zien dat we hier te maken hebben met het dagboek van een jong persoon. Het handschrift is onregelmatig, soms erg onduidelijk en er zitten her en der inktvlekken op het papier. Ook in dit dagboek kunnen we lezen, zij het minimaal, over geschenken die men elkaar gaf in de negentiende eeuw. Hendrik de Lange was de zoon van Hendrik Jan de Lange (1822-1905) en Jacoba Gijsbertha Hirschig (1827-1914). De familie de Lange heeft zich in de zeventiende eeuw in Alkmaar gevestigd. Daar behoorden zij tot de elite van de stad. Veelvoorkomende beroepen waren die van arts, notaris en advocaat. Ook Hendrik de Lange werd advocaat en volgde later zijn vader als notaris op in Alkmaar. Tevens waren de leden van deze familie actief op politiek terrein en in het verenigingsleven. Zo was Hendrik de Lange directeur van het departement Alkmaar van het Instituut voor Doofstommen te Groningen, voorzitter van de Commissie van Toezicht op het Lager onderwijs en ere-lid van het natuur- en letterkundiggenootschap "Physica".174 Dit alles speelde zich natuurlijk pas af toen Hendrik de Lange al lange tijd geen dagboek meer bij hield. Desalniettemin geeft het ons een beeld van het milieu waar Hendrik de Lange in opgegroeid is. Regionaal Archief Alkmaar, FA de Lange, inv. nr. 713, Dagboek van Adrianus Petrus Hendrik de Lange, 1868-1871. 174 Zie voor informatie over de familie de Lange het familiearchief, FA de Lange 1737-1987, in het Regionaal Archief in Alkmaar. De inventaris van dit archief (inclusief een korte beschrijving van de familiegeschiedenis) is te vinden op http://www.archiefalkmaar.nl / ‘Regionaal Archief Alkmaar / FA de Lange 1737-1987’ (Regionaal Archief Alkmaar ) 29 augustus 16:00 uur. 173
80
Uit het dagboek van Hendrik de Lange blijkt dat hij en zijn broertje, Koos, regelmatig geld als cadeau kregen. In de eerder besproken dagboeken ben ik geldelijke giften niet tegengekomen. Wanneer Koos één jaar wordt (27 augustus 1868) krijgt hij van zijn grootvader vijf gulden en van zijn ouders tien gulden. Vijftien gulden in het jaar 1868 staat ongeveer gelijk aan € 127,34 nu.175 Voor een kind van één jaar verbaast het mij dat er geld gegeven werd en dan ook nog vrij veel geld mijn inziens. Zeer waarschijnlijk werd dit in de spaarpot gestopt. Daarnaast kreeg Koos ook nog enkele cadeaus. Van vrouw Henning een doos met kegels, van Dientje een paard en wagen en van Anton een houten hamertje.176 Het is duidelijk dat het hier gaat om cadeaus voor kinderen, deze zijn we dan ook niet tegengekomen in de dagboeken van Frederike van Uildriks, Caroline Boissevain en Louise van der Goes. Op 2 september 1868 werd Hendrik de Lange 10 jaar oud. Voor zijn verjaardag kreeg hij verscheidene cadeaus: ‘Ik ben vandaag jarig en heb gekregen een heeleboel daarom zal ik het nu opnoemen op het andere bladzij. Van ma en pa een portevuilje, 2 stuks zeep en van Anton een doosje met peredrops van Koos een fleschje musk. Van oom Koos en tante Janne twee spelden van meester een heel mooi boek’
Opvallend is dat een aantal van deze cadeaus ook gegeven werden aan de vrouwen die we bestudeerd hebben. Zo was zeep ook een cadeau dat onder vrouwen gegeven werd evenals ‘musk’ (eau de cologne). De spelden waren waarschijnlijk dasspelden. Wanneer we nu deze cadeaus zouden geven aan een jongen van 10 jaar zou de jarige vreemd op kijken. In onze ogen zijn de cadeaus al zeer volwassen voor een jongen van 10 jaar maar voor de negentiende eeuw waren de cadeaus heel gebruikelijk. Van zijn moeder kreeg Hendrik de Lange ook nog een atlas. Een kostbaar geschenk voor die tijd. Ook Sinterklaas werd gevierd in huize de Lange. Uit het dagboek van Hendrik de Lange kunnen we opmaken dat het Sinterklaasfeest in gezinsverband gevierd werd. Website IISG / ‘prices and wages’/ ‘value of the guilder’ bezocht op donderdag 26 augustus 15:50 uur. 176 De Lange, Dagboek 1868-1871, 27 augustus 1868. 175
81
Dit gold ook voor verjaardagen. Het gezin de Lange was aanwezig bij deze feestelijkheden aangevuld met een aantal ooms en tantes. Dit correspondeert met de wijze waarop de familie Van der Goes en de familie Boissevain verjaardagen vierden. Toen Frederike van Uildriks nog in Groningen woonde vierde zij haar verjaardag en het Sinterklaasfeest uitgebreid met familie, vrienden en kennissen. Hierin lijkt Frederike dus een uitzondering te zijn. Helaas heeft Hendrik alleen geschreven in zijn dagboek over de cadeaus die hij zelf heeft gekregen: drie boeken, een album, drie flesjes odeur en pantoffels van Sinterklaas.177 Over de wederkerigheid van het geven en ontvangen van cadeaus kunnen we dan ook niets zeggen. Wel kunnen we uit de cadeaus, en de hoeveelheid geld dat gegeven werd, opmaken dat de familie de Lange een welgesteld gezin was. Het sociale leven van Hendrik de Lange verschilde dan ook niet veel van het leven van Caroline Boissevain en Frederike van Uildriks. Ook Hendrik de Lange bezocht de komedie, voor een voorstelling over Marie-Antoinette, de vrouw van Lodewijk XVI, en op 2 januari 1871 schreef Hendrik de Lange dat hij twaalf visites had gemaakt in het nieuwe jaar!178
177 178
De Lange, Dagboek 1868-1871, 9 december 1869. De Lange, Dagboek 1868-1871, 2 januari 1871.
82
CONCLUSIE
Aan de hand van de dagboeken van Caroline Boissevain, Louise van der Goes, Frederike van Uildriks en Hendrik de Lange hebben we een inkijkje gehad in het geefgedrag van welgestelde, jonge, mensen in de negentiende eeuw. Het geefgedrag van hen bevatte overeenkomsten maar ook wel degelijk grote verschillen. Het is dan ook niet gemakkelijk om een aantal conventies af te leiden uit het geven van geschenken in de negentiende eeuw. De ‚geefcultuur‛ moeten we natuurlijk zien tegen de achtergrond van de negentiende-eeuwse samenleving die werd gekenmerkt door
een
verschuiving
van
standenmaatschappij
naar
klassensamenleving,
industrialisatie en opkomend consumentisme.
Met behulp van de theorieën en onderzoeken van antropologen, sociologen en psychologen kunnen we concluderen dat het geven van geschenken, het materiële geven, kenmerkend was voor de sociale relatie die mensen met elkaar hadden. Antropologen hebben de nadruk gelegd op de wederkerigheid bij het geven. Wanneer mensen geschenken geven verwachten ze op den duur ook iets terug. Bij nauwe familierelaties, bijvoorbeeld binnen het gezin, mag dit ‚teruggeven‛ langer duren (generaliserende reciprociteit) maar hoe groter de afstand tussen mensen des te sneller verwacht men iets terug. In de dagboeken hebben we kunnen zien dat dit niet altijd opgeld deed. Wanneer de familiebanden nauw waren is van wederkerigheid soms bijna geen sprake. Er is ons bijvoorbeeld niets bekend over de cadeaus die Franc van der Goes, de vader van Louise, ontving. Afgaande op het dagboek van Louise lijkt het erop dat hun vader met feestdagen als Kerst en Sinterklaas daadwerkelijk geen cadeaus kreeg. De kwestie van reciprociteit was terug te zien in relatie tussen Frederike van Uildriks en de familie Mosselmans. Voor meneer en mevrouw Mosselmans gold niet dat ze een familieband hadden met Frederike, dus strikt genomen heeft het begrip generaliserende reciprociteit geen betrekking op de relatie tussen hen. Maar je zou
83
kunnen beweren dat meneer Mosselmans als een soort voogd voor Frederike fungeerde. Zo dicht stonden ze bij elkaar. Met andere woorden: het begrip generaliserende reciprociteit heeft betrekking op mensen die een sterke band bezitten; dit kunnen zowel familieleden als zeer goede vrienden zijn.
Sociologen hebben gewezen op de instabiliteit die kan ontstaan in relaties tussen personen wanneer er geen reciprociteit heerst en tevens zien zij de banden tussen mensen als voorwaarde voor het ontstaan en in stand blijven van een geefcultuur. Zo is er in het leven van Frederike van Uildriks weinig sprake meer van reciprociteit omtrent geschenken als ze in Lochem gaat wonen waar ze geïsoleerd raakt van haar Groningse vrienden- en kennissenkring. Tevens hebben sociologen gewezen op de macht en prestige die het geven en ontvangen van geschenken met zich mee kan brengen. Macht en prestige kwam in het dagboek van Frederike niet zozeer tot uiting in de cadeaus die er gegeven werden maar des te meer in de opsommingen van mensen die op haar verjaardag waren geweest. Ook psychologen hebben hier onderzoek naar gedaan, maar over het algemeen leggen psychologen de nadruk in hun onderzoek naar het geven op de vorming van de identiteit van gevers en ontvangers die mede bepaald wordt door het geschenk. Ook hiervan hebben we voorbeelden gezien in de dagboeken van Caroline, Louise en Frederike. Vorming van identiteit en identiteiten die terugkeerde in de geschenken, hebben we met name gezien in de zelfgemaakte geschenken. Deze geschenken zijn vaak heel waardevol voor ontvangers en geven de goede band aan tussen gever en ontvanger. Ook moet de gever bij het maken van deze geschenken rekening houden met de identiteit van de ontvanger. Met wat hij of zij mooi vindt. De cadeaus die Louise van der Goes en haar zusje Caroline hadden gekregen van hun vader springen er uit als het gaat om zeer emotionele en waardevolle geschenken. De doosjes die de jonge vrouwen kregen behoorden voorheen toe aan hun moeder. De herinnering aan hun moeder bleef in de geschenken voorleven en bijgevolg konden de vrouwen zich nog enigszins identificeren met hun moeder.
84
De geefcultuur van de negentiende eeuw was er voor de welgestelde vrouwen (en man) één van verplichte bezoekjes, visites en sociale contacten waarbij dan ook min of meer standaard geschenken werden gegeven: linten, bloemen en planten, boeken, hand- en breiwerk, geuren (eau de cologne en musk) et cetera. Maar tevens werden er regelmatig zelfgemaakte cadeaus gegeven die van grotere, emotionele, waarde waren. Terugkomend op de hoofdvraag; Welke conventies rondom het fenomeen geven, vanuit antropologisch, sociologisch en psychologisch perspectief, kunnen we uit de verschillende dagboeken opmaken en wat valt hieruit af te leiden met betrekking tot de sociale relaties van de dagboekschrijfsters?, kan ik concluderen dat het geven van geschenken zeer nauw verband hield met de relatie die men onderling had. Dit bepaalde onder andere van welke waarde het cadeau moest zijn en de sociale relatie bepaalde ook de mate van reciprociteit. Als laatste heeft dit onderzoek ertoe geleidt dat we inzicht hebben gekregen in de soorten geschenken die werden gegeven. Zo werden er tot mijn verbazing ook geldelijke geschenken gegeven maar ook geschenken als dasjes, werkmandjes, horlogestandaards, medaillons, een vouwbeen, een zuurstel en zelfs een kano kwamen langs. Allen vertegenwoordigen ze een bepaalde waarde uitgedrukt in geld maar de emotionele waarde is zeer lastig te achterhalen. Het geven van geschenken moeten we dan zeker ook niet alleen maar zien als een ‚gewoonte‛. Er gaat veel meer achter schuil.
85
ARCHIVALIA
Regionaal Archief Alkmaar, FA de Lange, inv. nr. 713, Dagboek van Adrianus Petrus Hendrik de Lange, 1868-1871.
Stadsarchief Amsterdam (SA), toegangsnr. 394, FA Boissevain, inv. nr. 766, Dagboek van Caroline Auguste Antoinette Sophie Boissevain, 1884 – 1885.
Universiteit van Amsterdam: bijzondere collecties, XV C 39-45, Dagboek van Louise Maria van der Goes, 27 maart 1824 – 18 september 1828.
Privébezit, Dagboek van Frederike J. van Uildriks, 1877-1910.
Gelders Archief, toegangnr. 0207, Burgerlijke Stand – geboorte-, huwelijks- en overlijdensakten,
inventarisnummers:
2973,
2975,
4637,
4663,
geboorte-,
huwelijks- en overlijdensakten van de familie van der Goes.
86
LITERATUURLIJST
Literatuur tot 1910
De Huisvrouw: weekblad voor dames (Rotterdam [Nijgh & van Ditmar] 1888-1900).
Diepen, A.F. van, De Wellevendheid. Handboek ten gebruike van R.K. seminariën, colleges, kweekscholen en pensionaten, van ouders en opvoeders (5e druk; Nijmegen 1902).
Meerten-Schilperoort, A.B. van, Penélopé, of maandwerk aan het vrouwelijk geslacht toegewijd. Bevattende, de beschrijving en afbeelding van allerhande soorten van vrouwelijke handwerken, benevens eenige lektuur over onderwerpen uit den vrouwelijken kring (dl.2; Amsterdam 1822).
Literatuur na 1910
Baggerman, A. ed., Repertorium van in handschrift overgeleverde egodocumenten van Nederlanders uit de negentiende eeuw (niet uitgegeven; raadpleegbaar op de website http://www.egodocument.net [Onderzoeksinstituut Egodocument en Geschiedenis]).
Betteridge, A., ‘Gift exchange in Iran: The locus of self-identity in interaction’, Anthropological Quarterly 58 (1985) 4 182-202.
Blau, P.M., Exchange and power in social life (New York enz. 1964).
Bosch, L., ‘Frederike van Uildriks (1854-1919). Een gezonde geest in een gezond lichaam’, Fryslân 9 (2003) 4 23-27.
Bosch,M. en E. ter Braak, ‘BRON: Dagboek van een ‘vrij huwelijk’. Frederica van Uildriks en Vitus Bruinsma’, Jaarboek voor Vrouwengeschiedenis (1998) 117-140.
Braak, E. ter, Mejuffrouw Frederike van Uildriks. Een opmerkelijke vrouw in Lochem rond 1900 (Lochem 2007).
87
Caplow, T., ‘Christmas gifts and kin networks’, American Sociological Review 47 (1982) 383-392.
Cheal, D., The gift economy (Londen enz. 1988).
Coser, L.A. en B. Rosenberg ed., Sociological theory (New York en Londen 1976).
Damsma, D., Het Hollandse huisgezin. 1560-heden (Utrecht en Antwerpen 1993).
Dekker, R., ‘Egodocumenten: Een literatuuroverzicht’, Tijdschrift voor geschiedenis 101 (1988) 161-189.
Ditzhuyzen, R. van en A.J. Robbé Groskamp-ten Have, Hoe hoort het eigenlijk? (28e druk; Haarlem 2007).
Faassen, M. van, ‘Het dagboek: een bron als alle andere?’, Theoretische geschiedenis 18 (1991) 3-17.
Featherstone, M., ‘Consumer Culture: an introduction’, Theory, culture & society: explorations in critical social science 1 (1983) 4-9.
Fiske, A.P., Structures of social life. The four elementary forms of human relations (New York enz. 1991).
Gysseling, M. en W. Pijnenburg ed., Corpus van Middelnederlandse teksten (tot en met het jaar 1300) Sinte Lutgart, Sinte Kerstine, Nederrijns moraalboek (Leiden 1987).
Jensen, L., Bij uitsluiting voor de vrouwelijke sekse geschikt. Vrouwentijdschriften en journalistes in Nederland in de acttiende en negentiende eeuw (Hilversum 2001).
Kluit, M.E., Het protestantse Réveil in Nederland en daarbuiten 1815-1865 (Amsterdam 1970).
Komter, A.E., Solidariteit en de gift. Sociale banden en sociale uitsluiting (Amsterdam 2003).
Komter, A.E. ed., Het geschenk. Over de verschillende betekenissen van geven (Amsterdam 1997).
Komter, A.E. ed., The gift. An interdisciplinary perspective (Amsterdam 1996).
Komter, A.E., en C.J.M. Schuyt, Geven in Nederland (Amsterdam 1993).
88
Komter, A.E. en C.J.M. Schuyt, ‘Geschenken en relaties’, Beleid en Maatschappij 6 (1993) 277-285.
Kuiper, P.M. en E.A. Schoorel, Suiker-, suikerwerk-, cacao- en chocoladeindustrie (Zeist 1994).
Leer, M. van, Geven rond Sinterklaas. Een ritueel als spiegel van veranderende relaties (Amsterdam 1995).
Maerlant, J. van, M. Gysseling en W.J.J Pijnenburg, Rijmbijbel (Den Haag 1983).
Man, J. de, ‘De etiquette van het schertsen. Opvattingen over de lach in Nederlandse etiquetteboeken en spectators uit de achttiende eeuw’, De achttiende eeuw 25 (1993) 93-136.
Mathijsen, M., De gemaskerde eeuw (Amsterdam 2002).
Mauss, M. [vert. W.D. Halls], The gift. The form and reason for exchange in Archaic societies (New York en Londen 1990).
Nanda, S. en R. L. Warms, Cultural Anthropology (Belmont enz. 2004).
Regt, A. de, Arbeidersgezinnen en beschavingsarbeid. Ontwikkelingen in Nederland 1870-1940 (Meppel en Amsterdam 1984).
Regt, A. de, Geld en gezin. Financiële en emotionele relaties tussen gezinsleden (Amsterdam 1993).
Robbé Groskamp-ten Have, A.J., Hoe hoort het eigenlijk? (Amsterdam 1939).
Sahlins, M., Stone age economics (Chicago en New York 1972).
Schrover, M., Het vette, het zoete en het wederzijdse profijt. Arbeidsverhoudingen in de margarine-industrie en in de cacao- en chocolade-industrie in Nederland 1870-1960 (Hilversum 1991).
Schuyt, dr. Th. N. M. ed., Geven in Nederland. Onderzoek naar giften door individuen, fondsen en bedrijven. Onderzoek naar vrijwilligerswerk en zorgarbeid (Houten 1997).
Segers, Y. e.a., Op weg naar een consumptiemaatschappij. Over het verbruik van voeding, kleding en luxegoederen in België en Nederland (19e – 20e eeuw) (Amsterdam 2002).
89
Stearns, P.N., Consumerism in World History. The global transformation of desire (Londen en New York 2001).
Tilburg, M. van, Hoe hoorde het? Seksualiteit en partnerkeuze in de Nederlandse adviesliteratuur 1780-1890 (Amsterdam 1998).
Valk, H. de, Repertorium van in druk overgeleverde egodocumenten van NoordNederlanders uit de negentiende eeuw (niet uitgegeven; raadpleegbaar op de website http://www.inghist.nl [Instituut voor Nederlandse Geschiedenis te Den Haag]).
Wardle, P. en M. de Jong, Kant in Mode, Mode in Kant 1815-1914 (Utrecht 1985).
Websites
http://www.genealogieonline.nl (Bob Coret/ Genealogie Online).
http://www.boissevain.org/NL/index.htm / (Boissevain Foundation).
http://www.geveninnederland.nl (De werkgroep Filantropische Studies Vrije Universiteit Amsterdam).
http://www.givingusa.org (Giving USA Foundation 1996 en Giving Institue 1997).
http://www.iisg.nl (International Institute of Social History [IISG]).
http://www.inghist.nl (Instituut voor Nederlandse Geschiedenis te Den Haag).
http://gtb.inl.nl (Instituut voor Nederlandse Lexicologie [INL]).
http://www.biblija.net (Nederlands Bijbelgenootschap).
http://www.egodocument.net (Onderzoeksinstituut Egodocument en Geschiedenis).
https://stadsarchief.amsterdam.nl (Stadsarchief Amsterdam).
90
VERANTWOORDING VAN DE ILLUSTRATIES
Titelblad:
Links: Anoniem, Sint Nicolaasfeest (1700 tot 1899) / Rijksmuseum Amsterdam, SK-A-592 (schilderij [olieverf op doek]).
Midden: John Singer Sargent (1856 – 1925), The Birthday (1887) / The Minneapolis Institute of Arts / http://www.artstor.org (schilderij [olieverf op doek]).
Rechts: Eastman Johnson (1824-1906), Christmas-Time; The Blodgett Family (1864) / The Minneapolis Institute of Arts / http://www.artstor.org (schilderij [olieverf op doek]).
pag. 39
Universiteit van Amsterdam: bijzondere collecties, XV C 39-45, Dagboek van Louise Maria van der Goes, 27 maart 1824 – 18 september 1828, aldaar maart 1826.
pag. 39
Stadsarchief Amsterdam (SA), toegangsnr. 394, FA Boissevain, inv. nr. 766, Dagboek van Caroline Auguste Antoinette Sophie Boissevain, 1884 – 1885, aldaar oktober 1884.
pag. 40
E. ter Braak, Mejuffrouw Frederike van Uildriks. Een opmerkelijke vrouw in Lochem rond 1900 (Lochem 2007) 10.
pag. 46
http://www.genealogieonline.nl / ‘stamboon familie Boissevain, Gideon Maria Boissevain (1837 – 1925)’ (Bob Coret/ Genealogie Online).
91
pag. 57
A.B. van Meerten-Schilperoort, Penélopé, of maandwerk aan het vrouwelijk geslacht toegewijd. Bevattende, de beschrijving en afbeelding van allerhande soorten van vrouwelijke handwerken, benevens eenige lektuur over onderwerpen uit den vrouwelijken kring (dl.2; Amsterdam 1822) 78.
pag. 63
P. Wardle en M. de Jong, Kant in Mode, Mode in Kant 1815-1914 (Utrecht 1985) 154.
pag. 67
P. Wardle en M. de Jong, Kant in Mode, Mode in Kant 1815-1914 (Utrecht 1985) 148.
pag. 71
A.B. van Meerten-Schilperoort, Penélopé, of maandwerk aan het vrouwelijk geslacht toegewijd. Bevattende, de beschrijving en afbeelding van allerhande soorten van vrouwelijke handwerken, benevens eenige lektuur over onderwerpen uit den vrouwelijken kring (dl.2; Amsterdam 1822) 81.
pag. 72
P. Wardle en M. de Jong, Kant in Mode, Mode in Kant 1815-1914 (Utrecht 1985) 160.
92
BIJLAGEN
93
BIJLAGE I: Lijst van bestudeerde dagboeken
In deze bijlage zijn alle dagboeken opgenomen die ik in het kader van dit onderzoek heb ingezien. De dagboeken die ik in mijn onderzoek heb gebruikt zijn ook terug te vinden in de bronnenlijst. Zie voor uitgebreide beschrijvingen van de meeste door mij genoemde dagboeken: www.egodocumenten.net. Op deze website is het repertorium van in handschrift overgeleverde egodocumenten van Nederlanders uit de negentiende eeuw gepubliceerd. Dit repertorium is een onderdeel van het onderzoek: Controlling time and shaping the self. Education, introspection and practices of writing in the Netherlands 1750-1914, welke geleid werd door Arianne Baggerman en met subsidie van de Nederlandse Organsatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) tot stand kwam. De samenstellers van het repertorium zijn: Arianne Baggerman, Rudolf Dekker, Ellen Grabowsky en Gerard Schulte Nordholt.
Alkmaar Regionaal Archief Alkmaar (RAA)
RAA, FA de Lange, inv. nr. 713, Dagboek van Adrianus Petrus Hendrik de Lange, 1868-1871.
Amsterdam Internationaal Informatiecentrum en Archief voor de Vrouwenbeweging (IIAV)
IIAV, collectie egodocumenten nr. 106, Dagboek van Marie Kans, 1885 – 1916.
IIAV, collectie egodocumenten nr. 48, Dagboek van Boukje Rudolfsdr. Posthuma, 1892 – 1898.
Stadsarchief Amsterdam (SA)
SA, toegangsnr. 255, FA de Clercq, inv. nr. 1003, Dagboek van Elisabeth Banga, 31 juli 1865 – 31 mei 1868.
SA, toegangsnr. 394, FA Boissevain, inv. nr. 212, Dagboek van Annette Jeanne Sophie Boissevain, 1849 – 1850.
94
SA, toegangsnr. 394, FA Boissevain, inv. nr. 766, Dagboek van Caroline Auguste Antoinette Sophie Boissevain, 1884 – 1885.
Universiteitsbibliotheek van de Universiteit van Amsterdam; afdeling: Bijzondere collecties (handschriftenafdeling UvA)
UvA, Dl 1 t/m 22, Dagboek van Jacobus Henricus Verbeek en Hermine Marie van der Sande, 10 september 1864 – 22 december 1872.
UvA, XV C 39-45, Dagboek van Louise Marie van der Goes, 27 maart 1824 – 18 september 1828.
Den Haag Koninklijke Bibliotheek (KB)
KB, HS 77 F 1 t/m 77 F8, Dagboek van Jan te Winkel, 1859 – 1864 en 1870 – 1872.
Groningen Regionaal Historisch Centrum Groninger Archieven (RHC GrA)
RHC GrA, toegangsnr. 1101, FA Offerhaus, Dagboek van Aafje Johanna Offerhaus van Sloterdijck, 1854 – 1876.
Overig
Privébezit, Dagboek van Frederike J. van Uildriks, 1877-1910.
95
BIJLAGE II: OVERLIJDENSAKTE L.M. VAN DER GOES
96
BIJLAGE III: Transcripties dagboek F.J. van Uildriks 179180
1877: ‘Gewone schooldag. Eenmaal tegengekomen. Om half 2 even bij Coos Diephuis aan, om haar te bedanken voor het dasje181, dat ze mij heeft gemaakt. Annie met Arnolde Coppius en broeder naar ’t paardenspel.’ (19 november 1877)
‘Slecht wéér, thuis; druk met Sint-Nicolaas werkjes. Louis kwam ’s morgens en ’s avonds; ze hadden het doodbericht van den ouden heer Wansleven gekregen en mr Lohman was ook heen. Maandag en Dinsdag doodgewone huiselijke dagen.’ (25 november 1877)
‘Annie’s verjaardag, dien we heerlijk en gezellig hebben gevierd. Veel van haar kennissen kwamen ’s morgens, ’s avonds Marius Roessingh, Louis, meneer Mosselmans theedrinken en tante Gonne. We maakten met haar een partijtje. Ik gaf haar een adversaria,182 Ma mooie portemonnaie, Gon chocola, Agnes lint, krans déjeûnertje183 en meneer Mosselmans aardig reukcouvert184, ze was heel tevreden en vroolijk.’ (29 november 1877)
De teksten zijn overgenomen uit het nog te verschijnen dagboek van Frederike van Uildriks: Frederike van Uildriks en Mineke Bosch, De liefde en de vrijheid, natuurlijk. Het dagboek van Frederike van Uildriks (Hilversum 2010). 180 De betekenis van de woorden is gevonden in het Woordenboek der Nederlandse taal (14 e editie) of in de 1e editie uit 1864 tenzij anders aangegeven. 181 Een zelfgemaakte halsdoek in de vorm van een strook stof die vrouwen om de hals droegen. Een dasje werd aan de voorkant vastgeknoopt, vaak met een mooie strik. Dasjes waren van zijde, wol of een andere geweven stof. Patricia Wardle en Mary de Jong hebben in hun werk Kant in mode, mode in kant (Utrecht 1985) aandacht besteed aan kanten dasjes. Wardle stelt dat kanten dasjes aan het einde van de negentiende eeuw erg in de mode waren. De dasjes dienden ter versiering en werden over een japon gedragen. 182 Een adversaria is een boekje om aantekeningen in op te schrijven. 183 Een servies voor het ontbijt. 184 WNT: ‘couvert is iets dat bedekt’. 179
97
‘Maandag de 3den dronk ik bij Christine van Doorninck een kopje thee en werkte er aan het dasje voor Annie’s St. Nicolaas.’ *<+ ‘En nu Woensdag 5 Dec. van Sint Nicolaas wat te vertellen is spreken van een prettige opgewonden avond, waarop het geheele huisgezin plezier had. Meer dan 60 cadeautjes zijn hier ontvangen, onze Gon vooral is goed bedacht en ik ben ook zeer tevreden, vooral daar ook ’t geen ik gaf recht naar den zin was. Buitenaf zond ik meneer en mevrouw Mosselmans een beeldige plaat in lijst ‚can’t you talk‛, aan Christine van Doorninck een mooi lucifershangertje aan Betsy van Milligen een zak voor vuile kragen en aan Louise Spandaw een kalender en wat chocola. Van Ma kreeg ik een prachtig grijs lint met rood en gouddraad, van Agnes een beeldig kopje wit met goud, van Gonne, chocola, van Annie een fles Jockey-club,185 van Christine van Doorninck een lichtgeel dasje, van mevrouw van Roijen een scheurkalender en van mevrouw Mosselmans een mooi garnituur186 van kant met roode zij, van meneer eindelijk een dahlia-barometer met een allerliefst vers en last not least van Betsy van Milligen een vouwbeen187 met borduursel en er in een potlood, pen, liniaal etc., dan nog uit Amsterdam van Gon een kraag blauw turquoise met tulle en uit Assen een schotsch haarspeldendoosje en dan nog, wat mij veel genoegen deed van Sara van Lier en Hermanna Sichterman dingetjes voor ’t werkdoosje,188 snoezig en zelf gewerkt.’ (12 december 1877)
‘Donderdag 20 Dec. Verjaardag van meneer Mosselmans. Ma en ik gaven samen en flesch eau de cologne, ’k ging voor 2 feliciteren en trof er Yktje Post en later de Tetrodes; ze waren snoeperig en vroegen mij voor ’s avonds, maar ik kon niet om de vergadering bij juffrouwouw Birnie.’ (19 december 1877)
1878: ‘Agnes’ verjaardag, die wij heerlijk gezellig gevierd hebben; per vigelante189 naar school, wind en regenstorm, dan ook briefje aan Betsy om haar te feliciteeren en de mooie handschoenendoos te zenden. Annie kreeg mooie cadeaux, bloedkoralen speld van haar Ma, van Ma prachtige porte-monnaie, van mij reis necessaire voor Een drank soort. Een garnituur is een borduursel. 187 Een vouwbeen is een plat voorwerp om papier (brieven) mee te vouwen of te snijden. 188 Werkdoosje of werkmandje: mandje voor borduur- of naaiwerk en de benodigdheden daartoe. 189 Een vigilante is een huurrijtuig. 185 186
98
kam etc.190, van Annie lucifersstandertje, Gon handschoenendoos, Anne van Hoëvell visiteboekje.’ (21 januari 1878)
‘Mijn verjaardag, een der heerlijkste, die ik nog nooit vierde. ’k Behoef eindelijk niets op te schrijven zoo goed zal mij, dunkt mij, alles in ’t geheugen blijven, de liefde en genegenheidsblijken der kinderen op school, de versieringen, bloempot met prachtige plant, bouquet en vriendelijke gezichtjes, de komst van Anne van Konijnenburg al vóór half 9 met het mooie toiletkussen191 en zoo alles, wat deze verjaardag als mijn eerste in de school zoo belangrijk maakte. Cadeautjes: Ma kraag en strik van fluweel, An en Gon chocola en bloemen in potten, Agnes kristallen thermometer en flesch eau de cologne, Anne van Konijnenburg toiletkussen; Louise Spandaw prachtig rood lint, meneer Mosselmans groepje van gips, mevrouw Mosselmans kraag en mooi blauw lint, Gus de Fremery sierlijke geborduurde zakdoek, Coos Diephuis mooi zwart kanten dasje, tante Mietje stel kraag en manchetten, Albert paar prachtige boeken (Theatre, Fransch, die ik nog ruil) tante Gonne glacé handschoenen.192 Massa brieven en kaartjes; Bezoeken: meneer en mevrouw al om 12 uur konden niet later, vóór 2 Lize Sijpkens, Anne van Hoëvell, Marie van Loon, Mies Trip en juffrouw Birnie, 2–4 Mevrouw Mees, Wim Cardinaal, Da Cardinaal, Esther Capelle, mevrouw Meta Wijnne, na 4 Ockje Tellegen en Albert, na ’t eten Gus, Coos Diephuis, Stans, Marie Baehrens, Roessingh, Marie Verstege, Christine van Doorninck en tante Gonne, die tot 10 uur bleef. Met beste voornemens ging ik slapen en sliep vrij goed, wat last van keel en verkoudheid.’ (31 mei 1878)
Reistas met toiletbenodigdheden. Met toilette of toilet werd in de achttiende eeuw niet alleen het aankleden en mooi maken van een vrouw bedoeld maar ook de benodigdheden van de toilettafel werd toilette of toilet genoemd. (zie: Patricia Wardle, 'Een toilet kleed met kant. Kanttekeningen bij de textilia voor de toilettafel in de late zeventiende en achttiende eeuw', Bulletin van het Rijksmuseum 44 (1996) 27-36, aldaar 27.) Het toiletkussen is dan ook een onderdeel van het toilet. Het gaat hierbij om een kussen waarin vrouwen hun (hoeden-) spelden in staken. Deze speldenkussens werden soms gemaakt door familieleden of vrienden. (Met dank aan drs. Bianca M. du Mortier, Conservator Kostuum van het Rijksmuseum te Amsterdam.) 192 Glacéleer is een soort stof; in dit verband: handschoenen van glanzend leder. 190 191
99
‘Nog niet weer gezien, ’t is nu Vrijdag 6 Dec. en gisteren 5 Dec. hadden wij St. Nicolaas bij ons opgewondener en drukker dan ooit. Wat ik gaf en ontving wil ik alleen even opschrijven ter herinnering; Annie en Gon werden nog meer bedacht. Annie o.a. ook door van Roijen, die haar erg aardig schijnt te vinden en ook nog kwam ’s avonds evenals Louis. Ik gaf Ma een mooi lint, bus met zalm en zwarte voile; Annie ‚My mother and I‛ en een lucifersdoosje, Gon kraag, zwart lint en fotografie193, Christine van Doorninck flacon eau de cologne, Agnes ‚Sinnen in Minnen‛, meneer en mevrouw van Milligen bloemenstander, meneer Mosselmans opschrijfboekje en doos met geconfijte vruchten, mevrouw Mosselmans Mirza Schaffy, Nic de Fremery, die den avond bij ons doorbracht, een glasfotografie194, Louise Spandaw twee glasfotografiëen en Betsy zal als zij t’huis komt een marmeren memorandum195 tevens presse-papier196 hebben. Ik kreeg van Ma een zak inktkoker en postpapier met mijn naam, van Annie 2 flacons eau de cologne, van Gon een zakpotlood, van Christine van Doorninck een beeldig stofdoekenmandje, van mevrouw Mosselmans een rode haarspeldekussen, van meneer, o heerlijkheid ‚De Kinderen der Zee‛ (Israëls en Beets)197 van mevrouw van Roijen aardigheid voor naalden van Albert zooals wij tenminste denken, een flacon198 met matwerk, van Nic ’t portret van Fritz Reuter, van Jeannet Uniken een horlogestander199 en behalve dat een beeldige inktkoker die ’k nog niet kan t’huisbrengen. De avond werd opgeluisterd door allerlei grapjes en heel veel versjes van Gonne.’ (6 december 1878)
Waarschijnlijk een album. Waarschijnlijk een fotolijst van glas. 195 Herinnering- en gedenkboek. 196 Presse-papier is een sierlijk, zwaar stuk glas of marmer om op losse papieren te leggen. Teneinde te beletten dat ze door elkaar raken of wegwaaien. 197 Een boek van Jozef Israëls, J.H.M.H. Rennefeld en N. Beets, De kinderen der zee: schetsen naar het leven aan onze Hollandsche stranden (Haarlem 1861). 198 Een reukflesje. 199 Een standaard of haakje om 's nachts het horloge aan op te hangen. Het horloge fungeert zo ook als nachtklokje/ wekker. 193 194
100
1879: ‘Op school was ’t erg aardig, wat nog nooit op de Hogere Burgerschool gebeurd was, men gaf mij bouquetten en een krans, van 1e B, 1e A en een paar meisjes uit de laatste klas maakten de krans. Ma gaf mij een beeldig werkmandje200, Annie bloemen, Gonne chocola, tante Gonne handschoenen, Albert Smidt paarlemoeren manchettenknoopen, Louise Spandaw een waaier, meneer en mevrouw Mosselmans een prachtige portemonnaie, Betsy van Milligen was bezig met iets te maken wat ze nog niet afhad. Visite: Lize Sijpkens, mevrouw Mosselmans, nicht Marie, Marie van Loon, Stans van de Poll, mevrouw Hulsebosch, Titia Janssonius, juffrouw Donker, Marie Verstege, Jeanne de Fremery, Louis Lohman, Roessingh, van Roijen, mevrouw Lohman, Christine van Doorninck, nicht Trui en Betsy. ’s Avonds samen t’huis. ’t Was een prettige dag; soms kwam de herinnering aan al de illusies die ik verloor, erg levendig bij mij op.’ (31 mei 1879)
1881: ‘ 1–2 Nel in plaats van ’s avonds. Dus een drukke dag. Na den eten met Annie en Gon winkels gezien tot kwart na 6. Ik had al mijn St Nicolaas-krachten over huis uitgestort, niets daarbuiten dan een zak voor laarzen op reis aan Hendrine. Ma kreeg een hele mooie theepot, Annie sigarettekoker en pijpje, Gon ‚Trouringh‛, Cathrine beursje. ’t Vorige jaar had ik alleen op school wat gegeven, dat was mij toen te hoog geloopen. Er kwam veel en ’t was een prettige avond; Louis Lohman was er van 9–10. Van Ma werktaschje van pluche; Annie postpapier, Gon chocolade met uiïg201 vers van ’t varken, plumpudding (carré) met beeld geboetseerd. Cathrine scheurkalender een van buitenshuis een kopje en schotel (Christine van Doorninck), portretlijstje met Louise’s portret (Louise), Eliotkalender202 (B. de Wal) en een fluweelen gewerkt lijstje met beeldige photografie en een rustique horlogehanger, ik vermoed van Anne Cats en Marie Ringer. Buitengewoon interessants werd niet ontvangen hier; anders dan toen van Roijen nog zich aan Annie wijdde. Gon kreeg de volgenden dag uit den Haag 3 deeltjes
Werkdoosje of werkmandje: mandje voor borduur- of naaiwerk en de benodigdheden daartoe. Uiig is een ander woord voor grappig, komiek of in de tweede betekenis: melig, flauw. In deze context is het onduidelijk wat de correcte betekenis moet zijn. 202 Het is mij nog niet duidelijk wat hiermee bedoeld wordt. Het zou het boek: Anon. The shepherds kalender (Londen 1631) kunnen zijn. Deze is verschenen bij de Eliot's Court Press en is daarna verschillende malen in herdruk verschenen. Voor zover ik kan nagaan is de zesde editie de laatste geweest en die is uitgekomen in 1765. 200 201
101
van Vosmaer203 met vleiende tekening en bijschrift van de ingenieur Knuttel, van wie zij niet genoeg houdt, om zijn velen attenties prettig te vinden.’ (5 december 1881)
Na het Sinterklaasfeest in 1881 worden door Frederike van Uildriks geen lange opsommingen van cadeautjes meer gegeven in haar dagboek. Ter vergelijking met voorgaande, neem ik hieronder een aantal stukjes uit haar dagboek op die ze heeft opgeschreven bij verjaardagen en bij het Sinterklaasfeesten na 1881.
‘Heerlijke brief van Gon. 84° Om drie uur in de schaduw in ons tuintje. Geheele week buiten zitten theedrinken.’ (31 mei 1892)
‘Sint Niklaas heerlijk kalm. Cadeautjes appels van Fedde, pak uit Londen204.’ (4 december 1892)
‘Woensdag op mijn jaardag 31 Mei, om 8 uur al gebaad, half 10 gaan rijden hemelsch weêr! Zalige rit; naar Zutfen. Laatste Stuiver, daar koffie, Gorssel en over Laren terug. In Zutfen jas aangemeten. Verrukkelijk alles, en best bekomen.’ (31 mei 1899)
‘Prachtige Meidagen gehad, de één vóór de ander zo verrukkelijk tot de laatste 31 Mei, mijn vijftigste verjaardag. Heerlijke dag gehad, prettiger verjaardag dan ooit. ’s Morgens naar Apeldoorn per spoor en daar in een per telegram den vorigen avond in de Keizerskroon bestelde Victoria gereden. Verrukkelijk, ten zuiden van Apeldoorn, Woeste Hoeve, Uchelen, Hoenderlo, Loenen enz. Zoo genoegelijk en zoo hemelsch mooi was alles. Brem in volle glorie, Br zoo vroolijk, ieder keer ‚’k Fieseteer je wel, toeteloeriske, nu samen de tweede vieftig!‛ 5 uur dineren in ’t hôtel, naar Zutfen teruggereden en 9 uur thuis. Aan tafel wat onweêr, koeler terugrit dus. Nu bewolkt, maar nóg mooi weêr.’ (1 juni 1904)
203 204
Carel Vosmaer (1826-1888) was een Nederlandse auteur. Frederike ontvangt hier een pakje van haar zus Gonne die op dat moment in Londen verblijft.
102
BIJLAGE IV: SCHEMA SINTERKLAASGESCHENKEN F.J. VAN UILDRIKS
Sinterklaas 1877 Persoon
Moeder
Annie (zus)
Sinterklaas 1878
Sinterklaas 1881
F. ontving van deze
F. gaf aan deze
F. ontving van
F. gaf aan deze
F. ontving van
F. gaf aan deze
pers.:
pers.:
deze pers.:
pers.:
deze pers.:
pers.:
grijs lint met rood
zak inktkoker en
mooi lint + bus
werktaschje van
theepot
en gouddraad
postpapier
met voile
pluche
fles jockey-club
2 flessen eau de
"My mother and
postpapier
cologne
I" (boek) +
Sigarettenkoker + pijpje
luciferdoosje Gonne (zus)
chocola
zakpotlood
kraag, zwart lint,
Chocola en
fotografie
plumpudding
tante Gonne
Kraag met tule
Mr Mosselmans
dahlia barometer
plaat in lijst
"De Kinderen der
opschrijfboekje +
met een vers
‚can’t you talk‛
Zee" (boek)
geconfijte vruchten
Mevr Mosselmans
Christine van Doorninck
garnituur van kant
plaat in lijst
Rood
‚Mirzia Schaffy‛
met rode zij
‚can’t you talk‛
haarspeldkussen
(bundel)
lichtgeel dasje
luciferhangertje
Stofdoeken-
Flacon eau de
kopje en een
mandje
cologne
schotel
Chocola
Betsy van Milligen
Vouwbeen met
zak voor vuile
marmeren
borduursel + pen,
kragen
memorandum
potlood, liniaal enz.
(presse-papier)
Mr en Mevr van
bloemenstander
Milligen Louise Spandaw
kalender en chocola
2 glasfotografieën
portretlijstje met Louise's portret
Vervolg schema geschenken F.J. van Uildriks
Sinterklaas 1877 Persoon
uit Assen (Albert of
Sinterklaas 1878
Sinterklaas 1881
F. ontving van deze
F. gaf aan deze
F. ontving van
F. gaf aan deze
F. ontving van
F. gaf aan deze
pers.:
pers.:
deze pers.:
pers.:
deze pers.:
pers.:
haarspeldendoosje
Hendrik Jan Smidt) Albert Smidt
flacon met matwerk
Sara van Lier en
dingen voor
Hermanna Sichterman
werkdoosje (naaigerei)
Nic de Fremery
portret van Fritz
glasfotografie
Reuter (dichter) Agnes de Meijer
Mevr van Roijen Jeannet Uniken
Beeldig kopje wit
‚Sinnen in
met goud
minnen‛ (boek)
scheurkalender
naalden horlogestander + inktkoker
Bine de Wal
Eliot-kalender
Anne Cats en Marie Ringer
Horlogehanger
BIJLAGE V: SINTERKLAAS- EN KERSTGESCHENKEN
Uit: De Huisvrouw, 21 december 1889
Uit: De Huisvrouw, 25 november 1899
107
BIJLAGE VI: VERJAARDAGSCADEAUS 1878 – FREDERIKE J. VAN UILDRIKS
Van familie: Annie en Gonne – chocola en bloemen in potte Albert Smidt (neef) – paar prachtige boeken (die ik nog ruil) Ma – kraag en strik van fluweel Tante Gonne – glacéhandschoenen Tante Mietje (achternicht?) – stel kraag en manchetten
Van vrienden/ kennissen: Agnes de Meijier (collega) – kristallen thermometer en fles eau de cologne Anne van Konijnenburg – mooie toiletkussen Coos (Jacoba) Diephuis – mooi zwart kanten dasje Gus (Augusta) de Fremery – sierlijke geborduurde zakdoek Kinderen op school – bloempot met prachtige plant, bouquet Louise Spandaw – prachtig rood lint Meneer Mosselmans – groepje van gips Mevrouw Mosselmans – kraag en mooi blauw lint
108