“Felly is een keizerpinguïn” TONEELSTUK Naar een idee van Karlijn Steenbakkers.
1
Scène 1 ijsheuvels en ijsschots Felly: ‘Ik heb het altijd erg naar mijn zin.’ Sjors: ‘Ik ook.’ Sjors: ‘Ik ga slapen. Pinguïnbaas: ‘We gaan van hoge ijsschotsen duiken.’ Pinguïns: ‘Jeeeh!!!’ Felly: ‘Kan ik dat wel?’ Jinte: ‘Tuurlijk wel!’ Felly: ‘Oké.’ Pinguïns: ‘Kom nou! Kom nou!’ Felly: ‘Nee, ik vind het veel te eng.’ Tjarco: ‘Dat was gaaaf! Waarom ging jij niet?’ Felly: ‘Ik vind het gewoon veel te eng.’ Satinka: ‘Is niet erg.’ Felly: ‘Satinka!’ Satinka: ‘Ja, ik wou nog zeggen dat ik het al knap vond dat je in ieder geval bij die rand durfde te staan. Dat durfde ik zelf al niet!’ Tjarco: ‘Oei, nou ja ik wel!’ Felly: ‘Maar zullen we spelen?’
Scène 2 slaapkamers en vlakte Mor: ‘Je durfde gisteren niet van de ijsschots hè, bang pinguïntje.’ Jo: ‘Het is toch zo, rare?’ Chil: ‘Joehoe, ben je je stem kwijt of zo? Zeg eens wat dompie.’ Satinka: ‘Wie noemt mijn neef een bang pinguïntje of een rare of een dompie? En wie beledigt hem?’ Satinka: ‘Nou? Wie? Nou? Wie?’ Felly: ‘Ik ben het zat, ik loop bij jullie weg en Satinka gaat mee.’ Scheld jezelf lekker uit en ik wil nog zeggen: ga weg, stomme ijs-hoenders! Doei!’ Lo: ‘Hij scheldt ons uit!’ Kaj: ‘Hou je kop, ik vind het al erg genoeg dat hij weg is!’ Lars: ‘Het komt allemaal door hem en zijn stomme nicht.’ Lo: ‘Hoe weten jullie dat allemaal?’ Kaj: ‘Niet zoveel vragen! Hou je snavel!’ Lo: ‘Maar…’ Kaj: ‘Hou je kohop!!!’
Scène 3
ijsheuvels en eetplein
Satinka: ‘Best raar dat ze ons gingen uitschelden. Vooral jou.’ Felly: ‘Ach, het zijn ijshoenders. IJshoenders zijn altijd stom en ze schelden je heel vaak uit.’ Felly: ‘Stil eens.’ Satinka: ‘Wat is het?’ Felly: ‘Nog één keer luisteren.’ Pinguïn: ‘Vis! Eten! Vis!’ Felly: ‘Nou, wat een geschreeuw zeg. Ik hoor het hier al veel te hard!’ Satinka: ‘En ik word bijna doof, zo hard.’ Felly: ‘Maar vis… ik heb best trek.’ Satinka: ‘Ik hoop dat er makreel is!’ Felly: ‘Nee gekkie, we hebben altijd krill. Laten we maar gauw gaan.’
2 “Felly is een keizerpinguïn”
Scène 4
vlakte
Sjors: ‘Ik zie geen vleugel voor ogen. En ik heb het koud.’ Felly: ‘Ik ook.’ Satinka: ‘En ik ook.’ Lerren: ‘Wat een watjes zijn jullie zeg.’ Felly: ‘Doe normaal.’ Lerren: ‘Het is toch zo?’ Satinka: ‘Hou effe je lelijke pelsrobbenkop!’ Lerren: ‘O, wat erg, ik dacht dat meisjes niet van schelden hielden.’ Satinka: ‘Hou je lelijke pelsrobbenkop!’ Felly: ‘Kom, het heeft geen zin om tegen een sukkel te gaan praten.’ Sjors: ‘Hij wist niet meer wat hij moest zeggen.’ Felly: ‘Ja.’ Satinka: ‘Alleen had ik nog willen zeggen dat hij maar niet met mij moest spotten.’ Scène 5 vlakte Lerren: ‘Jongens, Lo, Jo, Mor, Kaj, Chil en Lars hebben net als ik een stomme pinguïn ontdekt die Pelly of zoiets heet. Hij heeft een stomme broer en een stomme nicht.’ Mor: ‘Precies.’ Lerren: ‘En nu was mijn plan zodat we die Pelly nooit meer hoeven te zien! Lo: ‘Erg briljant, maar hoe voeren we het uit?’ Lerren: ‘Jij houdt even je kop, ja? Ik was nog niet klaar.’ Lo: ‘Tuurlijk, vertel nou maar.’ Chil: ‘Stihil! We zijn hier niet voor jou, maar voor het plan van Lerren!’ Lerren: ‘Mijn idee was dat een van ons de pinguïns naar de ijsschots te lokken met een smoes. Die iemand blijft maar praten bij de rand van de afgrond. En dan duwt een ander ze erin.’ Kaj: ‘Gaaf plan!’ Lerren: ‘We gaan het morgen doen.’ Tjarco: ‘Dat heb ik allemaal gehoord!’ Jo: ‘Zielig voor je.’ Tjarco: ‘Ik wil dit niet. Ik wil dit niet.’
Scène 6 slaapkamers en ijsschots Lars: ‘Wordt wakker! Jullie krijgen les over ijsschotsen!’ Pinguïns: ‘Leuk!’ Lerren: ‘Wat zijn die sukkels doof!’ Felly: ‘Help! Weet je niet dat pinguïns niet kunnen vliegen?’ Lerren: ‘Nu jullie nog.’ Satinka: ‘Natuurlijk niet! Wat denk je nou wel? Dat je zo’n val kan breken? Je hebt mijn neef laten… laten, misschien verdrinkt hij wel!’ Lerren: ‘Pinguïns verdrinken niet. En trouwens, ik heb het gedaan omdat die Pelly stom is.’ Sjors: ‘Hij is niet stom! Hij heet niet Pelly maar Felly!’
3 “Felly is een keizerpinguïn”
Scène 7 eetplein Jinte: ‘Waar is Felly?’ Satinka: ‘Van een ijsschots van 900 meter hoog afgeduwd, door Lerren.’ Jinte: ‘Door die stommerd? Is hij verdronken?’ Sjors: ‘Nee, maar we willen hem met alle pinguïns gaan zoeken. En we hebben het al verteld en nu gaan we naar Tjarco. Tjarco: ‘Vreselijk.’ Satinka: ‘Ja.’
Scène 8 ijs-eilandje Felly: ‘Oei, gelukkig ben ik nog heel. Waar ben ik? Felly: ‘Koukleumland? Laat maar.’ Felly: ‘Als ik hier dan alleen ben, zie ik Satinka dan nog wel terug? En Sjors? En Tjarco? En Jinte? Ik moet de zee weer op!’
Scène 9 slaapkamers en vlakte Tjarco: ‘Ik vind het gewoon een rotstreek. Wie doet nou zoiets?’ Sjors: ‘Lerren natuurlijk.’ Satinka: ‘Ja, logisch.’ Tjarco: ‘Wil iedereen meedoen met de zoektocht? Wanneer?’ Sjors: ‘Overmorgen, tot die tijd gaan we kijken of we Felly eerder terug kunnen krijgen.’ Satinka: ‘Hoe wil je dat doen?’ Sjors: ‘Daar moeten we over nadenken. Wel eens van nadenken gehoord?’ Satinka: ‘Ja ja.’ Tjarco: ‘Oké, nadenken. Niet dat dat mijn lievelings vak is.’ Sjors: ‘Nee, dat is mopperen.’ Tjarco: ‘Niet!’ Satinka: ‘Ik weet niks.’
Scène 10 zee en vlakte met ijspodium Felly: ‘O, wanneer is er weer land. Ik ben zo misselijk. Ik wil naar huis.’ Pinguïns: ‘Felly weg? Waarheen? Van een ijsschots van 900 meter hoog afgeduwt? Waarom? Door wie? Hoe? Een pelsrob?’ Tjarco: ‘Wat een chaos en geschreeuw, zo kunnen we de groepjes nooit afmaken!’ Satinka: ‘Ik weet wat.’ Sjors: ‘Wat ga je…’ Satinka: ‘Stilte!!!’ Sjors: ‘En nu hup! Allemaal zoeken naar Felly en kom pas terug als hij gevonden is!’
4 “Felly is een keizerpinguïn”
Scène 11 warm-eilandje Felly: ‘Iegh, het lijkt wel alsof er giftige, hete gassen hangen. Het stinkt. Trouwens, waar ben ik nu weer?’ Felly: ‘Stom. Ik ben hier toch alleen? Dus niet.’ Lilly: ‘Hoi.’ Felly: ‘Eh, hoi.’ Lilly: ‘Ik heet Lilly en jij?’ Felly: ‘Felly.’ Lilly: ‘Oké, leuk. Grappig. We krijgen niet vaak bezoek. Ben jij een pinguïn?’ Lilly: ‘Een pinguïn dus. Maar wat doet een pinguïn in het zonnige zuiden?’ Felly: ‘Weet ik niet. Hoezo ben ik bezoek?’ Lilly: ‘Ik bedoelde dat er niet vaak iemand op dit eiland is behalve ik en mijn familie.’ Felly: ‘Ik ken nog niemand hier, alleen jou. En nu vraag ik: zullen we vrienden worden?’ Lilly: ‘Ja, leuk. Wat gaan we doen?’ Felly: ‘Luieren.’
Scène 12 vlakte Tjarco: ‘Ze zijn dom! Ze zijn stom!’ Satinka: ‘Dat rijmt!’ Sjors: ‘Trouwens, Lerren is een sukkel!’
Scène 13 warm-eilandje Felly: ‘Wat heb ik veel lol gehad.’ Lilly: ‘Ik ook. Kom jij van de zuidpool?’ Lilly: ‘O nee! Seblie de reuzenstormvogel! Duik weg onder een boom!’ Seblie: ‘Hoi Lil, wat ben je weer lelijk. Wie heb je bij je?’ Felly: ‘Ik heet Felly.’ Seblie: ‘O, een pinguïn! Ben jij dan de neef van Satinka?’ Lilly: ‘Ja, dat is hij. En nu weg, steek je snavel in je eigen zaken!’ Lilly: ‘Wat een ramp!’ Felly: ‘Hoezo?’ Lilly: ‘Nou, soms zijn er vijanden. Dat is in sommige periodes. Dan zie je eerst één vijand. Maar een paar dagen later word je overstroomt door vijanden. En dan word je een soort van overvallen. En het is al 16 keer gebeurd. Met 8 maanden ertussen. Felly: ‘O, niet fijn zegmaar. Worden er ook dieren vermoord?’ Lilly: ‘Vaak wel. En deze keer vermoed ik ook. Het zag er niet uit dat Seblie jou aardig vindt. Maar ze doen het niet meteen.’ Felly: ‘Ik ben moe.’
5 “Felly is een keizerpinguïn”
Scène 14 warm-eilandje Lilly: ‘Kom kijken! Ze hebben ons bos weggehaald!’ Felly: ‘Wie?’ Lilly: ‘De vijanden natuurlijk! Kom nou kijken!’ Felly: ‘Oei, dat is niet best. Het lijkt wel alsof ze het hebben afgebrand.’ Lilly: ‘De oorlog is begonnen.’ Zinga: ‘Hallo, klein hertje. Jammer voor je dat je bos is afgebrand, maar dat is lollig! Wie heb je bij je?’ Lilly: ‘Rennen!’ Felly: ‘Wat is rennen?’ Lilly: ‘Dat is harder lopen dan lopen!’ Felly: ‘Maar wie ìs er dan?’ Lilly: ‘Een vijand, Zinga Zeeluipaard.’ Felly: ‘Tja, iedereen weet dat zeeluipaarden vijanden zijn van pinguïns. Maar een zeeluipaard is soms het lievelings dier van een mens.’ Lilly: ‘Mensen? Gatverdamme! Mensen zijn stom, irritant en verrot!’ Felly: ‘Precies, nu we er het over hebben, heb je iets waarmee ik me kan wassen? Ik zit onder de olie.’
Scène 15 waterkust en slaapkamers Tjarco: ‘Waar zit Felly.’ Satinka: ‘Ik hoop dat we hem nog kunnen vinden.’ Sjors: ‘Misschien…misschien moeten we niet op het land kijken, maar een bootje maken en dan in het water zoeken.’ Tjarco: ‘Klaar.’ Satinka: ‘Fraai bootje, al zeg ik het zelf.’ Sjors: ‘Kom, we duwen hem in het water en gaan er zelf in zitten.’ Tjarco: ‘Wacht! We hebben nog roeispanen nodig! Grote ijspegels zijn genoeg.’ Satinka: ‘Mooi gemaakt.’ Sjors: ‘Roeien!’
Scène 16 zee en ijs-eilandje Sjors: ‘Mijn vleugels doen pijn.’ Satinka: ‘Kijk, daar is een klein ijseilandje. Zullen we daar overnachten?’ Sjors en Tjarco: ‘Ja.’
Scène 17 warm-eilandje Felly: ‘Ik verveel me.’ Lilly: ‘Nog maar een ren wedstrijdje dan?’
6 “Felly is een keizerpinguïn”
Felly: ‘Nee.’ Lilly: ‘Gaat het wel goed met je? Je ziet ineens zo bleek als een bloemkool.’ Felly: ‘Het gaat ook niet goed. Ik heb heimwee naar huis. Ik wil naar Satinka en Sjors en Tjarco en Jinte.’ Lilly: ‘Wie zijn dat?’ Felly: ‘Satinka en Jinte zijn mijn nichtjes, Sjors is mijn broertje en Tjarco is mijn allerbeste vriend.’
Scène 18 ijs-eilandje Sjors: ‘Oost west, we zijn niet thuis dus ook niet best. Noord zuid, we zijn erop uit om Felly te zoeken. Lala!’ Tjarco: ‘Zullen we verder gaan? Anders vinden we Felly nooit.’ Satinka: ‘Oké. Sjors, hou even op met zingen. Wat zegt jou innerlijke kompas waar we heen moeten?’ Sjors: ‘Ehm…we weten toch dat we zuidoost zijn gevaren toch?’ Tjarco: ‘Ja.’ Sjors: ‘Dan moeten we de zon zoeken om weer verder te gaan. Hij staat hoog aan de hemel, dus dan staat hij ongeveer in het oosten. Dan is daar het noorden en daar het zuiden. En dan is dat het zuidoosten.’ Satinka: ‘Jij bent goed zeg.’ Tjarco: ‘Je hebt zeker zo’n cursus gevolgd? Dat ging ook over een soort windroos. Op de pinguïnschool, weet je wel?’ Satinka: ‘Ja, leuk om te weten. Maar niet heus. We gaan Felly zoeken, weten we dàt nog?’ Sjors: ‘O ja.’ Tjarco: ‘Verder gaan is een schone zaak.’
Scène 19 warm-eilandje, zee en ijs-eilandje Felly: ‘Ik verveel me nu 3dubbel.’ Lilly: ‘Ik snap het. Met meerdere spelen zou nu wel wat leuker zijn.’ Felly: ‘Ik wil gewoon naar huis. Wacht! Zullen we een bootje maken van riet?’ Felly: ‘We moeten eerst naar een ijs-eilandje. 12 km hiervandaan.’ Lilly: ‘Hoelang nog?’ Felly: ‘100 meter.’ Felly: ‘We zijn er.’ Lilly: ‘Brrr.’ Felly: ‘Even volhouden.’ Lilly: ‘Oké.’ Felly: ‘Kom! Satinka! Tjarco! Sjors!’ Satinka, Sjors en Tjarco: ‘Felly? We waren naar je op zoek!’ Felly: ‘Ja en ik naar jullie!’ Felly: ‘O ja, dit zijn de pinguïns waarover ik vertelde. Maak maar even kennis.’ Lilly: ‘Lilly, ik heb Felly ontmoet op een warm landje.’ Sjors: ‘Sjors, Felly’s broertje.’ Tjarco: ‘Tjarco, Felly’s vriend.’ Satinka: ‘Satinka, Felly’s nichtje.’ Felly: ‘Zullen we naar huis gaan? Lilly mag mee.’ Lilly: ‘Graag, ik wil de zuidpool wel eens zien.’
Scène 20
zuidpool vlakte 7
“Felly is een keizerpinguïn”
Chiara: ‘Hoi, ik ben Chiara.’ Felly: ‘I…ik ben Felly. Zullen we spelen?’ Chiara: ‘Ja.’ Felly: ‘Wil je later met mij trouwen?’ Chiara: ‘Ja.’
8 “Felly is een keizerpinguïn”