Ons beroep in cassatie willen wij beginnen met de volgende grieven naar aanleiding van de zittingen en uitspraken van respectievelijk de Rechtbank en het Gerechtshof Leeuwarden.
E P D C
D
D D
F D
F
1. Voor beide zittingen hebben wij verzocht! fbeide van de belastingdienst op te roepen. MmmmmMmiÊm heeft bij het moment van aangifte van verzwegen buitenlandse inkomsten ( januari 2002) ons de vraag gesteld hoe het banktegoed is ontstaan. Mijn antwoord was dat dit mijn zeer ruime onkosienvej^oedingea bij H g H i i f waren. Deze zin had ik nog niet uitgesproken of ^ H ^ ^ S ^ ^ zei: "U heeft ook nog een einde-contractuitkering ontvangen". U zult begrijpen dat ik zeer verbaasd was dat ^ ^ ^ ^ ^ ^ B d t t wist. De bankgegevens die de belastingdienst verlangde waren niet in mijn bezit. Bij een bezoek aan de bank hebben wij gevraagd deze gegevens aan te leveren. In het najaar van 2002 hebben wij deze gegevens ontvangen. En omdat de leesbaarheid van de bankuitdraaien moeilijk was, zijn wij voor een tweede keer bij HlBëBiSSlÉBiop bezoek geweest. Tijdens dit bezoek kwam het gesprek op de belastingdienst zelf. Ik vertelde ffiiliilsfeiil^ dat ik in 1965 ben gaan varen en in 1971 voor langere tijd met studieverlof thuis kwam. In de jaren 1969,1970 en 197! had ik op schepen gevaren met enorm veel (over) werk. Hierdoor was mijn salaris in die jaren tweemaal zo hoog als mijn basis-loon. De naheffing was Fl. 14.000,-, die door mij is betaald. Als de belastingdienst mij toen had gewezen op de mogelijkheid van middeling had ik minder belasting hoeven betalen. Naderhand heeft mijn accountant JgiifigffpBHSSonze zaken goed behartigd. Waarop MBBflpIlMl reageerde met de woorden: "Wij waren ook wei blij met want nu kregen wij nog wat". Het gehele gesprek was prettig. Hierna heeft BHHffBIpIsflde aanslagen opgelegd ( 12 jaar). Wij hebben bij de belastingdienst bezwaar aangetekend. Als verweer hierop heeft de belastingdienst art. 16, lid 4 AWR gehanteerd. Wij hebben van internet vervolgens het gehele art. 16 gehaald. Na het lezen van art. 16, lid 1 kwamen wij tot de conclusie dat de belastingdienst niet gerechtigd was de aanslagen op te leggen, naar aanleiding van de uitspraken van I
Y
r"1)
Conclusie; Had —pMPMJppB zijn/ deze uitspraken niet gedaan, dan hadden wij geen bezwaar aangetekend, ondanks het gevoel van dat de nuance van kan op leggen in art. 16, lid 4 lomp gehanteerd werd in 12 jaar. Als deze woorden waren bevestigd/ herhaald bij de rechtbank of gerechtshof dan had het recht zijn recht gekregen. Nu zijn wij op achterstand / buitenspel gezet.
E c
D Ê
2. De zitting van de rechtbank d.d. 31 mei 2007 was een rommelige zitting. De voorzitter mr. Geel-Cieraad had zich goed in onze zaak ingelezen, terwijl de twee andere rechters naast de tijd zaten en mij in de rol van zondaar wilden duwen. Na anderhalfuur, waarin ik steeds ondervraagd werd, kwam inspecteur HÉUMKIB uit het niets / ongevraagd met de enkele zin: "de belastingdienst was op de hoogte van de wijze van uitbetaling bij M H W . Vrijwel direct hierna werd de zitting geschorst. Na de schorsing werd mij gevraagd of ik nog iets wilde zeggen. De heb gevraagd: - Heb ik goed verstaan dat l i H H H i m i l B i heeft gezegd: "De belastingdienst was op de hoogte van de wijze van uitbetaling bij m B H H " ? Waarop mr.Geel antwoordde: "Dat heeft U heel goed verstaan". In de uitspraak van de rechtbank d.d. 16 januari 2008 is van bovenstaande een zakelijke weergave gegeven (zie blad 2 , vijfde alinea ) Voor ons was deze weergave niet acceptabel. Wij hebben de president van de rechtbank op 4 november 2008 een verzoek gedaan tot rectificatie. Zijn antwoord ( bijlage m.HA 2.) luidde: U kunt de inhoud van het procesverbaal in hoger beroep aan de orde stellen. In hoger beroep hebben wij deze stukken neergelegd en het gerechtshof heeft het naast zich neergelegd. Opnieuw word ik buitenspel gezet. De burger wordt geschoffeerd en het gewicht van de belastingdienst wordt bij Vrouwe Justitia zwaarder gewogen dan dat van mij. Het lijkt of ik niet eens op de weegschaal mag staan. Wij verzoeken U voor de behandeling van dit beroep in cassatie onderzoek te doen naar de woorden die Mh—ÉjfjMB heeft gesproken en door de belastingdienst nooit ontkend zijn. En te onderzoeken of de uitspraak van ^ J É ^ M ^ ^ — gedaan is. Wij vragen U om heropening van de zaak met rolnummer 41752, IB 1990, omdat deze zaak is afgewezen omdat ik niet aannemelijk heb kunnen maken bij het gerechtshof, dat ik de waarheid heb gesproken ( 2004) Bij de overwegingen omtrent het geschil is het het gerechtshof dat schrijft dat het tekengeld, genoemd d o o r l f l H H H B B , door de belastingdienst niet wordt weersproken. Op basis hiervan had de belastingdienst onderzoek kunnen instellen. De Hoge Raad der Nederlanden heeft in 2008 een prejudiciële vraag neergelegd bij het Europese Hof. Op basis van de uitspraak van het Europese Hof, arrest 11 juni 2009, had de belastingdienst onderzoek moeten instellen. Nu de belastingdienst dit niet heeft gedaan kan zij de navorderingsaanslagen 1990 t/m 1999 niet opleggen. Het onderzoek had in eerste instantie bij mij thuis plaats kunnen vinden.
X
Voor een goed begrip voegen wij de volgende bijlages toe : - Bijlage 1 : ons bezwaar tegen notulering rechtbank, eerste keer 31 jan.2008 en tweede keer 4 nov.2008. - Bijlage 2 : antwoord van de rechtbank d.d. 18 nov. 2008 - uitspraak gerechtshof Leeuwarden 13 november 2009 (kenmerk: 08 /00032 t/m 08 / 00048) - Bijlage 3 : ons hoger beroep van februari 2008 bij het gerechtshof Leeuwarden. - Bijlage 4 : onze pleit nota van 30 september 2009, gerechtshof Leeuwarden plus schuiftabel. - Bijlage 5: schrijven van fel—lllliili. fiscalist h ü ^ g S I a)^\,riJSD'^^^t/y^JUfie^l'^ft*y De uitspraak van 13 nov. 2009 voorzien wij puntsgewijs deze volgend, van onze bezwaren en uitleg, hieronder weergegeven: Bezwaren en uitleg van Leeuwarden
C
D
D
bij de uitspraak d.d-13 nov .2009 gerechtshof
In de uitspraak van het gerechtshof en de uitspraak van de rechtbank gaat het steeds over overgebrachte spaargelden en dergelijke bezittingen. Er wordt niet gesproken over gestalde onkostenvergoedingen, bonussen en einde-contractuitkering, waar het in mijn zaak over gaat. In de uitspraak vind ik het volgende niet terug: - Tijdens de zitting is %^w^^-mssima
'
F E E
£ c
E
H c
bij 4.3 mijn uitleg: De uitlatingen van i^ff^fpfjfff moeten worden ontdaan van conclusies. Dan staat vast dat de belastingdienst op de hoogte was van het tekengeld (januari 2002 eerste bezoek • • • • -belastingdienst). In oktober 2002 kreeg de belastingdienst de verlangde bankgegevens. Toen heeft l M ^ B j | l l l l l gezegd: 'Wij waren ook wel blij met want nu kregen wij nog wat". Hiermee geeft hij aan dat met de door • • • • ingediende aangiftes niet het volledige inkomen werd opgegeven. Met deze gegevens had de belastingdienst genoeg aanwijzingen om onderzoek bij mij in te stellen. De belastingdienst heeft dit nagelaten. De inspecteur 8 8 H B 1 B I B B 1 wil doen voorkomen dat de belastingdienst geen weet had van de hoge onkostenvergoedingen, bonussen en einde contractuitkering. Dat ^mmMAmmmmmq zelfs geen weet had van de actie Schuimkraag in de horeca, waarvan hij bij de rechtbank meldde "daar herken ik mezelf niet in"duidt voor mij op een beperkte kennis van eigen acties van de belastingdienst. Als de inspecteur de kennis van! • P I B niet deelt kan hij voorbij gaan aan art. 16 lid 1. De uitlatingen van i zijn door de belastingdienst niet weersproken. bij 44. mijn uitleg: mg^gs^ÉPSifff heeft bij de rechtbank, vlak voor de schorsing alleen gezegd: "De belastingdienst was op de hoogte van de wijze van uitbetaling bij I H H De conclusie van het hof is onjuist. Het hof gaat voorbij aan ons verzoek aan de rechtbank na de uitspraak d.d 16 jan.2008 om een correcte verslaggeving te verstrekken. De verslaggeving van de rechtbank luidde: - De gemachtigde van verweerder erkent dat hem een aantal zaken bekend zijn in eisers branche waarbij riante uitkeringen werden gestort op buitenlandse bankrekeningen -. Deze willen wij gerectificeerd zien in : - De belastingdienst was op de hoogte van de wijze van uitbetaling bij * — ü - . De notulering van de rechtbank bleef bestaan. De president van de rechtbank gaf ons aan dit bij het gerechtshof opnieuw aanhangig te maken. Bij ons hoger beroep was deze correspondentie toegevoegd. Als de verslaggeving van de rechtbank zover naast de echte uitspraak van * i » " f ^ i ^ ^ mag zijn, dan is onze rechtstaat in groot gevaar. Het gegeven is dat er acht maanden liggen tussen zitting en uitspraak bij-van de rechtbank, terwijl 12 weken waren genoemd, dan moet er wel heel goed genotuleerd zijn .Dit was niet het geval. De rechtzitting had op mij hetzelfde effect als bij een ernstig ongeluk: je slaat de zeer belangrijke zaken exact op. — ü l ^ ^ ^ ^ ^ heeft tijdens de zitting nagenoeg geen vragen naar zich toe gekregen. De woorden die hij sprak zijn gemakkelijk te onthouden. Het feit is dat ik na de schorsing de voorzitter mr.Geel de zin van B É ^ — M B É P — • rit**rA* hetgeen zij beantwoordde met "dat heeft U heel goed verstaan", u i — i p u m ^ i i w e r d vervolgens niet hierop ondervraagd. Om dan vervolgens met een verslaggeving te komen die algemener is en minder van toepassing op mijn zaak dan wordt mijn rechtspositie geschaad / ondermijnd. De rechtbank, mr.Keuning, heeft tijdens de zitting geprobeerd mij een zonde te laten bekennen. Uiteindelijk heb ik de vraagstelling onderbroken met de zin: U spreekt mij toe als een dominee". Wat als gevolg had dat de voorzitter mij vermanend toesprak. Mr.v/d Wal had zich voor de zitting kennelijk niet ingelezen. Zijn vragen zaten in een fout tijdsdeel, toen de zaak van mijn collega — É É ^ ^ j j f ter sprake kwam. V.d.Wal sprak over de periode na 1990, terwijl ik aangegeven heb dat pas na aangifte (2002) op een eindejaarsreceptie bij — — — ik kennis nam van zijn omgaan met de onkostenvergoedingen etc.
U zult met mij moeten concluderen dat de bestreden zin van g S ^ ^ ^ p É l i ^ ^ b i i de rechtbank en bevestigd door mr.Geel en door ons gevraagd is deze exact weer te geven in de uitspraak niet gehonoreerd en terzijde is gelegd / op een zijspoor gerangeerd door de rechtbank en het gerechtshof, waardoor ik als leugenaar / slechte luisteraar wordt neergezet en hiermee gediscrimineerd wordt. Het heeft trekken van het aanwijzen van de (onschuldige ) dader in de Schiedammer parkmoord.
D £
Het hier aangegeven begrip van het hof is onjuist. Ik heb gezegd dat de belastingdienst met de uitlatingen van V^SSMK&^ÉMMÈ er in redelijkheid vanuit kon gaan dat deze gelden in tact zouden blijven en het meest aannemelijk was dat zij in het buitenland gestald werden. De laatste zin van 4.4. staat lijnrecht tegen over de zin die » • — M I M P h i j de rechtbank heeft uitgesproken en die niet exact door de rechtbank is genotuleerd. Het hof en de rechtbank hebben geen gehoor gegeven aan ons verzoek om i^illiBBlÉIllil voor de zitting op te roepen. Hiermee worden onze belangen ondergeschikt geacht aan die van de belastingdienst.
C
j k R
De belastingdienst heeft diverse inspecties / rayons. De werknemers van « H f l f t komen uit heel Nederland. Na mijn aangifte in 2002 heb ik met verschillende mannen gesproken, s i a a g p ^ a i a i ü ^ i ^ medic op de kraanschepen, vertelde dat en zijn vader en zijn broer, beide inspecteur van de belastingdienst, aan hem hadden verteld dat de belastingdienst op de hoogte was van de wijze van uitbetaling bij i Ë — É . Beide genoemde inspecteurs zijn overleden. In gesprek met ^ ^ M ^ ü ^ . woonachtig bij de centrale van H S u t hoorde ik: toen hij zijn onkosten minutieus gehonoreerd wilde hebben, de reactie van zijn inspecteur was "iMpBWBi^iÉI u moet niet zo mierenneuken, want u ontvangt wel een heel riante onkostenvergoeding". De dochtervan collega WffffPf uit i i H l liep stage bij de belastingdienst en meldde haar vader: - de belastingdienst weet exact hoe jij wordt betaald met onkostenvergoedingen etc.
Noot: Mocht ik te ver gaan in het hier noemen van namen van personen, zie ik graag dat U deze namen 'onleesbaar'maakt. Overeind blijft de belastingdienst heeft het tekengeld nooit ontkend en dit had kunnen leiden
(,-nyw 1 2 tot een onderzoek, op mijn woonadres WÊÊÈÊKBËikMi!S,SÊÊ te^EBBEBIill
De laatste conclusie is onjuist. bij 4Js De Europese wetgeving no. 49 EG en 56 EG stelt het anders / verklaart voor recht bij argument onder no. 74 pag. 10 van 12 ARREST VAN HET HOF d.d. 11 juni 2009: belastingautoriteiten beschikken wel over aanwijzingen op basis waarvan zij onderzoek kunnen instellen, In dit geval kan geen rechtvaardiging worden gevonden voor de toepassing van een verlengde navorderingstermijn. Het wezenlijke verschil tussen de Nederlandse wetgeving en de Europese wetgeving is dat de Nederlandse inspecteur onder de Nederlandse wet geen onderzoeksplicht heeft als hij een aanslag / navordering oplegt, terwijl hij op de hoogte is van delen van inkomsten die niet worden / zijn opgegeven. De Europese wetgeving geeft aan dat wanneer de Nederlandse belastingdienst op de hoogte is van delen van inkomsten die niet worden / zijn opgegeven onderzoeksplichtig is en geen langere navorderingstermijn mag toepassen.
s
Ik stel dat hoe dan ook het vermogensdeel van de bestreden inkomsten in tact was gebleven. Het meest voor de hand liggende is dat deze gelden gestald worden op een buitenlandse bankrekening ( zie grafiek blz. 3 van 6, pleitnota d.d. 30 sept.'O9 ) bir/^f* rffiy De hoogte van de onkostenvergoedingen stegen van fl 500,- per maand naarfl.250O,-per maand. Plus einde jaarsbonus is dit samen een bedrag vanfl.35OOO,-per jaar, in de laatste jaren.
F
F
De inspecteur H H u m heeft aangegeven op de hoogte te zijn van de einde buitenland contract uitkering (genoemd tekengeld) (gesprek begin 2002) Eind 2002 bij inlevering van onze bankgegevens, heeft hij de uitlating gedaan (mbt. accountant — B p ) " Wij waren ook blij met H U I want nu kregen wij nog wat". Deze twee exacte feiten hebben gemaakt dat ik de zaak in 2004 aan het gerechtshof en later bij de Hoge Raad heb voorgelegd. (is de zaak mbt. jaren 1990 -1991) Omdat de belastingdienst zich beriep op art. 16, lid 4 , hebben wij het gehele artikel 16 van het internet geplukt en daarin gevonden art. 16, lid 1. De inhoud van dit artikel maakte mij duidelijk, in samenhang met de twee bovengenoemde exacte feiten / uitspraken, dat de belastingdienst mij de naheffing niet mag opleggen. Had WÈÊÊÊBÈÈBÊÊË- zijn uitlatingen niet gedaan en had ik artikel 16, lid 1 niet gelezen dan was ik niet aan deze lange procedure begonnen. Onze advocaat, die ons enige uren mondelinge bijstand verleende, heeft gezegd dat wij de eersten zijn die zich beroepen op artikel 16, lid 1. Het is een ingrijpend wetsartikel, met verstrekkende gevolgen. Wij zijn ons dit bewust, en hebben daarom de belastingdienst in aug/sept. '09 verzocht de aanslagen 1990 -1999 in te trekken, zodat er geen precedent geschapen wordt door de gerechtelijke uitspraak. De belastingdienst heeft ons hierop nooit antwoord gegeven. Wij doen hetzelfde verzoek naar de belastingdienst nu nogmaals, bij het indienen van dit beroep in cassatie. In mijn geval was de belastingdienst op de hoogte van grote bestanddelen van mijn loon ( grafiek blz. 3 van 6, pleitnota d.d. 30 sept.'O9) die niet werden opgegeven. De belastingdienst heeft dit gedoogd en heeft geen onderzoek ingesteld. Volgens Europese wetgeving is dit een vereiste.
h t c
D
JJ#ffiBHIJB|^flHi was de persoon die voor de belastingdienst-grote ondernemingen onder team olie en gas, afspraken maakte met deze bedrijven mb.t. belastingafdracht van hun werknemers. ( zie brief d.d. 29 april 1999, bijlage nr^fti".) i l i p t i l i B i l l l l l l , belastingdeskundige van de vakbond van zeevarenden Nautilus- International, adres Schorpioenstraat 266, Rotterdam-Alexander was onze raadsman in de zaak 1990 -1991. Hij was bekend met de afspraken van de belastingdienst grote ondernemingen, bagger en offshore. ISlilppiilpi had in deze grote bevoegdheid, zonder dat daar grote ruchtbaarheid aan werd gegeven en veel papierwerk mee gepaard ging. Een A-4 tje was dat wat over deze afspraken werd genoteerd. Mogelijk omdat M Ï — i wel erg ver ging met de hoogte van de onkostenvergoedingen etc. is hier in 1990 een eind aan gekomen. Van de werknemers werd toen een netto-loonofter gevraagd van 15 %. De beslissing tot stoppen van de constructie was een bevrijding. bij 47 Onder dit punt is het gerechtshof te specifiek wanneer zij stelt dat de belastingdienst op de hoogte was van deze specifieke Duitse bankrekening. Het gaat om de wetenschap die bij f f l M H B H i aanwezig was. Op basis hiervan had de belastingdienst onderzoek kunnen instellen, bij mij de belastingplichtige.
i
bij 4 9 Het hof stelt dat de navorderingstermijn van 12 jaar belastingplichtigen weerhoudt spaartegoeden of de inkomsten daaruit te verzwijgen, teneinde te vermijden dat hun naderhand over een periode van 12 jaar navorderingsaanslagen worden opgelegd. In mijn geval ging er van de 12 jaars termijn een afschrikwekkende werking uit, om het aan te geven / bekend te maken bij de belastingdienst. Tot 2000 werd door de belastingdienst de ontvangen rentes ook bij de inkomstenbelasting opgeteld. Hierbij nog de vermogensbelasting, dan kunt U met mij concluderen dat het om een substantiële bedragen ging in verhouding tot de jaren na 2000, waarin ruim 1,2 % wordt berekend (4,2 x /. 30 % plus heffingsrente) Het door het hof gestelde, dat de remmende werking van de 12 jaarsperiode hier boven uit zou gaan is een eenzijdige uitleg, namelijk om spaartegoeden over te brengen naar het buitenland. De verlengde navorderingstermijn is in het leven geroepen om onderzoek te kunnen doen naar in het buitenland gebrachte spaartegoeden. Deze overgebrachte spaartegoeden zijn veelal zwart verdiende centen, veelal van zakenlui. Wat het gerechtshof in dit punt aanhaalt en eerder de Hoge Raad bij de prejudiciële vraag / en naar het Europese Hof heeft hetzelfde in zich als de redenen die in de loop van de tijd worden gegeven voor het inzetten van Nederlandse soldaten in Irak en/of Afghanistan. Iedere keer wordt er weer een reden bij verzonnen, die steeds verder van de oorspronkelijke vandaan komt te liggen.
M
Terug naar de zaak: De 12 jaarstermijn is alleen in het leven geroepen om verjaring te voorkomen. In mijn geval is dit 2002 - 5 = 1997. En dan kan een onderzoeksperiode ingaan van 7 jaar, 2002 + 7 = 2009, in dit jaar treedt pas verjaring op. ( zie schuiftabel plus uitleg ervan in mijn pleit d.d. 30 sept. '09 ) Een zeevarende onder Nederlandse vlag, die inkomen heeft verzwegen, krijgt maximaal een navordering van vijf jaar. De zeevarende onder buitenlandse vlag kan maximaal 12 jaar verwachten. Hiermee wordt de laatste ernstig gediscrimineerd. Het Nederlandse recht gaat hieraan voorbij. De wijze van uitbetaling was een constructie door mijn werkgever aangegeven. Dé belastingdienst was op de hoogte. De werknemer wordt hiermee in een sadistische wurggreep gehouden. De 12 jaarsperiode kan in tact blijven wanneer deze wordt toegepast op de wijze door ons aangegeven. Zo ontstaat geen discriminatie. bij 4.10 ^ ^ i l g § g | l l l l f i heeft ons verteld dat bij het gerechtshof Arnhem / Nijmegen een belastingzaak heeft gediend waarbij de belastingdienst niet over de exacte gedragen beschikte maar toch de aanslag had opgelegd. Deze zaak is door het gerechtshof afgewezen / vernietigd en de belastingplichtige kreeg tweemaal de proceskosten vergoed. In mijn zaak over de jaren 1990 - 1991 - 1992 beschikte de belastingdienst niet over de gegevens en heeft de aanslagen opgelegd aan de hand van geschatte bedragen. Hiertoe was de belastingdienst, op het moment van opleggen van de aanslag, niet gerechtigd. Als wij vervolgens met de juiste bedragen komen, benadelen wij onszelf. ( zie pag. 3 van 4 LJN : BC 7249 Hoge Raad 43670) Wij proberen het zaak nr. in deze voor U te achterhalen en na te sturen.
?
Graag zien wij dat U bijlage nr. HK..$... goed tot U neemt. Het geeft duidelijk aan, bij grote bedrijven wist men van afspraken. Net zoals dat binnen de belastingdienst ook bekend was.